Zonnestraling in Nederland - Knmi
Zonnestraling in Nederland - Knmi Zonnestraling in Nederland - Knmi
Figuur 1.1 Gemiddelde instraling per dag in kWh m 2 aan de rand van de atmosfeer als functie van de breedtegraad en de tijd in het jaar (naar Fröhlich en London, 1986) noemen we directe straling. Omdat de Zon in Nederland nooit loodrecht boven ons staat, valt de directe straling onder een hoek met het aardoppervlak in. De directe straling op een vlak van 1 m 2 loodrecht op de richting van de zonnestralen noteren we als I, de directe straling loodrecht op 1 m 2 aardoppervlak met B. Als de zonshoogte y (graden) is, is dus B = I sin y. De straling die via verstrooiing en reflectie op het aardoppervlak wordt ontvangen heet diffuse straling (D). De som van directe en diffuse straling wordt globale straling (G) genoemd. Er geldt dus G = B + D = I sin y + D. Daar de bewolking van plaats tot plaats kan variëren kunnen er aanzienlijke verschillen optreden in de zonnestraling aan het aardoppervlak. Kennis van deze variabiliteit is nodig om zonnestraling voor energietoepassingen te kunnen gebruiken. Dit boek behandelt de hoeveelheid zonnestraling in Nederland. We zullen daarom van de wereldschaal uit figuur 1.1 moeten afdalen naar kleinere ruimteschalen. Als "tussenstap" geeft figuur 1.2 de gemiddelde dagelijkse instraling aan het aardoppervlak in kWh nr 2 voor Europa. In deze figuur is meer detail te zien dan in figuur 1.1, en tevens valt op dat de lijnen van gelijke instraling (isolijnen) niet strikt west-oost lopen. De hoeveelheid zonneënergie neemt nog wel toe van noord naar zuid, maar duidelijk zijn ook kusteffecten en effecten van gebergten te onderkennen. Voor Nederland is zo'n kaart nog niet gepubliceerd, omdat het stralingsmeetnet daarvoor nog niet dicht genoeg was. Beschouwen we echter een verwante grootheid als de duur van de zonneschijn in uren, dan zien we in figuur 1.3 dat de isolijnen van de totale duur van de zonneschijn over het hele jaar vrijwel gemiddeld noord-zuid lopen. Op de schaal van Nederland is dus het land-zee effect belangrijker dan de gemiddelde toeneming van zonneinstraling in de richting van de evenaar. Dit kusteffect is het grootst in de zomer. 10
zonneschijn (uren) normalen 1951-1980 1600^? 1600 7^C/\ *[ ^^- x \ y>\) 1450 \_ 1550 1550 11 /V^ 00 1500 -
- Page 1 and 2: Koninklijk Nederlands Meteorologisc
- Page 3 and 4: CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEE
- Page 5 and 6: 5 Runlengten - 69 Directe en diffus
- Page 7: 1 INLEIDING Bij gesprekken over het
- Page 11 and 12: Meetresultaten komen in hoofdstuk 4
- Page 13 and 14: De elektromagnetische golven worden
- Page 15 and 16: itralingsenergie emitteren als abso
- Page 17 and 18: waarbij ex de spectrale emissiefact
- Page 19 and 20: de wisselwerking tussen licht en ma
- Page 21 and 22: I n Figuur 2.7 Verzwakking van een
- Page 23 and 24: 26 Figuur 2.8 Rayleigh- en Mie-vers
- Page 25 and 26: in het algemeen gekromd. De dichthe
- Page 27 and 28: extinctiecoëfficiënt van de werke
- Page 29 and 30: 60- N 40- 20- rj M tl -hn Mm II IPM
- Page 31 and 32: In veel berekeningen wordt de absor
- Page 33 and 34: de luchtdruk (b.v. op grote hoogte)
- Page 35 and 36: In figuur 2.12 zijn enige voorbeeld
- Page 37 and 38: 2.5 Inkomende langgolvige straling
- Page 39 and 40: Pyrheliometers kunnen worden ingede
- Page 41 and 42: principe in de orde van grootte van
- Page 43 and 44: kortgolvige straling te reflecteren
- Page 45 and 46: Figuur 3.6 Schema van de SONI-zonne
- Page 47 and 48: Kipp en Zonen. Aanvankelijk met het
- Page 49 and 50: Tabel 3.2 Overzicht van de zonnesch
- Page 51 and 52: JUN I 17,74 I 17,91 II 17,26 JUL I
- Page 53 and 54: zijn gegeven de, over 1961 t/m 1980
- Page 55 and 56: uren 2000 1900 H 1800- 1700- 1600-
- Page 57 and 58: EELDE uurvak jan feb mrt apr mei 4
Figuur 1.1 Gemiddelde <strong>in</strong>stral<strong>in</strong>g per dag <strong>in</strong> kWh m 2 aan de rand van de atmosfeer als functie<br />
van de breedtegraad en de tijd <strong>in</strong> het jaar (naar Fröhlich en London, 1986)<br />
noemen we directe stral<strong>in</strong>g. Omdat de Zon <strong>in</strong> <strong>Nederland</strong> nooit loodrecht boven ons staat, valt<br />
de directe stral<strong>in</strong>g onder een hoek met het aardoppervlak <strong>in</strong>. De directe stral<strong>in</strong>g op een vlak<br />
van 1 m 2 loodrecht op de richt<strong>in</strong>g van de zonnestralen noteren we als I, de directe stral<strong>in</strong>g<br />
loodrecht op 1 m 2 aardoppervlak met B. Als de zonshoogte y (graden) is, is dus B = I s<strong>in</strong> y. De<br />
stral<strong>in</strong>g die via verstrooi<strong>in</strong>g en reflectie op het aardoppervlak wordt ontvangen heet diffuse<br />
stral<strong>in</strong>g (D). De som van directe en diffuse stral<strong>in</strong>g wordt globale stral<strong>in</strong>g (G) genoemd. Er<br />
geldt dus G = B + D = I s<strong>in</strong> y + D. Daar de bewolk<strong>in</strong>g van plaats tot plaats kan variëren<br />
kunnen er aanzienlijke verschillen optreden <strong>in</strong> de zonnestral<strong>in</strong>g aan het aardoppervlak.<br />
Kennis van deze variabiliteit is nodig om zonnestral<strong>in</strong>g voor energietoepass<strong>in</strong>gen te kunnen<br />
gebruiken.<br />
Dit boek behandelt de hoeveelheid zonnestral<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>Nederland</strong>. We zullen daarom van de<br />
wereldschaal uit figuur 1.1 moeten afdalen naar kle<strong>in</strong>ere ruimteschalen. Als "tussenstap"<br />
geeft figuur 1.2 de gemiddelde dagelijkse <strong>in</strong>stral<strong>in</strong>g aan het aardoppervlak <strong>in</strong> kWh nr 2 voor<br />
Europa. In deze figuur is meer detail te zien dan <strong>in</strong> figuur 1.1, en tevens valt op dat de lijnen<br />
van gelijke <strong>in</strong>stral<strong>in</strong>g (isolijnen) niet strikt west-oost lopen. De hoeveelheid zonneënergie<br />
neemt nog wel toe van noord naar zuid, maar duidelijk zijn ook kusteffecten en effecten van<br />
gebergten te onderkennen.<br />
Voor <strong>Nederland</strong> is zo'n kaart nog niet gepubliceerd, omdat het stral<strong>in</strong>gsmeetnet daarvoor<br />
nog niet dicht genoeg was. Beschouwen we echter een verwante grootheid als de duur van de<br />
zonneschijn <strong>in</strong> uren, dan zien we <strong>in</strong> figuur 1.3 dat de isolijnen van de totale duur van de<br />
zonneschijn over het hele jaar vrijwel gemiddeld noord-zuid lopen. Op de schaal van<br />
<strong>Nederland</strong> is dus het land-zee effect belangrijker dan de gemiddelde toenem<strong>in</strong>g van zonne<strong>in</strong>stral<strong>in</strong>g<br />
<strong>in</strong> de richt<strong>in</strong>g van de evenaar. Dit kusteffect is het grootst <strong>in</strong> de zomer.<br />
10