29.08.2013 Views

Programmaboek - Franz Liszt Kring

Programmaboek - Franz Liszt Kring

Programmaboek - Franz Liszt Kring

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Programmaboek</strong>


<strong>Programmaboek</strong><br />

13 de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Festival<br />

‘<strong>Liszt</strong> en Schumann’<br />

Eindhoven/Tilburg 9-13 december 2006<br />

tevens jaaruitgave van de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong><br />

Redactie<br />

Christo Lelie (samensteller en eindredactie)<br />

Albert Brussee<br />

Peter Scholcz<br />

Ontwerp en opmaak<br />

Berkhout Grafische Ontwerpen, Harmelen<br />

Druk<br />

Drukkerij Haasbeek, Alphen a/d Rijn<br />

Sponsoren <strong>Liszt</strong> Festival<br />

Prins Bernhard Cultuurfonds Brabant<br />

Van den Berch van Heemstede Stichting<br />

VSB Fonds<br />

Berkhout Grafische Ontwerpen, Harmelen<br />

Drukkerij Haasbeek, Alphen a/d Rijn<br />

Bijzondere dank aan<br />

Fontys Conservatorium,Tilburg<br />

Het Brabants Orkest<br />

Stichting Muziek Evenementen Tilburg<br />

dr. Mária Eckhardt, Boedapest<br />

<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Memorial Museum, Boedapest<br />

Robert Schumann Haus, Zwickau<br />

Internationaal <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Pianoconcours,<br />

Utrecht<br />

Bestuur <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong><br />

Peter Scholcz, voorzitter<br />

Christo Lelie, vice-voorzitter<br />

Albert Brussee, secretaris<br />

Johan Verrest, penningmeester<br />

Jan Kruls<br />

Karel Mulder<br />

Toos Onderdenwijngaard<br />

Comité van Aanbeveling<br />

Prof. Margaret van Biene-Hershey<br />

Prof. Dr. Marius Flothuis †<br />

Bernard Haitink<br />

Prof. Dr. Eduard Reeser †<br />

Daniël Wayenberg<br />

Uitgave en organisatie<br />

Stichting <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong><br />

Secretariaat:Tarwekamp 35<br />

2592 XG Den Haag<br />

www.lisztkring.nl<br />

Inhoud<br />

I Voorwoord 1<br />

II <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> en Robert Schumann 2<br />

Wolfgang Seibold<br />

III Programma 13 de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Festival 2006 6<br />

IV Biografieën van de musici 8<br />

V Programmatoelichtingen 12<br />

Albert Brussee en Christo Lelie<br />

VI Teksten van de liederen 16<br />

VII De relatie Schumann - <strong>Liszt</strong> 18<br />

Albert Brussee<br />

VIII Catalogus van de tentoonstelling ‘<strong>Liszt</strong> en Schumann’ 30<br />

Mária Eckhardt<br />

IX De eerste koorversie van ‘Hymne de l’enfant à son réveil’ 47<br />

Albert Brussee<br />

X Een onbekende <strong>Liszt</strong>-brief en een <strong>Liszt</strong>-concert 50<br />

in het Palazzo Barberini<br />

Hedwige Baeck-Schilders<br />

XI <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> in Rome. Een onbekende brief uit 1873 59<br />

Christo Lelie<br />

Het 13 de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Festival 2006 is mede mogelijk gemaakt door:


Voorwoord bij het<br />

13 de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Festival 2006<br />

Het 13 de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Festival staat in het teken<br />

van de relatie tussen <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> en Robert<br />

Schumann. Het is dit jaar Schumann-jaar (de<br />

componist stierf 150 jaar geleden in Bonn), vandaar<br />

dat het festival deze componist nu wil spiegelen<br />

aan <strong>Liszt</strong>. Programmatisch en muziekhistorisch is<br />

dat bijzonder interessant, omdat er de nodige<br />

overeenkomsten, maar tevens grote verschillen zijn<br />

tussen deze twee belangrijke exponenten van de<br />

Romantiek. Gemeenschappelijk hebben <strong>Liszt</strong> en<br />

Schumann dat ze primair pianisten zijn, wat in<br />

hun oeuvre duidelijk naar voren komt: bij beiden<br />

is de piano het eerste instrument. Elk was op een<br />

heel eigen manier een vernieuwer die zich afzette<br />

tegen de gevestigde orde en dogmatiek in het<br />

muziekleven. Met name Schumann moest niets<br />

van de muzikale ‘Filistijnen’ hebben. De ironie wil,<br />

dat juist hij later de belangrijkste representant van<br />

de conservatieve,‘Leipziger’ school zou worden,<br />

een richting die zich hevig verzette tegen de<br />

vernieuwingen waarmee <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> en later<br />

Richard Wagner in hun Zukunftsmusik de muziekhistorie<br />

op z’n kop wisten te zetten. <strong>Liszt</strong> bleef tot<br />

het laatst toe een bewonderaar van Schumann,<br />

maar omgekeerd liet laatstgenoemde <strong>Liszt</strong> volledig<br />

in de steek, nadat hun aanvankelijke vriendschap<br />

en muziekesthetiek langzaam maar zeker uit elkaar<br />

waren gegroeid.<br />

Het 13 de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Festival laat in de concerten<br />

werken van beide componisten horen, waarbij<br />

de parallellen en vooral ook de contrasten duidelijk<br />

gemaakt zullen worden. Het programmaboek dat<br />

u nu in handen heeft, ondersteunt het festival met<br />

uitvoerige achtergrondinformatie over de relatie<br />

Schumann-<strong>Liszt</strong>. Een belangrijk onderdeel van dit<br />

festival is een bijzondere en omvangrijke tentoonstelling<br />

‘<strong>Liszt</strong> en Schumann’ die van 9 tot en met<br />

22 december in het Fontysconservatorium te<br />

Tilburg te bezichtigen is. Deze expositie is samengesteld<br />

door het <strong>Liszt</strong> Ferenc Memorial Museum te<br />

Boedapest en kon dankzij de medewerking van de<br />

conservator van dat museum, dr. Mária Eckhardt,<br />

aan de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong> worden geschonken.<br />

1<br />

Vervolgens heeft de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong> de tentoonstelling<br />

ter beschikking gesteld aan de stichting<br />

Internationaal <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Pianoconcours Utrecht,<br />

die hem in oktober 2006 in Muziekcentrum<br />

Vredenburg al heeft kunnen presenteren.<br />

De vormgeving en de Nederlandse vertaling van<br />

bijschriften en catalogus werden gerealiseerd door<br />

de organisatie van dit concours. De complete<br />

catalogus, met een selectie uit het beeldmateriaal,<br />

vormt een belangrijk onderdeel van dit festivalboek.<br />

Hieronder vinden zich vele zeer onbekende<br />

documenten en afbeeldingen, waaronder brieven<br />

van <strong>Liszt</strong> en Schumann.<br />

De <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Festivals vonden hun oorsprong<br />

in Muziekcentrum Vredenburg te Utrecht in 1980.<br />

Sinds 1991 werden ze vervolgens driejaarlijks in<br />

Amsterdam gehouden.Voor het 13 de festival is<br />

gekozen om <strong>Liszt</strong> elders in het land te presenteren,<br />

in dit geval in de provincie Noord-Brabant. Dit was<br />

alleen maar mogelijk dankzij de samenwerking met<br />

Het Brabants Orkest, het Muziekcentrum Frits<br />

Philips, de Stichting Muziek Evenementen Tilburg<br />

(S.M.E.T.) en bovenal het Fontys Conservatorium<br />

te Tilburg. Omdat het van belang is dat de aankomende<br />

generatie professionele musici <strong>Liszt</strong> in al<br />

zijn compositorische hoedanigheden en kwaliteiten<br />

leert kennen en waarderen, ligt een accent in dit<br />

festival op concerten voor en door muziekvakstudenten.<br />

Behalve via de geschreven muziekhistorische<br />

ondersteuning via dit programmaboek,<br />

zal achtergrondinformatie worden gegeven tijdens<br />

een lezing op maandag 11 december in het conservatorium.<br />

Het festivalboek is vanouds een speciale editie<br />

van het jaartijdschrift van de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong>.<br />

Behalve de programma’s, de toelichtingen en de<br />

festivalgerelateerde artikelen, bevat deze uitgave<br />

ook twee muziekwetenschappelijke presentaties<br />

van andere aard, in de vorm van artikelen over<br />

twee herontdekte brieven van <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>.<br />

Christo Lelie<br />

Hoofdredacteur en vice-voorzitter <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong>


<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> en Robert Schumann<br />

Wolfgang Seibold<br />

Bij de opening van de <strong>Liszt</strong>-Schumann<br />

tentoonstelling in het <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Memorial<br />

Museum in Boedapest heeft Wolfgang<br />

Seibold onderstaande toespraak gehouden. 1<br />

« Pour parler franc et net il n’y a absolument<br />

que les compositions de Chopin et les votres<br />

qui soient d’un puissant interet pour moi. »<br />

Bovenstaande woorden komen uit<br />

de eerste brief van <strong>Liszt</strong> aan Schumann,<br />

daterend van 1 mei 1838. In vertaling<br />

luiden ze:“Om het frank en vrij te<br />

zeggen: eigenlijk alleen de composities<br />

van Chopin en de uwe zijn van een<br />

werkelijk belang voor mij.”<br />

Laat ik ter inleiding op de tentoonstelling<br />

enkele typerende documenten<br />

uit de rijke bron van getuigenissen uitkiezen.Wanneer<br />

leerde <strong>Liszt</strong> Schumann<br />

kennen?<br />

2<br />

Het vroegste spoor van de naam<br />

‘<strong>Liszt</strong>’ is te vinden op een blad van<br />

Schumann dat de titel Älteste musikalische<br />

Erinnerungen. - Rückblick draagt. Daarop<br />

had Schumann opgeschreven wanneer<br />

hij voor het eerste met componisten en<br />

hun werken in aanraking was gekomen.<br />

“Das 1 ste Schubertsche Stück, Erlkönig<br />

u. Sonate, 1827 - das 1 ste Mendelssohnsche<br />

1826 - das 1 ste <strong>Liszt</strong>sche 1825 [...]”<br />

- Wat een trio! Schubert en Mendelssohn<br />

zouden een levenlang de lievelingen van<br />

Schumann blijven, maar vanaf ongeveer<br />

1850 werd zijn verhouding tot <strong>Liszt</strong><br />

moeilijker. In een conceptontwerp van<br />

zijn biografie, Materialien genaamd en<br />

waarschijnlijk in de zomer van 1829<br />

geschreven, valt te lezen:“Frühes<br />

Phantasiren am Clavier.Variiren über<br />

Thema’s [...] Tägliches Vorspielen nach<br />

Tisch dem Vater. Opus I v. <strong>Liszt</strong>.” Hier<br />

gaat het waarschijnlijk om de etudes<br />

Robert Schumann,<br />

brief aan <strong>Liszt</strong>,<br />

Düsseldorf,<br />

25 december 1851<br />

(cat. 76) 2 .


LW A8, die Schumann door middel van<br />

een correctieverwijzing in zin Düsseldorfer<br />

tijd had ingevoegd:“(Allegro in<br />

C moll)” en in de uitgave in de uitgave<br />

van 1827 staat boven deze nr. 8 de tempoaanduiding<br />

“Allegro con spirito”; het<br />

stuk staat in c-klein.<br />

Hoe staat het nu met <strong>Liszt</strong>? Wanneer<br />

verscheen Schumann in zijn blikveld?<br />

Het moet al omstreeks 1834 zijn<br />

geweest dat <strong>Liszt</strong> het eerste werk van<br />

Schumann heeft leren kennen, want<br />

Pixis schreef op 21 februari 1834 aan de<br />

uitgever Hofmeister:<br />

“Vor ein Paar Tagen hat <strong>Liszt</strong>, dem ich<br />

Schumann’s Variationen brachte, dieselben<br />

vorgelesen; aber so etwas kann sich kein<br />

Mensch vorstellen! von Anfang bis ans Ende<br />

ohne einen Anstoß, nicht drei falsche Noten,<br />

alle nur denkbaren und alle dastehenden<br />

Ausdrücke, ein Feuer und Geist, daß ich<br />

erstaunt dastand und nicht wußte, was zu<br />

sagen! Schumann wäre außer sich gerathen,<br />

hätte er sein Werk so vortragen hören! <strong>Liszt</strong><br />

ist sehr damit zufrieden und hat mich gebeten,<br />

ihm ja alle Werke dieses jungen<br />

Tonsetzers kommen zu lassen.”<br />

Hier gaat het hoogstwaarschijnlijk<br />

niet om Schumanns opus 1, de Abegg-<br />

Variationen, zoals in de Schumann-literatuur<br />

te lezen is, maar tamelijk zeker om<br />

zijn opus 5, het vroegste, te Parijs in<br />

1834 door uitgever Richault gepubliceerde<br />

werk van Schumann. Zeker dacht<br />

deze bij de uitgave aan de bekendheid<br />

van de naam Clara Wieck, wat teweeggebracht<br />

was door haar reis naar Parijs<br />

in 1832, want de titel van opus 5 luidt<br />

Impromptus sur une romance de Clara<br />

Wieck.<br />

Dit was de eerste kennismaking. Ik<br />

maak nu een geweldige sprong in de tijd<br />

van het begin naar het einde. Hoe was<br />

het met beide componisten gesteld aan<br />

het einde van ieders leven? We weten dat<br />

het omstreeks het midden van de negentiende<br />

eeuw kookte in de muziekesthetiek,<br />

en dat er vanaf 1860 een verbitterde<br />

strijd was uitgebroken tussen de ‘Neudeutschen’<br />

(<strong>Liszt</strong> en Wagner) en de<br />

‘Conservatieven’ (Brahms en Schumann).<br />

Als Schumann niet in 1856 zou zijn<br />

gestorven had hij zich zeker aangesloten<br />

bij het Brahms-kamp, als hij daar al niet<br />

de aanvoerder van was geworden, want<br />

3<br />

aan het eind van zijn leven kunnen we<br />

bij hem een sterk kritische houding ten<br />

aanzien van <strong>Liszt</strong> constateren. Zo schreef<br />

hij, nadat hij Johannes Brahms had leren<br />

kennen, in een brief aan Joseph Joachim<br />

op 7 oktober 1853:<br />

“Nun ich glaube, Johannes ist der wahre<br />

Apostel, der auch Offenbarungen schreiben<br />

wird, die viele Pharisäer, wie die alten, auch<br />

nach Jahrhunderten noch nicht enträthseln<br />

werden; nur die andern Apostel verstehen<br />

ihn, auch vielleicht Judas Ischarioth, der aber<br />

getrost an der Ilm dociren mag. Dies alles ist<br />

nur für den Apostel Joseph.”<br />

<strong>Liszt</strong>, de Judas Iskarioth van Weimar<br />

(aan de Ilm), gold voor Schumann dus<br />

als een verrader binnen het ‘Nieuwe<br />

Testament’ van de Romantici! Slechts<br />

een maand voor zijn ineenstorting uitte<br />

Schumann zich nog explicieter tegenover<br />

Richard Pohl in een brief van 6<br />

februari 1854:<br />

“Daß Sie der Hoplit waren, wußt ich<br />

gar nicht. Denn ich harmoniere nicht sonderlich<br />

mit seinem und seiner Partheÿ <strong>Liszt</strong>-<br />

Wagnerschen Enthusiasmus.Was Sie für<br />

Zukunftsmusiker halten, das halt’ ich für<br />

Gegenwartsmusiker, und was Sie für<br />

Vergangenheitsmusiker (Bach, Händel,<br />

Beethoven), das scheinen mir die besten<br />

Zukunftsmusiker. Geistige Schönheit in<br />

<strong>Liszt</strong> als dirigent,<br />

omstreeks 1853<br />

(cat. 68).


Schumann: Manfred,<br />

opus 114, eerste uitgave<br />

(cat. 75).<br />

schönster Form kann ich nie für ‘einen überwundenen<br />

Standpunkt’ halten. Hat diese<br />

etwa R.Wagner? Und wo sind denn die<br />

genialen Leistungen <strong>Liszt</strong>s - wo stecken sie!<br />

Vielleicht in seinem Pulte? will er vielleicht<br />

die Zukunft abwarten, weil er fürchtet, man<br />

versteh ihn jetzt nicht?”<br />

Dit is ook het einde van de rode<br />

draad die door Schumanns beoordelingen<br />

van <strong>Liszt</strong> loopt; al omstreeks 1833 had<br />

hij geschreven:<br />

“Die Phantasterei der <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’schen<br />

Compositionen würde sich gestalten, wenn er<br />

das [die Vorstellung des Moments während<br />

seiner Dauer] einzusehen anfinge.”<br />

Maar hoe zit het nu met <strong>Liszt</strong>? Lina<br />

Ramann vroeg in maart 1880 door<br />

middel van vraag- en antwoordbriefjes<br />

naar biografische details aangaande<br />

Schumann en <strong>Liszt</strong> gaf daarop het volgende<br />

antwoord:<br />

“Von Schumann bleiben mir am liebsten<br />

seine Clavier Werke der 1 ten Periode: Fis<br />

moll Sonate, Etudes symphoniques, Carneval,<br />

4<br />

Fantasie (mir gewidmet), Noveleten<br />

Fantasiestücke etc; später die Manfred<br />

Ouverture, und vieles fragmentarische in den<br />

symphonischen und Gesangs Werken.”<br />

<strong>Liszt</strong> had gedurende heel zijn leven<br />

grote achting voor Schumanns werken<br />

en hij propageerde die tijdens diens<br />

leven door er veel uitvoeringen van te<br />

geven, zoals bijvoorbeeld van de<br />

Faustszenen in 1849. Om Schumann aan<br />

te vuren schreef <strong>Liszt</strong> hem op 5 juni<br />

1849 in een brief:<br />

“Manfred ist herrlich, passionirend<br />

attractiv! Lassen Sie sich nicht davon abhalten;<br />

er wird Sie zu Ihrem Faust auffrischen -<br />

und die Deutsche Kunst wird mit Stolz auf<br />

diese Zwillinge hinzeigen.”<br />

En het was dan ook <strong>Liszt</strong> die in 1851<br />

de eerste uitvoering gaf van de Manfred,<br />

net zoals hij zich voor de opera Genoveva<br />

inzette: die bracht hij na de première<br />

voor de eerste maal op het podium in<br />

Weimar.<br />

Hoe na aan het hart hem de mens<br />

en de componist Schumann stonden, valt<br />

af te leiden uit twee feiten. In de eerste<br />

plaats is dat de opdracht van zijn Sonate<br />

in b uit 1854, die hij op 24 mei van dat<br />

jaar naar Clara Schumann in Düsseldorf<br />

stuurde, met een schrijven dat de volgende<br />

aangrijpende zinnen bevat:<br />

“Schon lange ist es mir angelegen meine<br />

wahrhafte und getreue Verehrung für Robert<br />

Schumann durch die Widmung eines Werkes<br />

auszusprechen.Wenn dies auch erst jetzt<br />

geschieht in so trüben und peinlichen<br />

[gemeint sind peinigenden] Tagen [Schumann<br />

was toen pas krap drie maanden opgenomen<br />

in het verpleeghuis te Endenich] für Sie, so<br />

hoffe ich doch daß Sie meine freundschaftliche<br />

Intention freundschaftlich aufnehmen.”<br />

De ‘liefde’ van <strong>Liszt</strong> voor Schumann<br />

klinkt in de tweede plaats door in zijn<br />

condoleancebrief bij de dood van<br />

Schumann. Aan Joseph Joachim, zijn<br />

voormalige concertmeester in het<br />

Weimarer orkest, maar in 1856 al<br />

helemaal opgenomen in het Schumann-<br />

Brahms-kamp, antwoordde hij op<br />

7 augustus 1856 na Schumanns doodsbericht<br />

(Schumann was op 29 juli overleden):


“Verehrter Joachim, Sursum Corda<br />

[‘Uw harten omhoog’, woorden uit de prefatie<br />

in de dialoog die aan de mis voorafgaat]-<br />

Dies gebietet die ernste Trauer, daß mahnende<br />

Stillschweigen an Robert Schumann’s<br />

Grab! Überbringe Seiner Frau den Ausdruk<br />

meiner innigsten Theilnahme an dem großen<br />

Verlust der Sie am herbsten betroffen hat; -<br />

meine wahrhaftige Verehrung und Ergebenheit<br />

für Sie wünschte ich überzeugender als durch<br />

Worte beweisen zu können. Dir aber danke<br />

ich herzlich und insbesondere daß Du mich<br />

nicht verkennst und die Überzeugung festhälst<br />

daß Niemand mehr durchdrungen von dem<br />

vollen Werth des entrükten Meisters sein<br />

kann, und mit reinerer Empfindung und<br />

begeistertem Verständniß seinem Genius<br />

huldigt als Dein in herzlicher Verehrung<br />

getreuer F. <strong>Liszt</strong>.”<br />

Hoe tegenovergesteld is het wat<br />

Clara Schumann, de zaakwaarneemster<br />

van haar man, bij de dood van <strong>Liszt</strong> op<br />

1 augustus 1886 in haar dagboek<br />

noteerde:<br />

“Gestern am 31. Juli starb <strong>Liszt</strong> in<br />

Bayreuth - wieder ein immerhin seltener<br />

Mensch zu Grabe getragen! Wie ist es<br />

Einem leid, daß man Diesen nicht so mit<br />

vollem Herzen betrauern kann. Der viele<br />

Flitter um ihn herum verdunkelt Einem das<br />

Bild des Künstlers und Menschen. Ein<br />

eminenter Clavier-Virtuos war er, aber ein<br />

gefährliches Vorbild als Solcher für die Jugend.<br />

Fast alle auftauchenden Spieler imitirten ihn,<br />

aber es fehlte ihnen der Geist, das Genie, die<br />

Anmuth und so erstanden nur einige große<br />

reine Techniker und viele Zerrbilder... Dann<br />

war <strong>Liszt</strong> ein schlechter Componist - auch<br />

hierin für viele verderblich, doch dies nicht so<br />

nachhaltig, weil seinen Compositionen alle<br />

oben genannten Eigenschaften, die er als<br />

Virtuos besitzt, fehlen; sie sind trivial, langweilig<br />

und sicher werden sie mit seinem<br />

Hinscheiden bald ganz aus der Welt schwinden.<br />

Er hat die Leute durch seine Liebenswürdigkeit<br />

und Virtuosität immer bestochen<br />

und so haben sie seine Werke aufgeführt.<br />

Als junger Mann war er höchst fesselnd,<br />

später aber mischte sich in sein geistvolles<br />

anmuthiges Wesen soviel Koketterie, daß es<br />

mir oft widerwärtig war.”<br />

Nederlandse vertaling Christo Lelie.<br />

Robert und Clara Schumann naar een lithografie van<br />

Eduard Kayser, 1847 (cat. 65).<br />

Noten:<br />

1 Met dank aan dr. Mária Eckhardt, die de suggestie deed deze tekst te<br />

publiceren en de auteur daar toestemming voor vroeg. Dr.Wolfgang Seibold<br />

is schrijver van het boek Robert und Clara Schumann in ihren Beziehungen zu<br />

<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>. Karlsruher Beiträge zur Musikwissenschaft 8. Frankfurt am Main:<br />

Peter Lang Europäischer Verlag der Wissenschaften, 2005.<br />

2 De afbeeldingen bij de volgende artikelen (met uitzondering van de<br />

bijdragen VIII en IX) zijn afkomstig van de tentoonstelling ‘<strong>Liszt</strong> - Schumann’.<br />

(cat. 76) etc. verwijst steeds naar de catalogus, waar ook de herkomst van de<br />

afbeelding wordt verantwoord.<br />

5


Programma 13 de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Festival 2006<br />

Zaterdag 9 december, 20.15 uur<br />

Zondag 10 december, 14.15 uur<br />

Eindhoven,<br />

Muziekcentrum Frits Philips,<br />

Grote Zaal<br />

Het Brabants Orkest<br />

Akiko Suwanai, viool<br />

Michel Tabachnik, dirigent<br />

‘Poëzie en duisternis’<br />

<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> (1811-1886)<br />

Les préludes, Symphonische Dichtung, S. 97<br />

Ernest Chausson (1855-1899)<br />

Poème, opus 25 voor viool en orkest<br />

Maurice Ravel (1875-1937)<br />

Tzigane voor viool en orkest<br />

pauze<br />

<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong><br />

Mephisto Walzer nr. 1 (Der Tanz in der Dorfsschenke)<br />

uit Zwei Episoden aus Lenaus Faust, S. 427<br />

Robert Schumann (1810-1856)<br />

Symfonie nr. 2 in C, opus 62<br />

I. Sostenuto assai - Allegro ma non troppo<br />

II. Scherzo. Allegro vivace<br />

III. Adagio espressivo<br />

IV. Allegro molto vivace<br />

Biografieën van de musici, zie pagina 8.<br />

Programmatoelichtingen, zie pagina 12.<br />

6<br />

Zondag 10 december, 12.30 uur<br />

(Lunchconcert)<br />

Tilburg,<br />

Het Cenakel,<br />

Cenakel 1, 5022 KK Tilburg<br />

Marion van den Akker, mezzosopraan<br />

Rian de Waal, piano<br />

‘Schumann, <strong>Liszt</strong> en de liedkunst’<br />

Robert Schumann (1810-1856)<br />

Frauenliebe und Leben, opus 42<br />

voor zang en piano<br />

1. Seit ich ihn gesehen<br />

2. Er, der Herrlichste von allen<br />

3. Ich kann's nicht fassen, nicht glauben<br />

4. Du Ring an meinem Finger<br />

5. Helft mir, ihr Schwestern<br />

6. Süßer Freund, du blickest<br />

7. An meinem Herzen, an meiner Brust<br />

8. Nun hast du mir den ersten Schmerz getan<br />

Frédéric Chopin/<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> (1810-1849, 1811-1886)<br />

Uit: Six Chants Polonais voor piano solo<br />

1. Meine Freuden<br />

2. Das Ringlein<br />

3. Bacchanal<br />

Robert Schumann/<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong><br />

Widmung, S. 566 voor piano solo<br />

Frühlingsnacht, S. 568 voor piano solo<br />

<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong><br />

3 Petrarca Sonetten, S. 270 voor zang en piano<br />

1. Benedetto sia ‘l giorno<br />

2. Pace non trovo<br />

3. I’ vidi in terra angelici costumi<br />

Biografieën van de musici, zie pagina 8.<br />

Programmatoelichtingen, zie pagina 14.<br />

Liedteksten, zie pagina 16.


Maandag 11 december<br />

Dinsdag 12 december<br />

10.00 - 13.00 en 14.00 - 1700 uur<br />

Tilburg,<br />

Fontys Conservatorium, Concertzaal<br />

Zwijsenplein 1, 5038 TZ Tilburg<br />

Masterclass door Rian de Waal, piano<br />

Masterclass voor 2 de fase-studenten van het Fontys<br />

Conservatorium van Tilburg met als thema<br />

‘De klaviermuziek van <strong>Liszt</strong> en Schumann’.<br />

Op beide dagen wordt er les gegeven van 10.00-13.00<br />

en van 14.00-17.00 uur.<br />

De lessen zijn openbaar en vrij toegankelijk voor luisteraars.<br />

Maandag 11 december, 19.30 uur<br />

Tilburg,<br />

Fontys Conservatorium, Collegezaal<br />

Zwijsenplein 1, 5038 TZ Tilburg<br />

Lezing ‘De relatie Schumann-<strong>Liszt</strong>’<br />

Albert Brussee<br />

Biografieën van de musici, zie pagina 8.<br />

7<br />

Dinsdag 12 december, 19.30 uur<br />

Tilburg,<br />

Fontys Conservatorium, Concertzaal<br />

Zwijsenplein 1, 5038 TZ Tilburg<br />

Presentatieconcert door studenten van de<br />

masterclass van Rian de Waal<br />

Woensdag 13 december, 19.00 uur<br />

Tilburg,<br />

Heikese Kerk (begin van het concert)<br />

Stadhuisstraat 6, Tilburg<br />

Fontys Conservatorium, Concertzaal<br />

Zwijsenplein 1, 5038 TZ Tilburg<br />

<strong>Liszt</strong>-Schumann Marathon<br />

Kamermuziek, liederen, koorwerken en<br />

solomuziek van <strong>Liszt</strong> en Schumann<br />

door studenten van het<br />

Fontys Conservatorium<br />

Met medewerking van het <strong>Liszt</strong> Ferenc chorus onder leiding<br />

van Peter Scholcz<br />

Christo Lelie, harmonium<br />

Wereldpremière van <strong>Liszt</strong>:<br />

Hymne de l’enfant à son réveil<br />

voor vrouwenkoor en piano,<br />

uitgegeven door Albert Brussee.<br />

Het verdere programma wordt nader aangekondigd.<br />

9 - 22 december<br />

Tilburg, Fontys Conservatorium,<br />

gang 1 ste etage<br />

Zwijsenplein 1, 5038 TZ Tilburg<br />

Tableau-expositie ‘<strong>Liszt</strong> en Schumann’<br />

Catalogus en beschrijving, zie pagina 30.


Marion van den Akker<br />

Biografieën van de musici<br />

Marion van den Akker<br />

Marion van den Akker begon haar<br />

zangstudie op zestienjarige leeftijd. Zij<br />

studeerde aan het Sweelinck Conservatorium<br />

in Amsterdam bij Erna<br />

Spoorenberg. Na haar eindexamen<br />

volgde zij nog - daartoe in de gelegenheid<br />

gesteld door beurzen - masterclasses<br />

bij o.a. Henk Smit, Nicolai Gedda,<br />

Brigitte Fassbaender, Josephine Veasey<br />

en Italo Tajo. Dit leidde tot successen<br />

met vertolkingen van o.a.Verdi’s<br />

Requiem, Brahms’ Alt-Rhapsodie en<br />

Mahlers Lieder eines fahrenden Gesellen.<br />

Als operazangeres zong zij bij de<br />

Nationale Reisopera, de Opera van<br />

Giessen (Duitsland), het Opera Festival<br />

Stia (Italië) en bij de Vlaamse Opera in<br />

Antwerpen. Bij de Nederlandse Operastichting<br />

maakte zij op 4 februari 1982<br />

haar debuut als Rosina in Rossini’s<br />

opera De barbier van Sevilla. Marion van<br />

den Akker was bij de operastichting<br />

verder nog te horen in rollen als<br />

Pamina, 1983 (Zauberflöte, Mozart),<br />

Dido (Dido and Aeneas, Purcell), Carmen<br />

(Bizet), Cherubino (Le nozze di Figaro)<br />

en Dorabella (Cosi fan tutte, Mozart). Als<br />

operazangeres vertolkte zij vele rollen.<br />

Marion van den Akker maakte tournees<br />

met o.a. het Allegri String Quartet, het<br />

Ravel Quartet, het Raphaël Kwartet en<br />

de Ebony band met werken van<br />

Brahms, Chausson, Schubert, Mahler,<br />

Respighi en Schönberg. Lied-recitals<br />

verzorgde zij in meer dan negen talen<br />

met pianist Rian de Waal in o.a.<br />

Amsterdam, Londen, Bath, Oxford,<br />

8<br />

Toronto, Curacao, New Dehli,<br />

Casablanca, Lugano, Athene, Manilla en<br />

Florence.<br />

Albert Brussee<br />

Albert Brussee werd op 6 mei 1946<br />

te Apeldoorn geboren. Na zijn gymnasiumopleiding<br />

studeerde hij aan het<br />

Muzieklyceum te Amsterdam voor de<br />

hoofdvakken piano en schoolmuziek.<br />

Als leerling van Jaap Spaanderman,<br />

Danièle Dechenne en, voor moderne<br />

muziek,Ton Hartsuiker behaalde hij in<br />

1971 het Einddiploma-Solospel met<br />

onderscheiding en in 1974 de Prix<br />

d'Excellence, destijds de hoogste onderscheiding<br />

die een muziekstudent ten<br />

deel kon vallen.Van 1971 tot 1981 trad<br />

Albert Brussee regelmatig op, uitsluitend<br />

als solist, en was ook meerdere malen<br />

over de radio te horen.<br />

Nadien legde hij zich als pianodocent<br />

en leraar Historische Ontwikkeling<br />

Piano aan het Koninklijk Conservatorium<br />

te Den Haag toe op lesgeven. Als<br />

redacteur van zowel het Piano Bulletin<br />

van EPTA-Nederland als het blad van<br />

de Nederlandse <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong> publiceerde<br />

hij een groot aantal artikelen over<br />

uiteenlopende onderwerpen. Daarnaast<br />

componeerde hij pianomuziek.<br />

Albert Brussee


De laatste jaren treedt Albert Brussee<br />

weer vaker voor het voetlicht, o.a. met<br />

de door hem gereconstrueerde en uitgegeven<br />

1847-versie van <strong>Liszt</strong>s Harmonies<br />

poétiques et religieuses, die hij tijdens het<br />

Tiende <strong>Liszt</strong> Festival te Amsterdam ten<br />

doop hield. Nadien concentreerde hij<br />

zich op nog vroegere aanzetten tot de<br />

cyclus uit de jaren 1833-1846, tezamen<br />

negen composities, waarvan er slechts<br />

één in druk verschenen was. Een cd<br />

met eigen composities zag in 1994 het<br />

licht, twee jaar later gevolgd door een<br />

cd met romantisch en modern repertoire.<br />

Zijn derde CD met de eerste<br />

integrale opname van de 1847-versie<br />

van <strong>Liszt</strong>s Harmonies poétiques et religieuses<br />

werd in vele kranten en muziektijdschriften<br />

lovend besproken. In 2001<br />

verscheen de first recording van bovengenoemde<br />

‘Early versions’.<br />

Sinds januari 2005 is Albert Brussee<br />

secretaris van de Nederlandse <strong>Liszt</strong><br />

<strong>Kring</strong>. Enkele maanden later maakte hij<br />

deel uit van de jury van het Zevende<br />

Internationaal <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Concours te<br />

Utrecht. In januari 2006 werd een serie<br />

door hem gemaakte radioprogramma’s<br />

met als titel De relatie Schumann-<strong>Liszt</strong><br />

door de Concertzender uitgezonden.<br />

Akiko Suwanai<br />

Als jongste winnaar ooit van de<br />

Internationale Tsjaikovski Competition,<br />

heeft violiste Akiko Suwanai een indrukwekkende,<br />

internationale carrière opgebouwd<br />

als soliste. Ze heeft samengewerkt<br />

met bekende dirigenten, onder<br />

wie Vladimir Ashkenazy, Pierre Boulez,<br />

Valeri Gergiev, Lorin Maazel, Zubin<br />

Mehta, Seiji Ozawa en Wolfgang<br />

Sawallisch. Hoogtepunten van haar<br />

loopbaan zijn concerten met o.a. de<br />

Berliner Philharmoniker, New York<br />

Philharmonic, Los Angeles Philharmonic,<br />

Boston Symphony, National Symphony<br />

Orchestra of Washington, Philadelphia<br />

Orhestra en optredens in de muziekfestivals<br />

van Ravinia, Lockenhaus,<br />

Marlboro, Rheingau, Schleswig Holstein<br />

en Berlijn. Akiko Suwanai heeft een<br />

exclusief contract met Universal en haar<br />

zeven cd’s kregen de hoogste lof van de<br />

pers. Ze nam onder meer het<br />

Vioolconcert van Max Bruch op met<br />

de Academy of St Martin-in-the-Fields<br />

9<br />

onder leiding van Neville Marriner, de<br />

concerten van Tsjaikovski en Mendelssohn<br />

met de Tsjechische Philharmonie<br />

en Vladimir Ashkenazy, en Takemitsu’s<br />

Far Calls, Coming Far met het NHK<br />

Symphony Orchestra. Een cd met Frans<br />

repertoire met het Philharmonia<br />

Orchestra en Charles Dutoit kwam in<br />

2004 uit en een cd met Bach concerti<br />

in 2005. Akiko Suwanai was laureaat in<br />

de International Paganini Competition,<br />

Italië, de International Japan Competition<br />

en het Koniningin Elisabeth<br />

Concours, België, waarin ze de jongste<br />

deelnemer was. Ze studeerde aan de<br />

Toho Gakuen School of Music bij<br />

Toshiya Eto, aan de Columbia University<br />

en de Juilliard School of Music bij<br />

Dorothy DeLay en Cho-Liang Lin, en<br />

tevens aan de Hochschule der Künste in<br />

Berlijn bij Uwe-Martin Haiberg. Ze<br />

bespeelt een viool van Antonio<br />

Stradivarius uit 1714, genaamd de<br />

Dolfijn, een van de beroemdste violen<br />

ooit en die voorheen eigendom van de<br />

beroemde violist Jascha Heifetz was. De<br />

viool is een bruikleen van de Nippon<br />

Music Foundation.<br />

Akiko Suwanai<br />

Photo: Martin Richardson


Michel Tabachnik<br />

Michel Tabachnik<br />

Met ingang van vorig seizoen is de<br />

Zwitserse dirigent en componist Michel<br />

Tabachnik chef-dirigent van het Noord<br />

Nederlands Orkest (NNO). Met deze<br />

benoeming komt een einde aan een<br />

periode van meer dan vijf jaar waarin<br />

het orkest, na het overlijden van Viktor<br />

Liberman, geen chef-dirigent had.<br />

Michel Tabachnik studeerde piano,<br />

compositie en orkestdirectie in Genève.<br />

Pas afgestudeerd werd hij gecoacht door<br />

grote dirigenten als Igor Markevitsj,<br />

Herbert von Karajan en Pierre Boulez.<br />

Vier jaar lang was hij ook assistent-dirigent<br />

van Boulez, hoofdzakelijk bij het<br />

BBC Symphony Orchestra in Londen.<br />

Hierdoor werd hij nauw betrokken bij<br />

de eigentijdse muziek en dirigeerde hij<br />

veel wereldpremières, met name werk<br />

van Iannis Xenakis die hem beschouwde<br />

als zijn favoriete interpreet.Tabachnik is<br />

chefdirigent geweest bij het orkest van<br />

de Gulbenkian Foundation in Lissabon,<br />

Orchestre Philharmonique de Lorraine<br />

en het Ensemble InterContemporain in<br />

Parijs. Het indrukwekkende curriculum<br />

vitae van Michel Tabachnik toont daarnaast<br />

onder meer engagementen bij de<br />

Berliner Philharmoniker, het Koninklijk<br />

Concertgebouworkest,Tokyo NHK,<br />

Orchestre de Paris en festivals als<br />

Lucerne, Salzburg, Aix en Provence, etc.<br />

Op het gebied van opera dirigeerde<br />

Michel Tabachnik in de operahuizen van<br />

Parijs, Geneve, Zürich, Kopenhagen,<br />

Lissabon, Rome, Montreal en Genua.<br />

Hij was gastdirigent bij de Canadese<br />

10<br />

Opera Company in Toronto alwaar hij<br />

voorstellingen dirigeerde van onder<br />

andere Lohengrin, Butterfly, Carmen en<br />

Rake’s Progress. In 1995 was Michel<br />

Tabachnik ‘Artists of the Year’ van het<br />

Italiaanse internationale centrum voor<br />

kunst en cultuur in Rome.<br />

Michel Tabachnik heeft grote<br />

affiniteit met jonge musici en dirigeerde<br />

verschillende internationale jeugdorkesten.<br />

Hij was artistiek directeur van<br />

L’Orchestre des Jeunes du Québec en<br />

van l’Orchestre des Jeunes de la<br />

Méditerranée, dat in 1984 door hem<br />

werd opgericht en waar hij twaalf jaar<br />

lang aan verbonden bleef. Als gerespecteerd<br />

pedagoog gaf hij vele masterclasses,<br />

onder andere in Hilversum (NOS),<br />

Lissabon (the Gulbenkian Foundation)<br />

en de conservatoria van Parijs en<br />

Stockholm en was hij als professor<br />

orkestdirectie verbonden aan de faculteiten<br />

Muziek van de Universeit van<br />

Toronto (1984-1991) en de Koninklijke<br />

Academie voor Muziek in Kopenhagen<br />

(1993-2001). Zijn discografie (Erato en<br />

Lyrinx) demonstreert de reikwijdte van<br />

zijn repertoire: van Beethoven tot<br />

Wagner tot Honegger en Xenakis. Zijn<br />

opname van het Pianoconcert van<br />

Schumann (met Catherine Collard als<br />

soliste) werd door de internationale jury<br />

van Radio Suisse Romande gekozen tot<br />

‘Beste uitvoering’ van dit werk.<br />

Rian de Waal<br />

Rian de Waal voltooide zijn studie<br />

cum laude bij Edith Grosz Lateiner aan<br />

het Sweelinck Conservatorium in<br />

Amsterdam. Na zijn studietijd volgde<br />

hij meestercursussen bij onder anderen<br />

Leon Fleischer en Rudolf Serkin en<br />

ontstonden contacten met andere klaviergrootmeesters<br />

van die generatie, zoals<br />

Jorge Bolet en Earl Wild. De weg naar<br />

een internationale carrière werd<br />

geopend toen Rian de Waal in 1983<br />

prijswinnaar was op het Koningin<br />

Elisabeth Concours in Brussel.<br />

Sindsdien is hij te beluisteren op vele<br />

belangrijke podia van Europa, Noord-<br />

Amerika en het Verre Oosten. Daarbij<br />

geeft hij recitals, treedt hij op als solist<br />

met orkest of speelt hij met collega’s in<br />

kamermuziekverband. Regelmatig is<br />

Rian de Waal te horen en te zien op


Rian de Waal,<br />

foto Hermien Lam<br />

radio en televisie. Met violist Moshe<br />

Hammer, cellist Tsuyoshi Tsutsumi en<br />

klarinettist James Campbell vormt hij<br />

het internationaal ensemble Da Camera<br />

waarmee hij vele succesvolle tournees<br />

maakt door Europa, Amerika en Azië.<br />

Daarnaast is hij als docent verbonden<br />

aan het Koninklijk Conservatorium in<br />

Den Haag.<br />

Fontys Conservatorium<br />

Het Fontys Conservatorium leidt<br />

mensen op voor het beroep musicus.<br />

Wie voldoende talent heeft, kan na<br />

havo of vwo starten met een intensieve<br />

opleiding onder leiding van hoog<br />

gekwalificeerde musici. Je wordt opgeleid<br />

tot instrumentalist, docent muziek,<br />

zanger of dirigent. Je kunt daarbij kiezen<br />

voor afstudeerrichting instrumentaal/<br />

vocaal klassiek, geïmproviseerde muziek,<br />

muziektheater, compositie, directie of<br />

voor de opleiding docent muziek<br />

(voorheen schoolmuziek). Studeren aan<br />

een conservatorium betekent dat je op<br />

vakniveau je instrument leert bespelen<br />

en dat je thuis raakt op het brede terrein<br />

van de muziek. Je muzikaal gehoor<br />

wordt intensief getraind en je doet<br />

11<br />

ervaring op in uiteenlopende ensembles<br />

en orkesten. Ensemblespel/kamermuziek<br />

is een van de speerpunten van de opleiding.<br />

Projecten en masterclasses geven<br />

extra impulsen. Daarnaast zijn kennis<br />

en inzicht belangrijke pijlers in de<br />

opleiding. In de opleiding wordt veel<br />

aandacht besteed aan de toekomstige<br />

beroepspraktijk. De diversiteit hiervan<br />

vind je terug in het opleidingscurriculum.<br />

Met jaarlijks gemiddeld<br />

300 studenten in de vakopleiding,<br />

100 leerlingen in de vooropleiding,<br />

50 contractstudenten en zo’n<br />

130 docenten en medewerkers<br />

staat het Fontys Conservatorium<br />

bekend om zijn goede opleiding<br />

en een prima sfeer.


<strong>Liszt</strong> omstreeks 1845.<br />

Onbekende lithograaf<br />

(cat. 25, Budapest, LFM).<br />

Programmatoelichtingen<br />

Orkestconcert Eindhoven,<br />

9 en 10 december<br />

<strong>Liszt</strong> - Les Préludes<br />

De ontstaansgeschiedenis van <strong>Liszt</strong>s<br />

meest geliefde Symfonisch Gedicht, Les<br />

Préludes, is lang en interessant. Zij begon<br />

in 1844 in Marseille, toen <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong><br />

op het gedicht Les Aquilons (De Noorderwind)<br />

van dichter Joséph Autran<br />

(1813-1877) een koorwerk voor mannenkoor<br />

en piano schreef.Vervolgens op<br />

tournee door Spanje en Portugal ont-<br />

12<br />

ving de componist nog drie andere<br />

gedichten van Autran: La Terre (De<br />

Aarde), Les Flots (De Golven) en Les<br />

Astres (De Sterren), die hij in het voorjaar<br />

van 1845 toonzette voor dezelfde<br />

bezetting. In 1848, toen <strong>Liszt</strong> kapelmeester<br />

te Weimar was en een goed<br />

orkest tot zijn beschikking had, kwam<br />

hij op het idee deze vier koorwerken<br />

tot een cyclus met als titel Les quatre<br />

Élements samen te voegen en te voorzien<br />

van een ouverture, - alles nu voor<br />

koor en orkest. De ouverture beviel de<br />

componist zo goed, dat hij op den duur<br />

zijn belangstelling voor de vier daaropvolgende<br />

zangstukken op de niet zo<br />

sterke tekst van Autran verloor en van<br />

1851 tot in 1854 in verschillende fasen<br />

- er bestaan vier versies van dit meesterwerk!<br />

- dat orkestrale voorspel ombouwde<br />

tot een Symfonisch Gedicht,<br />

dat op 23 februari 1854 onder zijn eigen<br />

leiding voor het eerst werd uitgevoerd.<br />

Hoewel de muziek, zoals gezegd, in<br />

eerste instantie geïnspireerd was op<br />

Autrans gedichten, noemde <strong>Liszt</strong> in het<br />

voorwoord van de partituur een geheel<br />

andere bron van inspiratie: het lange<br />

gedicht Les Préludes uit de bundel<br />

Nouvelles Médititions poétiques (1823) van<br />

Alphonse de Lamartine (1790-1869).<br />

Men kan dit hele proces van transformatie<br />

misschien het best karakteriseren<br />

door te stellen, dat aan de hand van<br />

het gedicht van Lamartine een geheel<br />

nieuwe compositie werd opgetrokken,<br />

waarbij de componist uitging van een<br />

ouder werk (de ouverture tot Les quatre<br />

Élements) - een bij <strong>Liszt</strong> wel vaker voorkomend<br />

procédé. Denk bijvoorbeeld<br />

aan het tijdens <strong>Liszt</strong>s leven niet gepubliceerde<br />

jeugdwerk Malédiction voor piano<br />

en orkest, waarvan hele gedeelten terugkeren<br />

in de Faust-symfonie.<br />

<strong>Liszt</strong> - Mephistowals<br />

<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> is zijn hele leven gefascineerd<br />

geweest door het thema ‘Dr.<br />

Faustus’. Zo kon het gebeuren, dat hij<br />

na het componeren van een complete,<br />

vierdelige symfonie op Goethe’s tragedie<br />

Faust, na het lezen van het gelijknamige<br />

drama van Nikolaus Lenau (1802-1850)


nogmaals naar de pen greep en in 1860<br />

Zwei Episoden aus Lenaus Faust toonzette.<br />

Het tweede deel daarvan heet Der Tanz<br />

in der Dorfschenke, beter bekend onder de<br />

naam ‘Eerste Méphisto-wals’ (in later<br />

jaren zou <strong>Liszt</strong> nog drie andere Mephistowalsen<br />

schrijven). Deze compositie is<br />

vooral bekend geworden in de versie<br />

voor piano-solo. Het is niet duidelijk<br />

welke versie, die voor klavier of orkest,<br />

er het eerst was; vaak ontstonden bij<br />

<strong>Liszt</strong> meerdere versies tegelijkertijd.<br />

Lenau beschrijft hoe Faust en Mephistopheles<br />

een dorpsherberg betreden, waar<br />

een bruiloft wordt gevierd. Faust laat<br />

zijn oog vallen op de dochter van de<br />

herbergier. Mephistopheles neemt de<br />

viool uit de handen van één van de<br />

dorpsmuzikanten, stemt de snaren -<br />

door <strong>Liszt</strong> in de eerste maten realistisch<br />

verbeeld door een opeenstapeling van<br />

kwinten - en speelt een opzwepende<br />

dans, die een ieder in een roes brengt.<br />

Eén voor één verlaten de paartjes het<br />

danslokaal om zich onder de sterren aan<br />

de liefde over te geven. Ook de dochter<br />

van de herbergier werpt zich in de<br />

armen van Faust, die haar meesleurt, het<br />

bos in! Even hoort men, vlak voor het<br />

slot, de zang van de nachtegaal, verbeeld<br />

door de fluit die begeleid wordt door<br />

glissandi op de harp - even een moment<br />

van tederheid en liefde, waarna in de<br />

slotmaten de geliefden ‘naar beneden<br />

gezogen worden in een draaikolk van<br />

genot’ om <strong>Liszt</strong>s in de partituur meegegeven<br />

woorden in vertaling aan te halen.<br />

Schumann - 2 de Symfonie<br />

In de zomer van 1844 was<br />

Schumann, na jaren van grote scheppingsdrift<br />

op zowel compositorisch als<br />

schrijvend gebied, ingestort. Een periode<br />

van geestelijke instabiliteit en lichamelijke<br />

zwakte brak aan, die de componist<br />

slechts met moeite en pas na het<br />

doorvoeren van enkele ingrijpende<br />

beslissingen te boven kwam. Hij beëindigde<br />

zijn redacteurschap van het door<br />

hem zelf opgerichte Neue Zeitschrift für<br />

Musik, verhuisde naar Dresden om daar<br />

een nieuw leven te beginnen en stortte<br />

zich op de studie van de klassieken en<br />

Bach. In december 1845, nog niet<br />

geheel genezen, begon Schumann aan<br />

een nieuwe symfonie in C-groot, die,<br />

13<br />

hoewel chronologisch de derde, nu<br />

bekend staat als de Tweede Symfonie.<br />

Als in geen ander werk is hier de<br />

invloed van Beethoven en Bach aanwijsbaar.<br />

Het is alsof de componist de<br />

wereld wilde tonen, dat ook hìj een<br />

‘grote’,‘klassieke’ symfonie kon schrijven.<br />

De invloed van Beethoven hoort<br />

men met name in de kolossale doorwerking<br />

van het eerste deel, die van<br />

Bach in de contrapuntische vaardigheid<br />

in het tweede Trio van het Scherzo en<br />

met name in het prachtige derde deel,<br />

een Adagio espressivo van verheven<br />

karakter. De symfonie wordt besloten<br />

met een Finale van minder ernstige<br />

inhoud, waarin de componist de geest<br />

van de Italiaanse Symfonie van<br />

Mendelssohn lijkt te willen oproepen,<br />

Mendelssohn die tot het kamp van de<br />

romantisch-klassieke componisten<br />

behoorde. Men zou kunnen zeggen dat<br />

met het schrijven van de Tweede<br />

Symfonie ook Robert Schumann zich<br />

definitief tot dit kamp bekeerde, reden<br />

waarom de componist enkele jaren later<br />

in botsing kwam met <strong>Liszt</strong> en Wagner,<br />

die de meer moderne stroming binnen<br />

de Romantiek verpersoonlijkten.<br />

Robert Schumann,<br />

bronzen plaquette,<br />

gesigneerd “M et WSt“<br />

(cat. 59).


Chausson en Ravel<br />

Naast deze composities van <strong>Liszt</strong> en<br />

Schumann hoort men voor de pauze<br />

nog twee Franse concertstukken voor<br />

viool en orkest: het prachtige Poème van<br />

Chausson en de briljante Tzigane (1924)<br />

van Ravel, twee werken die onderling<br />

sterk contrasteren. Ernest Chausson<br />

schreef zijn Poème in 1896, drie jaar<br />

voor zijn te vroege dood. Het werk<br />

werd geschreven op een kort verhaal<br />

van Toergenjev in laat-romantische stijl<br />

waarin het vroeg-impressionisme van<br />

Debussy zich aankondigt. De toon is<br />

buitengewoon nostalgisch, van een welhaast<br />

morbide, levensmoede fin-de-sièclegeest<br />

doortrokken. Hoewel van de solist<br />

veel gevraagd wordt, is de compositie<br />

niet uiterlijk-virtuoos voor de solist<br />

geschreven.Veeleer zou men deze compositie<br />

kunnen beschouwen als een<br />

Symfonisch Gedicht met obligaat viool:<br />

solist en orkest zijn in dit werk gelijkwaardige<br />

partners.<br />

Geheel anders van aard en vorm is<br />

de Tzigane van Ravel uit 1924; zowel<br />

de structuur (lanzame inleiding met<br />

slepende ‘Zigeunerweisen’, gevolgd<br />

door een briljante Finale) als het uitbundige<br />

Spaanse karakter doen sterk<br />

denken aan Saint-Saëns’ Havanaise voor<br />

viool en orkest. En achter dat werk<br />

doemt de Spaanse Rhapsodie van <strong>Franz</strong><br />

<strong>Liszt</strong> op, die goed bevriend was met<br />

Saint-Saëns en invloed had op zowel<br />

zijn stijl als op die van Ravel.<br />

Albert Brussee<br />

Het Cenakel,<br />

zondag 10 december,<br />

14.00 uur<br />

Schumann, <strong>Liszt</strong> en de liedkunst<br />

De meest opvallende overeenkomst<br />

tussen <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> en Robert Schumann<br />

is het feit dat beiden van huis uit pianisten<br />

waren en dat hun compositorisch<br />

oeuvre primair vanuit de piano gedacht<br />

is. Een tweede gemeenschappelijk kenmerk<br />

is dat bij beide componisten de<br />

liedkunst hoog in het vaandel stond.Van<br />

Robert Schumann weet iedereen dat hij<br />

14<br />

een van de grootste liedcomponisten<br />

aller tijden was; met een corpus van<br />

meer dan 250 liederen is hij dè schakel<br />

tussen Schubert enerzijds en Brahms en<br />

Wolf anderzijds. Dat <strong>Liszt</strong> ook een<br />

groot liedcomponist is geweest, is - zelfs<br />

in zangerskringen - veel minder<br />

gemeengoed.<br />

<strong>Liszt</strong> schreef ongeveer vijf maal zo<br />

weinig liederen als Schumann, maar<br />

ook dan gaat het natuurlijk nog om een<br />

behoorlijk omvangrijk oeuvre. En wat<br />

belangrijker is: <strong>Liszt</strong>s liederen zijn muzikaal<br />

gesproken minstens zo grensverleggend<br />

als die van Schumann, en er<br />

bevinden zich talrijke meesterwerken<br />

onder. Daarbij is bij <strong>Liszt</strong> de variatie<br />

groter, alleen al door het gegeven dat<br />

hij zich van de talen Frans, Duits en<br />

Italiaans bediende, terwijl Schumann<br />

het uitsluitend bij zijn moedertaal Duits<br />

hield. Bovendien is er in de <strong>Liszt</strong>-liederen<br />

een grote variëteit in stijl en vorm, met<br />

naast korte ‘niemandalletjes’ ook forse<br />

ballades. Een ander belangrijk verschil is<br />

dat Schumann zijn liederen graag bundelde<br />

in cycli, die hij titels gaf, zoals<br />

Dichterliebe, Frauenliebe und Leben, Lieder-<br />

Schumann-<strong>Liszt</strong>:<br />

‘Widmung’, eerste druk<br />

verschenen bij Richault,<br />

Parijs, 1847 onder de<br />

titel ‘Chanson d’amour’<br />

(cat. 60).


<strong>Liszt</strong>:‘Frühlingsnacht’, uitgave Heinze, Leipzig:<br />

187 (cat. 102).<br />

kreis of Myrthen. <strong>Liszt</strong> deed dat nauwelijks:<br />

met uitzondering van de drie<br />

Petrarca-sonetten (een drietal kan feitelijk<br />

geen liedcyclus genoemd worden) en<br />

zijn Wartburg-Lieder, gaf hij zijn liederen<br />

als individuele stukken uit.<br />

<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> heeft nog een andere<br />

verbinding met de liedkunst, namelijk<br />

in de hoedanigheid van bewerker van<br />

talloze liederen van andere componisten<br />

voor pianosolo. Het bekendst en het<br />

grootst in aantal zijn zijn tientallen<br />

bewerkingen van Schubert-liederen,<br />

maar daarnaast arrangeerde hij liederen<br />

van o.a. Ludwig van Beethoven, Frédéric<br />

Chopin, Robert <strong>Franz</strong>, Felix Mendelssohn,<br />

Robert en Clara Schumann en<br />

van zichzelf. Soms stelde hij zich daarin<br />

bescheiden op; dan gaat zijn transcriberen<br />

niet verder dan het ingenieus in<br />

elkaar vlechten en naar de piano vertalen<br />

van de zangpartij en de oorspronkelijke<br />

pianobegeleiding. In andere liederen<br />

ging <strong>Liszt</strong> een flinke stap verder door de<br />

gehele compositie een slag briljanter en<br />

pianistischer te maken, soms ook door<br />

toevoeging van een extra couplet bij<br />

wijze van apotheose. Dat laatste deed hij<br />

bijvoorbeeld in het bekende Widmung<br />

van Schumann. Zeker bij sommige<br />

Schubert-liederen doet <strong>Liszt</strong>s virtuoze<br />

aanpak wel eens afbreuk aan de eenvoud<br />

van het origineel.Tegelijk ontstonden<br />

zo in pianistisch opzicht<br />

prachtige, nieuwe originelen, die terecht<br />

een zelfstandige plaats is de muziekliteratuur<br />

hebben verworven.<br />

Hoewel ‘liederen’ in beginsel tot de<br />

oudste vorm van muziek gerekend<br />

moeten worden (zingen is immers de<br />

meest basale en natuurlijke muzikale<br />

uiting), is het ‘Lied’ met een hoofdletter<br />

een genre dat in de vroege romantiek<br />

ontstond en dat vooral in het Duitstalige<br />

deel van Europa een grote opmars<br />

maakte. Mozart en Beethoven schreven<br />

liederen voor zangstem en piano, maar<br />

dè grote meester in dit genre en de<br />

eerste echte liedcomponist was <strong>Franz</strong><br />

Schubert.<br />

Een belangrijke karaktertrek van het<br />

kunstlied is dat de pianopartij meer is<br />

dan een harmonisatie ter ondersteuning<br />

van de zangstem: het is een volwaardige<br />

partij die het verhaal of de atmosfeer van<br />

het gedicht versterkt, becommentarieert<br />

en aanvult. Dit gegeven, geïnitieerd<br />

door Schubert en ballade-componist<br />

Carl Loewe, werkte Schumann nader<br />

uit.Veel meer dan Schubert en Loewe<br />

was hij een kenner van de piano en was<br />

hij creatief in het bedenken van nieuwe<br />

sonoriteiten. Die zette hij doorgaans<br />

subtiel maar uiterst effectief in, om de<br />

poëzie te versterken. Frauenliebe und -<br />

Leben is naast de Dichterliebe Robert<br />

Schumanns meest geliefde liedcyclus.<br />

De acht liederen op teksten van<br />

Chamisso werden in 1840 gecomponeerd.<br />

De 3 Petrarca-sonetten worden vooral<br />

veel uitgevoerd in de pianoversie die<br />

<strong>Liszt</strong> in 1849 een plaats gaf in zijn bundel<br />

Années de pèlerinage (tweede jaar,<br />

Italië). Dat deze vanuit de belcanto<br />

zangkunst gedachte juwelen in eerste<br />

aanleg al in 1839 als liederen voor zangstem<br />

en piano waren ontstaan, is veel<br />

minder bekend. Qua bouw en atmosfeer<br />

verschillen deze originelen weinig<br />

van de pianotranscriptie. Het zijn stuk<br />

voor stuk grootschalige liederen met<br />

muzikaal rijke, pianistisch veeleisende<br />

pianopartijen. Als zodanig hebben ze<br />

een unieke plaats in het liedrepertoire;<br />

ze tonen als geen ander vocaal werk van<br />

<strong>Liszt</strong> aan, hoezeer deze componist<br />

meester was om stem en klavier te<br />

integreren.<br />

Christo Lelie<br />

15


Teksten van de liederen<br />

Frauenliebe und Leben<br />

(tekst: Adelbert von Chamisso)<br />

1. Seit ich ihn gesehen<br />

Seit ich ihn gesehen,<br />

Glaub ich blind zu sein;<br />

Wo ich hin nur blicke,<br />

Seh ich ihn allein;<br />

Wie im wachen Traume<br />

Schwebt sein Bild mir vor,<br />

Taucht aus tiefstem Dunkel,<br />

Heller nur empor.<br />

Sonst ist licht- und farblos<br />

Alles um mich her,<br />

Nach der Schwestern Spiele<br />

Nicht begehr ich mehr,<br />

Möchte lieber weinen,<br />

Still im Kämmerlein;<br />

Seit ich ihn gesehen,<br />

Glaub ich blind zu sein.<br />

2. Er, der Herrlichste von allen<br />

Er, der Herrlichste von allen,<br />

Wie so milde, wie so gut!<br />

Holde Lippen, klares Auge,<br />

Heller Sinn und fester Mut.<br />

So wie dort in blauer Tiefe,<br />

Hell und herrlich, jener Stern,<br />

Also er an meinem Himmel,<br />

Hell und herrlich, hoch und fern.<br />

Wandle, wandle deine Bahnen,<br />

Nur betrachten deinen Schein,<br />

Nur in Demut ihn betrachten,<br />

Selig nur und traurig sein!<br />

Höre nicht mein stilles Beten,<br />

Deinem Glücke nur geweiht;<br />

Darfst mich niedre Magd nicht kennen,<br />

Hoher Stern der Herrlichkeit!<br />

Nur die Würdigste von allen<br />

Soll beglücken deine Wahl,<br />

Und ich will die Hohe segnen,<br />

Segnen, segnen viele tausendmal.<br />

Will mich freuen dann und weinen,<br />

Selig, selig bin ich dann;<br />

Sollte mir das Herz auch brechen,<br />

Brich, o Herz, was liegt daran?<br />

3. Ich kann’s nicht fassen, nicht glauben<br />

Ich kann’s nicht fassen, nicht glauben,<br />

Es hat ein Traum mich berückt;<br />

Wie hätt er doch unter allen<br />

Mich Arme erhöht und beglückt?<br />

Mir war’s, er habe gesprochen:<br />

“Ich bin auf ewig dein,”<br />

Mir war’s - ich träume noch immer,<br />

Es kann ja nimmer so sein.<br />

O laß im Traume mich sterben,<br />

Gewieget an seiner Brust,<br />

Den seligen Tod mich schlürfen<br />

In Tränen unendlicher Lust.<br />

4. Du Ring an meinem Finger<br />

Du Ring an meinem Finger,<br />

Mein goldenes Ringelein,<br />

Ich drücke dich fromm an die Lippen,<br />

Dich fromm an das Herze mein.<br />

Ich hatt ihn ausgeträumet,<br />

Der Kindheit friedlich schönen Traum,<br />

Ich fand allein mich, verloren<br />

Im öden, unendlichen Raum.<br />

Du Ring an meinem Finger<br />

Da hast du mich erst belehrt,<br />

Hast meinem Blick erschlossen<br />

Des Lebens unendlichen, tiefen Wert.<br />

Ich werd ihm dienen, ihm leben,<br />

Ihm angehören ganz,<br />

Hin selber mich geben und finden<br />

Verklärt mich in seinem Glanz.<br />

Du Ring an meinem Finger,<br />

Mein goldenes Ringelein,<br />

Ich drücke dich fromm an die Lippen<br />

Dich fromm an das Herze mein.<br />

5. Helft mir, ihr Schwestern<br />

Helft mir, ihr Schwestern,<br />

Freundlich mich schmücken,<br />

Dient der Glücklichen heute mir,<br />

Windet geschäftig<br />

Mir um die Stirne<br />

Noch der blühenden Myrte Zier.<br />

Als ich befriedigt,<br />

Freudigen Herzens,<br />

Sonst dem Geliebten im Arme lag,<br />

Immer noch rief er,<br />

Sehnsucht im Herzen,<br />

Ungeduldig den heutigen Tag.<br />

Helft mir, ihr Schwestern,<br />

Helft mir verscheuchen<br />

Eine törichte Bangigkeit,<br />

Daß ich mit klarem<br />

Aug ihn empfange,<br />

Ihn, die Quelle der Freudigkeit.<br />

Bist, mein Geliebter,<br />

Du mir erschienen,<br />

Giebst du Sonne, mir deinen Schein?<br />

Laß mich in Andacht,<br />

Laß mich in Demut,<br />

Laß mich verneigen dem Herren mein.<br />

Streuet ihm, Schwestern,<br />

Streuet ihm Blumen,<br />

Bringt ihm knospende Rosen dar,<br />

Aber euch, Schwestern,<br />

Grüß ich mit Wehmut<br />

Freudig scheidend aus eurer Schar.<br />

16<br />

6. Süßer Freund, du blickest<br />

Süßer Freund, du blickest<br />

Mich verwundert an,<br />

Kannst es nicht begreifen,<br />

Wie ich weinen kann;<br />

Laß der feuchten Perlen<br />

Ungewohnte Zier<br />

Freudenhell erzittern<br />

in den Wimpern mir<br />

Wie so bang mein Busen,<br />

Wie so wonnevoll!<br />

Wüßt ich nur mit Worten,<br />

Wie ich’s sagen soll;<br />

Komm und birg dein Antlitz<br />

Hier an meiner Brust,<br />

Will in’s Ohr dir flüstern<br />

Alle meine Lust.<br />

Hab’ ob manchen Zeichen<br />

Mutter schon gefragt,<br />

Hat die gute Mutter<br />

Alles mir gesagt,<br />

Hat mich unterwiesen<br />

Wie, nach allem Schein,<br />

Bald für eine Wiege<br />

Muß gesorget sein.<br />

Weißt du nun die Tränen,<br />

Die ich weinen kann?<br />

Sollst du nicht sie sehen,<br />

Du geliebter Mann?<br />

Bleib an meinem Herzen,<br />

Fühle dessen Schlag,<br />

Daß ich fest und fester<br />

Nur dich drücken mag.<br />

Hier an meinem Bette<br />

Hat die Wiege Raum,<br />

Wo sie still verberge<br />

Meinen holden Traum;<br />

Kommen wird der Morgen,<br />

Wo der Traum erwacht,<br />

Und daraus dein Bildnis<br />

Mir entgegen lacht.<br />

7. An meinem Herzen, an meiner Brust<br />

An meinem Herzen, an meiner Brust,<br />

Du meine Wonne, du meine Lust!<br />

Das Glück ist die Liebe, die Lieb ist das Glück,<br />

Ich hab’ es gesagt und nehm’s nicht zurück.<br />

Hab überglücklich mich geschätzt<br />

Bin überglücklich aber jetzt.<br />

Nur die da säugt, nur die da liebt<br />

Das Kind, dem sie die Nahrung giebt;<br />

Nur eine Mutter weiß allein<br />

Was lieben heißt und glücklich sein.<br />

O, wie bedaur’ ich doch den Mann,<br />

Der Mutterglück nicht fühlen kann!<br />

Du lieber, lieber Engel, du<br />

Du schauest mich an und lächelst dazu!


8. Nun hast du mir den ersten Schmerz<br />

getan<br />

Nun hast du mir den ersten Schmerz getan,<br />

Der aber traf.<br />

Du schläfst, du harter, unbarmherz’ger Mann,<br />

Den Todesschlaf.<br />

Es blicket die Verlaßne vor sich hin,<br />

Die Welt is leer.<br />

Geliebet hab ich und gelebt, ich bin<br />

Nicht lebend mehr.<br />

Ich zieh mich in mein Innres still zurück,<br />

Der Schleier fällt,<br />

Da hab ich dich und mein verlornes Glück,<br />

Du meine Welt!<br />

<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> – Petrarca Sonetten<br />

(tekst: Francesco Petrarca)<br />

Benedetto sia ’l giorno, e ’l mese, e l’anno<br />

Benedetto sia ’l giorno, e ’l mese, e l’anno,<br />

E la stagione, e ’l tempo, e l’ora, e ’l punto<br />

E ’l bel paese e ’l loco, ov’io fui giunto<br />

Da’duo begli occhi che legato m’ànno;<br />

E benedetto il primo dolce affanno<br />

Ch’i’ ebbi ad esser con Amor congiunto,<br />

E l’arco e la saette ond’ i’ fui punto,<br />

E le piaghe, ch’infino al cor mi vanno.<br />

Benedette le voci tante, ch’io<br />

Chiamando il nome di Laura ho sparte,<br />

E i sospiri e le lagrime e ’l desio.<br />

E benedette sian tutte le carte<br />

Ov’io fama le acquisto, e il pensier mio,<br />

Ch’è sol di lei, si ch’altra non v’ha parte<br />

Pace non trovo<br />

Pace non trovo, e non ho da far guerra,<br />

E temo, e spero, ed ardo, e son un ghiaccio:<br />

E volo sopra ’l cielo, e giaccio in terra;<br />

E nulla stringo, e tutto ’l mondo abbraccio.<br />

Tal m’ha in priggion, che non m’apre, né serra,<br />

Né per suo mi ritien, né scioglie il laccio,<br />

E non m’uccide Amor, e non mi sferra;<br />

Né mi vuol vivo, né mi trahe d’impaccio.<br />

Veggio senz’occhi; e non ho lingua e grido;<br />

E bramo di perir, e cheggio aita;<br />

Ed ho in odio me stesso, ed amo altrui:<br />

Pascomi di dolor; piangendo rido;<br />

Egualmente mi spiace morte e vita.<br />

In questo stato son, Donna, per Voi.<br />

I’ vidi in terra angelici costumi<br />

I’ vidi in terra angelici costumi,<br />

E celesti bellezze al mondo sole;<br />

Tal che di rimembrar mi giova, e dole:<br />

Che quant’io miro, par sogni, ombre, e fumi.<br />

E vidi lagrimar que’ duo bei lumi,<br />

Ch'han fatto mille volte invidia al sole;<br />

Ed udì’ sospirando dir parole<br />

Che farian gir i monti, e stare i fiumi.<br />

Amor! senno! valor, pietate, e doglia<br />

Facean piangendo un più dolce concento<br />

D’ogni altro, che nel mondo udir si soglia.<br />

Ed era ’l cielo all’armonia s'intento<br />

Che non si vedea in ramo mover foglia.<br />

Tanta dolcezza avea pien l’aer e ’l vento<br />

17<br />

<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> – Petrarca Sonetten<br />

Duitse vertalingen<br />

Benedetto sia ‘l giorno, e ‘l mese, e l’anno<br />

Sei gesegnet immerdar von allen Tagen,<br />

du holder Lenzestag und deine guten Stunden;<br />

ihr schönen Fluren, da wurde ich gefunden<br />

von zweien Augen, und in Bann geschlagen.<br />

O, sei gesegnet, erstes süßes Zagen,<br />

mit dem die Liebe mich an sich gebunden,<br />

ihr Liebespfeile, all ihr tiefen Wunden,<br />

deren Schmerzen so gern mein Herz getragen.<br />

Seid gesegnet, ihr heißen Tränen,<br />

laute Rufe, die ihr wolltet sie ereilen,<br />

meine Seufzer und du, mein endlos Sehnen.<br />

Und seid gesegnet auch ihr, wohlgereimten Zeilen,<br />

durch die Ruhm ihr erworben mein sinnend Wähnen,<br />

das sie allein, ja, wer noch sollt’ es teilen!<br />

Pace non trovo<br />

Fried’ ist versagt mir, vergebens träum’ ich Schlachten;<br />

muß fürchten und hoffen, entbrennen in Schauern beben,<br />

dem stolzen Himmelsfluge folgt tief Verschmachten<br />

und kein Erlangen, kein weltenumfangendes Streben!<br />

Gefesselt so schwer all mein weichselndes Trachten,<br />

schnöd verschmäht darf ich mich nicht der Frohn entheben,<br />

der Dämon schont mich, ach, den wohl Bewachten,<br />

läßt mich vergehen und mißgönnt mir das Leben.<br />

Blöd sind die Blikke, und sie sind stumm, meine Klagen,<br />

ich wählte Untergang und fürchte das Sterben,<br />

ja, mir blieb Haß für mich selber, da Liebe entwich.<br />

Lust ist mir nur mein Schmerz, und Tränen mein Behagen,<br />

Tod gilt gleich mir und Leben gleiches Verderben!<br />

Also geschah mir, o Geliebte, um dich.<br />

I’ vidi in terra angelici costumi<br />

So sah ich denn auf Erden Engelsfrieden und Glanz<br />

von dort hienieden, und solches Leuchten,<br />

deß ich gedenken muß, denn sonst bedeuchten<br />

mich jene Bilder, als wären’s Traumgebilde.<br />

Ich sah die Träne, die den Blick ihr hüllte,<br />

ihr Auge, aller Sonnen Neid, sich befeuchten,<br />

und vernahm ihrer Klagen Stimme, da beugten<br />

sich die Höhn, der Strom erstarrte, der jäh gestillte.<br />

Es klang so tief, so voll von Wehmutsregen,<br />

ein Klang voller Lieb und Leid, hold und gelinde,<br />

ihr Seufzer, alle Welt gilt nicht dagegen.<br />

Und alles schmiegte solchem Wohllaut sich geschwinde,<br />

kein Blättchen am Baume durfte sich bewegen,<br />

so süß befangen, so lauschten da Luft und Winde.


<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>, lithografie<br />

van Ramelet naar het<br />

karikatuurbeeld van<br />

Dantan uit het tijdschrift<br />

‘Charivari’,<br />

11 juli 1836 (cat. 9).<br />

De relatie Schumann-<strong>Liszt</strong><br />

Albert Brussee<br />

Jaren van toenadering<br />

Al bij een oppervlakkige beschouwing<br />

van de relatie Schumann-<strong>Liszt</strong> valt<br />

op, dat hun levens zich in bepaalde<br />

opzichten langs gelijke banen ontwikkelden.<br />

Beide componisten werden<br />

omstreeks het jaar 1832 artistiek volwassen<br />

en braken met het klassieke verleden,<br />

beiden schreven enorm veel voor<br />

het romantische instrument ‘par excellence’,<br />

de piano, beiden lieten zich<br />

graag inspireren door literatuur en buitenmuzikale<br />

beelden. En toch - hoe<br />

verschillend waren zij!<br />

<strong>Liszt</strong> wordt nog steeds beschouwd<br />

als de grootste pianist aller tijden en<br />

schreef alles tezamen circa 1500 pianowerken;<br />

Robert Schumann bedierf door<br />

verkeerd oefenen al in zijn jongelingsjaren<br />

zijn rechterhand en verlegde op<br />

18<br />

den duur zijn werkveld naar het lied,<br />

naar kamermuziek, symfonieën, ja naar<br />

oratoria en opera’s. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> vertegenwoordigde<br />

tot aan zijn dood toe de<br />

moderne stroming in de muziek, terwijl<br />

Schumann, na een romantisch-vooruitstrevend<br />

begin, steeds meer begon terug<br />

te kijken, naar Bach en Beethoven. Zo<br />

kon het gebeuren, dat beide componisten<br />

elkaar aanvankelijk bewonderden,<br />

bevriend raakten, om uiteindelijk met<br />

ruzie en onderling onbegrip uit elkaar<br />

te gaan.<br />

We laten hun betrekkingen beginnen<br />

in het jaar 1835, het jaar waarin Robert<br />

Schumann in het door hem opgerichte<br />

Neue Zeitschift für Musik een lang artikel<br />

over Berlioz’ Symphonie fantastique<br />

publiceerde. Hij besprak daarin terloops<br />

ook <strong>Liszt</strong>s transcriptie voor piano, die<br />

deze in de zomer van 1833 geschreven<br />

had en een jaar later op eigen kosten bij<br />

de uitgever Schlesinger in Parijs had<br />

laten drukken. Schumann schreef:“Het<br />

klavieruittreksel van <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> verdient<br />

een uitvoerige bespreking (…). <strong>Liszt</strong><br />

heeft deze transcriptie met zoveel vlijt<br />

en enthousiasme gemaakt, dat het resultaat<br />

als een origineel werk voor piano,<br />

als resumé van zijn diepgaande studie in<br />

klavierspel, ja, als een praktische klavierschool<br />

in partituurspel moet worden<br />

gezien. Deze voordrachtskunst, zo geheel<br />

verschillend van het detailspel van de<br />

hedendaagse virtuozen, de veelvuldige<br />

aanslagmanieren die vereist worden, het<br />

effectieve gebruik van het pedaal, het<br />

duidelijke vervlechten van de verschillende<br />

orkeststemmen, het weergeven van<br />

de orkestrale tutti, kortom de kennis<br />

van de middelen en de vele geheimen<br />

die het klavier nog verbergt - dat alles<br />

kan slechts het werk van een Meester<br />

zijn! (…)”<br />

In die tijd moet <strong>Liszt</strong> al bekend zijn<br />

geweest met enkele pianowerken van<br />

Schumann, want in de dankbrief van<br />

Berlioz aan Robert Schumann naar<br />

aanleiding van diens uitvoerige recensie<br />

van zijn symfonie complimenteerde hij<br />

hem met zijn composities waarvan hij<br />

er enkele gehoord had in de onvergetelijke<br />

uitvoering van <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>. Deze


<strong>Liszt</strong>s klavierpartituur<br />

van Berlioz’‘Symphonie<br />

Fantastique’,<br />

Schlesinger 1834 (cat. 7).<br />

had hem verzekerd, dat Schumanns<br />

klavierwerken de logische voortzetting<br />

waren van die van Beethoven, Schubert<br />

en Carl Maria von Weber.Voorwaar,<br />

geen gering compliment aan het adres<br />

van een nog zo jong componist!<br />

In november 1837 ging <strong>Liszt</strong>, die in<br />

die jaren redacteur was van de Gazette<br />

musical de Paris, er toe over enkele werken<br />

van Schumann te bespreken. Na<br />

een algemene inleiding, waarin hij<br />

Schumann in één adem noemt met<br />

Chopin en het als zijn mening te kennen<br />

geeft dat hij in de werken van geen<br />

andere jonge componist zoveel ‘individualiteit,<br />

orginaliteit en vakkennis’ had<br />

gevonden, gaat hij over tot de bespreking<br />

van de Impromptus über eine Romance<br />

von Clara Wieck, opus 5.Terecht schrijft<br />

hij, dat dit werk eerder verwant is aan<br />

de Eroica-variaties van Beethoven dan<br />

aan de vele goedkope reeksen briljante<br />

variaties zoals ze in die dagen bij de<br />

vleet werden geschreven.Vervolgens<br />

gaat hij diep in op de grote Sonate in<br />

fis-klein, opus 11, die kort daarvoor was<br />

uitgekomen. Aangaande het eerste deel<br />

van dit meesterwerk wijst hij op de<br />

19<br />

hechte bouw en de onwrikbare logica<br />

in de opeenvolging der muzikale<br />

ideeën. Naar aanleiding van het tweede<br />

deel, de prachtige Aria, wijst hij erop<br />

dat de muziek van Schumann zich richt<br />

tot de serieuze luisteraar, tot hen die<br />

diep in de materie wensen door te<br />

dringen om daar de schoonste paar’len<br />

te zoeken.<br />

<strong>Liszt</strong> besluit zijn recensie met de<br />

bespreking van het zogenaamde Concert<br />

sans orchestre in f, opus 14. Hij maakt<br />

bezwaar tegen deze titel omdat naar zijn<br />

mening het woord ‘concert’ bij de luisteraar<br />

verwachtingen schept die niet overeenkomen<br />

met de aard van Schumanns<br />

muziek. Bij een concert denkt men<br />

immers aan iets briljants, aan uiterlijke<br />

glans en een brede opbouw, terwijl<br />

Schumanns stijl zich juist kenmerkt<br />

door intieme gevoelsexpressie en grillige<br />

fantasie. Hij stelt daarom voor deze<br />

compositie tot ‘Sonate’ om te<br />

dopen, een suggestie die<br />

Schumann bij de revisie<br />

van dit werk in 1853<br />

ook inderdaad gevolgd<br />

heeft.Wat <strong>Liszt</strong> niet<br />

kon weten is, dat het<br />

Concert sans orchestre<br />

oorspronkelijk vijf<br />

delen telde, maar de<br />

componist - om de<br />

driedelige concertvorm<br />

te respecteren! - de beide<br />

Scherzi eruit had gelaten. Pas<br />

bij de revisie werd één van beide<br />

Scherzi zijn oorspronkelijke plaats in<br />

het werk teruggegeven, en juist dit<br />

Scherzo is één van de hoogtepunten<br />

van de sonate! Het andere Scherzo<br />

werd pas tien jaar na Schumanns dood<br />

uitgegeven, maar is in zijn grotere<br />

beknoptheid, donkerder tint en op de<br />

muziek van Johannes Brahms vooruitlopende<br />

ritmische complexiteit toch<br />

zeker niet de minste van de twee.<br />

Een belangrijk moment in de relatie<br />

Schumann-<strong>Liszt</strong> brak aan toen Robert,<br />

die het artikel van <strong>Liszt</strong> spoedig na verschijnen<br />

onder ogen had gekregen, de<br />

pen greep om hem persoonlijk te danken.<br />

Hoewel de meeste brieven gericht<br />

tot zijn kunstbroeder niet bewaard zijn<br />

gebleven, zijn we toch redelijk van de<br />

inhoud ervan op de hoogte, omdat<br />

Schumann de gewoonte had in zijn<br />

<strong>Liszt</strong>, plaquette uit<br />

biskuit porselein,<br />

1838 (cat. 32).


Robert Schumann,<br />

maart 1850.<br />

Daguerreotypie door<br />

Johann Anton Völlner<br />

(cat. 72).<br />

zogenaamde Briefbuch een korte aantekening<br />

te maken van al de epistels die<br />

hij in zo talrijke mate heeft verzonden.<br />

Hierin lezen we onder 16 januari 1838<br />

(in vertaling):“Dank voor het opstel.<br />

Een aardige vriendschapsbrief. Hoe ik<br />

hem mijn composities kan toezenden.<br />

Of hij misschien naar Leipzig of Wenen<br />

zou kunnen komen? Om antwoord<br />

gevraagd.”<br />

<strong>Liszt</strong>, die in de zomer van 1837 uit<br />

Parijs vertrokken was en met Marie<br />

d’Agoult via Nohant en Lyon naar Italië<br />

getrokken was, bereikte deze brief pas<br />

medio maart 1838 in Milaan, tezamen<br />

met de Carnaval en de Fantasiestücke.<br />

Toen hij in april van hetzelfde jaar in<br />

Wenen aankwam om er enkele concerten<br />

te geven, vond hij tot zijn verbazing<br />

bij de uitgever Haslinger opnieuw een<br />

pakje composities van Schumann, die<br />

kennelijk erg gesteld was op het oordeel<br />

van de toen al wereldberoemde pianist.<br />

Getroffen door zoveel vriendschapsbetuigingen<br />

schreef <strong>Franz</strong> begin mei<br />

terug. In deze door Schumann zorgvuldig<br />

bewaarde brief lezen we, dat <strong>Liszt</strong> in<br />

de Oostenrijkse hoofdstad Clara Wieck<br />

had ontmoet, die hem verteld had over<br />

haar geheime, door haar vader Friedrich<br />

20<br />

Wieck gedwarsboomde verhouding met<br />

Robert Schumann. Het hoeft geen<br />

betoog, dat de virtuoos, die ook als<br />

minnaar een goede reputatie had,<br />

onverwijld de zijde van het jonge paar<br />

koos. Over Carnaval en de Fantasiestücke<br />

liet hij zich in positieve bewoordingen<br />

uit. Op zijn beurt, zo beloofde hij, zal<br />

hij hem zijn Grandes Etudes toezenden,<br />

waaraan hij kort geleden de laatste hand<br />

had gelegd en die over enkele maanden<br />

zouden verschijnen.<br />

En inderdaad, in de herfst van 1838<br />

ontving Schumann <strong>Liszt</strong>s Grandes Etudes<br />

en begon hij te werken aan een uitvoerige<br />

bespreking van deze twaalf etudes,<br />

die in moeilijkheidsgraad alles overtreffen<br />

wat tot op dat moment voor piano<br />

geschreven was en die ook nu nog zelden<br />

gespeeld worden. Hij vergeleek deze<br />

studies met <strong>Liszt</strong>s etudes uit 1826 en<br />

bemerkte, dat de Grandes Etudes, op één<br />

uitzondering na, uitwerkingen waren van<br />

die jeugdwerken.Verbazingwekkend<br />

genoeg had Schumann een lichte voorkeur<br />

voor de nog in Czerny-achtige<br />

stijl geschreven jeugdetudes.“Uit de<br />

vergelijking” zo schreef hij,“komt voor<br />

het eerst duidelijk het verschil tussen de<br />

oudere en huidige pianistiek naar voren,<br />

hoe de nieuwere schrijfwijze aan rijkdom<br />

van uitdrukkingsmiddelen is toegenomen,<br />

aan glans en volheid van klank de<br />

andere in elk opzicht tracht te overtreffen,<br />

terwijl anderzijds de oorspronkelijke<br />

naïviteit, zoals die in dat jeugdwerk<br />

wordt aangetroffen, in de huidige vorm<br />

van het werk bijna volledig onderdrukt<br />

wordt.” De algehele teneur van<br />

Schumanns bespreking is, dat hij <strong>Liszt</strong><br />

als pianist hogelijk bewonderde, maar<br />

niet overtuigd was van zijn compositorische<br />

begaafdheid. Als vakman schoot<br />

hij naar zijn mening tekort en verloor<br />

zich daarom in nodeloze virtuositeit en<br />

uitersten van emotie.<br />

De tijd heeft dit harde oordeel, dat<br />

<strong>Liszt</strong> zijn leven lang achtervolgd heeft,<br />

gecorrigeerd. Ook in de dertiger jaren<br />

was <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> al een belangrijker<br />

componist dan Schumann ooit heeft<br />

ingezien. Zijn Grandes Etudes zijn niet<br />

alleen in pianistisch-virtuoos opzicht<br />

van een overrompelende inventiviteit en<br />

grandeur - zij bevatten passages van<br />

grote schoonheid en worden ook nu<br />

nog ten onrechte verwaarloosd.


<strong>Liszt</strong>s autograaf van de<br />

Etude nr. 1 in C uit<br />

‘Vingt-quatre Grandes<br />

Études’ (cat. 21).<br />

Op 14 januari 1839 schreef<br />

Schumann <strong>Liszt</strong> ten tweede male. Hoewel<br />

ook deze brief verloren is gegaan - het<br />

was de rondreizende virtuoos onmogelijk<br />

de correspondentie die hij uit heel<br />

Europa ontving van stad tot stad mee te<br />

slepen - kennen we ook nu de inhoud<br />

door een korte aantekening in het<br />

Briefbuch:“Verzoek om bijdrage voor<br />

het tijdschrift. Dat ik hem mijn Phantasie<br />

(opus 17) zal opdragen.”<br />

<strong>Liszt</strong> antwoordde hem op 1 maart<br />

vanuit Rome. De toon van deze brief is<br />

buitengewoon hartelijk. Direct al in de<br />

eerste alinea kwam hij tot een spontane<br />

vriendschapsverklaring:“Zonder dat we<br />

elkaar ooit ontmoet hebben, hebben we<br />

achting voor elkaar, houden we van<br />

elkaar (sta me toe, dat ik dit woord<br />

gebruik). Dat wat ik weet van u en van<br />

uw talent maakt, dat ik een diepe en<br />

doorleefde sympathie voor u heb opgevat.”<br />

Ook zijn voorstel aan Schumann<br />

om in de winter van dat jaar naar Wenen<br />

te komen en daarna in de lente van<br />

1840 samen naar Parijs te reizen, getuigt<br />

21<br />

van ongecompliceerde gevoelens van<br />

vriendschap. Hoe de Leipziger op deze<br />

stormachtige, impulsieve toenadering<br />

reageerde lezen we in dagboek VII onder<br />

20 maart:“Enkele dagen geleden een<br />

brief van <strong>Liszt</strong>. Hij overspoelt me plotseling<br />

met vriendschapsbetuigingen.<br />

Zijn voorstellen noem ik niet erg realistisch.”<br />

Desalniettemin zond hij hem zijn<br />

Kinderszenen en de grote Phantasie in C<br />

met - inderdaad! - op de cover een<br />

opdracht aan <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>. Deze schreef<br />

hem op 5 juni vanuit Albano terug. De<br />

Phantasie vond hij een meesterwerk en<br />

hij dankte Schumann oprecht voor de<br />

opdracht. Ook de Kinderszenen bevielen<br />

hem zeer en hem niet alleen! Want als<br />

we de aardige anekdote mogen geloven<br />

was zijn driejarige dochtertje Blandine<br />

er al even verrukt van. Als haar papa<br />

achter de vleugel zat, dan liet ze hem ‘la<br />

première reprise’ - bedoeld wordt de<br />

eerste acht maten van het eerste deeltje<br />

- wel twintig keer herhalen!<br />

De grote Phantasie zou <strong>Liszt</strong>, toen<br />

hij in het voorjaar van 1840 in Leipzig<br />

was, Schumann persoonlijk voorspelen.<br />

Vele jaren later vertelde de oude<br />

Maestro zijn leerling en vriend August<br />

Göllerich van deze gebeurtenis.We<br />

laten de componist zelf aan het woord.<br />

“Ik herinner me de eerste keer dat ik<br />

het werk aan de grote componist voorspeelde.Toen<br />

het eerste deel afgelopen<br />

was, bleef hij doodstil in zijn stoel zitten,<br />

wat me nogal teleurstelde. Ik vroeg<br />

hem daarom wat zijn indruk was van de<br />

uitvoering en welke verbeteringen hij<br />

nog kon suggereren, verlangend natuurlijk<br />

als ik was de ideeën van de componist<br />

zèlf te horen. Hij vroeg me door te<br />

gaan met de mars, waarna hij me zijn<br />

commentaar zou geven. Ik speelde het<br />

tweede deel, kennelijk met zo’n effect<br />

dat Schumann uit zijn stoel opsprong,<br />

zijn armen om me heen sloeg en uitriep:‘Goddelijk!<br />

Onze ideeën zijn absoluut<br />

dezelfde wat betreft de interpretatie<br />

van deze delen. Alleen jij met je goddelijke<br />

vingers brachten mijn gedachten<br />

tot een realisatie waarvan ik nooit zou<br />

hebben durven dromen!’”


Robert Schumanns<br />

recensie van <strong>Liszt</strong>s<br />

piano-etudes in zijn<br />

artikel ‘Etuden fúr das<br />

Pianoforte’ (cat. 20).<br />

Jaren van vriendschap -<br />

<strong>Liszt</strong>s concerten in Leipzig<br />

In november 1839 begon <strong>Liszt</strong> een<br />

grote concertreis die hem, na recitals in<br />

Wenen, Boedapest en Praag, naar Dresden<br />

en Leipzig zou voeren. Op dezelfde dag<br />

waarop de grote pianist in de Oostenrijkse<br />

hoofdstad aankwam, op 16 november,<br />

schreef Robert Schumann hem een<br />

brief, waarin hij beloofde hem tot<br />

Dresden tegemoet te reizen. In de enveloppe<br />

deed hij ook een brief van Clara<br />

Schumann, die zich daarin vriendelijk<br />

en lovend over <strong>Liszt</strong> had uitgelaten. De<br />

Hongaar antwoordde op Eerste Kerstdag<br />

vanuit Boedapest, waar hij de ongelooflijkste<br />

successen boekte, ja, als een<br />

nationale held werd gevierd. In deze tot<br />

Clara Wieck gerichte, charmante brief<br />

sprak <strong>Liszt</strong> over zijn zes Paganini-etudes,<br />

die hij aan haar opdroeg.<br />

Na zes concerten in Praag kwam<br />

<strong>Liszt</strong> begin maart 1840 in Dresden aan.<br />

Op de eerste van die maand had<br />

22<br />

Schumann hem een welkomstbrief<br />

geschreven en hem nogmaals beloofd<br />

hem tegemoet te reizen. En inderdaad,<br />

toen de beroemde pianist zijn eerste<br />

concert in de voormalige Saksische<br />

hoofdstad gaf, was Schumann daarbij<br />

aanwezig.Van dit concert, waaraan ook<br />

de bekende zangeres Schröder-Devrient<br />

meewerkte, deed Robert in zijn Neue<br />

Zeitschrift für Musik uitvoerig verslag.<br />

Beeldend verwoorde hij de welhaast<br />

hypnotische uitstraling die van de kunstenaar<br />

uitging:“Nu beproefde de<br />

demon zijn krachten: alsof hij zijn<br />

publiek wilde uittesten speelde hij als<br />

het ware met hen, gaf hen vervolgens<br />

iets ernstigers te horen, tot hij een ieder<br />

met zijn spel omsponnen had en met<br />

hen kon doen wat hij maar wilde. Dit<br />

vermogen een publiek volkomen aan<br />

zich te onderwerpen, het als het ware<br />

op te heffen, te dragen en weer vallen<br />

te laten, treft men bij geen andere podiumkunstenaar,<br />

Paganini uitgezonderd, in<br />

zo hoge mate aan.”


De dag na het concert stapten<br />

Schumann en <strong>Liszt</strong> gebroederlijk in de<br />

pas enkele maanden lopende trein van<br />

Dresden naar Leipzig. Het eerste concert<br />

in Leipzig vond op 17 maart plaats.<br />

Negatief beïnvloed door hatelijke krantenberichten,<br />

waarin schande werd<br />

gesproken van de hoge entree-gelden,<br />

was de stemming bij het publiek niet al<br />

te best.Toen de kunstenaar het podium<br />

betrad ging er nauwelijks één hand op<br />

de andere. <strong>Liszt</strong>, die van kinds af aan<br />

gewend was bejubeld te worden, moet<br />

het op dat moment vreemd te moede<br />

zijn geweest, maar welgemoed zette hij<br />

zich aan het klavier en speelde ter opening<br />

de laatste twee delen van zijn transcriptie<br />

van de Pastorale, de Zesde<br />

Symfonie van Beethoven, die echter<br />

met boe-geroep ontvangen werden.<br />

Ook Schumann, die overigens van dit<br />

concert heel vriendschappelijk verslag<br />

deed, vond de keuze niet gelukkig. In<br />

dezelfde zaal, waarin de meesterwerken<br />

van Beethoven onder de directie van<br />

Mendelssohn zo dikwijls en volmaakt<br />

tot uitvoering waren gekomen, werd -<br />

naar zijn mening - het zwakke geluid<br />

van een enkele vleugel des te meer<br />

hoorbaar naarmate de pianist probeerde<br />

al het orkestrale geweld daarop uit te<br />

beelden. Maar, zo schreef hij niet ongeestig,“Man<br />

hat ihn wenigsten die<br />

Mähnen schütteln gesehen”. Met zijn<br />

Fantasie over thema’s uit de opera Niobe<br />

van Pacini had de klavierleeuw meer<br />

succes. Het hoogtepunt van <strong>Liszt</strong>s<br />

optreden lag voor Schumann evenwel<br />

in de uitvoering van de elfde van de<br />

Grandes Études, de compositie die in<br />

zijn uiteindelijke versie Harmonies du<br />

soir zou gaan heten.<br />

Direct de volgende dag zou <strong>Liszt</strong><br />

zijn tweede concert in Leipzig geven.<br />

Om drie uur in de middag echter voelde<br />

hij zich rillerig en kroop in bed.<br />

Schumann schreef hierover aan zijn toekomstige<br />

bruid:“Dat laat zich niet<br />

beschrijven, wat ik je over die toestanden<br />

hier te vertellen heb. Het tweede concert<br />

gaf hij nog niet en kroop liever in<br />

bed; twee uur voor de aanvang liet hij<br />

bekend maken, dat hij ziek was. Dat hij<br />

niet goed in orde is, wil ik best aannemen,<br />

maar voor het overige was het een<br />

‘politische Krankheit’. Mogelijk heeft<br />

<strong>Liszt</strong> inderdaad een opkomend griepje<br />

23<br />

als argument gebruikt om de slechte<br />

ontvangst van zijn eerste concert ‘af te<br />

straffen’. Om de pijnlijke situatie te<br />

redden organiseerde Mendelssohn enkele<br />

dagen later, toen <strong>Liszt</strong> weer was opgeknapt,<br />

een feestconcert, tijdens welke<br />

hijzèlf, naast eigen composities, de<br />

wereldpremière van de kort daarvoor<br />

door Schumann in Wenen gevonden<br />

Negende Symfonie van Schubert dirigeerde.<br />

Het programma werd besloten<br />

met het Concert voor drie klavieren en<br />

orkest in d van Johann Sebastian Bach,<br />

met als solisten <strong>Liszt</strong>, Hiller en hijzelf.<br />

Na dit gebaar van verbroedering verzocht<br />

men <strong>Liszt</strong> bij wijze van toegift<br />

zijn transcriptie van Schuberts Erlkönig<br />

te spelen. Daarmee kreeg hij de zaal plat<br />

en het succes was zo groot, dat de<br />

gramschap van de pianist ontdooide en<br />

hij beloofde direct de volgende dag zijn<br />

tweede concert te geven.<br />

Het programma opende met het<br />

Konzertstück voor piano en orkest van<br />

Carl Maria von Weber, één van zijn<br />

glansstukken, dat hij honderden malen<br />

heeft uitgevoerd. Schumann was van de<br />

uitvoering bijzonder onder de indruk<br />

en beschouwde het als het hoogtepunt<br />

van het concert. Hij schreef er tweemaal<br />

over, direct de volgende dag in de<br />

Brockhauser Allgemeiner Zeitung en in een<br />

samenvattend artikel over <strong>Liszt</strong> in<br />

Dresden en Leipzig in zijn eigen Neue<br />

Zeitschrift für Musik. In de Brockhauser<br />

Allgemeiner Zeitung lezen we:“Hoeveel<br />

we al van <strong>Liszt</strong>s voordracht van Webers<br />

Konzertstück gehoord hadden - hij<br />

overtrof toch nog onze verwachtingen!<br />

Zoals hij het direct de eerste maten<br />

aanvatte, geweldig en groots, hoe hij het<br />

tweede deel met als maar toenemende<br />

kracht en spanning speelde, hoe hij het<br />

marsgedeelte inzette, het orkest als het<br />

ware met zich mee slepend, hoog daar<br />

bovenuit klinkend, als een triomfator<br />

zich aan de spits van een heerschare<br />

stellend en deze jubelend tot aan het<br />

slot aanvoerend!” Schumanns beeldspraak<br />

is hier niet zo vergezocht als het<br />

misschien lijkt, want zoals we weten van<br />

de programmatische toelichting op het<br />

Konzertstück van Julius Benedict, een<br />

leerling van Weber, was het inderdaad<br />

de bedoeling een stoet ridders uit te<br />

beelden die zegevierend terugkeerden<br />

uit het Heilige Land.


Brief van Schumann<br />

aan <strong>Liszt</strong>, Leipzig<br />

29 oktober 1840<br />

(cat. 48).<br />

Solistisch speelde <strong>Liszt</strong> vervolgens<br />

één van zijn zwaarste operaparafrases,<br />

zijn Grande Fantaisie sur des thèmes de<br />

l’opéra ‘Les Huguenots’ van Meyerbeer,<br />

een werk van 23 minuten lengte, en<br />

enkele transcripties van liederen van<br />

Schubert, het geliefde Ave Maria, het<br />

niet minder populaire Ständchen en op<br />

verlangen van het publiek nogmaals de<br />

Erlkönig.<br />

Op 29 maart gaf <strong>Liszt</strong> een concert<br />

‘für die Armen’ in Dresden. Dat concert<br />

begon om half één ’s middags; na afloop<br />

vertrok de pianist direct naar Leipzig,<br />

waar hij de volgende morgen verwacht<br />

werd voor een repetitie met het<br />

Gewandhaus-Orchester in verband met<br />

zijn slotconcert dat op diezelfde dag<br />

’s avonds plaatsvond. Ook dat was een<br />

liefdadigheidsconcert, deze maal ten<br />

bate van het pensioenfonds voor zieke<br />

en oude musici. Dat <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> ontelbare<br />

keren voor een goed doel heeft<br />

gespeeld, heeft alles te maken met het<br />

in die tijd nog volkomen ontbreken van<br />

sociale voorzieningen. Als overtuigd<br />

socialist en gelovig katholiek beschouwde<br />

hij het als zijn morele plicht waar hij<br />

maar kon medemensen die in nood<br />

verkeerden te helpen. Bij wijze van<br />

24<br />

vriendschappelijk gebaar speelde <strong>Liszt</strong><br />

tijdens dit afscheidsconcert uitsluitend<br />

composities van drie in Leipzig woonachtige<br />

componisten: van Mendelssohn<br />

diens Tweede Pianoconcert in d, dat pas<br />

twee jaar daarvoor in druk was verschenen,<br />

van Hiller twee etudes uit opus 20,<br />

en van Robert Schumann enkele delen<br />

uit het Carnaval. Schumann schreef<br />

hierover:“Tot verbazing van menig<br />

schroomvalliger virtuoos moge het hier<br />

gezegd worden: <strong>Liszt</strong> speelde bijna al<br />

deze werken van blad! Van de etudes<br />

van Hiller en het Carnaval had hij vroeger<br />

vluchtig kennis genomen,<br />

Mendelssohns compositie echter had hij<br />

pas enkele dagen voor het concert leren<br />

kennen. Door vele zaken in beslag<br />

genomen had hij voor een grondig<br />

bestuderen in zo’n korte tijdspanne<br />

onmogelijk gelegenheid gehad.”<br />

Na de pauze speelde <strong>Liszt</strong> het<br />

bekende Hexameron voor piano en orkest,<br />

een variatiewerk op het populaire marsthema<br />

uit de opera I Puritani van<br />

Bellini, met bijdragen van Thalberg,<br />

Pixis, Herz, Czerny en Chopin, maar in<br />

hoofdzaak toch gecomponeerd door<br />

hemzelf. Met name met deze compositie<br />

had de concertgever het grootste succes<br />

en Schumann vroeg zich met verwondering<br />

af, waar de virtuoos de kracht<br />

vandaan haalde dat zware werk voor de<br />

helft te bisseren en daarna als toegift nog<br />

zijn Grand Galop chromatique te spelen.<br />

Op 31 maart vertrok <strong>Liszt</strong> uit Leipzig<br />

en arriveerde een week later in Parijs,<br />

waar hij - na een half jaar gescheiden<br />

van haar te hebben geleefd - eindelijk<br />

Marie d’Agoult weer terug zag. Na uitgebreide<br />

tournees in Engeland en Duitsland<br />

keerde de virtuoos in december<br />

1841 naar Leipzig terug om er te participeren<br />

in een concert van Clara Wieck,<br />

nu mevrouw Schumann. Beide in wezen<br />

geheel verschillend geaarde kunstenaars<br />

speelden met groot succes wederom de<br />

Hexameron, deze maal in de versie voor<br />

twee piano’s. Op het programma stonden,<br />

als vriendschappelijk gebaar, nog<br />

meer composities van <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>, zijn<br />

Rheinweinlied en Reiterlied voor mannenkoor,<br />

en de Réminiscenses de Lucia di<br />

Lammermoor op het bekende sextet uit<br />

de opera van Donizetti, gespeeld door<br />

niemand minder dan Clara Schumann<br />

zèlf! Deze eenmalige daad van collegia-


Réminiscence de <strong>Liszt</strong>.<br />

Karikatuur uit de serie<br />

‘Berliner Witze’ 1842,<br />

Hefte 9-11 (cat. 43).<br />

liteit werd door de overwegend conservatieve<br />

pers van Leipzig hardhandig<br />

afgestraft. Men vroeg zich gebelgd af,<br />

hoe het mogelijk was dat iemand met<br />

zo’n degelijk vakmanschap als mevrouw<br />

Schumann zich bezig hield met “dem<br />

verflachenden Treiben der neusten<br />

Klaviervirtuosität”.<br />

Na twee concerten in Dresden op 9<br />

en 11 december gaf <strong>Liszt</strong> op 13 december<br />

een ‘eigen’ concert in Leipzig, waarop<br />

hij o.a. zijn kersverse Réminiscenses de<br />

Don Juan liet horen. Hoewel Clara over<br />

de andere composities van de Hongaar<br />

niet erg te spreken was, liet ze zich over<br />

deze parafrase lovend uit, met name over<br />

het slot ervan, waarin het thema van de<br />

zogenaamde Champagne-aria van Don<br />

Juan centraal staat.<br />

Jaren van verwijdering<br />

Over de jaren volgend op <strong>Liszt</strong>s<br />

concerten in Leipzig valt niet veel te<br />

zeggen. <strong>Liszt</strong> doorkruiste als beroemdste<br />

pianist van zijn tijd heel Europa, van<br />

Edinburgh tot Constantinopel, van<br />

25<br />

Lissabon tot St Petersburg. Schumann<br />

ontwikkelde zich in die jaren in klassieke<br />

zin en schreef een groot aantal liederen,<br />

kamermuziek en symfonieën.<br />

Wèl zijn er nog enkele besprekingen<br />

te melden. In 1842 schreef Schumann<br />

over <strong>Liszt</strong>s Études d’exécution transcendante<br />

d’après Paganini, een zestal zeer moeilijke<br />

etudes op de Caprices voor viool-solo<br />

van Paganini die, zoals gezegd, <strong>Liszt</strong> aan<br />

Clara Wieck had opgedragen.<br />

Schumanns oordeel was over het algemeen<br />

gunstig.“Het is”, zo schreef hij,<br />

“alsof <strong>Liszt</strong> in dit opus al zijn pianistische<br />

kunde heeft willen neerleggen, alle<br />

geheimen van zijn spel het nageslacht<br />

heeft willen overleveren. Hij kon zijn<br />

verering voor de grote, onlangs gestorven<br />

kunstenaar niet op een mooiere manier<br />

gestalte geven dan door deze, tot in het<br />

kleinste detail zorgvuldig uitgewerkte<br />

bewerkingen, waarin de geest van het<br />

origineel zo treffend bewaard is gebleven.”<br />

Aan het slot van deze recensie vergelijkt<br />

hij <strong>Liszt</strong>s etudes met zijn eigen<br />

Studien für das Pianoforte nach Capricen<br />

von Paganini, die hij al vele jaren daarvoor,<br />

in 1832 en 1833, geschreven had.<br />

Hij komt tot de conclusie, dat de zijne<br />

meer de poëtische zijde van Paganini’s<br />

Capriccio’s benadrukken, terwijl die van<br />

<strong>Liszt</strong> vooral het virtuoze element naar<br />

voren brengen. Het verschil tussen<br />

beide cycli zit hem echter niet zozeer<br />

in het benadrukken van het poëtische<br />

contra het virtuoze element, zoals<br />

Schumann beweerde, maar in het feit<br />

dat de Leipziger Paganini’s viool-etudes<br />

letterlijk voor de piano transcribeerde,<br />

terwijl <strong>Liszt</strong> veel vrijer met het uit-<br />

<strong>Liszt</strong>:Autograaf<br />

herinneringsblad met de<br />

maten 56-57 van zijn<br />

bewerking van Paganini’s<br />

Caprice in E (cat. 18).


gangsmateriaal is omgegaan. Schumann<br />

permitteerde zich weinig vrijheden ten<br />

opzichte van het origineel.Weliswaar<br />

schreef hij een smaakvolle begeleiding<br />

bij de vioolpartij en werd deze waar<br />

nodig wat anders gelegd, maar hij greep<br />

niet in de structuur in. <strong>Liszt</strong>s transcripties<br />

daarentegen zijn vrijer en in pianistisch<br />

opzicht avontuurlijker, virtuozer,<br />

fantasievoller gestalte gegeven. Soms<br />

vindt men geïmproviseerde cadensen<br />

toegevoegd en in een enkel geval worden<br />

zelfs twee Caprici samengevoegd tot<br />

één geheel.<br />

Toen <strong>Liszt</strong> zich in 1848 in Weimar<br />

neerliet en zich meer en meer op het<br />

componeren toelegde, kwam de relatie<br />

Schumann-<strong>Liszt</strong> in een nieuwe fase.<br />

Zoals bekend zal zijn, werd Schumann<br />

na de dood van Mendelssohn in 1847<br />

beschouwd als de belangrijkste onder<br />

de behoudende, classicistisch denkende<br />

romantici, terwijl <strong>Liszt</strong> gezien werd als<br />

de leider van de Neu-Deutsche Schule,de<br />

progressieve richting. Deze omstandigheid,<br />

maar daarnaast ook het feit dat<br />

Schumann als gevolg van syfilis in toenemende<br />

mate geestelijk labiel werd,<br />

leidde er toe dat hun relatie onder hoge<br />

spanning kwam te staan.<br />

In maart 1848 kwam het tot een<br />

openlijke breuk. <strong>Liszt</strong> kwam op doorreis<br />

in Dresden aan, waar de Schumanns toen<br />

woonden. Hij hernieuwde terstond het<br />

contact en verzocht, als altijd vol belangstelling,<br />

of het mogelijk was ’s avonds<br />

langs te komen om enkele door Robert<br />

nieuw gecomponeerde werken te<br />

beluisteren. In allerijl werden musici bij<br />

elkaar gehaald en om acht uur ’s avonds<br />

wachtte men gespannen op de komst<br />

van de hoge gast. Maar wie er ook<br />

kwam - <strong>Liszt</strong> niet! Het liep al tegen half<br />

tien toen deze, in gezelschap van de<br />

niet uitgenodigde Richard Wagner, zich<br />

uitputtend in excuses binnenkwam.<br />

Eindelijk kon het concert dan beginnen.<br />

Eerst klonk het Tweede Pianotrio in F,<br />

dat op dat moment nog niet in druk was<br />

verschenen. <strong>Liszt</strong>s oordeel was gunstig.<br />

Aangaande het vervolgens gespeelde<br />

Pianokwintet opus 44, een werk dat al<br />

ontstaan was in 1842 maar <strong>Liszt</strong> nog niet<br />

eerder gehoord had, merkte hij op, dat<br />

het naar zijn smaak een beetje te ‘Leipzigerisch’<br />

was, waarmee hij bedoelde ‘te<br />

conventioneel’. Schumann nam hem dit<br />

26<br />

onrechtvaardige oordeel - het Pianokwintet<br />

is een meesterwerk - terecht<br />

kwalijk.Toen <strong>Liszt</strong> later op de avond<br />

het als zijn mening te kennen gaf, dat<br />

hij Meyerbeer als componist van groter<br />

belang achtte dan de nog niet lang<br />

daarvoor overleden Felix Mendelssohn-<br />

Bartholdy, met wie Schumann een uitstekende<br />

relatie had gehad, was de maat<br />

vol. Krijtwit vatte hij <strong>Liszt</strong> bij zijn<br />

schouder en schreeuwde:“Wer sind Sie,<br />

dass Sie über einem Musiker wie<br />

Mendelssohn so reden dürfen” en verliet<br />

hoogst nerveus de kamer. Met de woorden<br />

“Zeg uw echtgenoot, dat ik zulke<br />

woorden van maar één man op de<br />

wereld zo rustig accepteer” verliet ook<br />

<strong>Liszt</strong> kort daarop op hoge benen het<br />

vertrek. In haar dagboek schreef Clara<br />

later over dit incident:“Robert hatte<br />

das zu tief verletzt, als dass er es jemals<br />

vergessen könnte; auch ich habe für<br />

ewige Zeit mit <strong>Liszt</strong> abgeschlossen.”<br />

Zo gebeurde het, dat uitgerekend op<br />

dezelfde dag waarop het eigenlijke begin<br />

van de vriendschap tussen <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong><br />

en Richard Wagner gesitueerd mag<br />

Robert Schumanns brief<br />

aan <strong>Liszt</strong>, Bad Kreischa<br />

bei Dresden, 31 mei 1849,<br />

pp. 2-3.“Wie das Stück<br />

jetzt dasteht, möchte ich es<br />

nicht in die Oeffentlichkeit<br />

bringen.Aber, lieber<br />

Freund, würde Ihnen die<br />

Composition nicht<br />

vielleicht zu leipzigerisch<br />

sein?” (cat. 66).


worden, de relatie Schumann-<strong>Liszt</strong> averij<br />

opliep. <strong>Liszt</strong> en Wagner smeedden op<br />

die dag plannen voor de toekomst,<br />

waren vast besloten hun lans te breken<br />

voor de destijds ‘moderne’ muziek.<br />

Dat <strong>Liszt</strong> op die avond - net gedineerd<br />

hebbend met zijn nieuwe wapenbroeder,<br />

een diner waarbij de wijn rijkelijk<br />

gevloeid zal hebben - zich wat ongenuanceerd<br />

over de composities van<br />

Mendelssohn heeft uitgelaten, is in dit<br />

licht gezien begrijpelijk. Dat hij zelfs<br />

Schumanns prachtige Pianokwintet in<br />

Es te ‘Leipzigerisch’ vond, is vreemd,<br />

maar zal te maken hebben met de<br />

hechte, klassieke structuur van dat werk<br />

en de vele polyfone gedeelten in met<br />

name de Finale. Hoe fraai en vakbekwaam<br />

ook gecomponeerd – het is een<br />

feit, dat deze muziek eerder naar het<br />

verleden wees dan naar de toekomst en<br />

ver afstond van hetgeen Wagner en <strong>Liszt</strong><br />

op dat moment voor ogen zweefde.<br />

Het jaar daaropvolgend liet <strong>Liszt</strong>,<br />

zinnend op een mogelijkheid om zijn<br />

niet gelukkige optreden weer goed te<br />

maken, Schumann via de componist<br />

Reinecke vragen, of de Faust-muziek<br />

waaraan hij werkte al zo ver gevorderd<br />

was, dat die tijdens het Goethe-Festival<br />

uitgevoerd kon worden. Het was namelijk<br />

in 1849 honderd jaar geleden dat de<br />

grote dichter het levenslicht aanschouwd<br />

had en in Weimar, de stad waar Goethe<br />

gewoond en gewerkt had, werd dit uitbundig<br />

gevierd. Schumann zond hem de<br />

partituur op, maar liet niet na in een<br />

begeleidende brief op het pijnlijke voorval<br />

terug te komen.“Aber, lieber Freund”,<br />

zo schreef hij,“is je de compositie misschien<br />

niet te ‘Leipzigerisch’? ...In ernst,<br />

van jou, die zovele van mijn werken<br />

kent, had ik niet gedacht dat je een zo<br />

ongenuanceerd oordeel zou vellen over<br />

een heel kunstenaarsleven. Maar genoeg<br />

nu over je uitlating, die een onrechtvaardige<br />

en beledigende was. Laten we<br />

die avond vergeten - een woord is geen<br />

pijl - en het voorwaarts streven de<br />

hoofdzaak.” Na de zaak aldus te hebben<br />

afgehandeld nodigde hij <strong>Liszt</strong> uit de<br />

première van zijn opera Genoveva bij te<br />

wonen en schreef hij nog een enkel<br />

woord over zijn muziek bij het drama<br />

Manfred van Byron, die hij mede opzond.<br />

Op deze brief van 31 mei 1849 reageerde<br />

<strong>Liszt</strong> direct. De hem toegezonden<br />

27<br />

Faust- en Manfred-muziek vond hij<br />

prachtig en beloofde deze composities<br />

in Weimar uit te voeren. Aangaande het<br />

incident, doelend op de verschillen in<br />

smaak die zich hoe langer hoe duidelijker<br />

begonnen af te tekenen, antwoordde hij:<br />

“Bij gelegenheid kunnen we over de<br />

betekenis van een werk, een componist,<br />

ja een stad, wat mij betreft nog eens<br />

vriendschappelijk discussiëren.”<br />

Beschouwen we deze beide brieven<br />

nogmaals, dan valt op dat Schumann in<br />

zijn overigens sympathiek aandoende,<br />

mannelijk-eerlijk schrijven volstrekt van<br />

zijn gelijk overtuigd is en van geen<br />

andere mening wil horen, terwijl <strong>Liszt</strong><br />

bereid is bij een goed glas wijn de hele<br />

kwestie nog eens door te praten en<br />

wellicht tot een beter wederzijds begrip<br />

te komen. Opvallend is vooral het feit,<br />

dat de steeds meer in zichzelf verzonken<br />

Schumann uitsluitend over zichzelf en<br />

zijn eigen composities praat, terwijl <strong>Liszt</strong><br />

die in een veel opener contact met de<br />

wereld om hem heen stond, nauwelijks<br />

over zichzelf en zijn eigen composities<br />

rept, maar de Faust- en Manfred-muziek<br />

van zijn collega uitbundig prijst en<br />

belooft zich voor deze werken in te<br />

zetten.<br />

<strong>Liszt</strong> hield woord. Op 27 augustus<br />

1849, tijdens het vermelde Goethe-<br />

Festival, dirigeerde hij het derde deel van<br />

Schumanns Scenen aus Goethes ‘Faust’.<br />

Maar als u, lezer, nu gedacht had, dat de<br />

componist vanuit het naburige Dresden<br />

was overgekomen om bij de uitvoering<br />

aanwezig te zijn, dan heeft u het mis.<br />

Ook van een dankbrief is niets bekend.<br />

Desalniettemin was <strong>Liszt</strong> op 25 juni<br />

1850 aanwezig bij wereldpremière van<br />

de opera Genoveva. Bij die gelegenheid<br />

zullen de vrienden van weleer elkaar de<br />

hand weer gedrukt hebben, al is daarover<br />

in de literatuur niets bekend.<br />

Zeker is, dat dit de laatste keer was, dat<br />

beide kunstenaars elkaar persoonlijk<br />

ontmoet hebben, want kort daarop<br />

verhuisde Schumann naar Düsseldorf.<br />

In juni 1852 dirigeerde <strong>Liszt</strong> de<br />

toneelmuziek bij Byrons Manfred.<br />

Op de achtste van die maand had hij<br />

Schumann uitgenodigd aanwezig te zijn<br />

bij de repetities en de première van dat<br />

opus. Maar wederom schitterde de<br />

componist door afwezigheid toen zijn<br />

geesteskind zijn weg over deze aarde


<strong>Liszt</strong>, foto Ghémar<br />

Frères, Bruxelles, 1854<br />

(cat 57).<br />

begon. Desalniettemin nam <strong>Liszt</strong> daags<br />

na de uitvoering de pen ter hand en<br />

schreef in zijn laatste tot Schumann<br />

gerichte brief vriendelijke, positieve<br />

woorden over de uitvoering, die in<br />

werkelijkheid niet bijster succesvol kon<br />

worden genoemd:“De totaalindruk was,<br />

zoals ik wel verwacht had, een absoluut<br />

edele, diepe en verhevene.” Hij betreurde<br />

het, dat Schumann niet aanwezig had<br />

kunnen zijn, maar verzocht hem dan<br />

toch tenminste de hoofdrolspeler Pötsch<br />

en de regisseur Genast persoonlijk te<br />

danken voor hun toewijding.Tenslotte<br />

verzocht hij de componist, of hij de<br />

handgeschreven, nog niet gedrukte partituur<br />

als aandenken mocht behouden.<br />

Hoe groot moet zijn teleurstelling zijn<br />

geweest, toen hij enkele weken later een<br />

28<br />

kort, zakelijk briefje van Clara ontving<br />

waarin deze hem verzocht de partituur<br />

zo spoedig mogelijk terug te zenden, daar<br />

ze die werkelijk niet missen konden...<br />

<strong>Liszt</strong> liet zich door dit alles niet uit<br />

het veld slaan. Zijn misschien wel beste<br />

pianowerk, de Sonate in b, droeg hij in<br />

1853 aan Schumann op.Twee jaar later<br />

gaf hij in Weimar een serie uitvoeringen<br />

van de opera Genoveva, waarvan de<br />

première destijds was uitgefloten, mede<br />

omdat Schumann, die als dirigent weinig<br />

talent had, deze zelf geleid had. En alsof<br />

dat alles nog niet voldoende was organiseerde<br />

hij in hetzelfde jaar 1855 een<br />

Schumann-concert, waarop Clara in de<br />

gelegenheid werd gesteld het pianoconcert<br />

van haar echtgenoot uit te voeren,<br />

wat ze ook inderdaad gedaan heeft.<br />

Ondanks al deze blijken van collegialiteit<br />

en genegenheid bleven de Schumanns<br />

ijzig. Zelfs een serie artikels over Robert<br />

en Clara Schumann, gepubliceerd in het<br />

Neue Zeitschrift für Musik en later opgenomen<br />

in het Vierde Deel van <strong>Liszt</strong>’s<br />

Gesammelte Schriften, vermocht hierin<br />

geen verandering te brengen.<br />

In 1856 stierf Robert Schumann<br />

onder beklagenswaardige omstandigheden.<br />

In 1854 had hij zich op een<br />

moment van geestelijke verwarring in<br />

de Rijn gestort. Nadien werd hij verzorgd<br />

in een destijds moderne kliniek<br />

voor geestelijk gestoorden in het dorpje<br />

Endenich ten zuiden van Bonn. Men<br />

moet zich afvragen in hoeverre hij in<br />

de laatste jaren van zijn leven nog verantwoordelijk<br />

mag worden gesteld voor<br />

zijn woorden en daden. Misschien doen<br />

we er wat hem betreft goed aan zijn<br />

relatie met <strong>Liszt</strong> te besluiten met de<br />

roerende woorden die hij schreef aan<br />

het slot van zijn laatste brief, geschreven<br />

aan het eind van december 1851:“Und<br />

nun meine freundliche Grüsse noch am<br />

Schluss des Jahres, und dass Sie mir fort<br />

und fort gewogen bleiben mögen.”<br />

De rol van Clara is minder fraai.Toen<br />

<strong>Liszt</strong> haar voorstelde in 1856 in Weimar<br />

een Mozart-concert uit te voeren, sloeg<br />

ze dit aanbod af. Bepaald schandalig is<br />

het feit, dat ze één jaar na de dood van<br />

Schumann, toen een heruitgave van de<br />

grote Phantasie in C-groot werd voorbereid,<br />

de opdracht aan <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> liet<br />

verwijderen en in plaats daarvan haar<br />

eigen naam liet afdrukken! Ook latere


uitlatingen aan het adres van de grote<br />

pianist en zijn leerlingen getuigen van<br />

een diepgewortelde haat jegens de man,<br />

die zich als geen ander voor het werk<br />

van haar echtgenoot had ingezet.“Vor<br />

<strong>Liszt</strong> wurde Klavier gespielt, nach <strong>Liszt</strong><br />

gehauen und gesäuselt”, moet ze eens<br />

gezegd hebben.<br />

En <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>? Na Schumanns dood<br />

leefde hij nog dertig jaar. In 1861 zagen<br />

de transcripties van twee Schumannliederen<br />

het licht, An den Sonnenschein<br />

en Rotes Röslein. Elf jaar later kwam er<br />

zelfs een heel boek met klaviertranscripties<br />

van zeven liederen van Robert<br />

Schumann en drie van Clara uit, genomen<br />

uit verschillende liedbundels. In<br />

hetzelfde jaar 1872 verscheen ook het<br />

prachtige Frühlingsnacht, de bewerking<br />

van het laatste lied uit Schumanns<br />

Liederkreis, opus 39, en zonder twijfel –<br />

naast het bekende Widmung - de meest<br />

geslaagde.<br />

Ook in zijn laatste levensfase bleef<br />

<strong>Liszt</strong> als leraar van ontelbare pianisten<br />

Schumanns muziek propageren.<br />

Gedurende zijn masterclasses klonken<br />

dikwijls het Carnaval, de Phantasie en<br />

andere werken, die hij deels persoonlijk<br />

de componist had voorgespeeld. Op<br />

deze wijze bleef hij zich tot zijn laatste<br />

dag inzetten voor de verspreiding van<br />

het oeuvre van de man doe hij als componist<br />

onbaatzuchtig bewonderde, alle<br />

verschillen in karakter en smaak ten<br />

spijt. 1<br />

Noot:<br />

1 Dit artikel is een omwerking van de gelijknamige<br />

studie over de relatie Schumann-<strong>Liszt</strong>, die reeds in<br />

1993 in het jaartijdschrift van de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong><br />

het licht zag.<br />

29


<strong>Liszt</strong> en Schumann<br />

Tableauversie van een expositie van het <strong>Liszt</strong> Ferenc Memorial Museum, Boedapest<br />

Catalogus en beschrijving<br />

Dankzij dr. Mária Eckhardt, conservator van het <strong>Liszt</strong> Ferenc<br />

Memorial Museum te Boedapest, heeft de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong> de<br />

beschikking gekregen over een gefotografeerde tableauversie van de<br />

tentoonstelling ‘<strong>Liszt</strong> en Schumann’ die tot 14 maart 2007 in het<br />

Boedapester <strong>Liszt</strong> Museum te zien is. De tableau-expositie is gedurende<br />

het <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Festival en daarna tot 22 december 2006 te bezichtigen<br />

in het Fontys Conservatorium te Tilburg.<br />

De tentoonstelling is gerealiseerd in samenwerking met de stichting<br />

Internationaal <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Pianoconcours.<br />

(A) <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>. Lithografie van Joseph<br />

Kriehuber, 1846 (Budapest, LFM).<br />

(B) Robert Schumann. Lithografie van<br />

Joseph Kriehuber, 1838 (Zwickau, RHS).<br />

I.<br />

(1) Zwickau, markt met het geboortehuis<br />

van Robert Schumann. Gekleurde<br />

staalgravure van A. Krausse, ca. 1860<br />

(Zwickau, RSH).<br />

(2) Clara Wieck (1819-1896).<br />

Lithografie van Lemercier naar een<br />

schilderij van Eduard Fechner, Parijs<br />

1832. (Zwickau, RSH).<br />

30<br />

(3) Clara’s vader, Friedrich Wieck<br />

(1785-1873). Hij was pianoleraar van<br />

zijn dochter en Robert Schumann.<br />

Anoniem olieverfschilderij, ca. 1830.<br />

(Zwickau, RSH).<br />

(4) Robert Schumann (1810-1856).<br />

Fotobriefkaart naar een schilderij met<br />

een paar maten uit de Arabeske in C<br />

(opus 18), Rotaryfoto. (Budapest, LFM).<br />

(5) Frédéric Chopin (1810-1849).<br />

Staalgravure van de muziekuitgeverij<br />

Schuberth & co. naar een portret van<br />

Vigneron uit 1833. (Budapest, LFM). -<br />

Clara Wieck, die in Parijs concerten gaf,<br />

leerde <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> op 25 februari 1832<br />

kennen tijdens een concert van Chopin<br />

bij Kalkbrenner. Chopin werd door<br />

<strong>Liszt</strong> evenals door Schumann en beide<br />

Wiecks bijzonder gewaardeerd.<br />

(6) Robert Schumann: Abegg-variaties,<br />

opus 1.Titelblad van de titeluitgave uit<br />

1842 van de eerste druk uit 1831.<br />

(Budapest, LFB). - Hoewel <strong>Liszt</strong> volgens<br />

zijn eigen herinneringen pas in 1837<br />

aan het Como-meer met composities<br />

van Schumann in aanraking was gekomen,<br />

beweert J.P. Pixis in een brief van<br />

februari 1834 dat hij voor <strong>Liszt</strong> variaties<br />

van Schumann had meegenomen. <strong>Liszt</strong><br />

heeft ze van begin tot einde foutloos<br />

vanaf het blad gespeeld, vurig en met<br />

een perfecte uitdrukking:“Schumann<br />

zou buiten zichzelf raken, mocht hij deze


uitvoering van zijn werk kunnen horen!”<br />

Er wordt nog betwist of het om opus 1<br />

ging of om opus 5, de ‘Impromptus’ über<br />

eine Romanze von Clara Wieck, dat eveneens<br />

een variatiewerk is.<br />

(7) F. <strong>Liszt</strong>: Episode de la vie d’un artiste.<br />

Pianopartituur van de Symphonie<br />

Fantastique van Hector Berlioz (Wenen,<br />

Witzendorf) uit de nalatenschap van<br />

<strong>Liszt</strong>. (Budapest, LFM). - De pianopartituur<br />

van de Symphonie Fantastique van<br />

<strong>Liszt</strong> stamt uit het jaar 1833 en werd in<br />

1834 voor het eerst uitgegeven (Parijs,<br />

M. Schlesinger). Naar aanleiding van<br />

deze pianopartituur schreef Schumann<br />

een kritiek over het werk waarvan de<br />

originele partituur voor het eerst in<br />

1844 werd gepubliceerd. In zijn artikel<br />

(Neue Zeitschrift für Musik 1835, in zes<br />

delen) prijst Schumann de transcriptie:<br />

“<strong>Liszt</strong> heeft het met zo veel vlijt,<br />

enthousiasme en genialiteit uitgewerkt,<br />

dat het als een origineel werk, een<br />

resumé van zijn diepgaande studies, als<br />

praktische pianoschool in het partituurspel<br />

te beschouwen is”.<br />

(8) Carl Czerny (1791-1857).<br />

Staalgravure van Carl Mayer, ca. 1840.<br />

(Budapest, LFM).<br />

(9) <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> (1811-1886). Lithografie<br />

van Ramelet van Dantans spotbeeld, uit<br />

het tijdschrift Charivari, 11 juli 1836.<br />

(Budapest, LFM). - Volgens beschrijvingen<br />

uit de jaren 1836-1840 stond in de<br />

werkkamer van Schumann “een schrijfmeubel<br />

met een groot aantal vreselijke<br />

karikaturen van de meest beroemde<br />

toonkunstenaars”, o.m. Dantans karikatuurbeeldjes<br />

van Thalberg en <strong>Liszt</strong>.<br />

(10) Aforisme van R. Schumann uit<br />

1833 over composities van <strong>Liszt</strong>.<br />

Schumann: Gesammelte Schriften, band I<br />

(Leipzig: 1854, herdruk Wiesbaden:<br />

1985), blz. 48-49. - In de aantekeningen<br />

van Schumann wordt <strong>Liszt</strong> al in de<br />

tweede helft van de jaren ’20 van de<br />

19de eeuw meerdere malen genoemd.<br />

Als muziekcriticus verwijst Schumann<br />

voor het eerst in 1833 naar de composities<br />

van <strong>Liszt</strong>. Als gevolg van zijn toenmalige<br />

esthetiek handelt het bij de<br />

composities van <strong>Liszt</strong> om fantasieën met<br />

formele problemen.<br />

II.<br />

(11) F. <strong>Liszt</strong>: Gesammelte Schriften, band 2.<br />

Geopend: Inhoudsopgave met <strong>Liszt</strong>s<br />

artikel over de pianowerken van<br />

Schumann (Budapest, LFM). Op 12<br />

november 1837 publiceerde <strong>Liszt</strong> in de<br />

Revue et Gazette Musicale de Paris een<br />

belangrijke studie over Schumanns<br />

pianowerken die voor Schumann en<br />

zijn internationale roem van grote betekenis<br />

was. In 1881 werd het artikel ook<br />

in de tweede band van <strong>Liszt</strong>s verzamelde<br />

werken opgenomen. Het tentoongestelde<br />

exemplaar stamt uit de nalatenschap van<br />

<strong>Liszt</strong>.<br />

(12) Wenen, uitzicht op de binnenplaats<br />

van het keizerlijk paleis. Gekleurde<br />

lithografie naar een schilderij van<br />

Sebastian Mansfeld. (Budapest, UNM).<br />

- In april 1838 begon in Wenen de bijzonder<br />

succesvolle reeks internationale<br />

concerttournees van <strong>Liszt</strong>.<br />

(13) Clara Wieck. Potloodtekening van<br />

Johann Heinrich Schramm, 1837<br />

(Zwickau, RSH). Clara die met haar<br />

vader al sinds november 1837 in Wenen<br />

verbleef, heeft haar verblijf vanwege<br />

<strong>Liszt</strong> verlengd. <strong>Liszt</strong> schreef aan Marie<br />

d’Agoult op 13 april 1838:“Een enkel<br />

woord over Clara W.[…] Wij wonen<br />

beiden in hotel ‘Zur Stadt Frankfurt’, en<br />

na het diner pingelen wij een beetje, zo<br />

goed als wij kunnen. […] Zij was<br />

geheel overdonderd toen zij mij hoorde<br />

spelen. Haar composities zijn werkelijk<br />

zeer opmerkelijk, vooral voor een vrouw.<br />

31<br />

[…] Zij heeft hier ‘Frequenti palpiti’<br />

met ongelofelijk succes gespeeld…”<br />

(14) <strong>Liszt</strong>: Divertissement sur la cavatine de<br />

Pacini ‘I tuoi frequenti palpiti’, eerste druk<br />

(Leipzig: 1837, Hofmeister).<br />

(15) Clara Wieck: Premier Concert,<br />

oeuvre 7. (Budapest, LFB).<br />

(16) Niccolò Paganini (1782-1840)<br />

“getekend uit de herinnering”. Lithografie<br />

van Sachse & cie., naar de tekening<br />

van Begas (Budapest, UAW-MI).<br />

(17) Schumann: Studien für das Pianoforte<br />

nach Capricen von Paganini, opus 3, eerste<br />

druk (Leipzig: 1832, Hofmeister)<br />

(Budapest, UNBSz).<br />

(18) <strong>Liszt</strong>: Herrinneringsblad met de<br />

maten 56-57 van de pianobewerking


van de Caprice van Paganini in e<br />

(Études d’exécution transcendante d’après<br />

Paganini, No. 4, 2 de versie). Autograaf<br />

(Budapest, UNBSz). De serie Études<br />

d’exécution transcendante d’après Paganini<br />

(‘Bravourestudies naar Paganini’s caprices’)<br />

heeft <strong>Liszt</strong> in 1838 gecomponeerd en in<br />

1840 (Schonenberger, Parijs) respectievelijk<br />

in 1841 (Haslinger,Wenen) gepubliceerd<br />

met een opdracht aan “Clara<br />

Schumann, geboren Wieck”. Al in 1838<br />

heeft hij de muziekuitgeverij Pacini in<br />

Parijs aanbevolen om aan de eerste<br />

etude ook het overeenkomstige stuk uit<br />

opus 3 van Schumann toe te voegen<br />

omdat het lichter en meer getrouw aan<br />

het origineel is dan zijn eigen ‘parafrase’.<br />

(19) <strong>Liszt</strong>: Grandes Etudes de Paganini.<br />

Eerste druk (Leipzig: 1851, Breitkopf &<br />

Härtel) (Budapest, LFB). Ook in deze<br />

gewijzigde, definitieve versie van de<br />

etudes van Paganini heeft <strong>Liszt</strong> de dedicatie<br />

aan Clara Schumann behouden.<br />

(20) Schumanns recensie van de pianoetudes<br />

van <strong>Liszt</strong> in zijn artikel ‘Etüden<br />

für das Pianoforte’ (oorspronkelijk in<br />

NZfM 1839), in: Gesammelte Schriften,<br />

band 3 (Leipzig: 1854, herdruk:Wiesbaden:<br />

1985) (Budapest, LFB). Getoond:<br />

blz. 164-165 met vergelijkende notenvoorbeelden<br />

van beide versies van de<br />

etudes. - Jeugdwerk van <strong>Liszt</strong>. De twaalf<br />

etudes uit 1826 die in 1827 onder de<br />

titel Etude pour le Pianoforte en quarantehuit<br />

Exercices dans tous les tons majeurs et<br />

mineurs werden gepubliceerd, heeft<br />

Schumann waarschijnlijk al rond 1829<br />

leren kennen.Toen de in 1838 sterk<br />

gewijzigde nieuwe versie van de etudes<br />

in 1839 werd gepubliceerd (als ‘24<br />

Grandes Etudes’, het bleef echter bij<br />

slechts 12 etudes), publiceerde een andere<br />

uitgeverij de jeugdserie ook opnieuw.<br />

In september 1839 speelde Schumann<br />

ook de nieuwe versie in zijn geheel. In<br />

zijn vergelijkende studie (naast enkele<br />

positieve opmerkingen) is hij zeer<br />

kritisch met betrekking tot de nieuwe<br />

versie:“Het zijn echte stormachtige en<br />

verschrikkelijke etudes, etudes voor<br />

maximaal tien of twaalf op deze wereld”.<br />

(21) <strong>Liszt</strong>: Autograaf van de Etude in C,<br />

nr. 1 van Vingt-quatre grandes études<br />

(Budapest, UNBSz).<br />

(22) <strong>Liszt</strong>: 24 Grandes Études pour le Piano,<br />

2. Livraison (Wenen: 1839, Haslinger)<br />

(Budapest, UNBSz). Begin van de etude<br />

nr. 9, die in de derde definitieve versie<br />

van de etudes (Etudes d’exécution transcendante)<br />

de titel ‘Ricordanza’ kreeg<br />

(hier eigenhandig later genoteerd). -<br />

Clara Wieck schreef aan Schumann op<br />

18 maart 1840:“Heb jij al over zijn<br />

[<strong>Liszt</strong>] etudes van hem gehoord? Ik studeer<br />

nu de 9de en vind het mooi,<br />

geweldig, maar toch veel en veel te<br />

moeilijk.”<br />

III.<br />

(23) Schumann: Carnaval, opus 9.<br />

(Leipzig: 1837, Breikopf & Härtel).<br />

32


Eerste uitgave (Budapest, LFB). <strong>Liszt</strong><br />

aan Schumann, begin mei 1838:“Het<br />

Carnaval en de Fantasiestukken vond ik<br />

bijzonder interessant, ik speel hen echt<br />

met genot, en god weet dat er niet veel<br />

dingen zijn waarvan ik dit zou zeggen.<br />

Om het open en eerlijk te zeggen:<br />

enkel en alleen de composities van<br />

Chopin evenals de uwen zijn van zo’n<br />

belang voor mij.”<br />

(24) Stephen Heller (1813-1888). Pastel<br />

van Isidore Magnes, 1859. De in Pest<br />

geborene en in Parijs wonende pianist<br />

en componist schreef half mei 1840 aan<br />

Schumann dat <strong>Liszt</strong> voor hem het<br />

Carnaval en de sonates van Schumann<br />

had gespeeld.<br />

(25) Portret van <strong>Liszt</strong>, lithografie van<br />

een onbekende meester, omstreeks 1845.<br />

(Budapest, LFM).<br />

(26) Concertzaal van het Gewandhaus<br />

in Leipzig, reproductie naar een aquarel<br />

van G.Teuerkauf. (reproductie naar<br />

Weilguny-Handrick: <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>,<br />

Leipzig, 1980). <strong>Liszt</strong> speelde hier op<br />

17 maart 1840 voor het eerst.<br />

(27) Concertprogramma van <strong>Liszt</strong>, 17<br />

maart 1840, in het Gewandhaus in<br />

Leipzig (Zwickau, RSH).Vanwege de<br />

ongelukkige voorbereiding, intriges en<br />

een ongunstige programmakeuze van<br />

het concert waren de reacties van het<br />

publiek verdeeld. Zelfs Schumann had<br />

bezwaren tegen de voordracht van de<br />

pianotranscripties van Beethovens symfonie<br />

in een zaal waar het origineel zo<br />

bekend was.<br />

33<br />

(28) <strong>Liszt</strong>: 6. Symphonie de Beethoven.<br />

Partition de Piano (Leipzig: 1840)<br />

(Budapest, LFB).<br />

(29) Hermann Härtel (1803-1875).<br />

Staalgravure van A.Weger (Budapest,<br />

UNM). Zie gravure links.<br />

De door Raimund en Hermann Härtel<br />

geleide uitgeverij Breitkopf & Härtel in<br />

Leipzig onderhield met Schumann<br />

evenals met <strong>Liszt</strong> zakelijke en vriendschappelijke<br />

betrekkingen. Op 22 maart<br />

1840 vond er een matinee met <strong>Liszt</strong> bij<br />

Raimund Härtel plaats. In zijn brief aan<br />

Clara had hij kritiek op het aristocratische<br />

gedrag van <strong>Liszt</strong>, zijn spel prijsde<br />

hij daartegen zonder enig voorbehoud.<br />

(30) <strong>Liszt</strong> achter de vleugel. Pasteltekening<br />

van Seckert, 1842 (Budapest,<br />

LFM).


IV.<br />

(31) Brief van <strong>Liszt</strong> aan zijn Hongaarse<br />

vriend graaf Leó Festetics, Leipzig, 21<br />

maart 1841 (Budapest, USO). <strong>Liszt</strong> is<br />

ziek, verroert zich sinds drie dagen niet,<br />

want de vele concerten in Wenen, Praag,<br />

Leipzig en Dresden hebben hem uitgeput.<br />

Hij verlangt naar post uit Hongarije<br />

waar hij het niet met het publiek te<br />

maken heeft, maar met de eigen, sympathiserende<br />

natie. - Na het eerst vijandelijk<br />

ontvangen concert in Leipzig<br />

heeft <strong>Liszt</strong> zijn eerstvolgende optreden<br />

afgezegd. Schumann, Mendelssohn,<br />

Hiller, David bezochten hem tijdens<br />

zijn ziekte en hij speelde voor hen (o.a.<br />

uit werken van Schumann). Op 23 maart<br />

organiseerde Mendelssohn een privéconcert<br />

voor <strong>Liszt</strong> in het Gewandhaus.<br />

34<br />

(32) <strong>Liszt</strong>: Gedenkplaat van biskuit<br />

porcelein naar een portrait van Kriehuber<br />

uit 1839 (Budapest, LFM).<br />

(33) Felix Mendelssohn Bartholdy, staalgravure<br />

van H. Payne (Budapest, UNM).<br />

(34) Programma van <strong>Liszt</strong>s benefietconcert<br />

in het Gewandhaus in Leipzig<br />

d.d. 30 maart 1840 (Zwickau, RSH).


(35) Aankondiging van het benefietconcert<br />

van <strong>Liszt</strong> op 1 april 1840 in<br />

Dresden en <strong>Liszt</strong>s ‘verklaring’ over de<br />

ongegronde verwijten die naar aanleiding<br />

van zijn concerten in Leipzig in de<br />

pers zijn verschenen. Leipziger Allgemeine<br />

Zeitung Nr. 89 van 27 maart 1840<br />

(reproductie naar Ernst Burger: <strong>Franz</strong><br />

<strong>Liszt</strong>, München 1986).<br />

(36) Hermann Cohen (‘Puzzi’), leerling<br />

van <strong>Liszt</strong> (1820-1871). Fotoreproductie<br />

naar een anonieme plaquette omstreeks<br />

1836 (Budapest, LFM). - De vijandigheden<br />

in de pers stammen deels van<br />

Friedrich Wieck die wrok koesterde<br />

tegen <strong>Liszt</strong> als rivaal van zijn dochter en<br />

vriend van Schumann oftewel aanhanger<br />

van het huwelijk tussen Robert en<br />

Clara. De leerling Hermann Cohen die<br />

als zondebok diende, heeft uiteindelijk<br />

een proces tegen Wieck gewonnen.<br />

V.<br />

(37) <strong>Liszt</strong>: Albumblatt (Feuille d’Album)<br />

[Nr. 1]. Het kleine stuk in E dat <strong>Liszt</strong> in<br />

1838 aan Clara Wieck had geschonken,<br />

werd door Robert Schumann in 1841<br />

als bijlage bij de Neue Zeitschrift für Musik<br />

gepubliceerd. Reproductie van het titelblad<br />

en de noten uit het bezit van dr.<br />

Wolfgang Seibold (Waldbronn).<br />

(38) <strong>Liszt</strong>: Albumblatt (Feuille d’Album)<br />

Nr. 1, autograaf notitie, gedateerd<br />

“Vienne 25 Février 1840” (Budapest,<br />

UNBSz).Voor wie en naar aanleiding<br />

waarvan <strong>Liszt</strong> de eerste elf maten van<br />

het stuk in Wenen opnieuw heeft opgeschreven,<br />

is niet bekend.<br />

(39) Het Bach-monument in Leipzig.<br />

Lithografie van een onbekende meester<br />

(Budapest, UNM). In december 1841<br />

gaf <strong>Liszt</strong> weer concerten in Leipzig,<br />

deze keer succesvol. Behalve in twee<br />

eigen concerten trad hij ook tijdens het<br />

concert van Clara Schumann op 6<br />

december op: zij speelden het Hexaméron<br />

in de versie voor twee piano’s.<br />

(40) <strong>Liszt</strong>s concertprogramma op 13<br />

december 1841 in het Gewandhaus in<br />

Leipzig. Als laatste stuk spelen zij met<br />

Clara Schumann weer de Hexaméron<br />

voor twee piano’s (Zwickau, RSH).<br />

(41) <strong>Liszt</strong>: Quatre fantaisies,Nr.4.Don<br />

Juan. Eerste druk (Berlijn: 1843,<br />

Schlesinger) (Budapest, LFB). Al tijdens<br />

Clara’s concert op 6 december oogste<br />

de gezamenlijke uitvoering van de<br />

Hexaméron het grootste applaus, meer<br />

dan haar spel en Schumanns symfonische<br />

werken:“Het publiek had misschien<br />

nog meer aandacht voor alles gehad als<br />

de aandacht niet grotendeels op <strong>Liszt</strong><br />

was gevestigd.” Het hoogtepunt van het<br />

concert op 13 december was echter<br />

volgens de critici de Don-Juan-fantasie<br />

van <strong>Liszt</strong> waarover ook Clara ondanks<br />

haar toenemende afkeer tegen <strong>Liszt</strong> zeer<br />

lovend schreef:“<strong>Liszt</strong> kan spelen zoals<br />

hij wil, geestig is hij altijd, ook als is hij<br />

35<br />

soms smaakloos wat men toch in het<br />

bijzonder aan zijn composities kan verwijten;<br />

ik kan ze niet anders als huiveringwekkend<br />

noemen. […] Als speler<br />

heeft hij me echter tijdens zijn concert<br />

op de 13 de in de grootste verwondering<br />

verzet, en vooral in de Don-Juan-fantasie<br />

die hij fascinerend speelde…”<br />

(42) Berlijn in vogelvlucht. Gekleurde<br />

reproductie naar een schilderij van K.<br />

Loeillet (1846), Uitgeverij Decker<br />

(Budapest, LFM). - Einde 1841 reisde<br />

<strong>Liszt</strong> van Leipzig naar Berlijn waar hij<br />

met zijn reeks concerten in het jaar<br />

1842 het hoogtepunt van zijn carrière<br />

als virtuoos bereikte.<br />

(43) ‘Réminiscence de <strong>Liszt</strong>. 1842’<br />

Karikatuur uit de reeks gepubliceerd in<br />

Berliner Witze 1842, nummer 9-11, die<br />

de spot drijft met <strong>Liszt</strong>s uitzonderlijke<br />

successen en de Berlijnse ‘<strong>Liszt</strong>omania’<br />

(Budapest, LFM).<br />

(44) Haarlok van de jonge <strong>Liszt</strong> in een<br />

vergulde lijst (Budapest, LFM). - Clara<br />

en Robert Schumann keken de mateloze<br />

dweperij rondom <strong>Liszt</strong> met weerzin aan;<br />

toch schreef Robert een welwillende<br />

recensie over de recentelijk gepubliceerde<br />

Paganini-etudes van <strong>Liszt</strong>, over de huldiging<br />

van de grootste vioolvirtuoos door<br />

de grootste pianovirtuoos. In zijn eigen<br />

Paganini-etudes benadrukt Schumann het<br />

poëtische element en bij <strong>Liszt</strong> meer het<br />

virtuoze.<br />

VI.<br />

(45) Clara Wieck in de zomer van<br />

1840, kort voor haar huwelijksvoltrekking<br />

met Robert Schumann (d.d. 12<br />

september 1840). Geaquarelleerde tekening<br />

van Johann Heinrich Schramm<br />

(Zwickau, RSH).<br />

(46) Portret van <strong>Liszt</strong>. Kopie van een<br />

lithografie van Lowes Dickinson naar de<br />

tekening van John Hayter (rond 1840),<br />

met toevoegingen door een onbekende<br />

tekenaar uit de nalatenschap van<br />

Lennart Rabes (Budapest, LFM).<br />

(47) De oude stad van Königsberg,<br />

gekleurde gipsen plaquette (Budapest,<br />

LFM). De universiteit van Königsberg


heeft <strong>Liszt</strong> de eretitel ‘Doctor honoris<br />

causa’ toebedeeld, onderweg naar zijn<br />

eerste Russische concertbezoek in het<br />

voorjaar van 1842. De familie Schumann<br />

kwam in januari 1844 hiernaartoe.<br />

(48) Brief van Robert Schumann aan<br />

<strong>Liszt</strong>, Leipzig, 29 oktober 1840 (Weimar,<br />

KSW-GSA). Hij verwijst naar zijn geluk<br />

vanwege de eindelijk plaatsgevonden<br />

huwelijksvoltrekking met Clara en vraagt<br />

<strong>Liszt</strong> zijn reisplannen aan te geven.“Wij<br />

zijn nog voornemens om naar Petersburg<br />

te reizen […] Kunnen wij eventueel<br />

de reis samen maken? (De eigenlijke<br />

grond voor Schumanns vraag is dat<br />

Clara niet tegelijkertijd met <strong>Liszt</strong> in<br />

Rusland wil optreden.) Hij vraagt <strong>Liszt</strong><br />

om zijn liederen aan de uitgever Cranz<br />

aan te bevelen.<br />

(49) Sint Petersburg, concert in de<br />

adelzaal, reproductie van een gravure uit<br />

dezelfde tijd (Budapest, LFM). In deze<br />

zaal vonden in 1842 en 1843 concerten<br />

van <strong>Liszt</strong> plaats; Clara Schumann speelde<br />

hier in het jaar 1844.<br />

(50) <strong>Liszt</strong>: Ljubila ja! Autrefois! Romance<br />

du Comte Michael Wielhorsky.Tweede<br />

versie (Berlijn: 1843, Fürstner) (Budapest,<br />

LFB). De vriendschap die <strong>Liszt</strong> in Italië<br />

met de Russische componist graaf<br />

Michael Wielhorsky (1788-1856) had<br />

gesloten, heeft zich gedurende de twee<br />

Russische concertreizen verder verdiept.<br />

Toen de familie Schumann naar aanleiding<br />

van hun geplande Russische reis<br />

<strong>Liszt</strong> om adviezen en aanbevelingsbrieven<br />

vroeg, noemde <strong>Liszt</strong> graaf<br />

Wielhorsky als hun mogelijke ‘directeur<br />

spirituel’.<br />

VII.<br />

(51) <strong>Liszt</strong>. Bronzen medaille van Lajos<br />

Berán voor het eeuwfeest van het<br />

Nationaal Conservatorium (1940)<br />

(Budapest LFM).<br />

(52) Clara & Robert Schumann.<br />

Bronzen medaille van F. Kaunitzky,<br />

19de eeuw (UAW-MI).<br />

(53) Schumann: Fantasie für das Pianoforte,<br />

opus 17. Eerste druk, opgedragen<br />

aan <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> (Leipzig: 1839, Breitkopf<br />

& Härtel) (Budapest, LFB). - Schumann<br />

schreef op 17 december 1836 aan de<br />

muziekuitgever Kistner:“Florestan en<br />

Eusebius willen graag iets doen voor het<br />

monument van Beethoven en hebben<br />

voor dat doeleinde iets onder de volgende<br />

titel geschreven: Ruïnes,Trofeeën,<br />

Palmen. Grote sonate voor pianoforte<br />

voor Beethovens monument.” Het in<br />

september 1836 begonnen werk werd<br />

toch nog niet gepubliceerd. In een brief<br />

van maart 1838 aan Clara Wieck spreekt<br />

Schumann niet langer van een sonate,<br />

36<br />

maar van een fantasie in drie delen.“Het<br />

eerste deel daarvan is het meest gepassioneerde<br />

dat ik ooit heb gemaakt - een<br />

diep weeklagen om jou - de anderen<br />

zijn zwakker, hoeven zich toch nauwelijks<br />

te schamen.” De titel zou in die tijd<br />

‘Fantasieën’ zijn geweest, en de delen<br />

‘Ruïnes, overwinnersboog en sterrenbeeld’.<br />

Op 26 januari 1839 schrijft<br />

Schumann al aan Clara over de spoedige<br />

publicatie van het werk en hij vertelt<br />

haar tevens dat de fantasie aan <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong><br />

wordt opgedragen. <strong>Liszt</strong>s antwoord<br />

(Rome, 1 maart 1839):“Mijn vrienden<br />

(en vooral Haslinger) hebben tegen u<br />

misschien gezegd: Chopin en Schumann<br />

zijn degenen van mijn collega’s voor wie<br />

ik altijd de eerlijkste hoogachting, de<br />

diepste sympathie heb gekoesterd. U,<br />

lieve vriend, zult gemakkelijk begrijpen<br />

hoe gevleid ik ben door uw vriendschappelijke<br />

houding tegenover mij en<br />

hoe dankbaar ik er voor ben, en wat<br />

voor vreugde het voor mij zal zijn om<br />

het stuk te ontvangen dat u aan mij heeft<br />

opgedragen!” De fantasie verscheen in<br />

april 1839 bij Breitkopf & Härtel, met<br />

Schlegels motto, echter zonder de eerder<br />

geplande titels van de afzonderlijke<br />

delen. Een verwijzing naar Beethoven<br />

en aan de biografische relatie met Clara<br />

is het muzikale citaat uit de liederencyclus<br />

van Beethoven An die ferne Geliebte.<br />

(54) Robert Schumann: Phantasie in C,<br />

opus 17. Gravureontwerp, afschrift van<br />

Carl Brückner, gecorrigeerd en aangevuld<br />

door Schumann (Budapest,<br />

UNBSz). De correcties en de doorgestreepte<br />

titels verwijzen naar de ingewikkelde<br />

ontstaansgeschiedenis.<br />

(55) <strong>Liszt</strong>: Pianosonate in b. Facsimile<br />

naar het autograaf dat zich in het bezit<br />

van Mr. Robert Owen Lehmann bevindt<br />

(München: 1973, G. Henle Verlag).<br />

(Budapest, LFB).<br />

(56) <strong>Liszt</strong>: Aan Robert Schumann.<br />

Sonate voor pianoforte. Eerste druk<br />

(Leipzig: 1854, Breitkopf & Härtel).<br />

Exemplaar met de eigenhandige handtekening<br />

van <strong>Liszt</strong> uit de muziekcollectie<br />

van het toenmalige Nationaal Conservatorium<br />

(Budapest, LFB). <strong>Liszt</strong> stuurde<br />

de sonate op 21 mei 1854 aan Clara<br />

Schumann met de volgende regels


(Robert Schumann was op dat moment<br />

al opgenomen in de verpleeginrichting<br />

te Endenich):“Al lang ligt me na aan<br />

het hart om mijn echte en getrouwe<br />

verering voor Robert Schumann uit te<br />

spreken door een werk aan hem op te<br />

dragen. Ook al gebeurt dit nu pas, in<br />

zulke sombere en pijnlijke dagen voor<br />

u, hoop ik toch dat u mijn vriendschappelijke<br />

intentie vriendschappelijk aanneemt.”<br />

Aantekening op 25 mei 1854 in<br />

Clara’s dagboek:“<strong>Liszt</strong> stuurde vandaag<br />

een aan Robert opgedragen sonate en<br />

een paar andere stukken met een vriendelijk<br />

schrijven aan mij. De stukken zijn<br />

echter huiveringwekkend. Brahms<br />

speelde hen voor mij, en ik werd helemaal<br />

misselijk. […] Dat is alleen loos<br />

alarm - geen gezonde gedachte meer,<br />

alles verward, een duidelijke opvolging<br />

van harmonieën is daar niet meer te<br />

ontdekken! En ik moet nu ook nog<br />

danken - het is werkelijk verschrikkelijk.”<br />

(57) <strong>Liszt</strong>. Foto van Ghémar Frères,<br />

Brussel, 1854 (Budapest, UNBSz).<br />

VIII.<br />

(58) Clara Schumann, portret naar de<br />

lithografie van Adres Stout (1838), reproductie<br />

in Die Musik III.2 (Budapest,<br />

UAW-MI).<br />

(59) Robert Schumann. Bronzen<br />

gedenkplaat gesigneerd “Met WSt”<br />

(Budapest, UAW-MI).<br />

(60) <strong>Liszt</strong>: Liebeslied.Vrije transcriptie<br />

van Schumanns lied Widmung, eerste<br />

Duitse uitgave (Leipzig: 1848, Kistner),<br />

serietitelblad (Budapest LFB). De vroegste<br />

37<br />

en de meest gespeelde Schumann-transcriptie<br />

is <strong>Liszt</strong>s transcriptie voor piano<br />

Liebeslied (Widmung), een vrije bewerking<br />

van het eerste lied uit de cyclus Myrhten,<br />

opus 25 (1840). Deze is waarschijnlijk<br />

na 1846 gecomponeerd en in 1848<br />

gepubliceerd.<br />

(61) De eerste Franse druk verscheen<br />

onder de titel Chanson d’amour (Parijs:<br />

1848, Richault) (Budapest, UNBSz).<br />

(62) Carl Reinecke: Acht Lieder aus<br />

Robert Schumanns ‘Myrthen’ (Leipzig,<br />

Kistner). Serietitelblad (Budapest, LFB).<br />

Schumanns Widmung werd ook door<br />

Carl Reinecke (1824-1910) voor de<br />

piano omgezet. Reinecke’s transcriptie,<br />

die getrouw aan het origineel is, beviel<br />

Schumann meer dan de vrije parafrase<br />

van <strong>Liszt</strong>.<br />

IX.<br />

(63) Giacomo Meyerbeer (1791-1864).<br />

Staalgravure van een onbekende meester<br />

(Budapest, UNM).<br />

(64) Richard Wagner. Kopergravure met<br />

signatuur ‘E.H.X.A.’, gemaakt door<br />

R. Müller, uit een niet geïdentificeerd<br />

Hongaars tijdschrift (Budapest, LFM).<br />

(65) Robert en Clara Schumann naar<br />

een lithografie van Eduard Kayser<br />

(1847). Uit Die Musik V/20 (Budapest,<br />

UAW-MI).<br />

De toenemende maar verborgen<br />

antipathie van de Schumanns tegenover<br />

<strong>Liszt</strong> heeft een enkele keer, op 9 juni<br />

1848 in Dresden, tot een publieke botsing<br />

geleid. De episode werd door


Wagner in Mein Leben als volgt verteld:<br />

“Wij hadden toen samen een avond bij<br />

Schumann doorgebracht; daar werd<br />

gemusiceerd en aansluitend gedisputeerd<br />

waarbij Schumann door de sterk<br />

geprononceerde meningsverschillen<br />

tussen <strong>Liszt</strong> en Schumann over Mendelssohn<br />

en Meyerbeer zeer kwaad werd…”<br />

<strong>Liszt</strong> zelf, die op deze avond ten aanzien<br />

van de recentelijk overleden Mendelssohn<br />

partij koos voor Meyerbeer, herinnerde<br />

zich bijna dertig jaar later nog de<br />

“zeer opgehitste avond waarvan de<br />

schuld mij toekwam…(Aan Lina<br />

Ramann, november 1875).<br />

(66) Robert Schumanns brief aan <strong>Liszt</strong>,<br />

Bad Kreischa bij Dresden, 31 mei 1849<br />

(Weimar, KSW-GSA), pagina’s 2-3. -<br />

<strong>Liszt</strong> die zich in 1848 in Weimar had<br />

gevestigd, informeerde, nog geen vol<br />

jaar na het conflict in Dresden, via de<br />

gezamenlijke vriend Carl Reinecke of<br />

Schumann zijn nog niet geheel gereedgekomen<br />

Faust-Szenen ter beschikking<br />

zou kunnen stellen aan de viering van<br />

Goethe’s honderdjarige jubileum in<br />

Weimar. Schumann antwoordde als volgt:<br />

“Zoals het stuk nu is wil ik het niet<br />

naar buiten brengen.Toch, lieve vriend,<br />

zou misschien de compositie voor u<br />

niet te “leipzigerisch” zijn? Of acht u<br />

[Leipzig] een Parijs in het klein waar<br />

men ook iets tot stand kan brengen?<br />

In ernst - van u die zo veel van mijn<br />

composities kent, had ik iets anders<br />

verwacht dan dat u in zijn geheel een<br />

dergelijk oordeel over een heel kunstenaarsleven<br />

uitspreekt. Bekijkt u mijn<br />

composities nauwkeuriger, zo zou u<br />

daar juist een aanzienlijke verscheidenheid<br />

van inzichten in moeten vinden,<br />

dat ik er ook altijd naar heb gestreefd<br />

om in iedere van mijn composities iets<br />

anders aan het licht te brengen en niet<br />

alleen met het oog op de vorm. En uiteindelijk<br />

waren zij toch niet zo slecht,<br />

degenen die in Leipzig bij elkaar waren:<br />

Mendelssohn, Hiller, Bennett e.a.; tegen<br />

de uit Parijs,Wenen en Berlijn afkomstigen<br />

konden wij het in ieder geval ook<br />

opnemen. Echter, mocht menige muzikale<br />

lijn lijken op datgene dat wij componeerden,<br />

dan noemt u het de tijdgeest<br />

of hoe u wilt. […] Geheel origineel<br />

is niemand. Zo veel naar aanleiding<br />

van uw uitspraak die onterecht en bele-<br />

digend was.Voor de rest laten wij de<br />

avond vergeten - een woord is geen pijl<br />

- en het streven naar vooruitgang is de<br />

hoofdzaak.”<br />

(67) Brief van Clara Schumann aan <strong>Liszt</strong>,<br />

Dresden, 8 augustus 1849 (Weimar,<br />

KSW-GSA). - Schumann heeft de slotscène<br />

van zijn Faust-compositie voor een<br />

uitvoering in Weimar naar aanleiding<br />

van de Goethe-viering op 29 augustus<br />

1849 uiteindelijk toch voorbereid. Clara<br />

schrijft aan <strong>Liszt</strong> ten behoeve daarvan<br />

de nodige noten namens haar man.<br />

(68) <strong>Liszt</strong> op de dirigentenbok. Foto<br />

naar de lithografie van C.F. Hoffman<br />

rond 1853 (Budapest, LFM).<br />

(69) Johann Wolfgang von Goethe<br />

(1749-1832). Gedenkplaat in gips van<br />

onbekende meester (Budapest, UAW-<br />

MI).<br />

(70) Programmablad ‘Concert zur<br />

Goethefeier’ d.d. 29 augustus 1849 in<br />

Weimar (Weimar, KSW).<br />

X.<br />

(71) Het Hoftheater in Weimar in de tijd<br />

van <strong>Liszt</strong> met het Goethe- en Schillermonument.<br />

Reproductie van een<br />

38<br />

gravure uit deze tijd. (Budapest, LFM).<br />

(72) Robert Schumann in maart 1850.<br />

Kopie van een daguerreotypie van<br />

Johann Anton Völlner (Zwickau, RSH).<br />

(73) Schumann: Ouverturen bij<br />

Genoveva, Bruid van Messina, Faust.<br />

Bewerking voor piano. (Leipzig &<br />

Berlijn, C.F. Peters) (Budapest, UNBSz).<br />

- Deze werken zijn allen door <strong>Liszt</strong><br />

tijdens zijn dirigentenperiode in Weimar<br />

uitgevoerd.<br />

(74) Schumann:‘Mignon’s Lied’ uit<br />

Lieder und Gesänge aus Goethes Wilhelm<br />

Meister op 98a, nr. 5. - <strong>Liszt</strong> was aanwezig<br />

op 14 maart 1852 in Leipzig toen op<br />

het programma van een concert van<br />

Schumann ook een deel uit, opus 98a<br />

stond.<br />

(75) Schumann: Manfred, opus 115.<br />

Eerste druk van de bewerking voor<br />

piano met zang (Leipzig, 1853, Breitkopf<br />

& Härtel) uit de nagelaten bibliotheek<br />

van <strong>Liszt</strong> (Budapest, LFM).<br />

Byrons Manfred was <strong>Liszt</strong>s lievelingslectuur;<br />

al in het begin van de jaren ‘40<br />

van de 19 de eeuw hield het idee van<br />

een Manfred-compositie hem bezig,<br />

maar werd toch niet gerealiseerd.<br />

Eveneens spoorde hij in een brief van<br />

5 juni 1849 Schumann aan om zijn<br />

Manfred-compositie waarmee hij in<br />

1848 was gestart, voort te zetten:<br />

“Manfred is heerljik, hartstochtelijk<br />

attractief! Laat u zich daar niet van<br />

weerhouden; hij zal u opfrissen voor<br />

uw Faust - en de Duitse kunst zal met<br />

trots naar deze tweeling verwijzen”.<br />

De ouverture Manfred werd op 14 maart<br />

1852 in Leipzig door Schumann zelf<br />

voor het eerst uitgevoerd. De première<br />

van de scenische uitvoering van het<br />

hele werk vond in Weimar plaats onder<br />

de leiding van <strong>Liszt</strong>.<br />

(76) Brief van Schumann aan <strong>Liszt</strong>, 25<br />

december 1851, Düsseldorf (Weimar<br />

KSW-GSA).“Manfred komt hier weer<br />

terug. Ik heb tekst en muziek nogmaals<br />

aan een onderzoek onderworpen, […]<br />

hij [Manfred] zou het nu op het podium<br />

kunnen proberen.”<br />

(77) Theaterprogrammablad van de<br />

première van Manfred,Weimar, 13 juni<br />

1853, blz. 1-2 (Weimar, KSW).


(78) <strong>Liszt</strong> in het jaar 1861. Foto: Louis<br />

Frisch,Weimar. Met <strong>Liszt</strong>s eigenhandig<br />

gezette handtekening en op de achterkant<br />

zijn opmerking:“Hoewel staand,<br />

toch [sic] blijven zitten” (Budapest, LFM).<br />

(79) Schumann: Pianoconcert in a, opus<br />

54. Uitgave voor twee piano’s door<br />

<strong>Liszt</strong>s leerling Karl Klindworth (1830-<br />

1916), exemplaar uit <strong>Liszt</strong>s nalatenschap<br />

(Budapest, LFM).<br />

39<br />

(80) Schumann: Genoveva, opera in 4<br />

aktes, pianobewerking voor vier handen<br />

van Woldemar Bargiel (Budapest,<br />

UNBSz). De première van de gehele<br />

opera werd d.d. 25 juni 1850 door<br />

Schumann gedirigeerd; <strong>Liszt</strong> was ook<br />

aanwezig.Volgens Ramann dirigeerde<br />

<strong>Liszt</strong> nog in hetzelfde jaar de ouverture<br />

en ook al hield hij de dramaturgie van<br />

de opera niet helemaal vlekkeloos, hij<br />

nam in april 1855 het gehele werk in<br />

het programma in Weimar op.<br />

(81) Clara Schumanns brief aan <strong>Liszt</strong>,<br />

Düsseldorf, 6 oktober 1854 (Weimar,<br />

KSW-GSA). Zij kreeg bericht uit<br />

Weimar dat Genoveva in Weimar wordt<br />

uitgevoerd, en zij vraagt <strong>Liszt</strong> om<br />

advies:“U kent de omstandigheden in<br />

Weimar, u weet wat ik kan vragen […].<br />

U weet ook dat wij van de verdiensten<br />

uit onze kunst afhankelijk zijn, mijn<br />

zorgen op het moment ook niet<br />

gering zijn, dus geeft u me alstublieft<br />

advies! Ik weet dat u mijn welzijn<br />

zeker in het oog houdt.“ Spoedig reist<br />

zij naar Leipzig en vraagt <strong>Liszt</strong> om<br />

voor haar een concert aan het hof of<br />

in het theater in Weimar te organiseren.<br />

<strong>Liszt</strong> heeft Clara’s verzoek vervuld: op<br />

27 oktober 1857 treedt zij tijdens het<br />

matineeconcert van de groothertogin<br />

Sophie op. <strong>Liszt</strong> heeft het orkest in<br />

Schumanns pianoconcert gedirigeerd.<br />

Op 1 december 1854 publiceerde hij<br />

een groot artikel over Clara in het<br />

Neue Zeitschrift für Musik, en daarop<br />

volgde een zesdelige reeks artikelen<br />

over Robert Schumann in maart en<br />

april 1855.<br />

(82) <strong>Liszt</strong>: Gesammelte Schriften, band 4,<br />

Aus den Annalen des Fortschritts<br />

(‘Uit de annalen van de vooruitgang’)<br />

met Schumanns artikelen; exemplaar<br />

uit <strong>Liszt</strong>s nalatenschap (Budapest,<br />

LFM). Omslag en pagina’s VII-VIII<br />

met inhoudsopgave van het Robert-<br />

en Clara-Schumann-artikel.<br />

XI.<br />

(83) Robert Schumann. Houtskooltekening<br />

van Eduard Bendeman (1859)<br />

naar de daguerreotypie van 1850<br />

(Zwickau, RSH).


(84) Johannes Brahms, ongesigneerde<br />

foto, 1849 (Budapest, UNBSz).<br />

(85) Clara Schumann, foto: <strong>Franz</strong><br />

Hanfstaengl, München 1857 (Budapest,<br />

UNBSz).Volgens Ernst Burger was deze<br />

foto met grote waarschijnlijkheid de<br />

eerste foto van Clara na de dood van<br />

Schumann.<br />

(86) Joseph Joachim. In Berlijn genomen<br />

foto uit zijn jeugd. (Budapest, UNBSz).<br />

(87) Schumanns grafmonument op het<br />

Alte Friedhof in Bonn. Reproductie van<br />

een foto, Die Musik IX.17. (Budapest,<br />

UAW-MI). De oorspronkelijk door<br />

Clara Schumann en Johannes Brahms<br />

uitgekozen grafsteen werd in 1879 vervangen<br />

door dit grafmonument van<br />

Adolf Donndorf; de inwijdingsplechtigheid<br />

vond op 2 mei 1880 plaats.<br />

(88) Wilhelm von Wasiliewski. Fotoreproductie<br />

in Die Musik IX.17.<br />

(Budapest, UAW-MI). De Duitse vioolkunstenaar,<br />

dirigent en muziekhistoricus<br />

Wilhelm Joseph von Wasiliewski (1822-<br />

1896) was vanaf 1850 concertmeester in<br />

Düsseldorf onder leiding van Schumann.<br />

Hij vroeg <strong>Liszt</strong> naar brieven van<br />

Schumann ten behoeve van zijn geplande<br />

monografie over Schumann. <strong>Liszt</strong> antwoordde<br />

in een lange brief van 7 grote<br />

pagina’s.Wasiliewski heeft uitsluitend<br />

een korte passage uit het slotgedeelte<br />

van de brief gepubliceerd.<br />

(89) Brief van <strong>Liszt</strong> aan Wilhelm Joseph<br />

von Wasiliewski, 9 januari 1857,Weimar,<br />

blz. 1-2. (Origineel in privé-bezit, kopie<br />

40<br />

uit het bezit van dr.Wolfgang Seibold,<br />

Waldbronn). <strong>Liszt</strong> beschrijft zijn activiteiten<br />

in Weimar ten behoeve van de<br />

bevordering van Schumanns kunst:<br />

“Weimar verdient niet het verwijt daarin<br />

een grote achterstand te hebben.Voor<br />

de Goethe-viering van [18]49 liet ik de<br />

grote slotscène van de tweede Faust uitvoeren<br />

die later herhaald werd; begin<br />

[18]52 werd de muziek bij Byrons<br />

Manfred, met een scenische uitvoering<br />

van het drama, zoals hij het wenste,<br />

meerdere keren uitgevoerd en naar mijn<br />

weten heeft tot op heden geen ander<br />

theater deze poging gedaan. Eveneens is<br />

het theater in Weimar het enige dat<br />

Schumanns Genoveva (hier weliswaar<br />

voor het eerst in april 1855 uitgevoerd)<br />

in zijn repertoire heeft staan. Hoe vanzelfsprekend<br />

werden ook tijdens de jaren<br />

van mijn werkzaamheden alhier de<br />

meeste van zijn werken in kamerstijl,<br />

kwartetten, trio’s, sonates - evenals zijn<br />

symfonieën, ouvertures en zangcomposities<br />

met bijzondere voorkeur en liefde<br />

bevorderd […] echter de geringe<br />

publieke activiteit van onze zangvereniging<br />

verhinderde tot nu toe de uitvoering<br />

van Peri, die overigens al deels<br />

ingestudeerd binnenkort eindelijk uitgevoerd<br />

zal worden”


(90) Wilhelm von Wasiliewski. Robert<br />

Schumann.Tweede verbeterde druk,<br />

Dresden: 1868, Kuntze (Budapest, LFB).<br />

De eerste druk werd in het jaar 1858<br />

door dezelfde uitgeverij gepubliceerd.<br />

(91) Schumann: Das Paradies und die Peri,<br />

opus 50. Eerste druk van de bewerking<br />

voor piano (Leipzig: 1844, Breitkopf &<br />

Härtel), titelblad (Budapest, LFB).<br />

XII.<br />

(92) Schumann: Des Sängers Fluch, ballade<br />

naar Uhland voor solostemmen, koor<br />

en orkest, opus 139. Eerste druk van de<br />

bewerking voor piano (Elberfeld: 1858,<br />

Arnold), titelblad en blz. 22 met nr. 4<br />

Provenzalisches Minnelied (Zwickau,<br />

RSH).Tijdens de herdenkingsviering<br />

van Schumann op 27 februari 1857 in<br />

Elberfeld, toen de ballade voor het eerst<br />

werd uitgevoerd, speelde Brahms de<br />

partij voor harp op de piano.<br />

(93) Des Sängers Fluch, reproductie van<br />

de ets van <strong>Franz</strong> Kugler, Die Musik II, 8<br />

(Budapest, UAW-MI).<br />

(94) ‘Het muziekfeest in de stadsschouwburg<br />

in Aken op 1 juni’. Houtgravure<br />

uit een Duits tijdschrift (Budapest, LFM).<br />

<strong>Liszt</strong> dirigeerde tijdens dit concert de<br />

tweede uitvoering van Schumanns<br />

ballade “Des Sängers Fluch“.<br />

(95) Hans von Bülow: Ballade voor orkest<br />

naar Uhlands gedicht Des Sängers Fluch,<br />

opus 16. (Leipzig, Peters). Het tentoongestelde<br />

exemplaar uit de nalatenschap<br />

van <strong>Liszt</strong> (Budapest, LFM) is voorzien<br />

van een handgeschreven opdracht van<br />

de auteur uit 1863 aan zijn leermeester<br />

en schoonvader <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>.<br />

(96) <strong>Liszt</strong>: Provenzalisches Minnelied. <strong>Liszt</strong><br />

heeft het vierde deel uit Schumanns<br />

Des Sängers Fluch bewerkt voor piano.<br />

Wanneer het compositiewerk is ontstaan<br />

is niet bekend; de transcriptie werd in<br />

1881 gepubliceerd (Berlijn, Fürstner)<br />

(Budapest, LFB).<br />

XIIa.<br />

<strong>Liszt</strong> heeft de reeks Lieder von Robert<br />

und Clara Schumann in opdracht van<br />

Breitkopf & Härtel bewerkt voor piano.<br />

Hij heeft aan de oorspronkelijke notentekst<br />

van de liederen bijna niets gewijzigd.<br />

Deze nogal mechanische klus zou<br />

hij in 1874 hebben verricht toen hij in<br />

grote zorgen verkeerde vanwege de<br />

zware ziekte van zijn vriendin en voor-<br />

41<br />

malige levenspartner vorstin Carolyne<br />

Sayn-Wittgenstein. Bronnen van de<br />

bewerkte liederen:<br />

(97) Robert Schumann: Lieder für die<br />

Jugend, opus 79. (Leipzig: Breitkopf &<br />

Härtel), blz. 29: Des Sennen Abschied<br />

(Budapest, LFB).<br />

(98) Clara Schumann: Sechs Lieder, opus<br />

13. (Leipzig: Breitkopf & Härtel), titelblad<br />

(Budapest, LFB).<br />

(99) <strong>Liszt</strong>: Lieder von Robert und Clara<br />

Schumann (Leipzig: 1875, Breitkopf &<br />

Härtel), exemplaar uit de nalatenschap<br />

van <strong>Liszt</strong> (Budapest, LFM).<br />

(100) Robert en Clara Schumann achter<br />

de piano, naar een daguerreotypie van<br />

1850 (Leipzig, Julius Schuberth, reproductie:<br />

Die Musik,V, 20), (Budapest,<br />

UAW-MI).<br />

De pianotranscriptie van Schumanns<br />

lied Frühlingsnacht, opus 39 nr. 12<br />

behoort tot de meest verfijnde, vrije<br />

pianobewerkingen van <strong>Liszt</strong>. Het precieze<br />

tijdstip van de bewerking is niet<br />

bekend, de eerste druk werd gepubliceerd<br />

in 1872.<br />

(101) Schumann: Liederkreis, opus 39<br />

(Leipzig: Heinze), (Budapest, UNBSz).<br />

(102) <strong>Liszt</strong>: Frühlingsnacht (Leipzig:<br />

1872, Heinze), (Budapest, UNBSz).


XIII.<br />

(103) Schumann: Sechs Gedichte, opus 36<br />

(Leipzig, Breitkopf & Härtel), (Budapest,<br />

LFB). Het vierde lied werd door <strong>Liszt</strong><br />

samen met het tweede nummer van opus<br />

27 Lieder und Gesänge (‘Dem rothen Rosen<br />

gleicht mein Lieb’) als eenvoudig pianostuk<br />

in a-b-a vorm bewerkt en het werd<br />

bij Julius Schuberth in 1861 gepubliceerd.<br />

(104) <strong>Liszt</strong>: An den Sonnenschein en Rotes<br />

Röslein. (Uitgave van een afdruk in het<br />

tijdschrift van de Nederlandse <strong>Franz</strong><br />

<strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong>, 1984), (Budapest, LFB).<br />

(105) Uit een brief van <strong>Liszt</strong> aan Julius<br />

Schuberth, 1 december 1859 (Weimar,<br />

KSW-GSA). Hij beveelt Julius Schuberth<br />

d.d. 1 december 1859 aan om Schumanns<br />

opus 40 te publiceren.“De<br />

auteur behoort tot de weinigen wiens<br />

hele oeuvre in iedere fatsoenlijke<br />

muziekbibliotheek de daartoe aangewezen<br />

plaats dient in te nemen.”<br />

XIIIa.<br />

(106) Schumann: Musikalische Haus- und<br />

Lebensregeln, 4 pagina’s uit het autograaf.<br />

Afdruk, Die Musik IX.17 (Budapest,<br />

UAW-MI).<br />

(107) Robert Schumann. Lithografie<br />

naar een daguerrotypie uit 1850<br />

(Budapest, LFM).<br />

(108) Schumann: Album für die Jugend,<br />

2de druk met de Musikalische Haus- und<br />

Lebensregeln (Budapest, LFB).<br />

(109) Brief van <strong>Liszt</strong> aan Julius<br />

Schuberth, ongedateerd [1859] (Weimar,<br />

KSW-GSA). De Franse vertaling van<br />

Schumanns Musikalische Haus- und<br />

Lebensregeln werd door <strong>Liszt</strong> opnieuw<br />

gemaakt en mag onder zijn eigen naam<br />

verschijnen.<br />

(110) Schumann: Oeuvres completes pour<br />

le piano. Edition nouvelle rédigée par Anton<br />

42<br />

Rubinstein.Vols. 4-6 (Moskou: 1870,<br />

Jürgenson). Exemplaar uit de nalatenschap<br />

van <strong>Liszt</strong> (Budapest, LFM). In<br />

band 6: Musikalische Haus- und Lebensregeln<br />

in verschillende talen, de Franse<br />

vertaling is van <strong>Liszt</strong>.<br />

(111) Schumann: Kinderscenen, opus 15.<br />

Titelblad van de eerste druk (Leipzig:<br />

1839, Breitkopf & Härtel) met<br />

Schumanns opdracht aan <strong>Liszt</strong><br />

(Zwickau, RSH).<br />

<strong>Liszt</strong> aan Schumann, 5 juni 1839 uit<br />

Albano:“Voor wat betreft de Kinderscenen,<br />

daaraan heb ik een van de<br />

hoogste geneugtes in mijn leven te<br />

danken. U weet, maar misschien ook<br />

niet, dat ik een kleine dochter van drie<br />

jaar heb, die iedereen eensluidend<br />

engelachtig vindt (ziet u hoe banaal!).<br />

Zij heet Blandine-Rachel en haar koosnaampje<br />

is ‘moucheron’ - (muggetje).<br />

[…] Dus, mijn lieve Schumann, twee of<br />

drie keer in de week (op bijzonder<br />

gelukkige dagen!) speel ik ’s avonds


voor haar uw Kinderscenen, wat haar in<br />

vervoering brengt en mij bijna nog<br />

meer, zoals u zich kunt voorstellen, op<br />

een manier dat ik voor haar vaak 20<br />

keer het eerste stuk herhaal zonder dat<br />

het verder gaat. Ik geloof echt dat u<br />

over dit succes gelukkig zult zijn, mocht<br />

u daar getuige van kunnen zijn!”<br />

(112) Blandine en Cosima <strong>Liszt</strong>. Reproductie<br />

naar een tekening van Louise<br />

Antoinette Demarcy (Budapest, LFM).<br />

XIV.<br />

(113) <strong>Liszt</strong>. Gravure van Friedrich<br />

Schauer (1843) naar het medaillon van<br />

Antoine Bovy (1837), (Budapest, LFM).<br />

(114) “Forte! Piano!” <strong>Liszt</strong> dirigeert.<br />

Karikatuur van een onbekende meester,<br />

reproductie (Budapest, LFM).<br />

(115) Richard Pohl (1826-1896), gravure<br />

van J. Krieger (Budapest, LFM). De<br />

Duitse muziekcriticus had voor belangrijke<br />

musici (<strong>Liszt</strong>, Berlioz, Schumann)<br />

tekstboeken, verbindende teksten en<br />

vertalingen geleverd. In Leipzig behoorde<br />

hij tot de Schumann-kring, vanaf<br />

1852 publiceerde hij in het Neue Zeitschrift<br />

für Musik.Van 1854 tot 1863<br />

woonde hij in Weimar en was betrokken<br />

bij de <strong>Liszt</strong>-Wagner-beweging.<br />

(116) Richard Pohl: Gesammelte Schriften<br />

über Musik und Musiker,2 de band<br />

(Leipzig: 1833, Schlicke). Daaruit:“Het<br />

muziekfeest in Karlsruhe in oktober 1853<br />

onder leiding van <strong>Liszt</strong>” (Budapest, LFB).<br />

(117) Brief van Schumann aan Richard<br />

Pohl, Düsseldorf, 6 februari 1854,<br />

afdruk (Die Musik,V/20), (Budapest,<br />

UAW-MI), pagina 1. Schumann reageert<br />

op het artikel dat Pohl onder het pseudoniem<br />

‘Hoplit’ in het Neue Zeitschrift<br />

für Musik heeft gepubliceerd (‘Het<br />

muziekfeest in Karlsruhe in oktober<br />

1853 onder leiding van <strong>Liszt</strong>’).“Dat u<br />

Hoplit was, wist ik helemaal niet.<br />

Omdat ik het niet bijzonder goed kan<br />

vinden met zijn enthousiasme voor <strong>Liszt</strong><br />

en Wagner en dat van zijn partij.<br />

Degenen die u als toekomstmusici<br />

beschouwt, acht ik hedendaagse musici,<br />

en wat voor u de musici uit het verleden<br />

zijn (Bach, Händel, Beethoven) lijken<br />

mij de beste toekomstmusici. Spirituele<br />

schoonheid in de meest mooie vorm<br />

kan ik nooit als een ‘achterhaald standpunt’<br />

beschouwen. Bezit deze soms<br />

R.Wagner? En waar zijn dan de geniale<br />

prestaties van <strong>Liszt</strong> - waarin zijn zij terug<br />

te vinden? Misschien in zijn muziek-<br />

lessenaar? Wil hij soms op de toekomst<br />

wachten omdat hij bang is dat men<br />

hem thans niet begrijpt?”<br />

(118) <strong>Franz</strong> Brendel (1811-1868).<br />

Reproductie van de lithografie van<br />

Otto Merseburger (1856) (Budapest,<br />

LFM). De Duitse muziekschrijver nam<br />

in 1845 de redactie van het Neue Zeitschrift<br />

für Musik over. In de jaren ‘50 van<br />

de 19 de eeuw groeide het tijdschrift<br />

steeds meer tot het orgaan van <strong>Liszt</strong> en<br />

de nieuwe Duitse school; dat heeft grote<br />

afschuw in de kring rondom Schumann<br />

teweeg gebracht.<br />

(119) Brendel: <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> als Symphoniker<br />

(Leipzig: 1859), (Budapest, LFB).<br />

Brendel stelt dat “de werken van <strong>Liszt</strong><br />

het ideaal van onze tijd zijn op het<br />

43<br />

gebied van de instrumentale muziek,<br />

datgene dat had moeten komen indien<br />

een echte vooruitgang plaats moest<br />

vinden, het meest belangrijke dat het<br />

heden op dat gebied bezit, datgene waar<br />

Schumann en Berlioz al op hebben<br />

aangestuurd.”<br />

(120) <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>, reproductie van een<br />

tekening van Friedrich Preller, 1858<br />

(Budapest, LFM).<br />

XV.<br />

(121) Robert en Clara Schumann.<br />

Gravure van Friedrich Schauer naar het<br />

medaillon van Ernst Rietschel, 1846<br />

(Budapest, LFM).<br />

(122) Joseph Joachim (1831-1907).<br />

Lithografie van József Marastoni, 1862<br />

(Budapest, UNM).<br />

(123) Richard Wagner en zijn vrienden,<br />

17 mei 1865. Foto: Joseph Albert<br />

(Budapest, LFM). De vriendenkring<br />

komt bijeen naar aanleiding van de<br />

repetities voor de première van Tristan.<br />

(124) <strong>Liszt</strong>. Foto van Ganz, Brussel,<br />

1882 (Budapest, LFM).<br />

(125) ‘Nieuwe wegen’. Schumanns artikel<br />

in het Neue Zeitschrift für Musik,28<br />

oktober 1853 (Film: Budapest, LFM).<br />

In de plaats van <strong>Liszt</strong>,Wagner en Berlioz


(123)<br />

beschouwt Schumann de jonge Brahms<br />

als vertegenwoordiger van de ‘nieuwe<br />

wegen’. In de voetnoot noemt hij andere<br />

musici met wie hij nauwe banden heeft.<br />

(126) Johannes Brahms, jeugdfoto,<br />

reproductie (Budapest, LFM).<br />

(127) Brief van <strong>Liszt</strong> aan Joseph Joachim.<br />

Weimar, 20 juli 1856 (Weimar, KSW-<br />

GSA). De voortreffelijke vioolkunstenaar<br />

van Hongaarse afkomst was van 1849<br />

tot 1853 concertmeester in het orkest<br />

van <strong>Liszt</strong> in Weimar; hij was ook kamermuziekpartner<br />

en vertrouweling van<br />

<strong>Liszt</strong>. Later verwijderde hij zich geleidelijk<br />

van hem en is hij een van de meest<br />

ijverige aanhangers van de kring rondom<br />

Schumann en Brahms, een van de<br />

initiatiefnemers en ondergetekenden<br />

van de ‘Berlijnse verklaring’ tegen <strong>Liszt</strong><br />

en de nieuwe Duitse school in het jaar<br />

1860. In 1856 heeft hij dit ten overstaan<br />

van <strong>Liszt</strong> nog niet openlijk toegegeven,<br />

de componist heeft echter een voorgevoel<br />

van de opruiing op de achtergrond<br />

gehad.“Deze enkele woorden dienen<br />

jou alleen aan mijn ware, innige en eerbiedige<br />

vriendschap opnieuw te herinneren,<br />

liefste Joachim. Mochten ook<br />

anderen die dicht bij jou staan, hebben<br />

getracht om jou deze vriendschap verdacht<br />

te maken, dan laat hun moeite<br />

tevergeefs zijn geweest - en laat ons<br />

altijd trouw en waarachtig aan elkaar<br />

zijn, zoals het een paar kerels van onze<br />

soort betaamt!”<br />

(128) Brief van Joseph Joachim aan zijn<br />

in Wenen wonende broer Heinrich<br />

Joachim, Boedapest, 31 januari 1880<br />

(Budapest, UNBSz). Joachim had een<br />

gastoptreden in Boedapest, en nu bericht<br />

hij over zijn aankomst in Wenen. Hij<br />

zou ook graag Brahms willen treffen.<br />

“Ik reis morgen vroeg af; toch wil ik bij<br />

<strong>Liszt</strong>, die charmant was, eten, ondanks<br />

alles. Het concert ging goed.”<br />

(129) Joseph Joachim, foto met eigenhandig<br />

geschreven opdracht aan zijn<br />

zwager in het Hongaars. Foto: Negretti<br />

& Zambra, Crystal Palace (Budapest,<br />

UNBSz).<br />

XIV-XVa.<br />

Na de dood van Schumann is Clara’s<br />

vijandelijkheid tegenover <strong>Liszt</strong> zo sterk<br />

geworden, dat zij de gelegenheid vermeed<br />

waarbij zij samen hadden moeten<br />

optreden. Zij nam tevens niet deel aan<br />

de Schumann-festiviteiten in Zwickau<br />

op 7 en 8 juni 1860, waar <strong>Liszt</strong> echter<br />

niet als eregast maar als eenvoudige<br />

deelnemer aanwezig was. De Schumannkring<br />

heeft het ook kwalijk genomen<br />

dat tijdens de Schumann-viering ook<br />

44<br />

het Festvorspiel van <strong>Liszt</strong> klonk.<br />

(130) <strong>Liszt</strong>: Festvorspiel - Prélude, in: Das<br />

Pianoforte, Stuttgart: 1857, Hallberger<br />

(Budapest, LFB).<br />

(131) Cosima Wagner. Fotoreproductie<br />

van het portret van F. Lenbach (Budapest,<br />

LFM).<br />

(132) Cosima Wagner: <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>. Een<br />

aantekening van zijn dochter.Tweede<br />

druk (München: 1911), (Budapest, LFB).<br />

Op pagina 22 en 23 spreekt zij over de


problemen in de relatie tussen <strong>Liszt</strong> en<br />

Schumann en citeert haar vader over de<br />

vertegenwoordiger van de Schumannschool:<br />

Clara, Joachim, Brahms, Bargiel<br />

en Dietrich.<br />

(133) Clara Schumann. Gravure van<br />

Weger naar de ‘weduwefoto’ van<br />

Hanfstaengl uit het jaar 1857 (Budapest,<br />

UNM).<br />

(134) Programmaontwerp van Johannes<br />

Brahms, uit Die Musik 11, 5 (Budapest,<br />

UAW-MI), met daarin de aan <strong>Liszt</strong><br />

opgedragen Phantasie, opus 17 en Toccata<br />

van Schumann.<br />

(135) De oude <strong>Liszt</strong>. Gravure van<br />

Roemer (Budapest, LFM).<br />

(136) Brief van Clara Schumann aan<br />

<strong>Liszt</strong>, Frankfurt am Main, 7 juni 1884,<br />

met het concept-antwoord van <strong>Liszt</strong><br />

(Weimar, KSW-GSA). Clara vraagt <strong>Liszt</strong><br />

om haar de brieven van Schumann ten<br />

behoeve van een publicatie te lenen.<br />

<strong>Liszt</strong>s antwoord:“Het spijt me dat ik u<br />

met de genoemde brieven van uw<br />

geachte gemaal Robert Schumann niet<br />

van dienst kan zijn.”<br />

(137) Lina Ramann: <strong>Liszt</strong>iana. Erinnerungen<br />

an <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> (Mainz: 1983,<br />

Schott), (Budapest LFB). Foto van de<br />

schrijfster en bladzijde 408 met de vraag<br />

van Ramann en het antwoord van <strong>Liszt</strong><br />

over Robert Schumann:“Van Schumann<br />

blijven voor mij zijn pianowerken uit<br />

de eerste periode het mooist […] later<br />

de ouverture Manfred, en vele fragmenten<br />

in de symfonische en zangwerken.<br />

Mocht ik een uiteenzetting over<br />

Schumanns genie op zijn geprezen<br />

opvolgers moeten schrijven, dan zou<br />

deze niet tot hun tevredenheid zijn.<br />

Velerlei stokt.”<br />

XVI.<br />

In de werkzaamheden van <strong>Liszt</strong> als<br />

leraar namen Schumanns werken al in<br />

de jaren ‘50 van de 19 de eeuw een<br />

belangrijke plaats in, en dat is ook bij<br />

de oude <strong>Liszt</strong> onveranderd gebleven.<br />

Aan de Muziekacademie in Budapest<br />

onder het presidentschap van <strong>Liszt</strong> was<br />

de pianomuziek van Schumann een<br />

onderdeel van de studiestof; men trof<br />

vaak stukken van Schumann aan op de<br />

concertprogramma’s van de leerlingen.<br />

Ook de leerlingen van <strong>Liszt</strong> in Weimar<br />

speelden hem graag muziek van<br />

Schumann voor. Programma’s en aantekeningen<br />

van de leerlingen bewijzen<br />

dat de Novelletten, opus 21, Toccata, opus 7,<br />

Etudes symphoniques, opus 13 bijzonder<br />

geliefd waren. Ook het Carnaval, opus 9,<br />

de Phantasie, opus 17, Sonate in g, opus<br />

22 en Faschingsschwank aus Wien werden<br />

vaak gespeeld.<br />

45<br />

(138) Schumann: Waldscenen, opus 82.<br />

Eerste druk (Leipzig: 1850, Senff),<br />

(Budapest, LFB).<br />

(139) Schumann: Faschingsschwank aus<br />

Wien, opus 26. Eerste druk (Wenen:<br />

1841, P. Mechetti), (Budapest, LFB).<br />

(140-143) Uit de concertprogramma’s<br />

van de Muziekacademie in Budapest:<br />

24 maart 1878, 14 maart 1880,<br />

11 december 1881, 26 maart 1882<br />

(Budapest, LFM).


(144) <strong>Liszt</strong> achter zijn Chickeringvleugel.<br />

Xylografie, reclameblad van de<br />

firma Chickering, op de achterkant de<br />

brief van <strong>Liszt</strong> met lof voor het instrument,<br />

1886 (Budapest, LFM). De vleugel<br />

bevindt zich thans in de middenruimte<br />

van het <strong>Liszt</strong> Ferenc Memorial<br />

Museum in Boedapest.<br />

(145) Schumann: Oeuvres Complètes pour<br />

le piano. Edition nouvelle rédigée par A.<br />

Rubinstein.Vols. 1-3. (Moskou: 1869,<br />

Jürgenson), (Budapest, LFM). Deze uitgave<br />

uit de muziekbibliotheek van <strong>Liszt</strong><br />

in Boedapest, die Schumanns pianowerken<br />

in zes banden bevat (3-3 zijn samengebonden),<br />

werd vaak gebruikt - waar-<br />

schijnlijk ook voor het onderwijs. <strong>Liszt</strong>s<br />

handgeschreven aantekeningen bevinden<br />

zich in de volgende stukken: Toccata,<br />

opus 7, Allegro, opus 8, Carnaval, opus 9,<br />

Fantasiestücke, opus 12, Etudes symphoniques,<br />

opus 13, Fantasie, opus 17, Arabeske,<br />

opus 18, Novelletten, opus 21, Faschingsschwank<br />

aus Wien, opus 26, Pianoconcert<br />

in a, opus 54, Album für die Jugend, opus<br />

68, Quatre marches, opus 76, Waldscenen,<br />

opus 82, Concertstück, opus 92, Bunte<br />

Blätter, opus 99. - Op de kopie: Novellette<br />

nr. 2 met vingerzetting van <strong>Liszt</strong>.<br />

(146) Schumann. Fotogravure van<br />

Bruckmann naar een schilderij van Jager<br />

(Budapest, UNBSz).<br />

46<br />

Colofon<br />

‘<strong>Liszt</strong> en Schumann’<br />

Tableauversie van een expositie van<br />

het <strong>Liszt</strong> Ferenc Memorial<br />

Museum, Boedapest<br />

De oorspronkelijke versie van deze<br />

tentoonstelling wordt in het <strong>Liszt</strong><br />

Ferenc Memorial Museum gehouden<br />

(Boedapest VI.Vörösmarty utca 35) van<br />

16 maart 2006 - 14 maart 2007.<br />

Locatie:<br />

Fontys Conservatorium,Tilburg<br />

9- 22 december 2006<br />

Concept en tekst: Mária Eckhardt<br />

Hongaarse sponsor van de expositie:<br />

Péter-Horváth-Stiftung, Stuttgart<br />

Foto’s voor de tableau-versie: Miklós Török<br />

Productie: Wout Sanders, Muziekcentrum<br />

Vredenburg Utrecht,Véronique<br />

Gualthérie van Weezel, Internationaal<br />

<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Pianoconcours<br />

Nederlandse vertaling uit het Duits:<br />

Elena van Ringelesteyn<br />

Eindredactie van de teksten:<br />

Christo Lelie, <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong><br />

Copyright tableauversie: <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong><br />

Afkortingen van de bronnen:<br />

Budapest, LFM =<br />

<strong>Liszt</strong> Ferenc Universität für Musik,<br />

<strong>Liszt</strong> Ferenc Gedenkmuseum und<br />

Forschungszentrum<br />

Budapest, LFB =<br />

<strong>Liszt</strong> Ferenc Universität für Musik,<br />

Musikwissenschaftliche Forschungsbibliothek<br />

Budapest, UAW-MI =<br />

Ungarische Akademie der Wissenschaften,<br />

Musikwissenschaftliches<br />

Institut<br />

Budapest, UNBSz =<br />

Ungarische Nationalbibliothek<br />

Széchényi<br />

Budapest, UNM =<br />

Ungarisches Nationalmuseum<br />

Budapest, USO =<br />

Ungarische Staatsoper,<br />

Gedenksammlung<br />

Weimar, KSW-GSA =<br />

Klassik Stiftung Weimar,<br />

Goethe- und Schiller-Archiv<br />

Zwickau, RSH =<br />

Robert-Schumann-Haus Zwickau


De eerste koorversie van<br />

‘Hymne de l’enfant à son réveil’ -<br />

de ontbrekende schakel van een<br />

vijfledige keten<br />

Albert Brussee<br />

Binnen het complex klavierstukken<br />

verzameld onder de naam Harmonies<br />

poétiques et religieuses van <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong><br />

neemt Hymne de l’enfant à son réveil een<br />

speciale plaats in.Want alleen van dit<br />

deel bestaan in zijn totaal vijf versies:<br />

drie voor piano en twee voor driestemmig<br />

dameskoor. 1<br />

De eerste aanzet tot dit 35-jarig<br />

durend compositorisch proces dateert<br />

van oktober 1840, toen <strong>Liszt</strong> - terugkerend<br />

van een tournee in Engeland -<br />

zich te Fontainebleau bij Marie d’Agoult<br />

voegde, die daar samen met <strong>Liszt</strong>s<br />

moeder, de oudste twee kinderen en de<br />

voedster een hotel betrokken had.<br />

Veertien heerlijke vakantiedagen braken<br />

aan, dagen waarop de immer rusteloos<br />

rondtrekkende virtuoos zich met recht de<br />

vader van een huisgezin mocht voelen.<br />

Maar ook nu kon hij het werken niet<br />

laten. In deze weken ontstonden enkele<br />

‘Harmonies poétiques’, met name een<br />

compositie getiteld Prière d’un enfant à<br />

son réveil, waarvan sprake is in een brief<br />

geschreven op 10 juli 1841. 2 Deze schets<br />

in A-groot is bewaardgebleven en bevindt<br />

zich in het Goethe- und Schiller-Archiv<br />

te Weimar (catalogusnummer GSA60/-<br />

Z12). De slechts drie bladzijden lange<br />

compositie verschilt in hoge mate van<br />

latere vormgevingen, maar draagt ontegenzeggelijk<br />

het zaad in zich waaruit<br />

deze zouden ontspruiten. 3<br />

Zeven jaar later, in de eerste dagen<br />

van november 1847, ontstond de tweede<br />

pianoversie. Drie maanden verblijvend<br />

op het landgoed van prinses Carolyne<br />

von Sayn-Wittgenstein te Woronince<br />

(Woronowce) componeerde <strong>Liszt</strong> daar<br />

een eerste volledige cyclus Harmonies<br />

poétiques et religieuses, die in 1997 bij<br />

Muziekuitgeverij XYZ te Huizen<br />

(Nederland) postuum het licht zag. 4<br />

In deze cyclus neemt Hymne de l’enfant<br />

à son réveil de zevende plaats in.<br />

47<br />

De derde klavierversie, als zesde deel<br />

opgenomen in de uiteindelijke cyclus<br />

van 1853, verschilt niet wezenlijk van<br />

de tweede, afgezien van een kort naspel<br />

en een wat eenvoudigere pianistische<br />

scriptuur.Vergelijken we deze laatste<br />

pianoversie in As-groot met de eerste in<br />

A, dan blijkt er een enorme schaalvergroting<br />

te hebben plaatsgevonden. In<br />

sterkere mate dan bij de schets uit 1840<br />

bepaalt nu het gedicht Hymne de l’enfant à<br />

son réveil van Lamartine uit de gedichtenbundel<br />

Harmonies poétiques et religieuses<br />

(1830) de vorm van de compositie.<br />

Boven de compositie liet <strong>Liszt</strong> in de<br />

door Kistner verzorgde eerste editie dan<br />

ook afdrukken:“Composé sur le texte<br />

de l’Harmonie de Lamartine”. 5<br />

En inderdaad, de woorden van het<br />

gedicht Hymne de l’enfant à son réveil<br />

passen letterlijk op de muziek; men zou<br />

hier met recht kunnen spreken van een<br />

‘Lied ohne Worte’.Van de in het totaal<br />

achttien vierregelige coupletten toonzette<br />

<strong>Liszt</strong> er veertien, onderverdeeld in<br />

twee groepen van vier en besloten met<br />

een langere episode van zes coupletten.<br />

De eerste vier coupletten vormen tezamen<br />

de expositie, waarin men in essentie<br />

het materiaal van ‘Prière d’un enfant’<br />

herkent; dit gedeelte wordt vervolgens<br />

gevarieerd (couplet 5-8). Het slotgedeelte<br />

is gebouwd op geheel nieuw<br />

materiaal, waarvan in de vormgeving<br />

van 1840 geen spoor te bekennen is.<br />

Peter Raabe echter stelt in zijn in<br />

1931 uitgekomen catalogus, dat de<br />

(derde) pianoversie een transcriptie is<br />

van een in ‘Mitte der 40 er Jahre’ ontstane<br />

vroege koorversie, die verloren zou zijn<br />

gegaan. 6 Tot op heden wordt in naslagwerken<br />

deze mening gehuldigd. Zo<br />

vermelden Mária Eckhardt en Rena<br />

Charnin Mueller in hun onlangs gepubliceerde<br />

catalogus van <strong>Liszt</strong>s werken<br />

maar liefst vier koorversies, waarvan de


eerste uit 1844 zou stammen. 7 Het<br />

bestaan van deze vroege koorversie is<br />

echter uiterst dubieus. Er is geen enkel<br />

aanknopingspunt, geen schets, geen<br />

opmerking in een brief, die deze veronderstelling<br />

rechtvaardigt. 8 En is niet de<br />

hierboven aangehaalde, door Raabe<br />

wellicht niet opgemerkte zin uit de eerste<br />

druk het onomstotelijke bewijs, dat de<br />

derde klavierversie (en de qua structuur<br />

identieke tweede evengoed) rechtstreeks<br />

gecomponeerd werd op Lamartines<br />

woorden en niet beschouwd moet worden<br />

als de transcriptie van een koorwerk?<br />

9 Ook het feit, dat de plaatsing<br />

van de woorden onder de zangpartijen<br />

van de koorversies soms wat onnatuurlijk,<br />

gekunsteld aandoen, zou er op<br />

kunnen wijzen dat de tekst aangepast<br />

moest worden aan een al bestaande<br />

compositie.<br />

De connectie tussen het klavierstuk<br />

Hymne de l’enfant à son réveil en het koorwerk<br />

van die naam laat zich simpeler<br />

verklaren. Zoals de componist in zijn<br />

Weimarer jaren, toen hij vooral als dirigent<br />

actief was, enkele van zijn klavierstukken<br />

voor orkest bewerkte, waarbij<br />

deze in ieder opzicht grotere dimensies<br />

aannamen - denk aan de etude Mazeppa<br />

en het symfonisch gedicht van die naam<br />

-, zo kwam hij in de winter van 1861-<br />

1862, kort nadat hij zich in Italië gevestigd<br />

had, op het idee zijn lyrisch-vrome<br />

klavierstuk Hymne de l’enfant à son réveil<br />

om te werken voor driestemmig dameskoor<br />

en harmonium (of piano), een<br />

project dat reeds op 18 februari 1862 te<br />

Rome werd afgerond.<br />

Op drie essentiële punten verschilt<br />

de eerste koorversie van de latere van<br />

1874:<br />

• zij is de enige, waarbij <strong>Liszt</strong> alle<br />

achttien coupletten van Lamartine’s<br />

gedicht getoonzet heeft;<br />

• de begeleiding (uitsluitend voor<br />

harmonium of piano) verschilt in<br />

hoge mate van die van de latere<br />

vormgeving;<br />

• de muziek is gecomponeerd op de<br />

originele Franse tekst, terwijl de<br />

uiteindelijke koorversie naar<br />

verkiezing gezongen kan worden<br />

in het Duits, Frans of Hongaars.<br />

Reden genoeg dus om deze nooit<br />

gepubliceerde versie van Hymne de<br />

l’enfant à son réveil aan de vergetelheid te<br />

ontrukken. Het gesigneerde en gedateerde<br />

manuscript bevindt zich in het<br />

Goethe- und Schiller Archiv te Weimar<br />

(cat. nr. GSA60/C20), waarvan een kopie<br />

mij vriendelijk ter beschikking werd<br />

gesteld door Evelyn Liepsch, hoofd van<br />

het <strong>Liszt</strong>-archief. Het doorgaans zorgvuldig<br />

betekende autograaf telt 12 bladzijden<br />

van 27 cm hoog bij 17.5 cm<br />

breed (20 balks muziekpapier).<br />

In Weimar bevindt zich nog een<br />

ander manuscript dat hier genoemd<br />

moet worden, een aanzet tot een versie<br />

op Italiaanse tekst (GSA60/S14). Dit<br />

autograaf met als titel (in Peter Raabe’s<br />

handschrift?) Terzett mit Pianoforte nach<br />

<strong>Liszt</strong>s ‘Hymne de l’enfant à son réveil’ ins<br />

Lateinische übersetzt was eertijds in het<br />

bezit van kardinaal Hohenlohe met wie<br />

<strong>Liszt</strong> goed bevriend was. Het betreft een<br />

goed leesbare kopie van de koorversie<br />

van 1862 door een onbekende kopiist<br />

vervaardigd, echter zonder woorden<br />

onder de zangpartijen; op een later tijdstip<br />

heeft <strong>Liszt</strong> die eigenhandig in<br />

Italiaanse vertaling aangebracht. In verband<br />

daarmee zag hij zich gedwongen<br />

de zangpartijen hier en daar wat aan te<br />

passen. In het vijfde couplet streepte de<br />

componist een groot gedeelte (tot en<br />

met couplet 8) door en verwees naar<br />

een correctievel (‘Vide Correctus’), dat<br />

echter in het genoemde bestand niet<br />

aanwezig is. Bij de volgende vier coupletten<br />

(couplet 9-12) voegde de componist<br />

geen tekst toe; hij was kennelijk<br />

van mening, dat dit gedeelte beter kon<br />

vervallen. Pas bij de laatste zes coupletten<br />

nam hij de draad weer op en bracht<br />

met name in het eerste van de zes slotcoupletten<br />

correcties aan in de zangpartijen<br />

(slecht leesbaar).Waarschijnlijk is<br />

dit manuscript een voorstap voor de<br />

door Mária Eckhardt en Rena Charnin<br />

Mueller vermelde ‘3 rd version’ van 1865<br />

(zie eindnoot 1). Of is zij zelfs identiek<br />

daaraan? In dat geval lijkt het me beter<br />

niet over een zelfstandige ‘Italiaanse<br />

versie’ te spreken, daar dit onvolledige<br />

manuscript te weinig aanknopingspunten<br />

biedt voor reconstructie en überhaupt<br />

in te geringe mate een eigen gezicht<br />

toont.<br />

Op 22 mei 1874 stierf Marie<br />

Moukhanoff-Kalergis, één van <strong>Liszt</strong>s<br />

trouwste vriendinnen met wie de com-<br />

48<br />

ponist sinds 1843 hartelijke betrekkingen<br />

onderhield. 10 Een jaar later, op 17 juni<br />

1875, organiseerde hij een herdenkingsconcert<br />

in het ‘Tempelherrenhaus’ in<br />

het door Goethe ontworpen Park an der<br />

Ilm te Weimar, waarop naast de naar aanleiding<br />

van haar dood gecomponeerde<br />

(eerste) Élegie ook <strong>Liszt</strong>s Requiem en<br />

zijn voor deze gelegenheid gereviseerde<br />

koorversie van Hymne de l’enfant à son<br />

réveil klonk. Deze laatste koorversie<br />

onderscheidt zich van die van 1862 niet<br />

alleen door de Duitse tekst 11 , maar vooral<br />

door de geheel herschreven begeleiding,<br />

deze maal voor harmonium (of piano)<br />

en harp (ad libitum), en in het bijzonder<br />

door het schrappen van couplet 9-12.<br />

Onder de titel Des erwachenden Kindes<br />

Lobgesang zag het werk in 1875 bij<br />

Táborsky & Parsch het licht; het werd<br />

opgedragen aan de ‘<strong>Liszt</strong>-Gesang-Verein’<br />

te Boedapest, reden waarom er ook een<br />

Hongaarse vertaling van de tekst werd<br />

toegevoegd; deze is van de hand van de<br />

met <strong>Liszt</strong> bevriende dichter Kornél<br />

Ábrányi.<br />

Nadien werd de compositie slechts<br />

eenmaal herdrukt, namelijk in de eerste<br />

‘Gesamtausgabe’ van <strong>Liszt</strong>s oeuvre, de<br />

zg. Grossherzog Carl Alexander Ausgabe<br />

(Band V) uit de eerste decennia van de<br />

20 ste eeuw. Een reden te meer, dus, om<br />

de nog ontbrekende schakel van deze<br />

vijfledige keten het licht te doen zien,<br />

ook al omdat het één der eerste composities<br />

is uit <strong>Liszt</strong>s Italiaanse periode,<br />

een tijd waarin hij zich tot doel stelde<br />

de katholieke kerkmuziek een nieuwe<br />

impuls te geven. In zijn kinderlijke eenvoud<br />

en vroomheid zet deze eerste<br />

koorversie als het ware de toon voor<br />

komende stilistische ontwikkelingen en<br />

is publicatie alleen daarom al gerechtvaardigd.


<strong>Liszt</strong>s autograaf van de koorversie van ‘Hymne de l’enfant à son réveil’.<br />

Goethe- und Schiller Archiv,Weimar.<br />

49<br />

Noten:<br />

1 De in de laatste editie van The New Grove (2001) opgenomen<br />

catalogus van <strong>Liszt</strong>s composities door Mária Eckhardt en Rena<br />

Charnin Mueller vermeldt naast de hier centraal staande, door hen als<br />

‘2nd version’ bestempelde koorversie van 1862 en de uiteindelijke van<br />

1874 nog een vroege koorversie van circa 1844 en een ‘3rd version’ uit<br />

1865 ‘with complete Italian text’ (zie hierna in de hoofdtekst).<br />

2 Serge Gut et Jaqueline Bellas, Correspondence <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> - Marie d’Agoult,<br />

blz. 841; Fayard, Parijs, 2001.<br />

3 Deze eerste pianoversie werd gepubliceerd in: <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>, Harmonies<br />

poétiques et religieuses - early versions (1834-1846), completed and edited<br />

by Albert Brussee; B.V. Muziekuitgeverij XYZ, Huizen, 2001 (XYZ<br />

1227).<br />

4 <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>, Harmonies poétiques et religieuses (1847 version), reconstructed,<br />

edited and fingered by Albert Brussee (XYZ 1093 en 1094).<br />

5 F. <strong>Liszt</strong>, Harmonies poétiques et religieuses, Livre IV, blz. 7 ; Fr. Kistner,<br />

Leipzig, 1853. De eerste druk verscheen in zeven deeltjes.<br />

6 Peter Raabe, <strong>Liszt</strong>s Schaffen, blz. 327; Hans Schneider,Tutzing, 1968<br />

(reprint).<br />

7 Zie eindnoot 1.<br />

8 In deze zienswijze word ik gesteund door Michael Short, die in zijn<br />

‘The doubtful, missing and unobtainable works of Ferenc <strong>Liszt</strong>’ (1811-<br />

1886) schreef:‘It would thus seem possible, though perhaps unlikely,<br />

that there was an earlier version of the choral work, which remains<br />

untraced. I do not subscribe to this view, however (....).’ The <strong>Liszt</strong><br />

Society Journal,Volume 24 (1999), blz. 43.<br />

9 In ‘The first cycle of ‘Harmonies poétiques et religieuses’ - a brief<br />

survey’, in The <strong>Liszt</strong> Society Journal,Volume 20 (1995), blz. 7-37, heb<br />

ik trachten aan te tonen, dat <strong>Liszt</strong> in de zomer van 1855 de derde<br />

klavierversie van zijn Hymne de l’enfant à son réveil voor zijn kinderen<br />

gespeeld heeft (dus niet de veronderstelde vroege koorversie, zoals<br />

Raabe meent!) en daarbij de woorden van Lamartine zong. Er bestaat<br />

overigens een geheimzinnige band tussen deze compositie en <strong>Liszt</strong>s<br />

kinderen, die wellicht in de hoek van de kamer speelden of bij papa<br />

op schoot zaten toen hij in Fontainebleau de eerste versie ervan componeerde<br />

(de melodie draagt alle kenmerken van een kinderliedje).<br />

10 In een lijstje met composities die <strong>Liszt</strong> in een vroeg stadium in zijn<br />

cyclus Harmonies poétiques et religieuses wilde opnemen, treft men de<br />

titel M.K. (Marie Kalergis) aan. Een schets met dat opschrift vindt men<br />

inderdaad in schetsboek N5. Uitgewerkt en voltooid werd deze in<br />

twee versies als appendix opgenomen in de in eindnoot 3 genoemde<br />

uitgave.<br />

11 De Duitse vertaling is van de hand van de dichter Peter Cornelius<br />

(1824-1874). Op 16 mei 1874 had <strong>Liszt</strong> hem verzocht Lamartine’s<br />

gedicht te vertalen (La Mara, Briefe II, blz. 203). Zoals blijkt uit zijn<br />

dankbrief van 23 augustus van dat jaar was de componist erg gelukkig<br />

met het resultaat (‘zum Entzücken gelungen’; ibidem, blz. 208).


Een onbekende <strong>Liszt</strong>-brief en een<br />

<strong>Liszt</strong>-concert in het Palazzo Barberini<br />

Hedwige Baeck-Schilders<br />

Eind 2005 toonde een Antwerpse<br />

privéverzamelaar ons een onbekende<br />

brief van <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> (1811-1886) met de<br />

bedoeling om de briefinhoud te duiden<br />

en eventueel te publiceren. Deze ongedateerde<br />

brief bleek op het eerste zicht<br />

eerder cryptisch, maar bevatte bij nadere<br />

lezing interessante informatie betreffende<br />

<strong>Liszt</strong>s verblijf in Rome.<br />

50<br />

1. Beschrijving van het document<br />

Eigenhandig door <strong>Liszt</strong> geschreven<br />

en ondertekende Franstalige brief aan<br />

“Cher Comte”. Plaats en datum ontbreken,<br />

evenals de begeleidende briefomslag<br />

met naam en adres van de<br />

bestemmeling.<br />

Het briefpapier meet 13,20 bij<br />

20,60 cm en is in de breedte in tweeën<br />

gevouwen. Hierdoor ontstonden vier<br />

kleinere bladzijden waarvan enkel bladzijden<br />

1, 2 en 3 zijn beschreven. De<br />

brief, op 31 oktober 1987 aangekocht in<br />

Librairie de l’Abbaye, 27 Rue Bonaparte<br />

te Parijs, bleef uitstekend bewaard en is<br />

door de heer Pinault,‘expert en autographes’<br />

authentiek verklaard.<br />

2. Transcriptie van het document<br />

“Cher Comte,<br />

Vous vous êtes effacé avec une / telle promptitude<br />

après notre / brillante répétition chez<br />

Mme de / Chimay, que je n’ai pu vous /<br />

dire combien je regrette de ne plus / être<br />

disponible à la fin de la / semaine. Il me<br />

semble en / avoir déjà prévenu la Comtesse<br />

Malatesta / qui veut bien m’inviter très<br />

aimablement /<br />

pour Dimanche prochain. / Soyez assez bon<br />

pour vous charger / de toutes mes excuses<br />

auprès d’elle. / Quand j’aurai le plaisir de<br />

vous / revoir il me sera aisé de vous / expliquer<br />

comment je me / trouve ininvitable<br />

pendant quelque / temps. / Mille amitiés<br />

cordiablement / dévouées<br />

F. <strong>Liszt</strong><br />

Mardi matin.<br />

Sauf changement, la répétition / générale est<br />

annoncée pour demain mercredi / 5 heures<br />

au palazzo Barberini.”<br />

3. Inhoud van de brief<br />

<strong>Liszt</strong> schrijft op dinsdagmorgen<br />

(“mardi matin”) aan een graaf, die na<br />

een repetitie bij Mme. de Chimay zo


snel was weggegaan, dat hij geen gelegenheid<br />

had om hem te zeggen niet<br />

meer vrij te zijn op het einde van de<br />

week. Hij had gravin Malatesta, die hem<br />

voor de volgende zondag wilde uitnodigen,<br />

hiervan reeds verwittigd, maar hij<br />

verzocht de graaf toch nog om zich bij<br />

haar te verontschuldigen.Wanneer hij<br />

de graaf zal weerzien, zal hij niet veel<br />

moeite hebben om hem uit te leggen<br />

waarom hij gedurende enige tijd niet<br />

uit te nodigen (“ininvitable”) is. In een<br />

addendum schrijft <strong>Liszt</strong> dat de generale<br />

repetitie voorzien is voor morgen woensdag<br />

(“demain mercredi”) om 5 uur in het<br />

Palazzo Barberini.<br />

In de brief, geschreven op een dinsdagmorgen,<br />

is dus enerzijds sprake van<br />

een uitnodiging voor de volgende zondag<br />

bij gravin Malatesta en anderzijds<br />

over een repetitie die heeft plaats gehad<br />

(op maandag) bij prinses de Chimay en<br />

de generale repetitie die zal plaats hebben<br />

op woensdag voor een concert in het<br />

Palazzo Barberini. Uit de vermelding<br />

van het Palazzo Barberini blijkt dat de<br />

brief in Rome is geschreven.<br />

4. Wie is wie<br />

4.1 Graaf en gravin Malatesta<br />

De brief is blijkbaar gericht aan graaf<br />

Malatesta, echtgenoot van gravin<br />

Malatesta. De slotformule “mille amitiés,<br />

cordialement dévouées” (duizend hartelijke<br />

en toegewijde groeten) laat uitschijnen<br />

dat het echtpaar Malatesta tot Listzs<br />

vriendenkring behoord.<br />

Het is bekend dat <strong>Liszt</strong> contacten<br />

had met de Malatesta’s van 1862 tot<br />

1883, want de namen ‘Malatesta’,‘comtesse<br />

Malatesta’ of ‘Mme la Comtesse<br />

Dorothée Malatesta’ komen verschillende<br />

malen voor in brieven van <strong>Liszt</strong> aan<br />

prinses Carolyne von Sayn-Wittgenstein,<br />

aan de Pruisische diplomaat Alfred von<br />

Reumont en aan Olga von Meyendorff.<br />

(zie Bijlage 1.)<br />

Gravin Dorotea Malatesta was volgens<br />

La Mara geboren gravin<br />

Krasinska. 1 Maar La Mara vergist zich,<br />

want haar ouders waren prins Antonio<br />

Jablonowski en gravin Paolina Mniszech.<br />

Zij behoorde tot een Pools adellijk<br />

geslacht, huwde met graaf Stanislas<br />

Krasinski en na diens overlijden met<br />

graaf Malatesta. 2 Zij ontving <strong>Liszt</strong> in<br />

51<br />

haar Romeinse salon o.m. in februari<br />

1862 3 en in januari 1881 4 en gaf hem<br />

in december 1878 de Revue des deux<br />

mondes om Klacsko’s artikels ‘Evolutions<br />

d’Orient’ te lezen. 5<br />

Er zijn slechts twee brieven bekend<br />

waarin <strong>Liszt</strong> gewag maakt van graaf<br />

Malatesta: in november 1865 laat hij aan<br />

Carolyne von Sayn-Wittgenstein de<br />

laatste politieke nieuwtjes weten die<br />

Malatesta hem in het Vaticaan kwam<br />

vertellen 6 en, jaren later, op 17 juni 1883<br />

vraagt hij hoe “mon ami Malatesta” - die<br />

blijkbaar ernstig ziek was, want <strong>Liszt</strong><br />

alludeert onmiddellijk hierna op “mourir”<br />

- het stelt. 7 La Mara geeft echter<br />

geen enkele duiding over graaf Malatesta.<br />

Zijn naam komt immers niet voor in de<br />

Almanach de Gotha, annuaire généalogique,<br />

diplomatique et statistique.<br />

De Malatesta’s waren afstammelingen<br />

van de befaamde heersersfamilie die een<br />

vooraanstaande rol speelde in de Italiaanse<br />

geschiedenis van de veertiende en vijftiende<br />

eeuw en die sinds 1295 heersten<br />

over Rimini, dat in 1528 werd toegevoegd<br />

aan de Pauselijke Staten. De<br />

familie verwierf in 1480 haar grafelijke<br />

titel.Volgens The Titled Nobility of Europe<br />

(comp. and edit. by the Marquis of<br />

Ruvigny, London, 1914) werd graaf<br />

Sigismondo Randolfo Malatesta op 26<br />

augustus 1814 door paus Pius VII erkend<br />

als de enige vertegenwoordiger van de<br />

feodale Malatesta-familie en ingeschreven<br />

in de Romeinse adel (Nobilta Romano).<br />

De samensteller en uitgever van dit<br />

compendium, Marquis of Ruvigny,<br />

schrijft dat hij deze inlichtingen kreeg<br />

van de toenmalige graaf Sigismondo<br />

Malatesta Ripanti, die in 1884 de titel<br />

erfde van zijn vader. L’Ordre de la Noblesse<br />

(Volume troisième). Familles d’Europe enregistrées<br />

In Ordine Nobilitatis du 1er janvier<br />

1979 au 31 octobre 1979 (édit. par Jean<br />

de Bonnot, Paris) geeft dezelfde genealogie<br />

als The Titled Nobility of Europe,<br />

maar vermeldt tevens dat de naam<br />

Ripanti met bijhorende titels werd toegevoegd<br />

door erfenis (in 1841).<br />

Logischerwijze moet de in 1884<br />

overleden vader van graaf Sigismondo<br />

Malatesta Ripanti geïdentificeerd worden<br />

als de graaf Malatesta, naar wiens<br />

gezondheidstoestand <strong>Liszt</strong>, zoals reeds<br />

vermeld, in 1883 informeerde. Het<br />

betreft dus graaf Francesco Malatesta


Ripanti (1826-1884). Over de positie in<br />

Rome van deze graaf Francesco Malatesta<br />

Ripanti is niets bekend. De Romeinse<br />

adel vormde nog tot het begin van de<br />

Eerste Wereldoorlog een exclusieve,<br />

gesloten gemeenschap die op de uitoefening<br />

van een vrij beroep neerkeek<br />

als op een vernederende sociale degradatie.<br />

8 Maar het is aannemelijk dat de<br />

graaf bindingen had met de diplomatieke<br />

of socio-culturele middens van Rome,<br />

dat toen nog tot de Pauselijke Staten<br />

behoorde en in 1870 deel ging uitmaken<br />

van het ééngemaakte Italië onder koning<br />

Victor Emanuel II.<br />

4.2. De prinsen de Chimay<br />

Verwijzingen naar de prinsen de<br />

Chimay komen veelvuldig voor in de<br />

brieven van <strong>Liszt</strong> aan Agnes Street-<br />

Klindworth, aan Carolyne von Sayn-<br />

Wittgenstein, aan Olga von Meyendorff<br />

en aan zijn leerling, de Belgische componist<br />

en dirigent <strong>Franz</strong> Servais (zie<br />

Bijlage 2). In een brief van 26 januari<br />

1865 uit Rome maakt <strong>Liszt</strong> voor het<br />

eerst melding van “le Pce et la Pcesse<br />

Caraman-Chimay”, hieraan toevoegend<br />

dat hij met het echtpaar musiceert. 9<br />

Sindsdien behoorden de prinsen de<br />

Chimay, die volgens een brief van 29<br />

oktober 1874 in de via del Corso<br />

woonden 10 , tot <strong>Liszt</strong>s vriendenkring.<br />

Ook in Parijs bezocht <strong>Liszt</strong> de prinsen<br />

in hun ‘hotel’ aan de Quai Malaquais<br />

o.m. op 5 maart 1866 11 en op 14 juni<br />

1878. 12<br />

Prins Joseph de Riquet (1836-1892)<br />

was telg uit de oude adellijke Belgische<br />

familie Riquet de Camaran-Chimay.<br />

Hij werkte in het Belgisch Gezantschap<br />

achtereenvolgens als secretaris van 1862<br />

tot 1864 te Parijs, tot juni 1865 te Rome,<br />

tot eind 1867 te Sint-Petersburg, en als<br />

raadgever vanaf januari 1868 te Bern.<br />

Daarna was hij in België van 1870 tot<br />

1878 gouverneur van de provincie<br />

Henegouwen en in 1884 werd hij<br />

minister van Buitenlandse Zaken. In<br />

1886 volgde hij zijn vader op als 18 de<br />

prins de Chimay.<br />

De prins had zijn eerste muziekonderricht<br />

gekregen van Benoit-Constant<br />

Fauconnier (1816 - 1898), muziekkapelmeester<br />

van 1843 tot 1869 op het kasteel<br />

van Chimay in de provincie Henegouwen,<br />

en nam verder vioollessen bij<br />

52<br />

Prins Joseph de Chimay (schilderij en portretfoto) in: M. Cornaz,<br />

Les Princes de Chimay et la Musique. Une famille de mélomanes au soeur<br />

de l’histoire, XVIe-XXe siècle. Photographies de Martial Trouillez<br />

(La Renaissance du Livre - Dexia, Bruxelles, 2002, p. 140 en 142).


Prinses Marie de Montesquiou<br />

(schilderij en portretfoto, in: idem, p. 141)<br />

Charles de Bériot en Henry Vieuxtemps.<br />

Na zijn terugkeer in België werd hij lid<br />

(1874) en vervolgens voorzitter (1877)<br />

van de toezichtscommissie van het<br />

Brusselse muziekconservatorium. 13<br />

Aldus bleef hij nauw betrokken met de<br />

activiteiten van het conservatorium:<br />

concerten, bibliotheek, oprichting van<br />

het Instrumentenmuseum (1877) en<br />

installatie van het Cavaillé-Coll-orgel<br />

(1880).Tijdens de Wereldtentoonstelling<br />

te Parijs in 1878 was hij voorzitter van<br />

de Belgische afdeling en tevens belast<br />

met de organisatie van een expositie van<br />

oude muziekinstrumenten in het bezit<br />

van Belgische muziekverzamelaars. Een<br />

vitrine van deze tentoonstelling was<br />

trouwens gewijd aan zijn eigen collectie<br />

en de genummerde catalogus vermeldt<br />

veertien instrumenten uit de 17 de en<br />

18 de eeuw. 14 In 1886 schonk hij ten<br />

slotte negen strijkinstrumenten aan het<br />

Muziekinstrumentenmuseum te Brussel.<br />

Zijn Maggini-viool ging echter verloren<br />

tijdens de brand in het kasteel van<br />

Chimay in 1935. 15<br />

Op 16 juni 1857 huwde de prins te<br />

Parijs met Marie de Montesquiou-<br />

Fezensac (1834-1884). 16 Zij was een<br />

goede pianiste en had o.a. les gekregen<br />

van Camille O’Meara - de laatste leer-<br />

53<br />

linge van Chopin - en van Clara<br />

Schumann-Wieck. Prinses de Chimay<br />

nam haar grote Erard-vleugel bij al haar<br />

verhuizingen mee. 17<br />

<strong>Liszt</strong> bleef tot op het einde van zijn<br />

leven in contact met de Chimay’s. Hij<br />

was op zondag 29 mei 1881 in de zaal<br />

van het Paleis der Academieën, Hertogstraat<br />

te Brussel, aanwezig op een huldeconcert<br />

ter zijner ere, georganiseerd<br />

door <strong>Franz</strong> Servais onder voorzitterschap<br />

van de prins de Chimay. 18<br />

Er zijn trouwens drie brieven van <strong>Liszt</strong><br />

aan de prins de Chimay bewaard. (zie<br />

Bijlage 3). Naar aanleiding van het<br />

overlijden van de prinses de Chimay op<br />

25 december 1884 betuigde <strong>Liszt</strong> zijn<br />

deelneming en zijn “constante amitié”<br />

aan de prins. 19 In een brief schreef <strong>Liszt</strong><br />

te Antwerpen op 25 april 1886 aan<br />

“Cher Prince” dat hij hem kon ontmoeten<br />

“après demain mardi matin” na zijn<br />

bezoek aan het atelier van kunstschilder<br />

Godfried Guffens (1823-1901) te<br />

Brussel. 20 Het derde geschreven document<br />

is ongedateerd, maar voor ons<br />

onderwerp wel interessant, want het<br />

heeft volgens Marie Cornaz, die het in<br />

de archieven van het kasteel te Chimay<br />

vond, waarschijnlijk verband met de<br />

bewuste generale repetitie voor het<br />

concert in april 1865 in het Palazzo<br />

Barberini. <strong>Liszt</strong> schrijft aan “Cher Prince”<br />

dat het podium klaar is, maar de piano<br />

van Alexandroni, gekozen door de<br />

prinses de Chimay, moet nog worden<br />

vervoerd en gestemd naar de diapason<br />

van het harmonium, voor de generale<br />

repetitie die om “5 heures aujourd’hui”<br />

plaats heeft. 21<br />

Naar de betrekkingen tussen <strong>Liszt</strong><br />

en de Chimay’s verwijst ten slotte nog<br />

een handgeschreven kopie van La notte<br />

voor viool en piano, gesigneerd door<br />

<strong>Liszt</strong>, in het archief van het kasteel van<br />

Chimay. (Het autografisch manuscript<br />

wordt bewaard in de Library of Congress<br />

in Washington). <strong>Liszt</strong> schreef dit stuk -<br />

dat samen met Les Morts en Le Triomphe<br />

funèbre du Tasse deel uitmaakt van de<br />

bundel Trois odes funèbres - oorspronkelijk<br />

voor pianosolo.Volgens Cornaz<br />

dateert de versie voor viool en piano<br />

van La notte uit de tijd toen <strong>Liszt</strong> en de<br />

Chimay’s in Rome verbleven. In 1866<br />

schreef <strong>Liszt</strong> nog een georkestreerde<br />

versie van La notte. 22


Palazzo Barberini, Rome.<br />

Ets van Giovanni Battista<br />

Piranesi.<br />

Het klooster Madonna<br />

del Rosario op de Monte<br />

Mario te Rome<br />

(foto Christo Lelie, 2002).<br />

5. Het concert in het<br />

Palazzo Barberini<br />

<strong>Liszt</strong> had zich sinds juni 1863 in het<br />

klooster van de Oratorianen Madonna<br />

del Rosario op de Monte Mario teruggetrokken.<br />

Op 21 maart 1864 speelde<br />

hij voor het eerst sinds jaren opnieuw<br />

in het openbaar ter gelegenheid van een<br />

‘Academia Sacra’ met de pauselijke zangkapel<br />

ten voordele van de Sint-Pieterspenning<br />

in de nieuwe kazerne van het<br />

Romeinse Praetoriaanse leger. 23 Sinds<br />

nieuwjaar 1865 had hij “mancherlei<br />

gesellschaftliche Störungen in meinen Arbeiten<br />

54<br />

zu erleiden”, zoals hij op 24 februari<br />

1865 aan <strong>Franz</strong> Brendel schreef. 24 De<br />

kennismaking met de prinsen de Chimay<br />

in januari 1865 had tot gevolg dat <strong>Liszt</strong><br />

bij hen en met hen ging musiceren. 25<br />

Op 24 februari 1865 trad hij op tijdens<br />

een concert, georganiseerd door de<br />

bankiersvrouw Cholmeley. 26 Einde<br />

maart 1865 verleende <strong>Liszt</strong> opnieuw<br />

zijn medewerking aan een ‘Academia<br />

Sacra’ van de zangkapellen van Sistina,<br />

San Pietro, Lateranesa en Liberiana in de<br />

zaal van het Capitool waarvoor Paus Pius<br />

IX zijn toestemming had gegeven. 27<br />

Een concert in april 1865 in het<br />

Palazzo Barberini is zowel door een<br />

brief van <strong>Liszt</strong> als door Dwight’s Journal<br />

of Music en het dagboek van Ferdinand<br />

Gregorovius gedocumenteerd. Naar<br />

aanleiding van een liefdadigheidsconcert<br />

in Pest, georganiseerd door “les dames<br />

patronesses de Pesth”, schreef <strong>Liszt</strong> op 23<br />

april 1871 aan Prinses Carolyne von<br />

Sayn-Wittgenstein: “...Somme toute, les<br />

soirées Karatsonyi ont suffisamment réussi,<br />

de la même façon que le concert au Palazzo<br />

Barberini en Avril 1865, avec les Chimay,<br />

et Mme de Montessuy [waarschijnlijk<br />

betreft het een familielid van de prinses<br />

de Chimay, geboren Montesquiou, en<br />

verbastert <strong>Liszt</strong> de familienaam als<br />

“Montessuy”]. La recette était même plus<br />

considérable cette fois 28 . Blijkbaar was het<br />

concert in het Palazzo Barberini ook<br />

een liefdadigheidsconcert dat, zoals de


6. <strong>Liszt</strong> als abbé in<br />

augustus 1865,<br />

(in: Deszö Légany, <strong>Liszt</strong><br />

and His Country 1869-<br />

1873, Budapest, 1983,<br />

p. 224).<br />

concerten in de Praetoriaanse kazerne<br />

(21 maart 1864) en in het Capitool<br />

(einde maart 1865), georganiseerd werd<br />

door adellijke dames met de hulp van<br />

commissarissen die, om de uitgaven te<br />

beperken, geen affiches lieten drukken<br />

en zelf toegangskaarten verkochten waarvoor<br />

een minimumprijs was bepaald. 29<br />

Volgens Alan Walker vermeldt Dwight’s<br />

Journal het concert van 20 april 1865 als<br />

‘The last of <strong>Liszt</strong>’. 30 En Gregorovius<br />

schrijft op datum van 30 april 1865 in<br />

zijn Römische Tagebücher: “Am 21. gab<br />

<strong>Liszt</strong> im Palast Barberini sein Abschiedsconcert.<br />

Dillettanten sangen und spielten; er<br />

spielte die Aufforderung zum Tanz und<br />

Erlkönig - ein sonderbarer Abschied von der<br />

Welt. Niemand ahnte, dass er schon die<br />

Abbatenstrümpfe in der Tasche trug....” 31 .<br />

Gregorovius vermeldt dus 21 april als<br />

datum van het concert, maar vergist<br />

zich, want uit een nauwkeurige lezing<br />

van <strong>Liszt</strong>s brief aan Sayn-Wittgenstein,<br />

gedateerd “samedi 22 avril 1865”, blijkt<br />

dat <strong>Liszt</strong> zich reeds voor het middagmaal<br />

op 21 april in het klooster van de<br />

wereldlijke Lazaristen bevond. 32 In dit<br />

klooster bereidde hij zich namelijk voor<br />

55<br />

op zijn opname in de Romeinse clerus:<br />

hij ontving op dinsdag 25 april 1865 de<br />

tonsuur 33 en op 30 juli 1865 de lagere<br />

wijdingen in de private Vaticaanse kapel<br />

van kardinaal Gustave de Hohenlohe. 34<br />

Het Palazzo Barberini, waar het<br />

bewuste concert dus op 20 april 1865<br />

plaats had, is gelegen in de Via delle<br />

Quattro Fontane en werd in 1949 eigendom<br />

van de Italiaanse staat die er een<br />

museum van maakte. Het is één van de<br />

mooiste barokpaleizen in Rome, op<br />

initiatief van Paus Urbanus VIII (Maffeo<br />

Barberini, 1623-1644) in 1625 door<br />

Carlo Maderno (gestorven in 1629)<br />

ontworpen en in 1633 door Bernini en<br />

Borromini voltooid. In het paleis bevond<br />

zich de befaamde bibliotheek van<br />

Kardinaal Francesco Barberini - die in<br />

1902 naar het Vaticaan werd overgebracht<br />

- en een rijke collectie schilderijen.<br />

De salon op de eerste verdieping -<br />

Salone di Pietro da Cortona - is rijk<br />

gedecoreerd met plafondfresco’s, waarop<br />

Pietro da Cortona (1596-1669) de<br />

‘Triomf van de Goddelijke Voorzienigheid’<br />

(1633-1639) uitbeeldde. Deze salon,<br />

het grootste vertrek van het paleis, leende<br />

zich uitstekend voor het geven van concerten.<br />

6. Besluit<br />

De analyse van de sleutelwoorden<br />

‘Comtesse Malatesta’, ‘Mme. de Chimay’ en<br />

vooral de verwijzing naar de algemene<br />

repetitie in het ‘Palazzo Barberini’ laat<br />

toe om de ongedateerde brief zonder<br />

adres van de geadresseerde en zonder<br />

plaatsvermelding, te dateren en te verklaren<br />

aan de hand van andere <strong>Liszt</strong>brieven<br />

en getuigenissen van tijdgenoten.<br />

Uit alle hierboven aangehaalde<br />

gegevens wordt duidelijk dat de brief<br />

gericht is aan graaf Francesco Malatesta<br />

Ripanti en verband houdt met het concert<br />

dat op 20 april 1865 plaats had in<br />

het Palazzo Barberini. Het betreft de<br />

enige brief, bij ons weten, van <strong>Liszt</strong> aan<br />

graaf Francesco Malatesta Ripanti.<br />

De brief is geschreven in het klooster<br />

van de Madonna del Rosario te Rome<br />

op dinsdagmorgen 18 april 1865 na een<br />

repetitie de vorige dag bij de prinsen de<br />

Chimay. De algemene repetitie gaat door<br />

op woensdag 19 april om 5 uur in het<br />

Palazzo Barberini. <strong>Liszt</strong> vraagt aan de


graaf zich bij diens vrouw te verontschuldigen<br />

omdat hij op haar uitnodiging<br />

voor volgende zondag niet kan<br />

ingaan. Hij was inderdaad “ininvitable” op<br />

zondag 23 april 1865, want op vrijdag<br />

21 april 1865 zal zijn retraite beginnen<br />

bij de paters Lazaristen ter voorbereiding<br />

van zijn intrede in de Romeinse clerus.<br />

Op donderdag 20 april 1865 speelt <strong>Liszt</strong><br />

op een concert in het Palazzo Barberini<br />

waaraan de prinsen de Chimay en<br />

mevrouw de Montessuy [Montesquiou?]<br />

als ‘dilettanten’ hun medewerking verlenen.Verdere<br />

details met betrekking tot<br />

het concert in het Palazzo Barberini<br />

zijn eveneens afleidbaar. De repetitie<br />

van maandag 17 april had plaats in de<br />

woning van de prinsen de Chimay,<br />

gelegen aan de via del Corso. Graaf<br />

Francesco Malatesta Ripanti, die op de<br />

repetitie aanwezig was, zorgde waarschijnlijk<br />

als ‘commissaris’ voor de praktische<br />

organisatie van het concert.<br />

Indien het in de archieven van Chimay<br />

bewaarde berichtje van <strong>Liszt</strong> aangaande<br />

een “répétition générale” inderdaad betrekking<br />

heeft op de generale repetitie van<br />

woensdag 19 april 1865, zou voor het<br />

concert op donderdag 20 april in het<br />

Palazzo Barberini een piano van<br />

Alexandroni gebruikt zijn, die de prinses<br />

de Chimay had gekozen. Het concert<br />

had plaats in de grote, met plafondschilderingen<br />

van Pietro da Cortona gedecoreerde,<br />

salon. De uitvoerders waren<br />

<strong>Liszt</strong> (piano), de prins de Chimay (viool),<br />

de prinses de Chimay (piano) en<br />

mevrouw de Montessuy [Montesquiou?]<br />

(zangeres). <strong>Liszt</strong> speelde een Fantasie op<br />

Erlkönig van Schubert en een Fantasie<br />

op Aufforderung zum Tanz van C.M. von<br />

Weber en de prinsen de Chimay naar<br />

alle waarschijnlijkheid La Notte voor<br />

viool en piano, waarvan in het archief<br />

van het kasteel van Chimay een door<br />

<strong>Liszt</strong> gesigneerd copie-manuscript<br />

bewaard wordt. De hier besproken<br />

brief, het ongedateerd bericht van <strong>Liszt</strong><br />

over een generale repetitie en de kopie<br />

van La Notte, overlappen elkaar aldus<br />

naadloos.<br />

Het concert in het Palazzo<br />

Barberini op 20 april 1865 was het laatste<br />

openbare optreden van <strong>Liszt</strong> vooraleer<br />

hij op dinsdag 25 april 1865 in het<br />

Vaticaan de tonsuur ontving en werd<br />

opgenomen in de Romeinse clerus.<br />

56<br />

Bijlagen<br />

1. Brieven waarin de Malatesta’s worden<br />

vermeld:<br />

1.1. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>s Briefe an die Fürstin<br />

Carolyne Sayn-Wittgenstein, deel 3,<br />

herausgegeben von La Mara, (Band 6),<br />

Leipzig, 1902:<br />

• “Rom Februar 1862... Les Rzewuski, que<br />

j’ai rencontrés hier soir chez Mme Malatesta,<br />

seront de cette course - comme aussi, à 3<br />

heures, d’une promenade archéologique au<br />

Musée chrétien du Latéran, dirigée par Mme<br />

Malatesta, et illustrée par de Rossi...” (brief<br />

4, p. 3).<br />

• “Rom,Vatican, November 1865...<br />

Malatesta est venu me voir. On dit qu’à<br />

partir du 15 Séc., le Roi de Naples vivra en<br />

particulier avec sa particulière, congédiant ses<br />

généraux, sa diplomatie à l’étranger, et son<br />

ministère. Il paraît qu’Ulloa même aurait<br />

envie de revenir à Naples, et demanderait à<br />

Odo Russel de l’y préserver des attentions<br />

des Mazzinistes. Le D. Gallo a décampé un<br />

beau soir, pour retourner également dans la<br />

cara patria. On prétend qu’il y avait sinon<br />

péril, du moins pénurie dans sa demeure de<br />

Rome, et qu’il a laissé passablement de<br />

comptes non soldés! Le Roi a été seulement<br />

surpris d’apprendre son départ, dans qu’il<br />

l’en ait prévenu auparavant. Malatesta compte<br />

3 catégories de brigands: les brigands napolitains<br />

légitimistes, les brigands constitutionnels<br />

du Piémont et les brigandes - l’art pour l’art<br />

- des divers villages des Etats pontifiqaux,<br />

où l’on s’entendra pour faire les opérations<br />

en commun! C’est fort rassurant pour les<br />

paysagistes et les botanistes! ” (brief 92, p.<br />

91-92).<br />

• “Rom, Jan. 1881...A 10 h., j’étais chez<br />

la Csse Malatesta - toujours très agréablement<br />

quinteuse!...” (brief 305, p. 307).<br />

• “Weymar 17 Juin 83... Comment se<br />

trouve mon ami Malatesta? Mourir, quelles<br />

qu’en soient les douleurs précédentes - est<br />

encore plus aisé que de vivre!” (brief 374,<br />

p. 383).<br />

1.2. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>s Briefe, gesammelt und<br />

herausgegeben von La Mara, (Band 8),<br />

Leipzig, 1905:


• (Rome, begin december 1878, brief<br />

aan Alfred von Reumont): “Mme la Csse<br />

Dorothée Malatesta me charge de vous dire<br />

qu’elle compte sur votre aimable promesse.”<br />

(brief 331, p. 338-339).<br />

1.3. The Letters of <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> to Olga von<br />

Meyendorff, 1871-1886, translated by<br />

William R.Tyler, Introduction and Notes<br />

by Edward N.Waters, Dumbarton Oaks,<br />

Washington, 1979, p. 163, p. 323 en p.<br />

328.<br />

In de brieven, gedateerd 29 oktober<br />

1874, 17 November 1878 en 14 december<br />

1878, is respectievelijk sprake van<br />

‘les Malatesta’, ‘Mme Malatesta’ en<br />

‘Contesse Malatesta’. Deze brieven worden<br />

hier niet in extenso geciteerd omdat ze<br />

in Engelse vertaling zijn gepubliceerd.<br />

2. Brieven waarin de prinsen de<br />

Chimay worden vermeld:<br />

2.1. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, gesammelt und<br />

herausgegeben von La Mara, <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s<br />

Briefe an eine Freundin (Agnes Street-<br />

Klindworth), Band 3, Leipzig, 1894:<br />

• “26 Janvier 65... Parmi mes nouvelles<br />

connaissances d’ici je vous nomme le Pce et<br />

la Pcesse Caraman Chimay. J’ai plaisir à<br />

musiquer avec eux, ce dont ils ne s’ennuient<br />

point. Les affaires diplomatiques du Prince<br />

(secrétaire de la Légation de Belgique à Rome)<br />

ne l’empêchent pas de cultiver son talent de<br />

violon; aussi réussit-il parfaitement à faire<br />

honneur de ses maîtres, Bériot et Vieuxtemps.<br />

Quant à sa femme (née Montesquiou), elle<br />

joue du piano à peu près à la manière de<br />

votre “Glanzperiode” musicale de Weimar”.<br />

(brief 105, p. 179).<br />

• “1 Mai 65 Vatican... Je vois quelquefois<br />

les Montessui et souvent les Caraman-<br />

Chimay.” (brief 107, p. 181).<br />

• “19 mai 65...A l”égard du professeur<br />

vous ne pouvez faire de meilleur choix que<br />

Mr. Léonard. J’en parlais hier au Prince<br />

Chimay (qui joue du violon avec goût et<br />

distinction); il me répéta ce que j’avais déjà<br />

entendu d’ailleurs sur la parfaite école de<br />

Léonard et les excellents résultats de ses<br />

leçons...”. (brief 108, p. 182).<br />

2.2. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe an die Fürstin<br />

Carolyne Sayn-Wittgenstein, Deel 3, herausgegeben<br />

von La Mara (Band 6),<br />

Leipzig, 1902:<br />

• “26 Avril 1865, ...Je m’habille aussitôt -<br />

Chimay survient. Je cause un quart d’heure<br />

avec lui...” (brief 77, p. 74).<br />

• “Paris, 5 Mars 66, ...J’ai fait visite à la<br />

Psse Metternich, à la Psse Marcelline, à Lle<br />

de Bloqueville, que je n’ai pas trouvée - et à<br />

Mme de Chimay, qui m’avait écrit un mot<br />

pour m’inviter au déjeuner...” (brief 99, p.<br />

95).<br />

• “Paris, 10 Mars 1866, ...Aujourd’hui,<br />

dîner chez les Montesquiou avec la Psse<br />

Caraman-Chimay...” (brief 100, p. 99).<br />

• “Dimanche, 23 Avril 71, Schottenhof,<br />

...Somme toute, les soirées Karatsonyi ont<br />

suffisament réussi, de la même façon que le<br />

concert au Palazzo Barberini en Avril 1865,<br />

avec les Chimay, et Mme de Montessuy. La<br />

recette était même plus considérable cette<br />

fois...” (brief 270, p. 296).<br />

2.3. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>s Briefe an die Fürstin<br />

Carolyne Sayn-Wittgenstein, Deel 4,<br />

(Band 7), 1902:<br />

• “Jeudi matin, 20 Juin 78,Weymar, ...Mes<br />

vieux 10 doigts se sont produits encore chez<br />

la Psse Chimay, selon le souhait de Mme la<br />

Maréchale Mac-Mahon, et de la Csse de<br />

Flandres - la Psse Chimay n’avait invité<br />

qu’une quinzaine de personnes en plus, de 5<br />

à 6 h,Vendredi.” (brief 211, p. 223).<br />

• “Mardi matin, 25 Mai 80, Giessen,...<br />

Elle (la Princesse de Monaco) me dit que<br />

l’été passé à Paris, elle m’avait vu et entendu<br />

chez la Psse Chimay, à la matinée en<br />

l’honneur de la Csse de Flandres.” (brief<br />

284, p. 289).<br />

2.4. The Letters of <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> to Olga<br />

von Meyendorff 1871-1886, translated by<br />

William R.Tyler; Introduction and<br />

Notes by Edward N.Waters, Dumbarton<br />

Oaks,Washington, 1979:<br />

• in een brief Villa d’Este, dd. 29 oktober<br />

1874, schrijft <strong>Liszt</strong> dat hij ’s morgens<br />

de mis hoort in de kerk van Gesu<br />

e Maria aan de Corso tussen het huis<br />

van de Chimay’s en het Russisch plein<br />

57<br />

aan de andere kant. (p. 51- 54) Deze<br />

brief wordt hier niet in extenso geciteerd<br />

omdat hij in Engelse vertaling is<br />

gepubliceerd.<br />

2.5. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, herausgegeben<br />

von La Mara, (Band 2), Leipzig, 1893:<br />

• in een brief aan <strong>Franz</strong> Servais, dd. 1<br />

October 1864: ...N’inviterez-vous pas le<br />

Prince de Chimay (actuellement gouverneur<br />

de Mons, je crois ? Il y aurait droit par son<br />

intérêt sincère pour l’art et son talent musical<br />

très distingué.” (brief 110, p. 168).<br />

3. Er zijn drie brieven van <strong>Liszt</strong> aan de<br />

prins de Chimay bekend:<br />

3.1. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>s Briefe, gesammelt und<br />

herausgegeben von La Mara, (Band 8),<br />

Leipzig, 1905:<br />

• een ongedateerd rouwbeklag om deelneming<br />

te betuigen bij het overlijden<br />

van de prinses de Chimay op 25<br />

december 1884:<br />

“Une grande douleur vous accable, cher<br />

Prince et ami. Point d’autres paroles que celles<br />

de l’humble prière au Dieu des miséricordes<br />

et des bénédictions. Bénissons-le dans nos<br />

croix à porter, avec les larmes que nous versons.<br />

Constante amitié. F. <strong>Liszt</strong>”. (brief<br />

448, p. 416).<br />

3.2. Marie Cornaz, Les Princes de Chimay<br />

et la musique. Une famille de mélomanes au<br />

coeur de l’histoire XVIe-XX’ siècle, La<br />

Renaissance du Livre - Dexia, Brussel-<br />

Doornik, 2002:<br />

• een ongedateerde brief: “Cher Prince,<br />

L’estrade est prête, il y faut seulement le<br />

piano. La Princesse ayant choisi celui<br />

d’Alexandroni, je vous prie de procéder de<br />

suite à en faire exécuter le transport et<br />

l’accordage au diapason de l’harmonium.<br />

La répétition générale reste fixée à 5 heures<br />

aujourd’hui et je viendrai chez vous vers une<br />

heure.Votre très cordialement dévoué F.<br />

<strong>Liszt</strong>”. (p. 147).<br />

• een brief uit Antwerpen, dd. 25 april<br />

1886: “Cher Prince, Je viendrai vous faire<br />

une courte visite après demain mard. Matin.<br />

De la gare, dix heures, j’irai à l’atelier de<br />

Mr. Guffens voir le chemin de la croix; si<br />

vous ne le connaissez pas déjà, peutêtre


viendriez vous chez Guffens, et je vous<br />

accompagnerai de là chez vous. Le soir, pour<br />

diner, doit être revenu à Anvers.Votre très<br />

affectionné vieux serviteur F. <strong>Liszt</strong>. 25<br />

Avril, 86 – Anvers”. (p. 163).<br />

M. Cornaz leest het jaar verkeerd als<br />

1884 i.p.v. 1886. <strong>Liszt</strong> was in 1884 niet<br />

in Antwerpen, maar verbleef wel tijdens<br />

de Goede Week en Paasdagen van 20<br />

tot 27 april 1886 te Antwerpen bij<br />

Victor Lynen. (zie Erik Baeck en<br />

Hedwige Baeck-Schilders, <strong>Liszt</strong> in<br />

Antwerpen, <strong>Liszt</strong> in Antwerp, op. cit., p. 34;<br />

en de brief waarin <strong>Liszt</strong> schrijft dat hij<br />

een bezoek brengt aan het schildersatelier<br />

van Guffens in Brussel op 27 april<br />

1886, gepubliceerd in: <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s<br />

Briefe, herausgegeben von La Mara,<br />

(Band 7), brief 444, p. 438).<br />

Van toen af was hij ‘abbé’, droeg hij<br />

een soutane (een zwart priesterkleed<br />

met vooraan een lange rij knoopjes) en<br />

nam hij zijn intrek in een appartement<br />

in het Vaticaan. Op 30 juli 1865 ontving<br />

hij de vier lagere wijdingen.<br />

Noten:<br />

1. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, gesammelt und herausgegeben<br />

von La Mara (Band 8), Leipzig, 1905, brief<br />

331 aan Alfred von Reumont, p. 339; <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s<br />

Briefe, op. cit., (Band 6), Leipzig, 1902, brief 4 en<br />

voetnoot 4, p. 3.<br />

2. The Titled Nobility of Europe, compiled and edited<br />

by the Marquis of Ruvigny, London, 1914, p. 820;<br />

Konarski, S., Armorial de la noblesse polonaise titrée,<br />

Paris, 1958, p. 43, 222, 275; L’Ordre de la Noblesse,<br />

Vol II (1 Juillet 1978- 31 Décembre 1978), p. 99-<br />

100, 222, 257-258; Rendina, Cl., Le Grandi<br />

Famiglie di Roma, Roma, 2004, p. 398.<br />

3. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, op. cit., (Band 6), brief 4, p. 3.<br />

4. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, op. cit., (Band 7), Leipzig,<br />

1902, brief 305, p. 306-307.<br />

5. The Letters of <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> to Olga von Meyendorff,<br />

translated by William R.Tyler, Introduction and<br />

Notes by Edward N.Waters, Dumbarton Oaks,<br />

Washington, 1979, p. 323 en 328.<br />

6. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, op. cit., (Band 6), brief 92, p.<br />

91-92.<br />

7. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, op. cit., (Band 7), brief 374,<br />

p. 383.<br />

8. Montroni, G.,‘Aristocraty and Professions’, in:<br />

Society and the professions in Italy, 1860-1914, ed.<br />

Maria Malatesta, translated by Adrian Belta,<br />

Cambridge University Press, 1995, p. 258-259.<br />

9. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, op. cit., (Band 3), Leipzig,<br />

1894, brief 105, p. 179.<br />

10. The Letters of <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>, op. cit., p. 51-54.<br />

11. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, op. cit., (Band 6), brief 99,<br />

p. 96.<br />

12. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, op. cit., (Band 7), brief 211,<br />

p. 223.<br />

13. Cornaz, M., Les Princes de Chimay et la musique.<br />

Une famille de mélomanes au coeur de l’histoire XVIe- XXe siècle, La Renaissance du Livre - Dexia,<br />

Brussel-Doornik, 2002, p. 141 - 143, 154, 158, 167.<br />

14. Exposition Universelle de Paris, 1878, Exposition<br />

historique de l’art ancien, Catalogue des Instruments<br />

Anciens de musique, Documents, curiosités suivi du<br />

Catalogue de l’Exposition faite par la Belgique dans<br />

l’aile droite du Trocadero, p. 46; Baeck-Schilders, H.,<br />

‘De violenverzameling van Charles Wilmotte, violist,<br />

gemeenteraadslid en promotor van het<br />

muziekleven te Antwerpen in de 19de eeuw’, in:<br />

Musica Antiqua, Jg. 11/3, augustus 1994, p. 109.<br />

15. Pitsch, G.,‘La musique chez le Prince de<br />

Chimay sous le Premier Empire’, in: Annuaire du<br />

Conservatoire royal de Bruxelles, 1940, p. 163.<br />

16. Almanach de Gotha.Annuaire généalogique,<br />

diplomatique et statistique, 1880.<br />

17. Cornaz, M., op. cit.,p. 148.<br />

18. Cornaz, M., op. cit., p.160. Over dit concert<br />

zie ook Baeck E. en Baeck-Schilders, H., <strong>Liszt</strong> in<br />

Antwerpen/<strong>Liszt</strong> in Antwerp, in: Journal of the <strong>Franz</strong><br />

<strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong>,1996, p. 26.<br />

58<br />

19. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, op. cit., (Band 8), Leipzig,<br />

1905; brief 448, p. 416.<br />

20. Cornaz, M., op. cit., p. 162-163.<br />

21. Cornaz, M., op. cit., p. 147.<br />

22. Cornaz, M., op. cit., p. 148.<br />

23. Gregorovius, F., Römische Tagebücher, edit.<br />

Friedrich Althaus, 2de druk, Stuttgart, 1892, p.<br />

177; Segnizz, E., <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> und Rome.<br />

Musikalische Studien VIII, Leipzig, (Hermann<br />

Seemann Nachfolger), 1901, p. 44;Walker, A.,<br />

<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>,The Final Years 1861-1886, London-<br />

Boston, (Faber and Faber), 1996-1997, p. 68.<br />

24. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Briefe aus Ungarischen Sammlungen,<br />

gesammelt und erläutert von Margit Prahacs,<br />

Bärenreiter, Kassel - New York, 1966, brief 132, p.<br />

121.<br />

25. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, op. cit., (Band 3), p. 179.<br />

26. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Briefe aus Ungarischen Sammlungen,<br />

op. cit., brief 132, p. 121.<br />

27. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Briefe, op. cit., (Band 2), Leipzig,<br />

1883, p. 79, brief 38 aan Dr. <strong>Franz</strong> Brendel (3<br />

april 1865);Walker, A., op. cit., p. 68. <strong>Liszt</strong> speelde<br />

Cantique, het laatste nummer van de Harmonies<br />

poétiques et religieuses, uitgegeven bij Kistner, en als<br />

bisnummer zijn transcriptie van Charité van Rossini.<br />

28. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, op. cit., (Band 6), brief 270,<br />

p. 296. <strong>Liszt</strong> ontmoette het echtpaar Montessuy<br />

[Montesquiou?] verschillende malen: cf. <strong>Franz</strong><br />

<strong>Liszt</strong>’s Briefe, op. cit., (Band 3), p. 179, brief 105,<br />

(26 januari 1865); ibid., p. 108, brief 107 (1 mei<br />

1865); ibid., p. 183, brief 108 (19 mei 1865); ibid.,<br />

p. 296, brief 270 (23 april 1871).<br />

29. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, op. cit., (Band 2), p. 79-80,<br />

brief 38 aan Dr. <strong>Franz</strong> Brendel (3 april 1865);<br />

Segnizz, op. cit., p. 46 - 47.<br />

30. Dwight’s Journal of Music, 10 juni 1865, p. 44,<br />

geciteerd door A.Walker, op. cit., p. 86.<br />

31. Gregorovius, F., op. cit., p. 201, dd. 30 april 1865.<br />

32. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, op. cit., (Band 6), p. 67,<br />

brief 72 (22 april 1865).<br />

33. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>’s Briefe, op. cit., (Band 6), p. 70,<br />

brief 76 (25 april 1865). De tonsuur of kruinschering<br />

kenmerkt de toetreding van een leek tot de<br />

geestelijke stand (clerus), waardoor de titel van<br />

‘abbé’ werd toegekend.<br />

34. Cf. Document 51, in: <strong>Liszt</strong> Ferenc Memorial<br />

Museum. Catalogue comp. and ed. Maria Eckhardt,<br />

1986, p. 43. De vier lagere wijdingen zijn respectievelijk<br />

portier, voorlezer, duiveluitdrijver en misdienaar;<br />

de drie hogere wijdingen, respectievelijk<br />

onder-diaken, diaken en priester, heeft <strong>Liszt</strong> nooit<br />

ontvangen.


<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> in Rome<br />

Een onbekende brief uit 1873<br />

Christo Lelie<br />

1. Beschrijving van het document<br />

Eigenhandig door <strong>Liszt</strong> geschreven<br />

en ondertekende Franstalige brief aan<br />

“Cher Monsieur”, ondertekend 12 Octobre<br />

(18)73 Rome. De begeleidende enveloppe<br />

met naam en adres van de geadresseerde<br />

ontbreekt.<br />

Het briefpapier meet 180 bij 130 mm<br />

en is in de breedte in tweeën gevouwen.<br />

Hierdoor ontstonden vier bladzijden,<br />

waarvan pagina 1 en 2 beschreven zijn.<br />

Vervolgens is de brief nogmaals in<br />

tweeën gevouwen, met doordruk van<br />

de natte inkt als gevolg.<br />

De brief werd juli 2006 aangekocht<br />

in een Weens antiquariaat.<br />

2. Transcriptie van het document<br />

“Cher Monsieur,<br />

Avant hier chez le Comte Bobrinsky,<br />

et aujourd’hui chez le Prince<br />

Teano, on a servi, la plus<br />

grande satisfaction des convives,<br />

de votre délicieux et réconfortant<br />

Moselle mousseux.Au succès<br />

général qu’il obtenait se joignat<br />

pour moi le souvenir de votre<br />

agréable visite à Weimar, et<br />

à Pest - où je passerai tout<br />

l’hiver, à partis du 1’Novembre.<br />

[verso]<br />

Je compte sur le plaisir de<br />

vous y revoir, et de vous<br />

renouveler, cher Monsieur, l’expression<br />

de mes sentiments très distingués<br />

et affectueux<br />

F. <strong>Liszt</strong><br />

12 Octobre 73 Rome<br />

Ci-joint le montant de ma<br />

petite dette pour le dernier envoi<br />

que vous avez eu l’obligeance de<br />

me faire.”<br />

59<br />

3.Vertaling van de brief<br />

Geachte Heer,<br />

Eergisteren bij graaf Bobrinsky en<br />

vandaag bij Prins Teano, heeft men tot<br />

de grootste bevrediging van de gasten<br />

uw verrukkelijke, versterkende, mousserende<br />

Moezelwijn geserveerd. Het succes<br />

dat hij had voegde zich bij mij samen<br />

met de herinnering die ik heb aan uw<br />

aangename bezoeken in Weimar en in<br />

Pest, waar ik de gehele winter zal verblijven,<br />

vanaf de eerste november. Ik<br />

reken op het plezier om u daar te mogen<br />

ontvangen en om de uitdrukking van<br />

mijn zeer hoogachtende en toegenegen<br />

gevoelens, geachte mijnheer, te mogen<br />

vernieuwen. F. <strong>Liszt</strong>, 12 oktober (18)73.<br />

Rome.<br />

[Naschrift:] Bijgesloten is het bedrag<br />

van mijn kleine schuld voor de laatste<br />

rekening, waarvan u de beleefdheid had<br />

die voor mij te maken.<br />

4. Duiding van de brief<br />

Zoals gebruikelijk noemt <strong>Liszt</strong> de<br />

naam van de geadresseerde niet in de<br />

aanhef, en houdt hij het op “Cher<br />

Monsieur”, wat wijst op een zekere<br />

afstandelijke relatie. Naam en adres<br />

hebben op de enveloppe gestaan, die niet<br />

bij de brief is bewaardgebleven. Op grond<br />

van de inhoud lijkt het plausibel dat de<br />

geadresseerde een vaste wijnhandelaar<br />

van <strong>Liszt</strong> is. De componist roemt immers<br />

diens mousserende moezelwijn die hij<br />

bij zijn bezoek aan graaf Bobrinsky en<br />

prins Teano gedronken heeft.<br />

Graaf Bobrinsky en prins Teano<br />

behoren beiden tot de vriendenkring<br />

van <strong>Liszt</strong>; ze zijn in diens gepubliceerde<br />

correspondentie op ruime schaal terug<br />

te vinden. Prins Teano heette voluit Don<br />

Onorato Caetani, Principe di Teano<br />

(1842-1917). Onorato was de zoon van<br />

de Michelangelo Caetani, hertog van<br />

Sermoneta (1804-1882), een bekend<br />

Italiaans patriot en Dante-onderzoeker.


1a. Brief van <strong>Liszt</strong> aan<br />

“Cher Monsieur’,<br />

12 oktober 1873 (recto).<br />

1b .Brief van <strong>Liszt</strong><br />

12 oktober 1873 (verso).<br />

Michelangelo Caetani was zeer invloedrijk<br />

in Rome. Hij was een groot muziekliefhebber,<br />

die in zijn paleis grootse<br />

concerten organiseerde 1 en een goede<br />

vriend van <strong>Liszt</strong>, voor wie dankzij<br />

Michelangelo heel wat deuren in Rome<br />

open gingen. 2 Ook met Onorato, die<br />

door <strong>Liszt</strong> in zijn brieven ‘Prins Teano’<br />

wordt genoemd, en diens vrouw Ada,<br />

was de componist bevriend. 3<br />

Graaf Alexey Pavlovitsj Bobrinsky<br />

(1826-1894), bekend Russisch staatsman<br />

(minister van transport), was de neef van<br />

de bekende graaf Aleksey Grigorievich<br />

(Orlov) Bobrinsky (1762-1813), oneigenlijk<br />

kind van Catherina de Grote.<br />

Bobrinsky (of ‘Bobrinksi’; <strong>Liszt</strong> gebruikt<br />

beide spellingen naast elkaar) woonde<br />

met zijn vrouw in Rome 4 , waar ze<br />

regelmatig banketten hielden voor de<br />

Romeinse adel en de buitenlandse gasten.<br />

Omdat <strong>Liszt</strong> bij de twee in de brief<br />

genoemde bezoeken dezelfde wijn dronk<br />

en hij er de verkoper (?) enthousiast<br />

over bericht, kunnen we aannemen dat<br />

hij deze zelf aan zijn twee respectieve<br />

gastheren heeft geschonken. Kennelijk is<br />

de (wijn)leverancier <strong>Liszt</strong> zowel in<br />

Weimar als in Boedapest wezen opzoeken,<br />

mogelijk om de wijn te bezorgen.<br />

Dat het inderdaad om een handelaar en<br />

niet om een andersoortige relatie gaat<br />

die <strong>Liszt</strong> de wijn heeft geschonken,<br />

blijkt uit het post scriptum, waarin <strong>Liszt</strong><br />

verklaart het geldbedrag voor een nog<br />

60<br />

openstaande rekening bij te sluiten.<br />

Hierbij blijft echter de mogelijkheid<br />

bestaan dat het geen wijnhandelaar<br />

betrof, maar iemand anders met wie<br />

<strong>Liszt</strong> een andere zakelijke relatie had en<br />

van wie hij de wijn ten geschenke had<br />

gekregen. De woonplaats van de handelaar<br />

valt moeilijk te achterhalen. In ieder<br />

geval verwacht <strong>Liszt</strong> hem op bezoek in<br />

Boedapest, dus mogelijk had hij daar<br />

een vestiging.<br />

De brief is naadloos te situeren binnen<br />

de door Serge Gut samengestelde<br />

chronologie van het leven van <strong>Liszt</strong>. 5<br />

Daaruit blijkt dat <strong>Liszt</strong> aan het begin<br />

van 1873 in Pest verblijft.Via Wenen en<br />

Pressburg reist hij naar Weimar, dat tussen<br />

17 april en 30 september zijn vaste<br />

verblijfplaats is.Tussen 4 en 23 oktober<br />

woont hij in Rome op het adres Vicolo<br />

de’ Greci 43, waar de brief dus geschreven<br />

is. 6 Gut vermeldt geen details over<br />

<strong>Liszt</strong>s activiteiten in die weken, zodat<br />

we wat dat betreft niets te weten kunnen<br />

komen over de aard van het bezoek<br />

aan graaf Bobrinsky en prins Teano.<br />

Inderdaad vertrekt hij op 28 oktober,<br />

om via Wenen en Esztergom naar<br />

Boedapest te reizen, waar hij vervolgens<br />

twee maanden zou blijven.<br />

De bekende <strong>Liszt</strong>-biografen gaan<br />

niet of nauwelijks in op de figuren van<br />

Prins Teano en graaf Bobrinky, maar in<br />

enkele briefwisselingen komen beide<br />

namen regelmatig voor. 7


4.1. Graaf Bobrinsky<br />

Bobrinsky wordt in de door La<br />

Mara 8 gepubliceerde brieven van <strong>Liszt</strong><br />

vier keer genoemd, maar het betreft<br />

geen brieven uit oktober 1873. In juni<br />

1866 schrijft hij Carolyne von Sayn-<br />

Wittgenstein vanuit Vaticaanstad, dat<br />

mevrouw Bobrinsky hem middels een<br />

vriendelijke brief heeft uitgenodigd<br />

voor een diner. Op 30 november 1870<br />

bericht <strong>Liszt</strong> vanuit Boedapest aan<br />

Carolyne dat hij haar in de winter van<br />

1871 weer naar Rome hoopt op te<br />

zoeken. Hij verheugt zich op Carolyne’s<br />

“Dantesque” lezingen, en de diners bij<br />

Bobrinsky (“les dîners Bobrinski sont<br />

très opportun”). In januari 1881 spreekt<br />

hij in een brief aan Carolyne andermaal<br />

over de Bobrinsky’s en weer gaat het<br />

over eten:“Pour aujourd’hui midi, un<br />

déjeuner chez les Bobrinsky s’est arrangé.”)<br />

In al deze citaten gaat de relatie<br />

tussen <strong>Liszt</strong> en de Bobrinsky’s dus door<br />

de maag, en de in de brief van 12 oktober<br />

1873 genoemde moezelwijn past<br />

uitstekend binnen dit patroon,<br />

Omdat <strong>Liszt</strong> oktober 1873 in Rome<br />

was, waar Carolyne woonde, is het verklaarbaar<br />

dat er juist uit deze voor ons<br />

onderzoek zo belangrijke periode geen<br />

brieven aan de prinses bewaard zijn. Dit<br />

blijkt uit een brief van 18 oktober 1873<br />

aan Olga von Meyendorff 9 , waarin <strong>Liszt</strong><br />

schrijft dat hij “de meeste van zijn uren<br />

bij de prinses doorbrengt.” Des te meer<br />

brieven schreef <strong>Liszt</strong> in deze periode<br />

aan Olga von Meyendorff, en dat brengt<br />

ons opeens dicht bij de brief van 12<br />

oktober. De eerste brief van <strong>Liszt</strong> aan<br />

Olga dateert van 8 oktober. Hierin<br />

schrijft hij over zijn reis van Eisenach<br />

naar Rome en gaat uitvoerig in op de<br />

Bobrinsky’s. <strong>Liszt</strong> meldt dat hij de vorige<br />

avond (dinsdag 7 oktober) in Rome<br />

de Russische ambassadeur was tegengekomen<br />

bij de Bobrinsky’s. 10 Vervolgens<br />

vertelt <strong>Liszt</strong> dat de graaf al enige tijd<br />

daarvoor een nieuwe woning, de Villa<br />

Malta, had gekocht, maar dat het grafelijke<br />

paar voorlopig nog in hun oude<br />

huis, het Casa Margherita 11 , verbleef,<br />

omdat het meer dan een jaar werk en<br />

meer dan 100.000 francs zou kosten om<br />

de Villa Malta naar hun smaak te verbouwen.<br />

In het vervolg van de brief blijkt dat<br />

61<br />

hij een dag later zou gaan dineren bij<br />

de Bobrinsky’s, dus op donderdag 9<br />

oktober. Het bezoek waarvan <strong>Liszt</strong> in<br />

de brief aan “Cher Monsieur” van (zondag)<br />

12 oktober spreekt, heeft echter op<br />

vrijdag 10 oktober plaatsgevonden,<br />

want <strong>Liszt</strong> heeft het over “eergisteren”<br />

(avant hier). Dit kan betekenen dat het<br />

diner waarover <strong>Liszt</strong> op 8 oktober aan<br />

Von Meyendorff schrijft, uiteindelijk<br />

een dag is uitgesteld, of dat <strong>Liszt</strong> twee<br />

dagen achter elkaar, op 9 en 10 oktober<br />

bij de Bobrinsky’s te gast was, waarbij<br />

<strong>Liszt</strong>s moezelwijn op de 10 de gevloeid<br />

heeft.<br />

In <strong>Liszt</strong>s brieven aan Olga von<br />

Meyendorff worden graaf en gravin<br />

Bobrinsky overigens vele tientallen<br />

malen genoemd.Voor de duiding van<br />

de brief van 12 oktober 1873 zijn de<br />

latere vermeldingen verder van geen<br />

belang.<br />

4.2. De Caetani’s<br />

In de brief van 12 oktober aan “Cher<br />

Monsieur” schrijft <strong>Liszt</strong> dat hij diezelfde<br />

dag bij Prins Teano was geweest. Een<br />

brief van zaterdag 18 oktober 1873 aan<br />

Olga von Meyendorff verklaart om wat<br />

voor gelegenheid dit ging. <strong>Liszt</strong> schrijft:<br />

“Afgelopen zondag [dat was dus inderdaad<br />

12 oktober] was ik in mijn hoedanigheid<br />

van peetvader van Teano’s in<br />

1871 geboren tweede zoon Roffredo<br />

uitgenodigd voor de doop van de derde.<br />

De ceremonie vond plaats in het<br />

Caetani paleis; de peetvader was Prins<br />

Odescalchi (de vader)...” Het spreekt<br />

vanzelf dat deze feestelijke dag aanleiding<br />

bood voor het drinken van een<br />

goed glas wijn!<br />

Evenals de Bobrinsky’s worden de<br />

Caetani’s in <strong>Liszt</strong>s brieven aan Von<br />

Meyendorff veelvuldig genoemd.<br />

Hieruit blijkt de sterke vriendschapsband,<br />

bijvoorbeeld als <strong>Liszt</strong> op 2 juni<br />

1874 schrijft dat de Caetani’s tot de<br />

mensen behoorden (naast Madame<br />

Minghetti en M. de Keudell) die hij het<br />

meest frequent ontmoette in Rome.<br />

5. Overige briefwisselingen<br />

Pogingen om de geadresseerde te<br />

achterhalen in de overige relevante,<br />

gepubliceerde brievencollecties 12 van


2. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>, foto<br />

Ferenc Kozmata,<br />

Boedapest 1875 (Carte<br />

de visite, coll. Christo<br />

Lelie).<br />

<strong>Liszt</strong> hebben geen resultaten opgeleverd.<br />

Interessant is dat in <strong>Liszt</strong>s correspondentie<br />

met zijn goede vriend baron<br />

Anton Augusz 13 twee brieven te vinden<br />

zijn die vlak voor en direct na de brief<br />

van 12 oktober geschreven zijn.<br />

Opmerkelijk is dat hierin op geen<br />

enkele wijze gerefereerd wordt aan zijn<br />

bezoeken aan de Bobrinsky’s en de<br />

Caetani’s. In een brief van 6 oktober<br />

1873 aan Augusz kondigt hij, evenals in<br />

de brief van 12 oktober aan “Cher<br />

62<br />

Monsieur”, aan dat hij vanaf 1 november<br />

in Pest zal verblijven.Voor de rest<br />

gaat <strong>Liszt</strong> in op Duitse en Hongaarse<br />

muziekzaken. Zo ook in een brief van<br />

14 oktober aan Augusz, waarin hij<br />

tevens weten laat dat hij 23 oktober<br />

eerst nog naar Wenen zal gaan. Interessant<br />

is vooral het post scriptum van<br />

deze brief: “Gestern Abend ertheilte mir in<br />

gnadigst liebreicherweise, Seine Heiligkeit,<br />

eine privat Audienz”.“Seine Heiligkeit” is<br />

Paus Pius IX (1792 - 1878), bij wie<br />

<strong>Liszt</strong> kennelijk onverwacht de avond<br />

daarvoor, dat wil zeggen op 12 oktober<br />

- de dag dat hij de brief aan “Cher<br />

Monsieur” schreef ! - een audiëntie<br />

heeft afgelegd. Het feit dat <strong>Liszt</strong> aan<br />

“Cher Monsieur” geen melding maakt<br />

van dit bezoek, maakt het aannemelijk<br />

dat de brief geschreven is tussen het<br />

bezoek aan de doopdienst van de jongste<br />

zoon van prins Teano en de het bezoek<br />

van aan Paus Pius IX. Aan de andere<br />

kant ligt het niet in de lijn van verwachting<br />

dat <strong>Liszt</strong> zo’n persoonlijk detail<br />

in een in wezen zakelijk briefje zou<br />

zetten.<br />

Er zijn nog twee brieven uit dezelfde<br />

periode aan andere geadresseerden.<br />

In <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>s Briefe aus Ungarische<br />

Samlungen 14 staan een brief aan J. Dunkl<br />

van 11 oktober 1873 en één aan baron<br />

Augusz van 14 oktober 1873, die beide<br />

geen nieuw licht op <strong>Liszt</strong>s activiteiten<br />

van deze dagen geven (behalve dat hij<br />

zich ook bezighield met het regelen van<br />

verzending van opdrachtexemplaren van<br />

nieuwe composities, zie de brief aan<br />

Dunkl). Ook bestaat er een brief aan<br />

prinses Marie zu Sayn-Wittgenstein van<br />

15 oktober 1873, welke <strong>Liszt</strong> opent met<br />

de uitspraak:“Voor mij is het beste stuk<br />

van Rome, dat wat een link legt met<br />

uwe hoogheid.” 15<br />

6. Besluit<br />

De informatie over de bezoeken van<br />

<strong>Liszt</strong> aan de Bobrinsky’s en de Caetani<br />

helpt ons verder niet om de naam van<br />

de geadresseerde te achterhalen. Ook de<br />

<strong>Liszt</strong>-biografieën en gepubliceerde correspondenties<br />

bieden geen aanknopingspunten<br />

om de puzzel op te lossen.<br />

Enkel een andere, nog te ontdekken<br />

brief uit deze periode waarin <strong>Liszt</strong><br />

bijvoorbeeld de moezelwijn zou bestel-


len, of waarin hij aan derden over de<br />

leverancier ervan spreekt, zou de identiteit<br />

van de handelaar kunnen verraden.<br />

De kans lijkt echter klein dat zo’n<br />

schrijven, vermits dat al bestaat, boven<br />

water zal komen.<br />

Ondanks het gegeven dat de geadresseerde<br />

vooralsnog anoniem blijft, heeft<br />

de brief van 12 oktober 1873 naast<br />

antiquarische zeker de nodige biografische<br />

waarde, omdat hij inzicht geeft in<br />

het reilen en zeilen van <strong>Liszt</strong> in Rome.<br />

Vooral in samenhang met de brieven<br />

aan Olga von Meyendorff is de inhoud<br />

te duiden. Door die context staat ook<br />

de authenticiteit van dit autograaf vast.<br />

Uit de brieven aan resp. Olga von<br />

Meyendorff en baron Augusz blijkt dat<br />

de brief tussen het doopfeest bij de<br />

Caetani en een avondaudiëntie bij de<br />

paus is geschreven.<br />

Een bijzonder element is dat in de<br />

brief een van de belangrijkste biografische<br />

gegevens van zijn laatste levensperiode<br />

tot uitdrukking komt, namelijk<br />

zijn vie trifurquée. Hiermee doelen de<br />

biografen op het feit dat <strong>Liszt</strong> in deze<br />

periode jaarlijks de steden Rome (waar<br />

de brief geschreven is),Weimar en<br />

Boedapest (beide steden worden in de<br />

brief genoemd) als vaste verblijfplaatsen<br />

had.<br />

Noten:<br />

1 Walker, A. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>, volume three, the Final Years. New York:<br />

Alfred A. Knopff, 1996, pag. 37.<br />

2 Eösze, L., 119 Római <strong>Liszt</strong> dokumentum. Budapest: Zenemükiadó, 1980.<br />

pag. 142. In een brief aan Michelangelo Caetani, geschreven op 28<br />

oktober 1872 in Wenen, schrijft <strong>Liszt</strong>: “Grâce à la bienveillance que vous<br />

m’avez témoigné pendant les années de mon séjour à Rome, j’ai été souvent<br />

admis à goûter dans votre maison, le charme de vos libéralités d’intelligence, -<br />

et depuis l’an dernier, un lieu plus particulier encore, me rattache a votre illustre<br />

famille.”<br />

3 Zie bijv. Eösze, op. cit. Op pag. 141 staat een brief van <strong>Liszt</strong> aan<br />

Onorato Caetani, waarin hij aankondigt de prins een kleine collectie<br />

dansmuziek te zullen sturen. In de door La Mara verzamelde correspondentie,<br />

Band VIII, is ook een brief van <strong>Liszt</strong> aan Onorato afgedrukt,<br />

geschreven in Boedapest, november 1871. Mara. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>s Briefe,<br />

Band VIII. Leipzig: Breitkopf & Härtel, 1905<br />

4 La Mara. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong>s Briefe, Band VI, pag. 122, voetnoot 2. Leipzig:<br />

Breitkopf & Härtel, 1902.Volgens La Mara bewoonden de Bobrinsky’s<br />

de Villa Malta (thans de ambassade van de Maltezer Ridders), Piazza<br />

dei Cavalieri di Malta, 4, maar tijdens <strong>Liszt</strong>s bezoek in 1873 was dat<br />

nog niet het geval, zie het vervolg van dit artikel en eindnoot 11.<br />

5 Gut, S. <strong>Liszt</strong>. Paris: Editions de Fallois, 1989.<br />

6 Briefe an Baron Antal Augusz 1846-1878, herausgegeben von Wilhelm<br />

von Csapó. Budapest: Friedr. Kilián’s Nachf., 1911. Een brief van <strong>Liszt</strong><br />

aan baron Antal Augusz, Rome, 6 oktober 1873 besluit <strong>Liszt</strong> met de<br />

mededeling dat Vicolo de’ Greci, 43 tot de 22ste oktober van dit jaar<br />

zijn verblijfadres in Rome zou zijn.<br />

7 La Mara, op. cit. en Von Meyendorff (zie eindnoot 9).<br />

8 Zie eindoot 4.<br />

9 The Letters of <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> to Olga von Meyendorff 1871-1886 in the<br />

Mildred Bliss Collection at Dumbarton Oaks, Dumbarton Oaks, 1979,<br />

p. 98.<br />

10 Omdat de brieven aan Olga von Meyendorff alleen in Engelse<br />

vertaling zijn gepubliceerd, kan het origineel niet worden gegeven<br />

en worden hier vertalingen van het Engels gegeven.<br />

11 Op 5 oktober schreef <strong>Liszt</strong> al uitgebreid aan Olga von Meyendorff<br />

(op. cit. pag. 23) over de Bobrinky’s en hun verblijf in het Casa<br />

Margherita, dat volgens <strong>Liszt</strong> veel te klein voor het grafelijke paar was,<br />

zodat een substantieel deel van hun bagage onuitgepakt was gebleven.<br />

In een brief van 18 oktober 1873 gaat <strong>Liszt</strong> in detail in op de geplande<br />

verbouwing, waarbij alleen de toren behouden zou blijven en die circa<br />

twee jaar zou duren.<br />

12 La Mara, opus cit. Correspondance entre <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> et Hans von Bülow,<br />

publié par La Mara Leipzig: Breitkopf & Härtel, 1899. Briefe aus<br />

ungarische Sammlungen 1835-1886, gesammelt und herausgegeben von<br />

M. Prahács. Budapest, Kassel: Akadémia Kiadó, Bärenreiter, 1966.<br />

<strong>Liszt</strong> letters in the Library of Congress, Introduced, translated, annotated,<br />

and edited by Michael Short. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Studies Series no. 10.<br />

Hillsdale, NY: Pendragon Press, 2003. The letters of <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> to Marie<br />

zu Sayn-Wittgenstein, translated and edited by H.E. Hugo. Cambridge:<br />

Harvard University Press, 1953. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> and Agnes Street-Klindworth,<br />

a correspondance, 1854-1886, introduced, translated, annotated and edited<br />

by Pauline Pocknell. <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Studies Series No. 8. Hillsdale NY:<br />

Pendragon Press, 2000.<br />

13 Briefe an Baron Antal Augusz 1846-1878, herausgegeben von Wilhelm<br />

von Csapó. Budapest: Friedr. Kilián's Nachf., 1911.<br />

14 Briefe aus ungarische Sammlungen 1835-1886, gesammelt und herausgegeben<br />

von M. Prahács. Budapest, Kassel: Akadémia Kiadó,<br />

Bärenreiter, 1966.<br />

15 The letters of <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> to Marie zu Sayn-Wittgenstein, translated and<br />

edited by H.E. Hugo. Cambridge: Harvard University Press, 1953,<br />

p. 160.<br />

63


Het 13 de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> Festival 2006 is mede mogelijk gemaakt door:<br />

Word donateur van de<br />

<strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong><br />

De Stichting <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong> is in 1979 opgericht<br />

met als doel leven en werk van <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> op toegankelijke<br />

en wetenschappelijk verantwoorde wijze te<br />

presenteren. De stichting organiseert festivals, concerten,<br />

recitals, kamermuziekavonden en lezingen.<br />

In de afgelopen jaren zijn meerdere cd’s met minder<br />

bekende werken uitgebracht. Jaarlijks wordt een tijdschrift<br />

gepubliceerd dat internationale bekendheid<br />

geniet. Daarnaast verschijnt enkele malen per jaar een<br />

‘<strong>Liszt</strong> Bulletin’.<br />

De stichting maakt deel uit van een groot internationaal<br />

netwerk van zusterorganisaties die <strong>Liszt</strong> onder brede<br />

aandacht willen brengen.<br />

De <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong> stimuleert jong talent door<br />

regelmatig muziekavonden in kleine kring - huisconcerten<br />

- te organiseren. Daarbij wordt dikwijls<br />

samengewerkt met conservatoria en concertorganisaties.<br />

Wilt u lid worden van de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong>?<br />

Daarvoor vragen wij een jaarlijkse bijdrage van minimaal<br />

€ 25,-; studenten kunnen voor € 15,- donateur worden<br />

van de <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong> Nederland.<br />

• Daardoor geeft u jong talent meer kans om onmisbare<br />

podiumervaring op te doen.<br />

• U ontvangt kosteloos het tijdschrift van de <strong>Franz</strong><br />

<strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong>.<br />

• U ontvangt kosteloos het ‘<strong>Liszt</strong> Bulletin’, waarin de<br />

komende activiteiten staan aangekondigd, voorzien<br />

van een uitgebreide toelichting.<br />

Mail uw naam, adres, postcode en woonplaats naar:<br />

Secretariaat <strong>Franz</strong> <strong>Liszt</strong> <strong>Kring</strong> Nederland<br />

Tarwekamp 35<br />

2592 XG DEN HAAG<br />

E-mail-adres:<br />

albert.brussee@planet.nl


Allegro ma non troppo<br />

...zo bouw je een huis<br />

ADVIESBURO<br />

W.C.M. VAN BEEK B.V.<br />

Prins Bernhardlaan 11<br />

3645 DD Vinkeveen<br />

(0297) 26 30 44


Ee n ge v l e uge ld e uitspraak<br />

“het Instrument<br />

van de Meester”<br />

Welkom in het C. Bechstein Center Nederland in Woerden. Het Bechstein<br />

Center biedt u 140 prachtige instrumenten in een veelvoud aan grote merken<br />

“by Bechstein”. Allemaal direct bespeelbaar. Van concertvleugel tot instappiano.<br />

Van begin tot “academy”. Bechstein biedt u de voldoening van een waardevolle<br />

aankoop, gegarandeerde betrouwbaarheid van uitstekende merken en een zeer<br />

compleet assortiment tegen aantrekkelijke prijzen. Want een Bechstein koopt u<br />

het voordeligst bij Bechstein.<br />

Kom toetsen in het grootste vleugel- en pianocentrum van Europa; C. Bechstein Center Nederland, Jaap Bijzerweg 20, 3446 CR Woerden<br />

geopend maandag t/m vrijdag 10.00 - 18.00 en zaterdag 10.00 - 17.00. Bel 0348 - 46 20 20 of kijk voor meer informatie op www.bechstein.nl


Tuinderij 3 - 3481 TW Harmelen<br />

T (0348) 44 22 59 - F (0348) 44 38 51<br />

E-mail berkhout.ontwerp@wxs.nl<br />

www.berkhout-ontwerp.nl<br />

Is uw bedrijf aan een facelift toe?<br />

Berkhout Grafische Ontwerpen is ruim 20 jaar actief op het brede terrein van ruimtelijke en<br />

grafische vormgeving. Van advies tot en met de controle op het grafische productieproces.<br />

Het werk kenmerkt zich door een conceptmatige aanpak, resulterend in een helder en<br />

direct beeld van de communicatie-opdracht. Ons bureau is ervaren in kortlopende opdrachten<br />

maar ook omvangrijker projecten zijn bij ons in goede handen.<br />

Wij zijn actief op het gebied van onder andere:<br />

huisstijlen, periodieken, brochures, folders, advertenties, webdesign<br />

Anthonie van Leeuwenhoekweg 56a<br />

Postbus 24<br />

2400 AA Alphen aan den Rijn<br />

T 0172 466 188<br />

F 0172 466 199<br />

E hb@haasbeekdruk.nl<br />

www.haasbeekdruk.nl

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!