102 plaatsen <strong>in</strong> Europa de gemiddelde dagelijkse globale en diffuse stral<strong>in</strong>g (kWh nr 2 ) per maand voor twaalf vlakken gegeven. Verder zijn er rekenresultaten vermeld van de gemiddelde dagelijkse zonnestral<strong>in</strong>g per maand, die door enkele en dubbele beglaz<strong>in</strong>g valt <strong>in</strong> 16 verschillend georiënteerde wanden. 5.4 Spectrale verdel<strong>in</strong>g van de globale stral<strong>in</strong>g In sommige kr<strong>in</strong>gen bestaat behoefte aan <strong>in</strong>formatie over de spectrale verdel<strong>in</strong>g van de globale stral<strong>in</strong>g. Deze <strong>in</strong>teresse houdt soms verband met de verander<strong>in</strong>gen die materialen ondergaan als ze worden blootgesteld aan de buitenlucht. Voor deze verander<strong>in</strong>gen is het ultraviolette deel van de globale stral<strong>in</strong>g (X < 0,4 \xm) hoofdzakelijk verantwoordelijk vanwege de oxidantenvorm<strong>in</strong>g. In het algemeen is de laatste tijd vanwege verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de hoeveelheid stratosferisch ozon de belangstell<strong>in</strong>g voor het voor de mens gevaarlijke UV-B (0,28-0,32 jim) enorm toegenomen. De fotosynthese bij planten wordt bepaald door het zichtbare deel van de globale stral<strong>in</strong>g. De spectrale verdel<strong>in</strong>g wordt gemeten door één van de halve bollen van de pyranometer (zie 3.1.2) te vervangen door een materiaal dat slechts een gedeelte van het zonnespectrum doorlaat: een filter. Een pyranometer met een RG-8 filter - doorlaatbaarheidsgrenzen van 0,7-3,0 |im - meet dus alleen het <strong>in</strong>frarode deel van het spectrum. Verder is op het KNMI gemeten met een filter dat slechts het spectrum 0,3-0,38 jim (het ultraviolet) doorlaat. De derde component, het zichtbare gebied (0,38-0,70 jim) wordt gevonden door de totale globale stral<strong>in</strong>g te verm<strong>in</strong>deren met de <strong>in</strong>frarode en ultraviolette stral<strong>in</strong>g. Met zo'n opstell<strong>in</strong>g zijn door het KNMI <strong>in</strong> het tijdvak augustus 1971-juli 1974 de fracties gemeten van de totale globale stral<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de drie spectrale gebieden ultraviolet, zichtbaar licht en <strong>in</strong>frarood. Tabel 5.4 Gemeten percentages van ultraviolet, zichtbaar licht en <strong>in</strong>frarood <strong>in</strong> de globale stral<strong>in</strong>g te De Bilt kwartaal w<strong>in</strong>ter, helder w<strong>in</strong>ter, bewolkt zomer, helder zomer, bewolkt ultraviolet 0,3 - 0,38 jim 3,4% 4,7% 4,0% 5,4% zichtbaar 0,38 - 0,70 |im 40,9% 53,5% 45,7% 46,4% <strong>in</strong>frarood 0,7 - 3,0 urn • 55,7% 41,8% 50,3% 48,2% In tabel 5.4 zijn de resultaten gegeven voor de drie w<strong>in</strong>ter- en de drie zomermaanden, verdeeld <strong>in</strong> heldere (S/So > 80%) en bewolkte (S/So < 20%) dagen. Uit deze tabel blijkt, dat op een heldere dag <strong>in</strong> de w<strong>in</strong>ter de fractie van het <strong>in</strong>frarood ca. 5% hoger is dan op een heldere dag <strong>in</strong> de zomer. Deze verschuiv<strong>in</strong>g gaat ten koste van de stral<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het zichtbare gebied. Heldere dagen <strong>in</strong> de w<strong>in</strong>ter komen meestal voor bij oostenw<strong>in</strong>d. In deze lucht, welke we<strong>in</strong>ig waterdamp bezit, wordt m<strong>in</strong>der <strong>in</strong>frarode stral<strong>in</strong>g geabsorbeerd. Op een bewolkte dag <strong>in</strong> de w<strong>in</strong>ter zal meer <strong>in</strong>frarode stral<strong>in</strong>g worden geabsorbeerd vanwege de lage zonnestand en het over het algemeen grotere waterdampgehalte van de lucht. Verder blijkt de bijdrage van het ultraviolet aan de globale stral<strong>in</strong>g op een bewolkte dag, zowel <strong>in</strong> de zomer als <strong>in</strong> de w<strong>in</strong>ter, ca. 1 % hoger te zijn dan op een heldere dag. Op zonnige dagen heeft de directe stral<strong>in</strong>g nl. een relatief groot aandeel <strong>in</strong> de globale stral<strong>in</strong>g. De kortgolvige directe stral<strong>in</strong>g wordt 120
<strong>in</strong> de atmosfeer beter verstrooid dan de langgolvige stral<strong>in</strong>g. Het aandeel van het ultraviolet <strong>in</strong> de directe stral<strong>in</strong>g is dan ook aanmerkelijk kle<strong>in</strong>er dan de percentages gegeven <strong>in</strong> tabel 5.4. Weliswaar bereikt een deel van het verstrooide ultraviolet uit de directe stral<strong>in</strong>g het aardoppervlak toch als diffuse UV-stral<strong>in</strong>g, maar de rest wordt weer de ruimte <strong>in</strong> gestrooid. Hierdoor is de procentuele bijdrage van het ultraviolet aan de globale stral<strong>in</strong>g op zonnige dagen lager dan op bewolkte dagen. Veel gebruikers wensen echter een verdere uitsplits<strong>in</strong>g <strong>in</strong> kle<strong>in</strong>ere spectraalbanden. Daar dat vanwege het grote aantal verschillende filters een arbeids<strong>in</strong>tensief werk is, heeft Slob (1985) een methode ontwikkeld om de met<strong>in</strong>gen die <strong>in</strong> Ukkel (België) zijn gedaan om te rekenen naar <strong>Nederland</strong>se omstandigheden. Het Kon<strong>in</strong>klijk Meteorologisch Instituut van België heeft gedurende één jaar (1980) met<strong>in</strong>gen verricht van de spectrale verdel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> een zevental banden, elk met een breedte van 0,1 |im en lopende van 0,3 tot 1 |im. De methode van Slob komt erop neer, dat de stral<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de zeven banden is gemodelleerd m.b.v. G/G en s<strong>in</strong> y voor Belgische omstandigheden. Door deze modeller<strong>in</strong>g ook <strong>in</strong> <strong>Nederland</strong> toe te passen is Slob er<strong>in</strong> geslaagd een spectrale verdel<strong>in</strong>g van de globale stral<strong>in</strong>g voor De Bilt, De Kooy, Eelde, Vliss<strong>in</strong>gen en Zuid-Limburg te maken. Tabel 5.5 Gemiddelde dagsommen <strong>in</strong> MJ m 2 van de globale stral<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de aangegeven spectrale band per decade (berekend met de gegevens van 1971 t/m 1982) decade JAN I n III FEB I II III MRTI II <strong>in</strong> APRI II III MEI I II III JUN I II III JUL I II III AUGI II III SEP I II III 0,3-0,4um 0,4-0,5um 0,5-0,6um 10,6-0,7um 0,7-0,8um 0,8-0,9um 0,10 0,13 0,14 0,20 0,25 0,34 0,39 0,42 0,58 0,67 0,84 0,86 0,93 1,12 1,09 1,13 1,09 1,07 1,13 1,04 0,96 0,96 0,93 0,87 0,76 0,63 0,52 0,26 0,34 0,37 0,52 0,66 0,89 1,04 1,11 1,51 1,76 2,19 2,23 2,43 2,92 2,83 2,95 2,83 2,76 2,93 2,68 2,49 2,49 2,42 2,27 1,98 1,65 1,35 121 0,24 0,33 0,37 0,52 0,67 0,92 1,08 1,13 1,57 1,82 2,29 2,31 2,51 3,06 2,94 3,05 2,93 2,84 3,05 2,75 2,56 2,57 2,51 2,36 2,06 1,70 1,39 0,21 0,29 0,33 0,47 0,60 0,82 0,95 0,99 1,38 1,59 2,00 2,02 2,19 2,66 2,55 2,65 2,54 2,46 2,64 2,39 2,22 2,23 2,19 2,07 1,81 1,50 1,23 0,18 0,24 0,26 0,37 0,48 0,65 0,76 0,78 1,09 1,25 1,58 1,58 1,71 2,09 2,00 2,08 1,99 1,93 2,07 1,87 1,74 1,75 1,72 1,62 1,42 1,18 0,97 0,13 0,18 0,20 0,29 0,37 0,50 0,58 0,60 0,84 0,97 1,22 1,23 1,33 1,63 1,55 1,61 1,54 1,49 1,61 1,44 1,34 1,35 1,33 1,26 1,10 0,91 0,75 0,9-1 urn 0,09 0,12 0,13 0,19 0,25 0,35 0,40 0,41 0,58 0,67 0,87 0,87 0,94 1,18 1,11 1,14 1,09 1,05 1,16 1,01 0,94 0,95 0,94 0,89 0,77 0,63 0,51 0,3-1 urn 1,21 1,65 1,80 2,56 3,28 4,48 5,21 5,45 7,55 8,72 11,00 11,09 12,04 14,66 14,06 14,61 14,02 13,60 14,59 13,17 12,25 12,30 12,03 11,34 9,89 8,19 6,72 glob.str. 1,76 2,39 2,46 3,50 4,38 5,98 6,82 6,95 9,64 11,02 13,93 13,91 15,03 18,38 17,51 18,17 17,41 16,85 18,17 16,32 15,19 15,34 15,09 14,30 12,55 10,42 8,60
- Page 1 and 2:
Koninklijk Nederlands Meteorologisc
- Page 3 and 4:
CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEE
- Page 5 and 6:
5 Runlengten - 69 Directe en diffus
- Page 7 and 8:
1 INLEIDING Bij gesprekken over het
- Page 9 and 10:
zonneschijn (uren) normalen 1951-19
- Page 11 and 12:
Meetresultaten komen in hoofdstuk 4
- Page 13 and 14:
De elektromagnetische golven worden
- Page 15 and 16:
itralingsenergie emitteren als abso
- Page 17 and 18:
waarbij ex de spectrale emissiefact
- Page 19 and 20:
de wisselwerking tussen licht en ma
- Page 21 and 22:
I n Figuur 2.7 Verzwakking van een
- Page 23 and 24:
26 Figuur 2.8 Rayleigh- en Mie-vers
- Page 25 and 26:
in het algemeen gekromd. De dichthe
- Page 27 and 28:
extinctiecoëfficiënt van de werke
- Page 29 and 30:
60- N 40- 20- rj M tl -hn Mm II IPM
- Page 31 and 32:
In veel berekeningen wordt de absor
- Page 33 and 34:
de luchtdruk (b.v. op grote hoogte)
- Page 35 and 36:
In figuur 2.12 zijn enige voorbeeld
- Page 37 and 38:
2.5 Inkomende langgolvige straling
- Page 39 and 40:
Pyrheliometers kunnen worden ingede
- Page 41 and 42:
principe in de orde van grootte van
- Page 43 and 44:
kortgolvige straling te reflecteren
- Page 45 and 46:
Figuur 3.6 Schema van de SONI-zonne
- Page 47 and 48:
Kipp en Zonen. Aanvankelijk met het
- Page 49 and 50:
Tabel 3.2 Overzicht van de zonnesch
- Page 51 and 52:
JUN I 17,74 I 17,91 II 17,26 JUL I
- Page 53 and 54:
zijn gegeven de, over 1961 t/m 1980
- Page 55 and 56:
uren 2000 1900 H 1800- 1700- 1600-
- Page 57 and 58:
EELDE uurvak jan feb mrt apr mei 4
- Page 59 and 60:
Tabel 4.5 Percentielen van etmaalso
- Page 61 and 62:
drempel MJnr 2 14 16 18 20 22 24 26
- Page 63 and 64:
Tabel 4.8 Gemiddeld aantal uren per
- Page 65 and 66: uurvak 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 1
- Page 67 and 68: drempelwaarde jan feb mrt apr mei j
- Page 69 and 70: OKT I II III NOV I DEC JAN FEB MRT
- Page 71 and 72: overeen met de waarden 20,61 MJ nr
- Page 73 and 74: EELDE uurvak jan feb nut apr mei ju
- Page 75 and 76: DE KOOY uurvak jan feb mrt apr mei
- Page 77 and 78: voor de overige vier stations in Wn
- Page 79 and 80: de meetgegevens aantonen. Voor dit
- Page 81 and 82: JAN FEB MRT APR MEI JUN JUL AUG SEP
- Page 83 and 84: ZUID-LIMBURG AMSTERDAM BERN STELLEN
- Page 85 and 86: In het winterhalfjaar is een maxima
- Page 87 and 88: 1.0 —| 1,0- 0,5 ~i o.o- 4 lU/Go)B
- Page 89 and 90: . 20 mei 1989 Ook dit was een onbew
- Page 91 and 92: d. 6 maart 1989 Dit was een zonnige
- Page 93 and 94: 5 MODELLEN, SCHUINE VLAKKEN EN SPEC
- Page 95 and 96: E 7cr 2 E =E AQ= a „ z (5.1) waar
- Page 97 and 98: JAN FEB MRT APR MRT JUN JUL AUG SEP
- Page 99 and 100: Hierin is a een constante, die verb
- Page 101 and 102: D/G = 1,0045 + 0,04349 G/Go - 3,522
- Page 103 and 104: - D, de diffuse straling D en de gl
- Page 105 and 106: — cos (6-B) cos 8 sin co' + -^rrC
- Page 107 and 108: G(y) = 0,408 - 0,323 y' + 0,384 y'
- Page 109 and 110: Hay en McKay (1988) concluderen in
- Page 111 and 112: was gemonteerd gaf de resultaten va
- Page 113 and 114: 30-8 11,62 4,32 6,92 0,38 8,30 2,51
- Page 115: Vlissingen. Ze zijn daarbij uitgega
- Page 119 and 120: Twee monochromatische lichtbronnen
- Page 121 and 122: 6 APPENDICES 6.1 Berekening van de
- Page 123 and 124: gemiddelde afstand Zon-Aarde die 14
- Page 125 and 126: gebeurt midden op de dag, waarvoor
- Page 127 and 128: wordt echter niet bij zonneënergie
- Page 129 and 130: Van azimut \\f en hoogte y naar uur
- Page 131 and 132: Deze waarden kunnen ook worden gevo
- Page 133 and 134: duurt 24 uur, dus per graad 24 /360
- Page 135 and 136: De waarde van e verloopt in het jaa
- Page 137 and 138: Tabel 6.4 Tijden van zonsopkomst en
- Page 139 and 140: Met algemeen geldende relaties 1 kJ
- Page 141 and 142: Emittantie, radiant exitance, spezi
- Page 143 and 144: In 1913 stelde dr. C.G. Abbott van
- Page 145 and 146: A e e c Tl e e X X n' v>" V K n p p
- Page 147 and 148: In chapter 4 the results are given
- Page 149 and 150: LITERATUUR 1. Inleiding Een element
- Page 151 and 152: air mass. Arch. Met. Geoph. Biokl.
- Page 153 and 154: condities (ISSO, 1986), waarin een
- Page 155 and 156: T.R.-642-1013. Solar Energy Researc
- Page 157 and 158: Jong, J.B.R.M. de (1980). Een karak
- Page 159 and 160: formules voor de berekening van zon
- Page 161 and 162: A TREFWOOR Absolute schaal 147 abso
- Page 163 and 164: p parallelcirkel 127-128 perihelium