Zonnestraling in Nederland - Knmi

Zonnestraling in Nederland - Knmi Zonnestraling in Nederland - Knmi

29.08.2013 Views

waarin Ds de diffuse straling op het schuine vlak, D de diffuse straling op het horizontale vlak, p de hellingshoek van het schuine vlak. De isotropieveronderstelling kan echter tot grote fouten leiden (Dave, 1977), daar volledige isotropie alleen onder zwaar of totaal bewolkte omstandigheden wordt gevonden. Bij onbewolkte of gedeeltelijk bewolkte hemel, of bij dunne sluierbewolking, is de verdeling zeer anisotroop. Er zijn veel modellen in de literatuur te vinden die een methode geven voor de berekening van de uurlijkse diffuse straling op een schuin vlak. In het vergelijkingsonderzoek van de IEA (Hay en Mc Kay, 1988) worden er twintig genoemd en met elkaar vergeleken. Hier zullen we ons beperken tot de vier die als beste uit de bus kwamen. Hay (1979) veronderstelde dat alle anisotrope diffuse straling circumsolair is. Hij definieerde een "anisotropie index", die de hoeveelheid diffuse straling bepaalt welke als anisotroop kan worden beschouwd. De anisotropie index is de verhouding I/Io van de normaal invallende directe straling I tot de normaal invallende directe straling zonder atmosfeer Io. Omdat I afhangt van turbiditeit en bewolking is ook de anisotropie index een functie van turbiditeit en bewolking. Het resultaat van Hay is: Ds IcosG f l\ 1+cosP IcosC l l ' 2 o (5.31) Hierin is de eerste term tussen rechte haken het anisotrope circumsolaire deel en de tweede term tussen rechte haken het isotrope deel. Bij totaal bewolkte hemel is I = 0; formule (5.31) geeft dan aan dat alle straling isotrope straling is, hij wordt dan identiek aan (5.30). Met afnemende turbiditeit en bewolking, dus toenemende I, wordt de circumsolaire, anisotrope component groter. Gueymard (1987) heeft een functie ontwikkeld waarin de fD is uitgedrukt in de zonshoogte y, de hoek van inval 0, de hellingshoek van het schuine vlak P en de doorschijnendheid ("opacity") van de wolken N t. Hij leidde een uitdrukking af voor onbewolkte hemel en voor totaal bewolkte hemel. De fD voor gedeeltelijk bewolkte hemel wordt dan een gewogen som van de radianties bij heldere en totaal bewolkte hemel volgens: f D=O- N p,) f D0 + N p. f Dl N t de doorschijnendheid van de bewolking, fm de D^D bij onbewolkte hemel, fD1 de D^D bij totaal bewolkte hemel ^ = exp f a0 + aj cos 6 + ^ cos 2 9 + ^ cos 3 9 j + F(p) G(y) (5.32) a0 = - 0,897 - 3,364 y' + 3,960 y' 2 - 1,909 y' 3 &1 = 4,448 - 12,962 y' + 34,601 y' 2 - 48,784 y' 3 + 27,511 y' 4 a2 = 2,770 + 9,164 y' - 18,876 y' 2 + 23,776 y' 3 - 13,014 y' 4 a3 = 0,312 - 0,217 y' - 0,805 y' 2 + 0,318-y' 3 waarin y' = 0,01 y (in graden) F(P) = (1 - 0,2249 sin 2 P + 0,1231 sin 2p + 0,0342 sin 4P) / 0,7751 110

G(y) = 0,408 - 0,323 y' + 0,384 y' 2 - 0,170 y' 3 fD,=0.5(l,co,P)-^" (533, 1 + 2b waarin b = 0,5 + N t. Een moeilijkheid blijft de invoer van de parameter N t. Gueymard heeft op basis van metingen in Montreal een verband afgeleid tussen N t en de hoeveelheid hoge bewolking. Aangezien de laatste grootheid meestal niet bekend is, relateert Gueymard N t ook aan de relatieve zonneschijnduur S/So: N t = 1 - S/So. Als ook S/So niet bekend is, kan N t bepaald worden uit D/G N t = max{min(Y, 1), 0} met Y = 6,6667 D/G - 1,4167 als D/G < 0,227 en Y = 1,2121 D/G - 0,1758 als D/G > 0,227 Een voorbeeld: Stel D/G = 0,143 (uit formule 5.20). Dit is kleiner dan 0,227, dus Y = 6,6667 . 0,143 - 1,4167 = -0,46. Het minimum van Y en 1 is -0,46; het maximum van -0,46 en 0 is 0 dus N t = 0. Stel D/G = 0,5. Dat is groter dan 0,227, dus Y = 1,2121 . 0,5 - 0,1758 = 0,43. Het minimum van Y en 1 is 0,43; het maximum van 0,43 en 0 is 0,43, dus N t = 0,43. Stel D/G = 1. Dat is groter dan 0,227, dus Y = 1,2121 - 0,175$ = 1,04. Het minimum van Y en 1 is 1; het maximum van 1 en 0 is 1, dus N t = 1. N t loopt van 0 bij lage waarden van D/G tot 1 bij hoge waarden van D/G, dus bij veel bewolking. Perez (1983, 1986) bracht de circumsolaire straling en de grotere helderheid aan de horizon in rekening door beide te superponeren op de isotrope hemelstraling. Wanneer de radiantie van de isotrope hemel L wordt genoemd, is de circumsolaire straling Fj L en de radiantie van de band langs de horizon F2 L. De zogenoemde helderheidscoëfficiënten Fj en F2 zijn uit een groot aantal metingen bepaald als functie van de zenithoek van de Zon £, van de diffuse straling op het horizontale vlak D en van 8 = (D+I)/D. In deze eerste versie heeft het Perezmodel 420 empirische coëfficiënten nodig om de diffuse straling op een schuin vlak te berekenen. In een tweede versie bracht Perez (1987) het aantal empirische coëfficiënten terug tot 48 en introduceerde hij gereduceerde helderheidscoëfficiënten F/ en F2' om de berekeningen geschikt te maken voor een personal computer, zonder aan de nauwkeurigheid van het model afbreuk te doen. Volgens Perez (1987) is dan: D a fD = -^-=0,5(l+cosP)(l-F1') + F1'-+F2' sinp (5.34) waarbij: 111

waar<strong>in</strong><br />

Ds de diffuse stral<strong>in</strong>g op het schu<strong>in</strong>e vlak,<br />

D de diffuse stral<strong>in</strong>g op het horizontale vlak,<br />

p de hell<strong>in</strong>gshoek van het schu<strong>in</strong>e vlak.<br />

De isotropieveronderstell<strong>in</strong>g kan echter tot grote fouten leiden (Dave, 1977), daar volledige<br />

isotropie alleen onder zwaar of totaal bewolkte omstandigheden wordt gevonden. Bij onbewolkte<br />

of gedeeltelijk bewolkte hemel, of bij dunne sluierbewolk<strong>in</strong>g, is de verdel<strong>in</strong>g zeer<br />

anisotroop.<br />

Er zijn veel modellen <strong>in</strong> de literatuur te v<strong>in</strong>den die een methode geven voor de bereken<strong>in</strong>g<br />

van de uurlijkse diffuse stral<strong>in</strong>g op een schu<strong>in</strong> vlak. In het vergelijk<strong>in</strong>gsonderzoek van de IEA<br />

(Hay en Mc Kay, 1988) worden er tw<strong>in</strong>tig genoemd en met elkaar vergeleken. Hier zullen we<br />

ons beperken tot de vier die als beste uit de bus kwamen.<br />

Hay (1979) veronderstelde dat alle anisotrope diffuse stral<strong>in</strong>g circumsolair is. Hij def<strong>in</strong>ieerde<br />

een "anisotropie <strong>in</strong>dex", die de hoeveelheid diffuse stral<strong>in</strong>g bepaalt welke als<br />

anisotroop kan worden beschouwd. De anisotropie <strong>in</strong>dex is de verhoud<strong>in</strong>g I/Io van de normaal<br />

<strong>in</strong>vallende directe stral<strong>in</strong>g I tot de normaal <strong>in</strong>vallende directe stral<strong>in</strong>g zonder atmosfeer Io.<br />

Omdat I afhangt van turbiditeit en bewolk<strong>in</strong>g is ook de anisotropie <strong>in</strong>dex een functie van<br />

turbiditeit en bewolk<strong>in</strong>g. Het resultaat van Hay is:<br />

Ds IcosG f l\ 1+cosP<br />

IcosC l l ' 2<br />

o<br />

(5.31)<br />

Hier<strong>in</strong> is de eerste term tussen rechte haken het anisotrope circumsolaire deel en de tweede<br />

term tussen rechte haken het isotrope deel.<br />

Bij totaal bewolkte hemel is I = 0; formule (5.31) geeft dan aan dat alle stral<strong>in</strong>g isotrope<br />

stral<strong>in</strong>g is, hij wordt dan identiek aan (5.30). Met afnemende turbiditeit en bewolk<strong>in</strong>g, dus<br />

toenemende I, wordt de circumsolaire, anisotrope component groter.<br />

Gueymard (1987) heeft een functie ontwikkeld waar<strong>in</strong> de fD is uitgedrukt <strong>in</strong> de zonshoogte<br />

y, de hoek van <strong>in</strong>val 0, de hell<strong>in</strong>gshoek van het schu<strong>in</strong>e vlak P en de doorschijnendheid<br />

("opacity") van de wolken N t.<br />

Hij leidde een uitdrukk<strong>in</strong>g af voor onbewolkte hemel en voor totaal bewolkte hemel. De fD<br />

voor gedeeltelijk bewolkte hemel wordt dan een gewogen som van de radianties bij heldere<br />

en totaal bewolkte hemel volgens:<br />

f D=O- N p,) f D0 + N p. f Dl<br />

N t de doorschijnendheid van de bewolk<strong>in</strong>g,<br />

fm de D^D bij onbewolkte hemel,<br />

fD1 de D^D bij totaal bewolkte hemel<br />

^ = exp f a0 + aj cos 6 + ^ cos 2 9 + ^ cos 3 9 j + F(p) G(y) (5.32)<br />

a0 = - 0,897 - 3,364 y' + 3,960 y' 2 - 1,909 y' 3<br />

&1 = 4,448 - 12,962 y' + 34,601 y' 2 - 48,784 y' 3 + 27,511 y' 4<br />

a2 = 2,770 + 9,164 y' - 18,876 y' 2 + 23,776 y' 3 - 13,014 y' 4<br />

a3 = 0,312 - 0,217 y' - 0,805 y' 2 + 0,318-y' 3<br />

waar<strong>in</strong> y' = 0,01 y (<strong>in</strong> graden)<br />

F(P) = (1 - 0,2249 s<strong>in</strong> 2 P + 0,1231 s<strong>in</strong> 2p + 0,0342 s<strong>in</strong> 4P) / 0,7751<br />

110

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!