NOx-heffing - Lne.be
NOx-heffing - Lne.be
NOx-heffing - Lne.be
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
ARCADIS Belgium – LDR Milieu-advocaten<br />
Operationalisering van een emissie<strong>heffing</strong> op <strong>NOx</strong> emissies naar de lucht met terugsluizing van de inkomsten –<br />
eindrapport<br />
Ook hier zou men zich kunnen inspireren aan de specifieke toezichtrechten die worden voorzien in het<br />
Milieuhandhavingsdecreet. De toezichthouders uit het Milieuhandhavingsdecreet <strong>be</strong>zitten over volgende zeven<br />
toezichtrechten: (1) recht op toegang; (2) recht op inzage en kopie van zakelijke gegevens; (3) recht van<br />
onderzoek van zaken, m.i.v. monsternemings-, metings-, <strong>be</strong>proevings- en analyserecht; (4) het recht van<br />
onderzoek van transportmiddelen; (5) het recht op ondersteuning door personen op grond van hun<br />
deskundigheid; (6) het recht op het doen van vaststellingen dmv audiovisuele middelen; (7) het recht op<br />
bijstand van de politie. In elk geval lijkt het noodzakelijk deze controlemodaliteiten decretaal te regelen<br />
aangezien zij in voorkomend geval en op gespannen voet kunnen staan grondwettelijk gewaarborgde rechten<br />
(bv. <strong>be</strong>scherming woonst, recht op privacy). In <strong>be</strong>paalde gevallen wordt het <strong>be</strong>grip “woning” immers dermate<br />
ruim geïnterpreteerd dat ook professionele ruimtes en plaatsen waar men een handelsactiviteit of een <strong>be</strong>roep<br />
uitoefent onder dit <strong>be</strong>grip kunnen vallen 68 . Hoewel het recht op toegang sowieso zal stuiten op de <strong>be</strong>grenzingen<br />
van art. 15 Grondwet en een huiszoeking enkel mogelijk zal zijn mits voorafgaande en schriftelijke toestemming<br />
van de <strong>be</strong>woner, ofwel met de voorafgaande en schriftelijke machtiging van een politierechter, is het sowieso<br />
verkieslijk dergelijke potentieel indringende toezichtrechten wettelijk te omschrijven.<br />
• de opleg van een ambtelijke aanslag wanneer de aangifteplicht of aan nauw daarmee samenhangende<br />
verplichtingen niet zijn nagekomen (op dat punt kan men ook voorzien dat de <strong>heffing</strong> dan wordt vastgesteld op<br />
basis van de gevraagde stukken of, bij ontstentenis daarvan, worden opgelegd ten <strong>be</strong>lope van de <strong>heffing</strong> die<br />
vermoedelijk verschuldigd is). Net zoals voorzien is in de Oppervlaktewaterwet, kan men in geval van nietaangifte<br />
of melding of bij niet-tijdige aangifte of melding of in geval van onvolledige of onjuiste aangifte voorzien<br />
dat de <strong>heffing</strong> wordt vermeerderd met een <strong>heffing</strong>sverhoging en/of overgaan tot het opleggen van een<br />
geldboete (zie art. 35quaterdecies Oppervlaktewaterwet).<br />
Op dit punt lijkt het ook verkieslijk een duidelijke <strong>be</strong>wijslastregeling uit te werken. Zo kan een <strong>heffing</strong>splichtige<br />
van oordeel zijn dat hij <strong>be</strong>roep kan doen op een vrijstellingsregeling, terwijl de <strong>be</strong>lastingsadministratie deze<br />
redenering niet volgt. In dergelijke gevallen speelt in principe het <strong>be</strong>ginsel ‘in dubio contra fiscum’ zodat het van<br />
<strong>be</strong>lang is op dit punt in het decreet ook duidelijk aan te geven wat de <strong>heffing</strong>splichtige in dergelijke situaties<br />
dient te <strong>be</strong>wijzen (bv. <strong>be</strong>wijs voorleggen waarom deze aanspraak zou kunnen maken op een <strong>be</strong>paald<br />
vrijstellingsregime. Dergelijke expliciete regeling lijkt eventuele interpretatieproblemen bij latere rechterlijke<br />
procedures te kunnen vermijden.<br />
• de <strong>be</strong>roepsmodaliteiten tegen een ambtelijke aanslag of navordering. Hier kan dan worden gedacht aan de<br />
uitwerking van een administratieve <strong>be</strong>roepsprocedure, waarbij eveneens de oprichting van een<br />
<strong>be</strong>roepscommissie kan worden overwogen. In elk geval dient men te <strong>be</strong>palen:<br />
- een <strong>be</strong>roepstermijn (bv. dertig dagen 69 na datum ontvangst van het aangetekend schrijven, van een<br />
ambtelijke aanslag of navordering);<br />
- de manier waarop het <strong>be</strong>roep dient te worden ingesteld (bv. per aangetekend schrijven bij de minister<br />
<strong>be</strong>voegd inzake leefmilieu);<br />
- de <strong>be</strong>slissingsprocedure (bv. de minister doet uitspraak binnen zes maanden vanaf de datum van de<br />
verzending van het <strong>be</strong>roepschrift; wat zijn de consequenties van een niet-tijdige uitspraak);<br />
68 J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Overzicht Publiekrecht, die keure, 2003, 407 en de aldaar vermelde<br />
verwijzingen naar de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (art. 8 EVRM- recht op privacy).<br />
69 Afhankelijk van de andere termijnen, dien de evenredigheid van de termijnen in acht te worden genomen indien met het aantal<br />
dagen/maanden <strong>be</strong>paalt.<br />
113/167 07/13045/LF