29.08.2013 Views

Integratie - sociale cohesie - sociaal kapitaal: complexe relaties

Integratie - sociale cohesie - sociaal kapitaal: complexe relaties

Integratie - sociale cohesie - sociaal kapitaal: complexe relaties

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Integratie</strong> - <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong> - <strong>sociaal</strong><br />

<strong>kapitaal</strong>: Complexe <strong>relaties</strong><br />

Inzichten uit wetenschappelijke literatuur<br />

1. Drie belangrijke begrippen<br />

1.1. <strong>Integratie</strong><br />

1.1.1. Gebrek aan een duidelijke definitie<br />

Er is een gebrek aan duidelijkheid over de precieze betekenis van het concept ‘integratie’. Dit wordt<br />

veroorzaakt door twee belangrijke eigenschappen van het concept (Vancluysen et al., 2009; Van<br />

Craen et al., 2007, 2008):<br />

Het concept ‘integratie’ impliceert een evaluatief karakter en een waardeoordeel. Dit zorgt voor<br />

onenigheid over het juiste gebruik en een correcte interpretatie ervan.<br />

Het concept ‘integratie’ is een multidimensioneel concept. Deze multidimensionaliteit (zie<br />

verderop) zorgt voor een intern complex karakter: elke dimensie kan op een verschillende manier<br />

geïnterpreteerd worden en kan een verschillend belang worden toegedicht.<br />

Het concept ‘integratie’ zal dus vermoedelijk altijd een ‘container’-begrip blijven waarvan de<br />

invulling afhankelijk zal zijn van de individuele karakteristieken van de gebruiker (bijvoorbeeld<br />

eigen waarden en attitudes) van de term en de (vaak veranderende) <strong>sociale</strong> context waarin de term<br />

gebruikt wordt (Vancluysen et al., 2009; Van Craen et al., 2007, 2008).<br />

1.1.2. Dimensies en subdimensies<br />

Wat houdt de multidimensionaliteit van het concept ‘integratie’ precies in?<br />

Heel wat verschillende onderzoekers hebben dimensies en subdimensies (en hun onderlinge<br />

verbanden) bepaald met betrekking tot het concept ‘integratie’ (Choenni, 1992; Dagevos, 2005;<br />

Dagevos & Schellingerhout, 2003; Esser, 2004; Korys, 2005; Lockwood, 1964; Veenman, 1994;<br />

Vermeulen & Penninckx, 1994).<br />

Van Craen en collega’s (Vancluysen et al., 2009; Van Craen et al., 2007, 2008) hebben de verschillende<br />

voorstellen gesynthetiseerd en onderscheiden twee processen binnen het concept ‘integratie’:<br />

structurele integratie en <strong>sociaal</strong>-culturele integratie. Binnen het proces ‘structurele integratie’<br />

onderscheiden zij vervolgens vijf subdimensies: politieke rechten, onderwijs, werk, inkomen, en<br />

huisvesting. Binnen het proces ‘<strong>sociaal</strong>-culturele integratie’ worden vier subdimensies<br />

onderscheiden: attitudes en waarden (waaronder politieke opvattingen), <strong>sociaal</strong> <strong>kapitaal</strong>,<br />

taalbeheersing (en –gebruik), en identiteit/identificatie (gevoelens van loyaliteit, thuishoren, enz.)


(zie Figuur 1). In hun publicatie uit 2009 voegen Vancluysen en collega’s hier nog een vijfde<br />

dimensie aan toe: cultureel <strong>kapitaal</strong>.<br />

Hoewel er een conceptueel onderscheid te maken is, zijn beide processen in praktijk met elkaar<br />

verweven. Er is dan ook sprake van wederzijdse beïnvloeding (maar daarom niet altijd sprake van<br />

een positieve correlatie). Bijvoorbeeld: vloeiend de taal van het gastland spreken zal schoolprestaties<br />

positief beïnvloeden, interetnische contacten kunnen helpen bij het vinden van werk, etc.<br />

Figuur 1: Het concept ‘integratie’ (Van Craen et al., 2007, 2008)<br />

1.2. Sociale <strong>cohesie</strong><br />

1.2.1. Een mogelijke definitie<br />

Er bestaan heel wat verschillende definities van de algemene betekenis van het concept ‘<strong>sociale</strong><br />

<strong>cohesie</strong>’. Een voorbeeld hiervan is de definitie die Paul Schnabel gebruikt (2000):<br />

‚Sociale <strong>cohesie</strong> is de mate waarin mensen in gedrag en beleving uitdrukking geven aan hun<br />

betrokkenheid bij maatschappelijke verbanden in hun persoonlijk leven, als burger in de<br />

maatschappij en als lid van de samenleving.‛<br />

1.2.2. Indicatoren<br />

Net zoals het concept ‘integratie’ wordt ook het concept ‘<strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong>’ door verschillende<br />

onderzoekers op heel wat verschillende manieren ingevuld (Berger-Schmitt & Noll, 2000; De Hart,<br />

2002; Durkheim, 1893; Forrest & Kearns, 2001; Gowricharn, 2002; Jenson, 1998; Van den Eede, Wets,<br />

& Timmerman, 2008; Woolley, 1998).<br />

Daarbij valt op dat de uitwerking van het concept ‘<strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong>’ vaak in grote mate overlapt met<br />

de uitwerking van het concept ‘integratie’. Soms lijken de twee concepten zelf synoniemen te zijn.<br />

Van Craen en collega’s (Vancluysen et al., 2009; Van Craen et al., 2007, 2008) pleiten er echter voor<br />

om het concept ‘<strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong>’ een specifieke inhoud te geven en een plaats te geven binnen het<br />

hierboven beschreven referentiekader voor ‘integratie’ (zie Figuur 2):<br />

2 <strong>Integratie</strong> – Sociale <strong>cohesie</strong> – Sociaal <strong>kapitaal</strong>: Complexe <strong>relaties</strong>


Figuur 2: De concepten ‘integratie’ en ‘<strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong>’ (Van Craen et al., 2007, 2008)<br />

Van Craen en collega’s (Vancluysen et al., 2009; Van Craen et al., 2007, 2008) plaatsen ‘<strong>sociale</strong><br />

<strong>cohesie</strong>’ (en haar indicatoren) meer bepaald op het raakvlak van de processen structurele integratie<br />

en <strong>sociaal</strong>-culturele integratie. Zoals deze onderzoekers het zelf verwoorden: ‚Het beeld dat<br />

autochtonen en allochtonen van elkaar hebben, de discriminatie-ervaringen die ze meemaken en het<br />

vertrouwen dat etnisch-culturele groepen hebben (in de overheid, in andere maatschappelijke<br />

actoren en in elkaar) kunnen niet los worden gezien van ontwikkelingen in het onderwijs, op de<br />

arbeidsmarkt en op de woningmarkt, noch van het <strong>sociaal</strong> <strong>kapitaal</strong> dat aanwezig is in die groepen,<br />

de taalbeheersing van de leden, hun waardeoriëntaties en hun identiteitsbeleving.‛<br />

De subdimensies van structurele en <strong>sociaal</strong>-culturele integratie kunnen volgens de auteurs<br />

beschouwd worden als factoren die <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong> kunnen faciliteren of belemmeren (en mogen<br />

dus niet zelf als aspecten van <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong> worden beschouwd).<br />

De mate van <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong> in multiculturele samenlevingen kan gemeten worden op basis van<br />

wederzijdse percepties, de mate waarin discriminerend gedrag voorkomt, de mate waarin men<br />

elkaar en <strong>sociale</strong> instanties vertrouwt, de mate waarin verschillende etnisch-culturele groepen<br />

zich veilig voelen in elkaars buurt, en de mate waarin men actief bezorgd is om elkaars welzijn<br />

(solidariteit) = INDICATOREN<br />

De auteurs geven nog aan dat het niet verstandig is om ‘<strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong>’ puur als het eindproduct<br />

van een succesvol integratieproces te beschouwen (zoals onder andere: Gowricharn, 2002; Van den<br />

Eede et al., 2008); er is namelijk veel wederzijdse beïnvloeding. Bijvoorbeeld: Het is mogelijk dat<br />

immigranten met een sterke moslimidentiteit meer onder discriminatie te leiden hebben dan<br />

immigranten die zich niet (langer) als moslim identificeren. Tegelijk is het ook mogelijk dat<br />

frequente ervaringen met discriminatie bij sommige immigranten tot een herontdekking en een meer<br />

intense cultivering van hun moslimidentiteit zal leiden.<br />

1.3. Sociaal <strong>kapitaal</strong><br />

Het concept ‘<strong>sociaal</strong> <strong>kapitaal</strong>’ wordt binnen het referentiekader van Van Craen en collega’s<br />

(Vancluysen et al., 2009; Van Craen et al., 2007, 2008) beschouwd als een subdimensie van het proces<br />

‘<strong>sociaal</strong>-culturele integratie’ (zie hierboven, Figuur 2). Verschillende auteurs hebben dit op<br />

verschillende manieren geconceptualiseerd (Bourdieu, 1980; Coleman, 1988; Putnam, 1993, 2000).<br />

Vooral het werk van Putnam (1993, 2000) neemt hierbij een belangrijke plaats in.<br />

<strong>Integratie</strong> – Sociale <strong>cohesie</strong> – Sociaal <strong>kapitaal</strong>: Complexe <strong>relaties</strong> 3


Het eerder breed, soms erg vaag door Putnam (1993) gedefinieerd begrip `<strong>sociaal</strong> <strong>kapitaal</strong>' verwijst<br />

naar:<br />

de aanwezigheid van (veralgemeend) vertrouwen in medeburgers,<br />

het hanteren van normen van wederkerigheid en<br />

het bestaan van (formele) netwerken binnen een samenleving.<br />

In recenter werk van Putnam (2000) beschrijft de auteur twee manieren waarop mensen <strong>sociaal</strong><br />

<strong>kapitaal</strong> kunnen verwerven:<br />

‘bonding’ <strong>sociaal</strong> <strong>kapitaal</strong> wordt bekomen door <strong>sociale</strong> netwerken en <strong>relaties</strong> binnen homogene<br />

groepen (bijvoorbeeld zelforganisaties voor en door etnisch-culturele minderheden)<br />

‘bridging’ <strong>sociaal</strong> <strong>kapitaal</strong> wordt bekomen door <strong>relaties</strong> tussen mensen uit verschillende etnischculturele<br />

groepen (bijvoorbeeld ‘gemengde’ verenigingen, interetnische buurcontacten)<br />

‘Sociaal <strong>kapitaal</strong>’ zoals bedoeld in het referentiekader van Van Craen en collega’s (Vancluysen et al.,<br />

2009; Van Craen et al., 2007, 2008) is hetgeen op individueel niveau opgebouwd wordt in interactie<br />

met de omgeving, zowel formeel (via het lidmaatschap van verenigingen) als informeel (via losse<br />

contacten). Interacties kunnen plaats vinden binnen de eigen etnisch-culturele groep (cf., bonding<br />

<strong>sociaal</strong> <strong>kapitaal</strong>) of kunnen cross-culturele contacten zijn (cf., bridging <strong>sociaal</strong> <strong>kapitaal</strong>).<br />

Opmerking:<br />

Belangrijk hierbij is ook het werk van Ruth Soenen (2006) en Talja Blokland (2008). Zij benadrukken<br />

dat vaak voorbij wordt gegaan aan het belang van de dagelijkse en schijnbaar banale <strong>relaties</strong> tussen<br />

mensen (vluchtige <strong>relaties</strong> met onbekende mensen) in een stad. Dit soort vluchtige <strong>relaties</strong> kunnen<br />

echter leiden tot een herhaaldelijk ontmoeten wat op zijn beurt tot een soort van publieke<br />

familiariteit kan leiden. Daarvan is sprake wanneer je kennis over anderen opdoet (via direct contact<br />

of via derden) en ze gaat herkennen, zonder dat je ze (al) tot je kennissen rekent. Vanuit deze<br />

publieke familiariteit kunnen mensen (onder een aantal voorwaarden) ook <strong>sociaal</strong> <strong>kapitaal</strong> voor<br />

elkaar beginnen vormen.<br />

2. Complexe <strong>relaties</strong><br />

Het is interessant om inzicht te krijgen in (de complexiteit van) de beïnvloedende <strong>relaties</strong> tussen de<br />

verschillende subdimensies van ‘integratie’ en ‘<strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong>’. Alle mogelijke beïnvloedende<br />

<strong>relaties</strong> bespreken tussen alle hierboven vermelde subdimensies zou ons echter te ver leiden en zou<br />

ook niet van nut zijn voor het werkveld dat het samenleven in diversiteit wil verbeteren.<br />

Omdat het initiëren en ondersteunen van vormen van (interculturele) ontmoeting en interactie een<br />

concreet handvat biedt om mensen (en bij uitbreiding ook groepen, verenigingen, organisaties<br />

waarbij zij betrokken zijn) meer <strong>sociaal</strong> <strong>kapitaal</strong> te laten opdoen, vormt ‘<strong>sociaal</strong> <strong>kapitaal</strong>’ als<br />

subdimensie van ‘<strong>sociaal</strong>-culturele integratie’ onze startfocus.<br />

Een belangrijke vraag die men zich immers kan stellen, is de vraag of men door acties gericht op het<br />

verhogen van <strong>sociaal</strong> <strong>kapitaal</strong> ook <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong> tussen mensen kan verhogen? Met andere<br />

woorden: op welke manier beïnvloeden deze verschillende concepten en hun subdimensies elkaar<br />

precies?<br />

4 <strong>Integratie</strong> – Sociale <strong>cohesie</strong> – Sociaal <strong>kapitaal</strong>: Complexe <strong>relaties</strong>


In wat volgt bespreken we kernachtig wat wetenschappelijk onderzoek ons kan vertellen over de<br />

<strong>complexe</strong> relatie tussen enerzijds (1) ‘<strong>sociaal</strong> <strong>kapitaal</strong>’ en twee subdimensies van ‘<strong>sociaal</strong>-culturele<br />

integratie’: ‘waardeoriëntaties’ en ‘identiteit’, en anderzijds (2) ‘<strong>sociaal</strong> <strong>kapitaal</strong>’ en drie<br />

subdimensies (indicatoren) van ‘<strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong>’: ‘wederzijdse percepties’, ‘discriminatie’, en<br />

‘vertrouwen’.<br />

2.1. Sociaal <strong>kapitaal</strong> versus waardeoriëntaties<br />

2.1.1. Achtergrondinformatie<br />

Onder waardeoriëntaties kan men <strong>sociaal</strong>-politieke waardeoriëntaties verstaan. Hierin onderscheidt<br />

men een <strong>sociaal</strong>-economische (bv. houding t.o.v. vakbonden, <strong>sociale</strong> gelijkheid, klassenverschillen)<br />

en een <strong>sociaal</strong>-culturele dimensie (bv. houding t.o.v. vrijheid van meningsuiting, euthanasie en<br />

abortus, religie, genderpatronen). Beide dimensies kunnen variëren van ‘progressief’ tot<br />

‘conservatief’ (Felling & Peeters, 1984; Middendorp, 1979). Wanneer men de waardeoriëntaties van<br />

een etnisch-culturele minderheid wil vergelijken met die van een autochtone meerderheid, dan is het<br />

belangrijk niet te vergeten dat ook binnen deze laatste groep waardeoriëntaties erg kunnen<br />

verschillen. Deze verschillen gaan dan vaak gepaard met verschillen in <strong>sociale</strong> klasse.<br />

2.1.2. Relevante onderzoeken<br />

Studie 1: Tribalat (1995)<br />

Resultaten - Immigranten die in een immigrantenwijk wonen bezoeken vaker<br />

gebedsplaatsen en doen meer inspanningen om de religieuze<br />

voorschriften te volgen dan immigranten die in een buurt wonen<br />

met voornamelijk een autochtone meerderheid.<br />

- Gemengde huwelijken leiden tot een vermindering van<br />

religieuze praktijken.<br />

Studie 2: Phalet & ter Wal (2004)<br />

Resultaten - Marokkaanse en Turkse immigranten met kinderen zijn meer<br />

religieus dan kinderloze immigranten.<br />

- Getrouwde immigranten bezoeken de moskee meer dan<br />

alleenstaanden.<br />

- Immigranten die in overwegend autochtone buurten wonen zijn<br />

in religieuze termen minder traditioneel dan immigranten die in<br />

gekleurde buurten wonen.<br />

Studie 3: Van Craen, Vancluysen & Ackaert (2007)<br />

Resultaten - Leden van de Marokkaanse en Turkse gemeenschappen die in<br />

een buurt wonen met een groot aantal autochtone bewoners,<br />

hebben meer conservatieve <strong>sociaal</strong>-economische opvattingen dan<br />

immigranten die in een immigrantenbuurt wonen.<br />

- De etnisch-culturele compositie van de buurt heeft geen link met<br />

houding t.o.v. ethische kwesties en genderpatronen.<br />

- Leden van immigrantengemeenschappen die in een<br />

<strong>Integratie</strong> – Sociale <strong>cohesie</strong> – Sociaal <strong>kapitaal</strong>: Complexe <strong>relaties</strong> 5


immigrantenbuurt wonen hebben meer traditionele religieuze<br />

opvattingen en gedragingen.<br />

- Wanneer men regelmatig praat met iemand van de autochtone<br />

gemeenschap, zorgt dit vermoedelijk voor een meer<br />

geëmancipeerde kijk op genderpatronen (maar de omgekeerde<br />

richting geldt ook).<br />

- Leden van de immigrantengemeenschappen van wie de ouders<br />

nog leven zijn veel feller gekant tegen een hoofddoekenverbod<br />

dan diegenen wiens ouders reeds overleden waren.<br />

2.1.3. Wat onthouden we hiervan?<br />

Percentage immigranten in de buurt versus waardeoriëntaties<br />

Studie 1 geeft aan dat immigranten die in een immigrantenwijk wonen bezoeken vaker<br />

gebedsplaatsen en doen meer inspanningen om de religieuze voorschriften te volgen dan<br />

immigranten die in een buurt wonen met voornamelijk een autochtone meerderheid. Studie 2 en<br />

studie 3 bevestigen dit. Mogelijke verklarende factoren zijn de aanwezigheid van faciliteiten om een<br />

geloof te kunnen belijden en de grotere <strong>sociale</strong> druk in immigrantenbuurten.<br />

Studie 3 voegt daaraan toe dat leden van de Marokkaanse en Turkse gemeenschappen die in een<br />

buurt wonen met een groot aantal autochtone bewoners, hebben meer conservatieve <strong>sociaal</strong>economische<br />

opvattingen dan immigranten die in een immigrantenbuurt wonen. De etnischculturele<br />

compositie van de buurt blijkt echter geen link te hebben met de houding t.o.v. ethische<br />

kwesties en genderpatronen.<br />

Frequentie van interetnische contacten versus waardeoriëntaties<br />

Studie 3 geeft aan dat wanneer men regelmatig praat met iemand van de autochtone gemeenschap,<br />

dit vermoedelijk zorgt voor een meer geëmancipeerde kijk op genderpatronen (maar dat het effect<br />

in de omgekeerde richting vermoedelijk ook geldt).<br />

2.2. Sociaal <strong>kapitaal</strong> versus identiteit<br />

2.2.1. Achtergrondinformatie<br />

Religie en etnisch-culturele achtergrond worden beschouwd als belangrijke identiteitsmarkers.<br />

Volgens de <strong>sociale</strong> identiteitstheorie omvat etnische identiteit zowel een bewustzijn van<br />

lidmaatschap van een etnisch-culturele groep als een evaluatief of affectief element dat een bepaald<br />

gevoel van ‘erbij horen’ benadrukt (Tajfel & Turner, 1979). Volgens Roosens (1998) haalt etnische<br />

identiteit zijn sterkte uit interactie met en oppositie tegen ‘buitenstaanders’. Een bepaalde groep<br />

trekt ‘grenzen’ met betrekking tot een andere groep. Deze externe bron van differentiatie combineert<br />

een groep normaal met een interne bron van identificatie (familiebanden, banden van<br />

verwantschap).<br />

Traditioneel werd aangenomen dat mensen een keuze (moeten) maken tussen verschillende etnische<br />

identiteiten. Klassieke assimilatietheorieën promootten de idee dat na verloop van tijd de<br />

identificatie met de originele etnisch-culturele groep zou uitdoven en vervangen zou worden door<br />

identificatie met de meerderheidsgroep (i.e., een unidimensioneel identiteitsmodel) (Gordon, 1964).<br />

Gaandeweg realiseerde men zich echter dat heel wat mensen met een migratiegeschiedenis (zeker de<br />

6 <strong>Integratie</strong> – Sociale <strong>cohesie</strong> – Sociaal <strong>kapitaal</strong>: Complexe <strong>relaties</strong>


tweede generatie) meer <strong>complexe</strong> identiteitspatronen ontwikkelen. Het is meerbepaald mogelijk dat<br />

mensen een dubbele etnische identiteit ontwikkelen (twee-dimensioneel identiteitsmodel) (Hutnik,<br />

1991) waarbij de centrale vraag niet langer is of men zich Belg, Marokkaan of Turk voelt, maar wel in<br />

welke mate men zich Belg en in welke mate men zich Turk of Marokkaan voelt (Vanbeselaere,<br />

Lagrou, Van de Sande, Snauwaert & Soenens, 2003).<br />

2.2.2. Relevante onderzoeken<br />

Studie 1: Nesdale (2002)<br />

Resultaten - Immigranten met veel vrienden binnen hun eigen<br />

minderheidsgroep identificeren zich sterk met het land van<br />

oorsprong terwijl immigranten met veel vrienden binnen de<br />

meerderheidsgroep zich minder sterk identificeren met het land<br />

van oorsprong.<br />

Studie 2: Walters, Phythian & Anisef (2007)<br />

Resultaten - Het assimilatieve patroon van identificatie is meer uitgesproken<br />

bij immigranten met weinig of geen vrienden binnen de eigen<br />

gemeenschap.<br />

Studie 3: Van Craen, Vancluysen & Ackaert (2007)<br />

Resultaten - Geen bevestiging van de negatieve impact van bonding <strong>sociaal</strong><br />

<strong>kapitaal</strong> op gevoelens van Belgische of Limburgse identiteit bij<br />

leden van de Marokkaanse en Turkse gemeenschappen.<br />

- Hoe meer men communiceert met familie in Turkije of Marokko<br />

via telefoon of internet, hoe minder men zichzelf identificeert als<br />

Belg.<br />

- Positief effect van het aantal autochtone vrienden op de sterkte<br />

van de Belgische én de Limburgse identiteit.<br />

2.2.3. Wat onthouden we hiervan?<br />

Frequentie van interetnische contacten versus identiteit<br />

Studie 1 geeft aan dat immigranten met veel vrienden binnen hun eigen minderheidsgroep zich<br />

sterk met het land van oorsprong identificeren terwijl immigranten met veel vrienden binnen de<br />

meerderheidsgroep zich minder sterk identificeren met het land van oorsprong. Studies 2 en 3<br />

bevestigen dat immigranten met vooral vrienden binnen de autochtone gemeenschap zich sterk met<br />

het gastland identificeren, maar studie 3 bevestigt niet dat er een negatieve impact zou zijn van<br />

bonding <strong>sociaal</strong> <strong>kapitaal</strong> op gevoelens van Belgische identiteit.<br />

<strong>Integratie</strong> – Sociale <strong>cohesie</strong> – Sociaal <strong>kapitaal</strong>: Complexe <strong>relaties</strong> 7


2.3. Sociaal <strong>kapitaal</strong> versus wederzijdse percepties<br />

2.3.1. Relevante onderzoeken<br />

Studie 1: Billiet, Carton & Huys (1990)<br />

Resultaten - In Borgerhout nam het percentage respondenten met een<br />

negatieve attitude ten opzichte van immigranten toe naarmate er<br />

meer immigranten in de buurt wonen. In Genk leidde dit echter<br />

tot meer tolerantie.<br />

- In Genk leidden meer contacten met leden van de<br />

immigrantengemeenschap tot meer tolerantie. In Borgerhout<br />

was het omgekeerde het geval.<br />

Studie 2: Gijsberts & Dagevos (2005)<br />

Resultaten - Het percentage immigranten in een buurt heeft geen invloed op<br />

de percepties van autochtonen ten opzichte van migranten. Wat<br />

echter wel een effect heeft is verandering in het percentage<br />

migranten in de buurt. Hoe groter de toename, hoe negatiever de<br />

perceptie. Dit is gerelateerd aan gevoelens van bedreiging.<br />

Hetzelfde geldt voor de percepties van migranten ten opzichte<br />

van de meerderheidsgroep: hoe groter de toename van<br />

migranten in de buurt, hoe negatiever de perceptie ten opzichte<br />

van autochtonen. Dit zou echter volledig verklaard worden door<br />

het verminderen van contacten met deze groep (zie hieronder).<br />

- Hoe meer contact autochtonen hebben met leden van de<br />

immigrantengemeenschap, hoe meer positief men is tegenover<br />

deze gemeenschap. Er is vermoedelijk ook sprake van<br />

wederzijds beïnvloeding: contact draagt bij tot positieve<br />

percepties, die op hun beurt stimuleren om meer contacten te<br />

leggen. Met betrekking tot de percepties van migranten ten<br />

opzichte van de meerderheidsgroep verdwijnt het effect van<br />

verandering in samenstelling van de wijk wanneer rekening<br />

wordt gehouden met het effect van interetnische contacten:<br />

Leden van immigrantengemeenschappen die in buurten wonen<br />

waar de immigrantenpopulatie toegenomen is, zijn meer negatief<br />

ten opzichte van de autochtone meerderheidsgroep omdat zij<br />

minder contacten hebben met mensen uit deze<br />

meerderheidsgroep.<br />

Studie 3: Van Craen, Vancluysen & Ackaert (2007)<br />

Resultaten - Wanneer ‘ervaring met discriminatie’ in rekening wordt<br />

gebracht, heeft meer of beter contact met leden van de<br />

autochtone gemeenschap een positief effect op drie<br />

(behulpzaamheid, tolerantie, racisme) van de negen<br />

karakteristieken toegeschreven aan de autochtone gemeenschap<br />

door leden van de immigrantengemeenschappen. De richting<br />

8 <strong>Integratie</strong> – Sociale <strong>cohesie</strong> – Sociaal <strong>kapitaal</strong>: Complexe <strong>relaties</strong>


van het effect is echter niet duidelijk: zorgt meer contact voor<br />

meer positieve percepties, of zorgen meer positieve percepties<br />

voor meer contacten? Vermoedelijk spelen beide effecten een rol.<br />

- Ervaring met discriminatie door leden van de<br />

immigrantengemeenschappen heeft een grotere impact op<br />

percepties (nl. op 6 van de 9 karakteristieken toegewezen aan de<br />

autochtone gemeenschap) dan het aantal interetnische contacten.<br />

Het lijkt erop dat negatieve aspecten van contact sterkere sporen<br />

nalaten dan positieve contacten.<br />

2.3.2. Wat onthouden we hiervan?<br />

Percentage immigranten in de buurt versus wederzijdse percepties<br />

Studie 1 bezorgt ons geen eenduidige resultaten. In Borgerhout is de attitude van de<br />

meerderheidsgroep ten opzichte van immigranten negatiever naarmate er meer immigranten in de<br />

wijk wonen; in Genk geldt echter net het omgekeerde. Studie 2 geeft echter aan dat niet het<br />

percentage immigranten in de buurt de verklarende factor is maar dat de verandering in percentage<br />

een invloed heeft op de percepties van zowel autochtonen ten opzichte van allochtonen als van<br />

allochtonen ten opzichte van autochtonen. Hoe groter de toename van allochtonen in de wijk, hoe<br />

negatiever de percepties ten opzichte van elkaar. Voor de autochtone groep zou dit gerelateerd zijn<br />

aan een toenemend gevoel van bedreiging, voor de allochtone groep aan het feit dat er daardoor<br />

minder contacten zijn met de autochtone groep.<br />

Frequentie van interetnische contacten versus wederzijdse percepties<br />

Studie 1 bezorgt ons opnieuw geen eenduidige resultaten. In Genk leiden meer contacten tussen<br />

autochtonen en allochtonen tot meer tolerantie ten opzichte van de allochtone groep; in Borgerhout<br />

wordt echter net het omgekeerde vastgesteld. Studie 2 bevestigt dat hoe meer de autochtone groep<br />

contacten heeft met de allochtone groep, hoe meer positief men staat ten opzichte van deze laatste<br />

groep. Studie 3 bezorgt ons echter een mogelijke verklaring voor de tegenstrijdige resultaten. In deze<br />

studie brengt men namelijk in rekening dat interetnische contacten niet altijd positieve contacten<br />

zijn. Uit dit onderzoek blijkt dat positieve contacten een positief effect hebben op de perceptie van<br />

autochtonen ten opzichte van allochtonen. Tegelijk toont dit onderzoek echter ook aan dat<br />

ervaringen met discriminatie een nog groter negatief effect hebben op de perceptie en dus nog<br />

sterkere sporen nalaat.<br />

Opmerking:<br />

In het licht van deze resultaten kunnen we ook de contacthypothese vermelden. Deze hypothese<br />

beweert dat directe, persoonlijke contacten tussen leden van verschillende etnisch-culturele groepen<br />

negatieve percepties kunnen corrigeren (Allport, 1954; Hamburger & Hewstone, 1997; Pettigrew &<br />

Tropp, 2006). Persoonlijke ontmoetingen en <strong>relaties</strong> zouden bijdragen aan wederzijds begrip en<br />

appreciatie. Allport (1954) postuleert vier centrale condities waaronder de contacthypothese opgaat:<br />

gelijke status, gemeenschappelijke doelen, institutionele en normatieve ondersteuning, en het besef<br />

van een overkoepelende, gemeenschappelijke identiteit. Deze condities (die nadien nog door<br />

verschillende auteurs regelmatig geherformuleerd en uitgebreid werden) zijn – volgens Allport –<br />

noodzakelijke maar geen voldoende voorwaarden voor het opgaan van de hypothese. Zo geeft<br />

bijvoorbeeld Tropp (2007) nog aan dat de positieve effecten van interetnische contacten verdwijnen<br />

wanneer bepaalde groepen zich gediscrimineerd voelen.<br />

<strong>Integratie</strong> – Sociale <strong>cohesie</strong> – Sociaal <strong>kapitaal</strong>: Complexe <strong>relaties</strong> 9


2.4. Sociaal <strong>kapitaal</strong> versus discriminatie<br />

2.4.1. Relevante onderzoeken<br />

Studie 1: De Rycke, Swyngedouw & Phalet (1999)<br />

Resultaten - Leden van de Turkse minderheid die lid zijn van een vereniging<br />

waarbij meer dan de helft van de leden autochtonen zijn voelen<br />

zich minder gediscrimineerd dan Turkse minderheden die geen<br />

lid zijn van een dergelijke vereniging. In de twee andere groepen<br />

had het lid zijn van een vereniging echter geen enkele invloed op<br />

het zich gediscrimineerd voelen.<br />

- Zowel leden uit de Turkse minderheidsgroep, leden uit de<br />

Marokkaanse minderheidsgroep als laagopgeleide leden uit de<br />

meerderheidsgroep voelden zich meer waarschijnlijk<br />

gediscrimineerd (als groep) wanneer men in een buurt woonde<br />

met veel immigranten.<br />

Studie 2: Van Craen, Vancluysen & Ackaert (2007)<br />

Resultaten - Hoe meer leden uit de Turkse of Marokkaanse<br />

minderheidsgroepen lid zijn van verschillende verenigingen<br />

waar meer dan de helft van de leden bestaat uit leden van de<br />

meerderheidsgemeenschap, hoe meer men in aanraking komt<br />

met discriminatie. Dit resultaat was echter slechts<br />

randsignificant.<br />

- Er is geen link vast te stellen tussen de etnisch-culturele<br />

samenstelling van de buurt en het rapporteren van discriminatie<br />

door leden van de immigrantengemeenschappen (op individueel<br />

niveau).<br />

Studie 3: Sauer (2007)<br />

Resultaten - Leden van de Turkse minderheidsgroep die tijdens de vrije tijd<br />

regelmatig contact hebben met autochtone Duitsers voelen zich<br />

sterker gediscrimineerd dan diegenen die zelden of nooit contact<br />

hebben met autochtone Duitsers.<br />

2.4.2. Wat onthouden we hiervan?<br />

Percentage immigranten in de buurt versus discriminatie<br />

Studie 1 geeft aan dat zowel autochtonen als allochtonen zich als groep meer waarschijnlijk<br />

gediscrimineerd voelen wanneer men in een buurt woont met veel migranten. Studie 2 vindt echter<br />

geen link tussen de etnisch-culturele samenstelling van een wijk en het rapporteren van<br />

discriminatie door de immigrantengemeenschappen. De resultaten van verschillende studies zijn<br />

dus niet eenduidig.<br />

10 <strong>Integratie</strong> – Sociale <strong>cohesie</strong> – Sociaal <strong>kapitaal</strong>: Complexe <strong>relaties</strong>


Frequentie van interetnische contacten versus discriminatie<br />

Uit studie 1 blijkt dat - bij de Turkse minderheidsgroep - lid zijn van een vereniging waarbij meer<br />

dan de helft van de leden autochtonen zijn een invloed heeft op het zich gediscrimineerd voelen.<br />

Van Craen en collega’s (2008) geven aan dat de contacthypothese een interessant verklarend kader<br />

biedt met betrekking tot dit effect van contact op discriminatie: Leden van<br />

immigrantengemeenschappen die veel contacten hebben met de autochtone populatie hebben<br />

waarschijnlijk goede <strong>relaties</strong> ontwikkeld met deze populatie en zullen daardoor vermoedelijk<br />

zelden met discriminatie geconfronteerd worden.<br />

Studies 2 en 3 stellen echter net het omgekeerde vast (en ook studie 1 stelt die effect niet vast bij de<br />

Marokkaanse minderheidsgroep en de groep van laagopgeleide autochtonen). Hoe meer men als lid<br />

van een allochtone minderheidsgroep lid is van verschillende verenigingen waar meer dan de helft<br />

van de leden bestaat uit leden van de meerderheidsgemeenschap, hoe meer men in aanraking komt<br />

met discriminatie. de invloed van contact is dus niet altijd positief. Van Craen en collega’s (2008)<br />

formuleren dan ook een alternatieve hypothese: Leden van de immigrantengemeenschappen die<br />

frequente contacten hebben met leden van de autochtone gemeenschap zullen meer frequent<br />

geconfronteerd worden met discriminatie dan leden van de immigrantengemeenschappen die<br />

minder dergelijke contacten hebben.<br />

2.5. Sociaal <strong>kapitaal</strong> versus vertrouwen<br />

2.5.1. Relevante onderzoeken<br />

Studie 1: Putnam (2007)<br />

Resultaten - Wanneer de etnisch-culturele diversiteit in een buurt toeneemt,<br />

dan vertonen de buurtbewoners (uit elke etnisch-culturele groep)<br />

een kortstondige tendens om in zichzelf te keren. In concrete<br />

termen betekent dit dat samenwerking in de buurt afneemt, dat<br />

het aantal vrienden afneemt, dat altruïsme minder evident<br />

wordt, en dat het vertrouwen (zelfs in iemand uit de eigen<br />

groep) afneemt. Op lange termijn herstelt een buurt zich hier<br />

echter weer van.<br />

Studie 2: Stolle, Soroka & Johnston (2008)<br />

Resultaten - Grotere etnisch-culturele diversiteit in een wijk leidt tot een<br />

afname van vertrouwen bij de meerderheidsgroep. Niet iedereen<br />

is echter even gevoelig voor de samenstelling van de wijk.<br />

- Mensen uit de meerderheidsgroep die regelmatig met hun buren<br />

praten, worden minder beïnvloed door de etnisch-culturele<br />

samenstelling van hun buurt.<br />

Studie 3: Van Craen, Vancluysen & Ackaert (2007)<br />

Resultaten - Hoe meer contacten immigranten hebben met buren uit<br />

immigrantengemeenschappen, hoe minder vertrouwen ze<br />

hebben in de lokale overheid.<br />

<strong>Integratie</strong> – Sociale <strong>cohesie</strong> – Sociaal <strong>kapitaal</strong>: Complexe <strong>relaties</strong> 11


2.5.2. Wat onthouden we hiervan?<br />

Percentage immigranten in de buurt versus vertrouwen<br />

Studie 1 geeft aan dat wanneer de etnisch-culturele diversiteit in een buurt toeneemt, er bij mensen<br />

een kortstondige tendens ontstaat om meer in zichzelf gekeerd te zijn en minder vertrouwen te<br />

hebben in een ander (ook uit de eigen groep). Studie 2 bevestigt dit voor de meerderheidsgroep (al is<br />

niet iedereen hier even vatbaar voor).<br />

Frequentie van interetnische contacten versus vertrouwen<br />

Studie 2 zegt dat mensen uit de meerderheidsgroep die regelmatig met hun buren praten, minder<br />

worden beïnvloed door de etnisch-culturele samenstelling van hun buurt. Sociaal <strong>kapitaal</strong> heeft hier<br />

dus een positieve invloed op vertrouwen. Putnam (1993, 2000) benadrukt ook deze impact van<br />

<strong>sociaal</strong> <strong>kapitaal</strong> op vertrouwen. Volgens hem is het zo dat hoe meer mensen interageren met elkaar,<br />

hoe meer <strong>sociaal</strong> <strong>kapitaal</strong> er wordt opgebouwd en hoe meer het vertrouwen in elkaar en in het<br />

politieke systeem toeneemt.<br />

Studie3 belicht echter een negatief effect van <strong>sociaal</strong> <strong>kapitaal</strong>: Hoe meer contacten immigranten<br />

hebben met buren uit immigrantengemeenschappen, hoe minder vertrouwen ze hebben in de lokale<br />

overheid. Vermoedelijk zullen immigrantgemeenschappen waarbij het <strong>sociaal</strong> leven voornamelijk<br />

georiënteerd is op de eigen gemeenschap minder kennis hebben van de bredere maatschappij en<br />

haar instituten, minder het gevoel hebben dat de lokale overheid om hen geeft, en minder<br />

vertrouwen hebben in lokale instanties.<br />

12 <strong>Integratie</strong> – Sociale <strong>cohesie</strong> – Sociaal <strong>kapitaal</strong>: Complexe <strong>relaties</strong>


3. Referenties<br />

Allport, G. (1954). The nature of prejudice. New York: Doubleday.<br />

erger-Schmitt, R., & Noll, H.-H. (2000). Conceptual framework and structure of a European system of social<br />

indicators. EuReporting Working Paper No. 9. Mannheim: Zentrum für Umfragen, Methoden und<br />

Analysen (ZUMA).<br />

Billiet, J., Carton, A., Huys, R. (1990). Onbekend of onbemind? Een sociologisch onderzoek naar de houding<br />

van de Belgen tegenover migranten. Leuven: Sociologisch Instituut.<br />

Blokland, T. (2008). Ontmoeten doet er toe: Een essay. Rotterdam: Vestia.<br />

Bourdieu, P. (1980). Le capital social: notes provisoires. Actes de la recherche en sciences <strong>sociale</strong>s, 31, 2-3.<br />

Choenni, C. (1992). Allochtonen en burgerschap. In: van Gunsteren, H. & den Hoed, P. (Eds.),<br />

Burgerschap in praktijken (pp. 57-98). Den Haag: Standaard Uitgeverij.<br />

Coleman, J. (1988). Social capital in the creation of human capital. American Journal of Sociology, 94,<br />

95-120.<br />

Dagevos, J. (2005). Minderheden, armoede en <strong>sociaal</strong>-culturele integratue. In: Migrantenstudies, 21(3),<br />

pp. 135-154.<br />

Dagevos, J., & Schellingerhout, R. (2003) Sociaal-culturele integratie: Contacten, cultuur en<br />

orieëntatie op de eigen groep. In: Dagevos, J., Gijsberts, M., & van Praag, C. (Eds.), Rapportage<br />

minderheden 2003. Onderwijs, arbeid en <strong>sociaal</strong>-culturele integratie (pp. 317-362). Den Haag: SCP.<br />

De Hart, J. (2002). Theoretische uitgangspunten, conceptualisering en doelstellingen. In Knol, S.,<br />

Maas-de Waal, C., Roes, T., & de Hart, J. (Eds.), Zekere banden. Sociale <strong>cohesie</strong>, leefbaarheid en<br />

veiligheid. Den haag: SCP, pp. 3-32.<br />

De Rycke, L., Swyngedouw, M., & Phalet, K. (1999). De subjectieve ervaring van discriminatie. In:<br />

Swyngedouw, M., Phalet, K., & Deschouwer, K. (Eds.), Minderheden in Brussel (pp. 109-148).<br />

Brussel: VUBPress.<br />

Durkheim, E. (1893). De la division du travail social. Paris: Presses Universitaires de France.<br />

Esser, H. (2004). Welche alternativen zur ‘Assimilation’ gibt es eigenlich? In: Bade, K. & Bommes, M.<br />

(Eds.), Migration – Integration – Bildung. Grundfragen und Problembereiche. Osnabrück: Institut für<br />

Migrationsforschung und Interkulturelle Studien, pp. 41-60.<br />

Felling, A., & Peeters, J. (1984). Conservatisme in Nederland nader bekeken. Mens en Maatschappij,<br />

59(4), pp. 339-362.<br />

Forrest, R., & Kearns, A. (2001). Social cohesion, social capital and the neighbourhood. Urban Studies,<br />

38(12), pp. 2125-2143.<br />

Gijsberts, M., & Dagevos, J. (2005). Uit elkaars buurt: De invloed van etnische concentratie op integratie en<br />

beeldvorming. Sociaal en Cultureel Planbureau.<br />

<strong>Integratie</strong> – Sociale <strong>cohesie</strong> – Sociaal <strong>kapitaal</strong>: Complexe <strong>relaties</strong> 13


Gordon, M. (1964). Assimilation in American Life. The role of race, religion, and national origins.<br />

New York: Oxford University Press.<br />

Gowricharn, R. (2002). Het omstreden paradijs. Over multiculturaliteit en <strong>sociale</strong> <strong>cohesie</strong>. Utrecht:<br />

FORUM.<br />

Hamburger, J., & Hewstone, M. (1997). Inter-ethnic contact as a predictor of blatant and subtle<br />

prejudice: test of a model in four West-European Nations. British Journal of Social Psychology,<br />

36(2), pp. 173-190.<br />

Hutnik, N. (1991). Ethnic minority identity. Oxford: Oxford University Press.<br />

Jenson, J. (1998). Mapping social cohesion: The state of Canadian Research. Canadian Police Research<br />

Networks Study No. F-03. Ottawa: Canadian Policy Research Network.<br />

Korys, I. (2005). Dimensions of integration: Migrant youth in Poland. CEFMR Working Paper 3/2005.<br />

Warsaw: Central European Forum for Migration Research.<br />

Lockwood, D. (1964). Social integration and system integration. In: Zollschan, K., & Hirsch, W.<br />

(Eds.), Explorations in social change. London: Routledge and Kegan Paul.<br />

Middendorp, C. (1979). Ontzuiling, politisering en restauratie. Progressiviteit en conservatisme in de jaren<br />

’60 en ’70. Meppel/Amsterdam: Boom.<br />

Nesdale, D. (2002). Acculturation attitudes and the Ethnic and Host-Country Identification of<br />

Immigrants. Journal of Applied Social Psychology, 32(7), pp. 1488-1504.<br />

Pettigrew, T. F., & Tropp, L. R. (2006). A meta-analytic test of intergroup contact theory. Journal of<br />

Personality and Social Psychology, 90(5), pp. 751-783.<br />

Phalet, K., & ter Wal, J. (2004). Moslim in Nederland. Diversiteit en verandering in religieuze betrokkenheid:<br />

Turken en Marokkanen in Nederland 1998-2002. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.<br />

Putnam, R. (1993). Making democracy work. Civic traditions in modern Italy. Princeton: Princeton<br />

University Press.<br />

Putnam, R. (2000). Bowling alone. New York: Simon & Schuster.<br />

Putnam, R. (2007). E Pluribus Unum: Diversity and community in the twenty-first century.<br />

Scandinavian Political Studies, 30(2), pp. 137-174.<br />

Roosens, E. (1998). Primordiale autochtonie. Dilemma van de multiculturele samenleving. Leuven: Acco.<br />

Sauer, M. (2007). Perspektiven des Zusammenlebens: Die Integration türkish-stëmmiger<br />

Migrantinnen und Migranten in Nordrhein-Westfalen. Essen: Stiftung Zentrum für<br />

Türkeistudien.<br />

Schnabel, P. (2000). Vergroting van maatschappelijke <strong>cohesie</strong> door versterking van de <strong>sociale</strong><br />

infrastructuur. Probleemverkenning en aanzet tot beleid. In: R.P. Hortulanus en J.E.M. Machielse<br />

(red.), In de marge. Het <strong>sociaal</strong> debat, deel 1 (p. 21-34). Den Haag: Elsevier.<br />

14 <strong>Integratie</strong> – Sociale <strong>cohesie</strong> – Sociaal <strong>kapitaal</strong>: Complexe <strong>relaties</strong>


Soenen, R. (2006). Het kleine ontmoeten: Over het <strong>sociale</strong> karakter van de stad. Antwerpen – Apeldoorn:<br />

Garant uitgevers.<br />

Stolle, D., Soroka, S., & Johnston, R. (2008). When does diversity erode trust? Neighborhood<br />

diversity, interpersonal trust, and the mediating effect of social interactions. Political Studies, 56(1),<br />

pp. 57-75.<br />

Tajfel, H., & Turner, J.C. (1979). An integrative theory of intergroup conflict. In Austin W.G., &<br />

Worchel, S. (Eds.), The social psychology of intergroup relations. Monterey: Brooks/Cole, pp. 33-47.<br />

Tribalat, M. (1995). Sociabilité. In: Enquête Mobilité Géographique et Insertion Sociale. Rapport Final.<br />

Paris: Institut National d’Etudes Démographiques, pp. 419-442.<br />

Tropp, L. R. (2007). Perceived discrimination and interracial contact: Predicting interracial closeness<br />

among Black and White Americans. Social Psychology Quarterly, 70(1), pp. 70-81.<br />

Veenman, J. (1994). Participatie in perspectief. Ontwikkelingen in de <strong>sociaal</strong>-economische positie van zes<br />

allochtone groepen in Nederland. Houten/Zaventem, Lelystad: Bohn Stafleu Van Loghum.<br />

Vermeulen, C., Penninx, M. (1994). Het democratisch ongeduld: De emancipatie en integratie van zes<br />

doelgroepen van het minderhedenbeleid. Amsterdam: Het Spinhuis.<br />

Vanbeselaere, N., Lagrou, L., Van de Sande, C., Snauwaert B., & Soenens, B. (2003). Sociale identiteit<br />

en belang gehecht aan nationaliteit: Een onderzoek bij Marokkaanse jongeren in België. In:<br />

Foblets, M.-C., & Cornelis, E. (Eds.), Migratie, zijn wij uw kinderen? Identiteitsbeleving bij allochtone<br />

jongeren. Leuven: Acco, pp. 99-113.<br />

Vancluysen, K., Van Craen, M., & Ackaert, J. (2009). Gekleurde steden: Autochtonen en allochtonen over<br />

samenleven. Brugge: Vanden Broele.<br />

Van Craen, M., Vancluysen, K., & Ackaert, J. (2007). Voorbij wij en zij? De <strong>sociaal</strong>-culturele afstand<br />

tussen autochtonen en allochtonen tegen de meetlat. Brugge: Vanden Broele.<br />

Van Craen, M., Vancluysen, K., & Ackaert, J. (2008). Integration, social cohesion and social capital:<br />

Complex links and relations. In: Hooghe, M. (Ed.), Social cohesion. Contemporary theoretical perspectives<br />

on the study of social cohesion and social capital (pp. 103-125).<br />

Van den Eede, S., Wets, J., & Timmerman, C. (2008). Conceptnota: ‘<strong>Integratie</strong>’. Antwerpen: Steunpunt<br />

Gelijkekansenbeleid.<br />

Walters, D., Phytian, K, & Anisef, P. (2007). The acculturation of Canadian immigrants: Determinants<br />

of ethnic identification with the host society. Canadian Review of Sociology, 44(1), p.37-61.<br />

Woolley, F. (1998). Social cohesion and voluntary activity: making connections. Paper presented at CSLS<br />

conference on ‘The state of living standards and the quality of life in Canada’: perspectives and<br />

prospective, Ottawa, October 30-31, 1998.<br />

<strong>Integratie</strong> – Sociale <strong>cohesie</strong> – Sociaal <strong>kapitaal</strong>: Complexe <strong>relaties</strong> 15

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!