29.08.2013 Views

Symptomatic Cambodia veterans: Somatic aspects - Máxima ...

Symptomatic Cambodia veterans: Somatic aspects - Máxima ...

Symptomatic Cambodia veterans: Somatic aspects - Máxima ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Proefschrift<br />

Lichamelijk onverklaarde klachten bij<br />

Nederlandse militairen die deelgenomen<br />

hebben aan een vredesmissie naar Cambodja<br />

Een samenvatting van het proefschrift:<br />

‘<strong>Symptomatic</strong> <strong>Cambodia</strong> <strong>veterans</strong>: <strong>Somatic</strong> <strong>aspects</strong>’<br />

dr. P.M.M.B. Soetekouw, internist i.o.<br />

Doel van het onderzoek<br />

Dit proefschrift 1 handelt over verschillende aspecten<br />

van lichamelijk onverklaarde klachten van Nederlandse<br />

veteranen* die deelgenomen hebben aan de<br />

vredesmissie naar Cambodja (UNTAC, United Nations<br />

Transitional Authority for <strong>Cambodia</strong>). Deze lichamelijk<br />

onverklaarde klachten zijn o.a. moeheid,<br />

concentratieproblemen, geheugenverlies en slaapstoornissen.<br />

Deze klachten vertonen overeenkomsten<br />

met die van het chronisch vermoeidheidssyndroom<br />

(CVS). Het doel van de onderzoeken die in dit proefschrift<br />

1 beschreven staan, is het verkrijgen van meer<br />

inzicht in de ontstaanswijze van de klachten van deze<br />

veteranen en van CVS patiënten. Wij hebben dan ook<br />

onderzocht of er bij deze patiënten afwijkingen bestonden<br />

op klinisch (inclusief neurologisch), microbiologisch<br />

en immunologisch gebied. Hieronder vindt<br />

u een samenvatting van de belangrijkste resultaten van<br />

de onderzoeken verricht bij Nederlands militairen; een<br />

samenvatting van het onderzoek verricht bij CVS patiënten<br />

wordt in dit overzichtsartikel niet gegeven.<br />

Inleiding<br />

Tussen april 1992 en oktober 1993 participeerden<br />

2616 Nederlandse militairen in UNTAC (United Nations<br />

Transitional Authority for <strong>Cambodia</strong>). Na afloop<br />

van deze vredesmissie meldde een aantal militairen<br />

dat ze sinds de uitzending last had van o.a. vermoeidheid,<br />

geheugenproblemen en concentratieproblemen.<br />

Een deel van deze militairen vormde de<br />

zogenaamde ‘groep van 27’. Internisten van het Reinier<br />

de Graaf Gasthuis te Delft en psychologen van<br />

de Afdeling Individuele Hulpverlening van de Koninklijke<br />

Landmacht konden geen eenduidige verklaring<br />

vinden voor de klachten van de ‘groep van 27’.<br />

De toenmalige staatssecretaris van Defensie gaf de<br />

toezegging dat er een onafhankelijk wetenschappelijk<br />

onderzoek uitgevoerd zou worden door de afdelingen<br />

Algemeen Interne Geneeskunde en Medische Psychologie<br />

van het Universitair Medisch Centrum<br />

(UMC) St. Radboud te Nijmegen en de afdeling Me-<br />

dische Psychologie van de Vrije Universiteit van<br />

Amsterdam. Er werd een Begeleidingscommissie<br />

geïnstalleerd onder leiding van een onafhankelijk<br />

voorzitter mevr. J.L.E.M.W.R.R. Tiesinga-Autsema.<br />

Op basis van de gegevens van het Post-Cambodja<br />

Klachten Onderzoek (PCKO) Fase I 2 werd, op advies<br />

van de Begeleidingscommissie, door staatssecretaris<br />

H.A.L. van Hoof besloten tot een vervolgonderzoek<br />

door het UMC St Radboud (Post-Cambodja Klachten<br />

Onderzoek Fase II). 3 Dit onafhankelijk onderzoek<br />

vond wederom plaats met een Begeleidingscommissie<br />

onder leiding van de voorzitter mevr.<br />

J.L.E.M.W.R.R. Tiesinga-Autsema.<br />

De in dit proefschrift beschreven onderzoeken<br />

Bij aanvang van onze onderzoeken hebben we een<br />

overzicht gemaakt van de internationale literatuur<br />

met betrekking tot de geschiedenis van oorlogssyndromen<br />

en de somatische hypothesen met betrekking<br />

tot de etiologie van deze syndromen 4,5 . In dit overzicht<br />

wordt vastgesteld dat onverklaarde klachten na<br />

een oorlog of een vredesmissie in het verleden regelmatig<br />

beschreven zijn en dat deze oorlogssyndromen<br />

grote overeenkomsten vertonen (tabel 1). Vandaar dat<br />

wij een universele naam voorstellen om deze oorlogssyndromen<br />

te identificeren, bijvoorbeeld ‘<strong>veterans</strong><br />

syndrome’ of ’post-deployment syndrome’. De<br />

pathogenetische hypothesen ter verklaring van ‘<strong>veterans</strong><br />

syndrome’ kunnen onderscheiden worden in pathogenetische<br />

factoren die de klachten initiëren (bijvoorbeeld<br />

infecties, vaccinaties, traumatische ervaringen)<br />

en in die factoren die de klachten in stand<br />

houden (bijvoorbeeld psychologische factoren).<br />

Een transversaal vragenlijstonderzoek werd uitgevoerd<br />

om de gezondheidsklachten van Nederlandse<br />

Cambodja veteranen en vier relevante controlegroepen<br />

(Rwanda, Bosnië, notice, nooit uitgezonden) te<br />

onderzoeken 6 . Van de Cambodja veteranen hebben<br />

1731 mannelijke veteranen de vragenlijst geretourneerd<br />

(68% van de onderzoekspopulatie). Vergeetachtigheid,<br />

concentratieproblemen en moeheid wer-<br />

* Veteranen zijn volgens Van Dale Groot Woordenboek der Nederlands Taal ‘soldaten die de dienstplicht vervuld hadden maar nog wel vrijwillig<br />

dienst verrichtten; vandaar: oud, beproefd soldaten’. In het jargon binnen de krijgsmacht in Nederland worden onder veteranen verstaan militairen<br />

die de dienst hebben verlaten. In de Angelsaksische nomenclatuur, volgens The Concise Oxford Dictionary, zijn veteranen ‘persons who has grown<br />

old in or had long experience of service or occupation’. In deze tekst zullen we de term veteranen gebruiken voor de (ex-)militairen die uitgezonden<br />

zijn in verband met een oorlog of een vredesmissie.<br />

Medisch Journaal, jaargang 31, no. 2 82


Tabel 1. Samenvatting van de klachten die regelmatig gerapporteerd worden (gedeeltelijk ontleend aan Hyams et al. 53 ) en de somatische verklaringen<br />

van de verschillende oorlogssyndromen<br />

Oorlog Symptom Somatische hypothesen<br />

oorlogssyndroom M Dy Pa PP H SGP D Pe Dz F Sl V C<br />

Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) +* + + + + + + + + + ‘irritable heart’ t.g.v.<br />

irritable heart, Da Costa syndrome,<br />

soldier’s heart<br />

militair beroep en/of infectie<br />

Wereld Oorlog I (1914-1918) + + + + + + + + + + + hersenschade (exploderende grashell-shock,<br />

effort syndrome, soldier’s heart, naten), ‘milk spots’ op het hart<br />

neurocirculatory asthenia, (‘marching pack compressing<br />

trench-/war-/Kriegs-/Schreck-neurosis, the chest or forceful impact of<br />

buried alive neurosis a hypertrophied heart’)<br />

Wereld Oorlog II (1939-1945)<br />

effort syndrome, battle fatigue,<br />

combat exhaustion, operational fatigue,<br />

old sergeant heart, lone survivor syndrome<br />

Amerikaanse interventie in Vietnam<br />

(1964-1973)<br />

+ + + + + + + + + + slaaptekort, fysieke uitputting<br />

Agent Orange (dioxine) + + + + + + + + Agent Orange (dioxin)<br />

post-Vietnam syndrome, acute combat stress<br />

reaction, post-traumatic stress disorder<br />

+ + + + + + + + + + +<br />

Golfoorlog (1990-91) + + + + + + + + + infecties, abnormaal immuun-<br />

Gulf War syndrome respons, vaccinaties,<br />

malariaprofylaxe, neurologische<br />

UNTAC (1992-93) afwijkingen, blootstelling aan<br />

Veterans syndrome, post-deployment + + + + + + + + + + toxische stoffen, omgevingssyndrome,<br />

jungle disease factoren en andere levensomstandigheden<br />

M, moeheid; Dy, dyspnoe; Pa, palpitaties; PP, precordiale pijn; H, hoofdpijn; SGP, spier- of gewrichtspijn; D, diarree; Pe, perspiratie; Dz, duizeligheid;<br />

F, flauwvallen; Sl, slaapstoornissen; V, vergeetachtigheid; C, concentratieproblemen; UNTAC, United Nations Transitional Authority for<br />

<strong>Cambodia</strong>; +, klacht aanwezig; *, Da Costa gebruikte niet de term ‘moeheid’, behalve waar hij spreekt over herstel: the patient is again able to bear<br />

fatigue and undergo exertio.<br />

den het meest frequent gemeld. Deze klachten worden<br />

ook frequent vermeld door Golfoorlog veteranen<br />

en CVS patiënten (tabel 2). Aangezien er geen geaccepteerde<br />

definitie bestaat voor klachten van veteranen<br />

en moeheid de belangrijkste klacht was, werden<br />

met behulp van de CIS-fatigue score 7 de klachten van<br />

de Cambodja veteranen geoperationaliseerd. Respondenten<br />

met een CIS-fatigue scores ≥37 werden gedefinieerd<br />

als symptomatische veteranen. Deze score<br />

van 37 kwam tot stand door uit te gaan van de gemiddelde<br />

score van gezonde volwassenen en vervolgens<br />

hierbij twee standaarddeviaties op te tellen. Zeventien<br />

procent van de Cambodja veteranen voldeed<br />

aan dit criterium van ≥37. Symptomatische veteranen<br />

waren niet alleen aanwezig onder Cambodja veteranen:<br />

28% van de Rwanda en 11% van de Bosnië veteranen<br />

hadden eveneens deze duidelijk verhoogde<br />

score. Vredesmissies leiden dus klaarblijkelijk tot<br />

ernstige klachten in een aanzienlijk deel van de militairen.<br />

De ernst van de moeheid werd door verschillende<br />

factoren voorspeld 6,8 , onder andere minder tevredenheid<br />

over de voorbereiding op de uitzending aangeboden<br />

door het Ministerie van Defensie, meer herinnerde<br />

bijwerkingen van vaccinaties, meer zorgen<br />

over de gezondheidstoestand tijdens de uitzending,<br />

meer problemen in de thuissituatie tijdens en na de<br />

uitzending, mindere mate van ervaren controle over<br />

de klachten, in sterkere mate toeschrijven van de<br />

klachten aan het antimalariamiddel mefloquine, vaccinaties<br />

en ziekte verkregen in Cambodja.<br />

In een andere studie hebben we getracht een antwoord<br />

te vinden op de vraag of morbiditeit tijdens<br />

UNTAC, malaria chemoprofylaxe en multipele vacci-<br />

83<br />

naties bijgedragen kunnen hebben aan de klachten<br />

van Cambodja veteranen. Het voorkomen van ziektes<br />

zoals amoebiasis, worminfectie, dysenterie, malaria,<br />

tuberculose en mononucleosa infectiosa tijdens<br />

UNTAC was niet significant verschillend tussen de<br />

symptomatische en asymptomatische Cambodja veteranen.<br />

Symptomatische Cambodja veteranen die hun<br />

klachten toeschreven aan de uitzending naar Cambodja<br />

rapporteerden het vaakst dat zij bijwerkingen<br />

hadden gehad van mefloquine en vaccinaties, terwijl<br />

het percentage Cambodja veteranen met deze bijwerkingen<br />

lager was in de groep die geen verband zag<br />

tussen de huidige klachten en de uitzending en in de<br />

groep zonder klachten. Er bestond geen significant<br />

verschil in het aantal Rwanda en Cambodja veteranen<br />

Tabel 2. Klachten die regelmatig gerapporteerd worden door<br />

symptomatische Cambodja veteranen, veteranen met Golfoorlog<br />

gerelateerde klachten en patiënten met het chronische vermoeidheidssyndroom<br />

(CVS)<br />

Klacht Symptomatische Veteranen met CVS<br />

Cambodja Golfoorlog Patiënten<br />

veteranen gerelateerde<br />

klachten<br />

Moeheid + + +<br />

Concentratieproblemen + + +<br />

Vergeetachtigheid + + +<br />

Slaapproblemen + + +<br />

Kortademigheid + +<br />

Hoofdpijn + + +<br />

Spier- of gewrichtsklachten + + +<br />

Diarree + + +<br />

Perspiratie + +<br />

Duizeligheid + +<br />

Pijn op de borst +<br />

Medisch Journaal, jaargang 31, no. 2


dat bijwerkingen van mefloquinegebruik en van vaccinaties<br />

rapporteerden, terwijl een aanzienlijk deel<br />

van beide groepen uit symptomatische veteranen bestond.<br />

Volgens regressie analyse werd het voldoen<br />

aan de definitie van symptomatische veteraan voorspeld<br />

door gerapporteerde bijwerkingen van mefloquine<br />

en vaccinaties en het behoren tot de Koninklijke<br />

Marine (vloot en korps mariniers).<br />

In dit onderzoek werden dus enige argumenten vóór,<br />

maar meer argumenten tegen, een rol van mefloquine<br />

bij het initiëren van de klachten gevonden. Een<br />

tweede conclusie van dit hoofdstuk was dat er geen<br />

overtuigende argumenten voor een verband tussen<br />

huidige klachten en mefloquine bestaat.<br />

Volgens voorgaand onderzoek bestaat er een associatie<br />

tussen veelvuldige vaccinaties (met name die gericht<br />

zijn tegen biologische oorlogvoering) en aan de<br />

Golfoorlog gerelateerde klachten 4,9,10 . Aangezien een<br />

vergelijkbaar percentage van de Cambodja, Rwanda<br />

en notice groep bijwerkingen van vaccinaties rapporteert,<br />

bestaat er echter geen sterke relatie tussen de<br />

huidige klachten en gerapporteerde bijwerkingen van<br />

vaccinaties. Gebaseerd op de resultaten van de<br />

regressie analyse kan het echter niet uitgesloten worden<br />

dat vaccinaties de klachten geïnitieerd hebben.<br />

Concluderend konden wij geen sterke argumenten vinden<br />

voor een rol van de hierboven vermelde factoren<br />

(mefloquinegebruik, bijwerkingen van vaccinaties en<br />

morbiditeit tijdens uitzending) op de huidige klachten.<br />

Vanwege het retrospectieve karakter van het onderzoek<br />

(met mogelijk vertekening door selectieve rapportage<br />

en herinnering) konden wij niet uitsluiten dat mefloquine<br />

en/of vaccinaties de huidige klachten geïnitieerd<br />

hebben. Het onderzoek kan tevens gekleurd zijn door<br />

beïnvloeding van de onderzochte groepen door de media.<br />

Als gevolg hiervan is men geneigd de klachten aan<br />

bepaalde factoren toe te schrijven.<br />

Tevens hebben wij een onderzoek verricht naar het nut<br />

van laboratoriumtesten en neurologisch onderzoek bij<br />

de evaluatie van zelfgeselecteerde Cambodja veteranen<br />

met onverklaarde klachten (de zogenaamde ‘groep<br />

van 27’) en Cambodja veteranen die voldeden aan de<br />

definitie voor symptomatische veteranen. Bij lichamelijk<br />

onderzoek werd in de groep van veteranen met<br />

klachten geen tot dan toe onbekende somatische aandoening<br />

gevonden die hun klachten verklaarden. Deze<br />

resultaten komen overeen met die verkregen zijn bij<br />

veteranen met Golfoorlog gerelateerde klachten en bij<br />

CVS patiënten, waarbij ook geen onverwachte somatische<br />

ziekten werden gevonden tijdens uitgebreid somatisch<br />

onderzoek 11-18 .<br />

Volgens voorgaande studies heeft 10-67% van de veteranen<br />

met Golfoorlog gerelateerde klachten neurologische<br />

afwijkingen 11,12,19-21 . Bij neurologisch onderzoek<br />

van de Cambodja veteranen werden verschillende<br />

neurologische afwijkingen geconstateerd bij<br />

42% van de zelfgeselecteerde groep en bij 23% van<br />

de symptomatische groep; deze neurologische afwijkingen<br />

waren uiteenlopend van aard en bij slechts<br />

vier Cambodja veteranen werd vermoed dat de neurologische<br />

afwijking verkregen was in relatie tot de<br />

uitzending UNTAC aangezien er een tijdsrelatie bestond.<br />

Deze afwijkingen betroffen postinfectieuze<br />

encefalopathie, mogelijk myasthenie, doorgemaakte<br />

polyradiculopathie en spierspanningshoofdpijn.<br />

Afwijkingen van de perfusie en metabolisme van de<br />

hersenen zijn beschreven na blootstelling aan neurotoxische<br />

chemicaliën en bij CVS patiënten 22-29 .<br />

Vandaar dat wij in 19 zelfgeselecteerde mannelijke<br />

Cambodja veteranen beeldvorming hebben verricht<br />

met behulp van Tc-99m-HMPAO Single-Photon<br />

Emission Computed Tomography (SPECT). De zelfgeselecteerde<br />

groep kon worden onderverdeeld in<br />

twee subgroepen: 13 (68%) Cambodja veteranen met<br />

een homogene distributie van de radiofarmaceutische<br />

stof Tc-99m-HMPAO in de grijze stof, en zes (32%)<br />

Cambodja veteranen met een perfusiedefect (n=1) of<br />

met een irregulaire opname van Tc-99m-HMPAO in<br />

de cortex (n=5). Degenen met een abnormale SPECT<br />

van de hersenen hadden geen ernstigere klachten<br />

(totaal aantal klachten, ernst van de moeheid, beperkingen<br />

in het dagelijks leven, depressie en psychisch<br />

onwelbevinden). Vandaar dat wij grote twijfels hebben<br />

of deze bevindingen wel klinisch relevant zijn. In<br />

slechts één onderzoek verricht bij veteranen met<br />

Golfoorlog gerelateerde klachten werd perfusie-<br />

SPECT van de hersenen verricht 20 . Volgens dit onderzoek<br />

bestaan er geen additionele afwijkingen op<br />

de SPECT beelden ten opzichte van MRI onderzoek<br />

van de hersenen, waarbij zij bij evenveel veteranen<br />

met klachten als bij controles aspecifieke afwijkingen<br />

vonden in verschillende hersenregio’s. Een precieze<br />

beschrijving of een kwantitatieve analyse van de<br />

SPECT beelden werd door deze onderzoekers echter<br />

niet gegeven. Beeldvorming door middel van SPECT<br />

verschaft dus geen objectieve maat voor de ernst van<br />

de klachten van Cambodja veteranen.<br />

Infecties tijdens oorlogshandelingen waren voorheen<br />

een belangrijke oorzaak voor morbiditeit van militair<br />

personeel. Dit heeft geleid tot de hypothese dat een<br />

voorbijgaande of persisterende infectie de oorzaak van<br />

‘<strong>veterans</strong> syndrome’ is. Aangezien moeheid, diarree en<br />

koorts vaak voorkomen bij infecties en vaak gerapporteerd<br />

worden door degenen die lijden aan ‘<strong>veterans</strong><br />

syndrome’, wordt een infectieuze etiologie van deze<br />

syndromen vaak verondersteld. Een infectieuze etiologie<br />

is ook bij Golfoorlog gerelateerde klachten vaak<br />

geopperd 30-35 . Daarom werd door ons een studie verricht<br />

naar de rol van Hantavirus, Lymphocyte choriomeningitis<br />

virus (LCMV), Borna disease virus (BDV),<br />

Dengue virus, Borrelia (B.) burgdorferi, Mycoplasma<br />

species, Rickettsiae species en hepatitis C virus (HCV)<br />

op de klachten van Cambodja veteranen. Niemand van<br />

de zelfgeselecteerde Cambodja veteranen en hun controles<br />

had een infectie doorgemaakt met LCMV, BDV,<br />

Mycoplasma species en hepatitis C virus. Het percentage<br />

met IgG antistoffen tegen B. burgdorferi, tegen<br />

Dengue virus en tegen tenminste één van de onderzochte<br />

Rickettsiae species (Rickettsia (R.) conorii, R.<br />

prowazekii, R. tutsugamushi) was niet significant verschillend<br />

van het percentage bij militaire controles. In<br />

de grotere groep van symptomatische Nederlandse<br />

Cambodja veteranen had een lager percentage - niet<br />

significant verschillend van de militaire controles -<br />

IgG antistoffen tegen één van deze drie micro-organismen.<br />

Indien een Cambodja veteraan IgG antistoffen<br />

heeft tegen één van deze micro-organismen, wil dat<br />

niet zeggen dat die infectie de huidige klachten geïnitieerd<br />

heeft. Dit wordt ondersteund door het feit dat<br />

volgens de ziektegeschiedenis slechts bij 21% van de<br />

Medisch Journaal, jaargang 31, no. 2 84


zelfgeselecteerde Cambodja veteranen en bij 11% van<br />

de symptomatische veteranen een infectie waarschijnlijk<br />

het beginpunt van de klachten was. Ook in voorgaand<br />

onderzoek werd een infectie niet als de enige<br />

verklaring voor aan de Golfoorlog gerelateerde klachten<br />

gevonden 15,36-38 .<br />

Rook & Zumla hebben de hypothese geponeerd dat<br />

de klachten van Golfoorlog veteranen het gevolg zijn<br />

van een verschuiving in de cytokinenbalans naar een<br />

T-helper 2 (Th2) lymfocyten profiel 39 . Deze verschuiving<br />

zou leiden tot stemmingsveranderingen, depressie,<br />

toegenomen allergische reacties en een hogere<br />

concentratie aan antistoffen tegen Epstein-Barr virus.<br />

Volgens de auteurs zijn deze kenmerken aanwezig bij<br />

CVS patiënten. Zij beschouwen Golfoorlog gerelateerde<br />

klachten als een speciale vorm van CVS, waarbij<br />

meerdere Th2-inducerende vaccinaties gegeven<br />

zijn onder stressvolle omstandigheden. Wij hebben de<br />

cytokinenbalans, maar ook de lymfocytensubpopulaties<br />

en pro-inflammatoire cytokinen (IL-1β, IL-1ra,<br />

TNF-α) van 21 zelfgeselecteerde Cambodja veteranen<br />

onderzocht 40 . Zoals bekend uit voorgaand immunologisch<br />

onderzoek bij CVS 41 , is de selectie van de<br />

controlegroep erg belangrijk om de bevindingen op<br />

waarde te kunnen schatten. Vandaar dat wij hebben<br />

gekozen voor controles bij 21 gezonde militairen die<br />

overeenkwamen qua leeftijd, geslacht, rang en krijgsmachtdeel<br />

tijdens UNTAC en zo mogelijk woonomgeving<br />

in Nederland. Er bestond geen significant verschil<br />

in IL-4 and IFN-γ producerende Th cellen en<br />

circulerende concentratie alsmede productie na PHAstimulatie<br />

van IL-10 and IFN-γ. Tevens was er geen<br />

verschil tussen beide groepen wat betreft de lymfocytensubpopulaties<br />

en concentratie pro-inflammatoire<br />

cytokinen.<br />

Wij konden dus bij de zelfgeselecteerde veteranen<br />

geen verschuiving in de cytokinenbalans naar een<br />

Th2 profiel vinden; zo ook vonden wij deze verschuiving<br />

niet bij Cambodja veteranen die voldeden<br />

aan de criteria voor symptomatische veteraan 3 . Dit is<br />

dus een weerlegging van de hypothese van Rook &<br />

Zumla 39 . In een recent Amerikaans onderzoek werd<br />

een dergelijke Th2 profiel ook niet gevonden bij<br />

Golfoorlog veteranen met CVS 42 . Cambodja veteranen<br />

waren echter meer dan vijf jaar voorafgaande aan<br />

de testen uitgezonden geweest naar Cambodja. Het is<br />

dus mogelijk dat een verschuiving in de cytokinenbalans<br />

een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van de<br />

klachten. Immunologisch onderzoek voorafgaande en<br />

na een uitzending of een oorlog is aangewezen. Niettemin,<br />

de huidige klachten kunnen niet worden verklaard<br />

door een veranderde Th-respons.<br />

Inspanningsonderzoek van symptomatische militairen<br />

is relatief zeldzaam en is niet uitgevoerd in een gecontroleerde<br />

opzet. Alleen geselecteerde Golfoorlog<br />

veteranen met pulmonale klachten zijn onderzocht 43,44 .<br />

Wij bestudeerden de lichamelijke conditie en het bereiken<br />

van de fysiologische criteria voor maximale inspanning<br />

tijdens een maximale inspanningstest bij 30<br />

symptomatische Cambodja veteranen en 30 militaire<br />

controles 3,45 . De lichamelijke conditie van de symptomatische<br />

Cambodja veteranen was significant lager<br />

dan die van de controles, maar met een grote spreiding<br />

en aanzienlijke overlap van de lichamelijke conditie.<br />

Symptomatische Cambodja veteranen hadden<br />

85<br />

een significant hogere hartfrequentie in de dagen voor<br />

en na het inspanningsonderzoek dan de militaire controles.<br />

Cardiovasculaire deconditionering, veroorzaakt<br />

door lichamelijke inactiviteit, kan een verklaring zijn<br />

voor de hoger hartfrequentie. Dit wordt ondersteund<br />

door het feit dat symptomatische Cambodja veteranen<br />

een lagere conditie hadden met een negatieve correlatie<br />

tussen de lichamelijke conditie en de hartfrequentie<br />

in rust. Daarnaast hadden symptomatische<br />

Cambodja veteranen een lager geregistreerde lichamelijke<br />

activiteit dan gezonde Cambodja veteranen, hoewel<br />

ze niet lichamelijk inactief waren 45 . Concluderend,<br />

symptomatische Cambodja veteranen hebben een significant<br />

lagere lichamelijke conditie en een hogere<br />

hartfrequentie, welke veroorzaakt kan zijn door cardiovasculaire<br />

deconditionering. Meer onderzoeken zijn<br />

nodig om het exacte mechanisme op te helderen.<br />

Epiloog<br />

Militairen zullen in de toekomst uitgezonden worden<br />

en een aanzienlijk deel van hen zal met onverklaarde<br />

klachten terugkeren. De meest frequent aanwezige<br />

klacht is chronische moeheid. ‘Veterans syndrome’<br />

vertoont grote overeenkomsten met CVS. Wij denken<br />

echter dat deze syndromen niet hetzelfde zijn, met<br />

name vanwege het geslachtsverschil tussen de twee<br />

groepen: CVS patiënten zijn vooral vrouwen, symptomatische<br />

veteranen vooral mannen. Bij het wetenschappelijk<br />

onderzoek naar de etiologie van ‘<strong>veterans</strong><br />

syndromes’ is het echter zeer nuttig om een parallel<br />

tussen CVS en ‘<strong>veterans</strong> syndromes’ te trekken. In<br />

figuur 1 staat een model over de mogelijke pathogenese<br />

van ‘<strong>veterans</strong> syndromes’. Zoals in CVS worden<br />

de pathogenetische factoren onderverdeeld in die factoren<br />

die de huidige klachten initiëren en die factoren<br />

die de klachten in stand houden. De initiërende factoren<br />

kunnen somatische en psychologische factoren<br />

zijn. Het is waarschijnlijk dat een combinatie van zulke<br />

factoren een rol speelt. Het is zelfs mogelijk dat<br />

dergelijke factoren variëren, zelfs binnen een groep<br />

van symptomatische veteranen. Een dergelijke mogelijkheid<br />

maakt onderzoek in dit gebied moeilijker.<br />

Een overzicht van de psychologische initiërende factoren<br />

vindt u in het proefschrift van De Vries 46 . Somatische<br />

initiërende factoren kunnen zijn: meerdere<br />

vaccinaties (toegediend onder stressvolle omstandig-<br />

Infectie<br />

Vaccinatie<br />

Toxine<br />

Medicatie<br />

Klimaat & omgeving<br />

Traumatische ervaring<br />

Stress<br />

INITIATIE VAN KLACHTEN<br />

[ontregeling van homeostase]<br />

Somatische factoren<br />

PERSISTEREN VAN KLACHTEN<br />

Cardiovasculaire deconditionering<br />

Psychologische factoren<br />

Figuur 1. Model voor de pathogenese van ‘<strong>veterans</strong> syndrome’.<br />

Medisch Journaal, jaargang 31, no. 2


heden), geneesmiddelengebruik (bijvoorbeeld mefloquine),<br />

infecties, toxische stoffen, klimaat en omgevingsfactoren.<br />

In ons onderzoek werden geen argumenten<br />

gevonden voor een belangrijke rol voor<br />

mefloquinegebruik en vaccinaties bij de huidige<br />

klachten van Nederlandse Cambodja veteranen. Vanwege<br />

het retrospectieve opzet van de studie is het<br />

echter moeilijk om dit betrouwbaar te onderzoeken<br />

en het kan niet worden uitgesloten dat mefloquine en<br />

vaccinaties bijgedragen hebben aan het ontstaan van<br />

de klachten. Op eenzelfde manier vonden wij geen<br />

bewijs dat een infectie een rol speelt in de pathogenese<br />

van klachten van de meeste Cambodja veteranen.<br />

Bij sommigen lijkt een infectie echter wel het<br />

startpunt van hun klachten geweest te zijn. Blijkens<br />

een niet in dit proefschrift opgenomen door ons uitgevoerd<br />

onderzoek kan ook het insectenbestrijdingsmiddel<br />

DEET een dergelijke rol spelen.<br />

De hierboven genoemde factoren kunnen een verandering<br />

veroorzaken (bijvoorbeeld op neurotransmitterniveau)<br />

en vervolgens blijft deze verandering bestaan<br />

onder invloed van instandhoudende factoren. In dit<br />

proefschrift waren wij niet in staat om somatische instandhoudende<br />

factoren te vinden, maar dat wil niet<br />

zeggen dat ze niet bestaan. Bij onderzoek naar CVS<br />

zijn verschillende psychologische instandhoudende<br />

factoren gevonden welke momenteel worden onderzocht.<br />

Een beschrijving van deze factoren ligt buiten<br />

het kader van dit proefschrift, maar worden wel beschreven<br />

in het proefschrift van De Vries 46 .<br />

De onderzoeken beschreven in dit proefschrift waren<br />

alle retrospectief en daarom onderhevig aan beperkingen.<br />

Men is als onderzoeker aangewezen op subjectieve<br />

herinneringen van de te onderzoeken personen.<br />

De resultaten kunnen daarbij vertekend zijn door<br />

de neiging klachten aan bepaalde factoren toe te<br />

schrijven gevoed door de publiciteit. Tevens is het van<br />

belang dat er een tijdspanne van meer dan vijf jaar<br />

bestond tussen UNTAC en de door ons verrichte<br />

onderzoeken.<br />

In de toekomst zou prospectief longitudinaal onderzoek<br />

voor, tijdens en na een uitzending verricht moeten<br />

worden. Deze onderzoeken zouden gericht moeten<br />

zijn op de hierboven vermelde factoren die de<br />

huidige klachten initiëren en op het ontdekken van tot<br />

nu toe onbekende etiologische mechanismen bij<br />

symptomatische veteranen. Noodzakelijke onderwerpen<br />

voor prospectief gecontroleerd onderzoek zouden<br />

moeten zijn de invloed van mefloquine, vaccinaties,<br />

infecties op het initiëren van de klachten bij veteranen.<br />

Het is een uitdaging om op te helderen of vaccinaties<br />

toegediend onder stressvolle omstandigheden<br />

leiden tot een verschuiving van het T-helper profiel<br />

tijdens of na een uitzending. Of verschillende vaccins<br />

verschillen in de mogelijkheid om dit te bewerkstelligen<br />

is een volgend belangrijke vraag. Ook is het belangrijk<br />

te onderzoeken of een oorlog of uitzending<br />

leidt tot een afname van de lichamelijke conditie en<br />

toename van de hartfrequentie. Een alternatief is dat<br />

degenen die klachten ontwikkelen na de uitzending al<br />

een minder goede lichamelijke conditie hebben voorafgaande<br />

aan de uitzending.<br />

Medisch Journaal, jaargang 31, no. 2<br />

De selectie van patiënten en het aanwenden van een<br />

goed gematchte controlegroep is erg belangrijk. Volgens<br />

Gray et al. 47 bestaan er verschillen in de kenmerken<br />

van zelfgeselecteerde en andere Golfoorlog veteranen.<br />

Wij vonden ook verschillen: de zelfgeselecteerde<br />

groep had meer neurologische afwijkingen en een<br />

grotere prevalentie van seropositiviteit voor een aantal<br />

micro-organismen. De zelfgeselecteerde Cambodja veteranen<br />

waren veteranen die leden aan onverklaarde<br />

klachten en die zich georganiseerd hadden tot een<br />

actiegroep (‘groep van 27’). Dit kan betekenen dat ze<br />

meer aangedaan waren en dat ze meer actie ondernamen.<br />

De niet-zelfgeselecteerde symptomatische Nederlandse<br />

Cambodja veteranen moesten voldoen aan<br />

de strikte criteria beschreven door De Vries et al. 6<br />

waarbij gebruik gemaakt werd van de gevalideerde<br />

vragenlijst CIS. 7 De laatste groep werd initieel door<br />

ons benaderd voor deelname aan het onderzoek.<br />

Zoals in voorgaand onderzoek van onze onderzoeksgroep<br />

7,18,48-50 hebben we de controlegroep zorgvuldig<br />

gekozen: gezonde veteranen die ook deelgenomen<br />

hadden aan de vredesmissie naar Cambodja en gematcht<br />

waren voor leeftijd, geslacht, rang en krijgsmachtdeel<br />

tijdens de uitzending en zo mogelijk woonomgeving<br />

in Nederland. Door dit te doen hebben wij<br />

gecorrigeerd voor storende effecten zoals duur en<br />

stress van het reizen naar ons ziekenhuis, infecties in<br />

de woonomgeving en onbekende effecten (bijvoorbeeld<br />

vervuiling in de leefomgeving). Het belang van<br />

zorgvuldig gematchte controles wordt ondersteund<br />

door de observatie dat militairen een betere lichamelijke<br />

conditie blijken te hebben dan burgers 51,52 .<br />

Een belangrijke vraag is wat de beste medische benadering<br />

is van militairen met klachten na een oorlog<br />

of een vredesmissie. Indien een (ex-)militair zich<br />

presenteert met persisterende klachten (zoals moeheid,<br />

hoofdpijn, kortademigheid, concentratieverlies,<br />

vergeetachtigheid en slaapproblemen) dienen door<br />

middel van lichamelijke onderzoek en laboratoriumonderzoek<br />

andere ziekten uitgesloten worden. Ongericht<br />

serologisch onderzoek heeft daarbij weinig nut.<br />

Als een infectie als initiërende factor vermoed wordt,<br />

dient gericht serologisch onderzoek te worden uitgevoerd.<br />

Hoewel wij vonden dat symptomatische veteranen<br />

als groep een lagere lichamelijke conditie hebben,<br />

dient inspanningsonderzoek niet als diagnosticum<br />

gebruikt te worden aangezien er wat betreft deze<br />

conditie een wijde interindividuele spreiding en aanzienlijke<br />

overlap bestond tussen symptomatische en<br />

gezonde veteranen.<br />

Aandacht dient geschonken te worden aan factoren<br />

die gerelateerd zijn aan een hogere mate van moeheid<br />

bij symptomatische veteranen 6 en aan factoren die<br />

predisponeren aan het instandhouden van de klachten<br />

8,46 . Ook dient aandacht geschonken te worden aan<br />

de psychologische factoren (bijvoorbeeld self-efficacy<br />

of gevoel controle over de klachten te hebben) die geassocieerd<br />

zijn met het instandhouden van klachten<br />

bij symptomatische veteranen 8,46 .<br />

Bij deze samenvatting behoort een literatuurlijst die op aanvraag bij de<br />

auteur verkrijgbaar is.<br />

86


Publicaties<br />

Sint Joseph onderzoek in andere tijdschriften<br />

Deze rubriek is samengesteld uit artikelen die aan de redactie zijn toegezonden door medewerkers van het Sint<br />

Joseph Ziekenhuis. Deze artikelen verschenen in andere tijdschriften dan het Medisch Journaal. De redactie behoudt<br />

zich het recht voor om per artikel steeds een kleine samenvatting van de inhoud te vermelden. Onderstaand<br />

overzicht betreft artikelen verschenen in de tweede helft van 2001.<br />

Organisatie van cursorisch fellowonderwijs in de Nederlandse<br />

opleidingsklinieken voor Intensive Care<br />

Geneeskunde<br />

van Akkeren JP, Wester JPJ, Girbes ARJ, Thijs LG.<br />

NVIC Monitor 2001; 5: 20-23<br />

Middels diverse interviews en een landelijke enquête gericht<br />

aan alle specialisten dan wel bijna-specialisten in opleiding tot<br />

intensivist (fellows), hun opleiders en de op de afdelingen<br />

werkzame stafleden, werd geïnventariseerd hoe lokaal in de 6<br />

opleidingsziekenhuizen de theoretische scholing tot intensivist<br />

gestalte heeft gekregen en hoe de kwaliteit daarvan werd ervaren.<br />

Bedoeling hiervan was te komen tot een uitwisseling<br />

van ervaringen met cursorisch onderwijs voor intensivisten in<br />

spé, om zodoende elkaar de mogelijkheden te bieden dit onderwijs<br />

waar nodig te verbeteren. Er (b)leken verschillende<br />

methodes gehanteerd te worden die in het artikel worden beschreven.<br />

Meest opvallend was dat in sommige (d.w.z. 2-3)<br />

klinieken de kwaliteit en zelfs het bestaan van dergelijk onderwijs<br />

door de fellows en opleiders zéér verschillend werd<br />

ervaren. Dit fenomeen werd met de desbetreffende opleiders<br />

besproken. Van publicatie van deze laatste gegevens werd afgezien<br />

om deze ziekenhuizen geen slechte naam te bezorgen<br />

en de mogelijkheden te bieden voor verbetering.<br />

Randomized study comparing cardiac response in<br />

endovascular and open abdominal aortic aneurysm<br />

repair<br />

Cuypers PW, Gardien M, Buth J, Peels CH, Charbon<br />

JA, Hop WC.<br />

Br J Surg 2001; 88:1059-1065<br />

Het doel van het onderzoek was in een gerandomiseerde studie<br />

cardiale respons en ongewenste cardiale events te vergelijken,<br />

gedurende en na endovasculair en open herstel van het abdominale<br />

aneurysma aorta.<br />

METHODE: 76 patiënten, die geschikt waren voor endovasculaire<br />

stentplaatsing en in voldoende conditie waren om open<br />

chirurgie te ondergaan, werden gerandomiseerd voor een<br />

stentgraft (57 patiënten) of voor een open herstel (19 patiënten).<br />

Hemodynamische parameters werden interoperatief bepaald<br />

voor, gedurende en na afsluiten van de aorta (klem of<br />

ballon). Cardiale ischemie werd geïdentificeerd met behulp<br />

van ECG en transoesofageale echocardiografie (TEE). Na de<br />

operatie werden de cardiale complicaties gediagnostiseerd<br />

d.m.v. klinische observatie, ECG op verschillende tijdstippen,<br />

echocardiografie en cardiale enzymen. RESULTATEN: na<br />

aorta-afsluiting werd een grotere daling in de systemische vasculaire<br />

weerstand gezien bij open chirurgie dan bij het plaatsen<br />

van een stentgraft. De stroke work index, als een directe<br />

maat van de hartspierfunctie, liet een daling zien t.o.v. de uitgangswaarde<br />

gedurende open herstel en een toename t.o.v. de<br />

uitgangswaarde bij aorta-stentplaatsing gedurende afsluiting<br />

van de aorta en erna. Het vòòrkomen van postoperatieve klinische<br />

cardiale complicaties was vergelijkbaar binnen de twee<br />

studiegroepen. Echter, myocardiale ischemie gemeten aan de<br />

hand van ECG en TEE werd vaker gezien in de open groep<br />

(10 van de 19 versus 15 van 57 patiënten; P=0.05).<br />

87<br />

CONCLUSIE: De hemodynamische veranderingen waren<br />

minder ernstig en er was een lagere incidentie van hartspierischemie<br />

gedurende aorta-stentplaatsing dan gedurende open<br />

herstel. Verder onderzoek is noodzakelijk om aan te tonen of<br />

dit de operatiemortaliteit zal doen dalen.<br />

Supraventricular escape rhythms during transient<br />

episodes of bradycardia in preterm infants<br />

Andriessen P, Koolen AMP, Bastin FH, Lafeber HN,<br />

Meijler FL<br />

Cardiol Young 2001; 11: 626-631<br />

In een observationele studie bij 19 spontaan ademende preterm<br />

geboren kinderen (gemiddelde zwangerschapsduur 29.2<br />

+ 1.9 weken en geboortegewicht 1154 + 264 gram) werd tijdens<br />

perioden van apneus en bradycardieën (een veel voorkomend<br />

verschijnsel bij preterm geboren kinderen) het vóórkomen<br />

van supraventriculair escape ritme (sinusbradycardie;<br />

atriaal ritme; atrioventriculair nodaal ritme) bestudeerd. Escape<br />

ritmen werden geclassificeerd op basis van de P-golf configuratie,<br />

P-as en P-QRS relatie. Een bradycardie werd gedefinieerd<br />

als een daling in hartfrequentie van 25% of meer t.o.v.<br />

de baseline met een duur van tenminste 3 R-R intervallen.<br />

Bij 11 van de 19 kinderen werden 60 kortdurende perioden<br />

(mediaan 14 R-R intervallen; spreiding 3-77) van bradycardieën<br />

geconstateerd tijdens de totale observatieperiode van 48<br />

uur. In eenderde van de gevallen ontstonden tijdens deze perioden<br />

escape ritmen (atriaal ritme 22% en atrioventriculair<br />

ritme 10%). In tweederde deel van de gevallen bleef het sinusritme<br />

behouden.<br />

Het ontstaan van diverse escape ritmen is dus een veel voorkomend<br />

verschijnsel en hangt mogelijk samen met de onrijpheid<br />

van het prikkelvormend en geleidend systeem van het<br />

hart bij preterm geboren kinderen.<br />

MRI laesies door perinatale cerebrale hypoxie-ischemie<br />

bij de a terme pasgeborene<br />

Buijs J, Derksen OS, van Pul C<br />

Tijdschrift voor Kindergeneeskunde 2001; 69 suppl 2: 2-3<br />

Met MRI kan hypoxisch-ischemische hersenschade beter aangetoond<br />

worden dan met CT of ultrageluid onderzoek. Bij 23<br />

pasgeborenen met perinatale hypoxie-ischemie werd mogelijke<br />

hersenschade (hypoxisch-ischemische encefalopathie (HIE))<br />

met MRI onderzocht. Er werd onderscheid gemaakt tussen<br />

milde en matig-ernstige hypoxie-ischemie. Specifiek werd<br />

gekeken naar schade in de hersenschors, de witte stof en de<br />

basale kernen en thalamus. Resultaten: er waren 16 pasgeborenen<br />

met milde HIE, hiervan hadden 10 een afwijkende MRI<br />

met vooral hemorragisch-ischemische infarcten van de witte<br />

stof. Bij 7 pasgeborenen bestond matig-ernstige HIE. Hiervan<br />

hadden 5 een afwijkende MRI met vooral beschadiging van<br />

hersenschors en basale kernen.<br />

Conclusie: hemorragische en ischemische witte stof laesies<br />

komen relatief frequent voor bij milde HIE. Bij matig-ernstige<br />

HIE zijn vooral de oppervlakkige en diepe grijze stof en kernen<br />

aangedaan.<br />

Medisch Journaal, jaargang 31, no. 2


Diffusion-weighted MRI in perinatal hypoxic ischemic<br />

cerebral lesions<br />

Buijs J, Derksen OS, van Pul C<br />

J Perinat Med 2001; 29 suppl 1: 476-477<br />

Diffusie-gewogen MRI geeft informatie over de vrije moleculaire<br />

beweging van water. Deze beweging is afhankelijk van<br />

de weefselstructuur en verandert o.a. bij ischemie. Ook bloed<br />

kan veranderingen van de diffusie veroorzaken door lokale<br />

magneetveldveranderingen door het hemoglobine. De Apparent<br />

Diffusion Coefficient (ADC) is een kwantitatieve maat<br />

voor de diffusie. Bij 7 pasgeborenen met cerebrale (hemorragisch)-ischemische<br />

infarcten t.g.v. perinatale hypoxie-ischemie<br />

werd de diffusie in de infarcten van de witte stof en de basale<br />

kernen onderzocht en vergeleken met contralaterale normale<br />

hersengebieden.<br />

Conclusie: de ADC was in de infarcten significant verlaagd<br />

t.o.v. de ADC in het contralaterale normale weefsel (verlaging<br />

van 20 – 51%), waarschijnlijk op basis van cytotoxisch oedeem.<br />

Er was geen verschil in ADC verlaging tussen ischemische<br />

en hemorragische infarcten. De invloed van bloed op de<br />

ADC meting kan met deze methode niet zichtbaar gemaakt<br />

worden.<br />

Editorial commentary on ‘Tolerance to high dose<br />

transdermal fentanyl in a patient with neuropathic<br />

pain, a case report. ‘<br />

Dellemijn P.L.I.<br />

European Journal of Pain 2001; 5: 329-330<br />

Toediening van hoge doseringen fentanyl kan na eliminatie<br />

van de pijn als complicatie van een invasieve anesthesiologische<br />

procedure, i.e. percutane chordotomie, leiden tot een<br />

acute ademstilstand. De ineffectiviteit van een hoge dosis fentanyl<br />

bij een maligne plexopathie impliceert niet alleen ineffectiviteit<br />

bij neuropathische pijn, doch ook bij nociceptieve<br />

pijn. De conclusies over de ineffectiviteit van opioïden houdt<br />

in dat er een individuele dosistitratie heeft plaatsgevonden tot<br />

maximale pijnstilling of het optreden van ongewenste bijwerkingen.<br />

Dit suggereert dat het opioïd de receptor heeft bereikt.<br />

Tolerantie impliceert een initieel analgetisch effect, waarna<br />

verhoging van de dosering tot hetzelfde analgetisch effect<br />

leidt, zonder dat er sprake is van klinische progressie van de<br />

aandoening. Tolerantie voor het analgetisch effect van opioïden<br />

bij de behandeling van pijn door kanker is geen relevant<br />

klinisch probleem.<br />

Opioids in non-cancer pain: a life-time sentence?<br />

P.L.I. Dellemijn<br />

European Journal of Pain 2001: 5; 333-339<br />

Terughoudendheid in de toediening van sterke opioïden bij<br />

chronische benigne pijn komt voort uit angst voor bijwerkingen,<br />

lichamelijke afhankelijkheid, verslaving en tolerantie.<br />

Gerandomiseerde onderzoeken hebben aangetoond dat opioïden<br />

effectief zijn bij nociceptieve en neuropathische pijn. De<br />

aanzienlijke variabiliteit in respons op opioïden is afhankelijk<br />

van het type pijn, type opioïd, de toedieningsweg, follow-up<br />

periode, therapietrouw en tolerantie voor bijwerkingen. Vijf<br />

patiënten met nociceptieve pijn (diabetisch ulcus, osteoporotische<br />

wervelfractuur, spondylitis ankylopoëtica) en neuropathische<br />

pijn met een nociceptieve component (radiculaire pijn bij<br />

een hernia nuclei pulposi, herpes zoster) werden gedurende 6<br />

weken tot 6 maanden behandeld met een sterk opioïd. Na afbouwen<br />

van de dosis en staken van de behandeling werden<br />

geen onthoudingsymptomen of verslavingsgedrag waargenomen.<br />

Concluderend kunnen sterke opioïden effectieve pijnstilling<br />

geven bij geselecteerde patiënten met nociceptieve en<br />

neuropathische niet-kanker pijn. De behandeling kan vaak tijdelijk<br />

zijn en gemakkelijk gestopt worden na spontane pijnvermindering<br />

zonder onthoudingssymptomen of verslavingsgedrag.<br />

Decreased immunoglobulin class switching in Nijmegen<br />

breakage syndrome due to the DNA repair defect<br />

van Engelen BGM, Hiel JAP, Gabreels FJM, van den<br />

Heuvel LPWJ, van Gent DC, Weemaes CMR<br />

Hum Immunol 2001; 62:1324-1327<br />

Nijmegen breuk syndroom (NBS) is een zeldzame autosomaal<br />

recessieve DNA repair ziekte gekenmerkt door microcefalie,<br />

humorale en cellulaire immuunstoornissen, overgevoeligheid<br />

voor röntgenstraling, chromosomale instabiliteit en predispositie<br />

voor kanker.<br />

Het gen, NBS1, verantwoordelijk voor de ziekte is gelegen op<br />

chromosoom 8q21.<br />

We deden immunologisch onderzoek bij 74 NBS patiënten en<br />

vonden relatief normale IgM concentraties bij verlaagde IgG<br />

en IgA concentraties. Bovendien was er een significante relatie<br />

tussen lage IgA en lage IgG concentraties.<br />

Deze gegevens zijn compatibel met een gestoorde ‘class switching’<br />

in NBS en kunnen mogelijk worden verklaard door een<br />

rol van het NBS1 eiwit in DNA repair, signaal transductie,<br />

celcyclus regulatie of apoptosis.<br />

Paraneoplastic cerebellar degeneration: neurological<br />

symptoms pointing to occult ovarian cancer<br />

Geomini PM, Dellemijn PL, Bremer GL<br />

Gynecol Obstet Invest. 2001; 52: 145-146<br />

Paraneoplastische cerebellaire degeneratie met de aanwezigheid<br />

van Anti-Yo antilichamen is een zeldzame, invaliderende ziekte<br />

die kan duiden op de aanwezigheid van een occult ovariumcarcinoom.<br />

De symptomen zijn ataxie van romp en ledematen,<br />

dysartrie, dysfagie, nystagmus, vertigo en diplopie. De pathogenese<br />

van paraneoplastische neurologische syndromen is onbekend.<br />

De behandelingsresultaten van het neurologisch ziektebeeld<br />

zijn teleurstellend en dit bepaald grotendeels de prognose.<br />

Deze casus illustreert hoe neurologische symptomen kunnen leiden<br />

tot het ontdekken van een occult ovariumcarcinoom.<br />

Endometriose en subfertiliteit<br />

Chirurgische laparoscopie: believers en non-believers<br />

Koks C.A.M., Hoek A<br />

Fertiliteit in de praktijk 2001; 3: 4-5<br />

Endometriose wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van<br />

functionerend endometrium buiten de baarmoeder, bijvoorbeeld<br />

in de buikholte. Welke effecten minimale en milde vormen<br />

van endometriose kunnen hebben voor de fertiliteit is nog<br />

steeds een onderwerp van wetenschappelijk debat. Daarom is<br />

de vraag gerechtvaardigd of minimale endometriotische laesies<br />

die bij laparoscopisch onderzoek worden ontdekt wel of<br />

niet moeten worden verwijderd. Chirurgisch verwijderen zou,<br />

volgens gedegen onderzoek, te vertalen zijn in een verhoogde<br />

kans op zwangerschap, aldus A.Hoeks. C.Koks daarentegen<br />

stelt dat geen direct causaal verband bestaat tussen minimale<br />

en milde endometriose en verminderde vruchtbaarheid. Bovendien<br />

is de aandoening slecht te herkennen. Dan is chirurgisch<br />

behandelen toch overbodig.<br />

Thyroid peroxidase antibodies during gestation are a<br />

marker for subsequent depression postpartum<br />

Kuijpens JL, Vader HL, Drexhage HA, Wiersinga WM,<br />

van Son MJ, Pop VJ<br />

Eur J Endocrinol 2001; 145: 579-584<br />

Daar depressie vaak niet adequaat gediagnosticeerd wordt,<br />

zijn de auteurs op zoek naar merkstoffen voor depressie. Ze<br />

onderzochten of de aanwezigheid van thyroperoxidase antistoffen<br />

(TPO-Ab) in de zwangerschap beschouwd kan worden<br />

als een marker voor het optreden van depressie in het eerste<br />

jaar postpartum. Een cohort van 310 vrouwen werd onderzocht.<br />

Geconcludeerd werd, dat de aanwezigheid van TPO-Ab<br />

in het serum van de zwangere geassocieerd is met het optreden<br />

van een depressie in de postpartale periode.<br />

Medisch Journaal, jaargang 31, no. 2 88

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!