Mobiliteitsplan Leuven - Stad Leuven
Mobiliteitsplan Leuven - Stad Leuven
Mobiliteitsplan Leuven - Stad Leuven
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
STAD LEUVEN<br />
MOBILITEITSPLAN<br />
BELEIDSDOCUMENT<br />
GROEP PLANNING<br />
Vennootschap van stedenbouwkundigen,<br />
verkeerskundigen, architecten en ingenieurs.<br />
Sint-Jakobsstraat 68 8000 Brugge 050/33.19.66 050/33.52.43 brugge@groepplanning.be<br />
Waterloolaan 90 1000 Brussel 02/512.70.11 02/512.31.90 brussel@groepplanning.be<br />
Brugge, mei 2002 Dossiernummer : 1493
INHOUD<br />
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - INHOUD Groep Planning - I<br />
1. INLEIDING 1<br />
1.1. ALGEMENE DOELSTELLINGEN 1<br />
1.2. ALGEMENE CONTEXT 2<br />
1.3. BESLISSINGSNIVEAU’S MOBILITEITSPLAN 2<br />
2. STRATEGISCHE KEUZES 5<br />
2.1. ONTWIKKELING VAN DE STAD EN VERWACHTE MOBILITEITSGROEI<br />
2.2. BESCHIKBARE VERVOERSCAPACITEITEN VAN DE INFRASTRUCTUREN<br />
2.2.1. ALGEMEEN 9<br />
2.2.2. VOORBEELD : TOEPASSING OP WETENSCHAPSPARK TERMUNCKVELD 10<br />
3. KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU 12<br />
3.1. RUIMTELIJKE STRUCTUUR 12<br />
3.2. VOETGANGERS 14<br />
3.3. FIETSERS 15<br />
3.4. HET REGIONALE OPENBAAR VERVOER 19<br />
3.4.1. ALGEMEEN 19<br />
3.4.2. DE TREIN ALS REGIONAAL OPENBAARVERVOERSNET 19<br />
3.5. STEDELIJK EN VOORSTEDELIJK OPENBAAR VERVOER : VAN RADIAAL NET NAAR WEBSTRUCTUUR 23<br />
3.5.1. NAAR EEN NIEUWE STRUCTUUR 23<br />
3.5.2. HET SPOOR ALS STEDELIJK EN VOORSTEDELIJK OPENBAARVERVOERSNET 27<br />
5<br />
9
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - INHOUD Groep Planning - II<br />
3.5.2.1. Het principe van voorstedelijk spoorvervoer 27<br />
3.5.2.2. Opwaardering bestaande stopplaatsen Heverlee en Wijgmaal 28<br />
3.5.2.3. Voorstel nieuwe stopplaatsen 28<br />
3.5.3. LIGHTRAIL OF TRAM 30<br />
3.5.4. SNELBUSSEN 31<br />
3.5.5. INVOERING VAN TANGENTIËLE OF CIRKELVORMIGE LIJNEN 31<br />
3.5.6. OPTIMALISATIE VAN HET RADIALE STADSNET 32<br />
3.5.7. OPTIMALISATIE VAN HET RADIALE VOORSTEDELIJKE NET 33<br />
3.5.8. PARK + RIDE 34<br />
3.5.9. PROBLEMATIEK BEHEERSING AANTAL BUSSEN IN HET CENTRUM 36<br />
3.5.10. VERBETERING VAN DE DOORSTROMING 37<br />
3.5.11. SCHOLIERENNET 39<br />
3.5.12. ANDERE VERBETERINGEN OPENBAAR VERVOER 39<br />
3.5.12.1. Uitbreiding van de bedieningstijden 39<br />
3.5.12.2. Toeristische lijn 39<br />
3.5.12.3. Reizigersinformatie en haltecomfort 39<br />
3.6. AUTOVERKEER 40<br />
3.6.1. VAN RINGMODEL NAAR KAPSTOKMODEL 40<br />
3.6.2. WEGENCATEGORISERING EN VERKEERSAFWIKKELING 43<br />
3.6.2.1. Hoofdwegen 43<br />
3.6.2.2. Primaire wegen 43<br />
3.6.2.3. Secundaire wegen 44
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - INHOUD Groep Planning - III<br />
3.6.2.4. Lokale wegen 45<br />
3.7. GOEDERENVERKEER 47<br />
3.7.1. ONTSLUITING BEDRIJVENZONES 47<br />
3.7.2. VERVOER OVER HET WATER OF HET SPOOR EN INTERMODAAL VERVOER 47<br />
3.7.3. BEVOORRADING VAN DE BINNENSTAD 48<br />
3.8. PARKEREN 49<br />
3.8.1. CONCEPT VOOR HET CENTRUM 49<br />
3.8.2. BEWONERSPARKEREN 51<br />
3.8.3. RANDPARKINGS 51<br />
3.8.4. P+R NAAR DE STAD 51<br />
3.8.5. PARKEREN AAN DE STATIONS 52<br />
3.8.6. CARPOOLPARKINGS 52<br />
3.9. ONDERSTEUNENDE MAATREGELEN 53<br />
3.9.1. VERVOERSMANAGEMENT 53<br />
3.9.2. ONDERSTEUNEND BELEID OPENBAAR VERVOER 53<br />
3.9.3. OVERLEG KUL EN ANDERE HOGESCHOLEN 54<br />
3.9.4. OVERLEG MET OMLIGGENDE GEMEENTEN 54<br />
3.9.5. FIETSACTIES 54<br />
3.9.6. INFORMATIE- EN SENSIBILISERINGSCAMPAGNES 54<br />
3.9.7. HANDHAVINGS- EN PREVENTIEBELEID 55
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - INHOUD Groep Planning - IV<br />
3.9.8. HALTE-ACCOMMODATIE 55<br />
3.9.9. ANDERE ACTIES EN MAATREGELEN 55<br />
3.10. OVERZICHT STRUCTURELE KEUZES PER DEELGEBIED 57<br />
3.10.1. WIJGMAAL 57<br />
3.10.2. PUTKAPEL 57<br />
3.10.3. WILSELE-DORP 58<br />
3.10.4. KESSEL-LO 61<br />
3.10.5. OMGEVING TIENSESTEENWEG 65<br />
3.10.6. ZONE GELDENAAKSEBAAN – NAAMSESTEENWEG 67<br />
3.10.7. HEVERLEE-CENTRUM 68<br />
3.10.8. BOUDEWIJNLAAN, TERBANK, EGENHOVEN 72<br />
3.10.9. BINNENSTAD 73<br />
3.10.10. RING : SINGELS EN VESTEN 73<br />
4. OPERATIONEEL NIVEAU - ACTIEPLAN 74
KAARTEN<br />
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - INHOUD Groep Planning - V<br />
KAART 1 : FIETSVERKEER : CONCEPT 17<br />
KAART 2 : PROVINCIAAL EN LOKAAL FIETSROUTENETWERK 18<br />
KAART 3 : STEDELIJK EN VOORSTEDELIJK OPENBAAR VERVOER : CONCEPT 25<br />
KAART 4 : TIENJARENPLAN DE LIJN : BIJKOMEND AANBOD 26<br />
KAART 5 : DOORSTROMING OPENBAAR VERVOER 38<br />
KAART 6 : AUTOVERKEER : CONCEPT 42<br />
KAART 7 : CATEGORISERING WEGENNET (ONTWERP) 46<br />
KAART 8 : CONCEPT PARKEREN 50<br />
KAART 9 : VERKEERSCONCEPT LEUVEN (NOORDELIJK DEEL) 60<br />
KAART 10 : VERKEERSCONCEPT LEUVEN (ZUIDOOSTELIJK DEEL) 66<br />
KAART 11 : VERKEERSCONCEPT LEUVEN (ZUIDWESTELIJK DEEL) 71
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - INLEIDING Groep Planning - 1<br />
1. INLEIDING<br />
1.1. ALGEMENE DOELSTELLINGEN<br />
Als uitgangspunt voor het mobiliteitsplan worden de algemene doelstellingen geformuleerd :<br />
- Het behouden of het versterken van de bereikbaarheid van <strong>Leuven</strong>, ook voor de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Deze<br />
bereikbaarheid dient gegarandeerd te worden voor de verschillende vervoerswijzen, maar naargelang het gebied kan de<br />
nadruk meer liggen op bereikbaarheid te voet, per fiets, met het openbaar vervoer of met de auto. Er wordt geen garantie<br />
geboden voor een algemene vlotte doorstroming van het autoverkeer. In een aantal straten zal de autobereikbaarheid sterk<br />
gelimiteerd worden, bv. inrichting als wandelstraat of erf.<br />
- Het recht op basismobiliteit voor iedereen : mobiliteit mag niet het voorrecht zijn voor een deel van de actieve bevolking,<br />
maar moet gegarandeerd worden voor alle sociale, maatschappelijke en leeftijdsgroepen. Het openbaar vervoer moet<br />
voldoen aan de eisen van basismobiliteit. Fietsers en voetgangers, kinderen of bejaarden mogen niet weggedrukt worden door<br />
het gemotoriseerde verkeer. De inrichting van de openbare ruimte zal zo aangepast worden dat er een maximale<br />
bruikbaarheid is van de infrastructuur voor iedereen, zoals ook rolstoelgebruikers en slechtzienden.<br />
- Het beheersen van het autoverkeer en het versterken van de andere vervoerswijzen, onder meer door het bieden van een<br />
aantal prioriteiten voor deze vervoerswijzen. Het mobiliteitsplan gaat uit van de keuzevrijheid van de mensen, maar wil wel<br />
duidelijke prioriteiten en stimulansen bieden voor andere vervoerswijzen.<br />
- Het verhogen van de veiligheid, de leefbaarheid en de omgevingskwaliteit in de verblijfsgebieden. De verblijfsgebieden zijn<br />
zowel woonwijken als de centra van handel, diensten, culturele en recreatieve voorzieningen, publieke ontmoetingsruimtes.<br />
- Het mobiliteitsbeleid wordt gericht op het bereiken van de milieunormen. De uitstoot van schadelijke stoffen dient beperkt te<br />
worden door het verminderen van het auto-solisme en het bevorderen van de andere vervoerswijzen.
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - INLEIDING Groep Planning - 2<br />
1.2. ALGEMENE CONTEXT<br />
Een regionale stad als <strong>Leuven</strong> ondergaat een aantal algemene maatschappelijke trends, waarop de actoren op het stedelijke<br />
niveau weinig of geen invloed hebben : het stijgende autobezit, groeiend aandeel van de bevolking in bezit van rijbewijs, de<br />
toenemende mobiliteit, het uitbreidende park aan bedrijfswagens, ..... Het stedelijke mobiliteitsplan kan deze algemene<br />
maatschappelijke context slechts moeizaam ombuigen. Niettemin blijven heel wat instrumenten beschikbaar om in <strong>Leuven</strong> een<br />
sturend mobiliteitsbeleid te voeren.<br />
Het mobiliteitsplan gaat ook uit van ruimtelijke of maatschappelijke beslissingen die reeds genomen zijn, zoals onder meer :<br />
- de verbintenissen in het kader van het project <strong>Leuven</strong>-Noord;<br />
- de ruimtelijke ontwikkelingen rond het station, de vaartkom, Philips-site, Remy-site,... (vastgelegd in BPA’s);<br />
- de ontwikkelingen van het Wetenschapspark Arenberg en Termunckveld, vastgelegd in de gewestplanherziening;<br />
- het milieubeleidsplan;<br />
- de uitgangspunten van de Startnota Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan.<br />
Het mobiliteitsplan wil een antwoord bieden op deze vooropgestelde ontwikkelingen.<br />
1.3. BESLISSINGSNIVEAU’S MOBILITEITSPLAN<br />
Het stedelijk mobiliteitsplan legt keuzes vast op drie niveau’s : het strategisch niveau, het structureel niveau en het operationeel<br />
niveau.<br />
Strategisch niveau (conceptueel niveau)<br />
Het strategisch niveau legt de toekomstige rol vast voor <strong>Leuven</strong> en voor de mobiliteit in <strong>Leuven</strong>. Vragen die hierbij aan bod<br />
komen zijn :<br />
- streefcijfer bevolking, tewerkstelling
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - INLEIDING Groep Planning - 3<br />
- rol van <strong>Leuven</strong> binnen de Vlaamse ruit en ten opzichte van de regio<br />
- rol van <strong>Leuven</strong> ten opzichte van Brussel en regio Zaventem<br />
- rol van de auto, openbaar vervoer, fiets, (binnen regio <strong>Leuven</strong> / naar Brussel ) : dient alles gericht te worden op openbaar<br />
vervoer of fiets, of dient een evenwicht gezocht te worden...<br />
- keuze voor leefbaarheid en verkeersveiligheid.<br />
De gewenste ruimtelijke ontwikkelingen zijn reeds aangezet in de startnota voor het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan.<br />
Bij het strategisch niveau dient opgemerkt te worden dat een reeks beslissingen op bijvoorbeeld Vlaams niveau of federaal niveau<br />
mee de situatie in <strong>Leuven</strong> zullen bepalen, bv. : NMBS, afbakening en taakstelling regionaalstedelijk gebied, rekeningrijden,<br />
ontwikkeling GEN, mobiliteitsbeleid van het Brussels gewest, provinciaal beleid,...<br />
Ook beslissingen van omliggende gemeenten zullen van invloed zijn op de mobiliteit in <strong>Leuven</strong>.<br />
De ruimtelijke en mobiliteitsontwikkelingen in <strong>Leuven</strong> zullen anderzijds ook een grote impact hebben op de omliggende<br />
gemeenten en op de regio.<br />
Structureel niveau<br />
Hier stelt zich de vraag welke ruimtelijke en verkeerskundige structuren zullen nagestreefd worden om dit toekomstbeeld te<br />
realiseren, zoals :<br />
- grote structuur voor de verkeersafwikkeling van het stedelijk gebied : welke zijn de invalswegen en de verblijfsgebieden...<br />
- afbakening van de verblijfsgebieden en vastleggen van de algemene ontsluitingsstructuur van de wijken<br />
- fietsroutenetwerk<br />
- structuur openbaarvervoersnetwerk<br />
- structuur van het parkeeraanbod<br />
- onderscheid singels – vesten<br />
- sensibilisatie en vervoersmanagement.
Operationeel niveau<br />
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - INLEIDING Groep Planning - 4<br />
Het operationeel niveau omvat :<br />
- overzicht van de uit te voeren maatregelen<br />
- hoe wordt de circulatie in een deelgemeente precies uitgewerkt,<br />
- welke precieze nieuwe buslijnen, via welke straten,...<br />
- ingrepen per wijk.<br />
In het Beleidsplan – Concept van december 1998 zijn een reeks voorbeelden van inrichting toegevoegd. Deze schetsontwerpen<br />
zijn niet bindend, maar illustratief bij de voorgestelde plannen.
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - STRATEGISCHE KEUZES Groep Planning - 5<br />
2. STRATEGISCHE KEUZES<br />
2.1. ONTWIKKELING VAN DE STAD EN VERWACHTE MOBILITEITSGROEI<br />
De startnota GRS geeft het wensbeeld weer voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen van de stad. Dit document wordt als<br />
basis gehanteerd voor het mobiliteitsplan. De verdere uitwerking van het GRS, het afbakeningsproces voor het regionaalstedelijk<br />
gebied en het toekomstige PRS zullen deze wensstructuur verder moeten detailleren en vastleggen.<br />
De verschillende lopende en geplande projecten zullen voor <strong>Leuven</strong> een sterke toename van het aantal arbeidsplaatsen, van het<br />
aantal inwoners, van de handel, diensten, culturele en recreatieve attractiviteit... betekenen. Het mobiliteitsplan wil een<br />
inschatting maken van de globale verkeersimpact van deze ontwikkelingen teneinde een duurzaam mobiliteitsbeleid te kunnen<br />
voeren.<br />
De startnota GRS (document van 5 april 2001) en cijfers van de dienst Ruimtelijke Ordening geven reeds de richting aan voor de<br />
ontwikkelingen van de bevolking en de tewerkstelling. Een eerste ruwe raming van grootte-orde kan reeds geboden worden van<br />
de rol die <strong>Leuven</strong> ambieert als stad binnen de regionale en Vlaamse context :<br />
- de bevolking van <strong>Leuven</strong> kan toenemen van de actuele 88.000 inwoners tot een maximale bovengrens van 100.000 inwoners<br />
- de actieve bevolking zou hierbij toenemen met 8000 werkenden (actieve woonbevolking);<br />
- de tewerkstelling zou in de startnota kunnen groeien met 38.000 arbeidsplaatsen.<br />
- de woon-werkrelatie met Brussel blijft kwantitatief in de toekomst zeker op het huidige niveau behouden. De relatie met de<br />
regio Zaventem zal nog versterken.<br />
- Het is aangewezen ook met de studentenpopulatie rekening te houden bij de ontwikkeling van de stad en de te verwachten<br />
mobiliteitsgroei.
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - STRATEGISCHE KEUZES Groep Planning - 6<br />
locatie : toename tewerkstelling<br />
Remy-site 1 402<br />
Wijgmaalsesteenweg<br />
<strong>Leuven</strong>-Noord 2 280<br />
Vaartkom 5 811<br />
stationsomgeving 4 502<br />
zone Raychem 429<br />
Philips-site 650<br />
Parkveld 1 527<br />
opvulling Haasrode 4 132<br />
veiling 1 554<br />
wetenschapspark Arenberg 4 000<br />
wetenschapspark Termunckveld 11 429<br />
Totaal : 37 977<br />
TABEL : TOENAME TEWERKSTELLING VOLGENS STARTNOTA GRS*<br />
Bron : dienst ruimtelijke ordening (tussentijdse cijfers)<br />
*In de tabel wordt geen rekening gehouden met de groei van “verspreide” tewerkstelling, zoals in de handel en horeca, vrije beroepen, kleine dienstverlenende<br />
bedrijfjes,...; dit zijn sectoren die een sterke ontwikkeling kennen en verspreid zijn over de binnenstad en de deelgemeenten. Anderzijds is de herlokalisatie<br />
van bedrijven uit het woongebied niet in aftrek genomen. De cijfers in de tabel gelden als toenames tegenover het referentiejaar 2001.<br />
261
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - STRATEGISCHE KEUZES Groep Planning - 7<br />
Wat betekent dit voor de mobiliteitsontwikkeling ?<br />
<strong>Leuven</strong> heeft reeds een tewerkstellingscoëfficiënt >100 (meer tewerkstelling dan woonactieven, m.a.w. meer ingaande dan<br />
uitgaande pendel). In de toekomst blijkt dat het aantal arbeidsplaatsen veel sterker zal toenemen dan de actieve woonbevolking.<br />
Van de mogelijke 38.000 nieuwe arbeidsplaatsen kunnen slechts ca. 8000 ingevuld worden door toekomstige inwoners van<br />
<strong>Leuven</strong>. De andere 30.000 arbeidsplaatsen zullen in dit geval ingevuld worden door pendel naar <strong>Leuven</strong> toe (ingaande pendel).<br />
In 1991 telde <strong>Leuven</strong> een ingaande pendel van ca. 29.000 personen (cijfer Volkstelling NIS). Ten opzichte van het cijfer van<br />
1991 betekent dit dat de ingaande pendel in <strong>Leuven</strong> zou verdubbelen.<br />
Uit de volkstelling van 1991 blijkt dat bij de ingaande pendel 70 % als autobestuurder naar <strong>Leuven</strong> komt. Bij de interne pendel<br />
(d.w.z. mensen die zowel wonen als werken in <strong>Leuven</strong>) gebruikt 46,5 % de eigen wagen. Het autogebruik is beperkter binnen<br />
<strong>Leuven</strong> dan bij verplaatsingen vanuit de regio naar <strong>Leuven</strong> toe.<br />
Gaan wij uit van een “trendscenario”, waarbij in de toekomst eenzelfde percentage de auto zal gebruiken als in 1991, kunnen<br />
we minstens een verdubbeling van het autoverkeer verwachten. Het is duidelijk dat het reeds verzadigde wegennet in en rond<br />
<strong>Leuven</strong> deze verkeerstoename niet kan verwerken, tenzij een zeer sterke toename van de files in lengte en duur, en een massale<br />
toename van het sluipverkeer in de woonwijken. Ook is er een enorme toename van de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.<br />
Willen we bij deze toekomstige ruimtelijke en economische ontwikkelingen aan de geformuleerde doelstellingen van<br />
bereikbaarheid, veiligheid, leefbaarheid en leefmilieu beantwoorden, dan dient het mobiliteitsbeleid zich te richten op het sterk<br />
inperken van het aandeel autogebruikers en een verregaande groei van de verplaatsingen te voet, per fiets en met het openbaar<br />
vervoer bewerkstelligen.<br />
De ingaande pendel zal hoofdzakelijk komen uit de regio van 10 tot 15 km buiten <strong>Leuven</strong>. Traditioneel staat op die afstand<br />
vooral de auto in voor de verplaatsingen. Voor de fiets is de afstand te lang; het spoorvervoer is momenteel te weinig gericht op<br />
die afstand en is voor veel bestemmingen te grofmazig voor het diffuse verplaatsingspatroon. Om de nieuwe ontwikkelingen op<br />
te vangen zal vooral een voorstedelijk busnet samen met een voorstedelijk spoornet moeten instaan om totale verkeerscongestie<br />
te vermijden. Hierbij zal ook de woonontwikkeling in de gehele regio zich moeten richten op de (bestaande of te heropenen)<br />
stations.
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - STRATEGISCHE KEUZES Groep Planning - 8<br />
De verkeerstoename ten gevolge van deze mogelijke ontwikkelingen, bekeken vanuit het trendmatige mobiliteitsgedrag, wordt<br />
weergegeven op de figuur (verkeersmodel). In dit model zijn niet de precieze cijfers per straat van belang, maar wel de globale<br />
groei van de verkeersintensiteiten. Het is duidelijk dat het wegennet deze toename niet kan verwerken. Ook de druk op de<br />
woonwijken stijgt exponentieel.<br />
Om de stad bereikbaar te houden en de leefbaarheid te garanderen, stelt het strategisch niveau dat op verschillende domeinen<br />
moet gewerkt worden om deze mogelijke negatieve trend te doorbreken :<br />
- verhogen van de bereikbaarheid met het openbaar vervoer. Het openbaar vervoer dient de drager te worden van nieuwe<br />
ontwikkelingen en krijgt doorgedreven prioriteiten voor een goede doorstroming. De bestaande radiale structuur dient te<br />
evolueren naar een webstructuur, die inspeelt op de ruimtelijke ontwikkelingen.<br />
- reorganisatie van het autonetwerk, opgebouwd vanuit een aantal hoofdassen en met vrijwaring van verblijfsgebieden.<br />
- werken aan nabijheid en fiets- en voetgangersverkeer : de voorbije decennia is de nabijheid en bereikbaarheid te veel opgevat<br />
vanuit het perspectief van de auto. In de toekomst zullen de begrippen nabijheid en bereikbaarheid terug meer moeten<br />
gedefinieerd worden vanuit de voetganger en de fietser.<br />
Om de impact op het leefmilieu te beperken, dienen daarenboven volgende acties ondernomen te worden :<br />
- de verdere uitbouw van een milieuvriendelijk wagenpark bij de eigen stadsdiensten en overleg met De Lijn, gericht op de<br />
uitbouw van een milieuvriendelijk wagenpark.<br />
- een flankerend beleid met onder meer vervoersmanagement voor de eigen stadsdiensten, scholen en bedrijven dient de<br />
mobiliteitsbenadering te ondersteunen.<br />
Een reeks ruimtelijke ontwikkelingen zullen slechts mogelijk zijn binnen het kader van dit mobiliteitsbeleid. Vanuit de<br />
vooropgestelde doelstellingen van het mobiliteitsplan is onder meer het sterk investeren in het openbaar vervoer een<br />
noodzakelijke voorwaarde om deze ontwikkelingen te realiseren.<br />
Hieronder wordt dit nader geïllustreerd aan de hand van de beschikbare capaciteiten en van het voorbeeld van het<br />
wetenschapspark Termunckveld.
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - STRATEGISCHE KEUZES Groep Planning - 9<br />
2.2. BESCHIKBARE VERVOERSCAPACITEITEN VAN DE INFRASTRUCTUREN<br />
2.2.1. ALGEMEEN<br />
Het verkeersmodel raamt de verwachte verkeerstoename ten gevolge van de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het bestaande<br />
wegennet kan de toename van autoverkeer niet aan. Ook de vervoerscapaciteit van de andere transportmiddelen zullen<br />
noodzakelijkerwijze moeten benut worden.<br />
Nog beschikbare vervoerscapaciteit :<br />
Autoverkeer :<br />
De meest grote wegen rond <strong>Leuven</strong> hebben reeds hun maximale capaciteit bereikt. Dit betekent dat de verkeerstoename langer<br />
gespreid wordt in de tijd, of dat de verkeerstoename langs sluiproutes en woonstraten zou afgewikkeld worden.<br />
Fietsverkeer :<br />
De afwikkeling van het fietsverkeer kent geen capaciteitsproblemen; er is nog een zeer sterke groei mogelijk zonder echte<br />
congestiepunten. Als het net fijnmaziger gemaakt wordt, treedt meer spreiding op.<br />
Openbaar vervoer :<br />
De spoorinfrastructuur in <strong>Leuven</strong> kent nog een uitgebreide restcapaciteit mits inzet van meer treinen. Door de HSL-werken<br />
verhoogt de capaciteit van de spoorinfrastructuur rond <strong>Leuven</strong>. De bestaande stations (<strong>Leuven</strong>, Heverlee, Wijgmaal) kunnen nog<br />
veel meer reizigers verwerken dan het actuele aantal. Voor de bereikbaarheid van <strong>Leuven</strong> in stand te houden, kan het spoor dus<br />
een grotere rol spelen.<br />
Ook een frequent busnet kan zeer veel reizigers verwerken. Mits inzet van meer rijtuigen beschikt het openbaar vervoer over<br />
voldoende capaciteit om de verwachte mobiliteitsgroei in <strong>Leuven</strong> op te vangen. Een rijbaan waarlangs aan hoge frequentie<br />
bussen rijden kan aanzienlijk meer personen verplaatsen dan een weg met alleen autoverkeer.
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - STRATEGISCHE KEUZES Groep Planning - 10<br />
Besluit : in het licht van de nieuwe ontwikkelingen zal de term “bereikbaarheid” eerder moeten gedefinieerd worden vanuit de<br />
bereikbaarheid met openbaar vervoer en fiets in plaats van per auto, gezien de nog beschikbare capaciteiten. De<br />
ontwikkelingsmogelijkheden zullen mee bepaald worden door het voorziene openbaarvervoersaanbod.<br />
2.2.2. VOORBEELD : TOEPASSING OP WETENSCHAPSPARK TERMUNCKVELD<br />
In bovenstaande hypothese van de evolutie van de tewerkstelling is het wetenschapspark Termunckveld de grootste nieuwe<br />
locatie, ingerekend als goed voor 11.400 arbeidsplaatsen. Als maximumhypothese, met hoge dichtheid van bebouwing, wordt<br />
zelfs een tewerkstelling tot 20.000 personen als mogelijke denkpiste naar voor gebracht. Welke zijn de mobiliteitseffecten bij<br />
deze maximumhypothese ?<br />
Bij een tewerkstelling van 20.000 personen wordt de verplaatsingsbehoefte op het spitsuur (1 uur) geraamd op 10.000 personen.<br />
Wat betekent het verplaatsen van 10.000 personen per uur voor de verschillende vervoerswijzen ?<br />
Autoverkeer :<br />
Indien het wetenschapspark volledig autogericht is, kan de Boudewijnlaan de te verwachten verkeersstromen niet aan. Indien de<br />
capaciteit van de Boudewijnlaan zou opgedreven worden, bv. door ongelijkgrondse kruisingen, blijft het probleem dat de aan- en<br />
afvoer naar de Boudewijnlaan geenszins verzekerd omdat de E314 en de Tervuursevest reeds volledig verzadigd zijn. Een<br />
grootschalige uitbouw van autoinfrastructuur wordt niet wenselijk geacht.<br />
Busverkeer :<br />
Er kan een directe busdienst ingelegd worden tussen Termunckveld en station met gelede bussen, bv. via de Boudewijnlaan en de<br />
ring. Indien deze bussen de Boudewijnlaan en de singels zouden volgen, kunnen voldoende bussen zonder grote problemen via<br />
de bestaande infrastructuur afgewikkeld worden om Termunckveld te ontsluiten.<br />
Spoorverkeer :<br />
In de startnota GRS wordt een spoorverbinding naar Termunckveld gesuggereerd. Ook een spoorverbinding kan voldoende<br />
capaciteit bieden voor de volledige ontsluiting van Termunckveld volgens de maximumhypothese. Het voordeel van het spoor is<br />
bovendien dat men niet gehinderd wordt door autoverkeer en een snelle en comfortabele verbinding kan aanbieden, als<br />
hoogwaardig alternatief voor de auto.
Besluit :<br />
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - STRATEGISCHE KEUZES Groep Planning - 11<br />
Het is duidelijk dat bij de maximumhypothese van 20.000 arbeidsplaatsen in het wetenschapspark Termunckveld de<br />
verkeersontsluiting niet op de auto kan gericht worden. Een ontwikkeling met een dergelijke dichtheid is enkel mogelijk als<br />
gelijktijdig geïnvesteerd wordt in een hoogwaardige openbaarvervoerontsluiting. Zolang deze infrastructuur niet voorzien wordt,<br />
zullen lagere dichtheden moeten gehanteerd worden om totale congestie van het wegennet te voorkomen. De keuze voor de<br />
bebouwingsdichtheid op Termunckveld zal dus bepaald worden door de beslissingen met betrekking tot de<br />
openbaarvervoerbediening van de zone, met andere woorden zonder een hoogwaardig openbaarvoersaanbod dient een hoge<br />
dichtheid op Termunckveld uitgesloten te worden.<br />
Om de auto-ontsluiting te kunnen verzekeren is een sterke capaciteitsuitbreiding nodig; probleem is evenwel niet zozeer de<br />
capaciteit van de Boudewijnlaan, maar van het volledige regionale wegennet dat reeds grotendeels verzadigd is. Vooral de<br />
aanvoer via de A2/E314 is kritiek omdat deze weg reeds volledig verzadigd is tussen Holsbeek en <strong>Leuven</strong>. Voor het openbaar<br />
vervoer zorgt de infrastructuur (zowel via bus naar station <strong>Leuven</strong> of via nieuw spoorstation) voor veel minder<br />
capaciteitsproblemen, mits inzet van voldoende bussen of treinstellen. De vraag zal vooral zijn hoe de mensen ervan te<br />
overtuigen van het openbaar vervoer gebruik te maken. Kwalitatief hoogwaardig openbaar vervoer is dan ook wenselijk : zeer<br />
hoge frequentie, stiptheid en snelle doorstroming (spoorlijn of busbaan)..., alsook een doorgedreven vervoersmanagement.
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 12<br />
3. KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU<br />
Het mobiliteitsplan formuleert een wensstructuur voor de ruimtelijke ontwikkelingen (“werkdomein A”), voor de<br />
verkeersnetwerken (“werkdomein B”) voor voetgangers, voor fietsers, voor het openbaar vervoer en het autoverkeer, het<br />
goederenverkeer, het parkeerbeleid, en een programma van flankerende maatregelen die het mobiliteitsbeleid ondersteunen<br />
(“werkdomein C”). Hieronder worden de verschillende deelaspecten stapsgewijs behandeld op het structurele niveau. Tenslotte<br />
volgen de structurele ingrepen op wijkniveau. In het Beleidsplan-concept van december 1998 zijn een reeks illustratieve<br />
voorbeelden van inrichting opgenomen.<br />
3.1. RUIMTELIJKE STRUCTUUR<br />
De ruimtelijke opties worden gebaseerd op het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan. De totaalimpact van de nieuwe<br />
ontwikkelingen is reeds aangegeven op het strategisch niveau.<br />
De ontsluiting van de nieuwe locaties wordt aangegeven in het hoofdstuk openbaar vervoer en bij de bespreking van de<br />
deelgebieden (zie verder).<br />
Bereikbaarheid zal enkel kunnen gegarandeerd worden mits een gericht locatiebeleid. D.w.z. de functies zo inplanten dat ze<br />
optimaal bereikbaar zijn te voet, per fiets en per openbaar vervoer. Vaak wordt bij het ontwerp en de ontsluiting nog te veel<br />
gedacht vanuit het autoperspectief. De bereikbaarheid zal meer en meer moeten gedefinieerd worden vanuit de bereikbaarheid<br />
te voet, per fiets of per openbaar vervoer. Er zal daarom bij elk project of deelgebied een fijnmazige ontsluiting voor voetganger<br />
en fietser gerealiseerd worden en waar wenselijk zullen nieuwe doorsteken voor het openbaar vervoer worden voorzien.<br />
In de verschillende wijken dienen de nodige basisvoorzieningen aanwezig te zijn, bereikbaar op loop- of fietsafstand.<br />
Verdichting van het stedelijk weefsel, zowel voor woon-, werk- of recreatieve locaties, verhoogt het draagvlak voor het openbaar<br />
vervoer en voor verplaatsingen te voet en per fiets. Voor eenzelfde buslijn zal bijvoorbeeld een veel hoger potentieel bediend<br />
worden. Het ruimtelijk beleid speelt hierop in door de nadruk te leggen op inbreidingsprojecten en verdichtingen, terwijl ook de<br />
nieuwe locatiezones onmiddellijk aansluiten op de bestaande bebouwde omgeving.<br />
Nieuwe grootschalige kantoor- en loketfuncties verdienen bij voorrang een inplanting nabij het hoofdstation, dat bereikbaar is<br />
vanuit alle richtingen. Ook de andere stations en de binnenstad kunnen een aantal functies groeperen. In tweede instantie
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 13<br />
kunnen ook andere locaties in aanmerking komen waar een performant openbaar vervoer aanwezig is; indien niet aanwezig<br />
moet de openbaarvervoerbediening tegelijk met de ontwikkeling van de nieuwe locatie gepland worden.<br />
Bedrijven die veel goederenverkeer genereren worden gelokaliseerd op terreinen met gemakkelijke ontsluiting naar de<br />
snelwegen, de vaart en het spoorwegennet toe : Haasrode, vaartzone, spoorwegplateau.<br />
Wat het aansnijden van nieuwe woongebieden betreft, wordt vanuit mobiliteitsstandpunt best prioriteit gegeven aan de projecten<br />
in de binnenstad, de Centrale Werkplaatsen, het gebied Groenveld (ook nabij de nieuwe tewerkstellingspolen !), en andere<br />
wijken op wandelafstand van centrum... Vanuit mobiliteitsstandpunt krijgen de laagste prioriteit de woongebieden aan de<br />
oostzijde van Kessel-Lo (gebied tussen Lodreef en Heidebergstraat, tussen Bergstraat – Holsbeeksesteenweg – Groeneweg,...),<br />
omdat de ontsluiting van dit stadsdeel nu reeds problematisch is. Op regionaal niveau zal moeten afgewogen worden of er<br />
voorkeur gegeven wordt aan deze excentrische woonlocaties in <strong>Leuven</strong> (op korte fietsafstand van de stedelijke functies), ofwel<br />
aan woonuitbreidingen in omliggende gemeenten.<br />
Deze mobiliteitsafwegingen zullen in het kader van het GRS en het afbakeningsproces van het regionaalstedelijk gebied moeten<br />
getoetst worden, samen met de afwegingen vanuit de andere beleidssectoren om tot verantwoorde locatiekeuzes te komen.
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 14<br />
3.2. VOETGANGERS<br />
Het mobiliteitsplan stelt als doel het aantal verplaatsingen te voet sterk te doen toenemen door het uitbouwen van veilige en<br />
aantrekkelijke voetgangersroutes, verkeersvrije en verkeersluwe zones en de verdere uitwerking van verblijfsgebieden. De<br />
schoolomgevingen krijgen voorrang bij de leefbaarheidsmaatregelen.<br />
- voetgangers in en rond het centrum : zie Verkeerscirculatieplan Binnenstad.<br />
- voetgangers in de deelkernen, zone 30 : zie maatregelen per deelkern.<br />
Voor de binnenstad betekent dit meer concreet :<br />
- het verkeersvrij maken van Diestsestraat tot aan Supercity-complex<br />
- het verkeersvrij maken van V. Decosterstraat, tussen Ladeuzeplein en Bondgenotenlaan<br />
- een verkeersvrije Oude Markt<br />
- herinrichting in functie van voetganger, met het reduceren van de verkeers- en parkeerfunctie : Vismarkt, H. Hooverplein,<br />
Hogeschoolplein, St.-Maartensdal, Smoldersplein,...<br />
Een aantal verbindingen worden als voetgangerscorridors uitgebouwd, waarvan de belangrijkste zijn :<br />
- centrum – station – Centrale Werkplaatsen<br />
- Arenbergpark – begijnhof – Markt<br />
- vaartkom – centrum.<br />
- oversteekbewegingen over de vesten, zoals aan de Ijzerenmolenstraat, aan het sportcentrum, ter hoogte van Philips,...<br />
Ook wordt prioriteit gegeven aan de aanlooproutes naar de stations.<br />
In geheel <strong>Leuven</strong> zal bijzondere aandacht gericht worden op de herinrichting als verblijfsgebied (zone 30), de kwalitatieve<br />
verbetering voetpaden (verbreding, obstakelvrije loopruimte, bijzondere aandacht voor slechtzienden en rolstoelgebruikers,...),<br />
verdere uitbouw van verkeersvrije paden en doorsteken,...
3.3. FIETSERS<br />
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 15<br />
Het mobiliteitsplan wil het fietsverkeer stimuleren door de uitbouw van een veilig en samenhangend fietsroutenetwerk en andere<br />
bevorderende maatregelen voor het fietsverkeer (fietsstallingen, campagnes, ...).<br />
Voor het fietsroutenetwerk stellen zich 2 mogelijkheden :<br />
- “hoofdroutemodel”: de fietsers worden zoveel mogelijk geconcentreerd op een aantal hoofdroutes.<br />
- “kortste routemodel”: een diffuus model ervan uitgaande dat het fietsverkeer zeer verspreid in alle richtingen verloopt en dat<br />
de fietser meestal voor de kortste weg kiest.<br />
Het mobiliteitsplan gaat principieel uit van het kortste routemodel, maar hanteert een selectie van hoofdroutes om de prioriteiten<br />
in de investeringen vast te leggen.<br />
Er zijn in het verleden reeds heel wat verbeteringen aangebracht ten gunste van het fietsverkeer. De volgende figuur toont op<br />
conceptueel niveau (zonder aanduiding van de precieze routes) hoe het fietsroutenetwerk verder dient te evolueren : nieuwe<br />
routes, verder verfijningen, aanvullen van ontbrekende schakels.<br />
Het provinciaal fietsnetwerk zal als macro-structuur fungeren en wordt aangevuld met een fijnmazig stedelijk net, met name het<br />
stedelijk fietsroutenetwerk.<br />
De belangrijke verkeersassen worden voorzien van degelijke fietspaden en veilige oversteekplaatsen. In de woonwijken worden<br />
geen afzonderlijke fietspaden langs de straten aangelegd; het fietsverkeer wordt er veiliger en aantrekkelijker gemaakt door een<br />
inrichting als zone 30 en door circulatieve ingrepen (weren doorgaand verkeer). Een aantal verbindingen worden afgesloten voor<br />
doorgaand autoverkeer, terwijl fietsers steeds doorgang krijgen. Zo worden onder meer volgende straten benadrukt als fietsas<br />
door het weren van het doorgaand autoverkeer : Platte Lostraat, Heidebergstraat, Leming, Bergstraat, Schoolbergenstraat,<br />
Kortrijksestraat, Waversebaan (tot Engelbertlaan), Korbeeklosestraat – Oudebaan (circulatieve ingrepen reeds uitgevoerd),... Ook<br />
worden verder gewerkt aan fietsdoorsteken en fietspaden los van het autoverkeer (“fietswegen”), als veilig alternatief.<br />
Voor alle fietsvoorzieningen (routes, stallingen, oversteekplaatsen etc.) wordt het nieuwe Vademecum Fietsvoorzieningen van de<br />
Vlaamse overheid gehanteerd als norm. Er zal versneld werk gemaakt worden de huidige fietsinfrastructuur aan te passen aan de<br />
eisen en de richtlijnen, die dit Vademecum voorstelt.
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 16<br />
- alle fiets- en wandelroutes en oversteekplaatsen worden afgestemd op het gebruik ervan door kinderen;<br />
- er wordt een volwaardig fietsparkeerbeleid uitgebouwd, waarbij het stimuleren van het fietsgebruik centraal staat en tegelijk<br />
het fietsdiefstalprobleem kan worden aangepakt;<br />
- het aanbrengen van opstelstroken voor fietsers bij alle met verkeerslichten geregelde kruispunten in <strong>Leuven</strong>;<br />
- het gebruik van rode asfalt/beton;<br />
- fietsers toelaten in tegenrichting in voldoende brede straten;<br />
- beïnvloedbare verkeerslichten voor fietsers en voetgangers.<br />
Als belangrijkste structurele ingrepen worden vernoemd :<br />
- fietsbrug t.h.v. het station en ter hoogte van het Provinciehuis<br />
- verdere realisatie van het fietspad op het J. Vranckxtracé, zowel richting Linden als richting station<br />
- doorgaande fietsroute over het Philipsterrein (verbinding Korbeek-Lo – Parkpoort )<br />
- het autovrij maken van de Tivolistraat ter hoogte van de kerkhofmuur (reeds uitgevoerd)<br />
- fietsbrugje over de vaartkom ter hoogte van de buiten gebruik gestelde spoorbrug.<br />
- fietsroute langs de E40.<br />
- fietsverbinding tussen Gasthuisberg, Brusselsesteenweg en Mechelsesteenweg.<br />
- de belangrijkste fietsroutes door het centrum van <strong>Leuven</strong> worden op korte termijn opgewaardeerd en aantrekkelijk (autoluw)<br />
gemaakt.<br />
Voor het flankerend fietsbeleid (fietsstallingsproblematiek, overleg KUL, promotiecampagnes,....) : zie hoofdstuk flankerende<br />
maatregelen.
FIETSNETWERK: GROFMAZIG NETWERK FIETSNETWERK: VERFIJNING NETWERK<br />
MOBILITEITSPLAN<br />
L E U V E N<br />
O p d r a c h t g e v e r : S T A D L E U V E N<br />
FIETSVERKEER: CONCEPT<br />
MAART 2002 1493-sdb
0 500<br />
1000 M<br />
Legende<br />
Bovenlokale fietsroutes<br />
Lokale fietsroutes<br />
MOBILITEITSPLAN<br />
L E U V E N<br />
O p d r a c h t g e v e r : S t a d L E U V E N<br />
MAART 2002<br />
Corridor<br />
Non-stop hoofdroute<br />
Bovenlokale functionele route<br />
Bovenlokale alternatief-functionele route<br />
Recreatieve fietsroute<br />
Lokale fietsroute<br />
PROVINCIAAL EN LOKAAL<br />
FIETSROUTENETWERK<br />
1493-sdb
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 19<br />
3.4. HET REGIONALE OPENBAAR VERVOER<br />
3.4.1. ALGEMEEN<br />
Het openbaar vervoer zal in de toekomst nog een groter deel van de verplaatsingen voor zich moeten nemen. Zoniet zal door de<br />
groeiende bevolking en tewerkstelling in de regio (en in de Brusselse en Zaventemse regio) het verkeer meer en meer vast komen<br />
te zitten en toenemende druk van sluipverkeer op de kleinere wegen veroorzaken.<br />
De troeven van de verschillende vervoerswijzen dienen uitgespeeld te worden. De trein vooral het regionale en interregionale<br />
verkeer, maar in de toekomst ook voor het voorstedelijke verkeer. De bus vooral voor het stedelijke en voorstedelijke verkeer.<br />
Andere vervoerssystemen zullen in verdere overweging genomen worden. Op de bestaande spoorlijnen dient een<br />
lightrailuitbating in overweging genomen te worden.<br />
Het beleidsplan bevat geen bindende afspraken voor de spoorwegen. Wel worden een aantal onderhandelingsvoorstellen<br />
aangereikt en condities aangegeven voor de opwaardering van de spoorbediening in <strong>Leuven</strong>.<br />
In dit hoofdstuk wordt het regionale openbaar vervoer behandeld; in het volgende hoofdstuk wordt het stedelijke en<br />
voorstedelijke openbaar vervoer voorgesteld.<br />
Het regionale vervoer gebeurt vooral via het dichte spoorwegennet in het <strong>Leuven</strong>se. Ook zijn een paar lange-afstandsbuslijnen,<br />
zoals <strong>Leuven</strong> – Hamont, <strong>Leuven</strong> – Turnhout en Houthalen – <strong>Leuven</strong> – Brussel, aangevuld met een aantal “studentenbussen”.<br />
Voor dit (inter)regionale busnet worden in dit kader geen belangrijke structurele wijzigingen voorgesteld.<br />
3.4.2. DE TREIN ALS REGIONAAL OPENBAARVERVOERSNET<br />
De regio van <strong>Leuven</strong> kent een relatief dicht spoorlijnennet. Dit spoorwegennet vormt de basis voor het regionale openbaar<br />
vervoer. De trein is zowel belangrijk als verplaatsingsmiddel naar <strong>Leuven</strong> toe (mensen die in <strong>Leuven</strong> komen werken,<br />
winkelen,...), als van <strong>Leuven</strong> uit naar andere steden of bestemmingen. Hieronder volgen een aantal voorstellen voor de<br />
opwaardering van het regionale en interregionale spoorvervoer.
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 20<br />
Als doel wordt een stijging vooropgesteld van 23.500 opstappers per weekdag 1 in 1999 naar 40.000 per weekdag in 2010, of een<br />
toename met 70%. Voor deze doelstelling worden alle stations op <strong>Leuven</strong>s grondgebied samengeteld; door het openen van<br />
bijkomende stopplaatsen kan een verschuiving van de reizigers optreden.<br />
Verbetering op de as <strong>Leuven</strong> - Brussel :<br />
De (lopende) uitbreiding van twee naar vier sporen tussen <strong>Leuven</strong> en Brussel maakt het mogelijk het aantal treinen op te drijven,<br />
de tijdsvertragingen te beperken, meer stoptreinen in te lassen (GEN/BBN) en een betere spreiding van het treinaanbod te<br />
bekomen.<br />
Volgende voorstellen worden geformuleerd :<br />
- betere spreiding van de treinen tussen <strong>Leuven</strong> en Brussel, zodat nooit lang hoeft gewacht te worden op een volgende trein;<br />
- tijdens de spits meer bijkomende treinen voorzien naar Brusselse stations buiten de N-Z-verbinding : naar Schuman,<br />
Luxemburgstation, Etterbeek, lijn 26 ... Uit onderzoek blijkt dat voor deze bestemmingen het autogebruik momenteel nog<br />
hoog ligt.<br />
- aanbieden van voldoende capaciteit door bijkomende treinen en dubbeldekrijtuigen;<br />
- een opwaardering van de stoptreinbediening tussen Brussel en <strong>Leuven</strong> (en verder) : GEN/BBN.<br />
De opwaardering van de spoorverbinding van <strong>Leuven</strong> naar Brussel zal een aantrekkingskracht uitoefenen op de regio; anderzijds<br />
zal bij opwaardering van kleine stopplaatsen een deel van de pendelaars zich niet meer eerst naar <strong>Leuven</strong> moeten begeven om<br />
de trein te nemen.<br />
1<br />
de reizigerstellingen hebben betrekking op een week in oktober. Het betreft m.a.w. voor de NMBS een topweek van het aantal reizigers.
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 21<br />
Betere verbinding naar de luchthaven van Zaventem :<br />
De luchthaven zal op termijn vermoedelijk een groeiende bestemmingspool blijven (geselecteerd als poort voor Vlaanderen in<br />
het RSV). De luchthaven en omgeving is nog sterk autogericht zodat een groot groeipotentieel voor het openbaar vervoer<br />
aanwezig is.<br />
Een optimale bediening vraagt belangrijke investeringen in nieuwe infrastructuur. Er wordt daarom een stapsgewijze verbetering<br />
voorgesteld :<br />
1. op korte termijn : een aantal treinen laten stoppen in station Zaventem (dorp) of eventueel Diegem; van<br />
hieruit is gemakkelijke overstap mogelijk op de trein naar de luchthaven. Dit levert een aanzienlijke<br />
tijdswinst op tegenover de huidige overstap in Brussel-Noord of Schaarbeek.<br />
2. aanleg van een verbindingsboog tussen de lijn vanuit <strong>Leuven</strong> en de luchthaven. Dit laat toe een<br />
pendeltrein in te leggen tussen <strong>Leuven</strong> en de luchthaven (met mogelijkheid tot doorkoppeling van de trein,<br />
bijvoorbeeld naar Landen). In <strong>Leuven</strong> kan aansluiting voorzien worden op andere treinen.<br />
3. op termijn : het station van de luchthaven ombouwen van kopstation tot doorgaand station, zodat<br />
doorgaande verbindingen kunnen stoppen op de luchthaven (reeds principieel toegezegd).<br />
Het station van de luchthaven kan tevens als draaischijf dienen voor de bediening van de bedrijvenzones in de buurt van de<br />
luchthaven en Zaventem, bv. natransport met bussen van De Lijn of bedrijfsbussen (naast het station van de luchthaven zelf zal<br />
het vernieuwe station van Diegem uitgebouwd worden als draaischijf voor dit gebied).<br />
Verbetering richting Antwerpen :<br />
Er zal bij de NMBS op aangedrongen worden voor een snellere verbinding met Antwerpen, via Mechelen-Nekkerspoel. De<br />
omrijbeweging via het hoofdstation van Mechelen en de vastkoppeling met de trein uit St.-Niklaas zorgen momenteel voor<br />
tijdsverlies. Het hoofdstation van Mechelen kan bereikbaar blijven via de trein naar St.-Niklaas. De stop in Mechelen-<br />
Nekkerspoel kan ook de gemeenten ten oosten van Mechelen een betere relatie bieden met <strong>Leuven</strong> (Bonheiden, Putte, ...).<br />
Een andere mogelijkheid is een verbinding naar Antwerpen via de luchthaven van Zaventem, na aanleg van de hoger<br />
aangegeven infrastructuur (deze route is evenwel duidelijk langer dan de rechtstreekse verbinding via Nekkerspoel).
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 22<br />
Verbetering richting Luik :<br />
In 2002 of 2003 wordt de hogesnelheidslijn tussen <strong>Leuven</strong> en Luik opengesteld. De IC-trein naar Luik zal ook van de nieuwe lijn<br />
gebruik maken, tegen een snelheid van 200 km/u.. Er zal hierdoor een aanzienlijke tijdswinst gerealiseerd worden tussen <strong>Leuven</strong><br />
en Luik. Op de bestaande lijn 36 kan een deel van de vrijgekomen capaciteit aangewend worden voor een voorstadsbediening<br />
naar <strong>Leuven</strong> toe.<br />
Verbindingsboog tussen lijn 35 (Aarschot) en lijn 36 (Brussel) :<br />
De aanleg van deze verbindingsboog laat toe om een aantal treinen vanuit Hasselt en Aarschot rechtstreeks naar Brussel te laten<br />
rijden (tijdswinst ca. 12 minuten). Deze verbinding biedt geen voordeel voor het station van <strong>Leuven</strong>, maar wordt vanuit het<br />
mobiliteitsplan niettemin noodzakelijk geacht om een verder verkeerscongestie in de <strong>Leuven</strong>se regio te voorkomen. De<br />
pendelaars vanuit het Hageland en Limburg naar Brussel krijgen een beter alternatief in plaats van de A2/E314 te belasten of<br />
sluiproutes te volgen (via Wijgmaal, Putkapel of Holsbeek). Het realiseren van de verbindingsboog mag evenwel niet ten koste<br />
gaan van een degelijke verbinding naar <strong>Leuven</strong> vanuit de richting Aarschot.<br />
Opwaardering stopplaatsen in en rond <strong>Leuven</strong> :<br />
Er zal aangedrongen worden op een betere bediening van de kleine stopplaatsen en de opening of heropening van nieuwe<br />
stopplaatsen in en rond <strong>Leuven</strong>. Deze stopplaatsen moeten in de verschillende woonkernen meer reizigers opvangen richting<br />
Brussel, Antwerpen,... en gelijktijdig ook dienst doen als voorstadsdienst naar <strong>Leuven</strong> toe. Zie hiervoor naar het volgende<br />
hoofdstuk.
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 23<br />
3.5. STEDELIJK EN VOORSTEDELIJK OPENBAAR VERVOER : VAN RADIAAL NET NAAR WEBSTRUCTUUR<br />
3.5.1. NAAR EEN NIEUWE STRUCTUUR<br />
De geambieerde ruimtelijke ontwikkelingen voor <strong>Leuven</strong> maken een essentiële rol voor het openbaar vervoer noodzakelijk.<br />
Momenteel staat bijna uitsluitend de bus in voor het stedelijke en voorstedelijke openbaar vervoer. Het actuele busnet in <strong>Leuven</strong><br />
is zeer succesvol. Het aantal reizigers is bijzonder hoog in vergelijking met de andere regionale steden (<strong>Leuven</strong> is de<br />
uitgesproken koploper in Vlaanderen) en de stijgende lijn gaat nog steeds verder.<br />
In 1993 telden de buslijnen naar <strong>Leuven</strong> bijna 9,0 miljoen reizigers; door het busplan is het aantal reizigers gestegen tot 13,2<br />
miljoen reizigers in 1999 ( +4,2 miljoen ), 14,5 miljoen reizigers in 2000 ( +5,5 miljoen t.o.v. 1993 ), en tot 17,3 nmiljoen<br />
reizigers in 2001 ( +8,3 miljoen) . Ter vergelijking : in heel Vlaanderen steeg het aantal reizigers bij De Lijn van 219,1 miljoen in<br />
1993 naar 223,2 miljoen in 1999 ( +4,1 miljoen ). Het <strong>Leuven</strong>se busnet is dus verantwoordelijk voor méér dan de volledige<br />
stijging van het aantal Lijn-reizigers in Vlaanderen tussen 1993 en 1999, m.a.w. zonder het <strong>Leuven</strong>se net was het aantal reizigers<br />
in Vlaanderen gedaald tussen 1993 en 1999 (periode vóór de verspreiding van het derdebetalerssysteem).<br />
Dit succesvolle bestaande bussysteem wordt daarom best behouden op korte en middellange termijn. Maar bovenop de<br />
bestaande structuur wordt een nieuw systeem toegevoegd. Dit nieuwe net dat toegevoegd wordt, kan mee de groei van het<br />
bestaande busnet opvangen en nieuwe marktpotenties aanspreken. Tussen het bestaande en het nieuw toegevoegde net kunnen<br />
in de toekomst interferenties ontstaan, die op dat moment moeten geëvalueerd worden, en wat op lange termijn kan leiden tot<br />
mogelijk een nieuwe herschikking.<br />
Als denkkader stelt het mobiliteitsplan als doel het aantal reizigers busreizigers te doen stijgen van 17,3 miljoen reizigers in 2001<br />
naar meer dan 32 miljoen reizigers in 2012, of een stijging met 85 %, of 15 miljoen reizigers extra ten opzichte van 2001 (of<br />
t.o.v. 1993 bijna een verviervoudiging). (Ter vergelijking : het Brussels gewest wenst bij de MIVB een stijging met 15 miljoen<br />
reizigers te realiseren). De feitelijke doelstelling is niet het aantal reizigers maar een verhoogde bereikbaarheid mét reductie van<br />
het autoverkeer. Om de doelstelling te bereiken heeft De Lijn een tienjarenprogramma ontwikkeld.
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 24<br />
Als nieuw concept wordt binnen de tijdshorizon van het mobiliteitsplan het actuele radiale busnet omgevormd tot een volledige<br />
webstructuur met een reeks dwarsverbindingen (zie kaart), door :<br />
- de invoering voorstedelijke spoorverbindingen<br />
- de invoering van een snelbusnet ter aanvulling van het spoornet en van het bestaande busnet<br />
- de invoering van cirkelvormige of tangentiële lijnen<br />
- uitbouw van een P+R-systeem, geënt op het radiale busnet.<br />
- een specifiek schoolnet met eigen routes<br />
- eigen route via de vesten voor de meeste ontdubbelingsbussen.<br />
Dit concept gaat verder dan het concrete, te operationaliseren tienjarenprogramma en stelt een nog verder streefdoel.<br />
De invoering van het voorstedelijk spoorsysteem en van de tangentiële lijnen kan leiden tot gewijzigde verplaatsingspatronen met<br />
ander gebruik van het reeds bestaande busnet. Na verloop van tijd zal een nieuwe evaluatie nodig zijn van het gehele<br />
openbaarvervoersnet en eventueel leiden tot een nieuwe structuur of verdere aanvullingen.<br />
Naast de uitbouw van deze webstructuur zullen doorgedreven doorstromingsmaatregelen de aantrekkingskracht van het stedelijk<br />
en voorstedelijk openbaar vervoer optillen.<br />
Het tienjarenprogramma van De Lijn neemt een aantal elementen van deze webstructuur over. Deze worden geconcretiseerd<br />
volgende geplande maatregelen :<br />
- twee (tangentiële) joblijnen<br />
- uitbouw van een snelbussennet (met optie lightrail)<br />
- uitbouw scholierennet met eigen route in centrum<br />
- doorstromingsmaatregelen<br />
- inzet van aangepaste bussen<br />
- uitbouw van overstap- en centrumhaltes en verbetering reizigersinformatie<br />
- bediening Gasthuisberg vanuit Brussel/Tervuren/Kortenberg/Overijse<br />
- uitbreiding laatavondbediening van/naar <strong>Leuven</strong> centrum<br />
- toeristische lijn.
RADIAAL NET: TE OPTIMALISEREN<br />
CIRKELVORMIGE/ TANGENTIËLE LIJNEN NIEUW OPENBAARVERVOERS-<br />
NETWERK: WEBSTRUCTUUR<br />
P+R<br />
P+R<br />
P+R<br />
VOORSTEDELIJK SPOORVERVOER<br />
Bestaand station<br />
Voorstel nieuw station<br />
Te onderzoeken nieuwe lijn<br />
Lightrail als onderdeel BBN<br />
Spoorlijn<br />
Radiale buslijn<br />
Tangentiële buslijn<br />
MOBILITEITSPLAN<br />
L E U V E N<br />
O p d r a c h t g e v e r : S T A D L E U V E N<br />
STEDELIJK EN VOORSTEDELIJK<br />
OPENBAAR VERVOER/ CONCEPT<br />
MAART 2002 1493-sdb
0 500<br />
1000 M<br />
Legende<br />
MOBILITEITSPLAN<br />
L E U V E N<br />
O p d r a c h t g e v e r : S t a d L E U V E N<br />
MAART 2002<br />
Snelbussen<br />
Joblijn 1<br />
Joblijn 2<br />
Schooldiensten<br />
TIENJARENPLAN DE LIJN<br />
1493-sdb
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 27<br />
3.5.2. HET SPOOR ALS STEDELIJK EN VOORSTEDELIJK OPENBAARVERVOERSNET<br />
3.5.2.1. Het principe van voorstedelijk spoorvervoer<br />
Om de groeiende mobiliteitsvraag op te vangen wordt de uitbouw van een voorstedelijk spoorvervoer naar <strong>Leuven</strong> wenselijk<br />
geacht. Verder technisch en financieel onderzoek zal moeten uitwijzen of deze exploitatie het best gebeurt door het bestaande<br />
treinsysteem of door een lightrailsysteem. Op korte termijn kan een uitbating gebeuren met bestaande treinstellen en bediening<br />
van enkele nieuwe stopplaatsen; op langere termijn zou een lightrail nuttig kunnen zijn samen met een verdere verhoging van het<br />
aantal stopplaatsen. Dit zal mee bepaald worden door de toekomstige beheerstructuur van het openbaar vervoer.<br />
De stations op de lijn <strong>Leuven</strong> – Brussel zullen beter bediend worden in het kader van het GEN/BBN. De verbinding mag niet<br />
enkel op Brussel gericht zijn, maar ook naar de verplaatsingsstromen naar <strong>Leuven</strong>. Verder dienen ook de lijnen <strong>Leuven</strong> –<br />
Mechelen, <strong>Leuven</strong> – Aarschot, <strong>Leuven</strong> – Tienen en <strong>Leuven</strong> – Ottignies beter benut te worden voor het voorstedelijk vervoer naar<br />
<strong>Leuven</strong> toe.<br />
Voordelen van een voorstedelijke treinverbinding t.o.v. de bus :<br />
- de trein heeft een veel hogere rijsnelheid dan de bus<br />
- de trein kent een veel hogere capaciteit<br />
- de trein ondervindt geen hinder van de congestie van het autoverkeer (vrije openbaarvervoersbaan)<br />
- voor mensen die in het station van <strong>Leuven</strong> overstappen op een andere trein, is het een voorstedelijke spoorverbinding het<br />
ideale voortransport.<br />
Toch dient vermeld te worden dat de bus ook een aantal eigen voordelen biedt t.o.v. het spoor :<br />
- in heel wat gemeenten is geen spoorlijn aanwezig<br />
- grotere fijnmazigheid, de reiziger wordt dichter bij huis opgehaald en kan dichter bij de bestemming afstappen. De totale<br />
verplaatsingstijd van huis tot bestemming is hierdoor vaak korter dan per trein.<br />
- grotere frequentie mogelijk : de meeste spoorlijnen rond <strong>Leuven</strong> worden reeds druk bereden door interstedelijke treinen dat<br />
een hoogfrequent voorstedelijk vervoer niet mogelijk is zonder de aanleg van bijkomende sporen; de beschikbare tijdsvensters<br />
zijn vaak beperkt. Voor relatief korte afstanden is de frequentie meestal belangrijker dan de rijsnelheid.
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 28<br />
De uitbouw van een snelbussennet kan deze leemten opvangen (zie verder).<br />
3.5.2.2. Opwaardering bestaande stopplaatsen Heverlee en Wijgmaal<br />
station Wijgmaal :<br />
- verhoging van de frequentie tussen Wijgmaal en <strong>Leuven</strong>, zowel voor de verplaatsingen naar <strong>Leuven</strong> toe als in functie van de<br />
nieuwe ontwikkelingen nabij het station Wijgmaal (Remy-site, nieuwe lagere en secundaire school).<br />
- een spitsbediening tussen Wijgmaal en Brussel zonder overstap, via de verbindingsboog van Hofstade. Dit biedt ook een<br />
verbinding tussen <strong>Leuven</strong> en Vilvoorde zonder overstap.<br />
- opwaardering van de stationsomgeving.<br />
- het eventueel opnemen van Wijgmaal in de tariefzone <strong>Leuven</strong> (vraag aan NMBS) voor een betere relatie met <strong>Leuven</strong>.<br />
station Heverlee :<br />
- verdere verhoging van de bediening, met de mogelijkheid van rechtstreekse verbindingen richting Brussel, Antwerpen of<br />
Aarschot. Deze betere bediening kadert onder meer in het GEN en het BBN.<br />
- uitbouw van de goederenkoer tot kleinschalige pendelparking.<br />
3.5.2.3. Voorstel nieuwe stopplaatsen<br />
Een aantal argumenten pleiten voor het openen/heropenen van nieuwe stopplaatsen :<br />
- de toenemende congestie op de wegen zowel richting Brussel als richting <strong>Leuven</strong><br />
- het gestegen bevolkingscijfer in de meeste gemeenten van de regio<br />
- op de lijn naar Brussel komt capaciteit vrij door de twee bijkomende sporen, op de lijn naar Tienen met de ontdubbeling door<br />
de hogesnelheidslijn.
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 29<br />
Op de hieronder aangegeven locaties zullen de ruimtelijke en verkeerskundige mogelijkheden gevrijwaard worden om een<br />
stopplaats te kunnen openen.<br />
Nabijheid van een buslijn kan nuttig zijn voor 1) overstap van bus / trein; 2) terugkeer met de bus mogelijk indien lage<br />
treinfrequentie tijdens de daluren. Toch blijft de busaansluiting aan het hoofdstation belangrijker, omdat er een veel hoger<br />
treinaanbod is in alle richtingen.<br />
Putkapel : ter hoogte van de Pastoor Eralystraat; centrale ligging in de kern, aansluitend op de wijkfuncties. Bushalte op korte<br />
afstand (Aarschotsesteenweg).<br />
Hulsberg : bediening omgeving Attenhoven, Pleinstraat, wijk rond gemeentehuis Wilsele en Kesseldal; situering juist ten noorden<br />
van de aansluitingsboog naar Brussel maakt snelle directe treinverbindingen mogelijk, anderzijds is nabijheid van het grote<br />
potentieel van de Kesseldalwijk van belang. Daarom lijkt een stopplaats ter hoogte van de Wilselsesteenweg – Hulsberg het<br />
meest interessant. Ruime parkeervoorzieningen mogelijk ter hoogte van het vroegere woonwagenpark (evenwel bij voorkeur<br />
te bereiken via een aantakking op de bestaande rotonde van de Kesseldallaan). Bestaande bushalte.<br />
Voor de stopplaatsen Putkapel en Hulsberg (en Wezemaal...) zouden een aantal treinen via de geplande spoorbocht rechtstreeks<br />
naar Brussel kunnen geleid worden, zodat een zeer aantrekkelijke reistijd kan geboden worden.<br />
Haasrode : nabij de Brabanthal (500-600 m) en bedrijvenzone; kan zeer nuttig zijn bij grote evenementen; ook pendelparking<br />
mogelijk voor de omgeving Blanden – Haasrode (mensen uit Tienen, Landen, Luik,... dienen in de betrokken stations<br />
opgevangen te worden); mogelijke hinder van parkeerders (en verkeer) aan de zijde Hoegaardsestraat – Lentedreef dient<br />
vermeden te worden; nadeel is de relatief grote loopafstand naar de meeste bedrijven.<br />
Philips-site : een stopplaats ter hoogte van de Philips-site kan deze nieuwe stedelijke pool voor de treinreiziger ontsluiten (ca. 650<br />
bijkomende arbeidsplaatsen)<br />
Arenberg : aan de Croylaan of omgeving, in functie van de campus en het wetenschapspark; ook de omliggende residentiële wijk<br />
kan er gebruik van maken.
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 30<br />
Termunckveld : hier wordt een grootschalige ontwikkeling van de tewerkstelling verwacht. Verder technisch en ruimtelijk<br />
onderzoek en een MER dienen de mogelijkheid van een spooraftakking vanaf het Arenbergstation richting Termunckveld te<br />
overwegen, met eventuele doortrekking richting Brussel.<br />
Een reeks stations kunnen verbonden worden als een nieuwe stedelijke lijn van Termunckveld via het station <strong>Leuven</strong> naar de<br />
Vunt, volgens het principe van een lightrail. Een andere mogelijkheid is een lijn Haasrode – <strong>Leuven</strong> – Wilsele. Indien op lange<br />
termijn overgestapt wordt van een treinbediening naar een lightrailsysteem kunnen nog bijkomende stopplaatsen overwogen<br />
worden.<br />
Mogelijkheden buiten <strong>Leuven</strong> : ook buiten <strong>Leuven</strong> kunnen mogelijkheden overwogen worden om tot een fijnmazig voorstedelijk<br />
spoorvervoer te komen, zoals bijvoorbeeld mogelijke stations in Korbeek-Lo, Lovenjoel, Roosbeek, Kumtich, Gelrode, Rotselaar<br />
...<br />
3.5.3. LIGHTRAIL OF TRAM<br />
De spoorlijnen dienen ingeschakeld te worden voor het voorstedelijk vervoer (zie hoger). Hiervoor zal met de NMBS en De Lijn<br />
onderhandeld worden. Op korte en middellange termijn (tot 2010) kan dit door bijkomende stopplaatsen en frequentieverhoging.<br />
Er dient onderzocht te worden of de exploitatie op lange termijn het best gebeurt met bestaande treintypes of met nieuwe te<br />
bouwen lightrailstellen. Ook een nieuwe lijn via Termunckveld dient hierbij overwogen te worden.<br />
Het ontwikkelen van het voorgestelde nieuwe openbaarvervoersnetwerk zal de verplaatsingsstromen wijzigen. Bij de evaluatie<br />
kunnen nieuwe systemen zoals tram in overweging genomen te worden, bv. voor de binnenste tangent langs de vesten). Het<br />
beleidsplan duidt evenwel de voorkeur aan om het bestaand spoornet te optimaliseren voor het stedelijk en voorstedelijk vervoer<br />
(met mogelijke verlenging via Termunckveld) dan een nieuw tramnet uit te bouwen binnen de korte en middellange termijn.
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 31<br />
3.5.4. SNELBUSSEN<br />
<strong>Leuven</strong> zal bij een sterke groei van de tewerkstelling steeds meer mensen aantrekken vanuit de omliggende regio. Door de grote<br />
dichtheid van het spoorwegennet kan een voorstedelijk spoorvervoer deze reizigers voor een groot deel opvangen.<br />
Andere woonkernen liggen niet in de nabijheid van een spoorlijn. Het spoornet speelt bovendien nog te weinig in op de<br />
voorstedelijke verplaatsingen.<br />
Om de hiaten op te vullen, en in afwachting van opwaardering van het spoornet of van een lightrailsysteem, worden een radiaal<br />
net van regionale snelbussen uitgebouwd. Deze snelbussen hebben slechts een beperkt aantal stopplaatsen en komen samen aan<br />
het station van <strong>Leuven</strong>. Ze rijden niet door de binnenstad. Aan het station is overstap mogelijk op andere lijnen, zoals onder<br />
meer de joblijnen (zie bij tangentiële lijnen).<br />
De snelbussen richten zich vooral op het gebied tussen 10 en 20 km van <strong>Leuven</strong>. Een buslijn met veel stopplaatsen is op deze<br />
afstand minder aantrekkelijk. Voor de snelbussen wordt in principe 1 stopplaats per woonkern voorzien, die goed uitgebouwd<br />
worden als centrumhalte.<br />
De snelbussen vervangen niet het bestaande goed functionerende busnet, maar is een bijkomend, aanvullend aanbod. Dit<br />
betekent dat de reizigers vanuit de binnenstad van het basisnet kan gebruik maken, wil men niet overstappen. Essentieel voor het<br />
snelnet (én voor het basisnet) is een vlotte doorstroming, zo weinig mogelijk gehinderd door de congestie.<br />
De snelbussen worden ingekaderd in de plannen voor het GEN en het Brussel-Brabant-Net (BBN).<br />
Dit snelbussennet is concreet voorzien in het tienjarenplan van De Lijn.<br />
3.5.5. INVOERING VAN TANGENTIËLE OF CIRKELVORMIGE LIJNEN<br />
De cirkelvormige lijnen spelen in op :<br />
- de nieuwe ontwikkelingen aan de rand van het stedelijk gebied<br />
- een aantal nieuwe relaties mogelijk maken zonder overstap; nu is vaak overstap nodig aan het station of in de binnenstad;
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 32<br />
- een overstap mogelijk maken korter bij het bestemmingspunt, bv. voor een reiziger van Boutersem naar Haasrode, of van<br />
Tervuren naar de campus,... (overstap op de snijpunten van snellijnen of voorstedelijke lijnen met de tangentiële lijnen)<br />
- de ontlasting van de bussen in de binnenstad, voor reizigers die zich tussen de deelgemeenten verplaatsen, zodat meer<br />
reizigers naar de binnenstad kunnen gebracht worden zonder bijkomende bussen in te leggen.<br />
Elke lijn dient zowel woon- als tewerkstellingsgebieden te bedienen om veel reizigers aan de trekken.<br />
Cirkelvormige lijnen komen momenteel weinig voor in steden van de grootte-orde van <strong>Leuven</strong>, maar zijn gebruikelijk in grote<br />
steden. Er kan gestart worden met een of twee lijnen; blijkt het systeem succesvol bij de potentiële gebruiker, dan is verdere<br />
uitbreiding mogelijk. Het is een stap naar een netwerk dat overeenkomt met een meer grootstedelijke structuur.<br />
In het tienjarenplan van De Lijn zijn twee joblijnen gepland. Deze verzorgen vooral een snelle verbinding tussen het station en<br />
de meer excentrisch gelegen tewerkstellingsgebieden en vormen een stap naar volwaardige tangentiële lijnen.<br />
“Joblijn 1” verbindt de Remy-site, via de Vaartkom naar het station, en verder via de Philipssite naar Haasrode.<br />
“Joblijn 2” maakt een cirkelvormige beweging vanuit het station via de Philips-site, naar het Arenberg-wetenschapspark,<br />
Termunck en Gasthuisberg terug naar het station.<br />
De stad <strong>Leuven</strong> blijft voorstander om naast deze joblijnen ook andere tangentiële lijnen te ontwikkelen die een verbinding<br />
vormen tussen Kessel-Lo, Wilsele, Heverlee en Haasrode.<br />
3.5.6. OPTIMALISATIE VAN HET RADIALE STADSNET<br />
Het bestaande net functioneert reeds zeer goed, maar wordt toch op een aantal plaatsen aangepast om de dienstverlening te<br />
optimaliseren. Er dient ook ingespeeld te worden op de nieuwe ontwikkelingen. Structurele ingrepen zijn onder meer :<br />
- rechtstreekse bediening Kesseldal (+ Holsbeek) via de Eenmeilaan<br />
- verlenging van stadslijnen naar het Wetenschapspark Arenberg en Termunckveld<br />
- Wijgmaal : betere oppervlaktebediening.
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 33<br />
- directere verbinding naar Haasrode (via ring).<br />
Er zal ook onderhandeld worden over de inzet van meer kleinere bussen.<br />
3.5.7. OPTIMALISATIE VAN HET RADIALE VOORSTEDELIJKE NET<br />
De verwachte sterke groei van de tewerkstelling en van de centrumfuncties is <strong>Leuven</strong> zal veel bijkomende verplaatsingen<br />
genereren vanuit een ruime zone van omliggende gemeenten. Er moet daarom een kwalitatief voorstedelijk net uitgebouwd<br />
worden tot het ruim voorstadsgebied (tot 15 km of meer).<br />
De inzet van voorstedelijke treindiensten en van snelbussen is hoger reeds aangegeven.<br />
In <strong>Leuven</strong> zijn ook de bestaande streeklijnen in feite voorstadslijnen. De lijn Brussel-<strong>Leuven</strong>, <strong>Leuven</strong>-Aarschot,... kent nauwelijks<br />
een verbindende functie tussen deze steden; de verbindende functie gebeurt per spoor. Het zijn feitelijk voorstedelijke lijnen<br />
tussen bv. Kortenberg en <strong>Leuven</strong>, tussen Rotselaar en <strong>Leuven</strong>, enz...<br />
Ook de spoorlijnen dienen in de toekomst een deel van het voorstedelijk verkeer op te vangen (zie hoger).<br />
De voorstedelijke verbindingen mogen niet te veel omwegen maken. Nadruk ligt op een korte of snelle verbinding naar de<br />
hoofdbestemmingspunten. Het busplan van de voorbije jaren heeft reeds een reeks rechttrekkingen van voorstedelijke lijnen<br />
doorgevoerd. Dit kan nog uitgebreid worden met :<br />
- de buslijn richting Kesseldal – Attenhoven – Holsbeek via de Eenmeilaan naar het centrum leiden in plaats van een<br />
slingerbeweging door Kessel-Lo. Een andere lijn bedient de omgeving Gemeentestraat – Holsbeeksesteenweg.<br />
- de buslijn 338 <strong>Leuven</strong> - Tienen direct via de Tiensevest naar het station, in plaats van via de Blijde Inkomststraat – Maria<br />
Theresiastraat.<br />
-<br />
Om succesvol te zijn dient elke lijn meerdere belangrijke bestemmingspunten te bedienen, zonder overstap, zoals bijvoorbeeld<br />
het station, het oude stadscentrum (Fochplein), Gasthuisberg,...
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 34<br />
Grote nieuwe stedelijke ontwikkelingen dienen hieraan toegevoegd te worden. Volgend concept wordt hierbij toegepast :<br />
- de lijnen uit oostelijke richting bedienen eerst het station, vervolgens het Fochplein en Gasthuisberg. Deze lijnenbundel kan<br />
op termijn doorgetrokken worden naar wetenschapspark Termunckveld (bv. via Terbankstraat en Tervuurse- of St.-<br />
Jansbergsesteenweg).<br />
- de lijnen uit westelijke richting bedienen eerst het Fochplein, dan het station en rijden vervolgens naar de Vaartkom of Philips.<br />
Bij verdere groei van de werkgelegenheid kunnen een aantal bussen doorgetrokken worden naar de bedrijvenzone van<br />
Haasrode.<br />
Hierbij dient genoteerd dat de nieuwe ontwikkelingen niet enkel via dit radiale net maar ook met het cirkelvormige (tangentiële)<br />
net bediend worden.<br />
Via een reeks maatregelen wordt de problematiek van het grote aantal bussen in de stadskern aangepakt (zie verder).<br />
3.5.8. PARK + RIDE<br />
Aan de rand van het verstedelijkte gebied worden drie grote , goed bereikbare overstapparkings voorzien; deze worden<br />
bewegwijzerd vanop afstand. Deze drie hoofdlocaties zijn eenvoudig te bereiken vanaf de snelwegen en andere invalswegen.<br />
Daarnaast kunnen nog een aantal kleinschalige overstapparkings ontwikkeld worden, die een meer plaatselijke, aanvullende<br />
functie hebben.<br />
De aantrekkelijkheid van een P+R systeem neemt toe naarmate de gebruikers van het systeem zowel financieel als in tijd hun<br />
voordeel doen. De prijs van het P+R ticket dient lager te liggen dan de prijs voor een halve dag parkeren in de binnenstad. Dank<br />
zij een frequent openbaar vervoeraanbod wordt de overstaptijd tot een minimum beperkt. Doorstromingsmaatregelen zorgen er<br />
vervolgens voor dat de gebruikers sneller het stadscentrum bereiken dan met de auto.<br />
Hoewel het P+R systeem in een regionale stad als <strong>Leuven</strong> in beginfase misschien slechts enkele tientallen reizigers zal<br />
aantrekken, wordt best ruimte voorzien voor mogelijke uitbreiding op termijn tot minstens 200 à 300 auto’s op de grote locaties.<br />
De drie grote locaties zijn :
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 35<br />
- ter hoogte van Gasthuisberg<br />
- in Haasrode<br />
- nabij het Vuntcomplex.<br />
De P+R-locaties kunnen ook gelijktijdig gebruikt worden als Kiss&Ride : bv. op weg naar Brussel iemand afzetten dichtbij de<br />
snelweg, van waaruit een zeer frequente busverbinding is naar het stadscentrum. Vanuit de P+R locaties wordt ook de<br />
mogelijkheid van fietsverhuur voorzien.<br />
locatie Gasthuisberg :<br />
omgeving van de brandweerkazerne, nabij de op- en afrit van de A2; doortrekking van de lijnenbundel van Gasthuisberg naar de<br />
parking toe; specifieke aandacht voor de landschappelijke inpassing nodig.<br />
locatie Haasrode :<br />
omgeving Ambachtenlaan – Hertogstraat (ev. medegebruik van de parking kazerne) : hoge busfrequentie, snelle verbinding naar<br />
het centrum; de schoolbussen naar het H.-Hartinstituut kunnen de basisfrequentie verhogen en op hun terugrit randparkeerders<br />
in de richting van de stad vervoeren.<br />
locatie Vunt :<br />
omgeving rotonde Vuntcomplex – Kesseldallaan, aansluitend op de buslijn van de Kesseldallaan. Deze locatie is enkel interessant<br />
als de buslijn de Eenmeilaan volgt. Deze locatie dient nog verder overwogen te worden, samen met De Lijn en de NMBS, in het<br />
kader van de ontwikkelingen in deze zone.<br />
Mogelijke aanvullende (geluidshinder door nachtelijke activiteiten) kleinschalige P+R : gericht op automobilisten die vanuit een<br />
specifieke lokale invalsweg komen, bv. op Diestsesteenweg, Tiensesteenweg (omgeving De Mol), Naamsesteenweg<br />
(goederenkoer station i.p.v. het actueel gebruikte Van Arenbergplein),...
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 36<br />
3.5.9. PROBLEMATIEK BEHEERSING AANTAL BUSSEN IN HET CENTRUM<br />
De rechtstreekse bereikbaarheid van het centrum vanuit alle richtingen is een van de troeven voor het openbaar vervoer in<br />
<strong>Leuven</strong> en blijft gezien de omvang van de binnenstad noodzakelijk voor een aantrekkelijk openbaar vervoer. Het inlassen van<br />
een overstap blijkt het aantal reizigers sterk te beperken; vooral de keuzereizigers (mensen die een auto ter beschikking hebben)<br />
haken af. Deze keuzereiziger wordt in de toekomst juist een belangrijke doelgroep.<br />
Anderzijds vormt het grote aantal bussen in de binnenstad een duidelijke last op de leefbaarheid van sommige straten. Als<br />
uitgangspunt wordt daarom gesteld om het aantal bussen te beperken tot het huidige aantal, ondanks de verdere groei van het<br />
openbaar vervoer. Hierover zullen concrete afspraken gemaakt worden met De Lijn.<br />
Om deze twee tegengestelde doeleinden te verzoenen, worden selectieve maatregelen gerealiseerd.<br />
Het aantal bussen in de binnenstad kan beperkt worden door :<br />
- door het inleggen van tangentiële busverbindingen dienen heel wat reizigers de binnenstad niet meer te passeren. Deze<br />
tangentiële bussen kunnen op termijn ook een nieuw verplaatsingspatroon ontwikkelen die tot verdere evaluatie zal leiden.<br />
- het bijkomende net van snelbussen zal niet in de binnenstad rijden<br />
- het uitbouwen van een voorstedelijk spoorverkeer<br />
- het realiseren van een apart schoolnet die andere routes volgt door de binnenstad; zo kunnen een aantal ontdubbelingsbussen<br />
wegvallen<br />
- de bussen vanuit de Tiensesteenweg kunnen de Tiensevest volgen in plaats van via de Blijde Inkomststraat – M. Theresiastraat<br />
te rijden (mits doorstromingsmaatregelen). Dit zorgt voor een plaatselijke ontlasting.<br />
- De ontdubbelingsbussen in de spits zoveel mogelijk uit de binnenstad houden of via een aparte route laten rijden. De<br />
scholenspits kan opgevangen worden door het reguliere net aan te vullen met een schoolnet. Andere ontdubbelingsbussen<br />
kunnen de vesten volgen en bv. een eindpunt hebben bij de Philips-site of in Heverlee... De bereikbaarheid van het centrum<br />
blijft gegarandeerd door de reeds frequente basisdienst. Uitgangspunt is ook dat het aantal gelede bussen zoveel mogelijk<br />
beperkt wordt in de binnenstad en eerder dienst doen als ontdubbelingsbus.<br />
Dit betekent dat een hoge basisfrequentie wordt behouden, maar ontdubbelingsbussen en gelede bussen het centrum kunnen<br />
mijden door onder meer de “doorgaande” busreiziger andere mogelijkheden aan te bieden.
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 37<br />
De hinder veroorzaakt door de bussen kan ook beperkt worden door begeleidende maatregelen :<br />
- de inzet van kleinere bussen<br />
- milieuvriendelijke bussen, zowel qua uitlaatgassen als qua geluidsbeheersing. In overleg met De Lijn zal gestreefd worden<br />
naar verdere inzet van elektrische of hybride bussen, of bussen op gas.<br />
- het invoeren van automatische snelheidsbegrenzing in de stad.<br />
3.5.10. VERBETERING VAN DE DOORSTROMING<br />
Het verbeteren van de doorstroming voor het openbaar vervoer is een van de basispijlers van het mobiliteitsplan. Als algemeen<br />
streefdoel geldt een verhoging met 5 km/u van de gemiddelde commerciële snelheid (cfr. bijakte 9 bij het mobiliteitsconvenant).<br />
Naargelang van de omstandigheden kunnen verschillende mogelijkheden aangewend worden :<br />
- lichtenbeïnvloeding<br />
- busbaan of busdoorsteek (bussluis)<br />
- halthouden op de rijbaan<br />
- toeritdosering<br />
- verbetering van de algemene verkeersdoorstroming<br />
De belangrijkste ingrepen worden weergegeven bij het overzicht van de maatregelen per deelgebied (zie verder).<br />
De volgende kaart biedt een overzicht van de belangrijkste doorstromingsmaatregelen.
0 500<br />
1000 M<br />
Legende<br />
MOBILITEITSPLAN<br />
L E U V E N<br />
O p d r a c h t g e v e r : S t a d L E U V E N<br />
MAART 2002<br />
Toeritdosering in functie van<br />
doorstroming openbaar vervoer<br />
(exacte locatie te bepalen)<br />
Doorsteek voor busverkeer<br />
De vesten als OV-corridor<br />
DOORSTROMING<br />
OPENBAAR VERVOER<br />
1493-sdb
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 39<br />
3.5.11. SCHOLIERENNET<br />
De uitbouw van een apart scholierennetwerk moet toelaten om sterker in te spelen op de specifieke verplaatsingsbehoeftes van<br />
de scholieren, en anderzijds meer capaciteit vrijmaakt voor andere reizigers op het basisbusnet .<br />
Het scholierennet biedt ruimere mogelijkheden naar duidelijkheid, herkenbaarheid en flexibiliteit. Het kan flexibeler inspelen op<br />
wijzigende patronen, extra aanbod in de winterperiode, met vlotter overleg met de scholen. Daar de bussen gericht zijn op een<br />
specifiek doelpubliek zijn de diensten vlotter aan te passen. Er kan geöpteerd worden voor een eigen bustype met duidelijke<br />
herkenbaarheid en eigen kenmerken. Een performant scholierennetwerk moet leiden tot een groter aantal scholieren, zodat de<br />
spitsverkeer op de weg kan ontlast worden.<br />
Het scholierennet volgt een eigen route in het centrum, zodat het busverkeer minder geconcentreerd is op de as<br />
Bondgenotenlaan – Fochplein.<br />
Het scholierennet wordt geconcretiseerd in het tienjarenplan van De Lijn.<br />
3.5.12. ANDERE VERBETERINGEN OPENBAAR VERVOER<br />
3.5.12.1. Uitbreiding van de bedieningstijden<br />
Om met het openbaar vervoer een volwaardig alternatief te kunnen vormen voor het autoverkeer moet ook terugkeer kunnen<br />
gegarandeerd worden op bijvoorbeeld late uren. Gezien het drukke cultureel- en uitgaansleven in <strong>Leuven</strong> moet een terugkeer tot<br />
rond halfeen ’s nachts zeker kunnen. In eerste instantie wordt aan vrijdag, zaterdag en zondag gedacht.<br />
3.5.12.2. Toeristische lijn<br />
Samen met De Lijn, de omliggende gemeenten en de provincie zal het nut van een toeristische lijn onderzocht worden.<br />
3.5.12.3. Reizigersinformatie en haltecomfort<br />
Een aantal belangrijke bestemmingshaltes en overstaphaltes worden met een hoog comfortniveau uitgerust. Het betreft onder<br />
meer verwarmde wachtruimte, elektronische informatieborden met real-time-wachttijden,...
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 40<br />
3.6. AUTOVERKEER<br />
3.6.1. VAN RINGMODEL NAAR KAPSTOKMODEL<br />
Basisconcept verkeersafwikkeling stedelijk gebied :<br />
Samen met de ruimtelijke evolutie van de stad <strong>Leuven</strong>, worden nieuwe concepten ontwikkeld voor de afwikkeling van het<br />
autoverkeer. Oorspronkelijk is de ring aangelegd om het doorgaand verkeer uit de binnenstad te houden. Maar de stad is ook<br />
sterk gegroeid buiten de ring, zodat de ring meer en meer een barrière voor voetganger en fietser is gaan vormen binnen het<br />
stedelijk gebied. Hieruit ontstaat een overgangsconcept waarbij het onderscheid benadrukt wordt tussen de singels en de vesten<br />
(met het hoefijzerconcept), waarbij de vesten drager worden van stedelijke ontwikkelingen.<br />
De ring wordt hierbij nog te veel benadrukt als verdeelweg voor het stedelijke gebied. Dit stedelijk gebied kent intussen nieuwe<br />
ontwikkelingen verder van de binnenstad, zoals Haasrode, de campus, de wetenschapsparken,... Om de nieuwe ontwikkelingen<br />
te kunnen dragen en de vesten sterker te benadrukken als weg binnen de stad, wordt het kapstokmodel voorgesteld. Dit betekent<br />
dat het aaneengegroeide stedelijk gebied niet zozeer ontsloten wordt via de ring, maar opgehangen wordt aan drie hoofdassen<br />
(kapstokken) waar de stadsdelen aan opgehangen worden : de Meerdaalboslaan, de Nieuwe Mechelsesteenweg (met de singels),<br />
en de Boudewijnlaan. In het ringconcept worden de stadsdelen opgehangen aan de ring en de steenwegen, het kapstokmodel<br />
benadrukt de ophanging aan de drie genoemde hoofdassen. De Meerdaalboslaan draagt het zuidoostelijk stadsdeel ( Haasrode,<br />
Tiensesteenweg, Spaanse Kroon, wijk Kriekenbos, Geldenaaksebaan,...), de Boudewijnlaan het zuidwestelijk stadsdeel ( campus,<br />
wetenschapsparken, wijk Terbank, Heverlee-centrum, zuidelijk deel van de binnenstad,...), de Nieuwe Mechelsesteenweg –<br />
Singels het noordelijk deel van het stedelijk gebied ( noordelijk deel van de binnenstad, stationsomgeving, vaartkom, Wilseledorp,...).<br />
Tussen deze kapstokken zullen de stadsdelen nog sterker aaneengroeien en wordt het doorheen-rijden van het<br />
autoverkeer (van de ene kapstok naar de andere) zoveel mogelijk beperkt.<br />
Daarnaast hebben sommige stadsdelen een eigen ophanging aan de snelweg : omgeving Brusselsesteenweg - Brusselsepoort,<br />
Gasthuisberg, project <strong>Leuven</strong>-Noord, Kesseldal, Putkapel, Wijgmaal.<br />
Meest problematisch blijft de ontsluiting van Kessel-Lo. Er worden geen grote verkeersassen voorgesteld. Meer nog dan in<br />
andere stadsdelen zal hier de nadruk liggen op de ontsluiting te voet (cfr. stationsproject), per fiets en met het openbaar vervoer.
Samengevat :<br />
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 41<br />
- ringmodel : radiale structuur met de ring als verdeelweg voor het stedelijk gebied<br />
- overgang : ringmodel met singels en vesten : vestengebied met ruimtelijke ontwikkelingen (een radicale vorm hiervan is het<br />
hoefijzermodel)<br />
- kapstokmodel : de snelwegen en drie hoofdassen als ophanging van de verkeersstructuur voor het intussen uitgebreide<br />
stedelijke gebied. De vesten liggen niet meer omheen de stad, maar in de stad. Het kapstokmodel verlaat het idee van “stad”<br />
en “deelgemeenten”, maar gaat uit van het begrip “stedelijk gebied”.<br />
In feite zal <strong>Leuven</strong> groeien naar een kapstokmodel als macrostructuur, maar waarbij het ringmodel op het niveau van het stedelijk<br />
gebied mee blijft functioneren. De E40 – E314 en de kapstokken functioneren dan als “grote ring” omheen <strong>Leuven</strong>, terwijl de<br />
stadsring op lokaal niveau een rol speelt, zoals de verdeelfunctie naar de lussen van de binnenstad.<br />
Evolutie naar het kapstokmodel betekent ook dat de vesten een lagere functie krijgen en het gebruik van de singels, opgehangen<br />
via de Nieuwe Mechelsesteenweg, gestimuleerd wordt.
AUTOVERKEER: RINGMODEL AUTOVERKEER: KAPSTOKMODEL<br />
VOORBEELD:<br />
VAN A NAAR B VIA RINGMODEL<br />
A<br />
B<br />
VAN A NAAR B VIA KAPSTOKMODEL<br />
A<br />
B<br />
MOBILITEITSPLAN<br />
L E U V E N<br />
O p d r a c h t g e v e r : S T A D L E U V E N<br />
AUTOVERKEER: CONCEPT<br />
MAART 2002 1493-sdb
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 43<br />
3.6.2. WEGENCATEGORISERING EN VERKEERSAFWIKKELING<br />
De hoofdwegen en primaire wegen zijn geselecteerd in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, de secundaire wegen zullen<br />
vastgelegd worden in het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan (in ontwerp); de lokale wegen worden in het mobiliteitsplan en het<br />
GRS vastgelegd. Het mobiliteitsplan wil een voorstel van categorisering formuleren naar de andere planniveau’s toe.<br />
3.6.2.1. Hoofdwegen<br />
Als hoofdwegen zijn in het RSV geselecteerd :<br />
- E40 en E314.<br />
3.6.2.2. Primaire wegen<br />
Er zijn geen primaire wegen I in <strong>Leuven</strong>.<br />
Als primaire wegen II zijn geselecteerd :<br />
- de Boudewijnlaan<br />
- de Meerdaalboslaan<br />
- de Nieuwe Mechelsesteenweg (tussen E314 en ring)<br />
- de ring, van de Boudewijnlaan via de Mechelsepoort tot aan het station.<br />
Voor de Tervuursevest, tussen Kapucijnenvoer en Tervuursepoort, en voor de Diestsevest stemt de inrichting niet overeen met de<br />
wensstructuur voor een primaire weg II. De recente herinrichting van de Diestsevest beantwoordt geenszins aan de principes<br />
voor primaire wegen II. Vanuit het mobiliteitsplan wordt daarom gesuggereerd om de Diestsevest niet te selecteren als primaire<br />
weg, maar als secundaire weg. Voor de Tervuursevest is de herinrichting volgens de principes van primaire weg zeer moeilijk<br />
realiseerbaar zonder de leefbaarheid aan te tasten. Er ontstaat ook best geen doorgaande primaire verbinding via de<br />
Boudewijnlaan en de singels naar de Nieuwe Mechelsesteenweg (cfr. kapstokmodel). Anderzijds dient vanuit de Boudewijnlaan<br />
benadrukt te worden dat het verkeer zo mogelijk de singels moet kiezen in plaats van de vesten. De verkeersfunctie blijft er
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 44<br />
daarom zeer belangrijk, maar de inrichting dient zich af te stemmen op de leefbaarheid en de oversteekbaarheid. Deze optie zal<br />
moeten geconcretiseerd worden bij het opstellen van het streefbeeld voor de weg.<br />
De primaire wegen zijn niet opgenomen in het bindend gedeelte van het RSV, zodat afwijkingen kunnen voorgesteld worden.<br />
3.6.2.3. Secundaire wegen<br />
De secundaire wegen zijn wegen van regionaal belang. Ze worden vastgelegd in het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan. Er is<br />
momenteel nog geen goedgekeurd PRS. Vanuit het stedelijke mobiliteitsplan kan daarom een voorstel voor selectie naar voor<br />
gebracht worden.<br />
Er wordt een onderscheid gemaakt in secundaire wegen type I, II en III.<br />
Het mobiliteitsplan stelt voor <strong>Leuven</strong> geen secundaire wegen type I (nadruk op regionale verbindingsfunctie) voor.<br />
De nieuwe invalsweg op het spoorwegplateau naar de stationsparking toe, wordt aangeduid als secundair II. Ook de nieuwe,<br />
geplande aansluiting tussen de Aarschotsesteenweg en het Vuntcomplex wordt als secundair II aangegeven (zie project <strong>Leuven</strong>-<br />
Noord).<br />
Worden in het mobiliteitsplan voorgesteld als secundaire weg type III :<br />
- Aarschotsesteenweg, tussen Vuntcomplex en ring<br />
- Diestsesteenweg<br />
- Tiensesteenweg<br />
- Naamsesteenweg<br />
- Brusselsesteenweg<br />
- de vesten, van Tervuursepoort via Parkpoort tot aan S. Artoisplein (indien Tervuursevest en Diestsevest niet langer als<br />
primaire weg weerhouden worden).<br />
Op secundaire wegen type III gaat bijzondere prioriteit naar het fietsverkeer en de doorstroming van het openbaar vervoer. Met<br />
deze selectie als secundair III wil het mobiliteitsplan de nadruk voor het openbaar vervoer en de fiets aangeven.
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 45<br />
Momenteel zijn de inrichtingsprincipes voor secundaire wegen nog niet vastgelegd. Deze voorgestelde secundaire wegen III<br />
behouden in het mobiliteitsplan evenwel naast de prioriteit voor openbaar vervoer en fiets ook een functie voor het autoverkeer<br />
(ze kunnen niet verkeersvrij gemaakt worden). Onder dit voorbehoud worden ze als secundair III voorgesteld.<br />
Noot : In het voorontwerp PRS is de N259 St.-Jansbergsesteenweg (vanaf de Boudewijnlaan) en de volledige Aarschotsesteenweg<br />
opgenomen als secundaire weg type III. Wegen Vlaams-Brabant heeft moeite met de aanduiding van de N259 als secundair III;<br />
de stad <strong>Leuven</strong> heeft moeite met de aanduiding van de Aarschotsesteenweg in Wilsele-Putkapel als secundair III. Er wordt<br />
voorgesteld om beide wegen als lokale weg type I aan te duiden, als advies naar het PRS toe. De uiteindelijke keuze zal<br />
gebeuren in het definitieve PRS.<br />
3.6.2.4. Lokale wegen<br />
Lokale wegen I : deze wegen vervullen een lokale verbindingsfunctie, m.a.w. ze vormen een verbinding tussen deelgemeenten<br />
of met naburige gemeenten (bv. Waversebaan naar Oud-Heverlee), of ze vormen een hoofdontsluiting voor een deelgemeente<br />
(bv. Martelarenlaan voor Kessel-Lo, Aarschotsesteenweg in Putkapel). Ze vormen geen regionale verbinding, of hebben geen rol<br />
voor de ontsluiting van het stedelijk gebied <strong>Leuven</strong> als geheel.<br />
Lokale wegen II : deze straten hebben enkel een ontsluitingsfunctie voor een grotere wijk of stadsdeel. De ontsluitingsstraten in<br />
de deelgemeenten zijn aangeduid als lokale wegen II a, de verkeerslussen in de binnenstad worden als lokale wegen II b<br />
aangeduid.<br />
Lokale wegen III : alle andere wegen, zoals zuivere woonstraten, erven, landbouwwegen, de wegenis op de bedrijvenzones,...<br />
Lokale wegen III hebben in principe geen doorgaande functie tenzij als doorgang voor omliggende straten die ook als lokaal III<br />
geselecteerd zijn.<br />
Bedoeling van de categorisering is dat het autoverkeer zoveel mogelijk de weg van de hoogste categorie dient te gebruiken voor<br />
een verplaatsing tussen twee punten. Bij de uitwerking van de verkeersstructuur per deelgebied wordt deze categorisering als<br />
basis genomen voor de afwikkeling van het autoverkeer.<br />
In het Beleidsplan – Concept van december 1998 zijn van de verschillende types lokale wegen concepten van inrichting<br />
voorgesteld.
E40<br />
Brusselsesteenweg<br />
Mechelsesteenweg<br />
Koning Boudewijnlaan<br />
Naamsesteenweg<br />
Meerdaalboslaan<br />
Aarschotsesteenweg<br />
E40<br />
A2<br />
Tiensesteenweg<br />
Diestsesteenweg<br />
0 500<br />
1000 M<br />
Legende<br />
MOBILITEITSPLAN<br />
L E U V E N<br />
O p d r a c h t g e v e r : S t a d L E U V E N<br />
MAART 2002<br />
Hoofdweg<br />
Primaire weg II<br />
Secundaire weg II<br />
Secundaire weg III<br />
Lokale weg I<br />
Lokale weg lla<br />
Lokale weg llb: lussen binnenstad<br />
Lokale weg III<br />
Vesten<br />
CATEGORISERING WEGENNET<br />
(ONTWERP)<br />
1493-sdb
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 47<br />
3.7. GOEDERENVERKEER<br />
3.7.1. ONTSLUITING BEDRIJVENZONES<br />
Het vrachtverkeer dient zoveel mogelijk de wegen van de hoogste categorie te volgen.<br />
De ontsluiting van de geplande bedrijvenzone Parkveld wordt aangegeven bij de voorstellen voor het betrokken deelgebied. Het<br />
vrachtverbod blijft behouden op de Geldenaaksebaan (tussen de bedrijvenzone en de Parkpoort) en in de Hertogstraat.<br />
De geplande bedrijvenzone op het spoorwegplateau wordt door een nieuwe weg aangesloten op het Vuntcomplex.<br />
Er geldt vrachtverbod in de Bornestraat en de Herentsesteenweg. De ontsluiting van de bedrijven dient via de<br />
Wijgmaalsesteenweg te gebeuren.<br />
Ook op de Eenmeilaan wordt vrachtverbod ingevoerd.<br />
Het verbod voor vrachtwagens wordt vastgelegd door middel van een lengtebeperking.<br />
3.7.2. VERVOER OVER HET WATER OF HET SPOOR EN INTERMODAAL VERVOER<br />
In het RSV zijn in <strong>Leuven</strong> drie spoorlijnen geselecteerd als hoofdspoorweg voor het goederenvervoer : de lijn <strong>Leuven</strong> – Mechelen,<br />
<strong>Leuven</strong> – Aarschot en <strong>Leuven</strong> – Ottignies (in hoofdzaak de relatie van Antwerpen met Charleroi/Luxemburg). De<br />
hoofdspoorwegen hebben volgens het RSV vooral een functie op internationaal en Vlaams niveau. Voor <strong>Leuven</strong> zelf is het<br />
goederenvervoer via het spoor van beperkt belang. De betekenis voor het mobiliteitsplan is dit het feit dat hiermee niet de volle<br />
capaciteit van deze lijnen ter beschikking staat van het reizigersverkeer (hoewel het merendeel van het vervoer ’s nachts gebeurt).<br />
Op het spoorplateau worden mogelijkheden geboden voor de oprichting van overslaginstallaties voor spoor-weg-vervoer. Het is<br />
niet de bedoeling grootschalige (boven-)regionale overslagactiviteiten aan te trekken, maar de zone kan wel nuttig zijn voor<br />
lokale bedrijven of voor bevoorradingsactiviteiten voor het stedelijk gebied (bv. stadsdistributie). De bestaande goederenoverslag<br />
(graan, mineraal water) wordt behouden.<br />
De rol van het kanaal als transportweg wordt versterkt. De bestaande laad- en losinstallaties worden behouden. Ter hoogte van<br />
Wijgmaalsesteenweg is de aanleg van een overslagkade in uitvoering. Deze kade zal zich richten op de bedrijven van de<br />
<strong>Leuven</strong>se regio. Mogelijkheden zijn bijvoorbeeld het afvaltransport of bevoorrading van het stedelijk gebied. Via het
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 48<br />
Vuntcomplex is er aansluiting op het hogere wegennet. Langs de Aarschotsesteenweg wordt de mogelijkheid open gehouden<br />
voor het volwaardig functioneren van overslagactiviteiten vanaf het kanaal.<br />
3.7.3. BEVOORRADING VAN DE BINNENSTAD<br />
De bevoorrading van de binnenstad wordt aan een aantal beperkingen onderworpen. Er zullen hierbij zowel<br />
lengtemaatbeperkingen worden ingevoerd als bepaalde tijdsvensters voor de bevoorrading. Deze maatregelen worden<br />
geconcretiseerd in een parkeerreglement.
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 49<br />
3.8. PARKEREN<br />
3.8.1. CONCEPT VOOR HET CENTRUM<br />
Openbaar parkeeraanbod :<br />
Conform het convenantenbeleid wordt in de binnenstad het stilstandprincipe voor het parkeeraanbod toegepast. Dit betekent dat<br />
het totale aantal openbare parkeerplaatsen niet mag toenemen. Wel zijn verschuivingen mogelijk, bv. van bovengronds naar<br />
ondergronds parkeren. De ring geldt als grens voor de zone waarbinnen het standstill-principe wordt toegepast.<br />
Zoals aangegeven in het Verkeerscirculatieplan van de binnenstad wordt op evenwichtige wijze het parkeeraanbod uitgebouwd<br />
langs de verschillende lussen. Deze centrale parkeervoorzieningen (centrumparkings) vervangen de parkeerplaatsen op pleinen<br />
en straten die parkeerarm of parkeervrij gemaakt worden. Ook parking de Bond wordt als centrumparking beschouwd.<br />
Er is een ruime zone betalend parkeren afgebakend. In de volledige binnenstad geldt blauwe zone om langparkeerders te weren.<br />
De bewoners van de binnenstad kunnen gebruik maken van een bewonerskaart.<br />
Voor nadere toelichting verwijzen we naar het verkeersplan voor de binnenstad.<br />
Bedrijfsparkings :<br />
Hieronder wordt verstaan de private parkings (vooral voor personeel) van bedrijven, kantoren, KUL, scholen, .... In vergelijking<br />
met andere steden kent <strong>Leuven</strong> veel grote private parkings. Er zal gezocht worden om op termijn te komen tot een afbouw van<br />
bepaalde grote bedrijfsparkings op afbraakterreinen, met verschuiving naar bv. randparkeerplaatsen of P+R. De terreinen die op<br />
die wijze vrij komen, kunnen aangewend worden voor stedelijke herwaarderingsprojecten en parkeervoorzieningen voor<br />
bewoners. Hierbij wordt onder meer gedacht aan :<br />
- de parking in de Fr. Lintsstraat (terrein vroegere wasserij), waarbij de langparkeerders een onderkomen kunnen vinden in de<br />
Philipsparking;<br />
- de parking tussen Broekstraat en Minderbroedersstraat (cfr. bestemmingen van het BPA).<br />
Enige voorzichtigheid is geboden om een uittocht van diensten uit de binnenstad te voorkomen.
0 500<br />
1000 M<br />
Legende<br />
MOBILITEITSPLAN<br />
L E U V E N<br />
O p d r a c h t g e v e r : S t a d L E U V E N<br />
MAART 2002<br />
Zone voor standstill principe<br />
Betalend parkeren<br />
Blauwe zone,<br />
incl. Bewonersparkeren<br />
CONCEPT PARKEREN<br />
1493-sdb
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 51<br />
Voor nieuwe bouwwerken is het belastingsreglement op het ontbreken van parkeerplaatsen omgevormd tot een verordening.<br />
Uitgangspunten zijn :<br />
- behoud van de verplichting parkeerplaatsen te voorzien voor woningen<br />
- uitdrukkelijke beperkingen voor de omvang van bedrijfsparkings, rekening houdende met de stedenbouwkundige context.<br />
3.8.2. BEWONERSPARKEREN<br />
<strong>Leuven</strong> is sinds jaren een pionier op het vlak van bewonersparkeren. Het bewonersparkeren wordt toegepast in de volledige<br />
binnenstad en in een aantal wijken buiten de ring. Op die wijze worden faciliteiten geboden die de woonfunctie van de stad<br />
becshermen en de langparkeerders weren (mobiliteitsbeïnvloedende maatregel). Op langere termijn dient evenwel gestreefd te<br />
worden naar het voorzien van eigen private voorzieningen voor het stallen van de auto.<br />
3.8.3. RANDPARKINGS<br />
Randparkings zijn parkings waar langparkeerders de auto kunnen parkeren om zich te voet naar het centrum te begeven. Deze<br />
parkings zullen zich situeren ter hoogte van de ring. Maar ter hoogte van de ring vinden belangrijke nieuwe stedelijke<br />
ontwikkelingen plaats. Deze parkings zullen dus gelijktijdig ook dienst doen als “centrumparking” voor de betrokken site.<br />
Er wordt hoofdzakelijk beroep gedaan op bestaande of geplande parkings. Bv.: omgeving Bodart, Engels Plein, sportstadion (met<br />
voetgangersdoorsteek onder de ring), Philips (met goede oversteekmogelijkheid van de ring), pendelparking Martelarenlaan (<br />
randparking als nevengebruik ), enkele kleinere diffuse locaties...<br />
3.8.4. P+R NAAR DE STAD<br />
P+R parkings zijn vooral gericht op langparkeerders die in de binnenstad niet terecht kunnen, tenzij aan hoog tarief in de<br />
ondergrondse parkings. Ze houden de bereikbaarheid in stand zonder toenemende parkeer- en verkeersdruk in en rond de<br />
binnenstad en op de invalswegen.<br />
Dit concept wordt verder behandeld in het hoofdstuk openbaar vervoer.
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 52<br />
3.8.5. PARKEREN AAN DE STATIONS<br />
Het betreft hier de parkeervoorzieningen voor de treinreizigers.<br />
De nadruk wordt gelegd op de optimale bereikbaarheid van de stations te voet, per fiets of per bus. Zo zullen aan de<br />
verschillende stations voldoende overdekte fietsenstallingen worden voorzien. Toch zullen een deel reizigers aangewezen<br />
blijven op het voortransport met de auto.<br />
Conform de overeenkomst tussen het Vlaams Gewest, de NMBS, De Lijn en de stad <strong>Leuven</strong> wordt op het spoorwegplateau een<br />
stationsparking aangelegd voor 2500 voertuigen. Deze parking wordt uitsluitend ontsloten via een nieuwe weg vanaf het<br />
Vuntcomplex.<br />
Aan de Martelarenlaan wordt een parking behouden ( 900 wagens) in de vorm van een parkeergebouw onder straatniveau. Deze<br />
parking heeft zowel een functie als stationsparking, als voor bezoekers van de stationsomgeving.<br />
Ook aan de stations van Heverlee en Wijgmaal worden de parkeervoorzieningen verbeterd, voor een maximum van 100 à 200<br />
auto’s. In Heverlee kan de goederenkoer aangewend worden, momenteel reeds in gebruik tijdens de zondagsmarkt.<br />
In de voorgestelde nieuwe stations kunnen ook parkeermogelijkheden voorzien worden in functie van de draagkracht van de<br />
omgeving. Ter hoogte van een mogelijk station aan de Meerdaalboslaan zal de ruimte gereserveerd worden (tussen de HST-lijn<br />
en het waterzuiveringsstation) voor een parking van ca. 400 wagens, gericht op gebied Blanden – Haasrode – Bierbeek. Gezien<br />
deze parkeerruimte op slechts 500 à 600 m van de Brabanthal ligt, kan ze ’s avonds en tijdens het weekend als overflowparking<br />
gebruikt worden bij grote activiteiten.<br />
3.8.6. CARPOOLPARKINGS<br />
Ter hoogte van de verschillende op- en afritten van de E40 en E314 worden carpoolparkings voorzien :<br />
- E40 Haasrode : parking in te richten in plaats van gebruik van de bermen<br />
- tankstation E40 : behoud bestaande carpoolparking<br />
- E314 – Brusselsesteenweg : onderzoek uitbreiding parking<br />
- E314 – Mechelsesteenweg : uitbreiding van de carpoolparking<br />
- Vuntcomplex : bestaande parking.
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 53<br />
3.9. ONDERSTEUNENDE MAATREGELEN<br />
Dit zijn allerhande maatregelen die niet rechtstreeks betrekking hebben op de verkeersinrichting, maar begeleidende maatregelen<br />
die het mobiliteitsbeleid mee moeten vorm geven, zoals informatie, sensibilisering, vervoersmanagement.<br />
3.9.1. VERVOERSMANAGEMENT<br />
Krijgt een voorname rol in het mobiliteitsbeleid, met onder meer :<br />
- het opstarten van een mobiliteitscentrale<br />
- vervoersplan voor de stadsdiensten<br />
- bedrijfsvervoerplannen<br />
- schoolvervoersplannen<br />
- mobiliteitsproblematiek KUL, naar studenten én personeel toe<br />
- vervoerplannen bij evenementen, bv. <strong>Leuven</strong> kermis, Marktrock,<br />
De stad wil de verschillende actoren medeverantwoordelijk stellen bij de mobiliteitsproblematiek. Er zal in gezamelijk overleg<br />
gezocht worden naar oplossingen.<br />
3.9.2. ONDERSTEUNEND BELEID OPENBAAR VERVOER<br />
De stad en De Lijn zullen samen acties opzetten om het openbaar vervoer te ondersteunen. Er gaat onder meer aandacht naar :<br />
- informatieverspreiding<br />
- promotie-acties<br />
- tarieftussenkomsten, bijvoorbeeld voor scholieren en studenten.
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 54<br />
3.9.3. OVERLEG KUL EN ANDERE HOGESCHOLEN<br />
Er wordt een vast overleg georganiseerd tussen de stad en de hogescholen. Hierbij zal regelmatig aandacht besteed worden aan<br />
de mobiliteitsproblematiek, om tot gezamelijke oplossingen te komen.<br />
3.9.4. OVERLEG MET OMLIGGENDE GEMEENTEN<br />
Er zal regelmatig overleg plaatsvinden met de omliggende gemeenten met betrekking tot de grensoverschrijdende<br />
mobiliteitsproblemen. Vooral aan de oostzijde zijn gezamelijke maatregelen nodig om het sluipverkeer te beperken. Deze<br />
maatregelen zullen opgevolgd en geëvalueerd worden om tot concrete resultaten te komen.<br />
3.9.5. FIETSACTIES<br />
De stad ondersteunt een groot aantal maatregelen die het fietsverkeer promoten en stimuleren :<br />
- fietsvergoeding voor stadspersoneel<br />
- programma voor aanbrengen van fietsstallingen, ook aan bushaltes<br />
- officieel “inrijden” van nieuwe fietsroutes<br />
- promotieacties<br />
- ondersteuning van de fietswerkplaats Velo, met aanbod van huurfietsen.<br />
- fietspooling voor scholieren<br />
3.9.6. INFORMATIE- EN SENSIBILISERINGSCAMPAGNES<br />
- informatiecampagnes bij invoering van verkeers- en mobiliteitsingrepen<br />
- sensibilisatie om autogebruik te beperken, promotie van fiets en openbaar vervoer<br />
- informatie bij de inschrijving in de bevolkingsregisters m.b.t. openbaar vervoer, fietsroutes, verkeers- en parkeerbeleid,...<br />
- sensibilisatie rond verkeersveiligheid, onder meer naar scholen toe<br />
- informatie en sensibilisatie in het kader van evenementen
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 55<br />
3.9.7. HANDHAVINGS- EN PREVENTIEBELEID<br />
De politie zal preventieve en repressieve acties voeren voor meer veiligheid en het naleven van de reglementen, zoals :<br />
- controle op de nieuwe verkeersingrepen, bv. gewijzigde circulatie<br />
- parkeercontroles<br />
- snelheidscontroles<br />
- controle veilig rijgedrag<br />
-<br />
Aan de scholen zal er begeleiding zijn door gemachtigde opzichters.<br />
3.9.8. HALTE-ACCOMMODATIE<br />
Het programma voor opwaardering van de halte-accommodatie zal verdergezet worden. Bij de uitbreiding van het busaanbod<br />
en ingebruikname van nieuwe haltes zal van bij de start in de nodige halte-accommodatie worden voorzien.<br />
Verder zal bijzondere aandacht besteed worden aan de uitbouw van een aantal hoofdhaltes, onder meer knooppunten van<br />
radiale lijnen met tangentiële lijnen.<br />
De herinrichting van het Fochplein als de hoofdhalte van de binnenstad én als stedelijk plein wordt op het programma geplaatst.<br />
3.9.9. ANDERE ACTIES EN MAATREGELEN<br />
<strong>Leuven</strong> wil nog werk maken van talrijke andere acties en maatregelen om de mobiliteit te beïnvloeden, zoals onder meer :<br />
- project autodelen (carsharing)
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 56<br />
- informatie nieuwe bewoners : elk jaar wordt in <strong>Leuven</strong> 6.000 nieuwe bewoners ingeschreven. Momenteel worden geen<br />
specifieke acties voor de doelgroep uitgevoerd. In de toekomst zullen deze nieuwe bewoners systematisch worden<br />
aangepakt. Er wordt gedacht aan een informatiecampagne rond fiets- en busgebruik.<br />
- acties bij evenementen<br />
- leenfietsen<br />
- laatavondbussen, nachtbussen, TOV-ticket (taxi + openbaar vervoer)<br />
- betere toegankelijkheid van het openbaar vervoer voor mensen met een handicap<br />
- …
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 57<br />
3.10. OVERZICHT STRUCTURELE KEUZES PER DEELGEBIED<br />
Per deelgebied wordt het verkeersconcept voorgesteld die de structurele keuzes weergeven.<br />
3.10.1. WIJGMAAL<br />
Wijgmaal staat meer en meer onder druk van sluipverkeer dat de files op de E314, de Mechelsesteenweg of Aarschotsesteenweg<br />
wil vermijden. De doorgangswegen kunnen evenwel moeilijk onderbroken worden omdat ze essentieel zijn voor de ontsluiting<br />
van Wijgmaal zelf.<br />
Er zal daarom gezocht worden om op de Rotselaarsesteenweg een systeem van toeritdosering toe te passen in het gedeelte buiten<br />
de bebouwde kom. De uitzonderlijke piekintensiteiten ten gevolge van het sluipverkeer worden hiermee afgevlakt. Bv. passage<br />
van maximum 300 voertuigen/uur per richting, met bv. beurtelingse passage op 1 rijstrook (cfr. systeem werflichten). Het systeem<br />
kan zo nodig ook uitgebreid worden naar de Wakkerzeelsebaan.<br />
Het grootste deel van Wijgmaal wordt stapsgewijs opgenomen in de zone 30. Voor de stationsomgeving wordt een<br />
opwaardering voorzien, kaderend in de betere treinbediening. Bij het station moet rekening gehouden worden met aansluiting<br />
voor voetgangers, fietsers, busverkeer en auto’s.<br />
De auto-ontsluiting van de Remy-site dient in eerste instantie te gebeuren via de Wijgmaalsesteenweg (aansluiting op de E314).<br />
Door de ligging bij het station, bushaltes en bij een aantal goed uitgeruste fietsroutes is de ontsluiting met andere vervoerswijzen<br />
voorzien.<br />
3.10.2. PUTKAPEL<br />
De Aarschotsesteenweg, tussen de rotonde in Rotselaar en het Vuntcomplex, wordt beschouwd als ontsluitingsweg voor Putkapel,<br />
niet als verbinding voor doorgaand verkeer. Er wordt geöpteerd voor een herinrichting Aarschotsesteenweg met sterke nadruk op<br />
de leefbaarheid.<br />
De Aarschotsesteenweg tussen het Vuntcomplex en de ring, heeft wel een verbindende functie. De doorstroming van het<br />
openbaar vervoer is er essentieel. De Aarschotsesteenweg tussen Vuntcomplex en de vaart wordt ontdubbeld voor het
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 58<br />
autoverkeer (project <strong>Leuven</strong>-Noord); de actuele Aarschotsesteenweg zal als snelle doorsteek voor de bus gebruikt worden (geen<br />
doorgaand autoverkeer).<br />
De verschillende woonwijken naast de Aarschotsesteenweg worden stapsgewijs tot zone 30 omgevormd.<br />
Voor de Weggevoerdenstraat stellen zich 3 mogelijkheden :<br />
- behoud van een volwaardige verbindingsfunctie; in dit geval zijn fietspaden noodzakelijk.<br />
- de verbindingsfunctie onmogelijk maken : bv. afsluiten t.h.v. Dijlebrug<br />
- geen verbindingsfunctie, wel beperkte ontsluitingsfunctie : de straat wordt opgenomen in de zone 30, beperkte doorgang blijft<br />
mogelijk maar wordt sterk bemoeilijkt door een inrichting als zone 30 (met asverschuivingen, wegversmallingen, plateau’s,<br />
voorrang van rechts,...). Ook wordt een lengteverbod ingevoerd, na aanpassingen in de omgeving van de Duitse brug.<br />
Het beleidsplan gaat uit van deze laatste optie.<br />
3.10.3. WILSELE-DORP<br />
De op- en afrit 19 van de snelweg wordt afgesloten; de Kol. Begaultlaan zal aansluiten op een nieuwe brug naar de<br />
Aarschotsesteenweg; de Tunnelstraat blijft enkel toegankelijk voor voetgangers en fietsers.<br />
Door deze nieuwe structuur wordt het doorgaand verkeer in Wilsele-dorp vermeden; alle doorgaand verkeer wordt excentrisch<br />
gehouden. De volledige kern wordt als zone 30 ingericht. Daar de omrijbeweging via de Kol. Begaultlaan vermoedelijk vlot zal<br />
verlopen, zal er in Wilsele-dorp minder kans zijn op sluipverkeer; er worden daarom geen circulatieve maatregelen binnen de<br />
wijk voorgesteld, wel een stapsgewijze herinrichting naar zone 30 toe.<br />
Door de vermelde ingrepen zal de Kol. Begaultlaan een belangrijkere verkeersfunctie krijgen, als invalsweg naar <strong>Leuven</strong>-centrum<br />
(Vaartkom en ruime omgeving, aansluiting op lus van de Vaartstraat), als gedeeltelijke ontdubbeling van de Aarschotsesteenweg.<br />
Om de omgevingskwaliteit van de Vaartkom deels te vrijwaren, wordt het verkeer van de Kol. Begaultlaan best omgeleid via het<br />
Engels Plein en de te verbreden Asstraat (verschuiving van het doorgaand verkeer van de voorzijde naar de achterzijde van de<br />
gebouwen).
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 59<br />
Bij de ingebruikname van de nieuwe brug over de vaart zal de situatie nauw opgevolgd worden naar mogelijk sluipverkeer via de<br />
Herentsesteenweg en via de Wakkerzeelsebaan. Indien nodig zullen maatregelen getroffen worden (bv. onderbreking<br />
Wakkerzeelsebaan ter hoogte van Kerkstraat).<br />
Op de Nieuwe Mechelsesteenweg, ter hoogte van Kareelveld, wordt de middenberm gesloten. De aansluiting van Wilsele-dorp<br />
op de Nieuwe Mechelsesteenweg dient in principe te gebeuren via het kruispunt met de (oude) Mechelsesteenweg. De verdere<br />
vormgeving van de Nieuwe Mechelsesteenweg zal bepaald worden bij het opstellen van het streefbeeld.<br />
Op de (oude) Mechelsesteenweg wordt het verkeer afgeremd, bijvoorbeeld door middel van asverschuivingen.
Mechelsesteenweg<br />
Halve aansluiting<br />
(sluiting middenberm)<br />
Afsluiten<br />
op- en afrit 19<br />
Afsluiting spoorwegdoorgang<br />
voor autoverkeer<br />
Nieuwe ontsluitingsweg<br />
Doorsteek openbaar vervoer<br />
Nieuwe brug over vaart<br />
Ontsluiting spoorwegplateau<br />
Via vuntcomplex<br />
A2<br />
Legende<br />
Verblijfsgebieden<br />
potentieel zone 30-gebied<br />
Selectieve toegankelijkheid voor<br />
autoverkeer vanuit buurgemeenten<br />
(indien geen maatregelen<br />
door buurgemeenten)<br />
Onderbreking voor autoverkeer<br />
Toeritdosering (exacte locatie te bepalen)<br />
Nieuwe enkelrichting voor autoverkeer<br />
Doorsteek openbaar vervoer<br />
Hoofdweg<br />
Primaire weg II<br />
Secundaire weg II<br />
Secundaire weg III<br />
Lokale weg I<br />
Lokale weg lla<br />
Lokale weg llb: lussen binnenstad<br />
Lokale weg III<br />
Vesten<br />
MOBILITEITSPLAN<br />
L E U V E N<br />
O p d r a c h t g e v e r : S t a d L E U V E N<br />
Maart 2002<br />
Diestsesteenweg<br />
VERKEERSCONCEPT<br />
(NOORDELIJK DEEL)<br />
1493-sdb<br />
AFBAKENING VERBLIJFSGEBIEDEN
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 61<br />
3.10.4. KESSEL-LO<br />
Het gebied kent een moeilijke ontsluitingsstructuur; het wegennet is niet mee geëvolueerd met de groei van de bevolking.<br />
Daarbovenop worden de wijken getroffen door een grote hoeveelheid sluipverkeer uit verderliggende gemeenten.<br />
De Diestsesteenweg en de Tiensesteenweg zijn de hoofdassen door het gebied. Het doorgaande verkeer dient zich hier te<br />
concentreren. Het noordelijk deel van Kessel-Lo wordt opgehangen via het Vuntcomplex, waarbij bovenlokaal verkeer doorheen<br />
de wijken dient afgebouwd te worden.<br />
Voor de wijken zou kunnen geöpteerd worden voor een gesloten lussensysteem, waarbij geen autoverkeer van de ene lus naar de<br />
andere kan rijden, maar dit zou de bereikbaarheid van de wijk zeer sterk beperken.<br />
Er wordt daarom geöpteerd voor een systeem waarbij het doorgaand verkeer sterk bemoeilijkt of plaatselijk onmogelijk gemaakt<br />
wordt, maar waarbij de bereikbaarheid van de wijk in de mate van het mogelijke behouden wordt. De verschillende<br />
maatregelen kunnen niet los van elkaar gezien worden, maar vullen elkaar aan.<br />
In eerste instantie zullen maatregelen getroffen worden tegen het sluipverkeer in de naburige gemeenten. In overleg met deze<br />
gemeenten zullen de sluiproutes reeds daar aangepakt worden. In tweede instantie wordt in de randzone van Kessel-Lo<br />
ingegrepen. Tenslotte wordt het doorgaand verkeer extra bemoeilijkt door maatregelen centraler in de wijk, of dichter naar<br />
<strong>Leuven</strong> toe. Hierbij zullen de wijken stapsgewijs naar een zone 30 omgebouwd worden.<br />
Gebied tussen Diestsesteenweg en Vuntcomplex<br />
De belangrijkste ontsluitingsweg is hier de Kesseldallaan – Eenmeilaan en Kesseldallaan – Wilselsesteenweg voor de richting<br />
Holsbeek. De Eenmeilaan verbindt Blauwput naar het Vuntcomplex toe en is de hoofdverzamelroute voor het gebied; de weg<br />
mag evenwel geenszins als verbinding tussen de ring van <strong>Leuven</strong> en de E314 beschouwd worden. De Wilselsesteenweg (vanaf<br />
Kesseldallaan) vormt een verbinding naar Holsbeek. Tussen het Vuntcomplex en de Diestsesteenweg bevindt zich een groot<br />
woongebied van Kessel-Lo en van Linden. Op de verschillende wegen die het gebied ontsluiten is er een conflict met de<br />
woonfunctie van de straat en een conflict tussen het snelle autoverkeer en het fietsverkeer (geen fietspaden langs de meeste<br />
straten).
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 62<br />
Uitgangspunt is dat het doorgaand verkeer uit Linden of verder principieel niet via de woonstraten van Kessel-Lo mag rijden,<br />
maar de Diestsesteenweg dient te volgen naar <strong>Leuven</strong> of naar de E314. Ook dient verhinderd te worden dat de voorgestelde<br />
toeritdosering op de Diestsesteenweg in functie van de doorstroming van de bus, kan omzeild worden via de woonstraten, zodat<br />
in Blauwput de bus opnieuw zou vastrijden. De fietsroutes via de verschillende straten tussen Linden en <strong>Leuven</strong> worden<br />
verkeersarmer. De autoverplaatsing wordt moeilijker, maar de fiets en het openbaar vervoer worden gelijktijdig aantrekkelijker.<br />
De systematische congestie aan de oostzijde van <strong>Leuven</strong> zet een druk op de omliggende woonwijken. Indien in één straat<br />
ingegrepen wordt, krijgen we een verschuiving naar de omliggende straten. Wil men ingrijpen, dan zijn alleen drastische<br />
consequent doorgevoerde maatregelen efficiënt.<br />
In eerste instantie zullen maatregelen genomen worden in de aangrenzende gemeenten. Indien deze maatregelen onvoldoende<br />
effect ressorteren, zal in de verschillende straten die momenteel als sluiproutes gebruikt worden een selectieve toegankelijkheid<br />
voor het autoverkeer (zoals toeritdosering) worden ingevoerd nabij de gemeentegrens : Leming, Groddeweg en<br />
Schoolbergenstraat (ofwel Schoolbergenstraat ten westen van de Martellekensweg), Kortrijksestraat.<br />
Deze maatregelen zullen gecombineerd worden met een opwaardering van het openbaar vervoer en het fietsverkeer.<br />
Gemeentestraat, Borstelstraat, Holsbeeksesteenweg, Domeinstraat en Wilselsesteenweg zijn de belangrijkste ontsluitingstraten<br />
voor dit woongebied. Voor deze ontsluitingswegen worden twee concepten toegepast : een zone 50 met fietspaden, ofwel<br />
opgenomen in de zone 30 waar geen fietspaden mogelijk zijn. De geselecteerde wijkontsluitingswegen en een voorstel tot<br />
afbakening van zone 30 zijn aangegeven op kaart.<br />
Doorstroming Diestsesteenweg :<br />
Probleem : deze belangrijke busas wordt hoofdzakelijk in de ochtendspits zeer sterk gehinderd door filevorming. De kop van de<br />
file ontstaat doorgaans aan het kruispunt Diestsesteenweg – Oude Diestsesteenweg. Indien de capaciteit van de Diestsesteenweg<br />
ter hoogte van het kruispunt 900 voertuigen/uur bedraagt, betekent dit dat een complete file vanaf Heuvelhof : 1 km, of ca. 150<br />
voertuigen, of ca. 10 minuten om het kruispunt Oude Diestsesteenweg te passeren. In de praktijk bedraagt de wachttijd vaak een<br />
veelvoud, dit omdat een groot aantal voertuigen vanuit de zijstraten invoegen in de file. Hoe meer file op de Diestsesteenweg,<br />
hoe meer verkeer vanuit de zijstraten invoegt (sluipverkeer ! ), hoe langer de wachttijd op de Diestsesteenweg wordt, enz. (m.a.w.<br />
een zelfversterkend effect).
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 63<br />
Door het beperkte profiel en de vele afslagbewegingen is het niet mogelijk over de volledige lengte een busbaan te voorzien.<br />
Indien enkel zou gewerkt worden met een toeritdosering bij het binnenrijden van Kessel-Lo, blijven de problemen ter hoogte van<br />
het kruispunt met de Oude Diestsesteenweg en <strong>Leuven</strong>sestraat, omdat de vrijgekomen ruimte opgevuld wordt door het verkeer<br />
vanuit Kessel-Lo zelf.<br />
Hier wordt een concept voorgesteld dat verder moet uitgewerkt worden in de streefbeeldstudie voor de Diestsesteenweg. Door<br />
een combinatie van maatregelen kan de vertraging voor het busverkeer in grote mate gereduceerd worden :<br />
- tussen Linden en de R. Novarumlaan : herprofilering van de rijbaan. Afhankelijk van de plaatselijke situatie kunnen<br />
verschillende concepten voor een busbaan toegepast worden, zoals bv. :<br />
- busbaan rechts van de rijbaan, met wegname van de afslagstrook in het midden;<br />
- middenstrook wordt gecombineerd gebruikt voor busverkeer en voor de afslagbewegingen. Dit kan enkel op plaatsen<br />
waar de linksafbewegingen zeer beperkt zijn tijdens de ochtendspits (bv. ter hoogte van het nieuwe kerkhof).<br />
- plaatselijk een gereserveerde busstrook op de middenstrook<br />
- aanloopstroken vóór de kruispunten.<br />
- verkeersdosering aan de R. Novarumlaan, of in buurt van Molenstraat of werkplaats De Lijn (locatie te bepalen in de<br />
streefbeeldstudie); indien de verkeersdosering gebeurt ter hoogte van de Rerum Novarumlaan is een maatregel in de<br />
Molenstraat nodig (enkelrichting).<br />
- dosering van het autoverkeer vanuit de zijstraten aan de kruispunten met verkeerslichten (R. Novarumlaan – Borstelstraat, Elf<br />
Novemberlaan – R. Valvekensstraat)<br />
- invoeging buiten de met lichten geregelde kruispunten zoveel mogelijk vermijden, door enkelrichtingsverkeer in een aantal<br />
zijstraten (bv. Patroonschapstraat, Beosierlaan, Kerkstraat,...) (cfr. problematiek invoegend sluipverkeer).<br />
- vrije busbaan naar het station toe via het terrein van de Centrale Werkplaatsen naar de nieuwe stationstoegang Kessel-Lo<br />
(afzet van de meest tijdsgebonden reizigers mogelijk), busbaan langs de Martelarenlaan tot aan hoek Oude Diestsesteenweg;<br />
vanaf de Oude Diestsesteenweg wordt de bus via lichtenbeïnvloeding voorbij het kruispunt geleid; bediening van het<br />
busstation aan de zijde <strong>Leuven</strong> blijft behouden. Met deze busbaan kan de laatste 400 m van de Diestsesteenweg gemeden<br />
worden. Deze omrijbeweging (tijdens dal en spits, omwille van de eenvormigheid) is enkel te verantwoorden als de bus kan<br />
beschikken over een volledig vrije busbaan op de Centrale Werkplaatsen, de spoorgeul en de Martelarenlaan (rijsnelheid 50<br />
km/u).<br />
- aantal halteplaatsen op de rijbaan, zodat de bus na het halthouden de vrijgekomen ruimte terug kan dicht rijden (systeem<br />
Tiensesteenweg)<br />
- lichtenbeïnvloeding door de bus.
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 64<br />
Bedoeling is dat de bus sneller ter bestemming is dan de auto. Dan wordt het gebruik van de bus zeer aantrekkelijk, wat kan<br />
leiden tot een reductie van het autoverkeer en dus verdere inperking van de files.<br />
Blauwput :<br />
Gemeentestraat en De Becker Remyplein zijn belangrijke knelpunten voor de bus. Om dit knelpunt te mijden kan de bus geleid<br />
worden via een aan te leggen doorsteek op NMBS-terrein naar de Vuurkruisenlaan toe. Ook een eventuele nieuwe buslijn via de<br />
Eenmeilaan naar Kesseldal kan van deze busdoorsteek gebruik maken.<br />
Tussen Diestse- en Tiensesteenweg :<br />
Het is enkel mogelijk alle sluipverkeer te mijden door het toepassen van een volledig lussensysteem, zonder doorsteken. Dit zou<br />
echter de bereikbaarheid van de wijk zelf te moeilijk maken.<br />
Een aantal sluiproutes dwars door de wijk worden onderbroken. In de Platte Lostraat wordt zowel ingegrepen ter hoogte van de<br />
Zavelstraat als ter hoogte van de Verenigingsstraat. Door de ingreep bij de Zavelstraat wordt de toegankelijkheid van de wijk<br />
voor het sluipverkeer bemoeilijkt.<br />
Ook in het eerste deel van de Platte Lostraat wordt ingrepen (zie kaart). Het verkeer van het eerste deel van de Platte Lostraat kan<br />
niet meer rechtdoor naar de Koetsweg toe; het verkeer kan enkel terugdraaien via de Verenigingsstraat of de Ontvoogdingsstraat.<br />
Het enkelrichtingsverkeer aan het begin van de Koetsweg wordt omgekeerd. Het verkeer in de Platte Lostraat dat rijdt naar<br />
<strong>Leuven</strong> toe, kan ter hoogte van de A. De Jonghestraat niet meer rechtdoor (omkering rijrichting), maar dient de A. De Jonghestraat<br />
of de R. Rollandstraat in te rijden. Ook hier worden de rechtlijnige verbindingen door de wijk onderbroken om het sluipverkeer<br />
drastisch te ontmoedigen. Het deel van de Grensstraat tussen Trolieberg en Verenigingsstraat wordt onderbroken voor<br />
autoverkeer.<br />
In de Karel Schuermansstraat wordt ook het autoverkeer tussen de Martelarenlaan en de Diestsesteenweg onderbroken.<br />
Het woongebied wordt grotendeels zone 30. Ook in Boven-Lo wordt prioritair zone 30 ingevoerd.
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 65<br />
Door de verschillende maatregelen zal het sluipverkeer door het gebied sterk ontmoedigd worden. Hierdoor zal een zwaardere<br />
verkeersdruk ontstaan op het kruispunt Diestsesteenweg – Oude Diestsesteenweg. In het kader van het stedenbouwkundig<br />
ontwerp zal gezocht wordt naar een mogelijke verhoging van de capaciteit van dit kruispunt. Ook is op de Martelarenlaan aan<br />
de achterzijde van het station een busbaan nodig naar de Oude Diestsesteenweg om grote vertragingen van de bus te vermijden.<br />
3.10.5. OMGEVING TIENSESTEENWEG<br />
De Tiensesteenweg wordt behouden als secundaire verbinding richting Meerdaalboslaan en E40 Luik (d.w.z. ondergeschikt aan<br />
de primaire verbindingen zoals de Boudewijnlaan). De weg blijft wel een verbindingsfunctie behouden.<br />
In de K. Elisabethlaan wordt de rijrichting omgekeerd (naar de Tiensesteenweg toe), zodat het uitrijden van de wijk verbetert. In<br />
de Brugstraat wordt enkelrichting ingevoerd (naar Harboortstraat toe). Op de Oude Baan wordt ter hoogte van de school het<br />
éénrichtingsverkeer voor auto’s behouden teneinde sluipverkeer te beperken. Ook de Hoegaardsestraat wordt voor autoverkeer<br />
onderbroken. Voor het verkeer dat vanuit de Philipslaan de Tiensesteenweg oprijdt is er een verplichte rechtsafbeweging. In de<br />
Brugstraat en IJzerenpoortstraat wordt een harde zone 30 ingevoerd om de veiligheid en leefbaarheid te garanderen.
ELEN<br />
NE<br />
ofdontsluiting<br />
woonzone<br />
Halve aansluiting<br />
(sluiting middenberm)<br />
eraanleg kruispunt<br />
bv.rotonde<br />
Busbaan<br />
Aanpassing rijbaan in functie<br />
van vlottere verkeersafwikkeling<br />
Ontsluiting nieuwe ontwikkelingen<br />
Bedrijvenzone<br />
parkveld<br />
Verkeerslichten met toeritdosering<br />
(locatie te bepalen)<br />
Meerdaalboslaan<br />
Diestsesteenweg<br />
Verkeerslichten<br />
Tiensesteenweg<br />
Legende<br />
Verblijfsgebieden<br />
potentieel zone 30-gebied<br />
Onderbreking autoverkeer<br />
Selectieve toegankelijkheid voor<br />
autoverkeer vanuit buurgemeenten<br />
(indien geen maatregelen<br />
door buurgemeenten)<br />
Herinrichting kruispunt<br />
Halve aansluiting<br />
(sluiting middenberm)<br />
Enkelrichting voor autoverkeer<br />
Toeritdosering<br />
Doorsteek openbaar vervoer<br />
Hoofdweg<br />
Primaire weg II<br />
Secundaire weg II<br />
Secundaire weg III<br />
Lokale weg I<br />
Lokale weg lla<br />
Lokale weg llb: lussen binnenstad<br />
Lokale weg III<br />
Vesten<br />
MOBILITEITSPLAN<br />
L E U V E N<br />
O p d r a c h t g e v e r : S t a d L E U V E N<br />
Maart 2002<br />
VERKEERSCONCEPT<br />
(ZUIDOOSTELIJK DEEL)<br />
1493-sdb
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 67<br />
3.10.6. ZONE GELDENAAKSEBAAN – NAAMSESTEENWEG<br />
Problemen :<br />
- de Geldenaaksebaan wordt als drukke invalsweg gebruikt naar de stad en naar Haasrode. Het wegprofiel is hiervoor niet<br />
aangepast.<br />
- de Pakenstraat-Kerspelstraat wordt vaak gebruikt als als verbinding richting ambachtenzone.<br />
- de verkeersdruk op deze routes kan nog toenemen door de geplande bedrijvenzone Parkveld.<br />
- onveilige kruispunten op Meerdaalboslaan.<br />
Pakenstraat - Geldenaaksebaan :<br />
In de omgeving Pakenstraat – Geldenaaksebaan wordt een nadruk gelegd verbetering van de leefbaarheid en op de doorstroming<br />
van het openbaar vervoer. Op het kruispunt Pakenstraat – Geldenaaksebaan wordt toeritdosering toegepast voor het verkeer<br />
komende van Haasrode (een eerste dosering kan reeds best gebeuren ter hoogte van het St.-Albertuscollege en/of de Petrusberg;<br />
er is een gespreide dosering nodig om te verhinderen dat de staart van de doseerfile het kruispunt met de Meerdaalboslaan<br />
blokkeert) ; de bus kan zo via de Pakenstraat vóór de doseerfile invoegen, en zodoende zonder file tot aan de Parkpoort rijden.<br />
Zo wordt vanuit die richting een betrouwbare, congestievrije hoogwaardige busverbinding naar de ring gecreëerd (voor de wijk<br />
rond Pakenstraat – Kerpelstraat, het H. Hartinstituut, de bedrijvenzone Haasrode, de woonkernen Bierbeek, Haasrode,...., en de<br />
geplande P+R ter hoogte van Haasrode). <strong>Stad</strong>uitwaarts wordt de busdoorstroming op de Geldenaaksebaan verbeterd door middel<br />
van lichtenbeïnvloeding; ter hoogte van de Tivolistraat wordt ook een verkeersdosering ingevoerd.<br />
De verkeersdruk op de Geldenaaksebaan wordt in zekere mate beheerst door een stricte toeritdosering en door aanpassing van<br />
de schoolomgeving.<br />
Meerdaalboslaan :<br />
De Meerdaalboslaan is geselecteerd als primaire weg II. Dit betekent dat de weg ingericht wordt in functie van een vlotte<br />
doorstroming van het autoverkeer en dat geen ongeregelde kruispunten of erftoegangen mogen voorkomen.<br />
Volgende ingrepen worden voorgesteld, die verder moeten vastgelegd worden in het streefbeeld voor de weg :<br />
- 2 rotondes ter hoogte van de op- en afritten van de E40
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 68<br />
- halve aansluiting aan de Ambachtenlaan, d.w.z. de middenberm wordt gesloten. Dit is pas mogelijk als er keerpunten<br />
worden voorzien ter hoogte van de E40 en de Geldenaaksebaan (rotondes).<br />
- rotonde ter hoogte van de Geldenaaksebaan (indien een rotonde hier onvoldoende capaciteit zou bieden, kan onder de<br />
rotonde een tunnel (2x1 rijstrook) aangelegd worden voor het rechtdoorgaand verkeer van de Meerdaalboslaan).<br />
- vrijliggende fietspaden over de volledige lengte.<br />
De rotondes worden voorzien van bypasses om de doorstroming te verhogen.<br />
Aan de Technologielaan kunnen de verkeerslichten voorlopig blijven.<br />
Op de Geldenaaksebaan, vanuit de richting van Bierbeek, dient een busbaan voorzien te worden vóór het kruispunt met de<br />
Meerdaalboslaan. In de tegenrichting wordt het systeem met de bussluis bij de Sterrekes behouden.<br />
3.10.7. HEVERLEE-CENTRUM<br />
Waversebaan en omgeving:<br />
In het deel van de Waversebaan vanaf de Naamsesteenweg tot aan de Engelbertlaan dient de verbindingsfunctie volledig<br />
afgebouwd te worden. De verbindingsfunctie wordt verschoven naar de Engelbertlaan – Celestijnenlaan. Zo sluit de verbinding<br />
naar Oud-Heverlee nauwer aan op het westelijk deel van de ring en wordt de Naamsepoort ontlast. Voor lokale bestemmingen<br />
in Heverlee-centrum kan de Leopold III-laan gevolgd worden.<br />
Bedoeling is een aaneengesloten verblijfsgebied te creëren van het centrum van Heverlee over de wijk Berkenhof tot aan het<br />
Heverleebos, met stapsgewijze uitbouw van zone 30-maatregelen.<br />
Als eerste ingreep wordt de Waversebaan afgesloten voor autoverkeer ter hoogte van de Naamsesteenweg; het smalle gedeelte<br />
kan samen met het plein als erf ingericht worden; voor de fietsers kan een verbinding in dubbelrichting voorzien worden van<br />
Waversbaan naar Dreefstraat, waar aangesloten wordt op de Kard. Mercierlaan (vooral nuttig voor de fietsers uit de omgeving van<br />
de Middelweg of van gemeentehuis, die zo de Naamsesteenweg geen tweemaal meer moeten oversteken).
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 69<br />
Hiermee wordt de gehele omgeving van het gemeentehuis en de kerk verkeersluw. Maar er zijn ook verkeerseffecten op het<br />
verdere deel van de Waversebaan. Door de omrijbeweging via de St.-Lambertusstraat wordt het vanaf de Naamsepoort<br />
interessanter de Kard. Mercierlaan – H. Engelbertlaan te volgen richting Oud-Heverlee.<br />
Ook in het gedeelte tussen de St.-Lambertusstraat en Engelbertlaan heeft de Waversebaan een te smal profiel voor het snelle en<br />
drukke verkeer. De verkeersintensiteit wordt nog versterkt omdat een deel verkeer de spoorovergang van de Naamsesteenweg<br />
probeert te mijden en uitwijkt naar de Waversebaan.<br />
Hier zal voor auto’s eenrichtingsverkeer ingevoerd worden vanaf de St.-Lambertusstraat tot aan de Engelbertlaan. De richting<br />
naar Oud-Heverlee blijft behouden, maar wordt ontmoedigd door de afsluiting aan het begin van de Waversebaan en de<br />
invoering van zone 30.<br />
Ook het sluipverkeer vanaf de Naamsesteenweg via de Hertogstraat naar het Kantineplein toe, dient vermeden te worden. De<br />
invoering van een tegenrichting in een deel van de Hertogstraat zou hier een oplossing kunnen bieden, maar is momenteel<br />
moeilijk realiseerbaar omwille van de vestiging van een bedrijf (draaicirkels van de bochten onvoldoende voor vrachtwagens).<br />
De route kan ontmoedigd worden door zone 30-maatregelen en een beperking tot plaatselijk verkeer.<br />
Verder wordt de wegenhiërarchie benadrukt door het wijzigen van de voorrangsrichting op het kruispunt Waversebaan –<br />
Engelbertlaan.<br />
De J. Vandenbemptlaan wordt mee geïntegreerd binnen de zone 30 om toenemende verkeersdruk te ontmoedigen en indien<br />
nodig worden circulatiemaatregelen getroffen.<br />
Voor de St.-Lambertusstraat zal de groentijd uitdrukkelijk beperkt worden aan de verkeerslichten met de Naamsesteenweg, tot<br />
bijvoorbeeld een vijftal voertuigen per groenfase (tenzij bij gesloten spooroverweg, of bij detectie van een bus van De Lijn).<br />
Hiermee wordt zowel het sluipverkeer via de J. Vandenbemptlaan – St.-Lambertusstraat moeilijker en wordt het verkeer op de<br />
Naamsesteenweg vlotter (zie ook hieronder).<br />
De Raalbeeklaan wordt onderbroken voor het autoverkeer. In de Huttelaan wordt enkelrichting ingevoerd tussen de Prosperdreef<br />
en de Beukenlaan, met toegelaten richting naar de Waversebaan toe.
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 70<br />
Naamsesteenweg en omgeving:<br />
Ter hoogte van de Leopold III-laan worden verkeerslichten geplaatst, die tevens als toeritdosering voor het autoverkeer benut<br />
worden (met plaatselijke vrije baan voor de bus). Eenzelfde systeem wordt toegepast ter hoogte van de Hertogstraat.<br />
Om afwenteling op de Groenstraat te voorkomen, wordt de straat onderbroken voor autoverkeer.<br />
Op de Naamsesteenweg, tussen de Hertogstraat en het Van Arenbergplein dient de verkeersafwikkeling verbeterd te worden. De<br />
mogelijkheid voor een spooronderdoorgang zal onderzocht worden. Een andere maatregel is het voorzien van korte<br />
linksafstroken voor de afslag naar de St.-Lambertusstraat en de afslag naar Hertogstraat (richting kazerne). Dit dient in een<br />
ontwerpplan uitgewerkt te worden. Desnoods kan overwogen worden de linksafslag (vanuit richting Blanden) te verplaatsen van<br />
de St.-Lambertusstraat naar de Prins de Lignestraat. Ook wordt aan de verkeerslichten de groentijd voor de St.-Lambertusstraat<br />
beperkt ten voordele van de Naamsesteenweg.
TE ONTWIKKELEN<br />
WETENSCHAPSPARK<br />
TERMUNCKVELD<br />
Heraanleg kruispunt<br />
Bv. Ongelijkvloerse kruising<br />
TE ONTWIKKELEN<br />
WETENSCHAPSPARK<br />
ARENBERG<br />
Nieuw kruispunt<br />
ontsluiting wetenschapspark<br />
TE ONTWIKKELEN<br />
WOONZONE<br />
Hoofdontsluiting<br />
woonzone<br />
Heraanleg kruispunt<br />
bv.rotonde<br />
Halve aansluiting<br />
(sluiting middenberm)<br />
Busbaan<br />
Aanpassing rijbaan in functie<br />
van vlottere verkeersafwikkeling<br />
Verkeerslichten<br />
Naamsesteenweg<br />
Legende<br />
Meerdaalboslaan<br />
Verblijfsgebieden<br />
potentieel zone 30-gebied<br />
Bedrijven-en dienstenzones en<br />
Onderbreking autoverkeer<br />
Herinrichting kruispunt<br />
Poorteffect<br />
Inrichting volgens vestenconcept<br />
Verbeteren oversteekbaarheid<br />
Nieuwe stedelijke ontwikkelingen<br />
Enkelrichting voor autoverkeer<br />
Doortocht campus<br />
(oversteekbaarheid)<br />
Ontsluiting nieuwe ontwikkelingen<br />
Toeritdosering in functie van<br />
doorstroming openbaar vervoer<br />
De vesten als OV-Corridor<br />
Doorsteek voor busverkeer<br />
MOBILITEITSPLAN<br />
L E U V E N<br />
O p d r a c h t g e v e r : S t a d L E U V E N<br />
Maart 2002<br />
VERKEERSCONCEPT<br />
(ZUIDWESTELIJK DEEL)<br />
E40<br />
1493-sdb<br />
Tienses
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 72<br />
3.10.8. BOUDEWIJNLAAN, TERBANK, EGENHOVEN<br />
- Boudewijnlaan :<br />
De Boudewijnlaan is een van de kapstokken voor het autoverkeer in het stedelijk gebied van <strong>Leuven</strong>. De Boudewijnlaan<br />
wordt nog te veel beschouwd als dé afrit voor <strong>Leuven</strong> vanuit de richting Brussel. In de toekomst dient de Boudewijnlaan<br />
eerder een ontsluitingsfunctie te krijgen voor een deel van het stedelijk gebied, met name de zone rond de campus, de<br />
wetenschapsparken, Terbank, het zuidelijk deel van de ring (de vesten) en binnenstad. Het noordelijk deel van de binnenstad,<br />
de singels, de stationsomgeving... worden zoveel mogelijk opgehangen aan de Nieuwe Mechelsesteenweg (en aanvullend de<br />
Brusselsesteenweg) in plaats van via de Boudewijnlaan. De bewegwijzering dient in die zin aangepast te worden (bv. <strong>Leuven</strong>-<br />
Zuid” i.p.v. “<strong>Leuven</strong>”).<br />
De verschillende kruispunten worden belangrijke verdeelpunten voor het autoverkeer. Het einde van de Boudewijnlaan moet<br />
ruimtelijk sterker benadrukt worden, bv. door een visueel poorteffect.<br />
- Tervuursesteenweg :<br />
Hier wordt het sluipverkeer afgebouwd naar Brussel (via oprit Bertem) in ochtendspits. Uit verkeerstellingen blijkt dat de<br />
verkeersintensiteiten aan de op- en afrit Bertem tijdens de ochtendspits véél hoger zijn dan tijdens de avondspits; de bewijst de<br />
omvang van het sluipverkeer ‘s morgens. Het talrijk invoegend verkeer aan de oprit Bertem veroorzaakt file op de E40 en de<br />
E314, met nog meer sluipverkeer tot gevolg (zelfversterkend effect). In overleg met AWV en gemeente Bertem zal een<br />
toeritdosering op de oprit Bertem voorgesteld worden (om plaatselijke filevorming op de steenweg in Bertem te voorkomen,<br />
kan de oprit ingedeeld worden in meerdere rijstroken als wachtbuffer vóór het doseerlicht).<br />
- Egenhoven, St.- Jansbergsesteenweg :<br />
De doortocht wordt heringericht in functie van de leefbaarheid.<br />
- Doleegstraat :<br />
Het sluipverkeer in de Doleegstraat kan vermeden worden door een strikte toeritdosering aan de oprit in Bertem. Indien dit<br />
nog onvoldoende effect heeft en om het woonkarakter van de Doleegstraat nog te versterken, kan een onderbreking voor<br />
autoverkeer aangebracht worden ter hoogte van de brug van de E314.
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - KEUZES OP STRUCTUREEL NIVEAU Groep Planning - 73<br />
3.10.9. BINNENSTAD<br />
In de binnenstad wordt het verkeersplan, zoals in 1995 goedgekeurd, verder uitgevoerd (fase 4).<br />
Aanvullend op de opties van het verkeersplan, kunnen een aantal ingrepen uitgevoerd worden :<br />
- Diestsestraat : het verkeersvrij maken van de Diestsestraat tussen de V. Decosterstraat en het complex Supercity. Tussen de<br />
uitrit van de Supercity-parking en de Diestsevest wordt de richting omgekeerd; zo wordt het verkeer dat de parking verlaat<br />
langs de kortste weg naar de ring geleid in plaats van dieper de stad ingestuurd te worden.<br />
- project St.-Maartensdal : de Van den Gheynlaan kan in het kader van de heraanleg van de openbare ruimte rond St.-<br />
Maartensdal gesloten worden voor autoverkeer (de straat heeft wel een functie voor het busverkeer), waarbij dubbelrichting in<br />
Rijdende Artillerielaan wordt ingevoerd.<br />
Voor het parkeerbeleid verwijzen we naar het betreffende hoofdstuk.<br />
3.10.10. RING : SINGELS EN VESTEN<br />
De ring zal worden ingericht op basis van volgende uitgangspunten :<br />
- duidelijk onderscheid in concept tussen singels en vesten<br />
- oversteekbaarheid vesten te benadrukken<br />
- herinrichting kruispunt Tervuursevest – Boudewijnlaan, met onderzoek voor wegname van viaduct<br />
- tunnel voor autoverkeer aan Parkpoort met ondergrondse aansluiting van de parking Philips<br />
- streven naar 1 rijstrook op de vesten : bv. starten op de secties met de minste verkeersdruk : Tiensevest (tussen J. Lipsiusstraat<br />
en Dagobertstraat), en in functie van de doorstroming van het openbaar vervoer.
MOBILITEITSPLAN LEUVEN - OPERATIONEEL NIVEAU - ACTIEPLAN Groep Planning - 74<br />
4. OPERATIONEEL NIVEAU - ACTIEPLAN<br />
- concrete uitwerking per deelaspect, per deelgebied<br />
- overzicht van de te nemen maatregelen, met bepaling van de prioriteiten<br />
- illustraties van mogelijke herinrichting<br />
Het mobiliteitsplan bevat geen expliciete beslissingen op inrichtingsniveau. Wel wordt de functie van de weg of de infrastructuur<br />
aangegeven. Ook worden een reeks voorstellen als suggestie opgenomen. De precieze beslissing gebeurt evenwel in het<br />
projectdossier.<br />
Na goedkeuring van de verschillende concepten wordt een programma opgesteld met de maatregelen, acties en timing voor de<br />
realisatie van het plan.<br />
TABEL MET ACTIES EN MAATREGELEN :
MOBILITEITSPLAN LEUVEN Groep Planning - 75<br />
Opgesteld te Brugge, mei 2002<br />
GROEP PLANNING<br />
Vennootschap van stedenbouwkundigen,<br />
verkeerskundigen, architecten en ingenieurs.<br />
U. KEPPLER, dipl. ing. sted.,<br />
vennoot van Groep Planning<br />
Saar De Buysere, graficus<br />
Els Depuydt, ing. bouwkunde<br />
Elias De Vos, architect<br />
Stef Luyckx, geograaf<br />
Caroline Vandamme, lic. geschiedenis-ruimtelijk planner
MOBILITEITSPLAN LEUVEN Groep Planning - 76