Zonnestraling in Nederland - Knmi
Zonnestraling in Nederland - Knmi Zonnestraling in Nederland - Knmi
Fl'=Fn' +AF12'+CF13' F 2 ,=F 2r +AF 22 ,+ ^ F 23' (5.35) Tabel 5.1 Gereduceerde helderheidscoëfficiënten FJx' en F2x' behorend bij (5.35) als functie van £= (D+I) / D e klasse 1 2 3 4 5 6 7 8 e boven limiet 1,056 1,253 1,586 2,134 3,230 5,980 10,080 — F n' -0,011 -0,038 0,166 0,419 0,710 0,857 0,734 0,421 F 12' 0,748 1,115 0,909 0,646 0,025 -0,370 -0,073 -0,661 F ,; -0,080 -0,109 -0,179 -0,262 -0,290 -0,279 -0,228 0,097 F 2; -0,048 -0,023 0,062 0,140 0,243 0,267 0,231 0,119 F 22' 0,073 0,106 -0,021 -0,167 -0,511 -0,792 -1,180 -2,125 F 2; -0,024 -0,037 -0,050 -0,042 -0,004 0,076 0,199 0,446 De waarden van F ', Fp', F 3', F2', F27' en F23' staan als functie van e in tabel 5.1 gegeven. £ = (D+I)/D, waarbij D de diffuse straling op het horizontale vlak en I de directe straling loodrecht op de richting naar de Zon. Voor totaal bewolkt weer is I = 0 en e = 1. e valt dan in klasse 1 van tabel 5.1. Bij heldere hemel is D klein en kan e groter dan 10 worden, waardoor hij in klasse 8 terechtkomt. A = mD/I waarbij m de relatieve optische massa volgens formule (2.20) Io de straling aan de rand van de atmosfeer, verg. (5.8) Tenslotte a en c, die samenhangen met de ruimtehoek waaronder het schuine vlak en het horizontale vlak de circumsolaire straling "zien". Perez neemt voor de straal van de circumsolaire schijf 25° aan. a = 0,187xhcos0 e
Hay en McKay (1988) concluderen in het eindrapport van het IEA-modellenvergelijkingsproject, dat het Perezmodel kan worden aanbevolen om gebruikt te worden voor de berekening van uurwaarden van de straling op schuine vlakken. Ondanks het gebruik van empirische coëffciënten is het model algemeen toepasbaar en behoudt het zijn superioriteit bij een groot aantal vlakoriëntaties en klimaatcondities. Naast deze internationale vergelijking heeft Van den Brink (1987) dertien modellen getoetst - waaronder de modellen van Hay en Perez en enkele van Nederlandse origine - aan meetgegevens van verschillend georiënteerde vlakken in Cabauw (zie 5.3). Verder heeft hij met deze modellen berekeningen uitgevoerd aan actieve en passieve zonneënergiesystemen. De hoogste nauwkeurigheid werd in deze studie vertoond door het model van Perez (1987). Dit nieuwe vereenvoudigde Perezmodel wordt daarom aanbevolen voor gebruik in Nederland. Modellen voor tijden van een dag of langer. Er kunnen drie methoden worden gevolgd om dag- of langere tijdsgemiddelden van de diffuse straling op een schuin vlak te bepalen. Eén berekening per dag: Deze modellen sluiten de afhankelijkheid van de positie van de Zon uit, zoals bijvoorbeeld het isotrope model (5.30) dat alleen afhankelijk is van de hellingshoek. Uurlijkse berekeningen: Hierbij wordt één van de uurlijkse diffuse-stralingsmodellen gebruikt om de uurlijkse irradianties te berekenen en dan te sommeren om dagsommen voor het schuine vlak te krijgen. In het IEA-vergelijkingsproject is hiervoor het model van Gueymard (1987) gebruikt. Twee berekeningen voor dagdelen: Deze methode houdt de veronderstelling in dat D^D kan worden bepaald uit een lineaire interpolatie tussen de corresponderende waarden van het dagdeel, waarbinnen er alleen diffuse straling op het schuine vlak kan vallen en het dagdeel, waarbinnen naast de diffuse straling ook de directe straling het schuine vlak kan bereiken. Daarbij moeten de zenithoek van de Zon en de hoek van inval van de directe straling voor beide dagdelen bepaald worden. 5.2.3 De globale straling op een schuin vlak De uursommen van de globale straling op een schuin vlak zijn te bepalen door sommatie van de directe en diffuse bijdragen. Voor de eerste kan de exacte formule (5.26) gebruikt worden. Voor de diffuse straling het aanbevolen model van Perez (5.34) of dat van Gueymard (5.32 en 5.33). Voor gehele dagen of langere tijdschalen gaat het bij de berekening van de globale straling op een schuin vlak om de combinatie van een van de directe-stralingsmodellen met een van de diffuse-stralingmodellen, beide voor een dag of langer. Er kan ook een speciaal model voor de globale straling ontwikkeld worden, zoals is gedaan bij de berekening van de straling op schuine vlakken voor de European Solar Radiation Atlas (Palz, 1984). In dit grotendeels door Page en Krochmann ontwikkelde model wordt onderscheid gemaakt tussen tijdvakken met heldere hemel en bewolkte hemel. Voor een beschrijving van dat model wordt verwezen naar Page (1986). 5.2.4 De totale straling op een schuin vlak Berekening van de totale straling op schuine vlakken omvat niet alleen de stralingsfluxen van de hemel, maar ook die door reflectie aan het aardoppervlak en aan andere oppervlakken die "gezien" worden door het schuine vlak. Dit is een zeer complexe zaak, omdat de reflectie aan omliggende obstakels van plaats tot 113
- Page 57 and 58: EELDE uurvak jan feb mrt apr mei 4
- Page 59 and 60: Tabel 4.5 Percentielen van etmaalso
- Page 61 and 62: drempel MJnr 2 14 16 18 20 22 24 26
- Page 63 and 64: Tabel 4.8 Gemiddeld aantal uren per
- Page 65 and 66: uurvak 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 1
- Page 67 and 68: drempelwaarde jan feb mrt apr mei j
- Page 69 and 70: OKT I II III NOV I DEC JAN FEB MRT
- Page 71 and 72: overeen met de waarden 20,61 MJ nr
- Page 73 and 74: EELDE uurvak jan feb nut apr mei ju
- Page 75 and 76: DE KOOY uurvak jan feb mrt apr mei
- Page 77 and 78: voor de overige vier stations in Wn
- Page 79 and 80: de meetgegevens aantonen. Voor dit
- Page 81 and 82: JAN FEB MRT APR MEI JUN JUL AUG SEP
- Page 83 and 84: ZUID-LIMBURG AMSTERDAM BERN STELLEN
- Page 85 and 86: In het winterhalfjaar is een maxima
- Page 87 and 88: 1.0 —| 1,0- 0,5 ~i o.o- 4 lU/Go)B
- Page 89 and 90: . 20 mei 1989 Ook dit was een onbew
- Page 91 and 92: d. 6 maart 1989 Dit was een zonnige
- Page 93 and 94: 5 MODELLEN, SCHUINE VLAKKEN EN SPEC
- Page 95 and 96: E 7cr 2 E =E AQ= a „ z (5.1) waar
- Page 97 and 98: JAN FEB MRT APR MRT JUN JUL AUG SEP
- Page 99 and 100: Hierin is a een constante, die verb
- Page 101 and 102: D/G = 1,0045 + 0,04349 G/Go - 3,522
- Page 103 and 104: - D, de diffuse straling D en de gl
- Page 105 and 106: — cos (6-B) cos 8 sin co' + -^rrC
- Page 107: G(y) = 0,408 - 0,323 y' + 0,384 y'
- Page 111 and 112: was gemonteerd gaf de resultaten va
- Page 113 and 114: 30-8 11,62 4,32 6,92 0,38 8,30 2,51
- Page 115 and 116: Vlissingen. Ze zijn daarbij uitgega
- Page 117 and 118: in de atmosfeer beter verstrooid da
- Page 119 and 120: Twee monochromatische lichtbronnen
- Page 121 and 122: 6 APPENDICES 6.1 Berekening van de
- Page 123 and 124: gemiddelde afstand Zon-Aarde die 14
- Page 125 and 126: gebeurt midden op de dag, waarvoor
- Page 127 and 128: wordt echter niet bij zonneënergie
- Page 129 and 130: Van azimut \\f en hoogte y naar uur
- Page 131 and 132: Deze waarden kunnen ook worden gevo
- Page 133 and 134: duurt 24 uur, dus per graad 24 /360
- Page 135 and 136: De waarde van e verloopt in het jaa
- Page 137 and 138: Tabel 6.4 Tijden van zonsopkomst en
- Page 139 and 140: Met algemeen geldende relaties 1 kJ
- Page 141 and 142: Emittantie, radiant exitance, spezi
- Page 143 and 144: In 1913 stelde dr. C.G. Abbott van
- Page 145 and 146: A e e c Tl e e X X n' v>" V K n p p
- Page 147 and 148: In chapter 4 the results are given
- Page 149 and 150: LITERATUUR 1. Inleiding Een element
- Page 151 and 152: air mass. Arch. Met. Geoph. Biokl.
- Page 153 and 154: condities (ISSO, 1986), waarin een
- Page 155 and 156: T.R.-642-1013. Solar Energy Researc
- Page 157 and 158: Jong, J.B.R.M. de (1980). Een karak
Fl'=Fn' +AF12'+CF13'<br />
F 2 ,=F 2r +AF 22 ,+ ^ F 23'<br />
(5.35)<br />
Tabel 5.1 Gereduceerde helderheidscoëfficiënten FJx' en F2x' behorend bij (5.35) als<br />
functie van £= (D+I) / D<br />
e<br />
klasse<br />
1<br />
2<br />
3<br />
4<br />
5<br />
6<br />
7<br />
8<br />
e<br />
boven limiet<br />
1,056<br />
1,253<br />
1,586<br />
2,134<br />
3,230<br />
5,980<br />
10,080<br />
—<br />
F n'<br />
-0,011<br />
-0,038<br />
0,166<br />
0,419<br />
0,710<br />
0,857<br />
0,734<br />
0,421<br />
F 12'<br />
0,748<br />
1,115<br />
0,909<br />
0,646<br />
0,025<br />
-0,370<br />
-0,073<br />
-0,661<br />
F ,;<br />
-0,080<br />
-0,109<br />
-0,179<br />
-0,262<br />
-0,290<br />
-0,279<br />
-0,228<br />
0,097<br />
F 2;<br />
-0,048<br />
-0,023<br />
0,062<br />
0,140<br />
0,243<br />
0,267<br />
0,231<br />
0,119<br />
F 22'<br />
0,073<br />
0,106<br />
-0,021<br />
-0,167<br />
-0,511<br />
-0,792<br />
-1,180<br />
-2,125<br />
F 2;<br />
-0,024<br />
-0,037<br />
-0,050<br />
-0,042<br />
-0,004<br />
0,076<br />
0,199<br />
0,446<br />
De waarden van F ', Fp', F 3', F2', F27' en F23' staan als functie van e <strong>in</strong> tabel 5.1 gegeven.<br />
£ = (D+I)/D, waarbij D de diffuse stral<strong>in</strong>g op het horizontale vlak en I de directe stral<strong>in</strong>g<br />
loodrecht op de richt<strong>in</strong>g naar de Zon. Voor totaal bewolkt weer is I = 0 en e = 1. e valt<br />
dan <strong>in</strong> klasse 1 van tabel 5.1. Bij heldere hemel is D kle<strong>in</strong> en kan e groter dan 10<br />
worden, waardoor hij <strong>in</strong> klasse 8 terechtkomt.<br />
A = mD/I<br />
waarbij m de relatieve optische massa volgens formule (2.20)<br />
Io de stral<strong>in</strong>g aan de rand van de atmosfeer, verg. (5.8)<br />
Tenslotte a en c, die samenhangen met de ruimtehoek waaronder het schu<strong>in</strong>e vlak en het<br />
horizontale vlak de circumsolaire stral<strong>in</strong>g "zien". Perez neemt voor de straal van de<br />
circumsolaire schijf 25° aan.<br />
a = 0,187xhcos0<br />
e