Programmaboek - Franz Liszt Kring
Programmaboek - Franz Liszt Kring
Programmaboek - Franz Liszt Kring
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Programmaboek</strong>
<strong>Programmaboek</strong><br />
13 de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Festival<br />
‘<strong>Liszt</strong> en Schumann’<br />
Eindhoven/Tilburg 9-13 december 2006<br />
tevens jaaruitgave van de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong><br />
Redactie<br />
Christo Lelie (samensteller en eindredactie)<br />
Albert Brussee<br />
Peter Scholcz<br />
Ontwerp en opmaak<br />
Berkhout Grafische Ontwerpen, Harmelen<br />
Druk<br />
Drukkerij Haasbeek, Alphen a/d Rijn<br />
Sponsoren <strong>Liszt</strong> Festival<br />
Prins Bernhard Cultuurfonds Brabant<br />
Van den Berch van Heemstede Stichting<br />
VSB Fonds<br />
Berkhout Grafische Ontwerpen, Harmelen<br />
Drukkerij Haasbeek, Alphen a/d Rijn<br />
Bijzondere dank aan<br />
Fontys Conservatorium,Tilburg<br />
Het Brabants Orkest<br />
Stichting Muziek Evenementen Tilburg<br />
dr. Mária Eckhardt, Boedapest<br />
<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Memorial Museum, Boedapest<br />
Robert Schumann Haus, Zwickau<br />
Internationaal <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Pianoconcours,<br />
Utrecht<br />
Bestuur <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong><br />
Peter Scholcz, voorzitter<br />
Christo Lelie, vice-voorzitter<br />
Albert Brussee, secretaris<br />
Johan Verrest, penningmeester<br />
Jan Kruls<br />
Karel Mulder<br />
Toos Onderdenwijngaard<br />
Comité van Aanbeveling<br />
Prof. Margaret van Biene-Hershey<br />
Prof. Dr. Marius Flothuis †<br />
Bernard Haitink<br />
Prof. Dr. Eduard Reeser †<br />
Daniël Wayenberg<br />
Uitgave en organisatie<br />
Stichting <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong><br />
Secretariaat:Tarwekamp 35<br />
2592 XG Den Haag<br />
www.lisztkring.nl<br />
Inhoud<br />
I Voorwoord 1<br />
II <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> en Robert Schumann 2<br />
Wolfgang Seibold<br />
III Programma 13 de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Festival 2006 6<br />
IV Biografieën van de musici 8<br />
V Programmatoelichtingen 12<br />
Albert Brussee en Christo Lelie<br />
VI Teksten van de liederen 16<br />
VII De relatie Schumann - <strong>Liszt</strong> 18<br />
Albert Brussee<br />
VIII Catalogus van de tentoonstelling ‘<strong>Liszt</strong> en Schumann’ 30<br />
Mária Eckhardt<br />
IX De eerste koorversie van ‘Hymne de l’enfant à son réveil’ 47<br />
Albert Brussee<br />
X Een onbekende <strong>Liszt</strong>-brief en een <strong>Liszt</strong>-concert 50<br />
in het Palazzo Barberini<br />
Hedwige Baeck-Schilders<br />
XI <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> in Rome. Een onbekende brief uit 1873 59<br />
Christo Lelie<br />
Het 13 de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Festival 2006 is mede mogelijk gemaakt door:
Voorwoord bij het<br />
13 de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Festival 2006<br />
Het 13 de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Festival staat in het teken<br />
van de relatie tussen <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> en Robert<br />
Schumann. Het is dit jaar Schumann-jaar (de<br />
componist stierf 150 jaar geleden in Bonn), vandaar<br />
dat het festival deze componist nu wil spiegelen<br />
aan <strong>Liszt</strong>. Programmatisch en muziekhistorisch is<br />
dat bijzonder interessant, omdat er de nodige<br />
overeenkomsten, maar tevens grote verschillen zijn<br />
tussen deze twee belangrijke exponenten van de<br />
Romantiek. Gemeenschappelijk hebben <strong>Liszt</strong> en<br />
Schumann dat ze primair pianisten zijn, wat in<br />
hun oeuvre duidelijk naar voren komt: bij beiden<br />
is de piano het eerste instrument. Elk was op een<br />
heel eigen manier een vernieuwer die zich afzette<br />
tegen de gevestigde orde en dogmatiek in het<br />
muziekleven. Met name Schumann moest niets<br />
van de muzikale ‘Filistijnen’ hebben. De ironie wil,<br />
dat juist hij later de belangrijkste representant van<br />
de conservatieve,‘Leipziger’ school zou worden,<br />
een richting die zich hevig verzette tegen de<br />
vernieuwingen waarmee <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> en later<br />
Richard Wagner in hun Zukunftsmusik de muziekhistorie<br />
op z’n kop wisten te zetten. <strong>Liszt</strong> bleef tot<br />
het laatst toe een bewonderaar van Schumann,<br />
maar omgekeerd liet laatstgenoemde <strong>Liszt</strong> volledig<br />
in de steek, nadat hun aanvankelijke vriendschap<br />
en muziekesthetiek langzaam maar zeker uit elkaar<br />
waren gegroeid.<br />
Het 13 de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Festival laat in de concerten<br />
werken van beide componisten horen, waarbij<br />
de parallellen en vooral ook de contrasten duidelijk<br />
gemaakt zullen worden. Het programmaboek dat<br />
u nu in handen heeft, ondersteunt het festival met<br />
uitvoerige achtergrondinformatie over de relatie<br />
Schumann-<strong>Liszt</strong>. Een belangrijk onderdeel van dit<br />
festival is een bijzondere en omvangrijke tentoonstelling<br />
‘<strong>Liszt</strong> en Schumann’ die van 9 tot en met<br />
22 december in het Fontysconservatorium te<br />
Tilburg te bezichtigen is. Deze expositie is samengesteld<br />
door het <strong>Liszt</strong> Ferenc Memorial Museum te<br />
Boedapest en kon dankzij de medewerking van de<br />
conservator van dat museum, dr. Mária Eckhardt,<br />
aan de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong> worden geschonken.<br />
1<br />
Vervolgens heeft de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong> de tentoonstelling<br />
ter beschikking gesteld aan de stichting<br />
Internationaal <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Pianoconcours Utrecht,<br />
die hem in oktober 2006 in Muziekcentrum<br />
Vredenburg al heeft kunnen presenteren.<br />
De vormgeving en de Nederlandse vertaling van<br />
bijschriften en catalogus werden gerealiseerd door<br />
de organisatie van dit concours. De complete<br />
catalogus, met een selectie uit het beeldmateriaal,<br />
vormt een belangrijk onderdeel van dit festivalboek.<br />
Hieronder vinden zich vele zeer onbekende<br />
documenten en afbeeldingen, waaronder brieven<br />
van <strong>Liszt</strong> en Schumann.<br />
De <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Festivals vonden hun oorsprong<br />
in Muziekcentrum Vredenburg te Utrecht in 1980.<br />
Sinds 1991 werden ze vervolgens driejaarlijks in<br />
Amsterdam gehouden.Voor het 13 de festival is<br />
gekozen om <strong>Liszt</strong> elders in het land te presenteren,<br />
in dit geval in de provincie Noord-Brabant. Dit was<br />
alleen maar mogelijk dankzij de samenwerking met<br />
Het Brabants Orkest, het Muziekcentrum Frits<br />
Philips, de Stichting Muziek Evenementen Tilburg<br />
(S.M.E.T.) en bovenal het Fontys Conservatorium<br />
te Tilburg. Omdat het van belang is dat de aankomende<br />
generatie professionele musici <strong>Liszt</strong> in al<br />
zijn compositorische hoedanigheden en kwaliteiten<br />
leert kennen en waarderen, ligt een accent in dit<br />
festival op concerten voor en door muziekvakstudenten.<br />
Behalve via de geschreven muziekhistorische<br />
ondersteuning via dit programmaboek,<br />
zal achtergrondinformatie worden gegeven tijdens<br />
een lezing op maandag 11 december in het conservatorium.<br />
Het festivalboek is vanouds een speciale editie<br />
van het jaartijdschrift van de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong>.<br />
Behalve de programma’s, de toelichtingen en de<br />
festivalgerelateerde artikelen, bevat deze uitgave<br />
ook twee muziekwetenschappelijke presentaties<br />
van andere aard, in de vorm van artikelen over<br />
twee herontdekte brieven van <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>.<br />
Christo Lelie<br />
Hoofdredacteur en vice-voorzitter <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong>
<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> en Robert Schumann<br />
Wolfgang Seibold<br />
Bij de opening van de <strong>Liszt</strong>-Schumann<br />
tentoonstelling in het <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Memorial<br />
Museum in Boedapest heeft Wolfgang<br />
Seibold onderstaande toespraak gehouden. 1<br />
« Pour parler franc et net il n’y a absolument<br />
que les compositions de Chopin et les votres<br />
qui soient d’un puissant interet pour moi. »<br />
Bovenstaande woorden komen uit<br />
de eerste brief van <strong>Liszt</strong> aan Schumann,<br />
daterend van 1 mei 1838. In vertaling<br />
luiden ze:“Om het frank en vrij te<br />
zeggen: eigenlijk alleen de composities<br />
van Chopin en de uwe zijn van een<br />
werkelijk belang voor mij.”<br />
Laat ik ter inleiding op de tentoonstelling<br />
enkele typerende documenten<br />
uit de rijke bron van getuigenissen uitkiezen.Wanneer<br />
leerde <strong>Liszt</strong> Schumann<br />
kennen?<br />
2<br />
Het vroegste spoor van de naam<br />
‘<strong>Liszt</strong>’ is te vinden op een blad van<br />
Schumann dat de titel Älteste musikalische<br />
Erinnerungen. - Rückblick draagt. Daarop<br />
had Schumann opgeschreven wanneer<br />
hij voor het eerste met componisten en<br />
hun werken in aanraking was gekomen.<br />
“Das 1 ste Schubertsche Stück, Erlkönig<br />
u. Sonate, 1827 - das 1 ste Mendelssohnsche<br />
1826 - das 1 ste <strong>Liszt</strong>sche 1825 [...]”<br />
- Wat een trio! Schubert en Mendelssohn<br />
zouden een levenlang de lievelingen van<br />
Schumann blijven, maar vanaf ongeveer<br />
1850 werd zijn verhouding tot <strong>Liszt</strong><br />
moeilijker. In een conceptontwerp van<br />
zijn biografie, Materialien genaamd en<br />
waarschijnlijk in de zomer van 1829<br />
geschreven, valt te lezen:“Frühes<br />
Phantasiren am Clavier.Variiren über<br />
Thema’s [...] Tägliches Vorspielen nach<br />
Tisch dem Vater. Opus I v. <strong>Liszt</strong>.” Hier<br />
gaat het waarschijnlijk om de etudes<br />
Robert Schumann,<br />
brief aan <strong>Liszt</strong>,<br />
Düsseldorf,<br />
25 december 1851<br />
(cat. 76) 2 .
LW A8, die Schumann door middel van<br />
een correctieverwijzing in zin Düsseldorfer<br />
tijd had ingevoegd:“(Allegro in<br />
C moll)” en in de uitgave in de uitgave<br />
van 1827 staat boven deze nr. 8 de tempoaanduiding<br />
“Allegro con spirito”; het<br />
stuk staat in c-klein.<br />
Hoe staat het nu met <strong>Liszt</strong>? Wanneer<br />
verscheen Schumann in zijn blikveld?<br />
Het moet al omstreeks 1834 zijn<br />
geweest dat <strong>Liszt</strong> het eerste werk van<br />
Schumann heeft leren kennen, want<br />
Pixis schreef op 21 februari 1834 aan de<br />
uitgever Hofmeister:<br />
“Vor ein Paar Tagen hat <strong>Liszt</strong>, dem ich<br />
Schumann’s Variationen brachte, dieselben<br />
vorgelesen; aber so etwas kann sich kein<br />
Mensch vorstellen! von Anfang bis ans Ende<br />
ohne einen Anstoß, nicht drei falsche Noten,<br />
alle nur denkbaren und alle dastehenden<br />
Ausdrücke, ein Feuer und Geist, daß ich<br />
erstaunt dastand und nicht wußte, was zu<br />
sagen! Schumann wäre außer sich gerathen,<br />
hätte er sein Werk so vortragen hören! <strong>Liszt</strong><br />
ist sehr damit zufrieden und hat mich gebeten,<br />
ihm ja alle Werke dieses jungen<br />
Tonsetzers kommen zu lassen.”<br />
Hier gaat het hoogstwaarschijnlijk<br />
niet om Schumanns opus 1, de Abegg-<br />
Variationen, zoals in de Schumann-literatuur<br />
te lezen is, maar tamelijk zeker om<br />
zijn opus 5, het vroegste, te Parijs in<br />
1834 door uitgever Richault gepubliceerde<br />
werk van Schumann. Zeker dacht<br />
deze bij de uitgave aan de bekendheid<br />
van de naam Clara Wieck, wat teweeggebracht<br />
was door haar reis naar Parijs<br />
in 1832, want de titel van opus 5 luidt<br />
Impromptus sur une romance de Clara<br />
Wieck.<br />
Dit was de eerste kennismaking. Ik<br />
maak nu een geweldige sprong in de tijd<br />
van het begin naar het einde. Hoe was<br />
het met beide componisten gesteld aan<br />
het einde van ieders leven? We weten dat<br />
het omstreeks het midden van de negentiende<br />
eeuw kookte in de muziekesthetiek,<br />
en dat er vanaf 1860 een verbitterde<br />
strijd was uitgebroken tussen de ‘Neudeutschen’<br />
(<strong>Liszt</strong> en Wagner) en de<br />
‘Conservatieven’ (Brahms en Schumann).<br />
Als Schumann niet in 1856 zou zijn<br />
gestorven had hij zich zeker aangesloten<br />
bij het Brahms-kamp, als hij daar al niet<br />
de aanvoerder van was geworden, want<br />
3<br />
aan het eind van zijn leven kunnen we<br />
bij hem een sterk kritische houding ten<br />
aanzien van <strong>Liszt</strong> constateren. Zo schreef<br />
hij, nadat hij Johannes Brahms had leren<br />
kennen, in een brief aan Joseph Joachim<br />
op 7 oktober 1853:<br />
“Nun ich glaube, Johannes ist der wahre<br />
Apostel, der auch Offenbarungen schreiben<br />
wird, die viele Pharisäer, wie die alten, auch<br />
nach Jahrhunderten noch nicht enträthseln<br />
werden; nur die andern Apostel verstehen<br />
ihn, auch vielleicht Judas Ischarioth, der aber<br />
getrost an der Ilm dociren mag. Dies alles ist<br />
nur für den Apostel Joseph.”<br />
<strong>Liszt</strong>, de Judas Iskarioth van Weimar<br />
(aan de Ilm), gold voor Schumann dus<br />
als een verrader binnen het ‘Nieuwe<br />
Testament’ van de Romantici! Slechts<br />
een maand voor zijn ineenstorting uitte<br />
Schumann zich nog explicieter tegenover<br />
Richard Pohl in een brief van 6<br />
februari 1854:<br />
“Daß Sie der Hoplit waren, wußt ich<br />
gar nicht. Denn ich harmoniere nicht sonderlich<br />
mit seinem und seiner Partheÿ <strong>Liszt</strong>-<br />
Wagnerschen Enthusiasmus.Was Sie für<br />
Zukunftsmusiker halten, das halt’ ich für<br />
Gegenwartsmusiker, und was Sie für<br />
Vergangenheitsmusiker (Bach, Händel,<br />
Beethoven), das scheinen mir die besten<br />
Zukunftsmusiker. Geistige Schönheit in<br />
<strong>Liszt</strong> als dirigent,<br />
omstreeks 1853<br />
(cat. 68).
Schumann: Manfred,<br />
opus 114, eerste uitgave<br />
(cat. 75).<br />
schönster Form kann ich nie für ‘einen überwundenen<br />
Standpunkt’ halten. Hat diese<br />
etwa R.Wagner? Und wo sind denn die<br />
genialen Leistungen <strong>Liszt</strong>s - wo stecken sie!<br />
Vielleicht in seinem Pulte? will er vielleicht<br />
die Zukunft abwarten, weil er fürchtet, man<br />
versteh ihn jetzt nicht?”<br />
Dit is ook het einde van de rode<br />
draad die door Schumanns beoordelingen<br />
van <strong>Liszt</strong> loopt; al omstreeks 1833 had<br />
hij geschreven:<br />
“Die Phantasterei der <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’schen<br />
Compositionen würde sich gestalten, wenn er<br />
das [die Vorstellung des Moments während<br />
seiner Dauer] einzusehen anfinge.”<br />
Maar hoe zit het nu met <strong>Liszt</strong>? Lina<br />
Ramann vroeg in maart 1880 door<br />
middel van vraag- en antwoordbriefjes<br />
naar biografische details aangaande<br />
Schumann en <strong>Liszt</strong> gaf daarop het volgende<br />
antwoord:<br />
“Von Schumann bleiben mir am liebsten<br />
seine Clavier Werke der 1 ten Periode: Fis<br />
moll Sonate, Etudes symphoniques, Carneval,<br />
4<br />
Fantasie (mir gewidmet), Noveleten<br />
Fantasiestücke etc; später die Manfred<br />
Ouverture, und vieles fragmentarische in den<br />
symphonischen und Gesangs Werken.”<br />
<strong>Liszt</strong> had gedurende heel zijn leven<br />
grote achting voor Schumanns werken<br />
en hij propageerde die tijdens diens<br />
leven door er veel uitvoeringen van te<br />
geven, zoals bijvoorbeeld van de<br />
Faustszenen in 1849. Om Schumann aan<br />
te vuren schreef <strong>Liszt</strong> hem op 5 juni<br />
1849 in een brief:<br />
“Manfred ist herrlich, passionirend<br />
attractiv! Lassen Sie sich nicht davon abhalten;<br />
er wird Sie zu Ihrem Faust auffrischen -<br />
und die Deutsche Kunst wird mit Stolz auf<br />
diese Zwillinge hinzeigen.”<br />
En het was dan ook <strong>Liszt</strong> die in 1851<br />
de eerste uitvoering gaf van de Manfred,<br />
net zoals hij zich voor de opera Genoveva<br />
inzette: die bracht hij na de première<br />
voor de eerste maal op het podium in<br />
Weimar.<br />
Hoe na aan het hart hem de mens<br />
en de componist Schumann stonden, valt<br />
af te leiden uit twee feiten. In de eerste<br />
plaats is dat de opdracht van zijn Sonate<br />
in b uit 1854, die hij op 24 mei van dat<br />
jaar naar Clara Schumann in Düsseldorf<br />
stuurde, met een schrijven dat de volgende<br />
aangrijpende zinnen bevat:<br />
“Schon lange ist es mir angelegen meine<br />
wahrhafte und getreue Verehrung für Robert<br />
Schumann durch die Widmung eines Werkes<br />
auszusprechen.Wenn dies auch erst jetzt<br />
geschieht in so trüben und peinlichen<br />
[gemeint sind peinigenden] Tagen [Schumann<br />
was toen pas krap drie maanden opgenomen<br />
in het verpleeghuis te Endenich] für Sie, so<br />
hoffe ich doch daß Sie meine freundschaftliche<br />
Intention freundschaftlich aufnehmen.”<br />
De ‘liefde’ van <strong>Liszt</strong> voor Schumann<br />
klinkt in de tweede plaats door in zijn<br />
condoleancebrief bij de dood van<br />
Schumann. Aan Joseph Joachim, zijn<br />
voormalige concertmeester in het<br />
Weimarer orkest, maar in 1856 al<br />
helemaal opgenomen in het Schumann-<br />
Brahms-kamp, antwoordde hij op<br />
7 augustus 1856 na Schumanns doodsbericht<br />
(Schumann was op 29 juli overleden):
“Verehrter Joachim, Sursum Corda<br />
[‘Uw harten omhoog’, woorden uit de prefatie<br />
in de dialoog die aan de mis voorafgaat]-<br />
Dies gebietet die ernste Trauer, daß mahnende<br />
Stillschweigen an Robert Schumann’s<br />
Grab! Überbringe Seiner Frau den Ausdruk<br />
meiner innigsten Theilnahme an dem großen<br />
Verlust der Sie am herbsten betroffen hat; -<br />
meine wahrhaftige Verehrung und Ergebenheit<br />
für Sie wünschte ich überzeugender als durch<br />
Worte beweisen zu können. Dir aber danke<br />
ich herzlich und insbesondere daß Du mich<br />
nicht verkennst und die Überzeugung festhälst<br />
daß Niemand mehr durchdrungen von dem<br />
vollen Werth des entrükten Meisters sein<br />
kann, und mit reinerer Empfindung und<br />
begeistertem Verständniß seinem Genius<br />
huldigt als Dein in herzlicher Verehrung<br />
getreuer F. <strong>Liszt</strong>.”<br />
Hoe tegenovergesteld is het wat<br />
Clara Schumann, de zaakwaarneemster<br />
van haar man, bij de dood van <strong>Liszt</strong> op<br />
1 augustus 1886 in haar dagboek<br />
noteerde:<br />
“Gestern am 31. Juli starb <strong>Liszt</strong> in<br />
Bayreuth - wieder ein immerhin seltener<br />
Mensch zu Grabe getragen! Wie ist es<br />
Einem leid, daß man Diesen nicht so mit<br />
vollem Herzen betrauern kann. Der viele<br />
Flitter um ihn herum verdunkelt Einem das<br />
Bild des Künstlers und Menschen. Ein<br />
eminenter Clavier-Virtuos war er, aber ein<br />
gefährliches Vorbild als Solcher für die Jugend.<br />
Fast alle auftauchenden Spieler imitirten ihn,<br />
aber es fehlte ihnen der Geist, das Genie, die<br />
Anmuth und so erstanden nur einige große<br />
reine Techniker und viele Zerrbilder... Dann<br />
war <strong>Liszt</strong> ein schlechter Componist - auch<br />
hierin für viele verderblich, doch dies nicht so<br />
nachhaltig, weil seinen Compositionen alle<br />
oben genannten Eigenschaften, die er als<br />
Virtuos besitzt, fehlen; sie sind trivial, langweilig<br />
und sicher werden sie mit seinem<br />
Hinscheiden bald ganz aus der Welt schwinden.<br />
Er hat die Leute durch seine Liebenswürdigkeit<br />
und Virtuosität immer bestochen<br />
und so haben sie seine Werke aufgeführt.<br />
Als junger Mann war er höchst fesselnd,<br />
später aber mischte sich in sein geistvolles<br />
anmuthiges Wesen soviel Koketterie, daß es<br />
mir oft widerwärtig war.”<br />
Nederlandse vertaling Christo Lelie.<br />
Robert und Clara Schumann naar een lithografie van<br />
Eduard Kayser, 1847 (cat. 65).<br />
Noten:<br />
1 Met dank aan dr. Mária Eckhardt, die de suggestie deed deze tekst te<br />
publiceren en de auteur daar toestemming voor vroeg. Dr.Wolfgang Seibold<br />
is schrijver van het boek Robert und Clara Schumann in ihren Beziehungen zu<br />
<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>. Karlsruher Beiträge zur Musikwissenschaft 8. Frankfurt am Main:<br />
Peter Lang Europäischer Verlag der Wissenschaften, 2005.<br />
2 De afbeeldingen bij de volgende artikelen (met uitzondering van de<br />
bijdragen VIII en IX) zijn afkomstig van de tentoonstelling ‘<strong>Liszt</strong> - Schumann’.<br />
(cat. 76) etc. verwijst steeds naar de catalogus, waar ook de herkomst van de<br />
afbeelding wordt verantwoord.<br />
5
Programma 13 de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Festival 2006<br />
Zaterdag 9 december, 20.15 uur<br />
Zondag 10 december, 14.15 uur<br />
Eindhoven,<br />
Muziekcentrum Frits Philips,<br />
Grote Zaal<br />
Het Brabants Orkest<br />
Akiko Suwanai, viool<br />
Michel Tabachnik, dirigent<br />
‘Poëzie en duisternis’<br />
<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> (1811-1886)<br />
Les préludes, Symphonische Dichtung, S. 97<br />
Ernest Chausson (1855-1899)<br />
Poème, opus 25 voor viool en orkest<br />
Maurice Ravel (1875-1937)<br />
Tzigane voor viool en orkest<br />
pauze<br />
<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong><br />
Mephisto Walzer nr. 1 (Der Tanz in der Dorfsschenke)<br />
uit Zwei Episoden aus Lenaus Faust, S. 427<br />
Robert Schumann (1810-1856)<br />
Symfonie nr. 2 in C, opus 62<br />
I. Sostenuto assai - Allegro ma non troppo<br />
II. Scherzo. Allegro vivace<br />
III. Adagio espressivo<br />
IV. Allegro molto vivace<br />
Biografieën van de musici, zie pagina 8.<br />
Programmatoelichtingen, zie pagina 12.<br />
6<br />
Zondag 10 december, 12.30 uur<br />
(Lunchconcert)<br />
Tilburg,<br />
Het Cenakel,<br />
Cenakel 1, 5022 KK Tilburg<br />
Marion van den Akker, mezzosopraan<br />
Rian de Waal, piano<br />
‘Schumann, <strong>Liszt</strong> en de liedkunst’<br />
Robert Schumann (1810-1856)<br />
Frauenliebe und Leben, opus 42<br />
voor zang en piano<br />
1. Seit ich ihn gesehen<br />
2. Er, der Herrlichste von allen<br />
3. Ich kann's nicht fassen, nicht glauben<br />
4. Du Ring an meinem Finger<br />
5. Helft mir, ihr Schwestern<br />
6. Süßer Freund, du blickest<br />
7. An meinem Herzen, an meiner Brust<br />
8. Nun hast du mir den ersten Schmerz getan<br />
Frédéric Chopin/<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> (1810-1849, 1811-1886)<br />
Uit: Six Chants Polonais voor piano solo<br />
1. Meine Freuden<br />
2. Das Ringlein<br />
3. Bacchanal<br />
Robert Schumann/<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong><br />
Widmung, S. 566 voor piano solo<br />
Frühlingsnacht, S. 568 voor piano solo<br />
<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong><br />
3 Petrarca Sonetten, S. 270 voor zang en piano<br />
1. Benedetto sia ‘l giorno<br />
2. Pace non trovo<br />
3. I’ vidi in terra angelici costumi<br />
Biografieën van de musici, zie pagina 8.<br />
Programmatoelichtingen, zie pagina 14.<br />
Liedteksten, zie pagina 16.
Maandag 11 december<br />
Dinsdag 12 december<br />
10.00 - 13.00 en 14.00 - 1700 uur<br />
Tilburg,<br />
Fontys Conservatorium, Concertzaal<br />
Zwijsenplein 1, 5038 TZ Tilburg<br />
Masterclass door Rian de Waal, piano<br />
Masterclass voor 2 de fase-studenten van het Fontys<br />
Conservatorium van Tilburg met als thema<br />
‘De klaviermuziek van <strong>Liszt</strong> en Schumann’.<br />
Op beide dagen wordt er les gegeven van 10.00-13.00<br />
en van 14.00-17.00 uur.<br />
De lessen zijn openbaar en vrij toegankelijk voor luisteraars.<br />
Maandag 11 december, 19.30 uur<br />
Tilburg,<br />
Fontys Conservatorium, Collegezaal<br />
Zwijsenplein 1, 5038 TZ Tilburg<br />
Lezing ‘De relatie Schumann-<strong>Liszt</strong>’<br />
Albert Brussee<br />
Biografieën van de musici, zie pagina 8.<br />
7<br />
Dinsdag 12 december, 19.30 uur<br />
Tilburg,<br />
Fontys Conservatorium, Concertzaal<br />
Zwijsenplein 1, 5038 TZ Tilburg<br />
Presentatieconcert door studenten van de<br />
masterclass van Rian de Waal<br />
Woensdag 13 december, 19.00 uur<br />
Tilburg,<br />
Heikese Kerk (begin van het concert)<br />
Stadhuisstraat 6, Tilburg<br />
Fontys Conservatorium, Concertzaal<br />
Zwijsenplein 1, 5038 TZ Tilburg<br />
<strong>Liszt</strong>-Schumann Marathon<br />
Kamermuziek, liederen, koorwerken en<br />
solomuziek van <strong>Liszt</strong> en Schumann<br />
door studenten van het<br />
Fontys Conservatorium<br />
Met medewerking van het <strong>Liszt</strong> Ferenc chorus onder leiding<br />
van Peter Scholcz<br />
Christo Lelie, harmonium<br />
Wereldpremière van <strong>Liszt</strong>:<br />
Hymne de l’enfant à son réveil<br />
voor vrouwenkoor en piano,<br />
uitgegeven door Albert Brussee.<br />
Het verdere programma wordt nader aangekondigd.<br />
9 - 22 december<br />
Tilburg, Fontys Conservatorium,<br />
gang 1 ste etage<br />
Zwijsenplein 1, 5038 TZ Tilburg<br />
Tableau-expositie ‘<strong>Liszt</strong> en Schumann’<br />
Catalogus en beschrijving, zie pagina 30.
Marion van den Akker<br />
Biografieën van de musici<br />
Marion van den Akker<br />
Marion van den Akker begon haar<br />
zangstudie op zestienjarige leeftijd. Zij<br />
studeerde aan het Sweelinck Conservatorium<br />
in Amsterdam bij Erna<br />
Spoorenberg. Na haar eindexamen<br />
volgde zij nog - daartoe in de gelegenheid<br />
gesteld door beurzen - masterclasses<br />
bij o.a. Henk Smit, Nicolai Gedda,<br />
Brigitte Fassbaender, Josephine Veasey<br />
en Italo Tajo. Dit leidde tot successen<br />
met vertolkingen van o.a.Verdi’s<br />
Requiem, Brahms’ Alt-Rhapsodie en<br />
Mahlers Lieder eines fahrenden Gesellen.<br />
Als operazangeres zong zij bij de<br />
Nationale Reisopera, de Opera van<br />
Giessen (Duitsland), het Opera Festival<br />
Stia (Italië) en bij de Vlaamse Opera in<br />
Antwerpen. Bij de Nederlandse Operastichting<br />
maakte zij op 4 februari 1982<br />
haar debuut als Rosina in Rossini’s<br />
opera De barbier van Sevilla. Marion van<br />
den Akker was bij de operastichting<br />
verder nog te horen in rollen als<br />
Pamina, 1983 (Zauberflöte, Mozart),<br />
Dido (Dido and Aeneas, Purcell), Carmen<br />
(Bizet), Cherubino (Le nozze di Figaro)<br />
en Dorabella (Cosi fan tutte, Mozart). Als<br />
operazangeres vertolkte zij vele rollen.<br />
Marion van den Akker maakte tournees<br />
met o.a. het Allegri String Quartet, het<br />
Ravel Quartet, het Raphaël Kwartet en<br />
de Ebony band met werken van<br />
Brahms, Chausson, Schubert, Mahler,<br />
Respighi en Schönberg. Lied-recitals<br />
verzorgde zij in meer dan negen talen<br />
met pianist Rian de Waal in o.a.<br />
Amsterdam, Londen, Bath, Oxford,<br />
8<br />
Toronto, Curacao, New Dehli,<br />
Casablanca, Lugano, Athene, Manilla en<br />
Florence.<br />
Albert Brussee<br />
Albert Brussee werd op 6 mei 1946<br />
te Apeldoorn geboren. Na zijn gymnasiumopleiding<br />
studeerde hij aan het<br />
Muzieklyceum te Amsterdam voor de<br />
hoofdvakken piano en schoolmuziek.<br />
Als leerling van Jaap Spaanderman,<br />
Danièle Dechenne en, voor moderne<br />
muziek,Ton Hartsuiker behaalde hij in<br />
1971 het Einddiploma-Solospel met<br />
onderscheiding en in 1974 de Prix<br />
d'Excellence, destijds de hoogste onderscheiding<br />
die een muziekstudent ten<br />
deel kon vallen.Van 1971 tot 1981 trad<br />
Albert Brussee regelmatig op, uitsluitend<br />
als solist, en was ook meerdere malen<br />
over de radio te horen.<br />
Nadien legde hij zich als pianodocent<br />
en leraar Historische Ontwikkeling<br />
Piano aan het Koninklijk Conservatorium<br />
te Den Haag toe op lesgeven. Als<br />
redacteur van zowel het Piano Bulletin<br />
van EPTA-Nederland als het blad van<br />
de Nederlandse <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong> publiceerde<br />
hij een groot aantal artikelen over<br />
uiteenlopende onderwerpen. Daarnaast<br />
componeerde hij pianomuziek.<br />
Albert Brussee
De laatste jaren treedt Albert Brussee<br />
weer vaker voor het voetlicht, o.a. met<br />
de door hem gereconstrueerde en uitgegeven<br />
1847-versie van <strong>Liszt</strong>s Harmonies<br />
poétiques et religieuses, die hij tijdens het<br />
Tiende <strong>Liszt</strong> Festival te Amsterdam ten<br />
doop hield. Nadien concentreerde hij<br />
zich op nog vroegere aanzetten tot de<br />
cyclus uit de jaren 1833-1846, tezamen<br />
negen composities, waarvan er slechts<br />
één in druk verschenen was. Een cd<br />
met eigen composities zag in 1994 het<br />
licht, twee jaar later gevolgd door een<br />
cd met romantisch en modern repertoire.<br />
Zijn derde CD met de eerste<br />
integrale opname van de 1847-versie<br />
van <strong>Liszt</strong>s Harmonies poétiques et religieuses<br />
werd in vele kranten en muziektijdschriften<br />
lovend besproken. In 2001<br />
verscheen de first recording van bovengenoemde<br />
‘Early versions’.<br />
Sinds januari 2005 is Albert Brussee<br />
secretaris van de Nederlandse <strong>Liszt</strong><br />
<strong>Kring</strong>. Enkele maanden later maakte hij<br />
deel uit van de jury van het Zevende<br />
Internationaal <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Concours te<br />
Utrecht. In januari 2006 werd een serie<br />
door hem gemaakte radioprogramma’s<br />
met als titel De relatie Schumann-<strong>Liszt</strong><br />
door de Concertzender uitgezonden.<br />
Akiko Suwanai<br />
Als jongste winnaar ooit van de<br />
Internationale Tsjaikovski Competition,<br />
heeft violiste Akiko Suwanai een indrukwekkende,<br />
internationale carrière opgebouwd<br />
als soliste. Ze heeft samengewerkt<br />
met bekende dirigenten, onder<br />
wie Vladimir Ashkenazy, Pierre Boulez,<br />
Valeri Gergiev, Lorin Maazel, Zubin<br />
Mehta, Seiji Ozawa en Wolfgang<br />
Sawallisch. Hoogtepunten van haar<br />
loopbaan zijn concerten met o.a. de<br />
Berliner Philharmoniker, New York<br />
Philharmonic, Los Angeles Philharmonic,<br />
Boston Symphony, National Symphony<br />
Orchestra of Washington, Philadelphia<br />
Orhestra en optredens in de muziekfestivals<br />
van Ravinia, Lockenhaus,<br />
Marlboro, Rheingau, Schleswig Holstein<br />
en Berlijn. Akiko Suwanai heeft een<br />
exclusief contract met Universal en haar<br />
zeven cd’s kregen de hoogste lof van de<br />
pers. Ze nam onder meer het<br />
Vioolconcert van Max Bruch op met<br />
de Academy of St Martin-in-the-Fields<br />
9<br />
onder leiding van Neville Marriner, de<br />
concerten van Tsjaikovski en Mendelssohn<br />
met de Tsjechische Philharmonie<br />
en Vladimir Ashkenazy, en Takemitsu’s<br />
Far Calls, Coming Far met het NHK<br />
Symphony Orchestra. Een cd met Frans<br />
repertoire met het Philharmonia<br />
Orchestra en Charles Dutoit kwam in<br />
2004 uit en een cd met Bach concerti<br />
in 2005. Akiko Suwanai was laureaat in<br />
de International Paganini Competition,<br />
Italië, de International Japan Competition<br />
en het Koniningin Elisabeth<br />
Concours, België, waarin ze de jongste<br />
deelnemer was. Ze studeerde aan de<br />
Toho Gakuen School of Music bij<br />
Toshiya Eto, aan de Columbia University<br />
en de Juilliard School of Music bij<br />
Dorothy DeLay en Cho-Liang Lin, en<br />
tevens aan de Hochschule der Künste in<br />
Berlijn bij Uwe-Martin Haiberg. Ze<br />
bespeelt een viool van Antonio<br />
Stradivarius uit 1714, genaamd de<br />
Dolfijn, een van de beroemdste violen<br />
ooit en die voorheen eigendom van de<br />
beroemde violist Jascha Heifetz was. De<br />
viool is een bruikleen van de Nippon<br />
Music Foundation.<br />
Akiko Suwanai<br />
Photo: Martin Richardson
Michel Tabachnik<br />
Michel Tabachnik<br />
Met ingang van vorig seizoen is de<br />
Zwitserse dirigent en componist Michel<br />
Tabachnik chef-dirigent van het Noord<br />
Nederlands Orkest (NNO). Met deze<br />
benoeming komt een einde aan een<br />
periode van meer dan vijf jaar waarin<br />
het orkest, na het overlijden van Viktor<br />
Liberman, geen chef-dirigent had.<br />
Michel Tabachnik studeerde piano,<br />
compositie en orkestdirectie in Genève.<br />
Pas afgestudeerd werd hij gecoacht door<br />
grote dirigenten als Igor Markevitsj,<br />
Herbert von Karajan en Pierre Boulez.<br />
Vier jaar lang was hij ook assistent-dirigent<br />
van Boulez, hoofdzakelijk bij het<br />
BBC Symphony Orchestra in Londen.<br />
Hierdoor werd hij nauw betrokken bij<br />
de eigentijdse muziek en dirigeerde hij<br />
veel wereldpremières, met name werk<br />
van Iannis Xenakis die hem beschouwde<br />
als zijn favoriete interpreet.Tabachnik is<br />
chefdirigent geweest bij het orkest van<br />
de Gulbenkian Foundation in Lissabon,<br />
Orchestre Philharmonique de Lorraine<br />
en het Ensemble InterContemporain in<br />
Parijs. Het indrukwekkende curriculum<br />
vitae van Michel Tabachnik toont daarnaast<br />
onder meer engagementen bij de<br />
Berliner Philharmoniker, het Koninklijk<br />
Concertgebouworkest,Tokyo NHK,<br />
Orchestre de Paris en festivals als<br />
Lucerne, Salzburg, Aix en Provence, etc.<br />
Op het gebied van opera dirigeerde<br />
Michel Tabachnik in de operahuizen van<br />
Parijs, Geneve, Zürich, Kopenhagen,<br />
Lissabon, Rome, Montreal en Genua.<br />
Hij was gastdirigent bij de Canadese<br />
10<br />
Opera Company in Toronto alwaar hij<br />
voorstellingen dirigeerde van onder<br />
andere Lohengrin, Butterfly, Carmen en<br />
Rake’s Progress. In 1995 was Michel<br />
Tabachnik ‘Artists of the Year’ van het<br />
Italiaanse internationale centrum voor<br />
kunst en cultuur in Rome.<br />
Michel Tabachnik heeft grote<br />
affiniteit met jonge musici en dirigeerde<br />
verschillende internationale jeugdorkesten.<br />
Hij was artistiek directeur van<br />
L’Orchestre des Jeunes du Québec en<br />
van l’Orchestre des Jeunes de la<br />
Méditerranée, dat in 1984 door hem<br />
werd opgericht en waar hij twaalf jaar<br />
lang aan verbonden bleef. Als gerespecteerd<br />
pedagoog gaf hij vele masterclasses,<br />
onder andere in Hilversum (NOS),<br />
Lissabon (the Gulbenkian Foundation)<br />
en de conservatoria van Parijs en<br />
Stockholm en was hij als professor<br />
orkestdirectie verbonden aan de faculteiten<br />
Muziek van de Universeit van<br />
Toronto (1984-1991) en de Koninklijke<br />
Academie voor Muziek in Kopenhagen<br />
(1993-2001). Zijn discografie (Erato en<br />
Lyrinx) demonstreert de reikwijdte van<br />
zijn repertoire: van Beethoven tot<br />
Wagner tot Honegger en Xenakis. Zijn<br />
opname van het Pianoconcert van<br />
Schumann (met Catherine Collard als<br />
soliste) werd door de internationale jury<br />
van Radio Suisse Romande gekozen tot<br />
‘Beste uitvoering’ van dit werk.<br />
Rian de Waal<br />
Rian de Waal voltooide zijn studie<br />
cum laude bij Edith Grosz Lateiner aan<br />
het Sweelinck Conservatorium in<br />
Amsterdam. Na zijn studietijd volgde<br />
hij meestercursussen bij onder anderen<br />
Leon Fleischer en Rudolf Serkin en<br />
ontstonden contacten met andere klaviergrootmeesters<br />
van die generatie, zoals<br />
Jorge Bolet en Earl Wild. De weg naar<br />
een internationale carrière werd<br />
geopend toen Rian de Waal in 1983<br />
prijswinnaar was op het Koningin<br />
Elisabeth Concours in Brussel.<br />
Sindsdien is hij te beluisteren op vele<br />
belangrijke podia van Europa, Noord-<br />
Amerika en het Verre Oosten. Daarbij<br />
geeft hij recitals, treedt hij op als solist<br />
met orkest of speelt hij met collega’s in<br />
kamermuziekverband. Regelmatig is<br />
Rian de Waal te horen en te zien op
Rian de Waal,<br />
foto Hermien Lam<br />
radio en televisie. Met violist Moshe<br />
Hammer, cellist Tsuyoshi Tsutsumi en<br />
klarinettist James Campbell vormt hij<br />
het internationaal ensemble Da Camera<br />
waarmee hij vele succesvolle tournees<br />
maakt door Europa, Amerika en Azië.<br />
Daarnaast is hij als docent verbonden<br />
aan het Koninklijk Conservatorium in<br />
Den Haag.<br />
Fontys Conservatorium<br />
Het Fontys Conservatorium leidt<br />
mensen op voor het beroep musicus.<br />
Wie voldoende talent heeft, kan na<br />
havo of vwo starten met een intensieve<br />
opleiding onder leiding van hoog<br />
gekwalificeerde musici. Je wordt opgeleid<br />
tot instrumentalist, docent muziek,<br />
zanger of dirigent. Je kunt daarbij kiezen<br />
voor afstudeerrichting instrumentaal/<br />
vocaal klassiek, geïmproviseerde muziek,<br />
muziektheater, compositie, directie of<br />
voor de opleiding docent muziek<br />
(voorheen schoolmuziek). Studeren aan<br />
een conservatorium betekent dat je op<br />
vakniveau je instrument leert bespelen<br />
en dat je thuis raakt op het brede terrein<br />
van de muziek. Je muzikaal gehoor<br />
wordt intensief getraind en je doet<br />
11<br />
ervaring op in uiteenlopende ensembles<br />
en orkesten. Ensemblespel/kamermuziek<br />
is een van de speerpunten van de opleiding.<br />
Projecten en masterclasses geven<br />
extra impulsen. Daarnaast zijn kennis<br />
en inzicht belangrijke pijlers in de<br />
opleiding. In de opleiding wordt veel<br />
aandacht besteed aan de toekomstige<br />
beroepspraktijk. De diversiteit hiervan<br />
vind je terug in het opleidingscurriculum.<br />
Met jaarlijks gemiddeld<br />
300 studenten in de vakopleiding,<br />
100 leerlingen in de vooropleiding,<br />
50 contractstudenten en zo’n<br />
130 docenten en medewerkers<br />
staat het Fontys Conservatorium<br />
bekend om zijn goede opleiding<br />
en een prima sfeer.
<strong>Liszt</strong> omstreeks 1845.<br />
Onbekende lithograaf<br />
(cat. 25, Budapest, LFM).<br />
Programmatoelichtingen<br />
Orkestconcert Eindhoven,<br />
9 en 10 december<br />
<strong>Liszt</strong> - Les Préludes<br />
De ontstaansgeschiedenis van <strong>Liszt</strong>s<br />
meest geliefde Symfonisch Gedicht, Les<br />
Préludes, is lang en interessant. Zij begon<br />
in 1844 in Marseille, toen <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong><br />
op het gedicht Les Aquilons (De Noorderwind)<br />
van dichter Joséph Autran<br />
(1813-1877) een koorwerk voor mannenkoor<br />
en piano schreef.Vervolgens op<br />
tournee door Spanje en Portugal ont-<br />
12<br />
ving de componist nog drie andere<br />
gedichten van Autran: La Terre (De<br />
Aarde), Les Flots (De Golven) en Les<br />
Astres (De Sterren), die hij in het voorjaar<br />
van 1845 toonzette voor dezelfde<br />
bezetting. In 1848, toen <strong>Liszt</strong> kapelmeester<br />
te Weimar was en een goed<br />
orkest tot zijn beschikking had, kwam<br />
hij op het idee deze vier koorwerken<br />
tot een cyclus met als titel Les quatre<br />
Élements samen te voegen en te voorzien<br />
van een ouverture, - alles nu voor<br />
koor en orkest. De ouverture beviel de<br />
componist zo goed, dat hij op den duur<br />
zijn belangstelling voor de vier daaropvolgende<br />
zangstukken op de niet zo<br />
sterke tekst van Autran verloor en van<br />
1851 tot in 1854 in verschillende fasen<br />
- er bestaan vier versies van dit meesterwerk!<br />
- dat orkestrale voorspel ombouwde<br />
tot een Symfonisch Gedicht,<br />
dat op 23 februari 1854 onder zijn eigen<br />
leiding voor het eerst werd uitgevoerd.<br />
Hoewel de muziek, zoals gezegd, in<br />
eerste instantie geïnspireerd was op<br />
Autrans gedichten, noemde <strong>Liszt</strong> in het<br />
voorwoord van de partituur een geheel<br />
andere bron van inspiratie: het lange<br />
gedicht Les Préludes uit de bundel<br />
Nouvelles Médititions poétiques (1823) van<br />
Alphonse de Lamartine (1790-1869).<br />
Men kan dit hele proces van transformatie<br />
misschien het best karakteriseren<br />
door te stellen, dat aan de hand van<br />
het gedicht van Lamartine een geheel<br />
nieuwe compositie werd opgetrokken,<br />
waarbij de componist uitging van een<br />
ouder werk (de ouverture tot Les quatre<br />
Élements) - een bij <strong>Liszt</strong> wel vaker voorkomend<br />
procédé. Denk bijvoorbeeld<br />
aan het tijdens <strong>Liszt</strong>s leven niet gepubliceerde<br />
jeugdwerk Malédiction voor piano<br />
en orkest, waarvan hele gedeelten terugkeren<br />
in de Faust-symfonie.<br />
<strong>Liszt</strong> - Mephistowals<br />
<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> is zijn hele leven gefascineerd<br />
geweest door het thema ‘Dr.<br />
Faustus’. Zo kon het gebeuren, dat hij<br />
na het componeren van een complete,<br />
vierdelige symfonie op Goethe’s tragedie<br />
Faust, na het lezen van het gelijknamige<br />
drama van Nikolaus Lenau (1802-1850)
nogmaals naar de pen greep en in 1860<br />
Zwei Episoden aus Lenaus Faust toonzette.<br />
Het tweede deel daarvan heet Der Tanz<br />
in der Dorfschenke, beter bekend onder de<br />
naam ‘Eerste Méphisto-wals’ (in later<br />
jaren zou <strong>Liszt</strong> nog drie andere Mephistowalsen<br />
schrijven). Deze compositie is<br />
vooral bekend geworden in de versie<br />
voor piano-solo. Het is niet duidelijk<br />
welke versie, die voor klavier of orkest,<br />
er het eerst was; vaak ontstonden bij<br />
<strong>Liszt</strong> meerdere versies tegelijkertijd.<br />
Lenau beschrijft hoe Faust en Mephistopheles<br />
een dorpsherberg betreden, waar<br />
een bruiloft wordt gevierd. Faust laat<br />
zijn oog vallen op de dochter van de<br />
herbergier. Mephistopheles neemt de<br />
viool uit de handen van één van de<br />
dorpsmuzikanten, stemt de snaren -<br />
door <strong>Liszt</strong> in de eerste maten realistisch<br />
verbeeld door een opeenstapeling van<br />
kwinten - en speelt een opzwepende<br />
dans, die een ieder in een roes brengt.<br />
Eén voor één verlaten de paartjes het<br />
danslokaal om zich onder de sterren aan<br />
de liefde over te geven. Ook de dochter<br />
van de herbergier werpt zich in de<br />
armen van Faust, die haar meesleurt, het<br />
bos in! Even hoort men, vlak voor het<br />
slot, de zang van de nachtegaal, verbeeld<br />
door de fluit die begeleid wordt door<br />
glissandi op de harp - even een moment<br />
van tederheid en liefde, waarna in de<br />
slotmaten de geliefden ‘naar beneden<br />
gezogen worden in een draaikolk van<br />
genot’ om <strong>Liszt</strong>s in de partituur meegegeven<br />
woorden in vertaling aan te halen.<br />
Schumann - 2 de Symfonie<br />
In de zomer van 1844 was<br />
Schumann, na jaren van grote scheppingsdrift<br />
op zowel compositorisch als<br />
schrijvend gebied, ingestort. Een periode<br />
van geestelijke instabiliteit en lichamelijke<br />
zwakte brak aan, die de componist<br />
slechts met moeite en pas na het<br />
doorvoeren van enkele ingrijpende<br />
beslissingen te boven kwam. Hij beëindigde<br />
zijn redacteurschap van het door<br />
hem zelf opgerichte Neue Zeitschrift für<br />
Musik, verhuisde naar Dresden om daar<br />
een nieuw leven te beginnen en stortte<br />
zich op de studie van de klassieken en<br />
Bach. In december 1845, nog niet<br />
geheel genezen, begon Schumann aan<br />
een nieuwe symfonie in C-groot, die,<br />
13<br />
hoewel chronologisch de derde, nu<br />
bekend staat als de Tweede Symfonie.<br />
Als in geen ander werk is hier de<br />
invloed van Beethoven en Bach aanwijsbaar.<br />
Het is alsof de componist de<br />
wereld wilde tonen, dat ook hìj een<br />
‘grote’,‘klassieke’ symfonie kon schrijven.<br />
De invloed van Beethoven hoort<br />
men met name in de kolossale doorwerking<br />
van het eerste deel, die van<br />
Bach in de contrapuntische vaardigheid<br />
in het tweede Trio van het Scherzo en<br />
met name in het prachtige derde deel,<br />
een Adagio espressivo van verheven<br />
karakter. De symfonie wordt besloten<br />
met een Finale van minder ernstige<br />
inhoud, waarin de componist de geest<br />
van de Italiaanse Symfonie van<br />
Mendelssohn lijkt te willen oproepen,<br />
Mendelssohn die tot het kamp van de<br />
romantisch-klassieke componisten<br />
behoorde. Men zou kunnen zeggen dat<br />
met het schrijven van de Tweede<br />
Symfonie ook Robert Schumann zich<br />
definitief tot dit kamp bekeerde, reden<br />
waarom de componist enkele jaren later<br />
in botsing kwam met <strong>Liszt</strong> en Wagner,<br />
die de meer moderne stroming binnen<br />
de Romantiek verpersoonlijkten.<br />
Robert Schumann,<br />
bronzen plaquette,<br />
gesigneerd “M et WSt“<br />
(cat. 59).
Chausson en Ravel<br />
Naast deze composities van <strong>Liszt</strong> en<br />
Schumann hoort men voor de pauze<br />
nog twee Franse concertstukken voor<br />
viool en orkest: het prachtige Poème van<br />
Chausson en de briljante Tzigane (1924)<br />
van Ravel, twee werken die onderling<br />
sterk contrasteren. Ernest Chausson<br />
schreef zijn Poème in 1896, drie jaar<br />
voor zijn te vroege dood. Het werk<br />
werd geschreven op een kort verhaal<br />
van Toergenjev in laat-romantische stijl<br />
waarin het vroeg-impressionisme van<br />
Debussy zich aankondigt. De toon is<br />
buitengewoon nostalgisch, van een welhaast<br />
morbide, levensmoede fin-de-sièclegeest<br />
doortrokken. Hoewel van de solist<br />
veel gevraagd wordt, is de compositie<br />
niet uiterlijk-virtuoos voor de solist<br />
geschreven.Veeleer zou men deze compositie<br />
kunnen beschouwen als een<br />
Symfonisch Gedicht met obligaat viool:<br />
solist en orkest zijn in dit werk gelijkwaardige<br />
partners.<br />
Geheel anders van aard en vorm is<br />
de Tzigane van Ravel uit 1924; zowel<br />
de structuur (lanzame inleiding met<br />
slepende ‘Zigeunerweisen’, gevolgd<br />
door een briljante Finale) als het uitbundige<br />
Spaanse karakter doen sterk<br />
denken aan Saint-Saëns’ Havanaise voor<br />
viool en orkest. En achter dat werk<br />
doemt de Spaanse Rhapsodie van <strong>Franz</strong><br />
<strong>Liszt</strong> op, die goed bevriend was met<br />
Saint-Saëns en invloed had op zowel<br />
zijn stijl als op die van Ravel.<br />
Albert Brussee<br />
Het Cenakel,<br />
zondag 10 december,<br />
14.00 uur<br />
Schumann, <strong>Liszt</strong> en de liedkunst<br />
De meest opvallende overeenkomst<br />
tussen <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> en Robert Schumann<br />
is het feit dat beiden van huis uit pianisten<br />
waren en dat hun compositorisch<br />
oeuvre primair vanuit de piano gedacht<br />
is. Een tweede gemeenschappelijk kenmerk<br />
is dat bij beide componisten de<br />
liedkunst hoog in het vaandel stond.Van<br />
Robert Schumann weet iedereen dat hij<br />
14<br />
een van de grootste liedcomponisten<br />
aller tijden was; met een corpus van<br />
meer dan 250 liederen is hij dè schakel<br />
tussen Schubert enerzijds en Brahms en<br />
Wolf anderzijds. Dat <strong>Liszt</strong> ook een<br />
groot liedcomponist is geweest, is - zelfs<br />
in zangerskringen - veel minder<br />
gemeengoed.<br />
<strong>Liszt</strong> schreef ongeveer vijf maal zo<br />
weinig liederen als Schumann, maar<br />
ook dan gaat het natuurlijk nog om een<br />
behoorlijk omvangrijk oeuvre. En wat<br />
belangrijker is: <strong>Liszt</strong>s liederen zijn muzikaal<br />
gesproken minstens zo grensverleggend<br />
als die van Schumann, en er<br />
bevinden zich talrijke meesterwerken<br />
onder. Daarbij is bij <strong>Liszt</strong> de variatie<br />
groter, alleen al door het gegeven dat<br />
hij zich van de talen Frans, Duits en<br />
Italiaans bediende, terwijl Schumann<br />
het uitsluitend bij zijn moedertaal Duits<br />
hield. Bovendien is er in de <strong>Liszt</strong>-liederen<br />
een grote variëteit in stijl en vorm, met<br />
naast korte ‘niemandalletjes’ ook forse<br />
ballades. Een ander belangrijk verschil is<br />
dat Schumann zijn liederen graag bundelde<br />
in cycli, die hij titels gaf, zoals<br />
Dichterliebe, Frauenliebe und Leben, Lieder-<br />
Schumann-<strong>Liszt</strong>:<br />
‘Widmung’, eerste druk<br />
verschenen bij Richault,<br />
Parijs, 1847 onder de<br />
titel ‘Chanson d’amour’<br />
(cat. 60).
<strong>Liszt</strong>:‘Frühlingsnacht’, uitgave Heinze, Leipzig:<br />
187 (cat. 102).<br />
kreis of Myrthen. <strong>Liszt</strong> deed dat nauwelijks:<br />
met uitzondering van de drie<br />
Petrarca-sonetten (een drietal kan feitelijk<br />
geen liedcyclus genoemd worden) en<br />
zijn Wartburg-Lieder, gaf hij zijn liederen<br />
als individuele stukken uit.<br />
<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> heeft nog een andere<br />
verbinding met de liedkunst, namelijk<br />
in de hoedanigheid van bewerker van<br />
talloze liederen van andere componisten<br />
voor pianosolo. Het bekendst en het<br />
grootst in aantal zijn zijn tientallen<br />
bewerkingen van Schubert-liederen,<br />
maar daarnaast arrangeerde hij liederen<br />
van o.a. Ludwig van Beethoven, Frédéric<br />
Chopin, Robert <strong>Franz</strong>, Felix Mendelssohn,<br />
Robert en Clara Schumann en<br />
van zichzelf. Soms stelde hij zich daarin<br />
bescheiden op; dan gaat zijn transcriberen<br />
niet verder dan het ingenieus in<br />
elkaar vlechten en naar de piano vertalen<br />
van de zangpartij en de oorspronkelijke<br />
pianobegeleiding. In andere liederen<br />
ging <strong>Liszt</strong> een flinke stap verder door de<br />
gehele compositie een slag briljanter en<br />
pianistischer te maken, soms ook door<br />
toevoeging van een extra couplet bij<br />
wijze van apotheose. Dat laatste deed hij<br />
bijvoorbeeld in het bekende Widmung<br />
van Schumann. Zeker bij sommige<br />
Schubert-liederen doet <strong>Liszt</strong>s virtuoze<br />
aanpak wel eens afbreuk aan de eenvoud<br />
van het origineel.Tegelijk ontstonden<br />
zo in pianistisch opzicht<br />
prachtige, nieuwe originelen, die terecht<br />
een zelfstandige plaats is de muziekliteratuur<br />
hebben verworven.<br />
Hoewel ‘liederen’ in beginsel tot de<br />
oudste vorm van muziek gerekend<br />
moeten worden (zingen is immers de<br />
meest basale en natuurlijke muzikale<br />
uiting), is het ‘Lied’ met een hoofdletter<br />
een genre dat in de vroege romantiek<br />
ontstond en dat vooral in het Duitstalige<br />
deel van Europa een grote opmars<br />
maakte. Mozart en Beethoven schreven<br />
liederen voor zangstem en piano, maar<br />
dè grote meester in dit genre en de<br />
eerste echte liedcomponist was <strong>Franz</strong><br />
Schubert.<br />
Een belangrijke karaktertrek van het<br />
kunstlied is dat de pianopartij meer is<br />
dan een harmonisatie ter ondersteuning<br />
van de zangstem: het is een volwaardige<br />
partij die het verhaal of de atmosfeer van<br />
het gedicht versterkt, becommentarieert<br />
en aanvult. Dit gegeven, geïnitieerd<br />
door Schubert en ballade-componist<br />
Carl Loewe, werkte Schumann nader<br />
uit.Veel meer dan Schubert en Loewe<br />
was hij een kenner van de piano en was<br />
hij creatief in het bedenken van nieuwe<br />
sonoriteiten. Die zette hij doorgaans<br />
subtiel maar uiterst effectief in, om de<br />
poëzie te versterken. Frauenliebe und -<br />
Leben is naast de Dichterliebe Robert<br />
Schumanns meest geliefde liedcyclus.<br />
De acht liederen op teksten van<br />
Chamisso werden in 1840 gecomponeerd.<br />
De 3 Petrarca-sonetten worden vooral<br />
veel uitgevoerd in de pianoversie die<br />
<strong>Liszt</strong> in 1849 een plaats gaf in zijn bundel<br />
Années de pèlerinage (tweede jaar,<br />
Italië). Dat deze vanuit de belcanto<br />
zangkunst gedachte juwelen in eerste<br />
aanleg al in 1839 als liederen voor zangstem<br />
en piano waren ontstaan, is veel<br />
minder bekend. Qua bouw en atmosfeer<br />
verschillen deze originelen weinig<br />
van de pianotranscriptie. Het zijn stuk<br />
voor stuk grootschalige liederen met<br />
muzikaal rijke, pianistisch veeleisende<br />
pianopartijen. Als zodanig hebben ze<br />
een unieke plaats in het liedrepertoire;<br />
ze tonen als geen ander vocaal werk van<br />
<strong>Liszt</strong> aan, hoezeer deze componist<br />
meester was om stem en klavier te<br />
integreren.<br />
Christo Lelie<br />
15
Teksten van de liederen<br />
Frauenliebe und Leben<br />
(tekst: Adelbert von Chamisso)<br />
1. Seit ich ihn gesehen<br />
Seit ich ihn gesehen,<br />
Glaub ich blind zu sein;<br />
Wo ich hin nur blicke,<br />
Seh ich ihn allein;<br />
Wie im wachen Traume<br />
Schwebt sein Bild mir vor,<br />
Taucht aus tiefstem Dunkel,<br />
Heller nur empor.<br />
Sonst ist licht- und farblos<br />
Alles um mich her,<br />
Nach der Schwestern Spiele<br />
Nicht begehr ich mehr,<br />
Möchte lieber weinen,<br />
Still im Kämmerlein;<br />
Seit ich ihn gesehen,<br />
Glaub ich blind zu sein.<br />
2. Er, der Herrlichste von allen<br />
Er, der Herrlichste von allen,<br />
Wie so milde, wie so gut!<br />
Holde Lippen, klares Auge,<br />
Heller Sinn und fester Mut.<br />
So wie dort in blauer Tiefe,<br />
Hell und herrlich, jener Stern,<br />
Also er an meinem Himmel,<br />
Hell und herrlich, hoch und fern.<br />
Wandle, wandle deine Bahnen,<br />
Nur betrachten deinen Schein,<br />
Nur in Demut ihn betrachten,<br />
Selig nur und traurig sein!<br />
Höre nicht mein stilles Beten,<br />
Deinem Glücke nur geweiht;<br />
Darfst mich niedre Magd nicht kennen,<br />
Hoher Stern der Herrlichkeit!<br />
Nur die Würdigste von allen<br />
Soll beglücken deine Wahl,<br />
Und ich will die Hohe segnen,<br />
Segnen, segnen viele tausendmal.<br />
Will mich freuen dann und weinen,<br />
Selig, selig bin ich dann;<br />
Sollte mir das Herz auch brechen,<br />
Brich, o Herz, was liegt daran?<br />
3. Ich kann’s nicht fassen, nicht glauben<br />
Ich kann’s nicht fassen, nicht glauben,<br />
Es hat ein Traum mich berückt;<br />
Wie hätt er doch unter allen<br />
Mich Arme erhöht und beglückt?<br />
Mir war’s, er habe gesprochen:<br />
“Ich bin auf ewig dein,”<br />
Mir war’s - ich träume noch immer,<br />
Es kann ja nimmer so sein.<br />
O laß im Traume mich sterben,<br />
Gewieget an seiner Brust,<br />
Den seligen Tod mich schlürfen<br />
In Tränen unendlicher Lust.<br />
4. Du Ring an meinem Finger<br />
Du Ring an meinem Finger,<br />
Mein goldenes Ringelein,<br />
Ich drücke dich fromm an die Lippen,<br />
Dich fromm an das Herze mein.<br />
Ich hatt ihn ausgeträumet,<br />
Der Kindheit friedlich schönen Traum,<br />
Ich fand allein mich, verloren<br />
Im öden, unendlichen Raum.<br />
Du Ring an meinem Finger<br />
Da hast du mich erst belehrt,<br />
Hast meinem Blick erschlossen<br />
Des Lebens unendlichen, tiefen Wert.<br />
Ich werd ihm dienen, ihm leben,<br />
Ihm angehören ganz,<br />
Hin selber mich geben und finden<br />
Verklärt mich in seinem Glanz.<br />
Du Ring an meinem Finger,<br />
Mein goldenes Ringelein,<br />
Ich drücke dich fromm an die Lippen<br />
Dich fromm an das Herze mein.<br />
5. Helft mir, ihr Schwestern<br />
Helft mir, ihr Schwestern,<br />
Freundlich mich schmücken,<br />
Dient der Glücklichen heute mir,<br />
Windet geschäftig<br />
Mir um die Stirne<br />
Noch der blühenden Myrte Zier.<br />
Als ich befriedigt,<br />
Freudigen Herzens,<br />
Sonst dem Geliebten im Arme lag,<br />
Immer noch rief er,<br />
Sehnsucht im Herzen,<br />
Ungeduldig den heutigen Tag.<br />
Helft mir, ihr Schwestern,<br />
Helft mir verscheuchen<br />
Eine törichte Bangigkeit,<br />
Daß ich mit klarem<br />
Aug ihn empfange,<br />
Ihn, die Quelle der Freudigkeit.<br />
Bist, mein Geliebter,<br />
Du mir erschienen,<br />
Giebst du Sonne, mir deinen Schein?<br />
Laß mich in Andacht,<br />
Laß mich in Demut,<br />
Laß mich verneigen dem Herren mein.<br />
Streuet ihm, Schwestern,<br />
Streuet ihm Blumen,<br />
Bringt ihm knospende Rosen dar,<br />
Aber euch, Schwestern,<br />
Grüß ich mit Wehmut<br />
Freudig scheidend aus eurer Schar.<br />
16<br />
6. Süßer Freund, du blickest<br />
Süßer Freund, du blickest<br />
Mich verwundert an,<br />
Kannst es nicht begreifen,<br />
Wie ich weinen kann;<br />
Laß der feuchten Perlen<br />
Ungewohnte Zier<br />
Freudenhell erzittern<br />
in den Wimpern mir<br />
Wie so bang mein Busen,<br />
Wie so wonnevoll!<br />
Wüßt ich nur mit Worten,<br />
Wie ich’s sagen soll;<br />
Komm und birg dein Antlitz<br />
Hier an meiner Brust,<br />
Will in’s Ohr dir flüstern<br />
Alle meine Lust.<br />
Hab’ ob manchen Zeichen<br />
Mutter schon gefragt,<br />
Hat die gute Mutter<br />
Alles mir gesagt,<br />
Hat mich unterwiesen<br />
Wie, nach allem Schein,<br />
Bald für eine Wiege<br />
Muß gesorget sein.<br />
Weißt du nun die Tränen,<br />
Die ich weinen kann?<br />
Sollst du nicht sie sehen,<br />
Du geliebter Mann?<br />
Bleib an meinem Herzen,<br />
Fühle dessen Schlag,<br />
Daß ich fest und fester<br />
Nur dich drücken mag.<br />
Hier an meinem Bette<br />
Hat die Wiege Raum,<br />
Wo sie still verberge<br />
Meinen holden Traum;<br />
Kommen wird der Morgen,<br />
Wo der Traum erwacht,<br />
Und daraus dein Bildnis<br />
Mir entgegen lacht.<br />
7. An meinem Herzen, an meiner Brust<br />
An meinem Herzen, an meiner Brust,<br />
Du meine Wonne, du meine Lust!<br />
Das Glück ist die Liebe, die Lieb ist das Glück,<br />
Ich hab’ es gesagt und nehm’s nicht zurück.<br />
Hab überglücklich mich geschätzt<br />
Bin überglücklich aber jetzt.<br />
Nur die da säugt, nur die da liebt<br />
Das Kind, dem sie die Nahrung giebt;<br />
Nur eine Mutter weiß allein<br />
Was lieben heißt und glücklich sein.<br />
O, wie bedaur’ ich doch den Mann,<br />
Der Mutterglück nicht fühlen kann!<br />
Du lieber, lieber Engel, du<br />
Du schauest mich an und lächelst dazu!
8. Nun hast du mir den ersten Schmerz<br />
getan<br />
Nun hast du mir den ersten Schmerz getan,<br />
Der aber traf.<br />
Du schläfst, du harter, unbarmherz’ger Mann,<br />
Den Todesschlaf.<br />
Es blicket die Verlaßne vor sich hin,<br />
Die Welt is leer.<br />
Geliebet hab ich und gelebt, ich bin<br />
Nicht lebend mehr.<br />
Ich zieh mich in mein Innres still zurück,<br />
Der Schleier fällt,<br />
Da hab ich dich und mein verlornes Glück,<br />
Du meine Welt!<br />
<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> – Petrarca Sonetten<br />
(tekst: Francesco Petrarca)<br />
Benedetto sia ’l giorno, e ’l mese, e l’anno<br />
Benedetto sia ’l giorno, e ’l mese, e l’anno,<br />
E la stagione, e ’l tempo, e l’ora, e ’l punto<br />
E ’l bel paese e ’l loco, ov’io fui giunto<br />
Da’duo begli occhi che legato m’ànno;<br />
E benedetto il primo dolce affanno<br />
Ch’i’ ebbi ad esser con Amor congiunto,<br />
E l’arco e la saette ond’ i’ fui punto,<br />
E le piaghe, ch’infino al cor mi vanno.<br />
Benedette le voci tante, ch’io<br />
Chiamando il nome di Laura ho sparte,<br />
E i sospiri e le lagrime e ’l desio.<br />
E benedette sian tutte le carte<br />
Ov’io fama le acquisto, e il pensier mio,<br />
Ch’è sol di lei, si ch’altra non v’ha parte<br />
Pace non trovo<br />
Pace non trovo, e non ho da far guerra,<br />
E temo, e spero, ed ardo, e son un ghiaccio:<br />
E volo sopra ’l cielo, e giaccio in terra;<br />
E nulla stringo, e tutto ’l mondo abbraccio.<br />
Tal m’ha in priggion, che non m’apre, né serra,<br />
Né per suo mi ritien, né scioglie il laccio,<br />
E non m’uccide Amor, e non mi sferra;<br />
Né mi vuol vivo, né mi trahe d’impaccio.<br />
Veggio senz’occhi; e non ho lingua e grido;<br />
E bramo di perir, e cheggio aita;<br />
Ed ho in odio me stesso, ed amo altrui:<br />
Pascomi di dolor; piangendo rido;<br />
Egualmente mi spiace morte e vita.<br />
In questo stato son, Donna, per Voi.<br />
I’ vidi in terra angelici costumi<br />
I’ vidi in terra angelici costumi,<br />
E celesti bellezze al mondo sole;<br />
Tal che di rimembrar mi giova, e dole:<br />
Che quant’io miro, par sogni, ombre, e fumi.<br />
E vidi lagrimar que’ duo bei lumi,<br />
Ch'han fatto mille volte invidia al sole;<br />
Ed udì’ sospirando dir parole<br />
Che farian gir i monti, e stare i fiumi.<br />
Amor! senno! valor, pietate, e doglia<br />
Facean piangendo un più dolce concento<br />
D’ogni altro, che nel mondo udir si soglia.<br />
Ed era ’l cielo all’armonia s'intento<br />
Che non si vedea in ramo mover foglia.<br />
Tanta dolcezza avea pien l’aer e ’l vento<br />
17<br />
<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> – Petrarca Sonetten<br />
Duitse vertalingen<br />
Benedetto sia ‘l giorno, e ‘l mese, e l’anno<br />
Sei gesegnet immerdar von allen Tagen,<br />
du holder Lenzestag und deine guten Stunden;<br />
ihr schönen Fluren, da wurde ich gefunden<br />
von zweien Augen, und in Bann geschlagen.<br />
O, sei gesegnet, erstes süßes Zagen,<br />
mit dem die Liebe mich an sich gebunden,<br />
ihr Liebespfeile, all ihr tiefen Wunden,<br />
deren Schmerzen so gern mein Herz getragen.<br />
Seid gesegnet, ihr heißen Tränen,<br />
laute Rufe, die ihr wolltet sie ereilen,<br />
meine Seufzer und du, mein endlos Sehnen.<br />
Und seid gesegnet auch ihr, wohlgereimten Zeilen,<br />
durch die Ruhm ihr erworben mein sinnend Wähnen,<br />
das sie allein, ja, wer noch sollt’ es teilen!<br />
Pace non trovo<br />
Fried’ ist versagt mir, vergebens träum’ ich Schlachten;<br />
muß fürchten und hoffen, entbrennen in Schauern beben,<br />
dem stolzen Himmelsfluge folgt tief Verschmachten<br />
und kein Erlangen, kein weltenumfangendes Streben!<br />
Gefesselt so schwer all mein weichselndes Trachten,<br />
schnöd verschmäht darf ich mich nicht der Frohn entheben,<br />
der Dämon schont mich, ach, den wohl Bewachten,<br />
läßt mich vergehen und mißgönnt mir das Leben.<br />
Blöd sind die Blikke, und sie sind stumm, meine Klagen,<br />
ich wählte Untergang und fürchte das Sterben,<br />
ja, mir blieb Haß für mich selber, da Liebe entwich.<br />
Lust ist mir nur mein Schmerz, und Tränen mein Behagen,<br />
Tod gilt gleich mir und Leben gleiches Verderben!<br />
Also geschah mir, o Geliebte, um dich.<br />
I’ vidi in terra angelici costumi<br />
So sah ich denn auf Erden Engelsfrieden und Glanz<br />
von dort hienieden, und solches Leuchten,<br />
deß ich gedenken muß, denn sonst bedeuchten<br />
mich jene Bilder, als wären’s Traumgebilde.<br />
Ich sah die Träne, die den Blick ihr hüllte,<br />
ihr Auge, aller Sonnen Neid, sich befeuchten,<br />
und vernahm ihrer Klagen Stimme, da beugten<br />
sich die Höhn, der Strom erstarrte, der jäh gestillte.<br />
Es klang so tief, so voll von Wehmutsregen,<br />
ein Klang voller Lieb und Leid, hold und gelinde,<br />
ihr Seufzer, alle Welt gilt nicht dagegen.<br />
Und alles schmiegte solchem Wohllaut sich geschwinde,<br />
kein Blättchen am Baume durfte sich bewegen,<br />
so süß befangen, so lauschten da Luft und Winde.
<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>, lithografie<br />
van Ramelet naar het<br />
karikatuurbeeld van<br />
Dantan uit het tijdschrift<br />
‘Charivari’,<br />
11 juli 1836 (cat. 9).<br />
De relatie Schumann-<strong>Liszt</strong><br />
Albert Brussee<br />
Jaren van toenadering<br />
Al bij een oppervlakkige beschouwing<br />
van de relatie Schumann-<strong>Liszt</strong> valt<br />
op, dat hun levens zich in bepaalde<br />
opzichten langs gelijke banen ontwikkelden.<br />
Beide componisten werden<br />
omstreeks het jaar 1832 artistiek volwassen<br />
en braken met het klassieke verleden,<br />
beiden schreven enorm veel voor<br />
het romantische instrument ‘par excellence’,<br />
de piano, beiden lieten zich<br />
graag inspireren door literatuur en buitenmuzikale<br />
beelden. En toch - hoe<br />
verschillend waren zij!<br />
<strong>Liszt</strong> wordt nog steeds beschouwd<br />
als de grootste pianist aller tijden en<br />
schreef alles tezamen circa 1500 pianowerken;<br />
Robert Schumann bedierf door<br />
verkeerd oefenen al in zijn jongelingsjaren<br />
zijn rechterhand en verlegde op<br />
18<br />
den duur zijn werkveld naar het lied,<br />
naar kamermuziek, symfonieën, ja naar<br />
oratoria en opera’s. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> vertegenwoordigde<br />
tot aan zijn dood toe de<br />
moderne stroming in de muziek, terwijl<br />
Schumann, na een romantisch-vooruitstrevend<br />
begin, steeds meer begon terug<br />
te kijken, naar Bach en Beethoven. Zo<br />
kon het gebeuren, dat beide componisten<br />
elkaar aanvankelijk bewonderden,<br />
bevriend raakten, om uiteindelijk met<br />
ruzie en onderling onbegrip uit elkaar<br />
te gaan.<br />
We laten hun betrekkingen beginnen<br />
in het jaar 1835, het jaar waarin Robert<br />
Schumann in het door hem opgerichte<br />
Neue Zeitschift für Musik een lang artikel<br />
over Berlioz’ Symphonie fantastique<br />
publiceerde. Hij besprak daarin terloops<br />
ook <strong>Liszt</strong>s transcriptie voor piano, die<br />
deze in de zomer van 1833 geschreven<br />
had en een jaar later op eigen kosten bij<br />
de uitgever Schlesinger in Parijs had<br />
laten drukken. Schumann schreef:“Het<br />
klavieruittreksel van <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> verdient<br />
een uitvoerige bespreking (…). <strong>Liszt</strong><br />
heeft deze transcriptie met zoveel vlijt<br />
en enthousiasme gemaakt, dat het resultaat<br />
als een origineel werk voor piano,<br />
als resumé van zijn diepgaande studie in<br />
klavierspel, ja, als een praktische klavierschool<br />
in partituurspel moet worden<br />
gezien. Deze voordrachtskunst, zo geheel<br />
verschillend van het detailspel van de<br />
hedendaagse virtuozen, de veelvuldige<br />
aanslagmanieren die vereist worden, het<br />
effectieve gebruik van het pedaal, het<br />
duidelijke vervlechten van de verschillende<br />
orkeststemmen, het weergeven van<br />
de orkestrale tutti, kortom de kennis<br />
van de middelen en de vele geheimen<br />
die het klavier nog verbergt - dat alles<br />
kan slechts het werk van een Meester<br />
zijn! (…)”<br />
In die tijd moet <strong>Liszt</strong> al bekend zijn<br />
geweest met enkele pianowerken van<br />
Schumann, want in de dankbrief van<br />
Berlioz aan Robert Schumann naar<br />
aanleiding van diens uitvoerige recensie<br />
van zijn symfonie complimenteerde hij<br />
hem met zijn composities waarvan hij<br />
er enkele gehoord had in de onvergetelijke<br />
uitvoering van <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>. Deze
<strong>Liszt</strong>s klavierpartituur<br />
van Berlioz’‘Symphonie<br />
Fantastique’,<br />
Schlesinger 1834 (cat. 7).<br />
had hem verzekerd, dat Schumanns<br />
klavierwerken de logische voortzetting<br />
waren van die van Beethoven, Schubert<br />
en Carl Maria von Weber.Voorwaar,<br />
geen gering compliment aan het adres<br />
van een nog zo jong componist!<br />
In november 1837 ging <strong>Liszt</strong>, die in<br />
die jaren redacteur was van de Gazette<br />
musical de Paris, er toe over enkele werken<br />
van Schumann te bespreken. Na<br />
een algemene inleiding, waarin hij<br />
Schumann in één adem noemt met<br />
Chopin en het als zijn mening te kennen<br />
geeft dat hij in de werken van geen<br />
andere jonge componist zoveel ‘individualiteit,<br />
orginaliteit en vakkennis’ had<br />
gevonden, gaat hij over tot de bespreking<br />
van de Impromptus über eine Romance<br />
von Clara Wieck, opus 5.Terecht schrijft<br />
hij, dat dit werk eerder verwant is aan<br />
de Eroica-variaties van Beethoven dan<br />
aan de vele goedkope reeksen briljante<br />
variaties zoals ze in die dagen bij de<br />
vleet werden geschreven.Vervolgens<br />
gaat hij diep in op de grote Sonate in<br />
fis-klein, opus 11, die kort daarvoor was<br />
uitgekomen. Aangaande het eerste deel<br />
van dit meesterwerk wijst hij op de<br />
19<br />
hechte bouw en de onwrikbare logica<br />
in de opeenvolging der muzikale<br />
ideeën. Naar aanleiding van het tweede<br />
deel, de prachtige Aria, wijst hij erop<br />
dat de muziek van Schumann zich richt<br />
tot de serieuze luisteraar, tot hen die<br />
diep in de materie wensen door te<br />
dringen om daar de schoonste paar’len<br />
te zoeken.<br />
<strong>Liszt</strong> besluit zijn recensie met de<br />
bespreking van het zogenaamde Concert<br />
sans orchestre in f, opus 14. Hij maakt<br />
bezwaar tegen deze titel omdat naar zijn<br />
mening het woord ‘concert’ bij de luisteraar<br />
verwachtingen schept die niet overeenkomen<br />
met de aard van Schumanns<br />
muziek. Bij een concert denkt men<br />
immers aan iets briljants, aan uiterlijke<br />
glans en een brede opbouw, terwijl<br />
Schumanns stijl zich juist kenmerkt<br />
door intieme gevoelsexpressie en grillige<br />
fantasie. Hij stelt daarom voor deze<br />
compositie tot ‘Sonate’ om te<br />
dopen, een suggestie die<br />
Schumann bij de revisie<br />
van dit werk in 1853<br />
ook inderdaad gevolgd<br />
heeft.Wat <strong>Liszt</strong> niet<br />
kon weten is, dat het<br />
Concert sans orchestre<br />
oorspronkelijk vijf<br />
delen telde, maar de<br />
componist - om de<br />
driedelige concertvorm<br />
te respecteren! - de beide<br />
Scherzi eruit had gelaten. Pas<br />
bij de revisie werd één van beide<br />
Scherzi zijn oorspronkelijke plaats in<br />
het werk teruggegeven, en juist dit<br />
Scherzo is één van de hoogtepunten<br />
van de sonate! Het andere Scherzo<br />
werd pas tien jaar na Schumanns dood<br />
uitgegeven, maar is in zijn grotere<br />
beknoptheid, donkerder tint en op de<br />
muziek van Johannes Brahms vooruitlopende<br />
ritmische complexiteit toch<br />
zeker niet de minste van de twee.<br />
Een belangrijk moment in de relatie<br />
Schumann-<strong>Liszt</strong> brak aan toen Robert,<br />
die het artikel van <strong>Liszt</strong> spoedig na verschijnen<br />
onder ogen had gekregen, de<br />
pen greep om hem persoonlijk te danken.<br />
Hoewel de meeste brieven gericht<br />
tot zijn kunstbroeder niet bewaard zijn<br />
gebleven, zijn we toch redelijk van de<br />
inhoud ervan op de hoogte, omdat<br />
Schumann de gewoonte had in zijn<br />
<strong>Liszt</strong>, plaquette uit<br />
biskuit porselein,<br />
1838 (cat. 32).
Robert Schumann,<br />
maart 1850.<br />
Daguerreotypie door<br />
Johann Anton Völlner<br />
(cat. 72).<br />
zogenaamde Briefbuch een korte aantekening<br />
te maken van al de epistels die<br />
hij in zo talrijke mate heeft verzonden.<br />
Hierin lezen we onder 16 januari 1838<br />
(in vertaling):“Dank voor het opstel.<br />
Een aardige vriendschapsbrief. Hoe ik<br />
hem mijn composities kan toezenden.<br />
Of hij misschien naar Leipzig of Wenen<br />
zou kunnen komen? Om antwoord<br />
gevraagd.”<br />
<strong>Liszt</strong>, die in de zomer van 1837 uit<br />
Parijs vertrokken was en met Marie<br />
d’Agoult via Nohant en Lyon naar Italië<br />
getrokken was, bereikte deze brief pas<br />
medio maart 1838 in Milaan, tezamen<br />
met de Carnaval en de Fantasiestücke.<br />
Toen hij in april van hetzelfde jaar in<br />
Wenen aankwam om er enkele concerten<br />
te geven, vond hij tot zijn verbazing<br />
bij de uitgever Haslinger opnieuw een<br />
pakje composities van Schumann, die<br />
kennelijk erg gesteld was op het oordeel<br />
van de toen al wereldberoemde pianist.<br />
Getroffen door zoveel vriendschapsbetuigingen<br />
schreef <strong>Franz</strong> begin mei<br />
terug. In deze door Schumann zorgvuldig<br />
bewaarde brief lezen we, dat <strong>Liszt</strong> in<br />
de Oostenrijkse hoofdstad Clara Wieck<br />
had ontmoet, die hem verteld had over<br />
haar geheime, door haar vader Friedrich<br />
20<br />
Wieck gedwarsboomde verhouding met<br />
Robert Schumann. Het hoeft geen<br />
betoog, dat de virtuoos, die ook als<br />
minnaar een goede reputatie had,<br />
onverwijld de zijde van het jonge paar<br />
koos. Over Carnaval en de Fantasiestücke<br />
liet hij zich in positieve bewoordingen<br />
uit. Op zijn beurt, zo beloofde hij, zal<br />
hij hem zijn Grandes Etudes toezenden,<br />
waaraan hij kort geleden de laatste hand<br />
had gelegd en die over enkele maanden<br />
zouden verschijnen.<br />
En inderdaad, in de herfst van 1838<br />
ontving Schumann <strong>Liszt</strong>s Grandes Etudes<br />
en begon hij te werken aan een uitvoerige<br />
bespreking van deze twaalf etudes,<br />
die in moeilijkheidsgraad alles overtreffen<br />
wat tot op dat moment voor piano<br />
geschreven was en die ook nu nog zelden<br />
gespeeld worden. Hij vergeleek deze<br />
studies met <strong>Liszt</strong>s etudes uit 1826 en<br />
bemerkte, dat de Grandes Etudes, op één<br />
uitzondering na, uitwerkingen waren van<br />
die jeugdwerken.Verbazingwekkend<br />
genoeg had Schumann een lichte voorkeur<br />
voor de nog in Czerny-achtige<br />
stijl geschreven jeugdetudes.“Uit de<br />
vergelijking” zo schreef hij,“komt voor<br />
het eerst duidelijk het verschil tussen de<br />
oudere en huidige pianistiek naar voren,<br />
hoe de nieuwere schrijfwijze aan rijkdom<br />
van uitdrukkingsmiddelen is toegenomen,<br />
aan glans en volheid van klank de<br />
andere in elk opzicht tracht te overtreffen,<br />
terwijl anderzijds de oorspronkelijke<br />
naïviteit, zoals die in dat jeugdwerk<br />
wordt aangetroffen, in de huidige vorm<br />
van het werk bijna volledig onderdrukt<br />
wordt.” De algehele teneur van<br />
Schumanns bespreking is, dat hij <strong>Liszt</strong><br />
als pianist hogelijk bewonderde, maar<br />
niet overtuigd was van zijn compositorische<br />
begaafdheid. Als vakman schoot<br />
hij naar zijn mening tekort en verloor<br />
zich daarom in nodeloze virtuositeit en<br />
uitersten van emotie.<br />
De tijd heeft dit harde oordeel, dat<br />
<strong>Liszt</strong> zijn leven lang achtervolgd heeft,<br />
gecorrigeerd. Ook in de dertiger jaren<br />
was <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> al een belangrijker<br />
componist dan Schumann ooit heeft<br />
ingezien. Zijn Grandes Etudes zijn niet<br />
alleen in pianistisch-virtuoos opzicht<br />
van een overrompelende inventiviteit en<br />
grandeur - zij bevatten passages van<br />
grote schoonheid en worden ook nu<br />
nog ten onrechte verwaarloosd.
<strong>Liszt</strong>s autograaf van de<br />
Etude nr. 1 in C uit<br />
‘Vingt-quatre Grandes<br />
Études’ (cat. 21).<br />
Op 14 januari 1839 schreef<br />
Schumann <strong>Liszt</strong> ten tweede male. Hoewel<br />
ook deze brief verloren is gegaan - het<br />
was de rondreizende virtuoos onmogelijk<br />
de correspondentie die hij uit heel<br />
Europa ontving van stad tot stad mee te<br />
slepen - kennen we ook nu de inhoud<br />
door een korte aantekening in het<br />
Briefbuch:“Verzoek om bijdrage voor<br />
het tijdschrift. Dat ik hem mijn Phantasie<br />
(opus 17) zal opdragen.”<br />
<strong>Liszt</strong> antwoordde hem op 1 maart<br />
vanuit Rome. De toon van deze brief is<br />
buitengewoon hartelijk. Direct al in de<br />
eerste alinea kwam hij tot een spontane<br />
vriendschapsverklaring:“Zonder dat we<br />
elkaar ooit ontmoet hebben, hebben we<br />
achting voor elkaar, houden we van<br />
elkaar (sta me toe, dat ik dit woord<br />
gebruik). Dat wat ik weet van u en van<br />
uw talent maakt, dat ik een diepe en<br />
doorleefde sympathie voor u heb opgevat.”<br />
Ook zijn voorstel aan Schumann<br />
om in de winter van dat jaar naar Wenen<br />
te komen en daarna in de lente van<br />
1840 samen naar Parijs te reizen, getuigt<br />
21<br />
van ongecompliceerde gevoelens van<br />
vriendschap. Hoe de Leipziger op deze<br />
stormachtige, impulsieve toenadering<br />
reageerde lezen we in dagboek VII onder<br />
20 maart:“Enkele dagen geleden een<br />
brief van <strong>Liszt</strong>. Hij overspoelt me plotseling<br />
met vriendschapsbetuigingen.<br />
Zijn voorstellen noem ik niet erg realistisch.”<br />
Desalniettemin zond hij hem zijn<br />
Kinderszenen en de grote Phantasie in C<br />
met - inderdaad! - op de cover een<br />
opdracht aan <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>. Deze schreef<br />
hem op 5 juni vanuit Albano terug. De<br />
Phantasie vond hij een meesterwerk en<br />
hij dankte Schumann oprecht voor de<br />
opdracht. Ook de Kinderszenen bevielen<br />
hem zeer en hem niet alleen! Want als<br />
we de aardige anekdote mogen geloven<br />
was zijn driejarige dochtertje Blandine<br />
er al even verrukt van. Als haar papa<br />
achter de vleugel zat, dan liet ze hem ‘la<br />
première reprise’ - bedoeld wordt de<br />
eerste acht maten van het eerste deeltje<br />
- wel twintig keer herhalen!<br />
De grote Phantasie zou <strong>Liszt</strong>, toen<br />
hij in het voorjaar van 1840 in Leipzig<br />
was, Schumann persoonlijk voorspelen.<br />
Vele jaren later vertelde de oude<br />
Maestro zijn leerling en vriend August<br />
Göllerich van deze gebeurtenis.We<br />
laten de componist zelf aan het woord.<br />
“Ik herinner me de eerste keer dat ik<br />
het werk aan de grote componist voorspeelde.Toen<br />
het eerste deel afgelopen<br />
was, bleef hij doodstil in zijn stoel zitten,<br />
wat me nogal teleurstelde. Ik vroeg<br />
hem daarom wat zijn indruk was van de<br />
uitvoering en welke verbeteringen hij<br />
nog kon suggereren, verlangend natuurlijk<br />
als ik was de ideeën van de componist<br />
zèlf te horen. Hij vroeg me door te<br />
gaan met de mars, waarna hij me zijn<br />
commentaar zou geven. Ik speelde het<br />
tweede deel, kennelijk met zo’n effect<br />
dat Schumann uit zijn stoel opsprong,<br />
zijn armen om me heen sloeg en uitriep:‘Goddelijk!<br />
Onze ideeën zijn absoluut<br />
dezelfde wat betreft de interpretatie<br />
van deze delen. Alleen jij met je goddelijke<br />
vingers brachten mijn gedachten<br />
tot een realisatie waarvan ik nooit zou<br />
hebben durven dromen!’”
Robert Schumanns<br />
recensie van <strong>Liszt</strong>s<br />
piano-etudes in zijn<br />
artikel ‘Etuden fúr das<br />
Pianoforte’ (cat. 20).<br />
Jaren van vriendschap -<br />
<strong>Liszt</strong>s concerten in Leipzig<br />
In november 1839 begon <strong>Liszt</strong> een<br />
grote concertreis die hem, na recitals in<br />
Wenen, Boedapest en Praag, naar Dresden<br />
en Leipzig zou voeren. Op dezelfde dag<br />
waarop de grote pianist in de Oostenrijkse<br />
hoofdstad aankwam, op 16 november,<br />
schreef Robert Schumann hem een<br />
brief, waarin hij beloofde hem tot<br />
Dresden tegemoet te reizen. In de enveloppe<br />
deed hij ook een brief van Clara<br />
Schumann, die zich daarin vriendelijk<br />
en lovend over <strong>Liszt</strong> had uitgelaten. De<br />
Hongaar antwoordde op Eerste Kerstdag<br />
vanuit Boedapest, waar hij de ongelooflijkste<br />
successen boekte, ja, als een<br />
nationale held werd gevierd. In deze tot<br />
Clara Wieck gerichte, charmante brief<br />
sprak <strong>Liszt</strong> over zijn zes Paganini-etudes,<br />
die hij aan haar opdroeg.<br />
Na zes concerten in Praag kwam<br />
<strong>Liszt</strong> begin maart 1840 in Dresden aan.<br />
Op de eerste van die maand had<br />
22<br />
Schumann hem een welkomstbrief<br />
geschreven en hem nogmaals beloofd<br />
hem tegemoet te reizen. En inderdaad,<br />
toen de beroemde pianist zijn eerste<br />
concert in de voormalige Saksische<br />
hoofdstad gaf, was Schumann daarbij<br />
aanwezig.Van dit concert, waaraan ook<br />
de bekende zangeres Schröder-Devrient<br />
meewerkte, deed Robert in zijn Neue<br />
Zeitschrift für Musik uitvoerig verslag.<br />
Beeldend verwoorde hij de welhaast<br />
hypnotische uitstraling die van de kunstenaar<br />
uitging:“Nu beproefde de<br />
demon zijn krachten: alsof hij zijn<br />
publiek wilde uittesten speelde hij als<br />
het ware met hen, gaf hen vervolgens<br />
iets ernstigers te horen, tot hij een ieder<br />
met zijn spel omsponnen had en met<br />
hen kon doen wat hij maar wilde. Dit<br />
vermogen een publiek volkomen aan<br />
zich te onderwerpen, het als het ware<br />
op te heffen, te dragen en weer vallen<br />
te laten, treft men bij geen andere podiumkunstenaar,<br />
Paganini uitgezonderd, in<br />
zo hoge mate aan.”
De dag na het concert stapten<br />
Schumann en <strong>Liszt</strong> gebroederlijk in de<br />
pas enkele maanden lopende trein van<br />
Dresden naar Leipzig. Het eerste concert<br />
in Leipzig vond op 17 maart plaats.<br />
Negatief beïnvloed door hatelijke krantenberichten,<br />
waarin schande werd<br />
gesproken van de hoge entree-gelden,<br />
was de stemming bij het publiek niet al<br />
te best.Toen de kunstenaar het podium<br />
betrad ging er nauwelijks één hand op<br />
de andere. <strong>Liszt</strong>, die van kinds af aan<br />
gewend was bejubeld te worden, moet<br />
het op dat moment vreemd te moede<br />
zijn geweest, maar welgemoed zette hij<br />
zich aan het klavier en speelde ter opening<br />
de laatste twee delen van zijn transcriptie<br />
van de Pastorale, de Zesde<br />
Symfonie van Beethoven, die echter<br />
met boe-geroep ontvangen werden.<br />
Ook Schumann, die overigens van dit<br />
concert heel vriendschappelijk verslag<br />
deed, vond de keuze niet gelukkig. In<br />
dezelfde zaal, waarin de meesterwerken<br />
van Beethoven onder de directie van<br />
Mendelssohn zo dikwijls en volmaakt<br />
tot uitvoering waren gekomen, werd -<br />
naar zijn mening - het zwakke geluid<br />
van een enkele vleugel des te meer<br />
hoorbaar naarmate de pianist probeerde<br />
al het orkestrale geweld daarop uit te<br />
beelden. Maar, zo schreef hij niet ongeestig,“Man<br />
hat ihn wenigsten die<br />
Mähnen schütteln gesehen”. Met zijn<br />
Fantasie over thema’s uit de opera Niobe<br />
van Pacini had de klavierleeuw meer<br />
succes. Het hoogtepunt van <strong>Liszt</strong>s<br />
optreden lag voor Schumann evenwel<br />
in de uitvoering van de elfde van de<br />
Grandes Études, de compositie die in<br />
zijn uiteindelijke versie Harmonies du<br />
soir zou gaan heten.<br />
Direct de volgende dag zou <strong>Liszt</strong><br />
zijn tweede concert in Leipzig geven.<br />
Om drie uur in de middag echter voelde<br />
hij zich rillerig en kroop in bed.<br />
Schumann schreef hierover aan zijn toekomstige<br />
bruid:“Dat laat zich niet<br />
beschrijven, wat ik je over die toestanden<br />
hier te vertellen heb. Het tweede concert<br />
gaf hij nog niet en kroop liever in<br />
bed; twee uur voor de aanvang liet hij<br />
bekend maken, dat hij ziek was. Dat hij<br />
niet goed in orde is, wil ik best aannemen,<br />
maar voor het overige was het een<br />
‘politische Krankheit’. Mogelijk heeft<br />
<strong>Liszt</strong> inderdaad een opkomend griepje<br />
23<br />
als argument gebruikt om de slechte<br />
ontvangst van zijn eerste concert ‘af te<br />
straffen’. Om de pijnlijke situatie te<br />
redden organiseerde Mendelssohn enkele<br />
dagen later, toen <strong>Liszt</strong> weer was opgeknapt,<br />
een feestconcert, tijdens welke<br />
hijzèlf, naast eigen composities, de<br />
wereldpremière van de kort daarvoor<br />
door Schumann in Wenen gevonden<br />
Negende Symfonie van Schubert dirigeerde.<br />
Het programma werd besloten<br />
met het Concert voor drie klavieren en<br />
orkest in d van Johann Sebastian Bach,<br />
met als solisten <strong>Liszt</strong>, Hiller en hijzelf.<br />
Na dit gebaar van verbroedering verzocht<br />
men <strong>Liszt</strong> bij wijze van toegift<br />
zijn transcriptie van Schuberts Erlkönig<br />
te spelen. Daarmee kreeg hij de zaal plat<br />
en het succes was zo groot, dat de<br />
gramschap van de pianist ontdooide en<br />
hij beloofde direct de volgende dag zijn<br />
tweede concert te geven.<br />
Het programma opende met het<br />
Konzertstück voor piano en orkest van<br />
Carl Maria von Weber, één van zijn<br />
glansstukken, dat hij honderden malen<br />
heeft uitgevoerd. Schumann was van de<br />
uitvoering bijzonder onder de indruk<br />
en beschouwde het als het hoogtepunt<br />
van het concert. Hij schreef er tweemaal<br />
over, direct de volgende dag in de<br />
Brockhauser Allgemeiner Zeitung en in een<br />
samenvattend artikel over <strong>Liszt</strong> in<br />
Dresden en Leipzig in zijn eigen Neue<br />
Zeitschrift für Musik. In de Brockhauser<br />
Allgemeiner Zeitung lezen we:“Hoeveel<br />
we al van <strong>Liszt</strong>s voordracht van Webers<br />
Konzertstück gehoord hadden - hij<br />
overtrof toch nog onze verwachtingen!<br />
Zoals hij het direct de eerste maten<br />
aanvatte, geweldig en groots, hoe hij het<br />
tweede deel met als maar toenemende<br />
kracht en spanning speelde, hoe hij het<br />
marsgedeelte inzette, het orkest als het<br />
ware met zich mee slepend, hoog daar<br />
bovenuit klinkend, als een triomfator<br />
zich aan de spits van een heerschare<br />
stellend en deze jubelend tot aan het<br />
slot aanvoerend!” Schumanns beeldspraak<br />
is hier niet zo vergezocht als het<br />
misschien lijkt, want zoals we weten van<br />
de programmatische toelichting op het<br />
Konzertstück van Julius Benedict, een<br />
leerling van Weber, was het inderdaad<br />
de bedoeling een stoet ridders uit te<br />
beelden die zegevierend terugkeerden<br />
uit het Heilige Land.
Brief van Schumann<br />
aan <strong>Liszt</strong>, Leipzig<br />
29 oktober 1840<br />
(cat. 48).<br />
Solistisch speelde <strong>Liszt</strong> vervolgens<br />
één van zijn zwaarste operaparafrases,<br />
zijn Grande Fantaisie sur des thèmes de<br />
l’opéra ‘Les Huguenots’ van Meyerbeer,<br />
een werk van 23 minuten lengte, en<br />
enkele transcripties van liederen van<br />
Schubert, het geliefde Ave Maria, het<br />
niet minder populaire Ständchen en op<br />
verlangen van het publiek nogmaals de<br />
Erlkönig.<br />
Op 29 maart gaf <strong>Liszt</strong> een concert<br />
‘für die Armen’ in Dresden. Dat concert<br />
begon om half één ’s middags; na afloop<br />
vertrok de pianist direct naar Leipzig,<br />
waar hij de volgende morgen verwacht<br />
werd voor een repetitie met het<br />
Gewandhaus-Orchester in verband met<br />
zijn slotconcert dat op diezelfde dag<br />
’s avonds plaatsvond. Ook dat was een<br />
liefdadigheidsconcert, deze maal ten<br />
bate van het pensioenfonds voor zieke<br />
en oude musici. Dat <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> ontelbare<br />
keren voor een goed doel heeft<br />
gespeeld, heeft alles te maken met het<br />
in die tijd nog volkomen ontbreken van<br />
sociale voorzieningen. Als overtuigd<br />
socialist en gelovig katholiek beschouwde<br />
hij het als zijn morele plicht waar hij<br />
maar kon medemensen die in nood<br />
verkeerden te helpen. Bij wijze van<br />
24<br />
vriendschappelijk gebaar speelde <strong>Liszt</strong><br />
tijdens dit afscheidsconcert uitsluitend<br />
composities van drie in Leipzig woonachtige<br />
componisten: van Mendelssohn<br />
diens Tweede Pianoconcert in d, dat pas<br />
twee jaar daarvoor in druk was verschenen,<br />
van Hiller twee etudes uit opus 20,<br />
en van Robert Schumann enkele delen<br />
uit het Carnaval. Schumann schreef<br />
hierover:“Tot verbazing van menig<br />
schroomvalliger virtuoos moge het hier<br />
gezegd worden: <strong>Liszt</strong> speelde bijna al<br />
deze werken van blad! Van de etudes<br />
van Hiller en het Carnaval had hij vroeger<br />
vluchtig kennis genomen,<br />
Mendelssohns compositie echter had hij<br />
pas enkele dagen voor het concert leren<br />
kennen. Door vele zaken in beslag<br />
genomen had hij voor een grondig<br />
bestuderen in zo’n korte tijdspanne<br />
onmogelijk gelegenheid gehad.”<br />
Na de pauze speelde <strong>Liszt</strong> het<br />
bekende Hexameron voor piano en orkest,<br />
een variatiewerk op het populaire marsthema<br />
uit de opera I Puritani van<br />
Bellini, met bijdragen van Thalberg,<br />
Pixis, Herz, Czerny en Chopin, maar in<br />
hoofdzaak toch gecomponeerd door<br />
hemzelf. Met name met deze compositie<br />
had de concertgever het grootste succes<br />
en Schumann vroeg zich met verwondering<br />
af, waar de virtuoos de kracht<br />
vandaan haalde dat zware werk voor de<br />
helft te bisseren en daarna als toegift nog<br />
zijn Grand Galop chromatique te spelen.<br />
Op 31 maart vertrok <strong>Liszt</strong> uit Leipzig<br />
en arriveerde een week later in Parijs,<br />
waar hij - na een half jaar gescheiden<br />
van haar te hebben geleefd - eindelijk<br />
Marie d’Agoult weer terug zag. Na uitgebreide<br />
tournees in Engeland en Duitsland<br />
keerde de virtuoos in december<br />
1841 naar Leipzig terug om er te participeren<br />
in een concert van Clara Wieck,<br />
nu mevrouw Schumann. Beide in wezen<br />
geheel verschillend geaarde kunstenaars<br />
speelden met groot succes wederom de<br />
Hexameron, deze maal in de versie voor<br />
twee piano’s. Op het programma stonden,<br />
als vriendschappelijk gebaar, nog<br />
meer composities van <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>, zijn<br />
Rheinweinlied en Reiterlied voor mannenkoor,<br />
en de Réminiscenses de Lucia di<br />
Lammermoor op het bekende sextet uit<br />
de opera van Donizetti, gespeeld door<br />
niemand minder dan Clara Schumann<br />
zèlf! Deze eenmalige daad van collegia-
Réminiscence de <strong>Liszt</strong>.<br />
Karikatuur uit de serie<br />
‘Berliner Witze’ 1842,<br />
Hefte 9-11 (cat. 43).<br />
liteit werd door de overwegend conservatieve<br />
pers van Leipzig hardhandig<br />
afgestraft. Men vroeg zich gebelgd af,<br />
hoe het mogelijk was dat iemand met<br />
zo’n degelijk vakmanschap als mevrouw<br />
Schumann zich bezig hield met “dem<br />
verflachenden Treiben der neusten<br />
Klaviervirtuosität”.<br />
Na twee concerten in Dresden op 9<br />
en 11 december gaf <strong>Liszt</strong> op 13 december<br />
een ‘eigen’ concert in Leipzig, waarop<br />
hij o.a. zijn kersverse Réminiscenses de<br />
Don Juan liet horen. Hoewel Clara over<br />
de andere composities van de Hongaar<br />
niet erg te spreken was, liet ze zich over<br />
deze parafrase lovend uit, met name over<br />
het slot ervan, waarin het thema van de<br />
zogenaamde Champagne-aria van Don<br />
Juan centraal staat.<br />
Jaren van verwijdering<br />
Over de jaren volgend op <strong>Liszt</strong>s<br />
concerten in Leipzig valt niet veel te<br />
zeggen. <strong>Liszt</strong> doorkruiste als beroemdste<br />
pianist van zijn tijd heel Europa, van<br />
Edinburgh tot Constantinopel, van<br />
25<br />
Lissabon tot St Petersburg. Schumann<br />
ontwikkelde zich in die jaren in klassieke<br />
zin en schreef een groot aantal liederen,<br />
kamermuziek en symfonieën.<br />
Wèl zijn er nog enkele besprekingen<br />
te melden. In 1842 schreef Schumann<br />
over <strong>Liszt</strong>s Études d’exécution transcendante<br />
d’après Paganini, een zestal zeer moeilijke<br />
etudes op de Caprices voor viool-solo<br />
van Paganini die, zoals gezegd, <strong>Liszt</strong> aan<br />
Clara Wieck had opgedragen.<br />
Schumanns oordeel was over het algemeen<br />
gunstig.“Het is”, zo schreef hij,<br />
“alsof <strong>Liszt</strong> in dit opus al zijn pianistische<br />
kunde heeft willen neerleggen, alle<br />
geheimen van zijn spel het nageslacht<br />
heeft willen overleveren. Hij kon zijn<br />
verering voor de grote, onlangs gestorven<br />
kunstenaar niet op een mooiere manier<br />
gestalte geven dan door deze, tot in het<br />
kleinste detail zorgvuldig uitgewerkte<br />
bewerkingen, waarin de geest van het<br />
origineel zo treffend bewaard is gebleven.”<br />
Aan het slot van deze recensie vergelijkt<br />
hij <strong>Liszt</strong>s etudes met zijn eigen<br />
Studien für das Pianoforte nach Capricen<br />
von Paganini, die hij al vele jaren daarvoor,<br />
in 1832 en 1833, geschreven had.<br />
Hij komt tot de conclusie, dat de zijne<br />
meer de poëtische zijde van Paganini’s<br />
Capriccio’s benadrukken, terwijl die van<br />
<strong>Liszt</strong> vooral het virtuoze element naar<br />
voren brengen. Het verschil tussen<br />
beide cycli zit hem echter niet zozeer<br />
in het benadrukken van het poëtische<br />
contra het virtuoze element, zoals<br />
Schumann beweerde, maar in het feit<br />
dat de Leipziger Paganini’s viool-etudes<br />
letterlijk voor de piano transcribeerde,<br />
terwijl <strong>Liszt</strong> veel vrijer met het uit-<br />
<strong>Liszt</strong>:Autograaf<br />
herinneringsblad met de<br />
maten 56-57 van zijn<br />
bewerking van Paganini’s<br />
Caprice in E (cat. 18).
gangsmateriaal is omgegaan. Schumann<br />
permitteerde zich weinig vrijheden ten<br />
opzichte van het origineel.Weliswaar<br />
schreef hij een smaakvolle begeleiding<br />
bij de vioolpartij en werd deze waar<br />
nodig wat anders gelegd, maar hij greep<br />
niet in de structuur in. <strong>Liszt</strong>s transcripties<br />
daarentegen zijn vrijer en in pianistisch<br />
opzicht avontuurlijker, virtuozer,<br />
fantasievoller gestalte gegeven. Soms<br />
vindt men geïmproviseerde cadensen<br />
toegevoegd en in een enkel geval worden<br />
zelfs twee Caprici samengevoegd tot<br />
één geheel.<br />
Toen <strong>Liszt</strong> zich in 1848 in Weimar<br />
neerliet en zich meer en meer op het<br />
componeren toelegde, kwam de relatie<br />
Schumann-<strong>Liszt</strong> in een nieuwe fase.<br />
Zoals bekend zal zijn, werd Schumann<br />
na de dood van Mendelssohn in 1847<br />
beschouwd als de belangrijkste onder<br />
de behoudende, classicistisch denkende<br />
romantici, terwijl <strong>Liszt</strong> gezien werd als<br />
de leider van de Neu-Deutsche Schule,de<br />
progressieve richting. Deze omstandigheid,<br />
maar daarnaast ook het feit dat<br />
Schumann als gevolg van syfilis in toenemende<br />
mate geestelijk labiel werd,<br />
leidde er toe dat hun relatie onder hoge<br />
spanning kwam te staan.<br />
In maart 1848 kwam het tot een<br />
openlijke breuk. <strong>Liszt</strong> kwam op doorreis<br />
in Dresden aan, waar de Schumanns toen<br />
woonden. Hij hernieuwde terstond het<br />
contact en verzocht, als altijd vol belangstelling,<br />
of het mogelijk was ’s avonds<br />
langs te komen om enkele door Robert<br />
nieuw gecomponeerde werken te<br />
beluisteren. In allerijl werden musici bij<br />
elkaar gehaald en om acht uur ’s avonds<br />
wachtte men gespannen op de komst<br />
van de hoge gast. Maar wie er ook<br />
kwam - <strong>Liszt</strong> niet! Het liep al tegen half<br />
tien toen deze, in gezelschap van de<br />
niet uitgenodigde Richard Wagner, zich<br />
uitputtend in excuses binnenkwam.<br />
Eindelijk kon het concert dan beginnen.<br />
Eerst klonk het Tweede Pianotrio in F,<br />
dat op dat moment nog niet in druk was<br />
verschenen. <strong>Liszt</strong>s oordeel was gunstig.<br />
Aangaande het vervolgens gespeelde<br />
Pianokwintet opus 44, een werk dat al<br />
ontstaan was in 1842 maar <strong>Liszt</strong> nog niet<br />
eerder gehoord had, merkte hij op, dat<br />
het naar zijn smaak een beetje te ‘Leipzigerisch’<br />
was, waarmee hij bedoelde ‘te<br />
conventioneel’. Schumann nam hem dit<br />
26<br />
onrechtvaardige oordeel - het Pianokwintet<br />
is een meesterwerk - terecht<br />
kwalijk.Toen <strong>Liszt</strong> later op de avond<br />
het als zijn mening te kennen gaf, dat<br />
hij Meyerbeer als componist van groter<br />
belang achtte dan de nog niet lang<br />
daarvoor overleden Felix Mendelssohn-<br />
Bartholdy, met wie Schumann een uitstekende<br />
relatie had gehad, was de maat<br />
vol. Krijtwit vatte hij <strong>Liszt</strong> bij zijn<br />
schouder en schreeuwde:“Wer sind Sie,<br />
dass Sie über einem Musiker wie<br />
Mendelssohn so reden dürfen” en verliet<br />
hoogst nerveus de kamer. Met de woorden<br />
“Zeg uw echtgenoot, dat ik zulke<br />
woorden van maar één man op de<br />
wereld zo rustig accepteer” verliet ook<br />
<strong>Liszt</strong> kort daarop op hoge benen het<br />
vertrek. In haar dagboek schreef Clara<br />
later over dit incident:“Robert hatte<br />
das zu tief verletzt, als dass er es jemals<br />
vergessen könnte; auch ich habe für<br />
ewige Zeit mit <strong>Liszt</strong> abgeschlossen.”<br />
Zo gebeurde het, dat uitgerekend op<br />
dezelfde dag waarop het eigenlijke begin<br />
van de vriendschap tussen <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong><br />
en Richard Wagner gesitueerd mag<br />
Robert Schumanns brief<br />
aan <strong>Liszt</strong>, Bad Kreischa<br />
bei Dresden, 31 mei 1849,<br />
pp. 2-3.“Wie das Stück<br />
jetzt dasteht, möchte ich es<br />
nicht in die Oeffentlichkeit<br />
bringen.Aber, lieber<br />
Freund, würde Ihnen die<br />
Composition nicht<br />
vielleicht zu leipzigerisch<br />
sein?” (cat. 66).
worden, de relatie Schumann-<strong>Liszt</strong> averij<br />
opliep. <strong>Liszt</strong> en Wagner smeedden op<br />
die dag plannen voor de toekomst,<br />
waren vast besloten hun lans te breken<br />
voor de destijds ‘moderne’ muziek.<br />
Dat <strong>Liszt</strong> op die avond - net gedineerd<br />
hebbend met zijn nieuwe wapenbroeder,<br />
een diner waarbij de wijn rijkelijk<br />
gevloeid zal hebben - zich wat ongenuanceerd<br />
over de composities van<br />
Mendelssohn heeft uitgelaten, is in dit<br />
licht gezien begrijpelijk. Dat hij zelfs<br />
Schumanns prachtige Pianokwintet in<br />
Es te ‘Leipzigerisch’ vond, is vreemd,<br />
maar zal te maken hebben met de<br />
hechte, klassieke structuur van dat werk<br />
en de vele polyfone gedeelten in met<br />
name de Finale. Hoe fraai en vakbekwaam<br />
ook gecomponeerd – het is een<br />
feit, dat deze muziek eerder naar het<br />
verleden wees dan naar de toekomst en<br />
ver afstond van hetgeen Wagner en <strong>Liszt</strong><br />
op dat moment voor ogen zweefde.<br />
Het jaar daaropvolgend liet <strong>Liszt</strong>,<br />
zinnend op een mogelijkheid om zijn<br />
niet gelukkige optreden weer goed te<br />
maken, Schumann via de componist<br />
Reinecke vragen, of de Faust-muziek<br />
waaraan hij werkte al zo ver gevorderd<br />
was, dat die tijdens het Goethe-Festival<br />
uitgevoerd kon worden. Het was namelijk<br />
in 1849 honderd jaar geleden dat de<br />
grote dichter het levenslicht aanschouwd<br />
had en in Weimar, de stad waar Goethe<br />
gewoond en gewerkt had, werd dit uitbundig<br />
gevierd. Schumann zond hem de<br />
partituur op, maar liet niet na in een<br />
begeleidende brief op het pijnlijke voorval<br />
terug te komen.“Aber, lieber Freund”,<br />
zo schreef hij,“is je de compositie misschien<br />
niet te ‘Leipzigerisch’? ...In ernst,<br />
van jou, die zovele van mijn werken<br />
kent, had ik niet gedacht dat je een zo<br />
ongenuanceerd oordeel zou vellen over<br />
een heel kunstenaarsleven. Maar genoeg<br />
nu over je uitlating, die een onrechtvaardige<br />
en beledigende was. Laten we<br />
die avond vergeten - een woord is geen<br />
pijl - en het voorwaarts streven de<br />
hoofdzaak.” Na de zaak aldus te hebben<br />
afgehandeld nodigde hij <strong>Liszt</strong> uit de<br />
première van zijn opera Genoveva bij te<br />
wonen en schreef hij nog een enkel<br />
woord over zijn muziek bij het drama<br />
Manfred van Byron, die hij mede opzond.<br />
Op deze brief van 31 mei 1849 reageerde<br />
<strong>Liszt</strong> direct. De hem toegezonden<br />
27<br />
Faust- en Manfred-muziek vond hij<br />
prachtig en beloofde deze composities<br />
in Weimar uit te voeren. Aangaande het<br />
incident, doelend op de verschillen in<br />
smaak die zich hoe langer hoe duidelijker<br />
begonnen af te tekenen, antwoordde hij:<br />
“Bij gelegenheid kunnen we over de<br />
betekenis van een werk, een componist,<br />
ja een stad, wat mij betreft nog eens<br />
vriendschappelijk discussiëren.”<br />
Beschouwen we deze beide brieven<br />
nogmaals, dan valt op dat Schumann in<br />
zijn overigens sympathiek aandoende,<br />
mannelijk-eerlijk schrijven volstrekt van<br />
zijn gelijk overtuigd is en van geen<br />
andere mening wil horen, terwijl <strong>Liszt</strong><br />
bereid is bij een goed glas wijn de hele<br />
kwestie nog eens door te praten en<br />
wellicht tot een beter wederzijds begrip<br />
te komen. Opvallend is vooral het feit,<br />
dat de steeds meer in zichzelf verzonken<br />
Schumann uitsluitend over zichzelf en<br />
zijn eigen composities praat, terwijl <strong>Liszt</strong><br />
die in een veel opener contact met de<br />
wereld om hem heen stond, nauwelijks<br />
over zichzelf en zijn eigen composities<br />
rept, maar de Faust- en Manfred-muziek<br />
van zijn collega uitbundig prijst en<br />
belooft zich voor deze werken in te<br />
zetten.<br />
<strong>Liszt</strong> hield woord. Op 27 augustus<br />
1849, tijdens het vermelde Goethe-<br />
Festival, dirigeerde hij het derde deel van<br />
Schumanns Scenen aus Goethes ‘Faust’.<br />
Maar als u, lezer, nu gedacht had, dat de<br />
componist vanuit het naburige Dresden<br />
was overgekomen om bij de uitvoering<br />
aanwezig te zijn, dan heeft u het mis.<br />
Ook van een dankbrief is niets bekend.<br />
Desalniettemin was <strong>Liszt</strong> op 25 juni<br />
1850 aanwezig bij wereldpremière van<br />
de opera Genoveva. Bij die gelegenheid<br />
zullen de vrienden van weleer elkaar de<br />
hand weer gedrukt hebben, al is daarover<br />
in de literatuur niets bekend.<br />
Zeker is, dat dit de laatste keer was, dat<br />
beide kunstenaars elkaar persoonlijk<br />
ontmoet hebben, want kort daarop<br />
verhuisde Schumann naar Düsseldorf.<br />
In juni 1852 dirigeerde <strong>Liszt</strong> de<br />
toneelmuziek bij Byrons Manfred.<br />
Op de achtste van die maand had hij<br />
Schumann uitgenodigd aanwezig te zijn<br />
bij de repetities en de première van dat<br />
opus. Maar wederom schitterde de<br />
componist door afwezigheid toen zijn<br />
geesteskind zijn weg over deze aarde
<strong>Liszt</strong>, foto Ghémar<br />
Frères, Bruxelles, 1854<br />
(cat 57).<br />
begon. Desalniettemin nam <strong>Liszt</strong> daags<br />
na de uitvoering de pen ter hand en<br />
schreef in zijn laatste tot Schumann<br />
gerichte brief vriendelijke, positieve<br />
woorden over de uitvoering, die in<br />
werkelijkheid niet bijster succesvol kon<br />
worden genoemd:“De totaalindruk was,<br />
zoals ik wel verwacht had, een absoluut<br />
edele, diepe en verhevene.” Hij betreurde<br />
het, dat Schumann niet aanwezig had<br />
kunnen zijn, maar verzocht hem dan<br />
toch tenminste de hoofdrolspeler Pötsch<br />
en de regisseur Genast persoonlijk te<br />
danken voor hun toewijding.Tenslotte<br />
verzocht hij de componist, of hij de<br />
handgeschreven, nog niet gedrukte partituur<br />
als aandenken mocht behouden.<br />
Hoe groot moet zijn teleurstelling zijn<br />
geweest, toen hij enkele weken later een<br />
28<br />
kort, zakelijk briefje van Clara ontving<br />
waarin deze hem verzocht de partituur<br />
zo spoedig mogelijk terug te zenden, daar<br />
ze die werkelijk niet missen konden...<br />
<strong>Liszt</strong> liet zich door dit alles niet uit<br />
het veld slaan. Zijn misschien wel beste<br />
pianowerk, de Sonate in b, droeg hij in<br />
1853 aan Schumann op.Twee jaar later<br />
gaf hij in Weimar een serie uitvoeringen<br />
van de opera Genoveva, waarvan de<br />
première destijds was uitgefloten, mede<br />
omdat Schumann, die als dirigent weinig<br />
talent had, deze zelf geleid had. En alsof<br />
dat alles nog niet voldoende was organiseerde<br />
hij in hetzelfde jaar 1855 een<br />
Schumann-concert, waarop Clara in de<br />
gelegenheid werd gesteld het pianoconcert<br />
van haar echtgenoot uit te voeren,<br />
wat ze ook inderdaad gedaan heeft.<br />
Ondanks al deze blijken van collegialiteit<br />
en genegenheid bleven de Schumanns<br />
ijzig. Zelfs een serie artikels over Robert<br />
en Clara Schumann, gepubliceerd in het<br />
Neue Zeitschrift für Musik en later opgenomen<br />
in het Vierde Deel van <strong>Liszt</strong>’s<br />
Gesammelte Schriften, vermocht hierin<br />
geen verandering te brengen.<br />
In 1856 stierf Robert Schumann<br />
onder beklagenswaardige omstandigheden.<br />
In 1854 had hij zich op een<br />
moment van geestelijke verwarring in<br />
de Rijn gestort. Nadien werd hij verzorgd<br />
in een destijds moderne kliniek<br />
voor geestelijk gestoorden in het dorpje<br />
Endenich ten zuiden van Bonn. Men<br />
moet zich afvragen in hoeverre hij in<br />
de laatste jaren van zijn leven nog verantwoordelijk<br />
mag worden gesteld voor<br />
zijn woorden en daden. Misschien doen<br />
we er wat hem betreft goed aan zijn<br />
relatie met <strong>Liszt</strong> te besluiten met de<br />
roerende woorden die hij schreef aan<br />
het slot van zijn laatste brief, geschreven<br />
aan het eind van december 1851:“Und<br />
nun meine freundliche Grüsse noch am<br />
Schluss des Jahres, und dass Sie mir fort<br />
und fort gewogen bleiben mögen.”<br />
De rol van Clara is minder fraai.Toen<br />
<strong>Liszt</strong> haar voorstelde in 1856 in Weimar<br />
een Mozart-concert uit te voeren, sloeg<br />
ze dit aanbod af. Bepaald schandalig is<br />
het feit, dat ze één jaar na de dood van<br />
Schumann, toen een heruitgave van de<br />
grote Phantasie in C-groot werd voorbereid,<br />
de opdracht aan <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> liet<br />
verwijderen en in plaats daarvan haar<br />
eigen naam liet afdrukken! Ook latere
uitlatingen aan het adres van de grote<br />
pianist en zijn leerlingen getuigen van<br />
een diepgewortelde haat jegens de man,<br />
die zich als geen ander voor het werk<br />
van haar echtgenoot had ingezet.“Vor<br />
<strong>Liszt</strong> wurde Klavier gespielt, nach <strong>Liszt</strong><br />
gehauen und gesäuselt”, moet ze eens<br />
gezegd hebben.<br />
En <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>? Na Schumanns dood<br />
leefde hij nog dertig jaar. In 1861 zagen<br />
de transcripties van twee Schumannliederen<br />
het licht, An den Sonnenschein<br />
en Rotes Röslein. Elf jaar later kwam er<br />
zelfs een heel boek met klaviertranscripties<br />
van zeven liederen van Robert<br />
Schumann en drie van Clara uit, genomen<br />
uit verschillende liedbundels. In<br />
hetzelfde jaar 1872 verscheen ook het<br />
prachtige Frühlingsnacht, de bewerking<br />
van het laatste lied uit Schumanns<br />
Liederkreis, opus 39, en zonder twijfel –<br />
naast het bekende Widmung - de meest<br />
geslaagde.<br />
Ook in zijn laatste levensfase bleef<br />
<strong>Liszt</strong> als leraar van ontelbare pianisten<br />
Schumanns muziek propageren.<br />
Gedurende zijn masterclasses klonken<br />
dikwijls het Carnaval, de Phantasie en<br />
andere werken, die hij deels persoonlijk<br />
de componist had voorgespeeld. Op<br />
deze wijze bleef hij zich tot zijn laatste<br />
dag inzetten voor de verspreiding van<br />
het oeuvre van de man doe hij als componist<br />
onbaatzuchtig bewonderde, alle<br />
verschillen in karakter en smaak ten<br />
spijt. 1<br />
Noot:<br />
1 Dit artikel is een omwerking van de gelijknamige<br />
studie over de relatie Schumann-<strong>Liszt</strong>, die reeds in<br />
1993 in het jaartijdschrift van de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong><br />
het licht zag.<br />
29
<strong>Liszt</strong> en Schumann<br />
Tableauversie van een expositie van het <strong>Liszt</strong> Ferenc Memorial Museum, Boedapest<br />
Catalogus en beschrijving<br />
Dankzij dr. Mária Eckhardt, conservator van het <strong>Liszt</strong> Ferenc<br />
Memorial Museum te Boedapest, heeft de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong> de<br />
beschikking gekregen over een gefotografeerde tableauversie van de<br />
tentoonstelling ‘<strong>Liszt</strong> en Schumann’ die tot 14 maart 2007 in het<br />
Boedapester <strong>Liszt</strong> Museum te zien is. De tableau-expositie is gedurende<br />
het <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Festival en daarna tot 22 december 2006 te bezichtigen<br />
in het Fontys Conservatorium te Tilburg.<br />
De tentoonstelling is gerealiseerd in samenwerking met de stichting<br />
Internationaal <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Pianoconcours.<br />
(A) <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>. Lithografie van Joseph<br />
Kriehuber, 1846 (Budapest, LFM).<br />
(B) Robert Schumann. Lithografie van<br />
Joseph Kriehuber, 1838 (Zwickau, RHS).<br />
I.<br />
(1) Zwickau, markt met het geboortehuis<br />
van Robert Schumann. Gekleurde<br />
staalgravure van A. Krausse, ca. 1860<br />
(Zwickau, RSH).<br />
(2) Clara Wieck (1819-1896).<br />
Lithografie van Lemercier naar een<br />
schilderij van Eduard Fechner, Parijs<br />
1832. (Zwickau, RSH).<br />
30<br />
(3) Clara’s vader, Friedrich Wieck<br />
(1785-1873). Hij was pianoleraar van<br />
zijn dochter en Robert Schumann.<br />
Anoniem olieverfschilderij, ca. 1830.<br />
(Zwickau, RSH).<br />
(4) Robert Schumann (1810-1856).<br />
Fotobriefkaart naar een schilderij met<br />
een paar maten uit de Arabeske in C<br />
(opus 18), Rotaryfoto. (Budapest, LFM).<br />
(5) Frédéric Chopin (1810-1849).<br />
Staalgravure van de muziekuitgeverij<br />
Schuberth & co. naar een portret van<br />
Vigneron uit 1833. (Budapest, LFM). -<br />
Clara Wieck, die in Parijs concerten gaf,<br />
leerde <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> op 25 februari 1832<br />
kennen tijdens een concert van Chopin<br />
bij Kalkbrenner. Chopin werd door<br />
<strong>Liszt</strong> evenals door Schumann en beide<br />
Wiecks bijzonder gewaardeerd.<br />
(6) Robert Schumann: Abegg-variaties,<br />
opus 1.Titelblad van de titeluitgave uit<br />
1842 van de eerste druk uit 1831.<br />
(Budapest, LFB). - Hoewel <strong>Liszt</strong> volgens<br />
zijn eigen herinneringen pas in 1837<br />
aan het Como-meer met composities<br />
van Schumann in aanraking was gekomen,<br />
beweert J.P. Pixis in een brief van<br />
februari 1834 dat hij voor <strong>Liszt</strong> variaties<br />
van Schumann had meegenomen. <strong>Liszt</strong><br />
heeft ze van begin tot einde foutloos<br />
vanaf het blad gespeeld, vurig en met<br />
een perfecte uitdrukking:“Schumann<br />
zou buiten zichzelf raken, mocht hij deze
uitvoering van zijn werk kunnen horen!”<br />
Er wordt nog betwist of het om opus 1<br />
ging of om opus 5, de ‘Impromptus’ über<br />
eine Romanze von Clara Wieck, dat eveneens<br />
een variatiewerk is.<br />
(7) F. <strong>Liszt</strong>: Episode de la vie d’un artiste.<br />
Pianopartituur van de Symphonie<br />
Fantastique van Hector Berlioz (Wenen,<br />
Witzendorf) uit de nalatenschap van<br />
<strong>Liszt</strong>. (Budapest, LFM). - De pianopartituur<br />
van de Symphonie Fantastique van<br />
<strong>Liszt</strong> stamt uit het jaar 1833 en werd in<br />
1834 voor het eerst uitgegeven (Parijs,<br />
M. Schlesinger). Naar aanleiding van<br />
deze pianopartituur schreef Schumann<br />
een kritiek over het werk waarvan de<br />
originele partituur voor het eerst in<br />
1844 werd gepubliceerd. In zijn artikel<br />
(Neue Zeitschrift für Musik 1835, in zes<br />
delen) prijst Schumann de transcriptie:<br />
“<strong>Liszt</strong> heeft het met zo veel vlijt,<br />
enthousiasme en genialiteit uitgewerkt,<br />
dat het als een origineel werk, een<br />
resumé van zijn diepgaande studies, als<br />
praktische pianoschool in het partituurspel<br />
te beschouwen is”.<br />
(8) Carl Czerny (1791-1857).<br />
Staalgravure van Carl Mayer, ca. 1840.<br />
(Budapest, LFM).<br />
(9) <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> (1811-1886). Lithografie<br />
van Ramelet van Dantans spotbeeld, uit<br />
het tijdschrift Charivari, 11 juli 1836.<br />
(Budapest, LFM). - Volgens beschrijvingen<br />
uit de jaren 1836-1840 stond in de<br />
werkkamer van Schumann “een schrijfmeubel<br />
met een groot aantal vreselijke<br />
karikaturen van de meest beroemde<br />
toonkunstenaars”, o.m. Dantans karikatuurbeeldjes<br />
van Thalberg en <strong>Liszt</strong>.<br />
(10) Aforisme van R. Schumann uit<br />
1833 over composities van <strong>Liszt</strong>.<br />
Schumann: Gesammelte Schriften, band I<br />
(Leipzig: 1854, herdruk Wiesbaden:<br />
1985), blz. 48-49. - In de aantekeningen<br />
van Schumann wordt <strong>Liszt</strong> al in de<br />
tweede helft van de jaren ’20 van de<br />
19de eeuw meerdere malen genoemd.<br />
Als muziekcriticus verwijst Schumann<br />
voor het eerst in 1833 naar de composities<br />
van <strong>Liszt</strong>. Als gevolg van zijn toenmalige<br />
esthetiek handelt het bij de<br />
composities van <strong>Liszt</strong> om fantasieën met<br />
formele problemen.<br />
II.<br />
(11) F. <strong>Liszt</strong>: Gesammelte Schriften, band 2.<br />
Geopend: Inhoudsopgave met <strong>Liszt</strong>s<br />
artikel over de pianowerken van<br />
Schumann (Budapest, LFM). Op 12<br />
november 1837 publiceerde <strong>Liszt</strong> in de<br />
Revue et Gazette Musicale de Paris een<br />
belangrijke studie over Schumanns<br />
pianowerken die voor Schumann en<br />
zijn internationale roem van grote betekenis<br />
was. In 1881 werd het artikel ook<br />
in de tweede band van <strong>Liszt</strong>s verzamelde<br />
werken opgenomen. Het tentoongestelde<br />
exemplaar stamt uit de nalatenschap van<br />
<strong>Liszt</strong>.<br />
(12) Wenen, uitzicht op de binnenplaats<br />
van het keizerlijk paleis. Gekleurde<br />
lithografie naar een schilderij van<br />
Sebastian Mansfeld. (Budapest, UNM).<br />
- In april 1838 begon in Wenen de bijzonder<br />
succesvolle reeks internationale<br />
concerttournees van <strong>Liszt</strong>.<br />
(13) Clara Wieck. Potloodtekening van<br />
Johann Heinrich Schramm, 1837<br />
(Zwickau, RSH). Clara die met haar<br />
vader al sinds november 1837 in Wenen<br />
verbleef, heeft haar verblijf vanwege<br />
<strong>Liszt</strong> verlengd. <strong>Liszt</strong> schreef aan Marie<br />
d’Agoult op 13 april 1838:“Een enkel<br />
woord over Clara W.[…] Wij wonen<br />
beiden in hotel ‘Zur Stadt Frankfurt’, en<br />
na het diner pingelen wij een beetje, zo<br />
goed als wij kunnen. […] Zij was<br />
geheel overdonderd toen zij mij hoorde<br />
spelen. Haar composities zijn werkelijk<br />
zeer opmerkelijk, vooral voor een vrouw.<br />
31<br />
[…] Zij heeft hier ‘Frequenti palpiti’<br />
met ongelofelijk succes gespeeld…”<br />
(14) <strong>Liszt</strong>: Divertissement sur la cavatine de<br />
Pacini ‘I tuoi frequenti palpiti’, eerste druk<br />
(Leipzig: 1837, Hofmeister).<br />
(15) Clara Wieck: Premier Concert,<br />
oeuvre 7. (Budapest, LFB).<br />
(16) Niccolò Paganini (1782-1840)<br />
“getekend uit de herinnering”. Lithografie<br />
van Sachse & cie., naar de tekening<br />
van Begas (Budapest, UAW-MI).<br />
(17) Schumann: Studien für das Pianoforte<br />
nach Capricen von Paganini, opus 3, eerste<br />
druk (Leipzig: 1832, Hofmeister)<br />
(Budapest, UNBSz).<br />
(18) <strong>Liszt</strong>: Herrinneringsblad met de<br />
maten 56-57 van de pianobewerking
van de Caprice van Paganini in e<br />
(Études d’exécution transcendante d’après<br />
Paganini, No. 4, 2 de versie). Autograaf<br />
(Budapest, UNBSz). De serie Études<br />
d’exécution transcendante d’après Paganini<br />
(‘Bravourestudies naar Paganini’s caprices’)<br />
heeft <strong>Liszt</strong> in 1838 gecomponeerd en in<br />
1840 (Schonenberger, Parijs) respectievelijk<br />
in 1841 (Haslinger,Wenen) gepubliceerd<br />
met een opdracht aan “Clara<br />
Schumann, geboren Wieck”. Al in 1838<br />
heeft hij de muziekuitgeverij Pacini in<br />
Parijs aanbevolen om aan de eerste<br />
etude ook het overeenkomstige stuk uit<br />
opus 3 van Schumann toe te voegen<br />
omdat het lichter en meer getrouw aan<br />
het origineel is dan zijn eigen ‘parafrase’.<br />
(19) <strong>Liszt</strong>: Grandes Etudes de Paganini.<br />
Eerste druk (Leipzig: 1851, Breitkopf &<br />
Härtel) (Budapest, LFB). Ook in deze<br />
gewijzigde, definitieve versie van de<br />
etudes van Paganini heeft <strong>Liszt</strong> de dedicatie<br />
aan Clara Schumann behouden.<br />
(20) Schumanns recensie van de pianoetudes<br />
van <strong>Liszt</strong> in zijn artikel ‘Etüden<br />
für das Pianoforte’ (oorspronkelijk in<br />
NZfM 1839), in: Gesammelte Schriften,<br />
band 3 (Leipzig: 1854, herdruk:Wiesbaden:<br />
1985) (Budapest, LFB). Getoond:<br />
blz. 164-165 met vergelijkende notenvoorbeelden<br />
van beide versies van de<br />
etudes. - Jeugdwerk van <strong>Liszt</strong>. De twaalf<br />
etudes uit 1826 die in 1827 onder de<br />
titel Etude pour le Pianoforte en quarantehuit<br />
Exercices dans tous les tons majeurs et<br />
mineurs werden gepubliceerd, heeft<br />
Schumann waarschijnlijk al rond 1829<br />
leren kennen.Toen de in 1838 sterk<br />
gewijzigde nieuwe versie van de etudes<br />
in 1839 werd gepubliceerd (als ‘24<br />
Grandes Etudes’, het bleef echter bij<br />
slechts 12 etudes), publiceerde een andere<br />
uitgeverij de jeugdserie ook opnieuw.<br />
In september 1839 speelde Schumann<br />
ook de nieuwe versie in zijn geheel. In<br />
zijn vergelijkende studie (naast enkele<br />
positieve opmerkingen) is hij zeer<br />
kritisch met betrekking tot de nieuwe<br />
versie:“Het zijn echte stormachtige en<br />
verschrikkelijke etudes, etudes voor<br />
maximaal tien of twaalf op deze wereld”.<br />
(21) <strong>Liszt</strong>: Autograaf van de Etude in C,<br />
nr. 1 van Vingt-quatre grandes études<br />
(Budapest, UNBSz).<br />
(22) <strong>Liszt</strong>: 24 Grandes Études pour le Piano,<br />
2. Livraison (Wenen: 1839, Haslinger)<br />
(Budapest, UNBSz). Begin van de etude<br />
nr. 9, die in de derde definitieve versie<br />
van de etudes (Etudes d’exécution transcendante)<br />
de titel ‘Ricordanza’ kreeg<br />
(hier eigenhandig later genoteerd). -<br />
Clara Wieck schreef aan Schumann op<br />
18 maart 1840:“Heb jij al over zijn<br />
[<strong>Liszt</strong>] etudes van hem gehoord? Ik studeer<br />
nu de 9de en vind het mooi,<br />
geweldig, maar toch veel en veel te<br />
moeilijk.”<br />
III.<br />
(23) Schumann: Carnaval, opus 9.<br />
(Leipzig: 1837, Breikopf & Härtel).<br />
32
Eerste uitgave (Budapest, LFB). <strong>Liszt</strong><br />
aan Schumann, begin mei 1838:“Het<br />
Carnaval en de Fantasiestukken vond ik<br />
bijzonder interessant, ik speel hen echt<br />
met genot, en god weet dat er niet veel<br />
dingen zijn waarvan ik dit zou zeggen.<br />
Om het open en eerlijk te zeggen:<br />
enkel en alleen de composities van<br />
Chopin evenals de uwen zijn van zo’n<br />
belang voor mij.”<br />
(24) Stephen Heller (1813-1888). Pastel<br />
van Isidore Magnes, 1859. De in Pest<br />
geborene en in Parijs wonende pianist<br />
en componist schreef half mei 1840 aan<br />
Schumann dat <strong>Liszt</strong> voor hem het<br />
Carnaval en de sonates van Schumann<br />
had gespeeld.<br />
(25) Portret van <strong>Liszt</strong>, lithografie van<br />
een onbekende meester, omstreeks 1845.<br />
(Budapest, LFM).<br />
(26) Concertzaal van het Gewandhaus<br />
in Leipzig, reproductie naar een aquarel<br />
van G.Teuerkauf. (reproductie naar<br />
Weilguny-Handrick: <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>,<br />
Leipzig, 1980). <strong>Liszt</strong> speelde hier op<br />
17 maart 1840 voor het eerst.<br />
(27) Concertprogramma van <strong>Liszt</strong>, 17<br />
maart 1840, in het Gewandhaus in<br />
Leipzig (Zwickau, RSH).Vanwege de<br />
ongelukkige voorbereiding, intriges en<br />
een ongunstige programmakeuze van<br />
het concert waren de reacties van het<br />
publiek verdeeld. Zelfs Schumann had<br />
bezwaren tegen de voordracht van de<br />
pianotranscripties van Beethovens symfonie<br />
in een zaal waar het origineel zo<br />
bekend was.<br />
33<br />
(28) <strong>Liszt</strong>: 6. Symphonie de Beethoven.<br />
Partition de Piano (Leipzig: 1840)<br />
(Budapest, LFB).<br />
(29) Hermann Härtel (1803-1875).<br />
Staalgravure van A.Weger (Budapest,<br />
UNM). Zie gravure links.<br />
De door Raimund en Hermann Härtel<br />
geleide uitgeverij Breitkopf & Härtel in<br />
Leipzig onderhield met Schumann<br />
evenals met <strong>Liszt</strong> zakelijke en vriendschappelijke<br />
betrekkingen. Op 22 maart<br />
1840 vond er een matinee met <strong>Liszt</strong> bij<br />
Raimund Härtel plaats. In zijn brief aan<br />
Clara had hij kritiek op het aristocratische<br />
gedrag van <strong>Liszt</strong>, zijn spel prijsde<br />
hij daartegen zonder enig voorbehoud.<br />
(30) <strong>Liszt</strong> achter de vleugel. Pasteltekening<br />
van Seckert, 1842 (Budapest,<br />
LFM).
IV.<br />
(31) Brief van <strong>Liszt</strong> aan zijn Hongaarse<br />
vriend graaf Leó Festetics, Leipzig, 21<br />
maart 1841 (Budapest, USO). <strong>Liszt</strong> is<br />
ziek, verroert zich sinds drie dagen niet,<br />
want de vele concerten in Wenen, Praag,<br />
Leipzig en Dresden hebben hem uitgeput.<br />
Hij verlangt naar post uit Hongarije<br />
waar hij het niet met het publiek te<br />
maken heeft, maar met de eigen, sympathiserende<br />
natie. - Na het eerst vijandelijk<br />
ontvangen concert in Leipzig<br />
heeft <strong>Liszt</strong> zijn eerstvolgende optreden<br />
afgezegd. Schumann, Mendelssohn,<br />
Hiller, David bezochten hem tijdens<br />
zijn ziekte en hij speelde voor hen (o.a.<br />
uit werken van Schumann). Op 23 maart<br />
organiseerde Mendelssohn een privéconcert<br />
voor <strong>Liszt</strong> in het Gewandhaus.<br />
34<br />
(32) <strong>Liszt</strong>: Gedenkplaat van biskuit<br />
porcelein naar een portrait van Kriehuber<br />
uit 1839 (Budapest, LFM).<br />
(33) Felix Mendelssohn Bartholdy, staalgravure<br />
van H. Payne (Budapest, UNM).<br />
(34) Programma van <strong>Liszt</strong>s benefietconcert<br />
in het Gewandhaus in Leipzig<br />
d.d. 30 maart 1840 (Zwickau, RSH).
(35) Aankondiging van het benefietconcert<br />
van <strong>Liszt</strong> op 1 april 1840 in<br />
Dresden en <strong>Liszt</strong>s ‘verklaring’ over de<br />
ongegronde verwijten die naar aanleiding<br />
van zijn concerten in Leipzig in de<br />
pers zijn verschenen. Leipziger Allgemeine<br />
Zeitung Nr. 89 van 27 maart 1840<br />
(reproductie naar Ernst Burger: <strong>Franz</strong><br />
<strong>Liszt</strong>, München 1986).<br />
(36) Hermann Cohen (‘Puzzi’), leerling<br />
van <strong>Liszt</strong> (1820-1871). Fotoreproductie<br />
naar een anonieme plaquette omstreeks<br />
1836 (Budapest, LFM). - De vijandigheden<br />
in de pers stammen deels van<br />
Friedrich Wieck die wrok koesterde<br />
tegen <strong>Liszt</strong> als rivaal van zijn dochter en<br />
vriend van Schumann oftewel aanhanger<br />
van het huwelijk tussen Robert en<br />
Clara. De leerling Hermann Cohen die<br />
als zondebok diende, heeft uiteindelijk<br />
een proces tegen Wieck gewonnen.<br />
V.<br />
(37) <strong>Liszt</strong>: Albumblatt (Feuille d’Album)<br />
[Nr. 1]. Het kleine stuk in E dat <strong>Liszt</strong> in<br />
1838 aan Clara Wieck had geschonken,<br />
werd door Robert Schumann in 1841<br />
als bijlage bij de Neue Zeitschrift für Musik<br />
gepubliceerd. Reproductie van het titelblad<br />
en de noten uit het bezit van dr.<br />
Wolfgang Seibold (Waldbronn).<br />
(38) <strong>Liszt</strong>: Albumblatt (Feuille d’Album)<br />
Nr. 1, autograaf notitie, gedateerd<br />
“Vienne 25 Février 1840” (Budapest,<br />
UNBSz).Voor wie en naar aanleiding<br />
waarvan <strong>Liszt</strong> de eerste elf maten van<br />
het stuk in Wenen opnieuw heeft opgeschreven,<br />
is niet bekend.<br />
(39) Het Bach-monument in Leipzig.<br />
Lithografie van een onbekende meester<br />
(Budapest, UNM). In december 1841<br />
gaf <strong>Liszt</strong> weer concerten in Leipzig,<br />
deze keer succesvol. Behalve in twee<br />
eigen concerten trad hij ook tijdens het<br />
concert van Clara Schumann op 6<br />
december op: zij speelden het Hexaméron<br />
in de versie voor twee piano’s.<br />
(40) <strong>Liszt</strong>s concertprogramma op 13<br />
december 1841 in het Gewandhaus in<br />
Leipzig. Als laatste stuk spelen zij met<br />
Clara Schumann weer de Hexaméron<br />
voor twee piano’s (Zwickau, RSH).<br />
(41) <strong>Liszt</strong>: Quatre fantaisies,Nr.4.Don<br />
Juan. Eerste druk (Berlijn: 1843,<br />
Schlesinger) (Budapest, LFB). Al tijdens<br />
Clara’s concert op 6 december oogste<br />
de gezamenlijke uitvoering van de<br />
Hexaméron het grootste applaus, meer<br />
dan haar spel en Schumanns symfonische<br />
werken:“Het publiek had misschien<br />
nog meer aandacht voor alles gehad als<br />
de aandacht niet grotendeels op <strong>Liszt</strong><br />
was gevestigd.” Het hoogtepunt van het<br />
concert op 13 december was echter<br />
volgens de critici de Don-Juan-fantasie<br />
van <strong>Liszt</strong> waarover ook Clara ondanks<br />
haar toenemende afkeer tegen <strong>Liszt</strong> zeer<br />
lovend schreef:“<strong>Liszt</strong> kan spelen zoals<br />
hij wil, geestig is hij altijd, ook als is hij<br />
35<br />
soms smaakloos wat men toch in het<br />
bijzonder aan zijn composities kan verwijten;<br />
ik kan ze niet anders als huiveringwekkend<br />
noemen. […] Als speler<br />
heeft hij me echter tijdens zijn concert<br />
op de 13 de in de grootste verwondering<br />
verzet, en vooral in de Don-Juan-fantasie<br />
die hij fascinerend speelde…”<br />
(42) Berlijn in vogelvlucht. Gekleurde<br />
reproductie naar een schilderij van K.<br />
Loeillet (1846), Uitgeverij Decker<br />
(Budapest, LFM). - Einde 1841 reisde<br />
<strong>Liszt</strong> van Leipzig naar Berlijn waar hij<br />
met zijn reeks concerten in het jaar<br />
1842 het hoogtepunt van zijn carrière<br />
als virtuoos bereikte.<br />
(43) ‘Réminiscence de <strong>Liszt</strong>. 1842’<br />
Karikatuur uit de reeks gepubliceerd in<br />
Berliner Witze 1842, nummer 9-11, die<br />
de spot drijft met <strong>Liszt</strong>s uitzonderlijke<br />
successen en de Berlijnse ‘<strong>Liszt</strong>omania’<br />
(Budapest, LFM).<br />
(44) Haarlok van de jonge <strong>Liszt</strong> in een<br />
vergulde lijst (Budapest, LFM). - Clara<br />
en Robert Schumann keken de mateloze<br />
dweperij rondom <strong>Liszt</strong> met weerzin aan;<br />
toch schreef Robert een welwillende<br />
recensie over de recentelijk gepubliceerde<br />
Paganini-etudes van <strong>Liszt</strong>, over de huldiging<br />
van de grootste vioolvirtuoos door<br />
de grootste pianovirtuoos. In zijn eigen<br />
Paganini-etudes benadrukt Schumann het<br />
poëtische element en bij <strong>Liszt</strong> meer het<br />
virtuoze.<br />
VI.<br />
(45) Clara Wieck in de zomer van<br />
1840, kort voor haar huwelijksvoltrekking<br />
met Robert Schumann (d.d. 12<br />
september 1840). Geaquarelleerde tekening<br />
van Johann Heinrich Schramm<br />
(Zwickau, RSH).<br />
(46) Portret van <strong>Liszt</strong>. Kopie van een<br />
lithografie van Lowes Dickinson naar de<br />
tekening van John Hayter (rond 1840),<br />
met toevoegingen door een onbekende<br />
tekenaar uit de nalatenschap van<br />
Lennart Rabes (Budapest, LFM).<br />
(47) De oude stad van Königsberg,<br />
gekleurde gipsen plaquette (Budapest,<br />
LFM). De universiteit van Königsberg
heeft <strong>Liszt</strong> de eretitel ‘Doctor honoris<br />
causa’ toebedeeld, onderweg naar zijn<br />
eerste Russische concertbezoek in het<br />
voorjaar van 1842. De familie Schumann<br />
kwam in januari 1844 hiernaartoe.<br />
(48) Brief van Robert Schumann aan<br />
<strong>Liszt</strong>, Leipzig, 29 oktober 1840 (Weimar,<br />
KSW-GSA). Hij verwijst naar zijn geluk<br />
vanwege de eindelijk plaatsgevonden<br />
huwelijksvoltrekking met Clara en vraagt<br />
<strong>Liszt</strong> zijn reisplannen aan te geven.“Wij<br />
zijn nog voornemens om naar Petersburg<br />
te reizen […] Kunnen wij eventueel<br />
de reis samen maken? (De eigenlijke<br />
grond voor Schumanns vraag is dat<br />
Clara niet tegelijkertijd met <strong>Liszt</strong> in<br />
Rusland wil optreden.) Hij vraagt <strong>Liszt</strong><br />
om zijn liederen aan de uitgever Cranz<br />
aan te bevelen.<br />
(49) Sint Petersburg, concert in de<br />
adelzaal, reproductie van een gravure uit<br />
dezelfde tijd (Budapest, LFM). In deze<br />
zaal vonden in 1842 en 1843 concerten<br />
van <strong>Liszt</strong> plaats; Clara Schumann speelde<br />
hier in het jaar 1844.<br />
(50) <strong>Liszt</strong>: Ljubila ja! Autrefois! Romance<br />
du Comte Michael Wielhorsky.Tweede<br />
versie (Berlijn: 1843, Fürstner) (Budapest,<br />
LFB). De vriendschap die <strong>Liszt</strong> in Italië<br />
met de Russische componist graaf<br />
Michael Wielhorsky (1788-1856) had<br />
gesloten, heeft zich gedurende de twee<br />
Russische concertreizen verder verdiept.<br />
Toen de familie Schumann naar aanleiding<br />
van hun geplande Russische reis<br />
<strong>Liszt</strong> om adviezen en aanbevelingsbrieven<br />
vroeg, noemde <strong>Liszt</strong> graaf<br />
Wielhorsky als hun mogelijke ‘directeur<br />
spirituel’.<br />
VII.<br />
(51) <strong>Liszt</strong>. Bronzen medaille van Lajos<br />
Berán voor het eeuwfeest van het<br />
Nationaal Conservatorium (1940)<br />
(Budapest LFM).<br />
(52) Clara & Robert Schumann.<br />
Bronzen medaille van F. Kaunitzky,<br />
19de eeuw (UAW-MI).<br />
(53) Schumann: Fantasie für das Pianoforte,<br />
opus 17. Eerste druk, opgedragen<br />
aan <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> (Leipzig: 1839, Breitkopf<br />
& Härtel) (Budapest, LFB). - Schumann<br />
schreef op 17 december 1836 aan de<br />
muziekuitgever Kistner:“Florestan en<br />
Eusebius willen graag iets doen voor het<br />
monument van Beethoven en hebben<br />
voor dat doeleinde iets onder de volgende<br />
titel geschreven: Ruïnes,Trofeeën,<br />
Palmen. Grote sonate voor pianoforte<br />
voor Beethovens monument.” Het in<br />
september 1836 begonnen werk werd<br />
toch nog niet gepubliceerd. In een brief<br />
van maart 1838 aan Clara Wieck spreekt<br />
Schumann niet langer van een sonate,<br />
36<br />
maar van een fantasie in drie delen.“Het<br />
eerste deel daarvan is het meest gepassioneerde<br />
dat ik ooit heb gemaakt - een<br />
diep weeklagen om jou - de anderen<br />
zijn zwakker, hoeven zich toch nauwelijks<br />
te schamen.” De titel zou in die tijd<br />
‘Fantasieën’ zijn geweest, en de delen<br />
‘Ruïnes, overwinnersboog en sterrenbeeld’.<br />
Op 26 januari 1839 schrijft<br />
Schumann al aan Clara over de spoedige<br />
publicatie van het werk en hij vertelt<br />
haar tevens dat de fantasie aan <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong><br />
wordt opgedragen. <strong>Liszt</strong>s antwoord<br />
(Rome, 1 maart 1839):“Mijn vrienden<br />
(en vooral Haslinger) hebben tegen u<br />
misschien gezegd: Chopin en Schumann<br />
zijn degenen van mijn collega’s voor wie<br />
ik altijd de eerlijkste hoogachting, de<br />
diepste sympathie heb gekoesterd. U,<br />
lieve vriend, zult gemakkelijk begrijpen<br />
hoe gevleid ik ben door uw vriendschappelijke<br />
houding tegenover mij en<br />
hoe dankbaar ik er voor ben, en wat<br />
voor vreugde het voor mij zal zijn om<br />
het stuk te ontvangen dat u aan mij heeft<br />
opgedragen!” De fantasie verscheen in<br />
april 1839 bij Breitkopf & Härtel, met<br />
Schlegels motto, echter zonder de eerder<br />
geplande titels van de afzonderlijke<br />
delen. Een verwijzing naar Beethoven<br />
en aan de biografische relatie met Clara<br />
is het muzikale citaat uit de liederencyclus<br />
van Beethoven An die ferne Geliebte.<br />
(54) Robert Schumann: Phantasie in C,<br />
opus 17. Gravureontwerp, afschrift van<br />
Carl Brückner, gecorrigeerd en aangevuld<br />
door Schumann (Budapest,<br />
UNBSz). De correcties en de doorgestreepte<br />
titels verwijzen naar de ingewikkelde<br />
ontstaansgeschiedenis.<br />
(55) <strong>Liszt</strong>: Pianosonate in b. Facsimile<br />
naar het autograaf dat zich in het bezit<br />
van Mr. Robert Owen Lehmann bevindt<br />
(München: 1973, G. Henle Verlag).<br />
(Budapest, LFB).<br />
(56) <strong>Liszt</strong>: Aan Robert Schumann.<br />
Sonate voor pianoforte. Eerste druk<br />
(Leipzig: 1854, Breitkopf & Härtel).<br />
Exemplaar met de eigenhandige handtekening<br />
van <strong>Liszt</strong> uit de muziekcollectie<br />
van het toenmalige Nationaal Conservatorium<br />
(Budapest, LFB). <strong>Liszt</strong> stuurde<br />
de sonate op 21 mei 1854 aan Clara<br />
Schumann met de volgende regels
(Robert Schumann was op dat moment<br />
al opgenomen in de verpleeginrichting<br />
te Endenich):“Al lang ligt me na aan<br />
het hart om mijn echte en getrouwe<br />
verering voor Robert Schumann uit te<br />
spreken door een werk aan hem op te<br />
dragen. Ook al gebeurt dit nu pas, in<br />
zulke sombere en pijnlijke dagen voor<br />
u, hoop ik toch dat u mijn vriendschappelijke<br />
intentie vriendschappelijk aanneemt.”<br />
Aantekening op 25 mei 1854 in<br />
Clara’s dagboek:“<strong>Liszt</strong> stuurde vandaag<br />
een aan Robert opgedragen sonate en<br />
een paar andere stukken met een vriendelijk<br />
schrijven aan mij. De stukken zijn<br />
echter huiveringwekkend. Brahms<br />
speelde hen voor mij, en ik werd helemaal<br />
misselijk. […] Dat is alleen loos<br />
alarm - geen gezonde gedachte meer,<br />
alles verward, een duidelijke opvolging<br />
van harmonieën is daar niet meer te<br />
ontdekken! En ik moet nu ook nog<br />
danken - het is werkelijk verschrikkelijk.”<br />
(57) <strong>Liszt</strong>. Foto van Ghémar Frères,<br />
Brussel, 1854 (Budapest, UNBSz).<br />
VIII.<br />
(58) Clara Schumann, portret naar de<br />
lithografie van Adres Stout (1838), reproductie<br />
in Die Musik III.2 (Budapest,<br />
UAW-MI).<br />
(59) Robert Schumann. Bronzen<br />
gedenkplaat gesigneerd “Met WSt”<br />
(Budapest, UAW-MI).<br />
(60) <strong>Liszt</strong>: Liebeslied.Vrije transcriptie<br />
van Schumanns lied Widmung, eerste<br />
Duitse uitgave (Leipzig: 1848, Kistner),<br />
serietitelblad (Budapest LFB). De vroegste<br />
37<br />
en de meest gespeelde Schumann-transcriptie<br />
is <strong>Liszt</strong>s transcriptie voor piano<br />
Liebeslied (Widmung), een vrije bewerking<br />
van het eerste lied uit de cyclus Myrhten,<br />
opus 25 (1840). Deze is waarschijnlijk<br />
na 1846 gecomponeerd en in 1848<br />
gepubliceerd.<br />
(61) De eerste Franse druk verscheen<br />
onder de titel Chanson d’amour (Parijs:<br />
1848, Richault) (Budapest, UNBSz).<br />
(62) Carl Reinecke: Acht Lieder aus<br />
Robert Schumanns ‘Myrthen’ (Leipzig,<br />
Kistner). Serietitelblad (Budapest, LFB).<br />
Schumanns Widmung werd ook door<br />
Carl Reinecke (1824-1910) voor de<br />
piano omgezet. Reinecke’s transcriptie,<br />
die getrouw aan het origineel is, beviel<br />
Schumann meer dan de vrije parafrase<br />
van <strong>Liszt</strong>.<br />
IX.<br />
(63) Giacomo Meyerbeer (1791-1864).<br />
Staalgravure van een onbekende meester<br />
(Budapest, UNM).<br />
(64) Richard Wagner. Kopergravure met<br />
signatuur ‘E.H.X.A.’, gemaakt door<br />
R. Müller, uit een niet geïdentificeerd<br />
Hongaars tijdschrift (Budapest, LFM).<br />
(65) Robert en Clara Schumann naar<br />
een lithografie van Eduard Kayser<br />
(1847). Uit Die Musik V/20 (Budapest,<br />
UAW-MI).<br />
De toenemende maar verborgen<br />
antipathie van de Schumanns tegenover<br />
<strong>Liszt</strong> heeft een enkele keer, op 9 juni<br />
1848 in Dresden, tot een publieke botsing<br />
geleid. De episode werd door
Wagner in Mein Leben als volgt verteld:<br />
“Wij hadden toen samen een avond bij<br />
Schumann doorgebracht; daar werd<br />
gemusiceerd en aansluitend gedisputeerd<br />
waarbij Schumann door de sterk<br />
geprononceerde meningsverschillen<br />
tussen <strong>Liszt</strong> en Schumann over Mendelssohn<br />
en Meyerbeer zeer kwaad werd…”<br />
<strong>Liszt</strong> zelf, die op deze avond ten aanzien<br />
van de recentelijk overleden Mendelssohn<br />
partij koos voor Meyerbeer, herinnerde<br />
zich bijna dertig jaar later nog de<br />
“zeer opgehitste avond waarvan de<br />
schuld mij toekwam…(Aan Lina<br />
Ramann, november 1875).<br />
(66) Robert Schumanns brief aan <strong>Liszt</strong>,<br />
Bad Kreischa bij Dresden, 31 mei 1849<br />
(Weimar, KSW-GSA), pagina’s 2-3. -<br />
<strong>Liszt</strong> die zich in 1848 in Weimar had<br />
gevestigd, informeerde, nog geen vol<br />
jaar na het conflict in Dresden, via de<br />
gezamenlijke vriend Carl Reinecke of<br />
Schumann zijn nog niet geheel gereedgekomen<br />
Faust-Szenen ter beschikking<br />
zou kunnen stellen aan de viering van<br />
Goethe’s honderdjarige jubileum in<br />
Weimar. Schumann antwoordde als volgt:<br />
“Zoals het stuk nu is wil ik het niet<br />
naar buiten brengen.Toch, lieve vriend,<br />
zou misschien de compositie voor u<br />
niet te “leipzigerisch” zijn? Of acht u<br />
[Leipzig] een Parijs in het klein waar<br />
men ook iets tot stand kan brengen?<br />
In ernst - van u die zo veel van mijn<br />
composities kent, had ik iets anders<br />
verwacht dan dat u in zijn geheel een<br />
dergelijk oordeel over een heel kunstenaarsleven<br />
uitspreekt. Bekijkt u mijn<br />
composities nauwkeuriger, zo zou u<br />
daar juist een aanzienlijke verscheidenheid<br />
van inzichten in moeten vinden,<br />
dat ik er ook altijd naar heb gestreefd<br />
om in iedere van mijn composities iets<br />
anders aan het licht te brengen en niet<br />
alleen met het oog op de vorm. En uiteindelijk<br />
waren zij toch niet zo slecht,<br />
degenen die in Leipzig bij elkaar waren:<br />
Mendelssohn, Hiller, Bennett e.a.; tegen<br />
de uit Parijs,Wenen en Berlijn afkomstigen<br />
konden wij het in ieder geval ook<br />
opnemen. Echter, mocht menige muzikale<br />
lijn lijken op datgene dat wij componeerden,<br />
dan noemt u het de tijdgeest<br />
of hoe u wilt. […] Geheel origineel<br />
is niemand. Zo veel naar aanleiding<br />
van uw uitspraak die onterecht en bele-<br />
digend was.Voor de rest laten wij de<br />
avond vergeten - een woord is geen pijl<br />
- en het streven naar vooruitgang is de<br />
hoofdzaak.”<br />
(67) Brief van Clara Schumann aan <strong>Liszt</strong>,<br />
Dresden, 8 augustus 1849 (Weimar,<br />
KSW-GSA). - Schumann heeft de slotscène<br />
van zijn Faust-compositie voor een<br />
uitvoering in Weimar naar aanleiding<br />
van de Goethe-viering op 29 augustus<br />
1849 uiteindelijk toch voorbereid. Clara<br />
schrijft aan <strong>Liszt</strong> ten behoeve daarvan<br />
de nodige noten namens haar man.<br />
(68) <strong>Liszt</strong> op de dirigentenbok. Foto<br />
naar de lithografie van C.F. Hoffman<br />
rond 1853 (Budapest, LFM).<br />
(69) Johann Wolfgang von Goethe<br />
(1749-1832). Gedenkplaat in gips van<br />
onbekende meester (Budapest, UAW-<br />
MI).<br />
(70) Programmablad ‘Concert zur<br />
Goethefeier’ d.d. 29 augustus 1849 in<br />
Weimar (Weimar, KSW).<br />
X.<br />
(71) Het Hoftheater in Weimar in de tijd<br />
van <strong>Liszt</strong> met het Goethe- en Schillermonument.<br />
Reproductie van een<br />
38<br />
gravure uit deze tijd. (Budapest, LFM).<br />
(72) Robert Schumann in maart 1850.<br />
Kopie van een daguerreotypie van<br />
Johann Anton Völlner (Zwickau, RSH).<br />
(73) Schumann: Ouverturen bij<br />
Genoveva, Bruid van Messina, Faust.<br />
Bewerking voor piano. (Leipzig &<br />
Berlijn, C.F. Peters) (Budapest, UNBSz).<br />
- Deze werken zijn allen door <strong>Liszt</strong><br />
tijdens zijn dirigentenperiode in Weimar<br />
uitgevoerd.<br />
(74) Schumann:‘Mignon’s Lied’ uit<br />
Lieder und Gesänge aus Goethes Wilhelm<br />
Meister op 98a, nr. 5. - <strong>Liszt</strong> was aanwezig<br />
op 14 maart 1852 in Leipzig toen op<br />
het programma van een concert van<br />
Schumann ook een deel uit, opus 98a<br />
stond.<br />
(75) Schumann: Manfred, opus 115.<br />
Eerste druk van de bewerking voor<br />
piano met zang (Leipzig, 1853, Breitkopf<br />
& Härtel) uit de nagelaten bibliotheek<br />
van <strong>Liszt</strong> (Budapest, LFM).<br />
Byrons Manfred was <strong>Liszt</strong>s lievelingslectuur;<br />
al in het begin van de jaren ‘40<br />
van de 19 de eeuw hield het idee van<br />
een Manfred-compositie hem bezig,<br />
maar werd toch niet gerealiseerd.<br />
Eveneens spoorde hij in een brief van<br />
5 juni 1849 Schumann aan om zijn<br />
Manfred-compositie waarmee hij in<br />
1848 was gestart, voort te zetten:<br />
“Manfred is heerljik, hartstochtelijk<br />
attractief! Laat u zich daar niet van<br />
weerhouden; hij zal u opfrissen voor<br />
uw Faust - en de Duitse kunst zal met<br />
trots naar deze tweeling verwijzen”.<br />
De ouverture Manfred werd op 14 maart<br />
1852 in Leipzig door Schumann zelf<br />
voor het eerst uitgevoerd. De première<br />
van de scenische uitvoering van het<br />
hele werk vond in Weimar plaats onder<br />
de leiding van <strong>Liszt</strong>.<br />
(76) Brief van Schumann aan <strong>Liszt</strong>, 25<br />
december 1851, Düsseldorf (Weimar<br />
KSW-GSA).“Manfred komt hier weer<br />
terug. Ik heb tekst en muziek nogmaals<br />
aan een onderzoek onderworpen, […]<br />
hij [Manfred] zou het nu op het podium<br />
kunnen proberen.”<br />
(77) Theaterprogrammablad van de<br />
première van Manfred,Weimar, 13 juni<br />
1853, blz. 1-2 (Weimar, KSW).
(78) <strong>Liszt</strong> in het jaar 1861. Foto: Louis<br />
Frisch,Weimar. Met <strong>Liszt</strong>s eigenhandig<br />
gezette handtekening en op de achterkant<br />
zijn opmerking:“Hoewel staand,<br />
toch [sic] blijven zitten” (Budapest, LFM).<br />
(79) Schumann: Pianoconcert in a, opus<br />
54. Uitgave voor twee piano’s door<br />
<strong>Liszt</strong>s leerling Karl Klindworth (1830-<br />
1916), exemplaar uit <strong>Liszt</strong>s nalatenschap<br />
(Budapest, LFM).<br />
39<br />
(80) Schumann: Genoveva, opera in 4<br />
aktes, pianobewerking voor vier handen<br />
van Woldemar Bargiel (Budapest,<br />
UNBSz). De première van de gehele<br />
opera werd d.d. 25 juni 1850 door<br />
Schumann gedirigeerd; <strong>Liszt</strong> was ook<br />
aanwezig.Volgens Ramann dirigeerde<br />
<strong>Liszt</strong> nog in hetzelfde jaar de ouverture<br />
en ook al hield hij de dramaturgie van<br />
de opera niet helemaal vlekkeloos, hij<br />
nam in april 1855 het gehele werk in<br />
het programma in Weimar op.<br />
(81) Clara Schumanns brief aan <strong>Liszt</strong>,<br />
Düsseldorf, 6 oktober 1854 (Weimar,<br />
KSW-GSA). Zij kreeg bericht uit<br />
Weimar dat Genoveva in Weimar wordt<br />
uitgevoerd, en zij vraagt <strong>Liszt</strong> om<br />
advies:“U kent de omstandigheden in<br />
Weimar, u weet wat ik kan vragen […].<br />
U weet ook dat wij van de verdiensten<br />
uit onze kunst afhankelijk zijn, mijn<br />
zorgen op het moment ook niet<br />
gering zijn, dus geeft u me alstublieft<br />
advies! Ik weet dat u mijn welzijn<br />
zeker in het oog houdt.“ Spoedig reist<br />
zij naar Leipzig en vraagt <strong>Liszt</strong> om<br />
voor haar een concert aan het hof of<br />
in het theater in Weimar te organiseren.<br />
<strong>Liszt</strong> heeft Clara’s verzoek vervuld: op<br />
27 oktober 1857 treedt zij tijdens het<br />
matineeconcert van de groothertogin<br />
Sophie op. <strong>Liszt</strong> heeft het orkest in<br />
Schumanns pianoconcert gedirigeerd.<br />
Op 1 december 1854 publiceerde hij<br />
een groot artikel over Clara in het<br />
Neue Zeitschrift für Musik, en daarop<br />
volgde een zesdelige reeks artikelen<br />
over Robert Schumann in maart en<br />
april 1855.<br />
(82) <strong>Liszt</strong>: Gesammelte Schriften, band 4,<br />
Aus den Annalen des Fortschritts<br />
(‘Uit de annalen van de vooruitgang’)<br />
met Schumanns artikelen; exemplaar<br />
uit <strong>Liszt</strong>s nalatenschap (Budapest,<br />
LFM). Omslag en pagina’s VII-VIII<br />
met inhoudsopgave van het Robert-<br />
en Clara-Schumann-artikel.<br />
XI.<br />
(83) Robert Schumann. Houtskooltekening<br />
van Eduard Bendeman (1859)<br />
naar de daguerreotypie van 1850<br />
(Zwickau, RSH).
(84) Johannes Brahms, ongesigneerde<br />
foto, 1849 (Budapest, UNBSz).<br />
(85) Clara Schumann, foto: <strong>Franz</strong><br />
Hanfstaengl, München 1857 (Budapest,<br />
UNBSz).Volgens Ernst Burger was deze<br />
foto met grote waarschijnlijkheid de<br />
eerste foto van Clara na de dood van<br />
Schumann.<br />
(86) Joseph Joachim. In Berlijn genomen<br />
foto uit zijn jeugd. (Budapest, UNBSz).<br />
(87) Schumanns grafmonument op het<br />
Alte Friedhof in Bonn. Reproductie van<br />
een foto, Die Musik IX.17. (Budapest,<br />
UAW-MI). De oorspronkelijk door<br />
Clara Schumann en Johannes Brahms<br />
uitgekozen grafsteen werd in 1879 vervangen<br />
door dit grafmonument van<br />
Adolf Donndorf; de inwijdingsplechtigheid<br />
vond op 2 mei 1880 plaats.<br />
(88) Wilhelm von Wasiliewski. Fotoreproductie<br />
in Die Musik IX.17.<br />
(Budapest, UAW-MI). De Duitse vioolkunstenaar,<br />
dirigent en muziekhistoricus<br />
Wilhelm Joseph von Wasiliewski (1822-<br />
1896) was vanaf 1850 concertmeester in<br />
Düsseldorf onder leiding van Schumann.<br />
Hij vroeg <strong>Liszt</strong> naar brieven van<br />
Schumann ten behoeve van zijn geplande<br />
monografie over Schumann. <strong>Liszt</strong> antwoordde<br />
in een lange brief van 7 grote<br />
pagina’s.Wasiliewski heeft uitsluitend<br />
een korte passage uit het slotgedeelte<br />
van de brief gepubliceerd.<br />
(89) Brief van <strong>Liszt</strong> aan Wilhelm Joseph<br />
von Wasiliewski, 9 januari 1857,Weimar,<br />
blz. 1-2. (Origineel in privé-bezit, kopie<br />
40<br />
uit het bezit van dr.Wolfgang Seibold,<br />
Waldbronn). <strong>Liszt</strong> beschrijft zijn activiteiten<br />
in Weimar ten behoeve van de<br />
bevordering van Schumanns kunst:<br />
“Weimar verdient niet het verwijt daarin<br />
een grote achterstand te hebben.Voor<br />
de Goethe-viering van [18]49 liet ik de<br />
grote slotscène van de tweede Faust uitvoeren<br />
die later herhaald werd; begin<br />
[18]52 werd de muziek bij Byrons<br />
Manfred, met een scenische uitvoering<br />
van het drama, zoals hij het wenste,<br />
meerdere keren uitgevoerd en naar mijn<br />
weten heeft tot op heden geen ander<br />
theater deze poging gedaan. Eveneens is<br />
het theater in Weimar het enige dat<br />
Schumanns Genoveva (hier weliswaar<br />
voor het eerst in april 1855 uitgevoerd)<br />
in zijn repertoire heeft staan. Hoe vanzelfsprekend<br />
werden ook tijdens de jaren<br />
van mijn werkzaamheden alhier de<br />
meeste van zijn werken in kamerstijl,<br />
kwartetten, trio’s, sonates - evenals zijn<br />
symfonieën, ouvertures en zangcomposities<br />
met bijzondere voorkeur en liefde<br />
bevorderd […] echter de geringe<br />
publieke activiteit van onze zangvereniging<br />
verhinderde tot nu toe de uitvoering<br />
van Peri, die overigens al deels<br />
ingestudeerd binnenkort eindelijk uitgevoerd<br />
zal worden”
(90) Wilhelm von Wasiliewski. Robert<br />
Schumann.Tweede verbeterde druk,<br />
Dresden: 1868, Kuntze (Budapest, LFB).<br />
De eerste druk werd in het jaar 1858<br />
door dezelfde uitgeverij gepubliceerd.<br />
(91) Schumann: Das Paradies und die Peri,<br />
opus 50. Eerste druk van de bewerking<br />
voor piano (Leipzig: 1844, Breitkopf &<br />
Härtel), titelblad (Budapest, LFB).<br />
XII.<br />
(92) Schumann: Des Sängers Fluch, ballade<br />
naar Uhland voor solostemmen, koor<br />
en orkest, opus 139. Eerste druk van de<br />
bewerking voor piano (Elberfeld: 1858,<br />
Arnold), titelblad en blz. 22 met nr. 4<br />
Provenzalisches Minnelied (Zwickau,<br />
RSH).Tijdens de herdenkingsviering<br />
van Schumann op 27 februari 1857 in<br />
Elberfeld, toen de ballade voor het eerst<br />
werd uitgevoerd, speelde Brahms de<br />
partij voor harp op de piano.<br />
(93) Des Sängers Fluch, reproductie van<br />
de ets van <strong>Franz</strong> Kugler, Die Musik II, 8<br />
(Budapest, UAW-MI).<br />
(94) ‘Het muziekfeest in de stadsschouwburg<br />
in Aken op 1 juni’. Houtgravure<br />
uit een Duits tijdschrift (Budapest, LFM).<br />
<strong>Liszt</strong> dirigeerde tijdens dit concert de<br />
tweede uitvoering van Schumanns<br />
ballade “Des Sängers Fluch“.<br />
(95) Hans von Bülow: Ballade voor orkest<br />
naar Uhlands gedicht Des Sängers Fluch,<br />
opus 16. (Leipzig, Peters). Het tentoongestelde<br />
exemplaar uit de nalatenschap<br />
van <strong>Liszt</strong> (Budapest, LFM) is voorzien<br />
van een handgeschreven opdracht van<br />
de auteur uit 1863 aan zijn leermeester<br />
en schoonvader <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>.<br />
(96) <strong>Liszt</strong>: Provenzalisches Minnelied. <strong>Liszt</strong><br />
heeft het vierde deel uit Schumanns<br />
Des Sängers Fluch bewerkt voor piano.<br />
Wanneer het compositiewerk is ontstaan<br />
is niet bekend; de transcriptie werd in<br />
1881 gepubliceerd (Berlijn, Fürstner)<br />
(Budapest, LFB).<br />
XIIa.<br />
<strong>Liszt</strong> heeft de reeks Lieder von Robert<br />
und Clara Schumann in opdracht van<br />
Breitkopf & Härtel bewerkt voor piano.<br />
Hij heeft aan de oorspronkelijke notentekst<br />
van de liederen bijna niets gewijzigd.<br />
Deze nogal mechanische klus zou<br />
hij in 1874 hebben verricht toen hij in<br />
grote zorgen verkeerde vanwege de<br />
zware ziekte van zijn vriendin en voor-<br />
41<br />
malige levenspartner vorstin Carolyne<br />
Sayn-Wittgenstein. Bronnen van de<br />
bewerkte liederen:<br />
(97) Robert Schumann: Lieder für die<br />
Jugend, opus 79. (Leipzig: Breitkopf &<br />
Härtel), blz. 29: Des Sennen Abschied<br />
(Budapest, LFB).<br />
(98) Clara Schumann: Sechs Lieder, opus<br />
13. (Leipzig: Breitkopf & Härtel), titelblad<br />
(Budapest, LFB).<br />
(99) <strong>Liszt</strong>: Lieder von Robert und Clara<br />
Schumann (Leipzig: 1875, Breitkopf &<br />
Härtel), exemplaar uit de nalatenschap<br />
van <strong>Liszt</strong> (Budapest, LFM).<br />
(100) Robert en Clara Schumann achter<br />
de piano, naar een daguerreotypie van<br />
1850 (Leipzig, Julius Schuberth, reproductie:<br />
Die Musik,V, 20), (Budapest,<br />
UAW-MI).<br />
De pianotranscriptie van Schumanns<br />
lied Frühlingsnacht, opus 39 nr. 12<br />
behoort tot de meest verfijnde, vrije<br />
pianobewerkingen van <strong>Liszt</strong>. Het precieze<br />
tijdstip van de bewerking is niet<br />
bekend, de eerste druk werd gepubliceerd<br />
in 1872.<br />
(101) Schumann: Liederkreis, opus 39<br />
(Leipzig: Heinze), (Budapest, UNBSz).<br />
(102) <strong>Liszt</strong>: Frühlingsnacht (Leipzig:<br />
1872, Heinze), (Budapest, UNBSz).
XIII.<br />
(103) Schumann: Sechs Gedichte, opus 36<br />
(Leipzig, Breitkopf & Härtel), (Budapest,<br />
LFB). Het vierde lied werd door <strong>Liszt</strong><br />
samen met het tweede nummer van opus<br />
27 Lieder und Gesänge (‘Dem rothen Rosen<br />
gleicht mein Lieb’) als eenvoudig pianostuk<br />
in a-b-a vorm bewerkt en het werd<br />
bij Julius Schuberth in 1861 gepubliceerd.<br />
(104) <strong>Liszt</strong>: An den Sonnenschein en Rotes<br />
Röslein. (Uitgave van een afdruk in het<br />
tijdschrift van de Nederlandse <strong>Franz</strong><br />
<strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong>, 1984), (Budapest, LFB).<br />
(105) Uit een brief van <strong>Liszt</strong> aan Julius<br />
Schuberth, 1 december 1859 (Weimar,<br />
KSW-GSA). Hij beveelt Julius Schuberth<br />
d.d. 1 december 1859 aan om Schumanns<br />
opus 40 te publiceren.“De<br />
auteur behoort tot de weinigen wiens<br />
hele oeuvre in iedere fatsoenlijke<br />
muziekbibliotheek de daartoe aangewezen<br />
plaats dient in te nemen.”<br />
XIIIa.<br />
(106) Schumann: Musikalische Haus- und<br />
Lebensregeln, 4 pagina’s uit het autograaf.<br />
Afdruk, Die Musik IX.17 (Budapest,<br />
UAW-MI).<br />
(107) Robert Schumann. Lithografie<br />
naar een daguerrotypie uit 1850<br />
(Budapest, LFM).<br />
(108) Schumann: Album für die Jugend,<br />
2de druk met de Musikalische Haus- und<br />
Lebensregeln (Budapest, LFB).<br />
(109) Brief van <strong>Liszt</strong> aan Julius<br />
Schuberth, ongedateerd [1859] (Weimar,<br />
KSW-GSA). De Franse vertaling van<br />
Schumanns Musikalische Haus- und<br />
Lebensregeln werd door <strong>Liszt</strong> opnieuw<br />
gemaakt en mag onder zijn eigen naam<br />
verschijnen.<br />
(110) Schumann: Oeuvres completes pour<br />
le piano. Edition nouvelle rédigée par Anton<br />
42<br />
Rubinstein.Vols. 4-6 (Moskou: 1870,<br />
Jürgenson). Exemplaar uit de nalatenschap<br />
van <strong>Liszt</strong> (Budapest, LFM). In<br />
band 6: Musikalische Haus- und Lebensregeln<br />
in verschillende talen, de Franse<br />
vertaling is van <strong>Liszt</strong>.<br />
(111) Schumann: Kinderscenen, opus 15.<br />
Titelblad van de eerste druk (Leipzig:<br />
1839, Breitkopf & Härtel) met<br />
Schumanns opdracht aan <strong>Liszt</strong><br />
(Zwickau, RSH).<br />
<strong>Liszt</strong> aan Schumann, 5 juni 1839 uit<br />
Albano:“Voor wat betreft de Kinderscenen,<br />
daaraan heb ik een van de<br />
hoogste geneugtes in mijn leven te<br />
danken. U weet, maar misschien ook<br />
niet, dat ik een kleine dochter van drie<br />
jaar heb, die iedereen eensluidend<br />
engelachtig vindt (ziet u hoe banaal!).<br />
Zij heet Blandine-Rachel en haar koosnaampje<br />
is ‘moucheron’ - (muggetje).<br />
[…] Dus, mijn lieve Schumann, twee of<br />
drie keer in de week (op bijzonder<br />
gelukkige dagen!) speel ik ’s avonds
voor haar uw Kinderscenen, wat haar in<br />
vervoering brengt en mij bijna nog<br />
meer, zoals u zich kunt voorstellen, op<br />
een manier dat ik voor haar vaak 20<br />
keer het eerste stuk herhaal zonder dat<br />
het verder gaat. Ik geloof echt dat u<br />
over dit succes gelukkig zult zijn, mocht<br />
u daar getuige van kunnen zijn!”<br />
(112) Blandine en Cosima <strong>Liszt</strong>. Reproductie<br />
naar een tekening van Louise<br />
Antoinette Demarcy (Budapest, LFM).<br />
XIV.<br />
(113) <strong>Liszt</strong>. Gravure van Friedrich<br />
Schauer (1843) naar het medaillon van<br />
Antoine Bovy (1837), (Budapest, LFM).<br />
(114) “Forte! Piano!” <strong>Liszt</strong> dirigeert.<br />
Karikatuur van een onbekende meester,<br />
reproductie (Budapest, LFM).<br />
(115) Richard Pohl (1826-1896), gravure<br />
van J. Krieger (Budapest, LFM). De<br />
Duitse muziekcriticus had voor belangrijke<br />
musici (<strong>Liszt</strong>, Berlioz, Schumann)<br />
tekstboeken, verbindende teksten en<br />
vertalingen geleverd. In Leipzig behoorde<br />
hij tot de Schumann-kring, vanaf<br />
1852 publiceerde hij in het Neue Zeitschrift<br />
für Musik.Van 1854 tot 1863<br />
woonde hij in Weimar en was betrokken<br />
bij de <strong>Liszt</strong>-Wagner-beweging.<br />
(116) Richard Pohl: Gesammelte Schriften<br />
über Musik und Musiker,2 de band<br />
(Leipzig: 1833, Schlicke). Daaruit:“Het<br />
muziekfeest in Karlsruhe in oktober 1853<br />
onder leiding van <strong>Liszt</strong>” (Budapest, LFB).<br />
(117) Brief van Schumann aan Richard<br />
Pohl, Düsseldorf, 6 februari 1854,<br />
afdruk (Die Musik,V/20), (Budapest,<br />
UAW-MI), pagina 1. Schumann reageert<br />
op het artikel dat Pohl onder het pseudoniem<br />
‘Hoplit’ in het Neue Zeitschrift<br />
für Musik heeft gepubliceerd (‘Het<br />
muziekfeest in Karlsruhe in oktober<br />
1853 onder leiding van <strong>Liszt</strong>’).“Dat u<br />
Hoplit was, wist ik helemaal niet.<br />
Omdat ik het niet bijzonder goed kan<br />
vinden met zijn enthousiasme voor <strong>Liszt</strong><br />
en Wagner en dat van zijn partij.<br />
Degenen die u als toekomstmusici<br />
beschouwt, acht ik hedendaagse musici,<br />
en wat voor u de musici uit het verleden<br />
zijn (Bach, Händel, Beethoven) lijken<br />
mij de beste toekomstmusici. Spirituele<br />
schoonheid in de meest mooie vorm<br />
kan ik nooit als een ‘achterhaald standpunt’<br />
beschouwen. Bezit deze soms<br />
R.Wagner? En waar zijn dan de geniale<br />
prestaties van <strong>Liszt</strong> - waarin zijn zij terug<br />
te vinden? Misschien in zijn muziek-<br />
lessenaar? Wil hij soms op de toekomst<br />
wachten omdat hij bang is dat men<br />
hem thans niet begrijpt?”<br />
(118) <strong>Franz</strong> Brendel (1811-1868).<br />
Reproductie van de lithografie van<br />
Otto Merseburger (1856) (Budapest,<br />
LFM). De Duitse muziekschrijver nam<br />
in 1845 de redactie van het Neue Zeitschrift<br />
für Musik over. In de jaren ‘50 van<br />
de 19 de eeuw groeide het tijdschrift<br />
steeds meer tot het orgaan van <strong>Liszt</strong> en<br />
de nieuwe Duitse school; dat heeft grote<br />
afschuw in de kring rondom Schumann<br />
teweeg gebracht.<br />
(119) Brendel: <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> als Symphoniker<br />
(Leipzig: 1859), (Budapest, LFB).<br />
Brendel stelt dat “de werken van <strong>Liszt</strong><br />
het ideaal van onze tijd zijn op het<br />
43<br />
gebied van de instrumentale muziek,<br />
datgene dat had moeten komen indien<br />
een echte vooruitgang plaats moest<br />
vinden, het meest belangrijke dat het<br />
heden op dat gebied bezit, datgene waar<br />
Schumann en Berlioz al op hebben<br />
aangestuurd.”<br />
(120) <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>, reproductie van een<br />
tekening van Friedrich Preller, 1858<br />
(Budapest, LFM).<br />
XV.<br />
(121) Robert en Clara Schumann.<br />
Gravure van Friedrich Schauer naar het<br />
medaillon van Ernst Rietschel, 1846<br />
(Budapest, LFM).<br />
(122) Joseph Joachim (1831-1907).<br />
Lithografie van József Marastoni, 1862<br />
(Budapest, UNM).<br />
(123) Richard Wagner en zijn vrienden,<br />
17 mei 1865. Foto: Joseph Albert<br />
(Budapest, LFM). De vriendenkring<br />
komt bijeen naar aanleiding van de<br />
repetities voor de première van Tristan.<br />
(124) <strong>Liszt</strong>. Foto van Ganz, Brussel,<br />
1882 (Budapest, LFM).<br />
(125) ‘Nieuwe wegen’. Schumanns artikel<br />
in het Neue Zeitschrift für Musik,28<br />
oktober 1853 (Film: Budapest, LFM).<br />
In de plaats van <strong>Liszt</strong>,Wagner en Berlioz
(123)<br />
beschouwt Schumann de jonge Brahms<br />
als vertegenwoordiger van de ‘nieuwe<br />
wegen’. In de voetnoot noemt hij andere<br />
musici met wie hij nauwe banden heeft.<br />
(126) Johannes Brahms, jeugdfoto,<br />
reproductie (Budapest, LFM).<br />
(127) Brief van <strong>Liszt</strong> aan Joseph Joachim.<br />
Weimar, 20 juli 1856 (Weimar, KSW-<br />
GSA). De voortreffelijke vioolkunstenaar<br />
van Hongaarse afkomst was van 1849<br />
tot 1853 concertmeester in het orkest<br />
van <strong>Liszt</strong> in Weimar; hij was ook kamermuziekpartner<br />
en vertrouweling van<br />
<strong>Liszt</strong>. Later verwijderde hij zich geleidelijk<br />
van hem en is hij een van de meest<br />
ijverige aanhangers van de kring rondom<br />
Schumann en Brahms, een van de<br />
initiatiefnemers en ondergetekenden<br />
van de ‘Berlijnse verklaring’ tegen <strong>Liszt</strong><br />
en de nieuwe Duitse school in het jaar<br />
1860. In 1856 heeft hij dit ten overstaan<br />
van <strong>Liszt</strong> nog niet openlijk toegegeven,<br />
de componist heeft echter een voorgevoel<br />
van de opruiing op de achtergrond<br />
gehad.“Deze enkele woorden dienen<br />
jou alleen aan mijn ware, innige en eerbiedige<br />
vriendschap opnieuw te herinneren,<br />
liefste Joachim. Mochten ook<br />
anderen die dicht bij jou staan, hebben<br />
getracht om jou deze vriendschap verdacht<br />
te maken, dan laat hun moeite<br />
tevergeefs zijn geweest - en laat ons<br />
altijd trouw en waarachtig aan elkaar<br />
zijn, zoals het een paar kerels van onze<br />
soort betaamt!”<br />
(128) Brief van Joseph Joachim aan zijn<br />
in Wenen wonende broer Heinrich<br />
Joachim, Boedapest, 31 januari 1880<br />
(Budapest, UNBSz). Joachim had een<br />
gastoptreden in Boedapest, en nu bericht<br />
hij over zijn aankomst in Wenen. Hij<br />
zou ook graag Brahms willen treffen.<br />
“Ik reis morgen vroeg af; toch wil ik bij<br />
<strong>Liszt</strong>, die charmant was, eten, ondanks<br />
alles. Het concert ging goed.”<br />
(129) Joseph Joachim, foto met eigenhandig<br />
geschreven opdracht aan zijn<br />
zwager in het Hongaars. Foto: Negretti<br />
& Zambra, Crystal Palace (Budapest,<br />
UNBSz).<br />
XIV-XVa.<br />
Na de dood van Schumann is Clara’s<br />
vijandelijkheid tegenover <strong>Liszt</strong> zo sterk<br />
geworden, dat zij de gelegenheid vermeed<br />
waarbij zij samen hadden moeten<br />
optreden. Zij nam tevens niet deel aan<br />
de Schumann-festiviteiten in Zwickau<br />
op 7 en 8 juni 1860, waar <strong>Liszt</strong> echter<br />
niet als eregast maar als eenvoudige<br />
deelnemer aanwezig was. De Schumannkring<br />
heeft het ook kwalijk genomen<br />
dat tijdens de Schumann-viering ook<br />
44<br />
het Festvorspiel van <strong>Liszt</strong> klonk.<br />
(130) <strong>Liszt</strong>: Festvorspiel - Prélude, in: Das<br />
Pianoforte, Stuttgart: 1857, Hallberger<br />
(Budapest, LFB).<br />
(131) Cosima Wagner. Fotoreproductie<br />
van het portret van F. Lenbach (Budapest,<br />
LFM).<br />
(132) Cosima Wagner: <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>. Een<br />
aantekening van zijn dochter.Tweede<br />
druk (München: 1911), (Budapest, LFB).<br />
Op pagina 22 en 23 spreekt zij over de
problemen in de relatie tussen <strong>Liszt</strong> en<br />
Schumann en citeert haar vader over de<br />
vertegenwoordiger van de Schumannschool:<br />
Clara, Joachim, Brahms, Bargiel<br />
en Dietrich.<br />
(133) Clara Schumann. Gravure van<br />
Weger naar de ‘weduwefoto’ van<br />
Hanfstaengl uit het jaar 1857 (Budapest,<br />
UNM).<br />
(134) Programmaontwerp van Johannes<br />
Brahms, uit Die Musik 11, 5 (Budapest,<br />
UAW-MI), met daarin de aan <strong>Liszt</strong><br />
opgedragen Phantasie, opus 17 en Toccata<br />
van Schumann.<br />
(135) De oude <strong>Liszt</strong>. Gravure van<br />
Roemer (Budapest, LFM).<br />
(136) Brief van Clara Schumann aan<br />
<strong>Liszt</strong>, Frankfurt am Main, 7 juni 1884,<br />
met het concept-antwoord van <strong>Liszt</strong><br />
(Weimar, KSW-GSA). Clara vraagt <strong>Liszt</strong><br />
om haar de brieven van Schumann ten<br />
behoeve van een publicatie te lenen.<br />
<strong>Liszt</strong>s antwoord:“Het spijt me dat ik u<br />
met de genoemde brieven van uw<br />
geachte gemaal Robert Schumann niet<br />
van dienst kan zijn.”<br />
(137) Lina Ramann: <strong>Liszt</strong>iana. Erinnerungen<br />
an <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> (Mainz: 1983,<br />
Schott), (Budapest LFB). Foto van de<br />
schrijfster en bladzijde 408 met de vraag<br />
van Ramann en het antwoord van <strong>Liszt</strong><br />
over Robert Schumann:“Van Schumann<br />
blijven voor mij zijn pianowerken uit<br />
de eerste periode het mooist […] later<br />
de ouverture Manfred, en vele fragmenten<br />
in de symfonische en zangwerken.<br />
Mocht ik een uiteenzetting over<br />
Schumanns genie op zijn geprezen<br />
opvolgers moeten schrijven, dan zou<br />
deze niet tot hun tevredenheid zijn.<br />
Velerlei stokt.”<br />
XVI.<br />
In de werkzaamheden van <strong>Liszt</strong> als<br />
leraar namen Schumanns werken al in<br />
de jaren ‘50 van de 19 de eeuw een<br />
belangrijke plaats in, en dat is ook bij<br />
de oude <strong>Liszt</strong> onveranderd gebleven.<br />
Aan de Muziekacademie in Budapest<br />
onder het presidentschap van <strong>Liszt</strong> was<br />
de pianomuziek van Schumann een<br />
onderdeel van de studiestof; men trof<br />
vaak stukken van Schumann aan op de<br />
concertprogramma’s van de leerlingen.<br />
Ook de leerlingen van <strong>Liszt</strong> in Weimar<br />
speelden hem graag muziek van<br />
Schumann voor. Programma’s en aantekeningen<br />
van de leerlingen bewijzen<br />
dat de Novelletten, opus 21, Toccata, opus 7,<br />
Etudes symphoniques, opus 13 bijzonder<br />
geliefd waren. Ook het Carnaval, opus 9,<br />
de Phantasie, opus 17, Sonate in g, opus<br />
22 en Faschingsschwank aus Wien werden<br />
vaak gespeeld.<br />
45<br />
(138) Schumann: Waldscenen, opus 82.<br />
Eerste druk (Leipzig: 1850, Senff),<br />
(Budapest, LFB).<br />
(139) Schumann: Faschingsschwank aus<br />
Wien, opus 26. Eerste druk (Wenen:<br />
1841, P. Mechetti), (Budapest, LFB).<br />
(140-143) Uit de concertprogramma’s<br />
van de Muziekacademie in Budapest:<br />
24 maart 1878, 14 maart 1880,<br />
11 december 1881, 26 maart 1882<br />
(Budapest, LFM).
(144) <strong>Liszt</strong> achter zijn Chickeringvleugel.<br />
Xylografie, reclameblad van de<br />
firma Chickering, op de achterkant de<br />
brief van <strong>Liszt</strong> met lof voor het instrument,<br />
1886 (Budapest, LFM). De vleugel<br />
bevindt zich thans in de middenruimte<br />
van het <strong>Liszt</strong> Ferenc Memorial<br />
Museum in Boedapest.<br />
(145) Schumann: Oeuvres Complètes pour<br />
le piano. Edition nouvelle rédigée par A.<br />
Rubinstein.Vols. 1-3. (Moskou: 1869,<br />
Jürgenson), (Budapest, LFM). Deze uitgave<br />
uit de muziekbibliotheek van <strong>Liszt</strong><br />
in Boedapest, die Schumanns pianowerken<br />
in zes banden bevat (3-3 zijn samengebonden),<br />
werd vaak gebruikt - waar-<br />
schijnlijk ook voor het onderwijs. <strong>Liszt</strong>s<br />
handgeschreven aantekeningen bevinden<br />
zich in de volgende stukken: Toccata,<br />
opus 7, Allegro, opus 8, Carnaval, opus 9,<br />
Fantasiestücke, opus 12, Etudes symphoniques,<br />
opus 13, Fantasie, opus 17, Arabeske,<br />
opus 18, Novelletten, opus 21, Faschingsschwank<br />
aus Wien, opus 26, Pianoconcert<br />
in a, opus 54, Album für die Jugend, opus<br />
68, Quatre marches, opus 76, Waldscenen,<br />
opus 82, Concertstück, opus 92, Bunte<br />
Blätter, opus 99. - Op de kopie: Novellette<br />
nr. 2 met vingerzetting van <strong>Liszt</strong>.<br />
(146) Schumann. Fotogravure van<br />
Bruckmann naar een schilderij van Jager<br />
(Budapest, UNBSz).<br />
46<br />
Colofon<br />
‘<strong>Liszt</strong> en Schumann’<br />
Tableauversie van een expositie van<br />
het <strong>Liszt</strong> Ferenc Memorial<br />
Museum, Boedapest<br />
De oorspronkelijke versie van deze<br />
tentoonstelling wordt in het <strong>Liszt</strong><br />
Ferenc Memorial Museum gehouden<br />
(Boedapest VI.Vörösmarty utca 35) van<br />
16 maart 2006 - 14 maart 2007.<br />
Locatie:<br />
Fontys Conservatorium,Tilburg<br />
9- 22 december 2006<br />
Concept en tekst: Mária Eckhardt<br />
Hongaarse sponsor van de expositie:<br />
Péter-Horváth-Stiftung, Stuttgart<br />
Foto’s voor de tableau-versie: Miklós Török<br />
Productie: Wout Sanders, Muziekcentrum<br />
Vredenburg Utrecht,Véronique<br />
Gualthérie van Weezel, Internationaal<br />
<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Pianoconcours<br />
Nederlandse vertaling uit het Duits:<br />
Elena van Ringelesteyn<br />
Eindredactie van de teksten:<br />
Christo Lelie, <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong><br />
Copyright tableauversie: <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong><br />
Afkortingen van de bronnen:<br />
Budapest, LFM =<br />
<strong>Liszt</strong> Ferenc Universität für Musik,<br />
<strong>Liszt</strong> Ferenc Gedenkmuseum und<br />
Forschungszentrum<br />
Budapest, LFB =<br />
<strong>Liszt</strong> Ferenc Universität für Musik,<br />
Musikwissenschaftliche Forschungsbibliothek<br />
Budapest, UAW-MI =<br />
Ungarische Akademie der Wissenschaften,<br />
Musikwissenschaftliches<br />
Institut<br />
Budapest, UNBSz =<br />
Ungarische Nationalbibliothek<br />
Széchényi<br />
Budapest, UNM =<br />
Ungarisches Nationalmuseum<br />
Budapest, USO =<br />
Ungarische Staatsoper,<br />
Gedenksammlung<br />
Weimar, KSW-GSA =<br />
Klassik Stiftung Weimar,<br />
Goethe- und Schiller-Archiv<br />
Zwickau, RSH =<br />
Robert-Schumann-Haus Zwickau
De eerste koorversie van<br />
‘Hymne de l’enfant à son réveil’ -<br />
de ontbrekende schakel van een<br />
vijfledige keten<br />
Albert Brussee<br />
Binnen het complex klavierstukken<br />
verzameld onder de naam Harmonies<br />
poétiques et religieuses van <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong><br />
neemt Hymne de l’enfant à son réveil een<br />
speciale plaats in.Want alleen van dit<br />
deel bestaan in zijn totaal vijf versies:<br />
drie voor piano en twee voor driestemmig<br />
dameskoor. 1<br />
De eerste aanzet tot dit 35-jarig<br />
durend compositorisch proces dateert<br />
van oktober 1840, toen <strong>Liszt</strong> - terugkerend<br />
van een tournee in Engeland -<br />
zich te Fontainebleau bij Marie d’Agoult<br />
voegde, die daar samen met <strong>Liszt</strong>s<br />
moeder, de oudste twee kinderen en de<br />
voedster een hotel betrokken had.<br />
Veertien heerlijke vakantiedagen braken<br />
aan, dagen waarop de immer rusteloos<br />
rondtrekkende virtuoos zich met recht de<br />
vader van een huisgezin mocht voelen.<br />
Maar ook nu kon hij het werken niet<br />
laten. In deze weken ontstonden enkele<br />
‘Harmonies poétiques’, met name een<br />
compositie getiteld Prière d’un enfant à<br />
son réveil, waarvan sprake is in een brief<br />
geschreven op 10 juli 1841. 2 Deze schets<br />
in A-groot is bewaardgebleven en bevindt<br />
zich in het Goethe- und Schiller-Archiv<br />
te Weimar (catalogusnummer GSA60/-<br />
Z12). De slechts drie bladzijden lange<br />
compositie verschilt in hoge mate van<br />
latere vormgevingen, maar draagt ontegenzeggelijk<br />
het zaad in zich waaruit<br />
deze zouden ontspruiten. 3<br />
Zeven jaar later, in de eerste dagen<br />
van november 1847, ontstond de tweede<br />
pianoversie. Drie maanden verblijvend<br />
op het landgoed van prinses Carolyne<br />
von Sayn-Wittgenstein te Woronince<br />
(Woronowce) componeerde <strong>Liszt</strong> daar<br />
een eerste volledige cyclus Harmonies<br />
poétiques et religieuses, die in 1997 bij<br />
Muziekuitgeverij XYZ te Huizen<br />
(Nederland) postuum het licht zag. 4<br />
In deze cyclus neemt Hymne de l’enfant<br />
à son réveil de zevende plaats in.<br />
47<br />
De derde klavierversie, als zesde deel<br />
opgenomen in de uiteindelijke cyclus<br />
van 1853, verschilt niet wezenlijk van<br />
de tweede, afgezien van een kort naspel<br />
en een wat eenvoudigere pianistische<br />
scriptuur.Vergelijken we deze laatste<br />
pianoversie in As-groot met de eerste in<br />
A, dan blijkt er een enorme schaalvergroting<br />
te hebben plaatsgevonden. In<br />
sterkere mate dan bij de schets uit 1840<br />
bepaalt nu het gedicht Hymne de l’enfant à<br />
son réveil van Lamartine uit de gedichtenbundel<br />
Harmonies poétiques et religieuses<br />
(1830) de vorm van de compositie.<br />
Boven de compositie liet <strong>Liszt</strong> in de<br />
door Kistner verzorgde eerste editie dan<br />
ook afdrukken:“Composé sur le texte<br />
de l’Harmonie de Lamartine”. 5<br />
En inderdaad, de woorden van het<br />
gedicht Hymne de l’enfant à son réveil<br />
passen letterlijk op de muziek; men zou<br />
hier met recht kunnen spreken van een<br />
‘Lied ohne Worte’.Van de in het totaal<br />
achttien vierregelige coupletten toonzette<br />
<strong>Liszt</strong> er veertien, onderverdeeld in<br />
twee groepen van vier en besloten met<br />
een langere episode van zes coupletten.<br />
De eerste vier coupletten vormen tezamen<br />
de expositie, waarin men in essentie<br />
het materiaal van ‘Prière d’un enfant’<br />
herkent; dit gedeelte wordt vervolgens<br />
gevarieerd (couplet 5-8). Het slotgedeelte<br />
is gebouwd op geheel nieuw<br />
materiaal, waarvan in de vormgeving<br />
van 1840 geen spoor te bekennen is.<br />
Peter Raabe echter stelt in zijn in<br />
1931 uitgekomen catalogus, dat de<br />
(derde) pianoversie een transcriptie is<br />
van een in ‘Mitte der 40 er Jahre’ ontstane<br />
vroege koorversie, die verloren zou zijn<br />
gegaan. 6 Tot op heden wordt in naslagwerken<br />
deze mening gehuldigd. Zo<br />
vermelden Mária Eckhardt en Rena<br />
Charnin Mueller in hun onlangs gepubliceerde<br />
catalogus van <strong>Liszt</strong>s werken<br />
maar liefst vier koorversies, waarvan de
eerste uit 1844 zou stammen. 7 Het<br />
bestaan van deze vroege koorversie is<br />
echter uiterst dubieus. Er is geen enkel<br />
aanknopingspunt, geen schets, geen<br />
opmerking in een brief, die deze veronderstelling<br />
rechtvaardigt. 8 En is niet de<br />
hierboven aangehaalde, door Raabe<br />
wellicht niet opgemerkte zin uit de eerste<br />
druk het onomstotelijke bewijs, dat de<br />
derde klavierversie (en de qua structuur<br />
identieke tweede evengoed) rechtstreeks<br />
gecomponeerd werd op Lamartines<br />
woorden en niet beschouwd moet worden<br />
als de transcriptie van een koorwerk?<br />
9 Ook het feit, dat de plaatsing<br />
van de woorden onder de zangpartijen<br />
van de koorversies soms wat onnatuurlijk,<br />
gekunsteld aandoen, zou er op<br />
kunnen wijzen dat de tekst aangepast<br />
moest worden aan een al bestaande<br />
compositie.<br />
De connectie tussen het klavierstuk<br />
Hymne de l’enfant à son réveil en het koorwerk<br />
van die naam laat zich simpeler<br />
verklaren. Zoals de componist in zijn<br />
Weimarer jaren, toen hij vooral als dirigent<br />
actief was, enkele van zijn klavierstukken<br />
voor orkest bewerkte, waarbij<br />
deze in ieder opzicht grotere dimensies<br />
aannamen - denk aan de etude Mazeppa<br />
en het symfonisch gedicht van die naam<br />
-, zo kwam hij in de winter van 1861-<br />
1862, kort nadat hij zich in Italië gevestigd<br />
had, op het idee zijn lyrisch-vrome<br />
klavierstuk Hymne de l’enfant à son réveil<br />
om te werken voor driestemmig dameskoor<br />
en harmonium (of piano), een<br />
project dat reeds op 18 februari 1862 te<br />
Rome werd afgerond.<br />
Op drie essentiële punten verschilt<br />
de eerste koorversie van de latere van<br />
1874:<br />
• zij is de enige, waarbij <strong>Liszt</strong> alle<br />
achttien coupletten van Lamartine’s<br />
gedicht getoonzet heeft;<br />
• de begeleiding (uitsluitend voor<br />
harmonium of piano) verschilt in<br />
hoge mate van die van de latere<br />
vormgeving;<br />
• de muziek is gecomponeerd op de<br />
originele Franse tekst, terwijl de<br />
uiteindelijke koorversie naar<br />
verkiezing gezongen kan worden<br />
in het Duits, Frans of Hongaars.<br />
Reden genoeg dus om deze nooit<br />
gepubliceerde versie van Hymne de<br />
l’enfant à son réveil aan de vergetelheid te<br />
ontrukken. Het gesigneerde en gedateerde<br />
manuscript bevindt zich in het<br />
Goethe- und Schiller Archiv te Weimar<br />
(cat. nr. GSA60/C20), waarvan een kopie<br />
mij vriendelijk ter beschikking werd<br />
gesteld door Evelyn Liepsch, hoofd van<br />
het <strong>Liszt</strong>-archief. Het doorgaans zorgvuldig<br />
betekende autograaf telt 12 bladzijden<br />
van 27 cm hoog bij 17.5 cm<br />
breed (20 balks muziekpapier).<br />
In Weimar bevindt zich nog een<br />
ander manuscript dat hier genoemd<br />
moet worden, een aanzet tot een versie<br />
op Italiaanse tekst (GSA60/S14). Dit<br />
autograaf met als titel (in Peter Raabe’s<br />
handschrift?) Terzett mit Pianoforte nach<br />
<strong>Liszt</strong>s ‘Hymne de l’enfant à son réveil’ ins<br />
Lateinische übersetzt was eertijds in het<br />
bezit van kardinaal Hohenlohe met wie<br />
<strong>Liszt</strong> goed bevriend was. Het betreft een<br />
goed leesbare kopie van de koorversie<br />
van 1862 door een onbekende kopiist<br />
vervaardigd, echter zonder woorden<br />
onder de zangpartijen; op een later tijdstip<br />
heeft <strong>Liszt</strong> die eigenhandig in<br />
Italiaanse vertaling aangebracht. In verband<br />
daarmee zag hij zich gedwongen<br />
de zangpartijen hier en daar wat aan te<br />
passen. In het vijfde couplet streepte de<br />
componist een groot gedeelte (tot en<br />
met couplet 8) door en verwees naar<br />
een correctievel (‘Vide Correctus’), dat<br />
echter in het genoemde bestand niet<br />
aanwezig is. Bij de volgende vier coupletten<br />
(couplet 9-12) voegde de componist<br />
geen tekst toe; hij was kennelijk<br />
van mening, dat dit gedeelte beter kon<br />
vervallen. Pas bij de laatste zes coupletten<br />
nam hij de draad weer op en bracht<br />
met name in het eerste van de zes slotcoupletten<br />
correcties aan in de zangpartijen<br />
(slecht leesbaar).Waarschijnlijk is<br />
dit manuscript een voorstap voor de<br />
door Mária Eckhardt en Rena Charnin<br />
Mueller vermelde ‘3 rd version’ van 1865<br />
(zie eindnoot 1). Of is zij zelfs identiek<br />
daaraan? In dat geval lijkt het me beter<br />
niet over een zelfstandige ‘Italiaanse<br />
versie’ te spreken, daar dit onvolledige<br />
manuscript te weinig aanknopingspunten<br />
biedt voor reconstructie en überhaupt<br />
in te geringe mate een eigen gezicht<br />
toont.<br />
Op 22 mei 1874 stierf Marie<br />
Moukhanoff-Kalergis, één van <strong>Liszt</strong>s<br />
trouwste vriendinnen met wie de com-<br />
48<br />
ponist sinds 1843 hartelijke betrekkingen<br />
onderhield. 10 Een jaar later, op 17 juni<br />
1875, organiseerde hij een herdenkingsconcert<br />
in het ‘Tempelherrenhaus’ in<br />
het door Goethe ontworpen Park an der<br />
Ilm te Weimar, waarop naast de naar aanleiding<br />
van haar dood gecomponeerde<br />
(eerste) Élegie ook <strong>Liszt</strong>s Requiem en<br />
zijn voor deze gelegenheid gereviseerde<br />
koorversie van Hymne de l’enfant à son<br />
réveil klonk. Deze laatste koorversie<br />
onderscheidt zich van die van 1862 niet<br />
alleen door de Duitse tekst 11 , maar vooral<br />
door de geheel herschreven begeleiding,<br />
deze maal voor harmonium (of piano)<br />
en harp (ad libitum), en in het bijzonder<br />
door het schrappen van couplet 9-12.<br />
Onder de titel Des erwachenden Kindes<br />
Lobgesang zag het werk in 1875 bij<br />
Táborsky & Parsch het licht; het werd<br />
opgedragen aan de ‘<strong>Liszt</strong>-Gesang-Verein’<br />
te Boedapest, reden waarom er ook een<br />
Hongaarse vertaling van de tekst werd<br />
toegevoegd; deze is van de hand van de<br />
met <strong>Liszt</strong> bevriende dichter Kornél<br />
Ábrányi.<br />
Nadien werd de compositie slechts<br />
eenmaal herdrukt, namelijk in de eerste<br />
‘Gesamtausgabe’ van <strong>Liszt</strong>s oeuvre, de<br />
zg. Grossherzog Carl Alexander Ausgabe<br />
(Band V) uit de eerste decennia van de<br />
20 ste eeuw. Een reden te meer, dus, om<br />
de nog ontbrekende schakel van deze<br />
vijfledige keten het licht te doen zien,<br />
ook al omdat het één der eerste composities<br />
is uit <strong>Liszt</strong>s Italiaanse periode,<br />
een tijd waarin hij zich tot doel stelde<br />
de katholieke kerkmuziek een nieuwe<br />
impuls te geven. In zijn kinderlijke eenvoud<br />
en vroomheid zet deze eerste<br />
koorversie als het ware de toon voor<br />
komende stilistische ontwikkelingen en<br />
is publicatie alleen daarom al gerechtvaardigd.
<strong>Liszt</strong>s autograaf van de koorversie van ‘Hymne de l’enfant à son réveil’.<br />
Goethe- und Schiller Archiv,Weimar.<br />
49<br />
Noten:<br />
1 De in de laatste editie van The New Grove (2001) opgenomen<br />
catalogus van <strong>Liszt</strong>s composities door Mária Eckhardt en Rena<br />
Charnin Mueller vermeldt naast de hier centraal staande, door hen als<br />
‘2nd version’ bestempelde koorversie van 1862 en de uiteindelijke van<br />
1874 nog een vroege koorversie van circa 1844 en een ‘3rd version’ uit<br />
1865 ‘with complete Italian text’ (zie hierna in de hoofdtekst).<br />
2 Serge Gut et Jaqueline Bellas, Correspondence <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> - Marie d’Agoult,<br />
blz. 841; Fayard, Parijs, 2001.<br />
3 Deze eerste pianoversie werd gepubliceerd in: <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>, Harmonies<br />
poétiques et religieuses - early versions (1834-1846), completed and edited<br />
by Albert Brussee; B.V. Muziekuitgeverij XYZ, Huizen, 2001 (XYZ<br />
1227).<br />
4 <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>, Harmonies poétiques et religieuses (1847 version), reconstructed,<br />
edited and fingered by Albert Brussee (XYZ 1093 en 1094).<br />
5 F. <strong>Liszt</strong>, Harmonies poétiques et religieuses, Livre IV, blz. 7 ; Fr. Kistner,<br />
Leipzig, 1853. De eerste druk verscheen in zeven deeltjes.<br />
6 Peter Raabe, <strong>Liszt</strong>s Schaffen, blz. 327; Hans Schneider,Tutzing, 1968<br />
(reprint).<br />
7 Zie eindnoot 1.<br />
8 In deze zienswijze word ik gesteund door Michael Short, die in zijn<br />
‘The doubtful, missing and unobtainable works of Ferenc <strong>Liszt</strong>’ (1811-<br />
1886) schreef:‘It would thus seem possible, though perhaps unlikely,<br />
that there was an earlier version of the choral work, which remains<br />
untraced. I do not subscribe to this view, however (....).’ The <strong>Liszt</strong><br />
Society Journal,Volume 24 (1999), blz. 43.<br />
9 In ‘The first cycle of ‘Harmonies poétiques et religieuses’ - a brief<br />
survey’, in The <strong>Liszt</strong> Society Journal,Volume 20 (1995), blz. 7-37, heb<br />
ik trachten aan te tonen, dat <strong>Liszt</strong> in de zomer van 1855 de derde<br />
klavierversie van zijn Hymne de l’enfant à son réveil voor zijn kinderen<br />
gespeeld heeft (dus niet de veronderstelde vroege koorversie, zoals<br />
Raabe meent!) en daarbij de woorden van Lamartine zong. Er bestaat<br />
overigens een geheimzinnige band tussen deze compositie en <strong>Liszt</strong>s<br />
kinderen, die wellicht in de hoek van de kamer speelden of bij papa<br />
op schoot zaten toen hij in Fontainebleau de eerste versie ervan componeerde<br />
(de melodie draagt alle kenmerken van een kinderliedje).<br />
10 In een lijstje met composities die <strong>Liszt</strong> in een vroeg stadium in zijn<br />
cyclus Harmonies poétiques et religieuses wilde opnemen, treft men de<br />
titel M.K. (Marie Kalergis) aan. Een schets met dat opschrift vindt men<br />
inderdaad in schetsboek N5. Uitgewerkt en voltooid werd deze in<br />
twee versies als appendix opgenomen in de in eindnoot 3 genoemde<br />
uitgave.<br />
11 De Duitse vertaling is van de hand van de dichter Peter Cornelius<br />
(1824-1874). Op 16 mei 1874 had <strong>Liszt</strong> hem verzocht Lamartine’s<br />
gedicht te vertalen (La Mara, Briefe II, blz. 203). Zoals blijkt uit zijn<br />
dankbrief van 23 augustus van dat jaar was de componist erg gelukkig<br />
met het resultaat (‘zum Entzücken gelungen’; ibidem, blz. 208).
Een onbekende <strong>Liszt</strong>-brief en een<br />
<strong>Liszt</strong>-concert in het Palazzo Barberini<br />
Hedwige Baeck-Schilders<br />
Eind 2005 toonde een Antwerpse<br />
privéverzamelaar ons een onbekende<br />
brief van <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> (1811-1886) met de<br />
bedoeling om de briefinhoud te duiden<br />
en eventueel te publiceren. Deze ongedateerde<br />
brief bleek op het eerste zicht<br />
eerder cryptisch, maar bevatte bij nadere<br />
lezing interessante informatie betreffende<br />
<strong>Liszt</strong>s verblijf in Rome.<br />
50<br />
1. Beschrijving van het document<br />
Eigenhandig door <strong>Liszt</strong> geschreven<br />
en ondertekende Franstalige brief aan<br />
“Cher Comte”. Plaats en datum ontbreken,<br />
evenals de begeleidende briefomslag<br />
met naam en adres van de<br />
bestemmeling.<br />
Het briefpapier meet 13,20 bij<br />
20,60 cm en is in de breedte in tweeën<br />
gevouwen. Hierdoor ontstonden vier<br />
kleinere bladzijden waarvan enkel bladzijden<br />
1, 2 en 3 zijn beschreven. De<br />
brief, op 31 oktober 1987 aangekocht in<br />
Librairie de l’Abbaye, 27 Rue Bonaparte<br />
te Parijs, bleef uitstekend bewaard en is<br />
door de heer Pinault,‘expert en autographes’<br />
authentiek verklaard.<br />
2. Transcriptie van het document<br />
“Cher Comte,<br />
Vous vous êtes effacé avec une / telle promptitude<br />
après notre / brillante répétition chez<br />
Mme de / Chimay, que je n’ai pu vous /<br />
dire combien je regrette de ne plus / être<br />
disponible à la fin de la / semaine. Il me<br />
semble en / avoir déjà prévenu la Comtesse<br />
Malatesta / qui veut bien m’inviter très<br />
aimablement /<br />
pour Dimanche prochain. / Soyez assez bon<br />
pour vous charger / de toutes mes excuses<br />
auprès d’elle. / Quand j’aurai le plaisir de<br />
vous / revoir il me sera aisé de vous / expliquer<br />
comment je me / trouve ininvitable<br />
pendant quelque / temps. / Mille amitiés<br />
cordiablement / dévouées<br />
F. <strong>Liszt</strong><br />
Mardi matin.<br />
Sauf changement, la répétition / générale est<br />
annoncée pour demain mercredi / 5 heures<br />
au palazzo Barberini.”<br />
3. Inhoud van de brief<br />
<strong>Liszt</strong> schrijft op dinsdagmorgen<br />
(“mardi matin”) aan een graaf, die na<br />
een repetitie bij Mme. de Chimay zo
snel was weggegaan, dat hij geen gelegenheid<br />
had om hem te zeggen niet<br />
meer vrij te zijn op het einde van de<br />
week. Hij had gravin Malatesta, die hem<br />
voor de volgende zondag wilde uitnodigen,<br />
hiervan reeds verwittigd, maar hij<br />
verzocht de graaf toch nog om zich bij<br />
haar te verontschuldigen.Wanneer hij<br />
de graaf zal weerzien, zal hij niet veel<br />
moeite hebben om hem uit te leggen<br />
waarom hij gedurende enige tijd niet<br />
uit te nodigen (“ininvitable”) is. In een<br />
addendum schrijft <strong>Liszt</strong> dat de generale<br />
repetitie voorzien is voor morgen woensdag<br />
(“demain mercredi”) om 5 uur in het<br />
Palazzo Barberini.<br />
In de brief, geschreven op een dinsdagmorgen,<br />
is dus enerzijds sprake van<br />
een uitnodiging voor de volgende zondag<br />
bij gravin Malatesta en anderzijds<br />
over een repetitie die heeft plaats gehad<br />
(op maandag) bij prinses de Chimay en<br />
de generale repetitie die zal plaats hebben<br />
op woensdag voor een concert in het<br />
Palazzo Barberini. Uit de vermelding<br />
van het Palazzo Barberini blijkt dat de<br />
brief in Rome is geschreven.<br />
4. Wie is wie<br />
4.1 Graaf en gravin Malatesta<br />
De brief is blijkbaar gericht aan graaf<br />
Malatesta, echtgenoot van gravin<br />
Malatesta. De slotformule “mille amitiés,<br />
cordialement dévouées” (duizend hartelijke<br />
en toegewijde groeten) laat uitschijnen<br />
dat het echtpaar Malatesta tot Listzs<br />
vriendenkring behoord.<br />
Het is bekend dat <strong>Liszt</strong> contacten<br />
had met de Malatesta’s van 1862 tot<br />
1883, want de namen ‘Malatesta’,‘comtesse<br />
Malatesta’ of ‘Mme la Comtesse<br />
Dorothée Malatesta’ komen verschillende<br />
malen voor in brieven van <strong>Liszt</strong> aan<br />
prinses Carolyne von Sayn-Wittgenstein,<br />
aan de Pruisische diplomaat Alfred von<br />
Reumont en aan Olga von Meyendorff.<br />
(zie Bijlage 1.)<br />
Gravin Dorotea Malatesta was volgens<br />
La Mara geboren gravin<br />
Krasinska. 1 Maar La Mara vergist zich,<br />
want haar ouders waren prins Antonio<br />
Jablonowski en gravin Paolina Mniszech.<br />
Zij behoorde tot een Pools adellijk<br />
geslacht, huwde met graaf Stanislas<br />
Krasinski en na diens overlijden met<br />
graaf Malatesta. 2 Zij ontving <strong>Liszt</strong> in<br />
51<br />
haar Romeinse salon o.m. in februari<br />
1862 3 en in januari 1881 4 en gaf hem<br />
in december 1878 de Revue des deux<br />
mondes om Klacsko’s artikels ‘Evolutions<br />
d’Orient’ te lezen. 5<br />
Er zijn slechts twee brieven bekend<br />
waarin <strong>Liszt</strong> gewag maakt van graaf<br />
Malatesta: in november 1865 laat hij aan<br />
Carolyne von Sayn-Wittgenstein de<br />
laatste politieke nieuwtjes weten die<br />
Malatesta hem in het Vaticaan kwam<br />
vertellen 6 en, jaren later, op 17 juni 1883<br />
vraagt hij hoe “mon ami Malatesta” - die<br />
blijkbaar ernstig ziek was, want <strong>Liszt</strong><br />
alludeert onmiddellijk hierna op “mourir”<br />
- het stelt. 7 La Mara geeft echter<br />
geen enkele duiding over graaf Malatesta.<br />
Zijn naam komt immers niet voor in de<br />
Almanach de Gotha, annuaire généalogique,<br />
diplomatique et statistique.<br />
De Malatesta’s waren afstammelingen<br />
van de befaamde heersersfamilie die een<br />
vooraanstaande rol speelde in de Italiaanse<br />
geschiedenis van de veertiende en vijftiende<br />
eeuw en die sinds 1295 heersten<br />
over Rimini, dat in 1528 werd toegevoegd<br />
aan de Pauselijke Staten. De<br />
familie verwierf in 1480 haar grafelijke<br />
titel.Volgens The Titled Nobility of Europe<br />
(comp. and edit. by the Marquis of<br />
Ruvigny, London, 1914) werd graaf<br />
Sigismondo Randolfo Malatesta op 26<br />
augustus 1814 door paus Pius VII erkend<br />
als de enige vertegenwoordiger van de<br />
feodale Malatesta-familie en ingeschreven<br />
in de Romeinse adel (Nobilta Romano).<br />
De samensteller en uitgever van dit<br />
compendium, Marquis of Ruvigny,<br />
schrijft dat hij deze inlichtingen kreeg<br />
van de toenmalige graaf Sigismondo<br />
Malatesta Ripanti, die in 1884 de titel<br />
erfde van zijn vader. L’Ordre de la Noblesse<br />
(Volume troisième). Familles d’Europe enregistrées<br />
In Ordine Nobilitatis du 1er janvier<br />
1979 au 31 octobre 1979 (édit. par Jean<br />
de Bonnot, Paris) geeft dezelfde genealogie<br />
als The Titled Nobility of Europe,<br />
maar vermeldt tevens dat de naam<br />
Ripanti met bijhorende titels werd toegevoegd<br />
door erfenis (in 1841).<br />
Logischerwijze moet de in 1884<br />
overleden vader van graaf Sigismondo<br />
Malatesta Ripanti geïdentificeerd worden<br />
als de graaf Malatesta, naar wiens<br />
gezondheidstoestand <strong>Liszt</strong>, zoals reeds<br />
vermeld, in 1883 informeerde. Het<br />
betreft dus graaf Francesco Malatesta
Ripanti (1826-1884). Over de positie in<br />
Rome van deze graaf Francesco Malatesta<br />
Ripanti is niets bekend. De Romeinse<br />
adel vormde nog tot het begin van de<br />
Eerste Wereldoorlog een exclusieve,<br />
gesloten gemeenschap die op de uitoefening<br />
van een vrij beroep neerkeek<br />
als op een vernederende sociale degradatie.<br />
8 Maar het is aannemelijk dat de<br />
graaf bindingen had met de diplomatieke<br />
of socio-culturele middens van Rome,<br />
dat toen nog tot de Pauselijke Staten<br />
behoorde en in 1870 deel ging uitmaken<br />
van het ééngemaakte Italië onder koning<br />
Victor Emanuel II.<br />
4.2. De prinsen de Chimay<br />
Verwijzingen naar de prinsen de<br />
Chimay komen veelvuldig voor in de<br />
brieven van <strong>Liszt</strong> aan Agnes Street-<br />
Klindworth, aan Carolyne von Sayn-<br />
Wittgenstein, aan Olga von Meyendorff<br />
en aan zijn leerling, de Belgische componist<br />
en dirigent <strong>Franz</strong> Servais (zie<br />
Bijlage 2). In een brief van 26 januari<br />
1865 uit Rome maakt <strong>Liszt</strong> voor het<br />
eerst melding van “le Pce et la Pcesse<br />
Caraman-Chimay”, hieraan toevoegend<br />
dat hij met het echtpaar musiceert. 9<br />
Sindsdien behoorden de prinsen de<br />
Chimay, die volgens een brief van 29<br />
oktober 1874 in de via del Corso<br />
woonden 10 , tot <strong>Liszt</strong>s vriendenkring.<br />
Ook in Parijs bezocht <strong>Liszt</strong> de prinsen<br />
in hun ‘hotel’ aan de Quai Malaquais<br />
o.m. op 5 maart 1866 11 en op 14 juni<br />
1878. 12<br />
Prins Joseph de Riquet (1836-1892)<br />
was telg uit de oude adellijke Belgische<br />
familie Riquet de Camaran-Chimay.<br />
Hij werkte in het Belgisch Gezantschap<br />
achtereenvolgens als secretaris van 1862<br />
tot 1864 te Parijs, tot juni 1865 te Rome,<br />
tot eind 1867 te Sint-Petersburg, en als<br />
raadgever vanaf januari 1868 te Bern.<br />
Daarna was hij in België van 1870 tot<br />
1878 gouverneur van de provincie<br />
Henegouwen en in 1884 werd hij<br />
minister van Buitenlandse Zaken. In<br />
1886 volgde hij zijn vader op als 18 de<br />
prins de Chimay.<br />
De prins had zijn eerste muziekonderricht<br />
gekregen van Benoit-Constant<br />
Fauconnier (1816 - 1898), muziekkapelmeester<br />
van 1843 tot 1869 op het kasteel<br />
van Chimay in de provincie Henegouwen,<br />
en nam verder vioollessen bij<br />
52<br />
Prins Joseph de Chimay (schilderij en portretfoto) in: M. Cornaz,<br />
Les Princes de Chimay et la Musique. Une famille de mélomanes au soeur<br />
de l’histoire, XVIe-XXe siècle. Photographies de Martial Trouillez<br />
(La Renaissance du Livre - Dexia, Bruxelles, 2002, p. 140 en 142).
Prinses Marie de Montesquiou<br />
(schilderij en portretfoto, in: idem, p. 141)<br />
Charles de Bériot en Henry Vieuxtemps.<br />
Na zijn terugkeer in België werd hij lid<br />
(1874) en vervolgens voorzitter (1877)<br />
van de toezichtscommissie van het<br />
Brusselse muziekconservatorium. 13<br />
Aldus bleef hij nauw betrokken met de<br />
activiteiten van het conservatorium:<br />
concerten, bibliotheek, oprichting van<br />
het Instrumentenmuseum (1877) en<br />
installatie van het Cavaillé-Coll-orgel<br />
(1880).Tijdens de Wereldtentoonstelling<br />
te Parijs in 1878 was hij voorzitter van<br />
de Belgische afdeling en tevens belast<br />
met de organisatie van een expositie van<br />
oude muziekinstrumenten in het bezit<br />
van Belgische muziekverzamelaars. Een<br />
vitrine van deze tentoonstelling was<br />
trouwens gewijd aan zijn eigen collectie<br />
en de genummerde catalogus vermeldt<br />
veertien instrumenten uit de 17 de en<br />
18 de eeuw. 14 In 1886 schonk hij ten<br />
slotte negen strijkinstrumenten aan het<br />
Muziekinstrumentenmuseum te Brussel.<br />
Zijn Maggini-viool ging echter verloren<br />
tijdens de brand in het kasteel van<br />
Chimay in 1935. 15<br />
Op 16 juni 1857 huwde de prins te<br />
Parijs met Marie de Montesquiou-<br />
Fezensac (1834-1884). 16 Zij was een<br />
goede pianiste en had o.a. les gekregen<br />
van Camille O’Meara - de laatste leer-<br />
53<br />
linge van Chopin - en van Clara<br />
Schumann-Wieck. Prinses de Chimay<br />
nam haar grote Erard-vleugel bij al haar<br />
verhuizingen mee. 17<br />
<strong>Liszt</strong> bleef tot op het einde van zijn<br />
leven in contact met de Chimay’s. Hij<br />
was op zondag 29 mei 1881 in de zaal<br />
van het Paleis der Academieën, Hertogstraat<br />
te Brussel, aanwezig op een huldeconcert<br />
ter zijner ere, georganiseerd<br />
door <strong>Franz</strong> Servais onder voorzitterschap<br />
van de prins de Chimay. 18<br />
Er zijn trouwens drie brieven van <strong>Liszt</strong><br />
aan de prins de Chimay bewaard. (zie<br />
Bijlage 3). Naar aanleiding van het<br />
overlijden van de prinses de Chimay op<br />
25 december 1884 betuigde <strong>Liszt</strong> zijn<br />
deelneming en zijn “constante amitié”<br />
aan de prins. 19 In een brief schreef <strong>Liszt</strong><br />
te Antwerpen op 25 april 1886 aan<br />
“Cher Prince” dat hij hem kon ontmoeten<br />
“après demain mardi matin” na zijn<br />
bezoek aan het atelier van kunstschilder<br />
Godfried Guffens (1823-1901) te<br />
Brussel. 20 Het derde geschreven document<br />
is ongedateerd, maar voor ons<br />
onderwerp wel interessant, want het<br />
heeft volgens Marie Cornaz, die het in<br />
de archieven van het kasteel te Chimay<br />
vond, waarschijnlijk verband met de<br />
bewuste generale repetitie voor het<br />
concert in april 1865 in het Palazzo<br />
Barberini. <strong>Liszt</strong> schrijft aan “Cher Prince”<br />
dat het podium klaar is, maar de piano<br />
van Alexandroni, gekozen door de<br />
prinses de Chimay, moet nog worden<br />
vervoerd en gestemd naar de diapason<br />
van het harmonium, voor de generale<br />
repetitie die om “5 heures aujourd’hui”<br />
plaats heeft. 21<br />
Naar de betrekkingen tussen <strong>Liszt</strong><br />
en de Chimay’s verwijst ten slotte nog<br />
een handgeschreven kopie van La notte<br />
voor viool en piano, gesigneerd door<br />
<strong>Liszt</strong>, in het archief van het kasteel van<br />
Chimay. (Het autografisch manuscript<br />
wordt bewaard in de Library of Congress<br />
in Washington). <strong>Liszt</strong> schreef dit stuk -<br />
dat samen met Les Morts en Le Triomphe<br />
funèbre du Tasse deel uitmaakt van de<br />
bundel Trois odes funèbres - oorspronkelijk<br />
voor pianosolo.Volgens Cornaz<br />
dateert de versie voor viool en piano<br />
van La notte uit de tijd toen <strong>Liszt</strong> en de<br />
Chimay’s in Rome verbleven. In 1866<br />
schreef <strong>Liszt</strong> nog een georkestreerde<br />
versie van La notte. 22
Palazzo Barberini, Rome.<br />
Ets van Giovanni Battista<br />
Piranesi.<br />
Het klooster Madonna<br />
del Rosario op de Monte<br />
Mario te Rome<br />
(foto Christo Lelie, 2002).<br />
5. Het concert in het<br />
Palazzo Barberini<br />
<strong>Liszt</strong> had zich sinds juni 1863 in het<br />
klooster van de Oratorianen Madonna<br />
del Rosario op de Monte Mario teruggetrokken.<br />
Op 21 maart 1864 speelde<br />
hij voor het eerst sinds jaren opnieuw<br />
in het openbaar ter gelegenheid van een<br />
‘Academia Sacra’ met de pauselijke zangkapel<br />
ten voordele van de Sint-Pieterspenning<br />
in de nieuwe kazerne van het<br />
Romeinse Praetoriaanse leger. 23 Sinds<br />
nieuwjaar 1865 had hij “mancherlei<br />
gesellschaftliche Störungen in meinen Arbeiten<br />
54<br />
zu erleiden”, zoals hij op 24 februari<br />
1865 aan <strong>Franz</strong> Brendel schreef. 24 De<br />
kennismaking met de prinsen de Chimay<br />
in januari 1865 had tot gevolg dat <strong>Liszt</strong><br />
bij hen en met hen ging musiceren. 25<br />
Op 24 februari 1865 trad hij op tijdens<br />
een concert, georganiseerd door de<br />
bankiersvrouw Cholmeley. 26 Einde<br />
maart 1865 verleende <strong>Liszt</strong> opnieuw<br />
zijn medewerking aan een ‘Academia<br />
Sacra’ van de zangkapellen van Sistina,<br />
San Pietro, Lateranesa en Liberiana in de<br />
zaal van het Capitool waarvoor Paus Pius<br />
IX zijn toestemming had gegeven. 27<br />
Een concert in april 1865 in het<br />
Palazzo Barberini is zowel door een<br />
brief van <strong>Liszt</strong> als door Dwight’s Journal<br />
of Music en het dagboek van Ferdinand<br />
Gregorovius gedocumenteerd. Naar<br />
aanleiding van een liefdadigheidsconcert<br />
in Pest, georganiseerd door “les dames<br />
patronesses de Pesth”, schreef <strong>Liszt</strong> op 23<br />
april 1871 aan Prinses Carolyne von<br />
Sayn-Wittgenstein: “...Somme toute, les<br />
soirées Karatsonyi ont suffisamment réussi,<br />
de la même façon que le concert au Palazzo<br />
Barberini en Avril 1865, avec les Chimay,<br />
et Mme de Montessuy [waarschijnlijk<br />
betreft het een familielid van de prinses<br />
de Chimay, geboren Montesquiou, en<br />
verbastert <strong>Liszt</strong> de familienaam als<br />
“Montessuy”]. La recette était même plus<br />
considérable cette fois 28 . Blijkbaar was het<br />
concert in het Palazzo Barberini ook<br />
een liefdadigheidsconcert dat, zoals de
6. <strong>Liszt</strong> als abbé in<br />
augustus 1865,<br />
(in: Deszö Légany, <strong>Liszt</strong><br />
and His Country 1869-<br />
1873, Budapest, 1983,<br />
p. 224).<br />
concerten in de Praetoriaanse kazerne<br />
(21 maart 1864) en in het Capitool<br />
(einde maart 1865), georganiseerd werd<br />
door adellijke dames met de hulp van<br />
commissarissen die, om de uitgaven te<br />
beperken, geen affiches lieten drukken<br />
en zelf toegangskaarten verkochten waarvoor<br />
een minimumprijs was bepaald. 29<br />
Volgens Alan Walker vermeldt Dwight’s<br />
Journal het concert van 20 april 1865 als<br />
‘The last of <strong>Liszt</strong>’. 30 En Gregorovius<br />
schrijft op datum van 30 april 1865 in<br />
zijn Römische Tagebücher: “Am 21. gab<br />
<strong>Liszt</strong> im Palast Barberini sein Abschiedsconcert.<br />
Dillettanten sangen und spielten; er<br />
spielte die Aufforderung zum Tanz und<br />
Erlkönig - ein sonderbarer Abschied von der<br />
Welt. Niemand ahnte, dass er schon die<br />
Abbatenstrümpfe in der Tasche trug....” 31 .<br />
Gregorovius vermeldt dus 21 april als<br />
datum van het concert, maar vergist<br />
zich, want uit een nauwkeurige lezing<br />
van <strong>Liszt</strong>s brief aan Sayn-Wittgenstein,<br />
gedateerd “samedi 22 avril 1865”, blijkt<br />
dat <strong>Liszt</strong> zich reeds voor het middagmaal<br />
op 21 april in het klooster van de<br />
wereldlijke Lazaristen bevond. 32 In dit<br />
klooster bereidde hij zich namelijk voor<br />
55<br />
op zijn opname in de Romeinse clerus:<br />
hij ontving op dinsdag 25 april 1865 de<br />
tonsuur 33 en op 30 juli 1865 de lagere<br />
wijdingen in de private Vaticaanse kapel<br />
van kardinaal Gustave de Hohenlohe. 34<br />
Het Palazzo Barberini, waar het<br />
bewuste concert dus op 20 april 1865<br />
plaats had, is gelegen in de Via delle<br />
Quattro Fontane en werd in 1949 eigendom<br />
van de Italiaanse staat die er een<br />
museum van maakte. Het is één van de<br />
mooiste barokpaleizen in Rome, op<br />
initiatief van Paus Urbanus VIII (Maffeo<br />
Barberini, 1623-1644) in 1625 door<br />
Carlo Maderno (gestorven in 1629)<br />
ontworpen en in 1633 door Bernini en<br />
Borromini voltooid. In het paleis bevond<br />
zich de befaamde bibliotheek van<br />
Kardinaal Francesco Barberini - die in<br />
1902 naar het Vaticaan werd overgebracht<br />
- en een rijke collectie schilderijen.<br />
De salon op de eerste verdieping -<br />
Salone di Pietro da Cortona - is rijk<br />
gedecoreerd met plafondfresco’s, waarop<br />
Pietro da Cortona (1596-1669) de<br />
‘Triomf van de Goddelijke Voorzienigheid’<br />
(1633-1639) uitbeeldde. Deze salon,<br />
het grootste vertrek van het paleis, leende<br />
zich uitstekend voor het geven van concerten.<br />
6. Besluit<br />
De analyse van de sleutelwoorden<br />
‘Comtesse Malatesta’, ‘Mme. de Chimay’ en<br />
vooral de verwijzing naar de algemene<br />
repetitie in het ‘Palazzo Barberini’ laat<br />
toe om de ongedateerde brief zonder<br />
adres van de geadresseerde en zonder<br />
plaatsvermelding, te dateren en te verklaren<br />
aan de hand van andere <strong>Liszt</strong>brieven<br />
en getuigenissen van tijdgenoten.<br />
Uit alle hierboven aangehaalde<br />
gegevens wordt duidelijk dat de brief<br />
gericht is aan graaf Francesco Malatesta<br />
Ripanti en verband houdt met het concert<br />
dat op 20 april 1865 plaats had in<br />
het Palazzo Barberini. Het betreft de<br />
enige brief, bij ons weten, van <strong>Liszt</strong> aan<br />
graaf Francesco Malatesta Ripanti.<br />
De brief is geschreven in het klooster<br />
van de Madonna del Rosario te Rome<br />
op dinsdagmorgen 18 april 1865 na een<br />
repetitie de vorige dag bij de prinsen de<br />
Chimay. De algemene repetitie gaat door<br />
op woensdag 19 april om 5 uur in het<br />
Palazzo Barberini. <strong>Liszt</strong> vraagt aan de
graaf zich bij diens vrouw te verontschuldigen<br />
omdat hij op haar uitnodiging<br />
voor volgende zondag niet kan<br />
ingaan. Hij was inderdaad “ininvitable” op<br />
zondag 23 april 1865, want op vrijdag<br />
21 april 1865 zal zijn retraite beginnen<br />
bij de paters Lazaristen ter voorbereiding<br />
van zijn intrede in de Romeinse clerus.<br />
Op donderdag 20 april 1865 speelt <strong>Liszt</strong><br />
op een concert in het Palazzo Barberini<br />
waaraan de prinsen de Chimay en<br />
mevrouw de Montessuy [Montesquiou?]<br />
als ‘dilettanten’ hun medewerking verlenen.Verdere<br />
details met betrekking tot<br />
het concert in het Palazzo Barberini<br />
zijn eveneens afleidbaar. De repetitie<br />
van maandag 17 april had plaats in de<br />
woning van de prinsen de Chimay,<br />
gelegen aan de via del Corso. Graaf<br />
Francesco Malatesta Ripanti, die op de<br />
repetitie aanwezig was, zorgde waarschijnlijk<br />
als ‘commissaris’ voor de praktische<br />
organisatie van het concert.<br />
Indien het in de archieven van Chimay<br />
bewaarde berichtje van <strong>Liszt</strong> aangaande<br />
een “répétition générale” inderdaad betrekking<br />
heeft op de generale repetitie van<br />
woensdag 19 april 1865, zou voor het<br />
concert op donderdag 20 april in het<br />
Palazzo Barberini een piano van<br />
Alexandroni gebruikt zijn, die de prinses<br />
de Chimay had gekozen. Het concert<br />
had plaats in de grote, met plafondschilderingen<br />
van Pietro da Cortona gedecoreerde,<br />
salon. De uitvoerders waren<br />
<strong>Liszt</strong> (piano), de prins de Chimay (viool),<br />
de prinses de Chimay (piano) en<br />
mevrouw de Montessuy [Montesquiou?]<br />
(zangeres). <strong>Liszt</strong> speelde een Fantasie op<br />
Erlkönig van Schubert en een Fantasie<br />
op Aufforderung zum Tanz van C.M. von<br />
Weber en de prinsen de Chimay naar<br />
alle waarschijnlijkheid La Notte voor<br />
viool en piano, waarvan in het archief<br />
van het kasteel van Chimay een door<br />
<strong>Liszt</strong> gesigneerd copie-manuscript<br />
bewaard wordt. De hier besproken<br />
brief, het ongedateerd bericht van <strong>Liszt</strong><br />
over een generale repetitie en de kopie<br />
van La Notte, overlappen elkaar aldus<br />
naadloos.<br />
Het concert in het Palazzo<br />
Barberini op 20 april 1865 was het laatste<br />
openbare optreden van <strong>Liszt</strong> vooraleer<br />
hij op dinsdag 25 april 1865 in het<br />
Vaticaan de tonsuur ontving en werd<br />
opgenomen in de Romeinse clerus.<br />
56<br />
Bijlagen<br />
1. Brieven waarin de Malatesta’s worden<br />
vermeld:<br />
1.1. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>s Briefe an die Fürstin<br />
Carolyne Sayn-Wittgenstein, deel 3,<br />
herausgegeben von La Mara, (Band 6),<br />
Leipzig, 1902:<br />
• “Rom Februar 1862... Les Rzewuski, que<br />
j’ai rencontrés hier soir chez Mme Malatesta,<br />
seront de cette course - comme aussi, à 3<br />
heures, d’une promenade archéologique au<br />
Musée chrétien du Latéran, dirigée par Mme<br />
Malatesta, et illustrée par de Rossi...” (brief<br />
4, p. 3).<br />
• “Rom,Vatican, November 1865...<br />
Malatesta est venu me voir. On dit qu’à<br />
partir du 15 Séc., le Roi de Naples vivra en<br />
particulier avec sa particulière, congédiant ses<br />
généraux, sa diplomatie à l’étranger, et son<br />
ministère. Il paraît qu’Ulloa même aurait<br />
envie de revenir à Naples, et demanderait à<br />
Odo Russel de l’y préserver des attentions<br />
des Mazzinistes. Le D. Gallo a décampé un<br />
beau soir, pour retourner également dans la<br />
cara patria. On prétend qu’il y avait sinon<br />
péril, du moins pénurie dans sa demeure de<br />
Rome, et qu’il a laissé passablement de<br />
comptes non soldés! Le Roi a été seulement<br />
surpris d’apprendre son départ, dans qu’il<br />
l’en ait prévenu auparavant. Malatesta compte<br />
3 catégories de brigands: les brigands napolitains<br />
légitimistes, les brigands constitutionnels<br />
du Piémont et les brigandes - l’art pour l’art<br />
- des divers villages des Etats pontifiqaux,<br />
où l’on s’entendra pour faire les opérations<br />
en commun! C’est fort rassurant pour les<br />
paysagistes et les botanistes! ” (brief 92, p.<br />
91-92).<br />
• “Rom, Jan. 1881...A 10 h., j’étais chez<br />
la Csse Malatesta - toujours très agréablement<br />
quinteuse!...” (brief 305, p. 307).<br />
• “Weymar 17 Juin 83... Comment se<br />
trouve mon ami Malatesta? Mourir, quelles<br />
qu’en soient les douleurs précédentes - est<br />
encore plus aisé que de vivre!” (brief 374,<br />
p. 383).<br />
1.2. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>s Briefe, gesammelt und<br />
herausgegeben von La Mara, (Band 8),<br />
Leipzig, 1905:
• (Rome, begin december 1878, brief<br />
aan Alfred von Reumont): “Mme la Csse<br />
Dorothée Malatesta me charge de vous dire<br />
qu’elle compte sur votre aimable promesse.”<br />
(brief 331, p. 338-339).<br />
1.3. The Letters of <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> to Olga von<br />
Meyendorff, 1871-1886, translated by<br />
William R.Tyler, Introduction and Notes<br />
by Edward N.Waters, Dumbarton Oaks,<br />
Washington, 1979, p. 163, p. 323 en p.<br />
328.<br />
In de brieven, gedateerd 29 oktober<br />
1874, 17 November 1878 en 14 december<br />
1878, is respectievelijk sprake van<br />
‘les Malatesta’, ‘Mme Malatesta’ en<br />
‘Contesse Malatesta’. Deze brieven worden<br />
hier niet in extenso geciteerd omdat ze<br />
in Engelse vertaling zijn gepubliceerd.<br />
2. Brieven waarin de prinsen de<br />
Chimay worden vermeld:<br />
2.1. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, gesammelt und<br />
herausgegeben von La Mara, <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s<br />
Briefe an eine Freundin (Agnes Street-<br />
Klindworth), Band 3, Leipzig, 1894:<br />
• “26 Janvier 65... Parmi mes nouvelles<br />
connaissances d’ici je vous nomme le Pce et<br />
la Pcesse Caraman Chimay. J’ai plaisir à<br />
musiquer avec eux, ce dont ils ne s’ennuient<br />
point. Les affaires diplomatiques du Prince<br />
(secrétaire de la Légation de Belgique à Rome)<br />
ne l’empêchent pas de cultiver son talent de<br />
violon; aussi réussit-il parfaitement à faire<br />
honneur de ses maîtres, Bériot et Vieuxtemps.<br />
Quant à sa femme (née Montesquiou), elle<br />
joue du piano à peu près à la manière de<br />
votre “Glanzperiode” musicale de Weimar”.<br />
(brief 105, p. 179).<br />
• “1 Mai 65 Vatican... Je vois quelquefois<br />
les Montessui et souvent les Caraman-<br />
Chimay.” (brief 107, p. 181).<br />
• “19 mai 65...A l”égard du professeur<br />
vous ne pouvez faire de meilleur choix que<br />
Mr. Léonard. J’en parlais hier au Prince<br />
Chimay (qui joue du violon avec goût et<br />
distinction); il me répéta ce que j’avais déjà<br />
entendu d’ailleurs sur la parfaite école de<br />
Léonard et les excellents résultats de ses<br />
leçons...”. (brief 108, p. 182).<br />
2.2. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe an die Fürstin<br />
Carolyne Sayn-Wittgenstein, Deel 3, herausgegeben<br />
von La Mara (Band 6),<br />
Leipzig, 1902:<br />
• “26 Avril 1865, ...Je m’habille aussitôt -<br />
Chimay survient. Je cause un quart d’heure<br />
avec lui...” (brief 77, p. 74).<br />
• “Paris, 5 Mars 66, ...J’ai fait visite à la<br />
Psse Metternich, à la Psse Marcelline, à Lle<br />
de Bloqueville, que je n’ai pas trouvée - et à<br />
Mme de Chimay, qui m’avait écrit un mot<br />
pour m’inviter au déjeuner...” (brief 99, p.<br />
95).<br />
• “Paris, 10 Mars 1866, ...Aujourd’hui,<br />
dîner chez les Montesquiou avec la Psse<br />
Caraman-Chimay...” (brief 100, p. 99).<br />
• “Dimanche, 23 Avril 71, Schottenhof,<br />
...Somme toute, les soirées Karatsonyi ont<br />
suffisament réussi, de la même façon que le<br />
concert au Palazzo Barberini en Avril 1865,<br />
avec les Chimay, et Mme de Montessuy. La<br />
recette était même plus considérable cette<br />
fois...” (brief 270, p. 296).<br />
2.3. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>s Briefe an die Fürstin<br />
Carolyne Sayn-Wittgenstein, Deel 4,<br />
(Band 7), 1902:<br />
• “Jeudi matin, 20 Juin 78,Weymar, ...Mes<br />
vieux 10 doigts se sont produits encore chez<br />
la Psse Chimay, selon le souhait de Mme la<br />
Maréchale Mac-Mahon, et de la Csse de<br />
Flandres - la Psse Chimay n’avait invité<br />
qu’une quinzaine de personnes en plus, de 5<br />
à 6 h,Vendredi.” (brief 211, p. 223).<br />
• “Mardi matin, 25 Mai 80, Giessen,...<br />
Elle (la Princesse de Monaco) me dit que<br />
l’été passé à Paris, elle m’avait vu et entendu<br />
chez la Psse Chimay, à la matinée en<br />
l’honneur de la Csse de Flandres.” (brief<br />
284, p. 289).<br />
2.4. The Letters of <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> to Olga<br />
von Meyendorff 1871-1886, translated by<br />
William R.Tyler; Introduction and<br />
Notes by Edward N.Waters, Dumbarton<br />
Oaks,Washington, 1979:<br />
• in een brief Villa d’Este, dd. 29 oktober<br />
1874, schrijft <strong>Liszt</strong> dat hij ’s morgens<br />
de mis hoort in de kerk van Gesu<br />
e Maria aan de Corso tussen het huis<br />
van de Chimay’s en het Russisch plein<br />
57<br />
aan de andere kant. (p. 51- 54) Deze<br />
brief wordt hier niet in extenso geciteerd<br />
omdat hij in Engelse vertaling is<br />
gepubliceerd.<br />
2.5. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, herausgegeben<br />
von La Mara, (Band 2), Leipzig, 1893:<br />
• in een brief aan <strong>Franz</strong> Servais, dd. 1<br />
October 1864: ...N’inviterez-vous pas le<br />
Prince de Chimay (actuellement gouverneur<br />
de Mons, je crois ? Il y aurait droit par son<br />
intérêt sincère pour l’art et son talent musical<br />
très distingué.” (brief 110, p. 168).<br />
3. Er zijn drie brieven van <strong>Liszt</strong> aan de<br />
prins de Chimay bekend:<br />
3.1. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>s Briefe, gesammelt und<br />
herausgegeben von La Mara, (Band 8),<br />
Leipzig, 1905:<br />
• een ongedateerd rouwbeklag om deelneming<br />
te betuigen bij het overlijden<br />
van de prinses de Chimay op 25<br />
december 1884:<br />
“Une grande douleur vous accable, cher<br />
Prince et ami. Point d’autres paroles que celles<br />
de l’humble prière au Dieu des miséricordes<br />
et des bénédictions. Bénissons-le dans nos<br />
croix à porter, avec les larmes que nous versons.<br />
Constante amitié. F. <strong>Liszt</strong>”. (brief<br />
448, p. 416).<br />
3.2. Marie Cornaz, Les Princes de Chimay<br />
et la musique. Une famille de mélomanes au<br />
coeur de l’histoire XVIe-XX’ siècle, La<br />
Renaissance du Livre - Dexia, Brussel-<br />
Doornik, 2002:<br />
• een ongedateerde brief: “Cher Prince,<br />
L’estrade est prête, il y faut seulement le<br />
piano. La Princesse ayant choisi celui<br />
d’Alexandroni, je vous prie de procéder de<br />
suite à en faire exécuter le transport et<br />
l’accordage au diapason de l’harmonium.<br />
La répétition générale reste fixée à 5 heures<br />
aujourd’hui et je viendrai chez vous vers une<br />
heure.Votre très cordialement dévoué F.<br />
<strong>Liszt</strong>”. (p. 147).<br />
• een brief uit Antwerpen, dd. 25 april<br />
1886: “Cher Prince, Je viendrai vous faire<br />
une courte visite après demain mard. Matin.<br />
De la gare, dix heures, j’irai à l’atelier de<br />
Mr. Guffens voir le chemin de la croix; si<br />
vous ne le connaissez pas déjà, peutêtre
viendriez vous chez Guffens, et je vous<br />
accompagnerai de là chez vous. Le soir, pour<br />
diner, doit être revenu à Anvers.Votre très<br />
affectionné vieux serviteur F. <strong>Liszt</strong>. 25<br />
Avril, 86 – Anvers”. (p. 163).<br />
M. Cornaz leest het jaar verkeerd als<br />
1884 i.p.v. 1886. <strong>Liszt</strong> was in 1884 niet<br />
in Antwerpen, maar verbleef wel tijdens<br />
de Goede Week en Paasdagen van 20<br />
tot 27 april 1886 te Antwerpen bij<br />
Victor Lynen. (zie Erik Baeck en<br />
Hedwige Baeck-Schilders, <strong>Liszt</strong> in<br />
Antwerpen, <strong>Liszt</strong> in Antwerp, op. cit., p. 34;<br />
en de brief waarin <strong>Liszt</strong> schrijft dat hij<br />
een bezoek brengt aan het schildersatelier<br />
van Guffens in Brussel op 27 april<br />
1886, gepubliceerd in: <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s<br />
Briefe, herausgegeben von La Mara,<br />
(Band 7), brief 444, p. 438).<br />
Van toen af was hij ‘abbé’, droeg hij<br />
een soutane (een zwart priesterkleed<br />
met vooraan een lange rij knoopjes) en<br />
nam hij zijn intrek in een appartement<br />
in het Vaticaan. Op 30 juli 1865 ontving<br />
hij de vier lagere wijdingen.<br />
Noten:<br />
1. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, gesammelt und herausgegeben<br />
von La Mara (Band 8), Leipzig, 1905, brief<br />
331 aan Alfred von Reumont, p. 339; <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s<br />
Briefe, op. cit., (Band 6), Leipzig, 1902, brief 4 en<br />
voetnoot 4, p. 3.<br />
2. The Titled Nobility of Europe, compiled and edited<br />
by the Marquis of Ruvigny, London, 1914, p. 820;<br />
Konarski, S., Armorial de la noblesse polonaise titrée,<br />
Paris, 1958, p. 43, 222, 275; L’Ordre de la Noblesse,<br />
Vol II (1 Juillet 1978- 31 Décembre 1978), p. 99-<br />
100, 222, 257-258; Rendina, Cl., Le Grandi<br />
Famiglie di Roma, Roma, 2004, p. 398.<br />
3. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, op. cit., (Band 6), brief 4, p. 3.<br />
4. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, op. cit., (Band 7), Leipzig,<br />
1902, brief 305, p. 306-307.<br />
5. The Letters of <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> to Olga von Meyendorff,<br />
translated by William R.Tyler, Introduction and<br />
Notes by Edward N.Waters, Dumbarton Oaks,<br />
Washington, 1979, p. 323 en 328.<br />
6. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, op. cit., (Band 6), brief 92, p.<br />
91-92.<br />
7. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, op. cit., (Band 7), brief 374,<br />
p. 383.<br />
8. Montroni, G.,‘Aristocraty and Professions’, in:<br />
Society and the professions in Italy, 1860-1914, ed.<br />
Maria Malatesta, translated by Adrian Belta,<br />
Cambridge University Press, 1995, p. 258-259.<br />
9. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, op. cit., (Band 3), Leipzig,<br />
1894, brief 105, p. 179.<br />
10. The Letters of <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>, op. cit., p. 51-54.<br />
11. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, op. cit., (Band 6), brief 99,<br />
p. 96.<br />
12. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, op. cit., (Band 7), brief 211,<br />
p. 223.<br />
13. Cornaz, M., Les Princes de Chimay et la musique.<br />
Une famille de mélomanes au coeur de l’histoire XVIe- XXe siècle, La Renaissance du Livre - Dexia,<br />
Brussel-Doornik, 2002, p. 141 - 143, 154, 158, 167.<br />
14. Exposition Universelle de Paris, 1878, Exposition<br />
historique de l’art ancien, Catalogue des Instruments<br />
Anciens de musique, Documents, curiosités suivi du<br />
Catalogue de l’Exposition faite par la Belgique dans<br />
l’aile droite du Trocadero, p. 46; Baeck-Schilders, H.,<br />
‘De violenverzameling van Charles Wilmotte, violist,<br />
gemeenteraadslid en promotor van het<br />
muziekleven te Antwerpen in de 19de eeuw’, in:<br />
Musica Antiqua, Jg. 11/3, augustus 1994, p. 109.<br />
15. Pitsch, G.,‘La musique chez le Prince de<br />
Chimay sous le Premier Empire’, in: Annuaire du<br />
Conservatoire royal de Bruxelles, 1940, p. 163.<br />
16. Almanach de Gotha.Annuaire généalogique,<br />
diplomatique et statistique, 1880.<br />
17. Cornaz, M., op. cit.,p. 148.<br />
18. Cornaz, M., op. cit., p.160. Over dit concert<br />
zie ook Baeck E. en Baeck-Schilders, H., <strong>Liszt</strong> in<br />
Antwerpen/<strong>Liszt</strong> in Antwerp, in: Journal of the <strong>Franz</strong><br />
<strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong>,1996, p. 26.<br />
58<br />
19. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, op. cit., (Band 8), Leipzig,<br />
1905; brief 448, p. 416.<br />
20. Cornaz, M., op. cit., p. 162-163.<br />
21. Cornaz, M., op. cit., p. 147.<br />
22. Cornaz, M., op. cit., p. 148.<br />
23. Gregorovius, F., Römische Tagebücher, edit.<br />
Friedrich Althaus, 2de druk, Stuttgart, 1892, p.<br />
177; Segnizz, E., <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> und Rome.<br />
Musikalische Studien VIII, Leipzig, (Hermann<br />
Seemann Nachfolger), 1901, p. 44;Walker, A.,<br />
<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>,The Final Years 1861-1886, London-<br />
Boston, (Faber and Faber), 1996-1997, p. 68.<br />
24. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Briefe aus Ungarischen Sammlungen,<br />
gesammelt und erläutert von Margit Prahacs,<br />
Bärenreiter, Kassel - New York, 1966, brief 132, p.<br />
121.<br />
25. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, op. cit., (Band 3), p. 179.<br />
26. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Briefe aus Ungarischen Sammlungen,<br />
op. cit., brief 132, p. 121.<br />
27. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Briefe, op. cit., (Band 2), Leipzig,<br />
1883, p. 79, brief 38 aan Dr. <strong>Franz</strong> Brendel (3<br />
april 1865);Walker, A., op. cit., p. 68. <strong>Liszt</strong> speelde<br />
Cantique, het laatste nummer van de Harmonies<br />
poétiques et religieuses, uitgegeven bij Kistner, en als<br />
bisnummer zijn transcriptie van Charité van Rossini.<br />
28. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, op. cit., (Band 6), brief 270,<br />
p. 296. <strong>Liszt</strong> ontmoette het echtpaar Montessuy<br />
[Montesquiou?] verschillende malen: cf. <strong>Franz</strong><br />
<strong>Liszt</strong>’s Briefe, op. cit., (Band 3), p. 179, brief 105,<br />
(26 januari 1865); ibid., p. 108, brief 107 (1 mei<br />
1865); ibid., p. 183, brief 108 (19 mei 1865); ibid.,<br />
p. 296, brief 270 (23 april 1871).<br />
29. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, op. cit., (Band 2), p. 79-80,<br />
brief 38 aan Dr. <strong>Franz</strong> Brendel (3 april 1865);<br />
Segnizz, op. cit., p. 46 - 47.<br />
30. Dwight’s Journal of Music, 10 juni 1865, p. 44,<br />
geciteerd door A.Walker, op. cit., p. 86.<br />
31. Gregorovius, F., op. cit., p. 201, dd. 30 april 1865.<br />
32. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, op. cit., (Band 6), p. 67,<br />
brief 72 (22 april 1865).<br />
33. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, op. cit., (Band 6), p. 70,<br />
brief 76 (25 april 1865). De tonsuur of kruinschering<br />
kenmerkt de toetreding van een leek tot de<br />
geestelijke stand (clerus), waardoor de titel van<br />
‘abbé’ werd toegekend.<br />
34. Cf. Document 51, in: <strong>Liszt</strong> Ferenc Memorial<br />
Museum. Catalogue comp. and ed. Maria Eckhardt,<br />
1986, p. 43. De vier lagere wijdingen zijn respectievelijk<br />
portier, voorlezer, duiveluitdrijver en misdienaar;<br />
de drie hogere wijdingen, respectievelijk<br />
onder-diaken, diaken en priester, heeft <strong>Liszt</strong> nooit<br />
ontvangen.
<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> in Rome<br />
Een onbekende brief uit 1873<br />
Christo Lelie<br />
1. Beschrijving van het document<br />
Eigenhandig door <strong>Liszt</strong> geschreven<br />
en ondertekende Franstalige brief aan<br />
“Cher Monsieur”, ondertekend 12 Octobre<br />
(18)73 Rome. De begeleidende enveloppe<br />
met naam en adres van de geadresseerde<br />
ontbreekt.<br />
Het briefpapier meet 180 bij 130 mm<br />
en is in de breedte in tweeën gevouwen.<br />
Hierdoor ontstonden vier bladzijden,<br />
waarvan pagina 1 en 2 beschreven zijn.<br />
Vervolgens is de brief nogmaals in<br />
tweeën gevouwen, met doordruk van<br />
de natte inkt als gevolg.<br />
De brief werd juli 2006 aangekocht<br />
in een Weens antiquariaat.<br />
2. Transcriptie van het document<br />
“Cher Monsieur,<br />
Avant hier chez le Comte Bobrinsky,<br />
et aujourd’hui chez le Prince<br />
Teano, on a servi, la plus<br />
grande satisfaction des convives,<br />
de votre délicieux et réconfortant<br />
Moselle mousseux.Au succès<br />
général qu’il obtenait se joignat<br />
pour moi le souvenir de votre<br />
agréable visite à Weimar, et<br />
à Pest - où je passerai tout<br />
l’hiver, à partis du 1’Novembre.<br />
[verso]<br />
Je compte sur le plaisir de<br />
vous y revoir, et de vous<br />
renouveler, cher Monsieur, l’expression<br />
de mes sentiments très distingués<br />
et affectueux<br />
F. <strong>Liszt</strong><br />
12 Octobre 73 Rome<br />
Ci-joint le montant de ma<br />
petite dette pour le dernier envoi<br />
que vous avez eu l’obligeance de<br />
me faire.”<br />
59<br />
3.Vertaling van de brief<br />
Geachte Heer,<br />
Eergisteren bij graaf Bobrinsky en<br />
vandaag bij Prins Teano, heeft men tot<br />
de grootste bevrediging van de gasten<br />
uw verrukkelijke, versterkende, mousserende<br />
Moezelwijn geserveerd. Het succes<br />
dat hij had voegde zich bij mij samen<br />
met de herinnering die ik heb aan uw<br />
aangename bezoeken in Weimar en in<br />
Pest, waar ik de gehele winter zal verblijven,<br />
vanaf de eerste november. Ik<br />
reken op het plezier om u daar te mogen<br />
ontvangen en om de uitdrukking van<br />
mijn zeer hoogachtende en toegenegen<br />
gevoelens, geachte mijnheer, te mogen<br />
vernieuwen. F. <strong>Liszt</strong>, 12 oktober (18)73.<br />
Rome.<br />
[Naschrift:] Bijgesloten is het bedrag<br />
van mijn kleine schuld voor de laatste<br />
rekening, waarvan u de beleefdheid had<br />
die voor mij te maken.<br />
4. Duiding van de brief<br />
Zoals gebruikelijk noemt <strong>Liszt</strong> de<br />
naam van de geadresseerde niet in de<br />
aanhef, en houdt hij het op “Cher<br />
Monsieur”, wat wijst op een zekere<br />
afstandelijke relatie. Naam en adres<br />
hebben op de enveloppe gestaan, die niet<br />
bij de brief is bewaardgebleven. Op grond<br />
van de inhoud lijkt het plausibel dat de<br />
geadresseerde een vaste wijnhandelaar<br />
van <strong>Liszt</strong> is. De componist roemt immers<br />
diens mousserende moezelwijn die hij<br />
bij zijn bezoek aan graaf Bobrinsky en<br />
prins Teano gedronken heeft.<br />
Graaf Bobrinsky en prins Teano<br />
behoren beiden tot de vriendenkring<br />
van <strong>Liszt</strong>; ze zijn in diens gepubliceerde<br />
correspondentie op ruime schaal terug<br />
te vinden. Prins Teano heette voluit Don<br />
Onorato Caetani, Principe di Teano<br />
(1842-1917). Onorato was de zoon van<br />
de Michelangelo Caetani, hertog van<br />
Sermoneta (1804-1882), een bekend<br />
Italiaans patriot en Dante-onderzoeker.
1a. Brief van <strong>Liszt</strong> aan<br />
“Cher Monsieur’,<br />
12 oktober 1873 (recto).<br />
1b .Brief van <strong>Liszt</strong><br />
12 oktober 1873 (verso).<br />
Michelangelo Caetani was zeer invloedrijk<br />
in Rome. Hij was een groot muziekliefhebber,<br />
die in zijn paleis grootse<br />
concerten organiseerde 1 en een goede<br />
vriend van <strong>Liszt</strong>, voor wie dankzij<br />
Michelangelo heel wat deuren in Rome<br />
open gingen. 2 Ook met Onorato, die<br />
door <strong>Liszt</strong> in zijn brieven ‘Prins Teano’<br />
wordt genoemd, en diens vrouw Ada,<br />
was de componist bevriend. 3<br />
Graaf Alexey Pavlovitsj Bobrinsky<br />
(1826-1894), bekend Russisch staatsman<br />
(minister van transport), was de neef van<br />
de bekende graaf Aleksey Grigorievich<br />
(Orlov) Bobrinsky (1762-1813), oneigenlijk<br />
kind van Catherina de Grote.<br />
Bobrinsky (of ‘Bobrinksi’; <strong>Liszt</strong> gebruikt<br />
beide spellingen naast elkaar) woonde<br />
met zijn vrouw in Rome 4 , waar ze<br />
regelmatig banketten hielden voor de<br />
Romeinse adel en de buitenlandse gasten.<br />
Omdat <strong>Liszt</strong> bij de twee in de brief<br />
genoemde bezoeken dezelfde wijn dronk<br />
en hij er de verkoper (?) enthousiast<br />
over bericht, kunnen we aannemen dat<br />
hij deze zelf aan zijn twee respectieve<br />
gastheren heeft geschonken. Kennelijk is<br />
de (wijn)leverancier <strong>Liszt</strong> zowel in<br />
Weimar als in Boedapest wezen opzoeken,<br />
mogelijk om de wijn te bezorgen.<br />
Dat het inderdaad om een handelaar en<br />
niet om een andersoortige relatie gaat<br />
die <strong>Liszt</strong> de wijn heeft geschonken,<br />
blijkt uit het post scriptum, waarin <strong>Liszt</strong><br />
verklaart het geldbedrag voor een nog<br />
60<br />
openstaande rekening bij te sluiten.<br />
Hierbij blijft echter de mogelijkheid<br />
bestaan dat het geen wijnhandelaar<br />
betrof, maar iemand anders met wie<br />
<strong>Liszt</strong> een andere zakelijke relatie had en<br />
van wie hij de wijn ten geschenke had<br />
gekregen. De woonplaats van de handelaar<br />
valt moeilijk te achterhalen. In ieder<br />
geval verwacht <strong>Liszt</strong> hem op bezoek in<br />
Boedapest, dus mogelijk had hij daar<br />
een vestiging.<br />
De brief is naadloos te situeren binnen<br />
de door Serge Gut samengestelde<br />
chronologie van het leven van <strong>Liszt</strong>. 5<br />
Daaruit blijkt dat <strong>Liszt</strong> aan het begin<br />
van 1873 in Pest verblijft.Via Wenen en<br />
Pressburg reist hij naar Weimar, dat tussen<br />
17 april en 30 september zijn vaste<br />
verblijfplaats is.Tussen 4 en 23 oktober<br />
woont hij in Rome op het adres Vicolo<br />
de’ Greci 43, waar de brief dus geschreven<br />
is. 6 Gut vermeldt geen details over<br />
<strong>Liszt</strong>s activiteiten in die weken, zodat<br />
we wat dat betreft niets te weten kunnen<br />
komen over de aard van het bezoek<br />
aan graaf Bobrinsky en prins Teano.<br />
Inderdaad vertrekt hij op 28 oktober,<br />
om via Wenen en Esztergom naar<br />
Boedapest te reizen, waar hij vervolgens<br />
twee maanden zou blijven.<br />
De bekende <strong>Liszt</strong>-biografen gaan<br />
niet of nauwelijks in op de figuren van<br />
Prins Teano en graaf Bobrinky, maar in<br />
enkele briefwisselingen komen beide<br />
namen regelmatig voor. 7
4.1. Graaf Bobrinsky<br />
Bobrinsky wordt in de door La<br />
Mara 8 gepubliceerde brieven van <strong>Liszt</strong><br />
vier keer genoemd, maar het betreft<br />
geen brieven uit oktober 1873. In juni<br />
1866 schrijft hij Carolyne von Sayn-<br />
Wittgenstein vanuit Vaticaanstad, dat<br />
mevrouw Bobrinsky hem middels een<br />
vriendelijke brief heeft uitgenodigd<br />
voor een diner. Op 30 november 1870<br />
bericht <strong>Liszt</strong> vanuit Boedapest aan<br />
Carolyne dat hij haar in de winter van<br />
1871 weer naar Rome hoopt op te<br />
zoeken. Hij verheugt zich op Carolyne’s<br />
“Dantesque” lezingen, en de diners bij<br />
Bobrinsky (“les dîners Bobrinski sont<br />
très opportun”). In januari 1881 spreekt<br />
hij in een brief aan Carolyne andermaal<br />
over de Bobrinsky’s en weer gaat het<br />
over eten:“Pour aujourd’hui midi, un<br />
déjeuner chez les Bobrinsky s’est arrangé.”)<br />
In al deze citaten gaat de relatie<br />
tussen <strong>Liszt</strong> en de Bobrinsky’s dus door<br />
de maag, en de in de brief van 12 oktober<br />
1873 genoemde moezelwijn past<br />
uitstekend binnen dit patroon,<br />
Omdat <strong>Liszt</strong> oktober 1873 in Rome<br />
was, waar Carolyne woonde, is het verklaarbaar<br />
dat er juist uit deze voor ons<br />
onderzoek zo belangrijke periode geen<br />
brieven aan de prinses bewaard zijn. Dit<br />
blijkt uit een brief van 18 oktober 1873<br />
aan Olga von Meyendorff 9 , waarin <strong>Liszt</strong><br />
schrijft dat hij “de meeste van zijn uren<br />
bij de prinses doorbrengt.” Des te meer<br />
brieven schreef <strong>Liszt</strong> in deze periode<br />
aan Olga von Meyendorff, en dat brengt<br />
ons opeens dicht bij de brief van 12<br />
oktober. De eerste brief van <strong>Liszt</strong> aan<br />
Olga dateert van 8 oktober. Hierin<br />
schrijft hij over zijn reis van Eisenach<br />
naar Rome en gaat uitvoerig in op de<br />
Bobrinsky’s. <strong>Liszt</strong> meldt dat hij de vorige<br />
avond (dinsdag 7 oktober) in Rome<br />
de Russische ambassadeur was tegengekomen<br />
bij de Bobrinsky’s. 10 Vervolgens<br />
vertelt <strong>Liszt</strong> dat de graaf al enige tijd<br />
daarvoor een nieuwe woning, de Villa<br />
Malta, had gekocht, maar dat het grafelijke<br />
paar voorlopig nog in hun oude<br />
huis, het Casa Margherita 11 , verbleef,<br />
omdat het meer dan een jaar werk en<br />
meer dan 100.000 francs zou kosten om<br />
de Villa Malta naar hun smaak te verbouwen.<br />
In het vervolg van de brief blijkt dat<br />
61<br />
hij een dag later zou gaan dineren bij<br />
de Bobrinsky’s, dus op donderdag 9<br />
oktober. Het bezoek waarvan <strong>Liszt</strong> in<br />
de brief aan “Cher Monsieur” van (zondag)<br />
12 oktober spreekt, heeft echter op<br />
vrijdag 10 oktober plaatsgevonden,<br />
want <strong>Liszt</strong> heeft het over “eergisteren”<br />
(avant hier). Dit kan betekenen dat het<br />
diner waarover <strong>Liszt</strong> op 8 oktober aan<br />
Von Meyendorff schrijft, uiteindelijk<br />
een dag is uitgesteld, of dat <strong>Liszt</strong> twee<br />
dagen achter elkaar, op 9 en 10 oktober<br />
bij de Bobrinsky’s te gast was, waarbij<br />
<strong>Liszt</strong>s moezelwijn op de 10 de gevloeid<br />
heeft.<br />
In <strong>Liszt</strong>s brieven aan Olga von<br />
Meyendorff worden graaf en gravin<br />
Bobrinsky overigens vele tientallen<br />
malen genoemd.Voor de duiding van<br />
de brief van 12 oktober 1873 zijn de<br />
latere vermeldingen verder van geen<br />
belang.<br />
4.2. De Caetani’s<br />
In de brief van 12 oktober aan “Cher<br />
Monsieur” schrijft <strong>Liszt</strong> dat hij diezelfde<br />
dag bij Prins Teano was geweest. Een<br />
brief van zaterdag 18 oktober 1873 aan<br />
Olga von Meyendorff verklaart om wat<br />
voor gelegenheid dit ging. <strong>Liszt</strong> schrijft:<br />
“Afgelopen zondag [dat was dus inderdaad<br />
12 oktober] was ik in mijn hoedanigheid<br />
van peetvader van Teano’s in<br />
1871 geboren tweede zoon Roffredo<br />
uitgenodigd voor de doop van de derde.<br />
De ceremonie vond plaats in het<br />
Caetani paleis; de peetvader was Prins<br />
Odescalchi (de vader)...” Het spreekt<br />
vanzelf dat deze feestelijke dag aanleiding<br />
bood voor het drinken van een<br />
goed glas wijn!<br />
Evenals de Bobrinsky’s worden de<br />
Caetani’s in <strong>Liszt</strong>s brieven aan Von<br />
Meyendorff veelvuldig genoemd.<br />
Hieruit blijkt de sterke vriendschapsband,<br />
bijvoorbeeld als <strong>Liszt</strong> op 2 juni<br />
1874 schrijft dat de Caetani’s tot de<br />
mensen behoorden (naast Madame<br />
Minghetti en M. de Keudell) die hij het<br />
meest frequent ontmoette in Rome.<br />
5. Overige briefwisselingen<br />
Pogingen om de geadresseerde te<br />
achterhalen in de overige relevante,<br />
gepubliceerde brievencollecties 12 van
2. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>, foto<br />
Ferenc Kozmata,<br />
Boedapest 1875 (Carte<br />
de visite, coll. Christo<br />
Lelie).<br />
<strong>Liszt</strong> hebben geen resultaten opgeleverd.<br />
Interessant is dat in <strong>Liszt</strong>s correspondentie<br />
met zijn goede vriend baron<br />
Anton Augusz 13 twee brieven te vinden<br />
zijn die vlak voor en direct na de brief<br />
van 12 oktober geschreven zijn.<br />
Opmerkelijk is dat hierin op geen<br />
enkele wijze gerefereerd wordt aan zijn<br />
bezoeken aan de Bobrinsky’s en de<br />
Caetani’s. In een brief van 6 oktober<br />
1873 aan Augusz kondigt hij, evenals in<br />
de brief van 12 oktober aan “Cher<br />
62<br />
Monsieur”, aan dat hij vanaf 1 november<br />
in Pest zal verblijven.Voor de rest<br />
gaat <strong>Liszt</strong> in op Duitse en Hongaarse<br />
muziekzaken. Zo ook in een brief van<br />
14 oktober aan Augusz, waarin hij<br />
tevens weten laat dat hij 23 oktober<br />
eerst nog naar Wenen zal gaan. Interessant<br />
is vooral het post scriptum van<br />
deze brief: “Gestern Abend ertheilte mir in<br />
gnadigst liebreicherweise, Seine Heiligkeit,<br />
eine privat Audienz”.“Seine Heiligkeit” is<br />
Paus Pius IX (1792 - 1878), bij wie<br />
<strong>Liszt</strong> kennelijk onverwacht de avond<br />
daarvoor, dat wil zeggen op 12 oktober<br />
- de dag dat hij de brief aan “Cher<br />
Monsieur” schreef ! - een audiëntie<br />
heeft afgelegd. Het feit dat <strong>Liszt</strong> aan<br />
“Cher Monsieur” geen melding maakt<br />
van dit bezoek, maakt het aannemelijk<br />
dat de brief geschreven is tussen het<br />
bezoek aan de doopdienst van de jongste<br />
zoon van prins Teano en de het bezoek<br />
van aan Paus Pius IX. Aan de andere<br />
kant ligt het niet in de lijn van verwachting<br />
dat <strong>Liszt</strong> zo’n persoonlijk detail<br />
in een in wezen zakelijk briefje zou<br />
zetten.<br />
Er zijn nog twee brieven uit dezelfde<br />
periode aan andere geadresseerden.<br />
In <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>s Briefe aus Ungarische<br />
Samlungen 14 staan een brief aan J. Dunkl<br />
van 11 oktober 1873 en één aan baron<br />
Augusz van 14 oktober 1873, die beide<br />
geen nieuw licht op <strong>Liszt</strong>s activiteiten<br />
van deze dagen geven (behalve dat hij<br />
zich ook bezighield met het regelen van<br />
verzending van opdrachtexemplaren van<br />
nieuwe composities, zie de brief aan<br />
Dunkl). Ook bestaat er een brief aan<br />
prinses Marie zu Sayn-Wittgenstein van<br />
15 oktober 1873, welke <strong>Liszt</strong> opent met<br />
de uitspraak:“Voor mij is het beste stuk<br />
van Rome, dat wat een link legt met<br />
uwe hoogheid.” 15<br />
6. Besluit<br />
De informatie over de bezoeken van<br />
<strong>Liszt</strong> aan de Bobrinsky’s en de Caetani<br />
helpt ons verder niet om de naam van<br />
de geadresseerde te achterhalen. Ook de<br />
<strong>Liszt</strong>-biografieën en gepubliceerde correspondenties<br />
bieden geen aanknopingspunten<br />
om de puzzel op te lossen.<br />
Enkel een andere, nog te ontdekken<br />
brief uit deze periode waarin <strong>Liszt</strong><br />
bijvoorbeeld de moezelwijn zou bestel-
len, of waarin hij aan derden over de<br />
leverancier ervan spreekt, zou de identiteit<br />
van de handelaar kunnen verraden.<br />
De kans lijkt echter klein dat zo’n<br />
schrijven, vermits dat al bestaat, boven<br />
water zal komen.<br />
Ondanks het gegeven dat de geadresseerde<br />
vooralsnog anoniem blijft, heeft<br />
de brief van 12 oktober 1873 naast<br />
antiquarische zeker de nodige biografische<br />
waarde, omdat hij inzicht geeft in<br />
het reilen en zeilen van <strong>Liszt</strong> in Rome.<br />
Vooral in samenhang met de brieven<br />
aan Olga von Meyendorff is de inhoud<br />
te duiden. Door die context staat ook<br />
de authenticiteit van dit autograaf vast.<br />
Uit de brieven aan resp. Olga von<br />
Meyendorff en baron Augusz blijkt dat<br />
de brief tussen het doopfeest bij de<br />
Caetani en een avondaudiëntie bij de<br />
paus is geschreven.<br />
Een bijzonder element is dat in de<br />
brief een van de belangrijkste biografische<br />
gegevens van zijn laatste levensperiode<br />
tot uitdrukking komt, namelijk<br />
zijn vie trifurquée. Hiermee doelen de<br />
biografen op het feit dat <strong>Liszt</strong> in deze<br />
periode jaarlijks de steden Rome (waar<br />
de brief geschreven is),Weimar en<br />
Boedapest (beide steden worden in de<br />
brief genoemd) als vaste verblijfplaatsen<br />
had.<br />
Noten:<br />
1 Walker, A. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>, volume three, the Final Years. New York:<br />
Alfred A. Knopff, 1996, pag. 37.<br />
2 Eösze, L., 119 Római <strong>Liszt</strong> dokumentum. Budapest: Zenemükiadó, 1980.<br />
pag. 142. In een brief aan Michelangelo Caetani, geschreven op 28<br />
oktober 1872 in Wenen, schrijft <strong>Liszt</strong>: “Grâce à la bienveillance que vous<br />
m’avez témoigné pendant les années de mon séjour à Rome, j’ai été souvent<br />
admis à goûter dans votre maison, le charme de vos libéralités d’intelligence, -<br />
et depuis l’an dernier, un lieu plus particulier encore, me rattache a votre illustre<br />
famille.”<br />
3 Zie bijv. Eösze, op. cit. Op pag. 141 staat een brief van <strong>Liszt</strong> aan<br />
Onorato Caetani, waarin hij aankondigt de prins een kleine collectie<br />
dansmuziek te zullen sturen. In de door La Mara verzamelde correspondentie,<br />
Band VIII, is ook een brief van <strong>Liszt</strong> aan Onorato afgedrukt,<br />
geschreven in Boedapest, november 1871. Mara. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>s Briefe,<br />
Band VIII. Leipzig: Breitkopf & Härtel, 1905<br />
4 La Mara. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>s Briefe, Band VI, pag. 122, voetnoot 2. Leipzig:<br />
Breitkopf & Härtel, 1902.Volgens La Mara bewoonden de Bobrinsky’s<br />
de Villa Malta (thans de ambassade van de Maltezer Ridders), Piazza<br />
dei Cavalieri di Malta, 4, maar tijdens <strong>Liszt</strong>s bezoek in 1873 was dat<br />
nog niet het geval, zie het vervolg van dit artikel en eindnoot 11.<br />
5 Gut, S. <strong>Liszt</strong>. Paris: Editions de Fallois, 1989.<br />
6 Briefe an Baron Antal Augusz 1846-1878, herausgegeben von Wilhelm<br />
von Csapó. Budapest: Friedr. Kilián’s Nachf., 1911. Een brief van <strong>Liszt</strong><br />
aan baron Antal Augusz, Rome, 6 oktober 1873 besluit <strong>Liszt</strong> met de<br />
mededeling dat Vicolo de’ Greci, 43 tot de 22ste oktober van dit jaar<br />
zijn verblijfadres in Rome zou zijn.<br />
7 La Mara, op. cit. en Von Meyendorff (zie eindnoot 9).<br />
8 Zie eindoot 4.<br />
9 The Letters of <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> to Olga von Meyendorff 1871-1886 in the<br />
Mildred Bliss Collection at Dumbarton Oaks, Dumbarton Oaks, 1979,<br />
p. 98.<br />
10 Omdat de brieven aan Olga von Meyendorff alleen in Engelse<br />
vertaling zijn gepubliceerd, kan het origineel niet worden gegeven<br />
en worden hier vertalingen van het Engels gegeven.<br />
11 Op 5 oktober schreef <strong>Liszt</strong> al uitgebreid aan Olga von Meyendorff<br />
(op. cit. pag. 23) over de Bobrinky’s en hun verblijf in het Casa<br />
Margherita, dat volgens <strong>Liszt</strong> veel te klein voor het grafelijke paar was,<br />
zodat een substantieel deel van hun bagage onuitgepakt was gebleven.<br />
In een brief van 18 oktober 1873 gaat <strong>Liszt</strong> in detail in op de geplande<br />
verbouwing, waarbij alleen de toren behouden zou blijven en die circa<br />
twee jaar zou duren.<br />
12 La Mara, opus cit. Correspondance entre <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> et Hans von Bülow,<br />
publié par La Mara Leipzig: Breitkopf & Härtel, 1899. Briefe aus<br />
ungarische Sammlungen 1835-1886, gesammelt und herausgegeben von<br />
M. Prahács. Budapest, Kassel: Akadémia Kiadó, Bärenreiter, 1966.<br />
<strong>Liszt</strong> letters in the Library of Congress, Introduced, translated, annotated,<br />
and edited by Michael Short. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Studies Series no. 10.<br />
Hillsdale, NY: Pendragon Press, 2003. The letters of <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> to Marie<br />
zu Sayn-Wittgenstein, translated and edited by H.E. Hugo. Cambridge:<br />
Harvard University Press, 1953. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> and Agnes Street-Klindworth,<br />
a correspondance, 1854-1886, introduced, translated, annotated and edited<br />
by Pauline Pocknell. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Studies Series No. 8. Hillsdale NY:<br />
Pendragon Press, 2000.<br />
13 Briefe an Baron Antal Augusz 1846-1878, herausgegeben von Wilhelm<br />
von Csapó. Budapest: Friedr. Kilián's Nachf., 1911.<br />
14 Briefe aus ungarische Sammlungen 1835-1886, gesammelt und herausgegeben<br />
von M. Prahács. Budapest, Kassel: Akadémia Kiadó,<br />
Bärenreiter, 1966.<br />
15 The letters of <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> to Marie zu Sayn-Wittgenstein, translated and<br />
edited by H.E. Hugo. Cambridge: Harvard University Press, 1953,<br />
p. 160.<br />
63
Het 13 de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Festival 2006 is mede mogelijk gemaakt door:<br />
Word donateur van de<br />
<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong><br />
De Stichting <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong> is in 1979 opgericht<br />
met als doel leven en werk van <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> op toegankelijke<br />
en wetenschappelijk verantwoorde wijze te<br />
presenteren. De stichting organiseert festivals, concerten,<br />
recitals, kamermuziekavonden en lezingen.<br />
In de afgelopen jaren zijn meerdere cd’s met minder<br />
bekende werken uitgebracht. Jaarlijks wordt een tijdschrift<br />
gepubliceerd dat internationale bekendheid<br />
geniet. Daarnaast verschijnt enkele malen per jaar een<br />
‘<strong>Liszt</strong> Bulletin’.<br />
De stichting maakt deel uit van een groot internationaal<br />
netwerk van zusterorganisaties die <strong>Liszt</strong> onder brede<br />
aandacht willen brengen.<br />
De <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong> stimuleert jong talent door<br />
regelmatig muziekavonden in kleine kring - huisconcerten<br />
- te organiseren. Daarbij wordt dikwijls<br />
samengewerkt met conservatoria en concertorganisaties.<br />
Wilt u lid worden van de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong>?<br />
Daarvoor vragen wij een jaarlijkse bijdrage van minimaal<br />
€ 25,-; studenten kunnen voor € 15,- donateur worden<br />
van de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong> Nederland.<br />
• Daardoor geeft u jong talent meer kans om onmisbare<br />
podiumervaring op te doen.<br />
• U ontvangt kosteloos het tijdschrift van de <strong>Franz</strong><br />
<strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong>.<br />
• U ontvangt kosteloos het ‘<strong>Liszt</strong> Bulletin’, waarin de<br />
komende activiteiten staan aangekondigd, voorzien<br />
van een uitgebreide toelichting.<br />
Mail uw naam, adres, postcode en woonplaats naar:<br />
Secretariaat <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong> Nederland<br />
Tarwekamp 35<br />
2592 XG DEN HAAG<br />
E-mail-adres:<br />
albert.brussee@planet.nl
Allegro ma non troppo<br />
...zo bouw je een huis<br />
ADVIESBURO<br />
W.C.M. VAN BEEK B.V.<br />
Prins Bernhardlaan 11<br />
3645 DD Vinkeveen<br />
(0297) 26 30 44
Ee n ge v l e uge ld e uitspraak<br />
“het Instrument<br />
van de Meester”<br />
Welkom in het C. Bechstein Center Nederland in Woerden. Het Bechstein<br />
Center biedt u 140 prachtige instrumenten in een veelvoud aan grote merken<br />
“by Bechstein”. Allemaal direct bespeelbaar. Van concertvleugel tot instappiano.<br />
Van begin tot “academy”. Bechstein biedt u de voldoening van een waardevolle<br />
aankoop, gegarandeerde betrouwbaarheid van uitstekende merken en een zeer<br />
compleet assortiment tegen aantrekkelijke prijzen. Want een Bechstein koopt u<br />
het voordeligst bij Bechstein.<br />
Kom toetsen in het grootste vleugel- en pianocentrum van Europa; C. Bechstein Center Nederland, Jaap Bijzerweg 20, 3446 CR Woerden<br />
geopend maandag t/m vrijdag 10.00 - 18.00 en zaterdag 10.00 - 17.00. Bel 0348 - 46 20 20 of kijk voor meer informatie op www.bechstein.nl
Tuinderij 3 - 3481 TW Harmelen<br />
T (0348) 44 22 59 - F (0348) 44 38 51<br />
E-mail berkhout.ontwerp@wxs.nl<br />
www.berkhout-ontwerp.nl<br />
Is uw bedrijf aan een facelift toe?<br />
Berkhout Grafische Ontwerpen is ruim 20 jaar actief op het brede terrein van ruimtelijke en<br />
grafische vormgeving. Van advies tot en met de controle op het grafische productieproces.<br />
Het werk kenmerkt zich door een conceptmatige aanpak, resulterend in een helder en<br />
direct beeld van de communicatie-opdracht. Ons bureau is ervaren in kortlopende opdrachten<br />
maar ook omvangrijker projecten zijn bij ons in goede handen.<br />
Wij zijn actief op het gebied van onder andere:<br />
huisstijlen, periodieken, brochures, folders, advertenties, webdesign<br />
Anthonie van Leeuwenhoekweg 56a<br />
Postbus 24<br />
2400 AA Alphen aan den Rijn<br />
T 0172 466 188<br />
F 0172 466 199<br />
E hb@haasbeekdruk.nl<br />
www.haasbeekdruk.nl