Zonnestraling in Nederland - Knmi

Zonnestraling in Nederland - Knmi Zonnestraling in Nederland - Knmi

29.08.2013 Views

In het onderste deel van tabel 4.1 staan de dagsommen van de globale straling gemiddeld per seizoen en per jaar. Voor het seizoen neemt men bij stralings- en temperatuurmetingen: winter (W) de maanden december, januari en februari, lente (L) de maanden maart, april en mei, zomer (Z) de maanden juni, juli en augustus, herfst (H) de maanden september, oktober, november. Onder jaar wordt het kalenderjaar verstaan. In hoeverre zijn de resultaten van De Bilt nu representatief voor het hele land? Daartoe vergelijken we de resultaten van De Bilt met die van de andere stations. We lezen in tabel 4.1 af, dat Eelde in de eerste tien dagen van december een gemiddelde dagsom van 1,78 MJ m 2 heeft, die 14% minder is dan de dagsom in De Bilt (2,07 MJ nv 2 ). De dagsom in De Kooy, eind maart (10,65 MJ nr 2 ) is 17,5% hoger dan die van De Bilt (9,06 MJ nv 2 ) in dezelfde decade. De spreiding over de stations in de seizoensommen is kleiner. Eelde heeft in de winter 8% minder straling en De Kooy in de lente 11,6% meer dan De Bilt. Van september tot half maart is Eelde het station met de minste globale straling, in de andere maanden geldt dit voor De Bilt of Zuid-Limburg. In het voorjaar en de zomer ontstaat er door de hogere temperatuur boven land vaak meer bewolking dan boven zee, waardoor de landstations minder straling ontvangen dan de kuststations. Van maart tot september wordt de meeste globale straling gemeten in De Kooy of Vlissingen, in de andere maanden is dat in Zuid-Limburg of Vlissingen. In het najaar en de winter speelt ook de daglengte een grote rol: midden december duurt de dag in Zuid-Limburg bijna een half uur langer dan in het noorden van het land, zie 6.2.2. Wat is nu de betekenis van b.v. het gegeven dat de gemiddelde dagsom van de globale straling te De Bilt in januari 2,25 MJ m 2 is? Met andere woorden wat zijn de afwijkingen daarvan, die we vanjaar tot jaar kunnen verwachten? Daartoe beschouwen we de standaarddeviatie van de gemiddelde dagsommen per maand van de jaren 1961 t/m 1980. In tabel 4.2 Tabel 42 De gemiddelde dagsom per maand van de globale straling in De Bilt in MJ m 2 (tijdvak 1961-1980), de standaarddeviatie en de standaarddeviatie gedeeld door het gemiddelde maand jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec 55 gem. dagsom [MJ nv 2 ] 2,26 4,63 7,92 12,51 16,51 18,05 16,07 14,43 10,29 6,06 2,74 1,82 stand.dev. [MJ nv 2 ] 0,45 0,71 1,06 1,76 1,63 2,03 1,60 1,83 1,02 0,75 0,34 0,28 stand.dev. gedeeld door gem. 19,8% 15,4% 13,4% 14,1% 9,9% 11,3% 10,0% 12,7% 9,9% 12,4% 12,5% 15,7%

zijn gegeven de, over 1961 t/m 1980 gemiddelde, dagsommen per maand, x (die enigszins afwijken van de gegevens in tabel 4.1, omdat het een ander tijdvak betreft), de standaarddeviatie (s.d.) en de standaarddeviatie gedeeld door het gemiddelde. We zien dan dat s.d./x bijna 20% (in januari) kan bedragen van de gemiddelde waarde. In de winter (december t/m februari) is de relatieve standaardafwijking groter dan in de zomermaanden. Dat betekent dat men in individuele maanden zonneënergie opbrengsten kan verwachten die 10% in de zomer en 15 a 20% in de winter kunnen afwijken van de gemiddelde gegevens in tabel 4.1. 4.1.2 De variabiliteit van jaar tot jaar in de globale straling en de zonneschijnduur Tabel 4.3 Jaarsommen van de globale straling en de zonneschijnduur te De Bilt jaar 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964 1965 1966 1967 1968 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 G [MJ nr 2 ] 3432 3981 3287 3468 3576 3434 3549 3529 3303 3586 3300 3585 3614 3679 3441 3735 3654 3752 3956 3395 3478 3306 3368 3231 3773 3485 3242 3319 3663 3287 3240 3757 3661 56 G [kWh nv 2 ] 953 1106 913 963 993 954 986 980 917 996 917 996 1004 1022 956 1038 1015 1042 1099 943 966 918 936 897 1048 968 901 922 1018 913 900 1044 1017 S [uren] 1413 1986 1355 1435 1398 1425 1531 1509 1319 1498 1332 1535 1487 1602 1496 1608 1528 1643 1814 1365 1317 1331 1427 1308 1649 1551 1392 1390 1550 1308 1218 1719 1622 S/So [%] 32 44 30 32 31 32 34 34 29 33 30 34 33 36 33 36 34 37 40 30 29 30 32 29 37 35 31 31 35 29 27 38 36

In het onderste deel van tabel 4.1 staan de dagsommen van de globale stral<strong>in</strong>g gemiddeld<br />

per seizoen en per jaar. Voor het seizoen neemt men bij stral<strong>in</strong>gs- en temperatuurmet<strong>in</strong>gen:<br />

w<strong>in</strong>ter (W) de maanden december, januari en februari,<br />

lente (L) de maanden maart, april en mei,<br />

zomer (Z) de maanden juni, juli en augustus,<br />

herfst (H) de maanden september, oktober, november.<br />

Onder jaar wordt het kalenderjaar verstaan.<br />

In hoeverre zijn de resultaten van De Bilt nu representatief voor het hele land? Daartoe<br />

vergelijken we de resultaten van De Bilt met die van de andere stations. We lezen <strong>in</strong> tabel 4.1<br />

af, dat Eelde <strong>in</strong> de eerste tien dagen van december een gemiddelde dagsom van 1,78 MJ m 2<br />

heeft, die 14% m<strong>in</strong>der is dan de dagsom <strong>in</strong> De Bilt (2,07 MJ nv 2 ). De dagsom <strong>in</strong> De Kooy,<br />

e<strong>in</strong>d maart (10,65 MJ nr 2 ) is 17,5% hoger dan die van De Bilt (9,06 MJ nv 2 ) <strong>in</strong> dezelfde<br />

decade. De spreid<strong>in</strong>g over de stations <strong>in</strong> de seizoensommen is kle<strong>in</strong>er. Eelde heeft <strong>in</strong> de<br />

w<strong>in</strong>ter 8% m<strong>in</strong>der stral<strong>in</strong>g en De Kooy <strong>in</strong> de lente 11,6% meer dan De Bilt.<br />

Van september tot half maart is Eelde het station met de m<strong>in</strong>ste globale stral<strong>in</strong>g, <strong>in</strong> de<br />

andere maanden geldt dit voor De Bilt of Zuid-Limburg. In het voorjaar en de zomer ontstaat<br />

er door de hogere temperatuur boven land vaak meer bewolk<strong>in</strong>g dan boven zee, waardoor de<br />

landstations m<strong>in</strong>der stral<strong>in</strong>g ontvangen dan de kuststations.<br />

Van maart tot september wordt de meeste globale stral<strong>in</strong>g gemeten <strong>in</strong> De Kooy of<br />

Vliss<strong>in</strong>gen, <strong>in</strong> de andere maanden is dat <strong>in</strong> Zuid-Limburg of Vliss<strong>in</strong>gen. In het najaar en de<br />

w<strong>in</strong>ter speelt ook de daglengte een grote rol: midden december duurt de dag <strong>in</strong> Zuid-Limburg<br />

bijna een half uur langer dan <strong>in</strong> het noorden van het land, zie 6.2.2.<br />

Wat is nu de betekenis van b.v. het gegeven dat de gemiddelde dagsom van de globale<br />

stral<strong>in</strong>g te De Bilt <strong>in</strong> januari 2,25 MJ m 2 is? Met andere woorden wat zijn de afwijk<strong>in</strong>gen<br />

daarvan, die we vanjaar tot jaar kunnen verwachten? Daartoe beschouwen we de standaarddeviatie<br />

van de gemiddelde dagsommen per maand van de jaren 1961 t/m 1980. In tabel 4.2<br />

Tabel 42 De gemiddelde dagsom per maand van de globale stral<strong>in</strong>g <strong>in</strong> De Bilt <strong>in</strong> MJ m 2<br />

(tijdvak 1961-1980), de standaarddeviatie en de standaarddeviatie gedeeld<br />

door het gemiddelde<br />

maand<br />

jan<br />

feb<br />

mrt<br />

apr<br />

mei<br />

jun<br />

jul<br />

aug<br />

sep<br />

okt<br />

nov<br />

dec<br />

55<br />

gem. dagsom<br />

[MJ nv 2 ]<br />

2,26<br />

4,63<br />

7,92<br />

12,51<br />

16,51<br />

18,05<br />

16,07<br />

14,43<br />

10,29<br />

6,06<br />

2,74<br />

1,82<br />

stand.dev.<br />

[MJ nv 2 ]<br />

0,45<br />

0,71<br />

1,06<br />

1,76<br />

1,63<br />

2,03<br />

1,60<br />

1,83<br />

1,02<br />

0,75<br />

0,34<br />

0,28<br />

stand.dev. gedeeld<br />

door gem.<br />

19,8%<br />

15,4%<br />

13,4%<br />

14,1%<br />

9,9%<br />

11,3%<br />

10,0%<br />

12,7%<br />

9,9%<br />

12,4%<br />

12,5%<br />

15,7%

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!