2002 - Historisch Centrum Overijssel
2002 - Historisch Centrum Overijssel
2002 - Historisch Centrum Overijssel
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Honderd jaar<br />
Zwolse interieurs<br />
19e jaargang <strong>2002</strong> nummer 1 - € 5,75
Annèt Bootsmavan<br />
Hulten en<br />
Wim Huijsmans<br />
(Collectie HCO)<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Groeten uit Zwolle<br />
Ansichtkaart Zwolland<br />
Poststempel 8 januari 1930<br />
'In haast.<br />
Lieve Lien, Juist toen ik de brief aan jou gepost had,<br />
vond ik thuis je briefkaart, waarvoor hartelijk dank.<br />
'k Zal zorgen present te zijn om je intocht hier mee te<br />
maken, 'k Vind 't heel prettig [dat] je komt en ook<br />
m'n ouders hopen je gauw te zien. Watje bezorgdheid<br />
voor vervoermiddel betreft is in orde, we hebben<br />
een geregelde busdienst. Volgende week wordt hier<br />
de brug geopend en begint voor 't eerst hier 't klokkenspel<br />
te spelen, 't Lijkt me bar leuk, 'k zit bijna<br />
onder de toren, dus hooren kan ik 't wel. Misschien<br />
komt er nog wel een feest hier. Adieu Lien tot zondag.<br />
Hart. gr. aan je ouders en jij een z. v. Stien.'<br />
Op 2 oktober 2001 verbleven kroonprins Willem-<br />
Alexander en Maxima tijdens hun bezoek aan<br />
<strong>Overijssel</strong> enige uren in Zwolle. In september 1928<br />
was de koninklijke familie hier ook. Koningin<br />
Wilhelmina, prins Hendrik en prinses Juliana<br />
brachten toen een bezoek aan de grote provinciale<br />
landbouwtentoonstelling 'Zwolland'. Op de kaart<br />
wordt de koningin welkom geheten.<br />
De ansicht is verzonden door Stien Eelsingh<br />
(1903-1964), de schilderes, aan Lien Heerma van<br />
Voss. Lien en Stien waren op dat moment allebei<br />
met een jongen Stroink verloofd, de broers Fokko<br />
en Herbert. Lien trouwde ook daadwerkelijk met<br />
Fokko; Stien zou haar verloving een paar jaar later<br />
verbreken. Stiens vader was hoffotograaf - vandaar<br />
deze kaart?- en had een zaak in de Kamperstraat.<br />
Stien had zelf een atelier aan de Ossenmarkt,<br />
dus inderdaad bijna onder de Peperbus.<br />
Het carillon werd gefinancierd met geld dat was<br />
overgebleven na de bouw van de (eerste) IJsselbrug,<br />
die op 15 januari 1930 werd geopend. Het<br />
carillon zou uiteindelijk pas op 10 april 1931 voor<br />
het eerst zijn klanken over de stad uitstorten.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Redactioneel Inhoud<br />
Voor u ligt het eerste nummer van de negentiende<br />
jaargang van het Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift. Na<br />
ruim tien jaar vonden bestuur en redactie het tijd<br />
om het tijdschrift in een nieuw jasje te steken. De<br />
oproep om te komen tot een logo voor de Zwolse<br />
<strong>Historisch</strong>e Vereniging is daartoe indirect de aanleiding<br />
geweest; bestuurslid Miriam Schneiders<br />
licht dit verder toe.<br />
De Open Monumentendag 2001 had als thema<br />
'Wonen'. De fototentoonstelling die de Zwolse<br />
<strong>Historisch</strong>e Vereniging in dit kader in september<br />
2001 in de Grote Kerk organiseerde, bood zoveel<br />
moois dat de redactie besloot om een selectie hieruit<br />
te publiceren in het tijdschrift. De foto's worden<br />
van commentaar voorzien door Jeanine Otten<br />
en Dirk Baaiman. Niet als voyeurs, kijkend naar<br />
'het bankstel van Mien en haar dressoir met plastic<br />
rozen' (Sonneveld), maar als deskundigen<br />
geven zij in twee artikelen tekst en uitleg bij diverse<br />
Zwolse interieurs. Het zal de lezer wellicht doen<br />
besluiten bij een komende opruimwoede wat<br />
terughoudender te zijn.<br />
De ansicht en het Zwolse glazenmakersgilde<br />
hebben iets gemeenschappelijks. Niet alleen is een<br />
van de auteurs bij beide artikelen betrokken, er is<br />
beide keren sprake van een schilder. Adrianus<br />
Hulsbergen penseelde zichzelf en de overige leden<br />
van het glazenmakersgilde in 1807, terwijl de<br />
bekende Zwolse schilderes Stien Eelsingh in 1930<br />
de afgedrukte ansichtkaart verstuurde. Wie de<br />
'mystery guest' met de hoge zwarte hoed op het<br />
schilderij van Hulsbergen zou kunnen zijn, wordt<br />
ragfijn ontrafeld. Het tijdschrift besluit met een<br />
tweetal boekbesprekingen.<br />
De mededelingen van het bestuur worden zeer<br />
ter lezing aanbevolen, want er vallen binnenkort<br />
weer fraaie prijzen te winnen. Hou in elk geval de<br />
Zwolse Courant van 27 april aanstaande en de<br />
website van de Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging in<br />
de gaten! Veel leesplezier.<br />
Groeten uit Zwolle Annèt Bootsma-van Hulten en Wim Huijsmans 2<br />
Nieuw omslag Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift Miriam Schneiders 4<br />
Honderd jaar Zwolse wooninterieurs Jeanine Otten 5<br />
Zwolse interieurs nader bekeken Dirk Baaiman 14<br />
Het Zwolse glazenmakersgilde in 1807<br />
Wim Huijsmans, Otto Schutte, Jean Streng 24<br />
Boekbesprekingen 28<br />
Mededelingen 33<br />
Auteurs 34<br />
Omslag: Studeerkamer van Anna Maria van Gilse, Thorbeckegracht 28,<br />
ca. 1910 -1915 (foto P.H.G. van Gilse, collectie HCO)
Miriam Schneiders<br />
Silhouet van de omslag<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Nieuw omslag Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift<br />
Vermoedelijk is het u direct opgevallen: het<br />
Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift heeft een<br />
nieuw jasje. Alleen de omslag is veranderd,<br />
u zult de gebruikelijke rubrieken in de vertrouwde<br />
lay-out aantreffen.<br />
De indirecte aanleiding tot deze verandering<br />
was de oproep tot deelname aan een prijsvraag<br />
van drie jaar geleden. Gevraagd werd een logo te<br />
ontwerpen, waarin het karakter van zowel de<br />
Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging als de stad Zwolle<br />
duidelijk herkenbaar naar voren zou komen. Een<br />
jury, samengesteld uit leden van het bestuur en de<br />
redactie bijgestaan door deskundige externe adviseurs,<br />
zou uit de binnengekomen inzendingen een<br />
keuze maken. Goede en minder goede ontwerpen<br />
werden beoordeeld. Toch besloot de jury geen van<br />
de inzendingen te honoreren. De plannen lagen<br />
vervolgens stil tot we vorig jaar contact hebben<br />
opgenomen met Ontwerpburo Thijs Verster<br />
(sinds 1 januari <strong>2002</strong> bekend onder de nieuwe<br />
naam Buro 1 Hoog). We kwamen bij Thijs Verster<br />
terecht omdat hij de ontwerper bleek te zijn van<br />
het opmerkelijke silhouet van de stad Zwolle, aangebracht<br />
op de gele omleidingsborden die bij gelegenheid<br />
in de stad - de laatste jaren dus veelvuldig<br />
- geplaatst worden. Thijs had er geen moeite mee<br />
dit ontwerp af te staan aan onze vereniging. Het<br />
siert nu het briefpapier van de Zwolse <strong>Historisch</strong>e<br />
Vereniging. Verster was tevens bereid het silhouet<br />
zo aan te passen dat het geschikt was voor de<br />
omslag van het Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift. In<br />
het silhouet zijn ondermeer duidelijk herkenbaar<br />
de IJsselspoorbrug, de Mastenbroekerbrug, de<br />
Peperbustoren, het stadhuis, de Sassenpoort en<br />
molen de Passiebloem. We zijn het tegenwoordige<br />
Buro 1 Hoog zeer erkentelijk voor het gebruik van<br />
dit silhouet. Onze vaste opmaker Ger Bomans van<br />
Different Design Deventer heeft de verdere uitwerking<br />
ter hand genomen. Het resultaat is een<br />
verrassende vormgeving waarmee we het jaar<br />
<strong>2002</strong> starten en waarvan we hopen dat u er net zo<br />
tevreden mee bent als wij.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Honderd jaar Zwolse wooninterieurs<br />
De Open Monumentendag in het weekend<br />
van 8 en 9 september 2001, speelde zich af<br />
rond het thema wonen. Het thema had als<br />
titel 'Huis en haard: monumenten van het<br />
wonen'. Aanleiding voor dit onderwerp was het<br />
feit dat de Woningwet in 2001 honderd jaar<br />
bestond. Tevens sloot de Open Monumentendag<br />
aan bij de Manifestatie <strong>Historisch</strong> Interieur 2001,<br />
een initiatief vanuit de rijksoverheid dat op grote<br />
schaal aandacht vraagt voor het beheer en het<br />
behoud van het historische wooninterieur.<br />
In het kader van het thema 'Huis en haard'<br />
waren op Open Monumentendag 2001 in diverse<br />
plaatsen veel soorten panden opengesteld die<br />
gebouwd zijn om in te wonen, variërend van villa's,<br />
grachtenpanden en hofjes tot kloosters, weeshuizen<br />
en woonboten. Soms waren het woningen<br />
waar tevens gewerkt werd, bijvoorbeeld een boerderij,<br />
een burgemeesterswoning of een ander<br />
soort dienstwoning. In andere gevallen kon het<br />
gaan om tijdelijk wonen zoals in een logement of<br />
herberg, om buiten wonen, wonen in luxe, of<br />
wonen in het groen. Arbeiderswoningen en sociale<br />
woningbouw hadden eveneens een belangrijke<br />
plaats in het thema.<br />
Er zijn nog heel wat ongeschonden zestiendeen<br />
zeventiende-eeuwse interieurs. Vooral in kastelen<br />
en buitenverblijven is vaak eeuwenlang weinig<br />
of niets aan de inrichting veranderd. Originele<br />
negentiende-eeuwse interieurs van woonhuizen<br />
zijn al moeilijker te vinden en huiskamers uit de<br />
jaren dertig of vijftig van de twintigste eeuw al<br />
helemaal. In Zwolle bestaat voor zover bekend één<br />
ongeschonden kamer uit de jaren vijftig: een<br />
kamertje in het Vrouwenhuis aan de Korte Kamperstraat.<br />
Fototentoonstelling 'Honderd jaar Zwolse wooninterieurs'<br />
Juist foto's van het gewone wooninterieur roepen<br />
een tijdsbeeld op en kunnen een visie geven op<br />
hoe mensen in een bepaalde tijd leven (of leefden).<br />
Wie herinnert zich bijvoorbeeld niet de verschillende<br />
trends in het wonen van de tweede helft<br />
van de twintigste eeuw, zoals de niervormige bijzettafeltjes<br />
en 'Picasso'-gordijnen uit de jaren vijftig,<br />
het nostalgische interieur met spulletjes uit<br />
grootmoeders tijd uit de jaren zeventig of het<br />
zakelijke interieur met chromen buisstoelen en<br />
tafels uit de jaren negentig?<br />
In mei 2001 vatte het bestuur van de Zwolse<br />
<strong>Historisch</strong>e Vereniging (ZHV) daarom het plan<br />
op om op Open Monumentendag 8 september<br />
2001 in de Grote Kerk een tentoonstelling van<br />
Zwolse wooninterieurs te organiseren. Door middel<br />
van folders en oproepen in de Zwolse Courant<br />
en huis-aan-huisbladen werden de inwoners van<br />
Zwolle opgeroepen om vóór 1 augustus één of<br />
meer foto's van hun wooninterieur in te sturen.<br />
Het mochten nieuwe maar ook oude foto's zijn,<br />
foto's van woonkamers, keukens, eetkamers,<br />
slaapkamers, studeerkamers, badkamers en kinderkamers.<br />
Ongeveer 50 foto's werden ingezonden.<br />
Het <strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong> (HCO)<br />
vulde deze aan met 30 foto's uit eigen collectie.<br />
Veiligheidshalve werden voor de tentoonstelling<br />
in de Grote Kerk van alle foto's digitale fotokopieën<br />
gemaakt. Eigenlijk zou de expositie maar<br />
één dag, namelijk alleen op Open Monumentendag,<br />
te zien zijn, maar tot verrassing en blijdschap<br />
van de ZHV en het HCO gaf de koster van de Grote<br />
Kerk toestemming de expositie tot en met 7<br />
oktober 2001 te laten duren.<br />
De 80 foto's op de tentoonstelling gaven een beeld<br />
van de inrichting van Zwolse woningen in de afge-<br />
Jeanine Otten
lopen honderd jaar. Foto's uit 1916-1918 toonden<br />
het interieur van Naftali Herman Frank, de eerste<br />
chirurg in Zwolle, wonend op Eekwal 31 (nu het<br />
makelaarskantoor De Graaf Van Vilsteren BV); de<br />
jongste uit juli 2001 lieten de inrichting van twee<br />
studentenkamers zien. Bijzonder waren twee<br />
series foto's: één uit 1956 van elk vertrek van een<br />
woonhuis in de Lijsterbesstraat, bedoeld om een<br />
tante in Venezuela op de hoogte te stellen van de<br />
inrichting van de nieuwe woning (zie het artikel<br />
van Dirk Baaiman), en één van een interieur aan<br />
de Herenweg 14, dat zowel in 1927 als in 2001 is<br />
gefotografeerd: dezelfde meubels staan nog op<br />
dezelfde plaats, de huidige bewoner is de kleindochter<br />
van degene die in 1927 zowel het huis als<br />
de meubels heeft ontworpen. In het hiernavolgende<br />
zullen de interieurfoto's van Eekwal 31 uit 1916-<br />
1918, van Herenweg 14 uit 1927-2001 en Thorbeckegracht<br />
28 uit 1915 nader toegelicht worden.<br />
Aanklachtfoto's<br />
Op de tentoonstelling waren vooral interieurfoto's<br />
van de 'gegoede en gewone burgerij' te zien.<br />
Deze had vanaf het begin van de twintigste eeuw<br />
geld om foto's van het interieur te laten maken of<br />
om zelf over een fotocamera te beschikken. Toch<br />
zijn interieurfoto's over het algemeen zeldzaam.<br />
Dit is ook de reden waarom vooroorlogse interieurfoto's<br />
van arbeiderswoningen zeer weinig op<br />
de tentoonstelling te zien waren en foto's van het<br />
interieur van krotwoningen geheel ontbraken.<br />
Anders dan in sommige andere steden in Nederland<br />
zijn in Zwolle in het verleden geen 'aanklachtfoto's'<br />
gemaakt van het interieur van onbewoonbare<br />
sloppen en kelderwoningen. In dit verband<br />
is het opmerkelijk dat C.J.J. Schaepman,<br />
directeur van de Zwolse azijn- en kaarsenfabriek<br />
'De Ster' en medeoprichter van de Zwolse Amateurfotografen<br />
Vereniging, in de jaren 1925-1935<br />
een serie foto's heeft gemaakt van ellendige woonomstandigheden.<br />
Schaepman fotografeerde<br />
(krot)woningen in het Achterom, op het Eiland,<br />
aan het Klein Grachtje en de houten noodwoningen<br />
aan de Vermeerstraat, met als contrast de pas<br />
verrezen nieuwbouwprojecten van de gemeente<br />
Zwolle, van Zwolse woningbouwverenigingen als<br />
Openbaar Belang, Beter Wonen, Providentia,<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Sint-Joseph, de Algemene Zwolse Coöperatieve<br />
Woningbouwvereniging en van particulieren. In<br />
die jaren werd in Zwolle hard gewerkt aan de verbetering<br />
van de volkshuisvesting door het afbreken<br />
van krotwoningen en het bouwen van woningen<br />
voor minder draagkrachtigen. Of de foto's<br />
van Schaepman van onbewoonbare woningen als<br />
'aanklachtfoto's' zijn bedoeld, of dat Schaepman<br />
datgene wilde vastleggen wat verdwijnen zou, is<br />
helaas niet bekend.<br />
Eekwal 31, omstreeks 1916-1918<br />
Van ongeveer 1898 tot 1920 woonde Naftali Herman<br />
Frank (geboren Veendam 2 mei 1860, overleden<br />
Montreux na 1920) op Eekwal 31. Naftali was<br />
de eerste chirurg in Zwolle. Hij was gehuwd met<br />
Charlotte Sara Spanjaard (geboren 1869), het<br />
echtpaar kreeg drie dochters: Dina Henriëtte<br />
(geboren 3 april 1891, overleden 1 september 1900),<br />
Lenie (geboren 31 januari 1893) die na haar huwelijk<br />
in 1914 naar Boekarest verhuisde, en Dora<br />
Hermanna Charlotte (geboren 18 augustus 1901).<br />
Afbeelding 1: foto voorzijde Eekwal 31. Het huis<br />
zelf is een prachtig voorbeeld van de negen tiendeeeuwse<br />
villabouw langs de Zwolse stadsgracht.<br />
Nadat Zwolle vanaf 1790 niet langer vestingstad<br />
was, werden de stadspoorten in de loop van de<br />
negentiende eeuw afgebroken, de stadsmuren<br />
geslecht en de bolwerken 'omgetoverd' in 'stadswandelingen'.<br />
Langs de stadsgracht verrezen<br />
imposante stadsvilla's voor notabelen. Bij de verbreding<br />
van de weg in 1918 sneuvelden de bomen<br />
en kwam de weg vlak langs Eekwal 31 te liggen.<br />
Afbeelding 2: foto studeerkamer. In de boekenkast<br />
staan behalve boeken twee portretfotootjes en<br />
een langwerpige groepsfoto met heel veel heren<br />
(waarschijnlijk medici op een NMG-congres).<br />
Tegen de planken van de boekenkast zijn met<br />
meubelnagels strookjes textiel gespijkerd, zodat er<br />
niet te veel stof op de boeken komt. Rechts naast<br />
de boekenkast een groot olieverfschilderij met een<br />
figuur met een kelk (?) in zijn handen. Onder het<br />
schilderij is een met een motief bedrukte wandbespanning<br />
te zien. Twee leren fauteuils en een klein<br />
rond tafeltje waarop een bosje narcissen en asbakken<br />
met een doosje zwaluw-lucifers staan klaar<br />
voor de rokers. De kolenkachel wordt afge-
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Afbeelding 1: voorzijde<br />
Eekwal^i, omstreeks<br />
1917 (particuliere collectie)<br />
Afbeelding 2: studeerkamer<br />
Eekwal 31,<br />
omstreeks 1917 (particuliere<br />
collectie)
Afbeeldingy. damessalon<br />
Eekw al 31,<br />
omstreeks 191J (particuliere<br />
collectie)<br />
Afbeelding 4: serre<br />
Eekwal^i, omstreeks<br />
1917 (particuliere collectie)<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
schermd door een in het midden scharnierend<br />
tweedelig haardscherm met glazen panelen. Erop<br />
staat een waterketel. Boven de schouw hangt een<br />
spiegel, op de schouw staan een klok, twee kandelaars<br />
en een viertal portretfotootjes.<br />
Afbeelding3: foto damessalon. Gordijnen markeren<br />
de overgang naar de salon en de serre. Links<br />
in de hoek staat een piano waarop portretfotootjes<br />
en een vaasje met tulpen staan. Vijf fauteuils en<br />
een stoel staan in een cirkel opgesteld. In het midden<br />
staat een rond tafeltje op ranke pootjes. Erop<br />
staat een klein bloemenvaasje op een kleedje en<br />
een doosje. Rechts bevindt zich een venster. In de<br />
toegang naar de serre hangen vitrages. Op de achtergrond<br />
zien we door de vensters van de serre een<br />
schip in de stadsgracht met daarachter de schoorpalen<br />
voor het vee op de Beestenmarkt (nu Harm<br />
Smeengekade).<br />
Afbeelding 4: foto serre. De foto's van de<br />
damessalon en de serre zijn op dezelfde dag genomen.<br />
Dat is te zien aan dezelfde vaas met tulpen<br />
die zowel op de piano in de salon als op het tafeltje<br />
in de serre figureert. De inrichting van de serre<br />
doet exotisch aan door de jaloezieën, de vier rotan<br />
stoelen en de elektrische bamboe hanglamp.<br />
Rechts in het hoekje staat een piëdestal met een<br />
elektrische tafellamp, het snoer is om de voet<br />
gewikkeld (in 1916 kreeg Zwolle elektriciteit).<br />
Over het ronde tafeltje in het midden ligt een<br />
gebatikt kleedje, erop staan de al genoemde vaas<br />
met een bos tulpen, een asbak en een waaier.<br />
Herenweg 14 in 1927 en in 2001<br />
Afbeeldingen 5, 6, 7, en 8: op de foto's zien we de<br />
inrichting van Herenweg 14 in 1927 en in 2001.<br />
Zeer bijzonder aan de inrichting is dat meubels uit<br />
1927 in de zakelijke stijl van de Amsterdamse<br />
School bewaard zijn gebleven en in het huidige<br />
interieur zijn opgenomen. Het zijn strak vormgegeven<br />
fauteuils, een in die tijd als modern geldend<br />
dressoir, een theetafel, een eetkamertafel en eetkamerstoelen,<br />
alles in zwart gebeitst eikenhout. De<br />
geglazuurde wandtegels in de woonkamer zijn<br />
gemêleerd bordeauxrood en mosgroen. Opval-<br />
Afbeelding 5: zitkamer<br />
Herenweg 14,1927 (particuliere<br />
collectie)
Afbeelding 6: eetkamer<br />
Herenweg 14,1927 (particuliere<br />
collectie)<br />
Afbeelding 7: eetkamer<br />
Herenweg 14, 2001 (par- l£*<br />
ticuliere collectie)<br />
10 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 11<br />
lend is dat de traditionele schouw heeft plaats<br />
gemaakt voor twee uitspringende hoeken, belegd<br />
met een dik houten blad. Boven het dressoir zien<br />
we een glazen doorgeefluik. Het doorgeefluikje<br />
tussen keuken en woon/eetkamer bestond al in de<br />
negentiende eeuw, maar werd pas na de Tweede<br />
Wereldoorlog standaard in woningen ingebouwd,<br />
totdat het met de komst van de open keuken als<br />
een symbool van ouderwetse burgerlijkheid weer<br />
verdween. Zowel woning als meubels zijn ontworpen<br />
door de eerste bewoner van het huis, Dirk<br />
Hartzuiker (geboren Zwolle 2 oktober 1898, overleden<br />
Zwolle 31 juli 1982).<br />
Dirk Hartzuiker was aanvankelijk kantoorbediende,<br />
maar vertrok in januari 1917 naar Utrecht<br />
om daar een studie bouwkunde te volgen. In<br />
november 1918 keerde hij weer terug in Zwolle. Hij<br />
werd bouwkundig tekenaar bij de gemeente Zwolle<br />
en klom op tot chef tekenkamer. In Zwolle<br />
werkte hij onder de stadsarchitecten Lourens<br />
Krook, Jan Gerko Wiebenga en W.B.M. Beumer.<br />
Halverwege de jaren zestig ging hij met pensioen.<br />
Hartzuiker ontwierp in 1921 een dubbel woonhuis<br />
aan het begin van de Herenweg, in april 1926<br />
ontwierp hij zijn eigen woonhuis Herenweg 14:<br />
een vrijstaande woning met twee bouwlagen<br />
onder een schilddak, met een gedeeltelijk gepotdekselde<br />
voorgevel (zie bouwtekening afbeelding<br />
9). Het huis heeft drie opvallende schoorstenen en<br />
een loggia in de linkerzijgevel.<br />
Op 26 april 1927 trouwde Hartzuiker met<br />
Egberdina van der Gronde. Aanvankelijk woonde<br />
het echtpaar op Herenweg 2. Nadat de bouw voltooid<br />
was, verhuisden ze naar Herenweg 14. Bij<br />
Afbeelding 8: zitkamer<br />
Herenweg 14, 2001 (particuliere<br />
collectie)
Afbeelding 9: bouwtekening<br />
Herenweg 14 (collectie<br />
HCO)<br />
Afbeelding 10: bouwtekening<br />
bijgebouwtje<br />
Herenweg 14 (collectie<br />
HCO)<br />
12 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Herenweg 14 hoort ook het door Hartzuiker in<br />
1926 ontworpen bijgebouwtje (afbeelding 10). Dit<br />
bijgebouwtje was bedoeld voor de smederij van<br />
zijn schoonvader Van der Gronde, die na het<br />
huwelijk bij het echtpaar Hartzuiker-van der<br />
Gronde inwoonde. Van deze smederij is nu nog<br />
alleen de blaasbalg aanwezig. Naast zijn bouwkundige<br />
werk maakte hij tussen de jaren dertig en<br />
veertig een serie tekeningen en aquarellen van<br />
gevelstenen in Zwolle (nu in de collectie van het<br />
Stedelijk Museum Zwolle), schilderde hij landschappen,<br />
was hij lid van de Zwolse kunstenaarsvereniging<br />
Het Palet en zat hij in het bestuur van<br />
de Vrienden van de Stadskern. Herenweg 14 wordt<br />
nu bewoond door een kleindochter van Dirk<br />
Hartzuiker.<br />
Bezoekster Grote Kerk herkent moeder op oude<br />
foto's<br />
Op de eerste dag van de expositie, zaterdag 8 september<br />
Open Monumentendag, vond er een aardig<br />
voorval plaats. Een in Zwolle woonachtige<br />
bezoekster, mevrouw A.H.P. Viehof-van Bolhuis,<br />
herkende op oude foto's uit ca. 1910 haar moeder,<br />
Maria Anna van Gilse (zie voor deze foto het artikel<br />
van Dirk Baaiman). Dat deze foto's bewaard<br />
zijn gebleven mag wel een wonder heten. De glasnegatieven<br />
werden namelijk vorig jaar, samen met<br />
nog wat paperassen, gered liggend op de rand van<br />
een glasbak in Laren. De Larense kringloopwinkel<br />
stond op het punt de glasnegatieven in de glasbak<br />
te gooien, toen de heer B.W. Treijtel uit Ilpendam<br />
toevallig langskwam en vroeg of hij ze mocht hebben.<br />
Hij drukte ze uit nieuwsgierigheid af en zag<br />
dat het om afbeeldingen van Zwolle ging. In juli<br />
2001 schonk hij 30 glasnegatieven aan het <strong>Historisch</strong><br />
<strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong>. Uit documentatie blijkt<br />
dat de foto's tussen 1910 en 1915 zijn gemaakt door<br />
de Amsterdamse arts Peter Heinrich Gerhard van<br />
Gilse (geb. Leer, Duitsland, 1881). De glasnegatieven<br />
zaten in de inboedel van één van zijn dochters,<br />
die na haar overlijden bij een Larense kringloopwinkel<br />
terechtkwam. Een aantal van deze geredde<br />
foto's was op de tentoonstelling in de Grote Kerk<br />
te zien.<br />
Thorbeckegracht 28, woonhuis familie Van Gilse,<br />
1897 -1923<br />
Op 28 november 1890 kwam Alexander Gerhard<br />
van Gilse (geboren Amsterdam 1847) met zijn<br />
echtgenote Henriette Johanne Brouër (geboren<br />
Leer, Duitsland, 1858) en hun zoon Peter Heinrich<br />
Gerhard van Gilse (geboren Leer, Duitsland, 31<br />
mei 1881) vanuit Leer naar Zwolle. Op 18 december<br />
1891 werd in Zwolle dochter Maria Anna geboren.<br />
A.G. van Gilse was van 1890 tot 1923 werkzaam<br />
als predikant van de Zwolse Doopsgezinde<br />
Gemeente. Het gezin woonde aanvankelijk aan de<br />
Schellerweg, van 1897 tot 1923 aan de Thorbeckegracht<br />
28 (op de begane grond zit nu het Grenen<br />
Meubel <strong>Centrum</strong>). Zoon P.H.G. van Gilse vertrok
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Afbeelding 11: woonkamer Thorbeckegracht28, ca. 1910-1915 (foto: P.H.G. van<br />
Gilse, collectie HCO)<br />
in september 1900 naar Amsterdam om medicijnen<br />
te studeren. Op 30 juni 1910 trouwde hij,<br />
inmiddels arts geworden, met de uit Haarlem<br />
afkomstige Julie van West, eveneens arts. Tussen<br />
1910 en 1915 maakte P.H.G. van Gilse in Zwolle een<br />
serie opnamen in en om het ouderlijk huis Thorbeckegracht<br />
28; van zijn vader in de woonkamer,<br />
van zijn zuster Maria Anna aan de studie, van het<br />
uitzicht op de pakhuizen aan de Waterstraat, van<br />
een familie-uitstapje naar de Agnietenberg. Maria<br />
Anna van Gilse vertrok in oktober 1910 naar<br />
Utrecht om daar rechten te studeren. In november<br />
1913 liet zij zich weer in Zwolle inschrijven. Op<br />
14 december 1922 trouwde zij te Hilversum met<br />
Evert van Bolhuis. A.G. van Gilse en zijn vrouw<br />
verhuisden in juli 1923 naar Hilversum.<br />
Afbeelding 11: woonkamer Thorbeckegracht<br />
28, Alexander G. van Gilse zit aan een ronde tafel<br />
op één poot. Erop ligt een tafelkleed met bladmotief.<br />
Boven de tafel hangt een gaslamp. Voor de<br />
schouw staat een bewerkte gietijzeren kachel.<br />
Boven de schouw een rococo spiegel. Volgens<br />
mededeling van mevrouw A.H.P. Viehof-van Bolhuis<br />
kon deze spiegel opzij geschoven worden<br />
waardoor een wandschildering met een pastoraal<br />
landschap zichtbaar werd. In de hoek van de<br />
kamer staat een grote kast, boven op de kast is een<br />
beeldje zichtbaar. Op de vloer ligt parket, onder de<br />
tafel ligt een wat versleten karpet. In de loop van<br />
de tijd is er veel aan het interieur van Thorbeckegracht<br />
28 verbouwd, de spiegel boven de schoorsteen<br />
is verdwenen, maar de wandschildering is<br />
nog intact.
Dirk Baaiman<br />
Afbeelding 1: werkkamer<br />
van advocaat en<br />
procureur mr. dr. J.G.<br />
Stenfert Kroese, Koestraat<br />
10, ca. 1923 (collectie<br />
HCO)<br />
Zwolse interieurs nader bekeken<br />
Als spin-off van de fototentoonstelling '100<br />
jaar Zwolse wooninterieurs', die van 8 september<br />
tot 8 oktober 2001 in de Grote Kerk<br />
te zien was, hield Dirk Baaiman op 28 september<br />
2001 in het Zwols <strong>Historisch</strong> Café een korte presentatie<br />
over Zwolse interieurs. Hij was daartoe<br />
uitgenodigd door het bestuur van de Zwolse <strong>Historisch</strong>e<br />
Vereniging. Baaiman selecteerde uit de<br />
tentoonstelling veertien foto's en vertelde aan het<br />
verzamelde publiek wat hem als architectuurhistoricus<br />
bij het bekijken was opgevallen. Het hiernavolgende<br />
is een bewerking van zijn presentatie*.<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Werkkamer van advocaat en procureur mr. dr.<br />
J.G. Stenfert Kroese, Koestraat 10, circa 1923<br />
Afbeelding 1: deze foto is heel fascinerend omdat<br />
het interieur, in plaats van uit 1923, ook uit 1892<br />
had kunnen dateren. Alleen de elektrische lamp,<br />
de telefoon en het pak van de heer Stenfert Kroese<br />
wijzen erop dat de foto van een latere datum dan<br />
1892 moet zijn. De degelijkheid van het pak moet<br />
een vorm van waardigheid oproepen, evenals het<br />
bureau waarachter Stenfert Kroese zit. Het is een<br />
bureau in de stijl van de Hollandse neorenaissance,<br />
getimmerd in de jaren 1883-1886 toen deze stijl
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
in Nederland in de mode was. De stoel waarop hij<br />
zit, heeft gedraaide poten en past door zijn neozeventiende-eeuwse<br />
stijl bij het bureau. Uit de verschillend<br />
gedraaide poten blijkt dat de meubels<br />
niet in één stijl zijn ontworpen. Het bureau is niet<br />
gepolitoerd en gepolijst, maar bovenop ligt een<br />
glasplaat, een innovatie, want toen het bureau<br />
eind negentiende eeuw gemaakt werd, werd een<br />
vloeiblad gebruikt om de oneffenheden van het<br />
houten blad te maskeren. De telefoon is ook een<br />
noviteit. Opmerkelijk is de draad ervan, die vanaf<br />
het plafond naar beneden komt zakken. Stenfert<br />
Kroese wilde de draad kennelijk niet over de vloer<br />
hebben. De vloer is belegd met parket, met daaroverheen<br />
een geknoopt tapijt. Aan de planken van<br />
de boekenkast zijn met koperen spijkers stofstroken<br />
bevestigd, een uitermate nuttige voorziening<br />
(om te voorkomen dat stof zich op de boeken nestelt),<br />
die iedereen nu echter lelijk vindt. De haard<br />
in de kamer werd 's zomers aan het gezicht onttrokken<br />
door een gordijntje. In de kamer bevindt<br />
zich nog een bijzondere houten stoel, naast het<br />
bureau. In de rugleuning zijn de letters 'IHS'<br />
gegraveerd. De letters zijn een afkorting van 'In<br />
Hoc Signo': een nieuwtestamentische term voor<br />
het kruis van Christus: 'In dit teken (zult gij overwinnen)'.<br />
Dat betekent dat de stoel niet gemaakt is<br />
voor de kamer van Stenfert Kroese, maar afkomstig<br />
is uit bijvoorbeeld een kerk of een pastorie. De<br />
fotograaf heeft voor de opname vermoedelijk in<br />
de deuropening van de kamer gestaan, als het ware<br />
in de positie van de bezoeker, in de as van de<br />
kamer, net als het indrukwekkende bureau en<br />
Stenfert Kroese zelf.<br />
Interieur dokter Evert Klinkert, later dokter B.J.<br />
Kam, Koestraat 22, omstreeks 1926 en in 1987<br />
Afbeelding 2 toont de werkkamer van dokter Klinkert<br />
omstreeks 1926. Elementen daaruit zijn de<br />
vulkachel en de natuurstenen schoorsteen, rechts<br />
staat een uit het derde kwart van de negentiende<br />
eeuw daterende kolommenkast, met prachtige<br />
Ionische kolommen, links een cilinderbureau uit<br />
het midden van de negentiende eeuw of later.<br />
Afbeelding 2: werkkamer<br />
dokter Evert<br />
Klinkert, Koestraat 22,<br />
omstreeks 1926 (foto<br />
Eelsingh, collectie<br />
HCO)
Afbeeldingy. woonkamer<br />
dokter Evert<br />
KMnkert, Koestraat 22,<br />
omstreeks 1926 (foto<br />
Eelsingh, collectie<br />
HCO)<br />
16 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Het is heel zeldzaam wanneer je over foto's van<br />
één en hetzelfde vertrek uit verschillende periodes<br />
beschikt. Dit is het geval bij een aantal vertrekken<br />
in Koestraat 22.<br />
Afbeelding 3 toont de woonkamer omstreeks<br />
1926. Links bevindt zich een buffetkast. Oorspronkelijk<br />
was de buffetkast bedoeld om het eten op uit<br />
te stallen, als het ware tentoon te stellen, voordat<br />
het op tafel gezet werd. De buffetkast fungeerde<br />
als een soort parkeerplaats tussen de keuken en de<br />
tafel. In de kastjes boven en onder het buffet werden<br />
het servies en andere tafelbenodigdheden<br />
opgeborgen. Bij Klinkert heeft de buffetkast een<br />
andere functie gekregen: het is een nutteloos<br />
ornament geworden, een soort 'bergkast', waarop<br />
familiefoto's uitgestald kunnen worden. Bovenop<br />
is een vijfdelig kaststel neergezet. In de vazen werd<br />
misschien wel eens een bloemetje gezet, maar over<br />
het algemeen werden de voorwerpen voor de sier<br />
gekocht. Aan de wand bevindt zich een telefoon.<br />
De kamerdeur is ongelukkig geplaatst: deze draait<br />
de verkeerde kant op, het scharnier zit aan de<br />
rechterkant en de deurknop zit in de hoek. De<br />
deur moet helemaal opengeslagen worden voorbij<br />
de buffetkast, voordat men de kamer kan betreden.<br />
Onhandig.<br />
Afbeelding 4 en 5 tonen de woonkamer in 1987:<br />
in de jaren 1936-1937 zijn enkele vertrekken in<br />
opdracht van Klinkert verbouwd door de meubelontwerper<br />
en architect Gerrit Th. Rietveld (1888-<br />
1964). In Zwolle staan twee werken van Rietveld:<br />
het ene is het in 1957-1959 voor Schrale Beton ontworpen<br />
pand Willemsvaart 21, dat momenteel<br />
(2001) gerestaureerd wordt, het andere is Koestraat<br />
22. De verbouwing door Rietveld van Koestraat<br />
22 heeft vooral betrekking op interieuronderdelen.<br />
Hij heeft geen grote verbouwingsingrepen<br />
als muurdoorbraken uitgevoerd. Een interessant<br />
onderdeel in het interieur (afbeelding 4) is de<br />
losse kast aan de linkerkant, 2,55 meter lang, 55 cm<br />
diep, 1,05 meter hoog (ik weet de maten zo precies,<br />
omdat de kast bij mij thuis gestaan heeft). Bovenop<br />
ligt een gegoten glasplaat van 2,5 cm dik, waarop<br />
dokter Kam de familieportretten en kandelaars
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Afbeelding 4: woonkamer<br />
dokter B.J. Kam,<br />
Koestraat 22,1987 (collectie<br />
Kam)<br />
Afbeelding 5: woonkamer<br />
dokter B.J. Kam,<br />
Koestraat 22,1987 (collectie<br />
Kam)
Afbeelding 6: slaapkamer<br />
dokter Evert<br />
Klinkert, Koestraat 22,<br />
omstreeks 1926 (foto<br />
Eelsingh, collectie<br />
HCO)<br />
18 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
heeft neergezet. De schoorsteen, schouw en kachel<br />
die zich oorspronkelijk in de woonkamer van<br />
dokter Klinkert bevonden, zijn gesloopt. Tegen de<br />
nu vlakke wand staat een negentiende-eeuwse<br />
vitrinekast (afbeelding5). De stoelen aan weerszijden<br />
dateren uit de achttiende eeuw. De deur is<br />
blijven zitten en draait nog steeds de verkeerde<br />
kant op.<br />
Afbeelding 6: foto slaapkamer, 1926. Het litsjumeaux<br />
(stel van twee gelijke éénpersoonsledikanten<br />
naast elkaar) is, net als het bureau van<br />
Stenfert Kroese, in Hollandse neorenaissancestijl<br />
uitgevoerd, herkenbaar aan de diamantknoppen<br />
en de frontonnetjes op het hoofdeinde van de beide<br />
bedden. In de hoek van het plafond en de wand<br />
is een kleine platte stuclijst te zien, die in het<br />
behang op de strook en op het plafond met schildering<br />
is aangevuld. De deur bevindt zich ongeveer<br />
twee meter uit de hoek en staat open. Rechts<br />
bevindt zich in de hoek, bijna onzichtbaar in het<br />
behang, nog een tweede deur die toegang gaf tot<br />
een alkoof. Opvallend is de ophanging van de<br />
schilderijen vlak onder het plafond.<br />
Afbeelding y. foto slaapkamer, 1987. Bij de verbouwing<br />
heeft Rietveld de bijna onzichtbare deur<br />
naar de alkoof zichtbaar gemaakt. Het is duidelijk<br />
dat het hier om een dubbele wand gaat. Bij het<br />
wegbreken van de voorwand is een nis ontstaan,<br />
waarin het tweepersoonsbed staat. Voor de symmetrie<br />
is aan de linkerkant van de nis een kast<br />
gemaakt. Naast de slaapkamerdeur links staat een<br />
boekenkast (niet door Rietveld, maar later, in<br />
opdracht van dokter Kam, door een gewone timmerman<br />
gemaakt) die precies in de hoogte en<br />
breedte van het interieur past. De kachel is verdwenen.<br />
Onder het blad van de schoorsteenmantel<br />
staat een kastje dat dokter Kam op maat heeft<br />
laten maken. Het kastje heeft precies de breedte<br />
van de schoorsteen en maakt daardoor het gat van<br />
de schoorsteen onzichtbaar.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
De verbouwing van Koestraat 22 is uitgevoerd<br />
in de zakelijke stijl van de jaren dertig. Rietveld<br />
behoorde tot de 'Stijl'-groep. De Stijl vermeed<br />
principieel elke niet-nuttige vorm, er werd ruimte<br />
geschapen door alles zoveel mogelijk open te houden.<br />
De achtergevel van het pand Koestraat 22 is<br />
door Rietveld nogal drastisch aangepakt. Oorspronkelijk<br />
was het een prachtige gevel met drie<br />
vensters en mooi lijstwerk. Rietveld verving deze<br />
door stalen ramen in een vlak gestucte gevel. Dat<br />
zouden we nu niet meer doen, maar omdat het<br />
'een Rietveld' is, moeten we het toch maar laten<br />
zitten.<br />
Interieur Lijsterbesstraat 33,1956<br />
De Lijsterbesstraat loopt van de Assendorperstraat<br />
naar de Goudsbloemstraat. De woningen aan Lijsterbesstraat<br />
- Goudsbloemstraat en Leliestraat<br />
werden gebouwd in 1928 naar een ontwerp van<br />
architect H.W.T. Schoenmaker. De woning Lijsterbesstraat<br />
33 ligt in de hoek Lijsterbesstraat -<br />
Goudsbloemstraat. De voordeur bevindt zich aan<br />
de Lijsterbesstraat, terwijl de woon- en eetkamer<br />
aan de Goudsbloemstraat gelegen zijn. Een verklaring<br />
voor de vreemde indeling van de woning is<br />
waarschijnlijk dat het oorspronkelijk een woonwinkelhuis<br />
moest worden. Zo was de voordeur de<br />
deur van een winkel, de hal was enorm groot, de<br />
gang was zes meter lang en twee meter breed. De<br />
foto's zijn gemaakt voor een familielid in Venezuela,<br />
om te laten zien hoe het interieur er uit zag in<br />
de Lijsterbesstraat.<br />
Afbeelding 8: moeder en dochter zitten een<br />
beetje geposeerd voor de foto, met een tijdschriftje<br />
in een fauteuil. Het portret van de dochter aan de<br />
muur is geschilderd door een leerling van Stien<br />
Eelsingh. Opvallend zijn de interieuronderdelen<br />
die iedereen wel kent, zoals de worteldoek aan de<br />
schoorsteen. Iedereen had vroeger zo'n doek aan<br />
de muur. Het verwijderen van stof uit de plooien<br />
was een moeilijk werkje. Daarom werd de doek<br />
maar één keer per jaar van de muur genomen, om<br />
uitgeklopt of gestofzuigd te worden. Andere<br />
onderdelen zijn de televisie (heel nieuw in 1956!)<br />
Afbeelding 7: slaapkamer<br />
dokter BJ. Kam,<br />
Koestraat 22,1987 (collectie<br />
Kam)
Afbeelding 8: zitkamer<br />
Lijsterbesstraat 33,1956<br />
(particuliere collectie)<br />
Afbeelding 9: eetkamer<br />
Lijsterbesstraat 33,1956<br />
(particuliere collectie)<br />
20 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 21<br />
en de sanseveria. (Aan de sanseveria heb ik nog<br />
persoonlijke herinneringen. In de jaren vijftig<br />
woonde ik als kind op Curacao. Daar is de sanseveria<br />
een onkruid, dat wel meters hoog kan worden<br />
en met een kapmes verwijderd wordt. Toen<br />
we weer in Nederland kwamen, zag ik bij mijn<br />
oma dat dat onkruid hier als kamerplant in de<br />
vensterbank stond).<br />
Afbeelding 9: opmerkelijk is verder dat het een<br />
kamer en suite betreft; de woonkamer en de eetkamer<br />
worden gescheiden door schuifdeuren met<br />
komgrepen en kasten met panelen. De bewoners<br />
waren echter helemaal niet geïnteresseerd in een<br />
kamer en suite, want de doorgang is volledig<br />
gebarricadeerd door een kastje en een stoel. Interessant<br />
is dat men in de volkswoningbouw zo'n<br />
kamer ensuite maakte en zorgde dat de kamers<br />
goed op elkaar betrokken werden, maar dat de<br />
bewoners in het gebruik liever gewoon twee aparte<br />
kamers wilden, omdat de eetkamer veel meer<br />
een relatie met de keuken heeft dan met de zitkamer.<br />
Afbeelding 10: keuken Lijsterbesstraat 33,1956.<br />
De foto's op de tentoonstelling gaven interessante<br />
informatie over de ontwikkeling van de keuken.<br />
Op de foto van de keuken in de Lijsterbesstraat<br />
zien we een schouw. Dat betekent dat er een trekgat<br />
is voor de afzuiging, er is geen ventilatiekap of<br />
ventilator. Er staat een tweepits gasstel op een<br />
plank boven een nis met een plank of spijlen om<br />
wat op te bergen. Daarvoor is een praktisch gordijntje<br />
bevestigd, iets wat we tegenwoordig niet<br />
meer doen. Rechts is een aanrecht van granito, liggend<br />
op keukenkastjes die, net zoals de bovenkastjes,<br />
speciaal voor het project zijn gemaakt. De<br />
seriegrootte van de keukenkastjes en de aanrechtkastjes<br />
is de seriegrootte van de twintig woningen<br />
die in 1928 aan de Lijsterbesstraat-Goudsbloemstraat-Leliestraat<br />
werden gebouwd. Het zijn dus<br />
geen standaardproducten, zoals we die tegenwoordig<br />
bij bouwmarkten kopen. De granitowerker<br />
kwam in de keuken om ter plekke het granito<br />
aanrecht te maken. In die tijd was het heel<br />
gewoon, maar wie tegenwoordig een granitowerker<br />
in zijn keuken een aanrecht wil laten maken,<br />
zit al gauw in de topklasse van de keukens.<br />
Keuken in het Vrouwenhuis, jaren vijftig<br />
Afbeelding 11: het eeuwenoude Vrouwenhuis, gelegen<br />
aan de Melkmarkt, Korte Kamperstraat en<br />
Voorstraat, bestaat uit een aaneenschakeling van<br />
vertrekken en gangen. Dit keukentje is in de jaren<br />
vijftig ingebouwd in een zitslaapkamer in het<br />
Vrouwenhuis. Nu is het één van de stijlkamers:<br />
Afbeelding 10: keuken<br />
Lijsterbesstraat 33,1956<br />
(particuliere collectie)
Afbeelding u: keuken in<br />
het Vrouwenhuis,<br />
Melkmarkt 53, jaren<br />
vijftig (foto S. Zwiers,<br />
collectie Vrouwenhuis)<br />
Afbeelding 12 en 13: keuken<br />
aan de Molenweg,<br />
voor en na de renovatie,<br />
ca. 1980 (collectie HCO)<br />
22 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
het is een onvermoed origineel interieur uit de<br />
jaren vijftig. De kamer werd in die jaren bewoond<br />
door een oudere dame, de aanwezige meubels vertonen<br />
niet de moderne stijl die Goed Wonen in<br />
die jaren propageerde. Het keukentje is een<br />
Bruynzeel keuken, een standaard product, met<br />
standaard kastjes en een standaard aanrechtblad<br />
dat niet van granito, maar van een soort cementplaat<br />
of een bepaald betonachtig mengsel is<br />
gemaakt. Deze platen werden pre-fab gemaakt en<br />
in de ruimte op de kastjes gemonteerd.<br />
Keuken aan de Molenweg, voor en na de renovatie,<br />
circa 1980<br />
Afbeelding 12: vóór de renovatie stond er een keuken<br />
in de seriegrootte van de woningen die in de<br />
jaren dertig aan de Molenweg werden gebouwd.<br />
De keuken werd speciaal voor het project op maat<br />
gemaakt, met een granito aanrechtblad dat ter<br />
plekke werd gestort. De enkele kraan boven de<br />
gootsteen getuigt nog van de tijd dat er alleen<br />
koud stromend water was. In de planken vloer is<br />
een luikje gemaakt. Verder had de keuken een<br />
schouw met een natuurlijke trek.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Afbeelding 13: de kwaliteiten van zo'n ouderwetse<br />
keuken worden duidelijk, als we deze vergelijken<br />
met de standaard keuken na de renovatie.<br />
Nieuw is de gasgeiser. Het roestvrijstalen aanrecht<br />
is misschien wel praktisch, maar om het mooi te<br />
houden moet je je een ongeluk poetsen. De volslagen<br />
liefdeloosheid waarmee een leiding aan de<br />
muur is bevestigd en waar men de rest van zijn<br />
leven tegenaan moet kijken, spreekt van een<br />
gewijzigde opvatting over 'ambacht'.<br />
Studeerkamer en slaapkamer van Maria Anna<br />
van Gilse, Thorbeckegracht 28, circa 1910 -1915<br />
Afbeeldingen 14 en 15: Maria Anna van Gilse, dochter<br />
van een Zwolse doopsgezinde predikant, studeerde<br />
van 1910-1913 rechten te Utrecht, kwam<br />
daarna weer terug in Zwolle en woonde tot haar<br />
huwelijk in 1922 bij haar ouders op de Thorbeckegracht<br />
28 (zie ook het artikel van Jeanine Otten).<br />
Haar broer Peter van Gilse fotografeerde haar studerend<br />
achter haar bureau en in haar slaapkamer.<br />
De eerste foto toont een studerende jonge<br />
vrouw, modern gekleed, in een modern interieur.<br />
Het bureau in de studeerkamer is door de sobere<br />
decoratie omstreeks 1905-1906 te dateren. De uitvoering<br />
staat in groot contrast met het bureau van<br />
Stenfert Kroese uit het midden van de jaren tachtig<br />
van de negentiende eeuw.<br />
De foto van Maria Anna in haar slaapkamer<br />
toont haar zittend op haar ledikant. Het ledikant<br />
is strak vormgegeven en sober geornamenteerd,<br />
met in de hoeken een motief bestaande uit een<br />
paar lijnen. Dit motief komt ook voor op de wastafel<br />
met marmeren blad, waarop een lampetkan<br />
staat, op het handdoekenrek en op de kledingkast<br />
die nog juist in de spiegel zichtbaar is. Opvallend<br />
is verder de vloerbedekking in de studeerkamer en<br />
de slaapkamer. In de slaapkamer ligt een kleed en<br />
in de studeerkamer een (in die tijd heel moderne)<br />
biezen mat.<br />
* Bewerking door Jeanine Otten van bandopname<br />
28 september 2001.<br />
Afbeelding 14: studeerkamer<br />
van Anna Maria<br />
van Gilse, Thorbeckegracht<br />
28, ca. 1910 -1915<br />
(foto P.H.G. van Gilse,<br />
collectie HCO)<br />
Afbeelding 15: slaapkamer<br />
van Anna Maria<br />
van Gilse, Thorbeckegracht<br />
28, ca. 1910 -1915<br />
(foto P.H.G. van Gilse,<br />
collectie HCO)
Het Zwolse glazenmakersgilde in 1807<br />
Wim Huijsmans, Otto<br />
Schutte, Jean Streng A;an het schilderij van Adrianus Hulsbergen<br />
(1755-1827) waarop hij de leden, zichzelf<br />
-incluis, van het Zwolse glazenmakersgilde<br />
vastlegde, is reeds in diverse publicaties aandacht<br />
besteed. Terecht, want het is een bijzonder schilderij.<br />
Het is het enige groepsportret van Zwolse<br />
middenstanders. De aanleiding was ook bijzonder:<br />
het herstel van de gilden in 1807 nadat ze in<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
1798 waren opgeheven. In de praktijk hadden de<br />
gilden in afwachting van nadere wetgeving trouwens<br />
een sluimerend bestaan geleid. De heroprichting<br />
was te danken aan de hier uit Frankrijk<br />
gedropte koning Lodewijk Napoleon, die het overigens<br />
goed met dit voor hem vreemde land en<br />
zijn bewoners voor had.<br />
Het Zwolse glazenmakersgilde in 180/, groepsportret door Adrianus van Hulsbergen; hij beeldde zichzelf af staand uiterst links. Tussen de<br />
staande heren aan de rechterkant valt nog het restant van de hoge hoed te ontwaren van een 'weggemoffelde'persoon. Uiterst rechts<br />
staat, zonder hoed, een (onbekende) knecht. (Collectie Stedelijk Museum Zwolle)
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
De leden van het glazenmakersgilde schematisch weergegeven: 1. Johannes van Otten 2. Nicolaus terMeulen<br />
3. Klaas Voskuil 4. Jan Bouwmeester 5. Matthijs Hoefman 6. Adrianus Hulsbergen 7. Johannes Vernhout<br />
8. Leendert Parkementis 9. Evert Veenhuizen.<br />
De gilden in het hele land waren over het herstel<br />
van hun organisaties zeer te spreken, al waren<br />
er in de nieuwe reglementen beperkingen opgenomen<br />
die voorheen niet golden. Met groot enthousiasme<br />
vatte men overal de onderbroken<br />
continuïteit weer op. Het glazenmakersgilde vond<br />
het herstel belangwekkend genoeg om het in een<br />
collectief (zelf)portret vast te leggen. De gildeleden<br />
keken daarbij niet op een vierkante centimeter:<br />
het schilderij meet liefst 180 bij 235 centimeter.<br />
De geportretteerden zitten of staan rond<br />
een tafel met paperassen en ieder draagt een zelfde<br />
deftige hoge hoed. Sommigen roken een lange<br />
pijp. Alleen de knecht is zonder hoed, want waar<br />
zou het zonder sociaal onderscheid met de wereld<br />
heengaan? Duidelijke hoofdletters die het belangrijke<br />
momentum eens benadrukken, bejubelen<br />
het heugelijke feit:<br />
GLAZEMAKERS GILD HERBOREN<br />
DAT VERNIETIGD WAS TE VOREN<br />
WEER HERSTELD IN ZYN GEHEEL<br />
ADRIEANUS KUNST PENSEEL<br />
SCHILDERT ACHTIENHONDERDZEVEN<br />
DEZE LEDEN NAAR HET LEVEN<br />
DIE ZOO ALS MEN EERTYDS PLAG<br />
NU WEER HOUDEN GILDEDAG<br />
Nieuw licht<br />
Maar dit is allemaal bekend, waarom dit schilderij<br />
dan toch opnieuw tot onderwerp van een<br />
beschouwing gemaakt? Nader genealogisch<br />
onderzoek door Otto Schutte bracht meer over de<br />
afgebeelde leden van het gilde aan het licht. Wim<br />
Huijsmans bekeek het schilderij kritisch en wist<br />
een niet-afgebeeld of beter gezegd weggemoffeld<br />
gildelid te identificeren.
26 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Bovendien is inmiddels bekend dat Adrianus<br />
Hulsbergen een stiefbroer had die ook kunstschilder<br />
was, en wel in Friesland. Deze Christoffel<br />
Frederik Franck werd te Zwolle op 4 mei 1755 in de<br />
Lutherse kerk gedoopt. Hij was de zoon van<br />
Christiaan Franck (Vrancke) en Hendrika van<br />
Doesburg. Hendrika hertrouwde in 1772 met de<br />
weduwnaar en timmerman Lambertus Hulsbergen,<br />
de vader van Adrianus. Na de dood van<br />
Christoffel in 1821 werd Adrianus de enige erfgenaam<br />
van zijn nalatenschap. Adrianus ontving<br />
schilderijen, tekeningen, prenten, een schildersezel,<br />
een lessenaar, teken- en schildermateriaal,<br />
een tabaksdoos, een dwarsfluit, een paar zilveren<br />
broeksgespen en wat kleding. De schilderijen<br />
betroffen afbeeldingen met landschappen, portretten,<br />
een boerenkermis, een heremiet, de verrijzenis<br />
van Christus, een Maria en een armoedig<br />
gezin. Wat Adrianus met de schilderijen heeft<br />
gedaan is onduidelijk, vermoedelijk heeft hij ze te<br />
Zwolle verkocht.<br />
De gildeleden<br />
Op het schilderij van Hulsbergen staan de volgende<br />
personen afgebeeld:<br />
1. Johannes van Otten werd op 24 september<br />
1747 in Zwolle gedoopt. Hij trouwde in Zwolle op<br />
7 juni 1773 met Jantje Stolte en op 6 mei 1819<br />
wederom in Zwolle met Aartje Nouland. Johannes<br />
stierf in Zwolle op 1 juni 1832. Hij was verver en<br />
glazenmakersbaas.<br />
2. De rooms-katholieke Nicolaus ter Meulen<br />
werd op 29 november 1740 in de statie van de Koestraat<br />
gedoopt. Hij was de zoon van de molenaar<br />
Johannes ter Meulen en Johanna Kops. Nicolaus<br />
huwde twee maal in Zwolle. De eerste keer op 20<br />
mei 1776 met Johanna Paschala Tidink en<br />
opnieuw op 8 februari 1795 met Anna Maria van<br />
Berkum. Zijn beroep was verver, glazenmakersbaas<br />
en schilder. Nicolaus stierf op 21 juni 1816 in<br />
Zwolle.<br />
3. Op 27 september 1767 lieten de kleermaker<br />
Arent Voskuil en zijn vrouw Lamberta Pasman in<br />
de Grote Kerk hun zoontje Klaas dopen. Deze<br />
Klaas zou als verversknecht beginnen om als verver,<br />
glazenmaker en schilder zijn loopbaan te vervolgen.<br />
Klaas maakte ook aquarellen; in het Stede-<br />
lijk Museum Zwolle wordt er een bewaard. Op 23<br />
november 1789 huwde Klaas in Zwolle met Johanna<br />
Weemhof. Hij stierf in zijn geboorteplaats op<br />
28 juli 1842.<br />
4. Jan, de zoon die de schilder Klaas Bouwmeester<br />
en zijn vrouw Arentien van Arriën op 16<br />
september 1756 lieten dopen, zou hetzelfde vak als<br />
zijn vader kiezen. Jan verdiende gedurende zijn<br />
leven de kost als verver en glazenmakersbaas. Op 8<br />
augustus 1791 huwde hij in de Bethlehemse kerk<br />
met Anna Gesiena van Engelen. Op 28 september<br />
1813 stierf Jan in Zwolle.<br />
5. Matthijs Hoefman werd op 30 mei 1765 in de<br />
Grote Kerk gedoopt. Hij was de zoon van Jan<br />
Hoefman en Willemina Stuul. Bij zijn huwelijk in<br />
de Bethlehemse kerk met Jacoba Erdtsiek op 17<br />
mei 1790 was hij nog verversknecht. Spoedig daarna<br />
werd hij verver en glazenmakersbaas. Hij stierf<br />
in Zwolle op 1 april 1821.<br />
6. Het bekendste personage in dit groepsportret<br />
is de reeds vaker genoemde Adrianus Hulsbergen,<br />
de maker van dit schilderij. Hij werd in<br />
Nijmegen gedoopt op 30 maart 1755 als zoon van<br />
de timmerman Lambertus Hulsbergen en Berendina<br />
van der Linde. Adrianus was aanvankelijk als<br />
fijnschilder en meesterschilder lid van het schildersgilde,<br />
maar na een verzoek aan de magistraat<br />
mocht hij zich inschrijven in het glazenmakersgilde.<br />
Hij meende als verver en glazenmakersbaas<br />
beter voor zijn huishouding te kunnen zorgen.<br />
Adrianus huwde driemaal. De eerste keer op 8<br />
april 1776 in Zwolle met linnennaaister Ida Bouwman.<br />
De tweede maal in het afgelegen Koekange<br />
op 6 november 1791 met de dienstmeid Hendrikje<br />
ten Oever of Oeven. Tenslotte huwde hij in Zwolle<br />
op 16 oktober 1817 met de veel jongere Gesina Platel.<br />
Zij was in 1788 als dochter van de looiersknecht<br />
Simon Platel en Antonia Nieuwmeijer geboren.<br />
Adrianus stierf op 31 mei 1827 als aanspreker. Gesina<br />
overleefde haar man bijna vijftig jaar, zij stierf<br />
in 1875.<br />
7. Te Zwolle lieten Hendrik Jan Vernhout en<br />
Rebekka van den Berg op 28 september 1749 hun<br />
zoon Johannes dopen. Zijn leven lang was hij verver<br />
en glazenmakersbaas. In Wezel huwde hij op<br />
19 augustus 1781 met Geertruid Anthonetta<br />
Rochel. Johannes stierf op 31 mei 1813 in Zwolle.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
8. Antonij, de bierdrager met de deftige achternaam<br />
Parkementis liet op 29 mei 1768 zijn zoon<br />
Leendert in de Broerenkerk dopen. Hij was volgens<br />
het doopregister getrouwd met Jacoba van<br />
Uunen, vermoedelijk een verschrijving want ze<br />
komt als Jacoba van Neuringen in andere bronnen<br />
voor. Leendert verdiende overigens niet met het<br />
bewerken van lamsvellen zijn brood, maar als<br />
schilder en glazenmaker. In de Grote Kerk huwde<br />
hij op 11 mei 1794 met Zwaantje Hassink. Leendert<br />
stierf in Zwolle op 15 mei 1837. Hij was toen de<br />
echtgenoot van Johanna Gesina Weenink.<br />
9. Op 21 juni 1806 werd Evert Veenhuizen<br />
kleinburger van Zwolle. Hij was op 28 april 1776 in<br />
Wijhe geboren als zoon van de schilder Jan Veenhuizen<br />
en Angenis Voerman. In Zwolle zette Evert<br />
het beroep van zijn vader voort. In dezelfde stad<br />
huwde Evert op 25 mei 1806 met Petronella Broekhuizen<br />
en stierf hij op 13 december 1849.<br />
Weggemoffeld<br />
Wanneer je het schilderij van het glazenmakersgilde<br />
bekijkt, lijkt het net of er een persoon is verwijderd.<br />
Een restant van zijn hoge zwarte hoed is nog<br />
zichtbaar, en het is duidelijk dat de aanwezigheid<br />
van een persoon op juist die plek het totaalbeeld<br />
evenwichtiger zou maken.<br />
Wat zou de reden kunnen zijn? Wie was dit<br />
weggemoffelde gildelid?<br />
De meest voor de hand liggende verklaring<br />
zou kunnen zijn het overlijden van een glazenmaker<br />
op het moment dat Adrianus aan het schilderij<br />
werkte. Deze glazenmaker zou dan in 1807 gestorven<br />
moeten zijn, omdat het schilderij in dat jaar<br />
voltooid werd. Een archiefstuk met een opgave<br />
van de glazenmakers en ververs uit het begin van<br />
de negentiende eeuw is helaas niet bewaard gebleven.<br />
Onderzoek in de begraafboeken had uitsluitsel<br />
kunnen geven, maar leverde jammer genoeg<br />
niets op omdat het beroep niet altijd vermeld<br />
werd. Dankzij het kaartsysteem van het voormalige<br />
Gemeentearchief Zwolle (inmiddels opgegaan<br />
in het HCO) was het toch mogelijk verder te zoeken.<br />
Dat kon door in de rubriek 'hoedanigheden'<br />
de fiches met 'glazenmaker' en 'verver' door te<br />
nemen. Van hen zou er een voor december 1807<br />
overleden moeten zijn om in aanmerking te<br />
komen. Uit de periode rond 1800 leverde dat een<br />
dertigtal namen van glazenmakers en ververs op.<br />
Een van deze dertig personen zou dus in 1807<br />
overleden moeten zijn.<br />
Inderdaad was er in september 1807 ene Peter<br />
van Santen overleden. Hij was 34 jaar oud en<br />
woonde in de Smeden, zonder vermelding van<br />
zijn beroep. Met grote waarschijnlijkheid is hij de<br />
op het schilderij weggemoffelde persoon. De<br />
opdrachtgevers wensten blijkbaar dat bij het herstel<br />
van de gilden alleen de levende gildeleden op<br />
het schilderij werden afgebeeld.<br />
Peter van Santen werd op 11 juni 1773 katholiek<br />
gedoopt in de statie in het Hoornsteegje als Petrus,<br />
zoon van Jacob van Santen en Maria Fortuin. Hij<br />
trouwde op 15 mei 1799 in Zwolle met Hendrica<br />
Tentman, die op 29 mei 1805 overleed en in de<br />
Broerenkerk werd begraven. Uit dit zesjarig huwelijk<br />
ontsproten geen kinderen. Op 28 juli 1806<br />
werd aan Peter - evenals aan de andere afgebeelde<br />
personen - patent verleend om het beroep van<br />
verver en glazenmaker uit te oefenen. Als baas of<br />
meester betaalde hij daarvoor vier gulden. De glazen<br />
makersknechten en verversknechten waren<br />
voor dit patent een gulden kwijt. Slechts korte tijd<br />
heeft hij van dit recht kunnen genieten. Hij overleed<br />
op 4 september 1807 en werd vier dagen later<br />
's avonds om 10 uur in de Broerenkerk bij zijn<br />
vrouw begraven. Voor het luiden van de klokken<br />
betaalden zijn erfgenamen twee gulden en 16 stuivers,<br />
waaruit een zekere gegoedheid valt af te leiden.<br />
Bronnen en literatuur<br />
<strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong>: de( generale index Zwolle<br />
en het patentregister uit 1806.<br />
E.A. van Dijk, 'Hulsbergen, Adrianus (1755-1827) ku'fistschilder',<br />
in: <strong>Overijssel</strong>se biografieën 2, Meppel-Arn^<br />
sterdam 1992,76-79.<br />
E.A. van Dijk, Schilders in Zwolle, Zwolle 1993,34-35.<br />
A. Meddens-van Borseen, 'Christoffel Frederik Franck<br />
(1755-1816). Een veelzijdig kunstschilder in Friesland',<br />
in: Fryslan 6 (2000), 22-25.<br />
J.C. Streng, Vrijheid, gelijkheid, broederschap en gezelligheid.<br />
Het Zwolse Sint Nicolaasgilde tijdens het ancien<br />
régime, Hilversum 2001,157-178.
28<br />
Boekbesprekingen<br />
Hilde van Wijngaarden, Zorg voor de kost. Armenzorg,<br />
arbeid en onderlinge hulp in Zwolle 1650 -1700.<br />
Prometheus/Bert Bakker, Amsterdam 2000.<br />
ISBN 90 5333 9671- 346 pagina's. Prijs ƒ 52,75.<br />
De tekeningen van Gesina ter Borch en haar<br />
broers of van Gerrit en Jan Grasdorp behoren tot<br />
de bekendste beelden van het zeventiende-eeuwse<br />
Zwolle. De levendige en realistische figuurtjes van<br />
mannen, vrouwen en kinderen vormen scènes uit<br />
het straatleven waarmee het stadsbeeld, dat we van<br />
de topografische schilderijen en prenten zo goed<br />
kennen, kan worden ingevuld. De ventsters, werklieden<br />
en straatschoffies blijven echter naamloos;<br />
het zijn tenslotte geen portretten.<br />
Toch kunnen we sinds kort een veel beter idee<br />
krijgen van het dagelijks geploeter van deze mensen<br />
aan de arme kant van de Gouden Eeuw. Hilde<br />
van Wijngaarden heeft ze dichterbij gebracht met<br />
haar studie over de armenzorg, waarop ze vorig<br />
jaar in Groningen promoveerde en waarvoor ze in<br />
2000 terecht de Prijs voor de Zwolse Geschiedenis<br />
ontving. Dat ze deze studie heeft kunnen uitvoeren<br />
was behalve aan haar eigen motivatie te danken<br />
aan twee factoren: de inpassing in een landelijk<br />
onderzoeksproject en de aanwezigheid van<br />
uniek archiefmateriaal. Het feit dat er in het Zwolse<br />
gemeentearchief bedeeldenregisters, visitatiebcjeken<br />
en registers van andere uitdelingen zoals<br />
kleding en turf uit ongeveer dezelfde periode<br />
bewaard zijn gebleven, maakte het mogelijk om<br />
een groot aantal mensen gedurende langere tijd te<br />
volgen.<br />
Zwolle was in de tweede helft van de zeventiende<br />
eeuw de grootste stad van <strong>Overijssel</strong> geworden<br />
met 11 a 12.000 inwoners. Daarvan werd ongeveer<br />
zes procent bedeeld, dat wil zeggen dat deze<br />
min of meer structureel steun ontving van de<br />
Stadsarmenkamer. Dit is in vergelijking met ande-<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
re steden tijdens de Republiek geen extreem hoog<br />
aantal, waarbij overigens wel moet worden gezegd<br />
dat de gegevens en de interpretatie ervan vaak heel<br />
verschillend en vooral onzeker zijn. Zo rekenden<br />
de Zwolse armbestuurders niet per huishouden -<br />
alle mensen die in één huis woonden - maar per<br />
gezin. Een moeder en een bij haar inwonende volwassen<br />
dochter konden dus ieder afzonderlijk<br />
steun ontvangen omdat zij ieder als 'gezin' werden<br />
beschouwd. Hilde van Wijngaarden volgt deze<br />
redenatie en komt zo, anders dan in veel vergelijkbare<br />
studies, tot een realistischer beeld van de<br />
zeventiende-eeuwse werkelijkheid.<br />
Het boek is systematisch opgezet en volgt een<br />
vrij strak schema. Dit heeft het grote voordeel, dat<br />
de verschillende aspecten van de armenzorg helder<br />
kunnen worden uiteengezet en dat op deze<br />
manier ondanks het unieke materiaal toch een<br />
vergelijking kan worden gemaakt met de situatie<br />
in andere steden. Nadeel is, dat de mensen zelf wat<br />
achter de theorie verborgen blijven, al raakt men<br />
in de loop van het boek met sommigen van hen<br />
wel enigszins vertrouwd. Nu en dan gunt de<br />
schrijfster ons doorkijkjes a la Van Deursen in het<br />
echte doen en laten van de hoofdpersonen, die<br />
doen verlangen naar meer. Maar het schrijven van<br />
een collectieve biografie was natuurlijk niet het<br />
oogmerk van haar studie. Dat we ons nu een veel<br />
diepgaander voorstelling kunnen maken van de<br />
armenwoninkjes in de Broerentrans dan de<br />
bekende tekening van Gerrit Grasdorp (afgebeeld<br />
op p. 228) is tenslotte al geen geringe verdienste.<br />
Zoals de titel al aangeeft, behandelt Hilde van<br />
Wijngaarden drie aspecten van de armenzorg. Na<br />
een heldere inleiding over armoede in het algemeen<br />
en het dagelijks leven in het zeventiendeeeuwse<br />
Zwolle gaat zij allereerst in op de organisatie<br />
en het functioneren van de armenzorg. De<br />
Stadsarmenkamer, gevestigd in de later afgebro-
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
ken verbinding tussen Bethlehemsekerk en Refter,<br />
had in beginsel de zorg voor alle Zwollenaren die<br />
beneden het bestaansminimum dreigden te<br />
komen. Daarbij werd geen onderscheid gemaakt<br />
tussen officiële burgers en inwoners; een goede<br />
reputatie, een langdurig verblijf en eventuele<br />
vroegere verdiensten voor de stad waren belangrijker.<br />
Er bestond ook toen waarschijnlijk al een<br />
uitgebreide informele netwerkstructuur, waarvan<br />
nu en dan sporen terug te vinden zijn in de beslissingen<br />
over het al dan niet verlenen van steun.<br />
Ook de religie speelde in beginsel geen rol. De<br />
gereformeerde diaconie was bij de armenkamer<br />
ondergebracht en lidmaten kregen vaak wel iets<br />
extra's. Maar aan de andere kant kon ook de voorspraak<br />
van een pastoor van een van de schuilkerken<br />
er toe leiden, dat een katholieke arme een uitkering<br />
van de stad ontving.<br />
Het tweede aspect dat aan de orde komt is dat<br />
van de arbeid. Dit levert nu en dan zeer directe<br />
confrontaties op met de echte strijd om het<br />
bestaan. Dat geldt bijvoorbeeld voor de kinderarbeid.<br />
Vergelijking met de algemene situatie in de<br />
zeventiende eeuw blijkt heel slecht mogelijk,<br />
omdat de stelling dat de economie toen mede<br />
door de inzet van kinderen draaiende werd<br />
gehouden niet gebaseerd blijkt te zijn op diepgaand<br />
onderzoek. Het gegeven, dat Zwolse ouders<br />
hun kinderen bewust weghielden van het speciaal<br />
voor hun opgerichte werkhuis (dat mede daardoor<br />
mislukte), lijkt erop te wijzen dat deze<br />
exploitatie niet zo vanzelfsprekend werd gevonden<br />
als historici wel denken. Kijken we hier soms<br />
teveel door een negentiende-eeuwse bril? Een<br />
ander gemis in dit deel van Zorg voor de kost is dat<br />
van een goede sociaal-economische beschrijving<br />
van Zwolle in de vroegmoderne tijd. Zoals veel<br />
schrijvers moet ook Hilde van Wijngaarden terugvallen<br />
op de inmiddels sterk verouderde onderzoeksgegevens<br />
van Slicher van Bath. Zo is haar<br />
stelling op pagina 163, dat de linnenindustrie in<br />
Zwolle en Kampen 'van weinig betekenis was' in<br />
verhouding tot die in Twente onhoudbaar, en<br />
wordt deze trouwens door haar eigen gegevens<br />
over de aantallen beroepsbeoefenaren gelogenstraft.<br />
Een ander interessant aspect is dat van de<br />
knopenmakerij. Deze huisindustrie, die vooral<br />
door (arme) kinderen werd uitgevoerd, had in<br />
Zwolle een enorme omvang aangenomen en de<br />
vraag hoe dit mogelijk was kan niet direct worden<br />
beantwoord. Mijn idee is, dat deze net als het sterk<br />
verbreide schoenmakersvak een direct gevolg is<br />
van de Zwolse veehandel. Knopen werden immers<br />
gemaakt van been. Wellicht kan de archeologie<br />
ons daar meer over vertellen.<br />
Het laatste deel van Hilde van Wijngaardens<br />
studie is gewijd aan de onderlinge hulpverlening.<br />
Deze kon plaatsvinden onder verwanten, tussen<br />
buren, dankzij bekenden maar ook via de al eerder<br />
genoemde, in de bronnen vrijwel ongrijpbare,<br />
informele netwerken. Dat hierover toch iets<br />
gezegd kan worden is een voorbeeld van inlevingsvermogen<br />
maar ook van minutieuze wetenschappelijke<br />
interpretatiekunst. Zorg voor de kost<br />
is daarmee een fraaie tegenhanger geworden van<br />
Zwolle in de Gouden Eeuw door Jean Streng en<br />
Lydie van Dijk. De geschiedschrijving zal er wel bij<br />
varen.<br />
Frits David Zeiler<br />
ï<br />
Woningen in de Broerentrans,<br />
doorGerrit<br />
Grasdorp (collectie Stedelijk<br />
Museum Zwolle).<br />
Afbeelding uit besproken<br />
boek.
Schnitgerorgel in de<br />
Grote of Sint Michaé'lskerk.<br />
Afbeelding uit<br />
besproken boek.<br />
30 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
J. Erdtsieck, M.P. Logtenberg en J.M. de Ruiter<br />
(t), Koninklijke instrumenten rond de Peperbus.<br />
Kampen (Stichting IJsselacademie) 2001.<br />
ISBN 90-6697-132-0; prijs €20,40.<br />
In de Hanzesteden Deventer, Kampen en Zwolle<br />
kreeg de orgelbouwkunst in een vroeg stadium<br />
een kans. Voor de orgelhistoricus zijn de oudste<br />
archiefstukken over Zwolse orgels van groot<br />
belang. Deze stukken hebben betrekking op de<br />
Onze Lieve Vrouwe Kerk, de Grote of Sint<br />
Michaëlskerk en de kloosterkerken.<br />
Maarten Albert Vente, de eerste onderzoeker<br />
in ons land die de orgelkunde op academisch<br />
niveau beoefende, heeft velen gestimuleerd bij<br />
orgelhistorisch onderzoek. 1 Door zijn aanstelling<br />
in 1958 als wetenschappelijk hoofdmedewerker<br />
aan het Instituut voor Muziekwetenschap te<br />
Utrecht werd het mogelijk de orgelkunst als verplicht<br />
onderdeel in de studie van de muziekwetenschap<br />
op te nemen. De laatste decennia zijn grote<br />
vorderingen gemaakt op een terrein dat bij het<br />
aantreden van Vente nagenoeg geheel braak lag.<br />
Saillant detail is dat Vente kort voor zijn overlijden<br />
kennis nam van de gewelfschilderingen in de<br />
Broerenkerk, in het bijzonder de schildering die<br />
het middeleeuwse orgel omlijstte. 2 Van zijn hand<br />
verscheen in 1971 het eerste boek van enige<br />
omvang met beschouwingen over de Zwolse<br />
orgelgeschiedenis. 3 Recentelijk verscheen een<br />
kloek boek onder de titel Koninklijke instrumenten<br />
rond de Peperbus.<br />
Dinsdagavond 11 december 2001 vond de presentatie<br />
van dit boek plaats in de Grote of Sint<br />
Michaëlskerk. Voor de muzikale omlijsting zorgde<br />
organist Toon Hagen. De eerste twee exemplaren<br />
werden uitgereikt aan de heer J. Berends, wethouder<br />
van de gemeente Zwolle en aan de heer<br />
J.M. Meulenkamp, directeur van Vestia Projectontwikkeling<br />
BV.<br />
In Koninklijke instrumenten worden de in de<br />
Zwolse kerken, het conservatorium, de Isala klinieken<br />
en het Zonnehuis aanwezige orgels<br />
beschreven en middels een kleurenfoto afgebeeld.<br />
Een hele klus, zeker als men zich realiseert dat het<br />
fotograferen van orgels geen sinecure is wegens de<br />
veelal ongunstige omstandigheden ter plaatse. Een<br />
compliment verdient daarom M.J. Heilhof, want<br />
hij is erin geslaagd met zijn kleurenfotografie een<br />
substantieel aandeel te leveren in de aantrekkelijkheid<br />
van het boek. Slechts een enkele foto is van<br />
mindere kwaliteit (Bethlehemkerk, Broerenkerk,<br />
Noorderkerk).<br />
De ordening van de beschrijvingen vindt<br />
plaats binnen vier tijdsperioden: orgels uit kerken<br />
van voor de reformatie (6), kerken uit de periode<br />
1600 tot 1900 (4), kerken uit de periode 1900 tot<br />
1 95° (4) en kerken uit de periode 1950 tot heden
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
(17); in totaal 31 orgels. Binnen de gehanteerde<br />
perioden zijn de kerken alfabetisch op naam geordend<br />
en het toeval wil dat in de eerste twee perioden<br />
een chronologische reeks is ontstaan.<br />
De gehanteerde systematiek bij het kopje<br />
'orgel' voldoet niet. Men vergelijke Windesheim,<br />
hervormde kerk, met de Onze-Lieve-Vrouwe ten<br />
Hemelopnemingbasiliek. Het kerkgebouw van<br />
het Apostolisch Genootschap aan de Pilotenlaan<br />
bezit een orgel van Michael Maarschalkerweerd<br />
uit 1993, aldus het kopje. Maar Maarschalkerweerd<br />
leefde van 1838 tot 1915.<br />
In het Vooraf (blz. 7) wordt gerefereerd aan de<br />
encyclopedie Het historische orgel in Nederland.<br />
De chronologische volgorde in deze encyclopedie<br />
wordt strikt bepaald door de ouderdom van het<br />
oorspronkelijke orgel, voor zover delen, inclusief<br />
kas, resteren en in het huidige instrument zijn verwerkt.<br />
Het eerste deel verscheen overigens twintig<br />
jaar later dan Logtenberg ons wil doen geloven;<br />
prins Claus ontving op 19 februari 1997 in de Dom<br />
te Utrecht het eerste exemplaar.<br />
Iedere orgelbeschrijving wordt voorafgegaan<br />
door een korte geschiedenis van het kerkgebouw.<br />
Waar nodig wordt het kerkgenootschap nader<br />
belicht. Dit facet was bij J. Erdtsieck in vertrouwde<br />
handen.<br />
Voor wat de orgelhistorische aspecten betreft<br />
volstaan we met enige op- en aanmerkingen, die<br />
kunnen worden opgevat als zijnde illustratief voor<br />
het geheel. Voor de orgels gebouwd tot 1840 kon<br />
men te rade gaan bij de gedetailleerde dispositiegegevens<br />
in de encyclopedie. In dit verband is het<br />
merkwaardig dat alleen het eerste deel in de literatuurlijst<br />
staat vermeld.<br />
De volledige orgelgeschiedenis van de Grote<br />
Kerk verdient een fraaie monografie. Met het<br />
onderhavige werk dient men bereid te zijn concessies<br />
te accepteren. In mindere mate speelt deze<br />
overweging een rol bij de Bethlehemkerk, waar<br />
met zevenmijls laarzen door de orgelgeschiedenis<br />
van voor 1825 wordt gestapt op basis van een niet<br />
authentieke bron uit 1965.<br />
Bij de Lutherse kerk staat vermeld: 'Het orgel<br />
werd in 1788 gerenoveerd door Frans Caspar'.<br />
Men leze: Frans Caspar Schnitger, die overigens in<br />
1729 was overleden. Terecht kan worden tegenge-<br />
worpen dat in het kasboek bij de datum 17 juli 1786<br />
wel degelijk melding wordt gemaakt van F.C.<br />
Schnitger. We hebben hier te doen met Frans Caspar<br />
Schnitger junior (1724-1799), die, zoals de jaartallen<br />
laten zien, het vak niet van zijn vader heeft<br />
geleerd: 'aan d'orgelmaker F.C. Schnitger voor het<br />
renoveren van het orgel ingevolge Resolutie van<br />
de Groten Kerkenraad L.Q. (- luydt quitansie)<br />
bet. ad. 130.-.' 4<br />
We zouden dit geen renovatie of restauratie<br />
willen noemen maar een schoonmaakbeurt, eventueel<br />
met herstel van kleine gebreken, waarover<br />
Knock in 1788 berichtte.<br />
Op dezelfde bladzijde 57 wordt een dispositie<br />
uit 1926 vermeld, hoewel het Schnitger-orgel in<br />
1917 was ingeruild voor een pneumatisch instrument<br />
van Standaart. Opvallend is het dat de dispositie<br />
vrijwel geheel overeenkomt met die van<br />
Knock. Waarschijnlijk is hier sprake van een simpele<br />
lees- en drukfout; in plaats van 1726 is zonder<br />
bronvermelding abusievelijk 1926 overgenomen.<br />
Bij de Sint Jozefkerk lezen we dat niet meer te<br />
achterhalen is wie het orgel maakte. Het orgel is<br />
afkomstig uit een Benedictinessenklooster te<br />
Driebergen. Zonder voorbehoud kan het instrument<br />
worden toegeschreven aan Friedrich Fleiter<br />
(1836-1924), die in het jaar 1872 te Munster een<br />
orgelmakerij oprichtte. Dit bedrijf bestaat tot op<br />
de huidige dag. De spelling van de Duitse registernamen<br />
zijn niet alle correct. Het is opmerkelijk<br />
dat de dispositie geen enkele vulstem bezit. Fleiter<br />
bouwde ook het orgel van het inmiddels gesloopte<br />
klooster Bethlehem aan de Molenstraat te Oldenzaal,<br />
in de volksmond aangeduid met het Duitse<br />
klooster. Als gevolg van de politieke situatie waren<br />
de zusters Benedictinessen in 1875 gedwongen hun<br />
klooster in Osnabrück te verlaten. Zij zochten in<br />
Tegelen, Driebergen en Oldenzaal veilige vestigingsplaatsen<br />
voor nieuwe kloosters.<br />
Verdwenen orgels zijn ten dele vermeld,<br />
slechts voor zover zij bij de beschrijvingen van de<br />
huidige instrumenten worden gememoreerd, terwijl<br />
aan kabinet-, secrétaire- en andere huispijporgels<br />
geen aandacht is geschonken. Terecht zijn<br />
de instrumenten van de Ichtus-, Sions- en Stinskerk<br />
niet opgenomen. Organisten zijn buiten<br />
beeld gebleven.
De kassen zijn niet vergeten, maar de behandeling<br />
is summier en beperkt zich doorgaans tot<br />
het noemen van de houtsoort en de delen waaruit<br />
het front is opgebouwd. Interessant zou zijn<br />
geweest ze in een kunsthistorische context te<br />
plaatsen en/of de plaats in het oeuvre van de<br />
maker te verklaren. De auteurs wagen zich niet<br />
aan beoordelingen over de klank van de orgels.<br />
Belangrijke bronnen, als Bouwstenen, Broekhuyzen,<br />
Fock, Knock en de dissertatie van Vente, zijn<br />
niet geraadpleegd.<br />
Onwillekeurig gaat men deze uitgave vergelijken<br />
met Orgels in Kampen, eveneens een uitgave<br />
van de IJsselacademie. 5 Het Kamper orgelboek is<br />
anders van opzet, terwijl het uiterlijk, dat wordt<br />
bepaald door typografie, layout, fotografie, bindwijze<br />
en papiersoort, zonder twijfel onderdoet<br />
voor de Zwolse uitgave. De Kamper uitgave biedt<br />
echter een geluidsdocument in de vorm van een<br />
bijbehorende CD en een professionelere integratie<br />
van de geschiedschrijving van de oude(re) instrumenten.<br />
Dit komt mede tot uitdrukking in de verantwoording<br />
via noten, dertig bladzijden bijlagen,<br />
een literatuurlijst met ruim honderdzestig titels en<br />
registers op persoons- en plaatsnamen.<br />
De Zwolse uitgave komt er wat bekaaid af met<br />
de literatuur en de verklarende woordenlijst. Een<br />
persoonsregister ontbreekt. Zou de gemiddelde<br />
lezer de betekenis kennen van tremulant, temperatuur<br />
en evenredig zwevend, om maar enkele termen<br />
te noemen? Samenvattend: Kampen scoort<br />
met de orgelhistorische inhoud hoger, Zwolle<br />
heeft een aantrekkelijk kijk- en leesboek over<br />
orgels.<br />
Tot aangename verrassing van de aanwezigen<br />
onthulde wethouder Berends tijdens de presentatie<br />
dat hij overweegt een stadsorganist aan te stellen.<br />
Dit betekent meer dan het herstellen van een<br />
zinvolle traditie. Toen het gemeentelijke Scheuerorgel<br />
dreigde te worden verwaarloosd, heeft<br />
schrijver dezes publiekelijk voor het aanstellen<br />
van een dergelijke functionaris gepleit.<br />
Voorheen was de stad eigenaresse van het<br />
orgel in de Grote Kerk en benoemde uit dien<br />
hoofde de stadsorganist (een situatie die in Haar-<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
lem nimmer is gewijzigd). In het stadhuis stond<br />
het stadsclavecimbel van Johan Friederich Kirchmann<br />
opgesteld. Het benoemen van een stadsorganist<br />
of een stadsorganist/beiaardier - naar analogie<br />
van de huidige beiaardier - zou Zwolle meer<br />
representatie en uitstraling bezorgen; het is een<br />
extra culturele impuls en het kan worden gezien<br />
als de oplossing voor de zorgplicht ten aanzien<br />
van het Scheuer-orgel.<br />
Het imago van het orgel in het algemeen is er<br />
mee gediend dat het onder de aandacht van velen<br />
wordt gebracht: een universeel instrument met<br />
ongekende muzikale mogelijkheden en een rijke<br />
en boeiende geschiedenis. Om met Hendrik<br />
Andriessen te besluiten: 'Het orgel is in ons land<br />
tegelijkertijd het populairste en het meest miskende<br />
instrument. En het zou een beklagenswaardig<br />
instrument zijn als het zich niet boven de misverstanden,<br />
vergissingen en aanrandingen kon blijven<br />
verheffen door zijn machtig karakter.' 6<br />
H.C.]. Wullink<br />
Noten<br />
1 Maarten Albert Vente (1915-1989) studeerde geschiedenis<br />
aan de Utrechtse universiteit. Na zijn<br />
doctoraal examen was hij achtereenvolgens geschiedenisleraar<br />
in Leeuwarden, Zwolle en Utrecht. In<br />
1942 promoveerde hij bij A. Smijers in Utrecht op<br />
Bouwstoffen tot de geschiedenis van het Nederlandse<br />
orgel in de 16de eeuw. Vente was vanaf 1958 als wetenschappelijk<br />
hoofdmedewerker verbonden aan<br />
het Instituut voor Muziekwetenschap te Utrecht,<br />
later respectievelijk als lector en hoogleraar in de instrumendcunde,<br />
speciaal de orgelkunde.<br />
2 Maarten A. Vente, Utrechtse historische verkenningen.<br />
Bijdragen tot de geschiedenis der orgelcultuur in<br />
de Lage landen tot omstreeks 1630 (Utrecht 1989)<br />
p.'si3O,222,395.<br />
3 Maarten A.Vente, Vijf eeuwen Zwolse orgels 1447-<br />
1971. Een terugblik naar aanleiding van het 250-jarig<br />
bestaan van het Schnitgerorgel in de St. Michaels-<br />
of Grote Kerkte Zwolle 1721-1971. (Amsterdam<br />
1971)-<br />
4 O.B. Wiersma, 'Het voormalig orgel van de Lutherse<br />
kerk te Zwolle, thans in de N.H. kerk te Duurswoude',<br />
Het Orgel 68(1972), 266-269, aldaar 267.<br />
5 W.D. van der Kleij en W.H. Zwart, Orgels en organisten<br />
in Kampen ( Kampen 1995).<br />
6 Idem.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 33<br />
Mededelingen<br />
Jaarvergadering Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />
Op woensdag 24 april a.s. om 19.30 uur vindt in het Stedelijk<br />
Museum Zwolle, Melkmarkt 41, de jaarvergadering plaats van de<br />
Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging. Iedereen is van harte welkom.<br />
Op de agenda staan de volgende zaken:<br />
verenigings- en bestuurszaken door voorzitter Hans Dijkstra<br />
het jaarverslag van penningmeester Thijs van Ulsen<br />
verslag van de kascommissie<br />
het jaaroverzicht van secretaris Aad Arendsen<br />
benoeming nieuwe bestuursleden<br />
afscheid van aftredende bestuursleden<br />
discussie over het gevoerde beleid<br />
De leden krijgen de agenda, het financiële overzicht van de penningmeester<br />
en het jaaroverzicht van de secretaris toegestuurd.<br />
Na de pauze, om 20.30 uur, zal de heer dr. Jean C. Streng een<br />
lezing houden over het St. Nicolaasgilde te Zwolle. Hij publiceerde<br />
onlangs een boek over de geschiedenis van dit gezelschap.<br />
Bestuursvacatures<br />
In verband met haar verhuizing zal Jeanine Otten het bestuur verlaten.<br />
Gelukkig is er in deze vacature voorzien. Het nieuwe kandidaat-bestuurslid<br />
is Pieter Winters. Omdat Aad Arendsen (secretaris)<br />
en Thijs van Ulsen (penningmeester) twee bestuurstermij -<br />
nen hebben voltooid, zijn zij aftredend en niet herkiesbaar. Zo<br />
lang er geen nieuwe bestuursleden zijn gevonden zullen zij hun<br />
functie blijven vervullen.<br />
Zwolse <strong>Historisch</strong>e Quiz<br />
Dit jaar wordt weer de Zwolse <strong>Historisch</strong>e Quiz georganiseerd.<br />
Op zaterdag 27 april verschijnt de voorronde in de Zwolse Courant.<br />
Iedereen kan daaraan meedoen en zijn kennis van de Zwolse<br />
geschiedenis testen. De veertig beste inzenders worden uitgenodigd<br />
om deel te nemen aan de finale op zaterdag 28 september a.s.<br />
in de Statenzaal aan de Diezerstraat. Zij zullen dan samen met een<br />
aantal bekende inwoners van Zwolle laten zien wat zij van de<br />
geschiedenis van Zwolle weten.<br />
Aan de finale zijn fraaie prijzen verbonden:<br />
Rabobank Zwolle stelt de eerste prijs beschikbaar van € 500<br />
Van der Reijd Makelaars BV looft de tweede prijs uit van € 250<br />
Waanders Uitgevers en Boekverkopers stelt de derde prijs<br />
beschikbaar: Van Dale's Spreekwoordenboek<br />
Bovendien biedt Boekhandel Waanders alle deelnemers een fraai<br />
boekwerk aan over de stad Zwolle.<br />
Informatie over de quiz treft u ook aan op de website van de<br />
Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging.<br />
De Zwolse <strong>Historisch</strong>e Quiz wordt georganiseerd door de Zwolse<br />
<strong>Historisch</strong>e Vereniging in samenwerking met de Zwolse Courant,<br />
het <strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong> en de Bibliotheek Zwolle.<br />
Nieuw websiteadres ZHV<br />
De website van de Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging is nu sneller te<br />
bereiken via een nieuw adres:<br />
www.zwolsehistorischevereniging.nl<br />
De site wordt regelmatig bijgewerkt, neemt u eens een kijkje.<br />
Afscheid redactielid Jean Streng<br />
Ons zeer gewaardeerd mederedactielid Jean Streng (Dr. J.C.<br />
Streng) is per 1 januari <strong>2002</strong> teruggetreden als redacteur van het<br />
Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift. Jean, die sinds 1994 deel heeft uitgemaakt<br />
van de redactie, wil zijn aandacht en tijd nu weer geheel<br />
aan zijn eigen projecten kunnen wijden. Hoewel wij uiteraard zijn<br />
besluit respecteren, zullen we Jeans specifieke deskundigheid op<br />
het gebied van de zeventiende en achttiende-eeuwse Zwolse<br />
geschiedenis node missen. Jean, we willen je bij deze bedanken<br />
voor de uitermate plezierige samenwerking in de afgelopen zeven<br />
jaar en we wensen je veel succes met je komende publicaties.<br />
Cultuurhistorische @tlas Zwolle<br />
Het Oversticht is bezig om van alle <strong>Overijssel</strong>se steden een cultuurhistorische<br />
atlas op cd-rom te maken. De cultuurhistorische<br />
@tlas van Zwolle is inmiddels verschenen. In deze @tlas staan<br />
tientallen verschillende soorten kaarten van Zwolle en omgeving,<br />
zoals een plattegrond waarop alle archeologische interessante<br />
plekken te vinden zijn, kaarten met verschillende monumenten,<br />
enzovoort. Al die archeologische en monumentale 'objecten' zijn<br />
voorzien van een beschrijving, ze zijn terug te vinden op de kaart<br />
en bovendien zijn ze op foto's te bekijken. Daarnaast bevat de<br />
@tlas een 'fotoalbum', een woordenboek en een spel waarmee de<br />
lezer zijn historische kennis van de streek kan testen.<br />
De cd-rom is te koop in de boekhandel en in de Gemeentewinkel<br />
voor € 9,10.<br />
Inbinden Tijdschrift<br />
U kunt uw laatste drie jaargangen, 1999 - 2000 - 2001, van het<br />
Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift weer van het fraaie blauwe bandje<br />
met opdruk laten voorzien bij de firma H. Habes, Handboekbinderij,<br />
Thomas a Kempisstraat 91, tel. 4215969. Kosten € 25.
34<br />
Auteur Colofon<br />
Drs. DirkH. Baaiman (1950), is architectuurhistoricus<br />
en werkzaam bij Het Oversticht te Zwolle. Het<br />
Oversticht is het genootschap tot bevordering en in<br />
stand houding van stedelijk en landelijk schoon in<br />
<strong>Overijssel</strong> en Flevoland. In de rij van publicaties die<br />
in het kader van het Jaar van het <strong>Historisch</strong> Wooninterieur<br />
zijn uitgebracht, verscheen in 1999 het<br />
Jaarboek van het Cuypersgenootschap, in zijn geheel<br />
gewijd aan bronnen voor interieur-historisch<br />
onderzoek. Hierin publiceerde Dirk Baaiman over<br />
de plattegrondtekening als historische bron.<br />
Drs. Annèt H.M. Bootsma - van Hulten (1953) studeerde<br />
geschiedenis. Momenteel werkt zij als freelance<br />
historicus.<br />
Wim A. Huijsmans (1948) is als medewerker verbonden<br />
aan het <strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong>.<br />
Drs. Jeanine Otten (1959) is kunsthistoricus en beheerder<br />
van de Topografisch - <strong>Historisch</strong>e Atlas van het<br />
<strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong>.<br />
Drs. Miriam Schneiders (1953) is kunst- en architectuurhistoricus.<br />
De toelichting op het nieuwe omslag<br />
schreef zij in haar hoedanigheid als bestuurslid van<br />
de Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging.<br />
Mr. O(tto) Schutte is secretaris van de Hoge Raad van<br />
Adel. Hij publiceert regelmatig over genealogische<br />
onderwerpen.<br />
Dr. Jean C. Streng (1945) studeerde geschiedenis. Hij is<br />
free-lance historicus en veelvuldig publicist.<br />
H.C.J. Wullink (1944) is als medewerker verbonden<br />
aan Het Oversticht te Zwolle. Hij publiceert over aspecten<br />
van de kunst- en muziekgeschiedenis.<br />
Drs. Frits David Zeiler (1949) is historicus. Hij organiseert<br />
onder meer tentoonstellingen en publiceert<br />
regelmatig over regionaal-historische onderwerpen,<br />
zowel West- als Oost-Nederland betreffende.<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Het Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift is een uitgave van de<br />
Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging en verschijnt viermaal<br />
per jaar. Leden van de vereniging krijgen het tijdschrift<br />
gratis toegezonden.<br />
Bestuur Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />
H. Dijkstra, voorzitter<br />
A. Arendsen, secretaris, telefoon: 038-4652369<br />
M.M.H, van Ulsen, penningmeester<br />
G.J. van der Horst, M. van der Laan, J. Otten,<br />
M. Schneiders, leden<br />
Secretariaat<br />
Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging, postbus 1448,<br />
8001 BK Zwolle<br />
Ledenadministratie<br />
telefoon: 038-4654617<br />
Bezorging tijdschrift:<br />
J. van Ulsen-Nijkamp, telefoon: 038-4654617<br />
Internet adres:<br />
www.zwolsehistorischevereniging.nl<br />
e-mail ZHV: info@zwolsehistorischevereniging.nl<br />
Financiën: girorekening Postbank: 5570775<br />
t.n.v. Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />
Tarieven lidmaatschap:<br />
65+ (wonend binnen Zwolle) en studenten € 18 /jaar<br />
overige leden € 22/jaar<br />
huisleden € 4 /jaar<br />
Redactie Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift<br />
A.H.M. Bootsma-van Hulten (eindredacteur),<br />
W. Cornelissen, E.A. van Dijk, W.A. Huijsmans,<br />
M. van der Laan, H.A. Stalknecht.<br />
Redactie-adres: Wipstrikkerallee 71,8023 DV Zwolle<br />
e-mail: annetbootsma@home.nl<br />
Vormgeving: Rob van den Elzen bNO (t)<br />
Vormgeving omslag: Ontwerpbureau Thijs Verster<br />
Opmaak: Different Design Deventer<br />
Druk: Waanders, Zwolle<br />
ISSN 0926-7476 © Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/<br />
of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie,<br />
microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande<br />
schriftelijke toestemming van de uitgever.
historisch centrum <strong>Overijssel</strong><br />
fr •f i (-<br />
kijk ook op<br />
www.historischcentrumoverijsseL.nl<br />
vooratte actuele informatie<br />
Te Koop gevraagd:<br />
Histöriscke kantoorpanden<br />
4/bpuwjiaar voor 1,900<br />
Inlich|ingen: 038-421 32 90<br />
Valri der Rei)d Makelaars B.V.<br />
VANDERREIJD<br />
Makelaars B.V.<br />
VBO f MAKELAAR<br />
UDNBK4<br />
ADVERTENTIES<br />
We zijn net zo thuis<br />
in de buurt als u<br />
De Rabobank is een bank met een idee. Dat idee heet<br />
samenwerken. Met wortels in de plaatselijke gemeenschap<br />
hebben wij als geen ander een traditie van samenwerken<br />
en bouwen aan relaties.<br />
De Rabobank is een bank van mensen voor mensen.<br />
R$bobank<br />
Zwolle<br />
Daarom zijn wij niet alleen thuis in de<br />
financiële wereld, Maar ook bij u in de<br />
buurt. We weten wat er keft. ook als<br />
het niet om bankzaken gaat. Kortom,<br />
we zijn net zo thuis in de buurt als u.<br />
Met de Rabobank sta je<br />
er niet alleen voor<br />
55 Tel. 038-422120Ó<br />
8011 TM Zwolle Fax 038-4224318<br />
De. letters-te tof f ie I/OA<br />
• Heeft V wfti te i/ierav,<br />
• E-lte OJM wetea nieuwe expositie-....<br />
Ê-en. w-t<br />
• En. een. M&cirOMiLe- pielL MOT de 2-wolse <strong>Historisch</strong>e Verem
WAANDERS<br />
uitgevers drukkers boekverkopers<br />
boekverkopers<br />
Eiland 9, Zwolle<br />
Telefoon (038) 421 53 92<br />
uitgevers / drukkers<br />
Faradaystraat 17, Zwolle<br />
Telefoon (038) 465 86 28 / 465 70 01
Terborchstraat 10<br />
2 - € 5,75
Annèt Bootsmavan<br />
H uiten en<br />
Wim Huijsmans<br />
ZWOLLE, — hoek Statlonsw<br />
en Van Nagelstraat<br />
ÏD 51<br />
{Collectie Stedelijk Museum Zwolle)<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Groeten uit Zwolle<br />
Ansichtkaart hoek Stationweg en Van Nagellstraat<br />
Poststempel 14 november 1911<br />
'Eerwaarde Broeder,<br />
Uw brief hebben we Zaterdag in goede gezondheid<br />
ontvangen en met genoegen gezien dat U het ook<br />
goed maakt, maar druk. Nu zoo gaat het mij ook,<br />
van den morgen tot de avond bezet. G. Meijnders is<br />
Zaterdagavond nog een poosje hier geweest, hij is al<br />
druk voor St. Nicolaas. Met den H.E. Heer Deken<br />
aan het hoofd is hier een comité gevormd om Z.E.<br />
Kardinaal v.Rosschum een huldeblijk aan te bieden.<br />
Ook de Heeren Geestelijken uit Zw. geboren met de<br />
Proost Deken Mulder van Wolvega hebben zooiets<br />
op touw gezet.<br />
Nu Heer broer de hartelijke groeten van Vader en<br />
Moederen van Uw Zus Anna.'<br />
Jarenlang was Wilhelmus Marinus van Rossum de<br />
trots van katholiek Zwolle. Deze in 1854 geboren<br />
Zwollenaar maakte een indrukwekkende kerkelijke<br />
loopbaan met als bijzonder hoogtepunt de<br />
benoeming tot kardinaal door paus Pius X in<br />
november 1911. Deze eer was slechts twee Nederlanders<br />
te beurt gevallen en de laatste keer was bijna<br />
vier eeuwen geleden. In Zwolle werd deze<br />
heuglijke benoeming onder meer gevierd met een<br />
plechtig lof en een feestpredikatie in de Dominicanenkerk.<br />
In de ansicht wordt, met verkeerd gespelde<br />
naam van de kersverse kardinaal, aan de<br />
voorbereiding van deze huldeblijken gerefereerd.<br />
De genoemde geestelijke Mulder, proostdeken<br />
van Wolvega, was een boerenzoon uit Wijthmen.<br />
De Van Nagellstraat (met dubbel 1) was in het<br />
begin van de twintigste eeuw een nieuwe straat, de<br />
meeste huizen zijn er gesierd met fraaie Jugendstil-tegeltableau's.<br />
Het gebied waar de straat werd<br />
aangelegd was voordien eigendom van de familie<br />
Van Nagell.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 39<br />
Redactioneel Inhoud<br />
In deze aflevering van het Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift<br />
speelt de negentiende eeuw een belangrijke<br />
rol.<br />
Maria Hansen beschrijft het korte leven van<br />
een meisje 'van stand', Sophie van Haersolte.<br />
Ondanks haar zwakke gezondheid nam zij deel<br />
aan uitjes naar familie, en, juist ter verbetering van<br />
haar gesteldheid, maakte zij reizen naar het buitenland.<br />
Vader Johan Christiaan, lid van de Tweede<br />
Kamer, liet niets achterwege om haar de beste<br />
verzorging te geven. Het mocht niet baten: op 35jarige<br />
leeftijd werd zij op Bergklooster begraven.<br />
Een van de fraaiste straten in Zwolle is de Terborchstraat.<br />
Theo de Boer beschrijft het pand<br />
waarin hij zelf tot voor kort woonde en als antiquaar<br />
gevestigd was: Terborchstraat 10. Hij beschrijft<br />
tevens het ontstaan van de straat. De succesvolle<br />
architect Steven Trooster was verantwoordelijk<br />
voor deze imposante villa, een 'plaatje'<br />
in de stijl van de neorenaissance. De Boer begon al<br />
met het pand in oude luister te herstellen, de nieuwe<br />
eigenaar, makelaar Chris van Beek, zal dit voltooien.<br />
Jan ten Hove zet in zijn artikel uiteen hoe het<br />
nieuwe standaardwerk over de Zwolse geschiedenis<br />
opgezet wordt en hoe de vorderingen zijn. Hij<br />
geeft nu al vast de feiten rond een paar Zwolse<br />
eigenaardigheden weer, nl. de verklaring van de<br />
Zwolse blauwvingers en, zoals hij het noemt, de<br />
Hanzemythe. Het geeft aan hoe elke tijd de<br />
geschiedenis gebruikt om de stad er zo voordelig<br />
dan wel roemrijk mogelijk uit naar voren te laten<br />
komen.<br />
In december 2000 wilde Wim Coster informatie<br />
over een dienstmakker van zijn opa. Wat zijn<br />
oproep opleverde, kunt u in dit nummer lezen.<br />
Feestelijkheden van katholiek Zwolle komen<br />
aan bod bij de beschrijving van de ansichtkaart en<br />
in de bespreking van het boek Carnaval in Zwolle.<br />
Groeten uit Zwolle Annèt Bootsma-van Hulten en Wim Huijsmans 38<br />
Terborchstraat 10: over een likeurstoker, een oubaas,<br />
een bottendokter en een antiquaar Theo de Boer 40<br />
Een nieuwe Geschiedenis van Zwolle Jan ten Hove 56<br />
Een 'redelyk zoet'meisje, Sophia Cornelia<br />
baronesse van Haersolte, 1838-1873 Maria L. Hansen 62<br />
Werd vervolgd: Een oude dienstmakker Wim Coster 73<br />
Recent verschenen Marieke Schaap-Steegmans 75<br />
Boekbesprekingen 77<br />
Mededelingen 80<br />
Auteurs 82<br />
Omslag: Terborchstraat 10-12, een zeer rijk pand in neorenaissancestijl en het<br />
enige in de Terborchstraat dat zowel van binnen (nr. 10) als van buiten nog veel<br />
originele stijlelementen bevat. (Collectie HCO)
Theo de Boer<br />
Plattegrond van Zwolle<br />
uit de Atlas van Kun,<br />
1845. Er is nog nauwelijks<br />
sprake van bebouwing<br />
buiten de stadsgracht.<br />
De huidige Stationswijk<br />
heette toen de<br />
'Landen achter de<br />
Hoven'. Duidelijk valt<br />
het hoornwerk te onderscheiden,<br />
een verdedigingswerk<br />
in de vorm<br />
van een 'M', gelegen<br />
waar nu de Van Karnebeekstraat,<br />
de Zuiderkerkstraat<br />
en de Zeven<br />
Alleetjes lopen. (Particuliere<br />
collectie)<br />
40<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Terborchstraat 10: over een likeurstoker, een<br />
oubaas, een bottendokter en een antiquaar<br />
In 1850 was Zwolle een kleine provinciestad. De<br />
bebouwing bevond zich nog grotendeels binnen<br />
de grachtengordel. Het kaartbeeld uit die<br />
tijd verschilt maar weinig van de vroegste kaart<br />
van Zwolle, rond 1560 getekend door Jacob van<br />
Deventer. Al die tijd had het leven zich binnen de<br />
grachten afgespeeld. Daarbuiten woonden alleen<br />
boeren en tuinders.<br />
De 'uitleg' van de stad begon rond 1860. Met<br />
de aanleg van Assendorp werd een begin gemaakt.<br />
Daartoe was al in 1861 de Sassenpoortenbrug verbeterd<br />
door de bekende Zwolse aannemer B.H.<br />
Trooster. Notabelen begonnen aan de overkant<br />
van de stadsgracht, de huidige Van Roijensingel,<br />
fraaie villa's te bouwen. Omstreeks dezelfde tijd,<br />
in 1864, kreeg Zwolle zijn station; toen nog een<br />
houten gebouwtje bij de Willemsvaart, ver buiten<br />
de bebouwde kom gelegen. Dit stationnetje bleek<br />
al snel te klein. In 1868 verrees een nieuw emplacement,<br />
gelegen op de huidige locatie en gebouwd<br />
volgens de eisen van de hoogste bouwklasse van de<br />
spoorwegen. De aanwezigheid van dit station gaf<br />
een enorme impuls aan de ontwikkeling van de<br />
daar in de buurt gelegen wijken. De Stationsstraat<br />
werd na de gereedkoming van het station aangelegd<br />
als eerste verbinding tussen station en het<br />
stadshart. Straten waren daar verder nog nauwelijks:<br />
van de Terborchstraat valt in deze tijd nog
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
niets te bespeuren. Enkele straten bestonden al<br />
wel: de Zeven Alleetjes (welke indertijd een wandelplaats<br />
was voor de binnenstadsbewoners,<br />
beplant met zeven niet even lange rijen lindebomen);<br />
de Deventer Dwarsstraat (de huidige Zuiderkerkstraat)<br />
en de Achtersteeg (de huidige<br />
Tuinstraat). De directe omgeving van de huidige<br />
Terborchstraat heette Hertenkamp. De naam van<br />
de huidige Hertenstraat is hier nog een verwijzing<br />
naar. Het terrein ten zuiden van de gracht, de huidige<br />
Stationswijk, heette oorspronkelijk de 'Landen<br />
achter de Hoven', zoals op een kaart uit 1845 is<br />
te zien. Duidelijk valt daarop het 'hoornwerk' te<br />
onderscheiden, één van de twee voorwerken welke<br />
Zwolle rijk is geweest. Een hoornwerk was een<br />
zeventiende-eeuws verdedigingswerk gelegen buiten<br />
de ommuring en stadsgracht in de vorm van<br />
een 'M'. Deze 'M' is nu nog terug te vinden in de<br />
loop van de Van Karnebeekstraat, de Zuiderkerkstraat<br />
en de Zeven Alleetjes. In 1875 werd een plan<br />
voor een nieuwe wijk tussen station en stadscen-<br />
trum getekend door de Zwolse stadsarchitect J.L.<br />
van Essen. Dit plan werd later uitgebreid doordat<br />
er de Van Nagellstraat en de Hertenstraat aan toe-<br />
Opname halverwege de<br />
Terborchstraat, vanaf<br />
de kant van het station.'<br />
Omstreeks 1885. Het<br />
pand 10-12 is nog niet<br />
gebouwd. (Collectie<br />
HCO)<br />
Al een zeer herkenbare<br />
Terborchstraat,<br />
omstreeks 1885, gefotografeerd<br />
vanaf de kant<br />
van het station. Het eerste<br />
pand links in de<br />
straat, met overdekte<br />
veranda, is Terborchstraat<br />
22. De nummers<br />
10-12 zijn nog niet<br />
gebouwd. (Collectie<br />
HCO)
Steven H.J. Trooster<br />
(1849-1910) in 1885.<br />
(Particuliere collectie)<br />
gevoegd zijn. Het was een gedurfd project, waar de<br />
veemarkt direct naast de spoorbaan geprojecteerd<br />
werd.<br />
Aanleg Terborchstraat<br />
In 1882 werd een tweede straat tussen de inmiddels<br />
grotendeels bebouwde gracht en het station aangelegd:<br />
de huidige Terborchstraat. Deze straat was<br />
het verlengde van de Zeven Alleetjes. Enkele Zwolse<br />
gemeenteraadsleden maakten zich zorgen dat de<br />
aanleg van de nieuwe straten, waaronder de Terborchstraat,<br />
tot een financieel debacle zou leiden.<br />
De discussie in de gemeenteraad getuigt hiervan.<br />
De architect had de kosten in 1880 begroot op<br />
13.163,- gulden bij een breedte van 12 meter en<br />
inclusief aanschaf van de grond, welke nog van het<br />
Weeshuis verworven moest worden. Het college<br />
zag wel heil in de aanleg en vermoedde dat er snel<br />
bebouwing zou plaatsvinden, met name van burgerwoonhuizen.<br />
Mr. J. Gratama, lid van de Zwolse<br />
gemeenteraad, was een van de weinige gemeenteraadsleden<br />
met een vooruitziende blik. Hij<br />
betoonde zich een groot voorstander van de aan te<br />
leggen straat: 'Overal breiden zich de steden bij de<br />
stations uit, de bevolking verplaatst zich bij voorkeur<br />
naar den omtrek van stationsgebouwen'. Ook<br />
de heer J.H. Schellwald was een voorstander: 'Dat<br />
zal een kalme aangename binnenweg zijn, in het<br />
klein gelijk aan de Stationsweg' en spreker hoopte<br />
dan ook, dat er enige villa's zullen worden<br />
geplaatst. Hij achtte het tot stand komen 'van den<br />
weg bepaald een verbetering voor de Gemeente'.<br />
Mr. G. Roijer was een van de tegenstanders, hij<br />
beargumenteerde dat: '... de grond bij het station<br />
daar jaren heeft gelegen voor hij kopers vond...<br />
Wellicht wakkert de lust aan [! ]'. Uiteindelijk werd<br />
het voorstel met dertien tegen vier stemmen aangenomen.<br />
Dit alles speelde zich in het voorjaar van<br />
1880 af. In oktober 1881 werd én het plan voor de<br />
riolering én het bestek goedgekeurd en in 1882 kon<br />
de nieuwe straat aangelegd worden. De straat werd<br />
vernoemd naar de vermaarde zeventiende-eeuwse<br />
Zwolse schilder Gerard Terborch. 'Gerard Terborchlaan'<br />
zou een betere benaming zijn geweest:<br />
de straat werd omzoomd door lommerrijke<br />
bomen en was bijzonder rustig gelegen tussen het<br />
station en het stadshart. Uiteindelijk heeft de heer<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Schellwald gelijk gekregen en werden de villa's<br />
gebouwd. Anno 2001 staan er nog steeds aan beide<br />
zijden bomen: in de winter klimmen de boomklevers<br />
hierin omhoog en in het voorjaar broeden de<br />
pimpel- en koolmezen in nestkastjes. In 1864<br />
woonden er 20.500 mensen in Zwolle, anno 2001<br />
meer dan 105.000; de Terborchstraat heeft als één<br />
van de weinige haar originele karakter behouden.<br />
De gevels van bijna alle panden zijn nagenoeg<br />
identiek aan de oorspronkelijke gevels. De meeste<br />
huizen zijn tussen 1880 en 1890 gebouwd; alleen het<br />
pand met de huisnummers 9-11 dateert uit 1914 en<br />
nummer 17 dateert uit 1924. De aarde die eerst<br />
woest en ledig was, zou omgetoverd worden tot de<br />
'doktersstroate' van Zwolle. Een plattegrond van<br />
Zwolle uit 1904, waar de gehele Stationswijk op<br />
staat, geeft al bijna, op de genoemde latere panden<br />
na, de huidige situatie weer.<br />
ZWOLLE<br />
Frillikutil.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 43<br />
De architect<br />
De architect van Terborchstraat 10 is Stephanus<br />
Hermannus Joseph Trooster, roepnaam Steven.<br />
Steven Trooster werd geboren te Zwolle op 22<br />
december 1849 en is overleden te Utrecht op 26<br />
november 1910. Hij was een zoon van de boven al<br />
genoemde bekende Zwolse aannemer, beter<br />
gezegd projectontwikkelaar avant la lettre, Bernardus<br />
H. Trooster. Over Bernardus is in 2000 in<br />
dit tijdschrift een uitgebreid en aardig artikel verschenen<br />
van de hand van een nazaat. De eerste<br />
levensjaren van Steven zullen wel onbekommerd<br />
zijn geweest daar zijn vader, toen nog, een bemiddeld<br />
man was. Regelmatig verhuisde het gezin<br />
Trooster naar één van de door Bernardus nieuw<br />
gebouwde huizen. Het tot dan bewoonde pand<br />
werd vervolgens, met de nodige winst, verkocht.<br />
Over de opleiding van Steven tot architect is niets<br />
Bouwtekening van het<br />
vooraanzicht van Terborchstraat<br />
10-12 van de<br />
hand van de architect,<br />
Steven J.H. Trooster.<br />
(Collectie HCO)
Plan van de bei-etage<br />
van Terborchstraat 10-<br />
12 van de hand van de<br />
architect, Steven J.H.<br />
Trooster. (Collectie<br />
HCO)<br />
44<br />
concreets bekend, maar vermoedelijk heeft de<br />
zoon het vak van zijn vader geleerd en daarnaast<br />
gestudeerd. Zijn eerste bouwwerk dateert uit 1872,<br />
een verbouwing van een huis aan de Zeven Alleetjes.<br />
In 1881 trouwt Steven met Cornelia Maria<br />
Kamphuis uit Zaandam, de dochter van een welgestelde<br />
familie van houtkopers. Vader Trooster<br />
ging in 1883 failliet. Steven stond zowel zijn vader<br />
als zijn beide broers Bernard Jr. en Martinus<br />
financieel bij. Dit moet een behoorlijke belasting<br />
voor hem betekend hebben; het vermogen dat hij<br />
desondanks bezat is vermoedelijk voor een groot<br />
gedeelte afkomstig geweest van zijn schoonfamilie.<br />
Want Trooster was op het eind van zijn leven<br />
geenszins een onbemiddeld man, hetgeen duidelijk<br />
blijkt uit de akte van scheiding en deling na<br />
zijn overlijden in 1910. Hij liet zijn vrouw de volgende<br />
onroerende zaken, ter waarde van circa<br />
135.000,- gulden, na: vijf huizen in de Terborch-<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
straat; tien huizen in de Celestraat; de steenfabriek<br />
'De Koppel' te Houten en een bouwterrein aan het<br />
Wilhelminapark te Utrecht.<br />
Troosters werk<br />
Architect Trooster was in Zwolle zeer succesvol en<br />
bouwde in de tachtiger en negentiger jaren tal van<br />
imposante villa's. Bijna al zijn ontwerpen zijn in<br />
de neorenaissancestijl, een stijl die jarenlang verfoeid<br />
is, maar die tegenwoordig meer en meer<br />
erkenning begint te krijgen.<br />
Panden die hij naast de huizen in de Terborchstraat<br />
ontworpen heeft zijn onder meer:<br />
1882 Het Bestevaershofje, Potgietersingel 5 (nu<br />
Monuta Stichting);<br />
1883 De villa van wijnhandelaar J.F.G. van Reede,<br />
Burgemeester van Roijensingel 18 (nu:<br />
Bramer Bedrijfsmakelaardij);<br />
1884 Ter Pelkwijkpark 18, het voormalig gemeentehuis<br />
van Zwollerkerspel (nu<br />
uitvaartcentrum);<br />
1883 Stationsweg 2. In dit pand is geruime tijd<br />
het Kadaster gehuisvest geweest. In de<br />
nieuwe behuizing van het Kadaster op het<br />
Hanzeland hangt achter de publieksbalie<br />
een zeer fraaie aquarel van Stationsweg 2<br />
van de hand van Trooster.<br />
1889 De Buitensociëteit. Bij de opening van de<br />
Buitensociëteit tegenover het station<br />
schreef het tijdschrift De Opmerker op 8<br />
februari 1890: 'Dezer dagen werd te Zwolle<br />
de nieuwe concertzaal van de Buitensociëteit<br />
feestelijk ingewijd. De geringe beschikbare<br />
middelen waren oorzaak dat bij den<br />
bouw de grootste economie moest worden<br />
betracht. Toch is het den architect, den<br />
heer S.J.H. Trooster, gelukt een gebouw te<br />
stichten dat blijkens de eenstemmige getuigenis<br />
in alle opzichten aan de verwachting<br />
beantwoordt. Aan het slot van de rede viel<br />
den architect een warme ovatie ten deel'.<br />
Ongetwijfeld heeft Trooster meer panden ontworpen<br />
in Zwolle. Hij genoot ook landelijke<br />
bekendheid. De man moet een goed katholiek<br />
geweest zijn, hetgeen blijkt uit de aanpassingen<br />
van het priesterkoor, de kapellen en catechisatie-
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 45<br />
lokaal en -kamer in 1888 en 1889 van de Onze-Lieve-Vrouwe<br />
Kerk (de Peperbus), die hij heeft<br />
mogen realiseren.<br />
Troosters visie<br />
In 1895 werd Trooster gekozen in de Zwolse<br />
gemeenteraad. Hij blijkt wederom een man van<br />
grote sociale gevoelens, nu niet alleen voor zijn<br />
armlastige familieleden maar in het bijzonder<br />
voor de arbeidende klasse. Trooster staat namelijk<br />
aan de wieg van de eerste bouwverordening in<br />
Zwolle. Hij had in de gemeenteraad verreweg de<br />
modernste ideeën over het bouwen voor 'Jan met<br />
de Pet'. Gedurende het gehele jaar 1897 weerde<br />
Trooster zich dapper om zijn opvattingen over<br />
bredere straten, grotere huizen, hogere huizen en<br />
huizen met plafonds in de bouwverordening te<br />
krijgen. Dit speelde vooral in de nieuwe wijk<br />
Assendorp, gebouwd als echte arbeidersbuurt<br />
voor de 'spoorhazen'. Helaas, de strijd werd gro-<br />
tendeels verloren door Trooster. Het college van B<br />
en W kwam met een veel 'bekrompener' bouwverordening,<br />
welke in december 1897 werd goedgekeurd.<br />
De handelingen van de Zwolse gemeenteraad<br />
getuigen hiervan:<br />
'Hij [Trooster] kan zich niet begrijpen, dat<br />
Burgemeester en Wethouders de cijfers van 't concept<br />
verlagen willen. Bij een hoogte van 3 M. zal<br />
een vertrek van 48 M 2 , nog niet meer zijn dan 4 bij<br />
4 M, en dat is toch werkelijk niet te veel voor de<br />
woonkamer van een gezin, dat er dan in den regel<br />
nog in slaapt ook en waarin gekookt en gegeten.<br />
Spr. kan het zich niet begrijpen hoe men die afmeting<br />
nog te groot kan noemen. Neem een gezin<br />
van 6 personen: man, vrouw en 4 kinderen, dan<br />
heeft men bij de afmetingen, in het concept aangegeven,<br />
juist 8 M 2 per persoon om te wonen en te<br />
slapen. Het is eigenlijk al te klein. Het geeft op verre<br />
na niet wat uit een oogpunt van gezondheid<br />
mag worden geëischt.'<br />
HOLLANDSCHË SOCIËTEIT VAN LEVENSVERZEKERINGEN, Opgericht in 't jaar 1807 te AMSTERDAA<br />
ZWOLLE. ,j X<br />
3 Bank vnn LMnlng.<br />
H BMhlohomneho Kort.<br />
l BroeroDkork.<br />
pgodo<br />
8 Doioliilrctiitir Kloos<br />
K, C. Kort.<br />
O OerecbUbof.<br />
13 öymnnnlutn.<br />
M UoofUwocbt,<br />
16 Hotel T. a. Oommlnsarts d<br />
Koningin,<br />
10 Induatrfcocbcol.<br />
17 Kseoroo. (Artillerie)<br />
ïïUttro * Voorboo<br />
(Stooradrukkcrt))<br />
CO Pent' an TOosnaf kantoer.<br />
81 RUfcf» U. B. School.<br />
3 &npoort,<br />
ulü.<br />
fU Slaiftm<br />
Btoomtmm.<br />
36 Ht. Ulohnftltitork.
46 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Dit zijn voor die tijd scherpe kritieken van de<br />
architect op het gemeentebestuur. Het bovenstaande<br />
citaat komt uit het raadsverslag van 29<br />
november 1897. Letterlijk alles wat Trooster naar<br />
voren brengt wordt genegeerd. Met een merkwaardig<br />
briefje neemt Trooster twee weken later<br />
afscheid van de Zwolse Raad:<br />
'Aan de raad der Gemeente Zwolle.<br />
Ondergetekende overtuigd dat zijn tegenwoordigen<br />
werkkring hem niet toelaat, het lidmaatschap<br />
van den Raad der Gemeente Zwolle<br />
naar behooren te blijven waarnemen gevoelt zich<br />
genoodzaakt bij deze als zodanig zijn ontslag te<br />
nemen get. 13 dec. 1897'.<br />
Op 14 december 1897, één dag later dan bovenstaand<br />
briefje, laat hij zich uitschrijven uit de<br />
gemeente Zwolle en vertrekt naar Utrecht om<br />
daar directeur / eigenaar van de steenfabriek 'De<br />
Koppel' te Houten te worden. Bij verhuizing naar<br />
een andere gemeente verliest een gemeenteraadslid<br />
zijn lidmaatschap automatisch en het briefje<br />
van de dag ervoor verhuld zeer waarschijnlijk zijn<br />
werkelijke beweegredenen.<br />
Hoewel een zeer succesvol architect in Zwolle,<br />
moet Steven Trooster bijzonder teleurgesteld zijn<br />
geweest in de stad en zijn bestuur. Stadsarchivaris<br />
Thom. de Vries schreef in 1954 achterop de originele<br />
bouwaanvraag van Terborchstraat 10:<br />
'S. Trooster - ofschoon een groot kunstenaarkon<br />
het hier te Zwolle niet volhouden, hij is later<br />
vertrokken naar Utrecht, waar hij eigenaar / directeur<br />
van een steenfabriek werd'.<br />
Waarom Trooster het hier niet vol kon houden<br />
lijkt duidelijk; zijn strijd met het gemeentebestuur<br />
zal hier debet aan zijn geweest. Nader historisch<br />
onderzoek naar deze politieke context en een<br />
oeuvre-catalogus van zijn werk zouden zeker op<br />
hun plaats zijn. Trooster is waarschijnlijk de<br />
belangrijkste Zwolse architect in de tweede helft<br />
van de negentiende eeuw geweest; niet alleen door<br />
zijn werk, maar ook daar hij de 'architect' was van<br />
de eerste bouwverordening in Zwolle van de<br />
moderne tijd.<br />
Ontstaan Terborchstraat 10<br />
Begin jaren tachtig van de negentiende eeuw<br />
kocht de stad Zwolle grote stukken grond rond<br />
het station op. Met als doel wegen, waterleiding en<br />
sloten aan te kunnen leggen. Projectontwikkeling<br />
en speculatie is iets van alle tijden. Steven Trooster,<br />
die behalve het bouwen ook het speculeren<br />
van zijn vader leerde, deed zeker niet voor hem<br />
onder. Hij kocht in oktober 1880 de gehele noordelijke<br />
lap grond gelegen aan de nieuwe Terborchstraat,<br />
de huidige nummers 2 tot en met 22, voor<br />
6704,- gulden. De overheid weerde zich reeds<br />
tegen speculanten met diverse bepalingen tijdens<br />
de verkoop van de grond. Er diende een vijftal villa's<br />
gebouwd te worden. De geveltekeningen<br />
moesten ter goedkeuring aan B en W overlegd<br />
worden en er diende voldoende ruimte voor een<br />
tuin rond de huizen over te blijven. Kortom, het<br />
zouden echte villa's of herenhuizen worden en de<br />
straat mocht niet geheel worden volgebouwd.<br />
Trooster, als een echte projectontwikkelaar, wist<br />
hier een mouw aan te passen en heeft alle villa's,<br />
op één na, paarsgewijs gebouwd en voortvarend<br />
verkocht. Er kwamen uiteindelijk elf huizen in<br />
plaats van vijf. De volgorde van bebouwing is goed<br />
af te lezen uit alle kadastrale kaarten, die bij de<br />
respectievelijke verkoop van de percelen en panden<br />
door Trooster vervaardigd zijn.<br />
Hij startte in 1882 met de verkoop van de nummers<br />
6 en 8 (een kleine tweeling-villa in neorenaissancestijl);<br />
vervolgens werd het enige vrijstaande<br />
huis aan deze kant van de straat gebouwd<br />
en verkocht (nummer 18 in eveneens neorenaissancestijl)<br />
in 1883. Daarna de panden 2, 4,14 en 16<br />
in 1884 en 20 en 22 in 1885. Zelf betrok de architect<br />
het pand nummer 14. Als laatste ontwierp hij de<br />
panden 10 en 12. In mei 1887 diende Trooster een<br />
bouwaanvraag in om de laatste twee huizen te<br />
mogen bouwen (de huidige nummers 10 en 12);<br />
deze aanvraag werd beoordeeld door de toenmalige<br />
stadsarchitect J.L. van Essen. De twee huizen<br />
werden gebouwd in de tuin van nummer 14,<br />
Troosters eigen huis. Op 18 Juni 1887 verleende de<br />
gemeente een bouwvergunning onder nadere<br />
voorwaarden. De beide huizen dienden wel te<br />
worden aangesloten op het gemeenteriool aan de<br />
voorkant en de privaten moesten volgens het tonnenstelsel<br />
aangelegd worden. De panden kwamen<br />
medio 1888 gereed. Gelukkig zijn de originele<br />
bouwtekeningen bewaard gebleven, zowel de
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 47<br />
tekening van de gevel als die van de bei-etage. De<br />
tekening van de gevel is er een van grote schoonheid<br />
en toont goed het kunstzinnige vermogen<br />
van de architect. Deze beide tekeningen bevinden<br />
zich in het gemeentearchief. Onlangs zijn uit een<br />
particuliere verzameling de overige originele<br />
bouwtekeningen opgedoken. Te weten een dwarsdoorsnede,<br />
het funderingsplan, het plan van de<br />
achtergevel en de dakconstructie, de eerste verdieping<br />
en de tweede verdieping. Dus het complete<br />
ontwerpplan, hetgeen wel uniek mag heten.<br />
De dubbelwoning Terborchstraat 10-12 werd<br />
gebouwd in een late neorenaissancestijl en is hier<br />
een schoolvoorbeeld van. De neorenaissance was<br />
de derde belangrijke en laatste neostijl en greep<br />
terug op de architectuur van de late zestiende,<br />
vroeg zeventiende eeuw. De panden bevatten veel<br />
decoratief metselwerk van gekleurde verblendsteen<br />
en vormen samen een rijk geheel met een<br />
torentje, portiek entrees en fraaie houten balkons<br />
met overdekte veranda's. De huizen hebben horizontale<br />
gevelbanden en rondbogen kenmerkend<br />
voor deze stijl.<br />
De bouw<br />
Het pand zou gebouwd worden door de aannemer<br />
J. Brals Jr., zoals blijkt uit de aanbesteding en het<br />
onderhandse contract van 15 Juni 1887. De bouw is<br />
niet eenvoudig geweest, getuige een notitie van de<br />
stadsarchivaris Thom. de Vries medio 1954: 'In<br />
1887 ging hij [Trooster] in zijn tuin deze dubbelwoning<br />
plaatsen, links was bestemd voor de bankier<br />
Kalff. Tijdens de bouw van het huizenpaar<br />
ging de aannemer failliet, het ijzerwerk voor het<br />
huis zou worden geleverd door den meestersmid<br />
Geesink aan de Buitenkant (vader van onze archivaris),<br />
maar omdat de aannemer niet betaalde, was<br />
dit voor den smid Geesink een grote strop.'<br />
De Terborchstraat<br />
omstreeks 1910, gezien<br />
naar het station. Het<br />
eerste pand rechts is nr.<br />
10. (Collectie HCO)
48 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Kamer en suite op de bei-etage in 2000. De vloer (Amerikaansgrenen) is afkomstig<br />
uit de St. Jozef Kerk uit de Assendorperstraat en is in 2995 in het pand aangebracht.<br />
(Particuliere collectie)<br />
Inderdaad blijkt uit de archieven van de rechtbank,<br />
dat op 4 februari 1888 het faillissement werd<br />
uitgesproken van aannemer Jan Brals Jr. Het is<br />
niet na te gaan, wie het pand heeft afgebouwd,<br />
misschien de aannemer G. van Unen, die ook een<br />
perceel grond van Trooster in de Terborchstraat<br />
kocht.<br />
Souterrain en bei-etage<br />
In het souterrain huisden natuurlijk de dienstmaagden<br />
in een kamer. Ook was hier een privaat<br />
aanwezig, daarnaast een provisiekamer, een<br />
brandstofkamer en de keuken. Nu bevindt zich<br />
hier een toilet, een pantry, een drietal kamers,<br />
evenals een grote kelderkast en een tweetal stookhokken.<br />
Onder de oorspronkelijke keuken was<br />
een reinwaterkelder aangelegd, welke ook op de<br />
dwarsdoorsnede te zien is. Hierin werd het regenwater<br />
opgevangen dat voor bijvoorbeeld de was<br />
gebruikt werd. Over modern gesproken. Deze kelder<br />
schijnt nog steeds aanwezig te zijn.<br />
De bei-etage verkeert nagenoeg in oorspronkelijke<br />
staat. Zo zijn de zware eikenhouten schuifdeuren<br />
naar de veranda aanwezig, waarachter<br />
metershoge dichte, bewerkte paneeldeuren van<br />
hout, die fungeren als gordijnen. De kamers en<br />
suite worden verdeeld door de oorspronkelijke<br />
houten bewerkte paneeldeuren. De originele kastdeuren,<br />
eveneens in paneel uitgevoerd, en de<br />
schuiframen aan de achterzijde van de kamer zijn<br />
er niet uitgesloopt. Zelfs een groot gedeelte van<br />
het origineel beslag is aanwezig en doet nog steeds<br />
dienst. In beide huiskamers bevinden zich fraaie,<br />
rijk bewerkte schouwen van Belgisch rood en<br />
zwart marmer. Alle tussendeuren zijn origineel.<br />
De voorkamer bezit nog het origineel gestucte plafond,<br />
dit valt moeilijk te beschrijven maar is een<br />
fraai staaltje van ambachtskunst. In de achterkamer<br />
bevindt zich een modernere versie, het oorspronkelijke<br />
plafond is daar in 1974 naar beneden<br />
gekomen. Het enige detail niet overeenkomstig de<br />
bouwtekening van 1887 is het rookkanaal dat in de<br />
keuken getekend staat; dit is in de loop van de<br />
jaren verwijderd.<br />
Men betreedt het pand via een grijze hardstenen<br />
trap van tien treden. Schellen met de originele<br />
bel is nog steeds mogelijk. De dubbele voordeur is
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 49<br />
rijk bewerkt en voorzien van bijzonder smeedwerk.<br />
In de gang liggen grote marmeren platen<br />
(geen tegels) en marmeren dorpels. De gang biedt<br />
plaats aan een toilet en het royale en imposante<br />
trappenhuis. De keuken op deze etage is waarschijnlijk<br />
de oorspronkelijke dienkeuken geweest.<br />
De eerste en tweede etage en de schacht<br />
Op de eerste etage treft men een viertal slaapkamers,<br />
alle met de originele plafonds, een ruime<br />
overloop, moderne badkamer en een apart toilet<br />
aan. De ouderslaapkamer, voorzien van een rijk<br />
bewerkt plafond, heeft een groot balkon. Dubbele<br />
deuren geven toegang tot dit balkon. De huidige<br />
indeling is gelijk aan de oorspronkelijke bouwtekening.<br />
Op de tweede etage is het mysterieuze torenkamertje<br />
gelegen, met fraai uitzicht over Assendorp<br />
en de Stationswijk. Op deze etage is eveneens een<br />
royale, volledig afgetimmerde zolder, voormalige<br />
vergaderruimte van een eerdere gebruiker.<br />
In het trappenhuis bevindt zich een lichtschacht<br />
welke gemeenschappelijk eigendom is<br />
met het belendende perceel (nr. 12). De schacht<br />
dient tot ontluchting van de toiletten en zorgt<br />
voor licht in het trappenhuis en staat reeds op de<br />
bouwtekening uit 1887. Hier rust een erfdienstbaarheid<br />
op en deze staat beschreven in de akte<br />
van verkoop van nr. 10 in 1919: 'De lichtkoker die<br />
tussen de genoemde twee percelen ter verlichting<br />
van de trappen en privaten is aangebracht, alsmede<br />
de daarin aangebrachte vaste ladder en glazen<br />
afkisting, zal zijn gemeen eigendom en niet van<br />
aard of bestemming worden veranderd'. Zelfs de<br />
genoemde, circa tien meter lange, ladder is nog<br />
aanwezig.<br />
Interieur<br />
De oorspronkelijke houten vloer (Amerikaans<br />
grenen) van de Sint Jozef kerk uit de Assendorperstraat<br />
is in 1995 in het pand aangebracht. De<br />
katholieke architect Trooster zou dit zeer welgevallig<br />
geweest zijn. Een aangename geur van wijwater<br />
verspreidt zich door het huis...<br />
In 1959 is de achtertuin van het pand volgebouwd<br />
door de toenmalige bewoner Dr. Harmsen<br />
met een garage en een privé-kliniek. Ook hiervan<br />
Het originele gestucte<br />
plafond in de voorkamer,<br />
een fraai staaltje<br />
van ambachtskunst.<br />
(Particuliere collectie)<br />
Het monumentale trappenhuis.<br />
Het licht is<br />
afkomstig uit de inpandige<br />
lichtschacht die<br />
gedeeld wordt met nr.<br />
12. (Particuliere collectie)
Detail van het torentje,<br />
met twee van de vier<br />
rode deurtjes. (Particuliere<br />
collectie)<br />
\m<br />
zijn de bouwtekeningen bewaard gebleven. Er<br />
kwamen een gang en vier kamers bij. Op het platte<br />
dak van deze uitbouw is een fraai dakterras aangelegd,<br />
welke vanuit de keuken op de bei-etage te<br />
bereiken valt.<br />
Kortom, een zeer rijk pand in neorenaissancestijl<br />
en het enige in de Terborchstraat, dat zowel<br />
van binnen als van buiten veel originele stijlelementen<br />
bevat.<br />
Uitbreidingen en verbouwingen<br />
In 1889 is er een akte opgesteld waarbij de sloot,<br />
gelegen achter de percelen 4 tot en met 18, werd<br />
verkocht aan de eigenaren van deze percelen. Op<br />
voorwaarde dat de sloot vervangen werd door een<br />
riool. Deze sloot staat al aangegeven op het eerder<br />
genoemde ontwerp van Van Essen. Een gezamenlijke<br />
schutting als erfafscheiding moest eveneens<br />
aangelegd worden.<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
De navolgende eigenaren schaften een stuk sloot<br />
aan:<br />
nr. 4, Samuel Cramer, predikant;<br />
nr. 6, Berend van Unen;<br />
nr. 8, Gerrit van Unen, timmerman;<br />
nr. 10, S.J.H. Trooster;<br />
nr. 12, Losecaat Vermeer, echtgenote van bankier<br />
J. Kalff;<br />
nr. 14, S.J.H. Trooster;<br />
nr. 16, A.H.C, van Riemsdijk, muziekleraar;<br />
nr. 18, S.J.H. Trooster.<br />
De verkopers waren de achterburen Baron<br />
d'Ivoy en Van Nahuijs, hun percelen lagen aan de<br />
Stationsweg. Het perceel van nr. 10 werd vergroot<br />
met circa 50 m 2 . Dit is de enige wijziging aan de<br />
perceelsgrootte zelf.<br />
In de zeventiger en tachtiger jaren van de twintigste<br />
eeuw vonden veel interne verbouwingen<br />
plaats, de bekende schrootjesplafonds en dergelijke.<br />
In 1995 is het woonhuis grotendeels teruggebracht<br />
in de oorspronkelijke staat, waarbij veel<br />
originele onderdelen die 'verstopt' waren nu weer<br />
in volle luister te zien zijn.<br />
De perceelsgrootte is 440 m 2 , waarvan 220 m 2 ,<br />
het souterrain en de uitbouw, anno 2001 in<br />
gebruik is als bedrijfsruimte. Het woonhuis<br />
bestaat uit drie lagen, elk met een oppervlakte van<br />
circa 100 m 2 , totaal 300 m 2 . De inhoud is circa<br />
2000 kubieke meter. In totaal vijftien kamers, vier<br />
toiletten, een badkamer, keuken, pantry, stookhok,<br />
gereedschapsruimte. Twee balkons aan de<br />
voorzijde ieder zeven m 2 , waarvan één overdekt,<br />
en een grote daktuin aan de achterzijde, groot 100<br />
m 2 . Voorts een zijtuin met meerdere parkeerplaatsen<br />
en een kleine voortuin.<br />
Bewoners en eigenaren<br />
Het spreekt vanzelf dat eigenaren en bewoners<br />
niet dezelfden behoeven te zijn. De eigenaren zijn<br />
eenvoudig bij het kadaster na te gaan; voor de<br />
bewoners ligt dit veel moeilijker daar in het bevolkingsregister<br />
niet gezocht kan worden op straat en<br />
huisnummer, maar alleen op naam. De adresboeken<br />
van Zwolle, de wijklijsten, het bevolkingsregister,<br />
alsmede de kohieren van de personele<br />
belastingen zijn van groot belang geweest om de<br />
bewoners in de beginjaren te kunnen opsporen.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
De familie Trooster was vanaf de bouw in 1887<br />
tot het jaar 1919 eigenaar van pand Terborchstraat<br />
10. Eerst S.J.H. Trooster zelf en na zijn dood zijn<br />
weduwe. Hoewel er geruchten zijn dat de bouwheer<br />
het pand bewoonde, is hier in het archief<br />
niets van gebleken. Voor deze theorie zou kunnen<br />
pleiten dat er in het plafond in de voorkamer<br />
metier gebonden versierselen zijn aangebracht,<br />
ondermeer een troffel en een meetlat.<br />
Voorts is het pand één van de rijkst versierde<br />
gebouwen in de Terborchstraat, fraaier uitgevoerd<br />
dan het soberder pand nummer 14. Verder siert de<br />
toren dit pand en niet het grotere nummer 12.<br />
Tenslotte zouden de nissen in het trappenhuis<br />
bedoeld kunnen zijn voor het herbergen van heiligenbeelden.<br />
Dit zijn echter louter veronderstellingen. Misschien<br />
was het wel Troosters voornemen, maar<br />
waren zijn financiële verplichtingen in de tachtiger<br />
jaren te groot. Hiervoor zijn enige aanwijzingen,<br />
zoals het opnemen van een extra hypotheek<br />
op andere percelen. Het is niet onwaarschijnlijk<br />
dat de geldelijke steun aan zijn familieleden en het<br />
failliet gaan van de aannemer, hem parten speelden.<br />
Hoe het ook zij, de Troosters bleven wonen<br />
op Terborchstraat nummer 14 tot hun vertrek uit<br />
Zwolle in december 1897.<br />
De eerste dertig jaar werd het pand dus niet<br />
verkocht, maar alleen verhuurd. Een bonte stoet<br />
huurders heeft in het pand gewoond.<br />
De eerste bewoner van het pand was Jan Salomon<br />
van Deventer; vlak voor de geboorte van zijn<br />
zoon, op 29 november 1888, was hij alweer vertrokken.<br />
Over Van Deventer later meer, hij zal<br />
nog opduiken als eigenaar.<br />
De volgende bewoner is de heer P.H.L. Verweij,<br />
Commies der Posterijen, met zijn gezin<br />
bestaande uit zijn vrouw en twee dochters. Zijn<br />
zoon Otto Arnold is op 18 maart 1895 geboren. Dit<br />
is waarschijnlijk het eerste kind waarvan de wieg<br />
op Terborchstraat 10 heeft gestaan. Het gezin Verweij<br />
woonde vanaf 1889 tot 1895 in Zwolle en vertrok<br />
vervolgens naar Amsterdam.<br />
Daarna betrok de leraar L.A.A. van Kervel met<br />
vrouw en twee zoons het pand. Van Kervel was<br />
leraar aan het Stedelijk Gymnasium gedurende de<br />
jaren 1878-1900. De Van Kervels hebben slechts<br />
één jaar (1896-1897) op Terborchstraat 10<br />
gewoond. Eén van de zoons, Joh. Ludolf Alex., is<br />
in 1913 omgekomen bij een vreselijk spoorwegongeluk<br />
te Mélun, Nederlands Indië.<br />
De vierde bewoner was van 1897 tot 1904 J. van<br />
Wijhe met zijn gezin. Over deze Van Wijhe is weinig<br />
te vinden. De man was boterhandelaar en<br />
medefirmant in de firma Van Son en Van Wijhe,<br />
Terborchstraat 10-12,<br />
een zeer rijk pand in<br />
neorenaissancestijl en<br />
het enige in de Terborchstraat<br />
dat zowel<br />
van binnen (nr. 10) als<br />
van buiten nog veel originele<br />
stijlelementen<br />
bevat. (Collectie HCO)
waarschijnlijk is dit een soort groothandel<br />
geweest. Hij woonde er met zijn vrouw en één<br />
kind en twee dienstbodes, de dames J. Lenters en<br />
Z. Zweers. In het jaar 1904 bleken alle huishoudens<br />
in de Terborchstraat volgens de wijklijsten<br />
tenminste één inwonende dienstbode te hebben,<br />
sommige twee en enkele zelfs drie. Anno 2001<br />
komt het fenomeen inwonende dienstbode niet<br />
meer voor in de straat (en waarschijnlijk ook niet<br />
meer in Zwolle).<br />
In 1905 en 1906 was het pand onbewoond.<br />
Waarom is niet bekend.<br />
De familie C.H. Thiebout verbleef er van 1907<br />
tot 1915. Mr. Carel Hendrik Thiebout was, volgens<br />
een artikel in dit tijdschrift in 2000, een zeer sportief<br />
mens en zelfs de eerste Zwollenaar met een<br />
fiets. Thom. de Vries schreef dat het niet een fiets<br />
was, maar een Draisinne - een loopfiets - die Thiebout<br />
in het midden van de tachtiger jaren van de<br />
negentiende eeuw importeerde. Opmerkelijk is dit<br />
wel: de Draisinne werd uitgedacht in 1816 door<br />
C.L.F.C. Freiherr von Drais von Sauerbrun en verscheen<br />
dus pas rond 1885 in het Zwolse straatbeeld.<br />
Nieuwigheden daar hielden / houden Zwollenaren<br />
niet van. Mr. Thiebout is één van de<br />
medeoprichters van de Vogelbescherming Nederland<br />
geweest. Hij studeerde rechten te Utrecht en<br />
werd vervolgens bankier te Zwolle bij de bank<br />
Frowein en Thiebout en gemeenteraadslid. De<br />
familie Thiebout had in 1914 - 1915 een Belgische<br />
vluchtelinge in huis, mej. C.G. Prince. Zij fungeerde<br />
tevens als lerares. Naast deze juf waren er twee<br />
dienstbodes. De Thiebouts waren een geziene<br />
Zwolse familie.<br />
In 1916 woonde mejuffrouw A.W. Cornelissen<br />
in het pand met D. Askamp als dienstbode. Het<br />
beroep van juffrouw Cornelissen wordt in de<br />
wijklijst omschreven als 'particulier'.<br />
Likeurstoker<br />
lan Salomon van Deventer huurde in 1917 het<br />
pand nogmaals. Hij had blijkbaar de smaak te<br />
pakken. Of rook hij zijn kans? Trooster was<br />
inmiddels overleden en mevrouw Trooster, de<br />
eigenaresse, was al aardig op leeftijd. Inderdaad,<br />
op 4 juni 1919 kocht hij het pand van de weduwe<br />
Trooster. Van Deventer hertrouwde in 1922, zijn<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
eerste vrouw was in 1916 overleden, en hij nam<br />
ook zijn nieuwe zwager in huis. Jan Salomon van<br />
Deventer was een bekende Zwollenaar. Hij was<br />
medefirmant van de likeurstokerij Doijer en Van<br />
Deventer en moet een vrolijk mens geweest zijn.<br />
Naast zijn drank-activiteiten was hij actief lid van<br />
het Oranje Comité. Je moest toch voor afzet zorgen,<br />
nietwaar? (Tegenwoordig wordt dat netwerken<br />
genoemd). De firma Doijer en Van Deventer<br />
werd in 1814 opgericht en was vanaf 1866 ruim<br />
honderd jaar gevestigd op de hoek Gasthuisplein /<br />
Wol weverstraat. Tot eind jaren zestig van de twintigste<br />
eeuw, toen het bedrijf verhuisde naar het<br />
industrieterrein de Marslanden. Het is vrij<br />
onlangs verplaatst, nu naar Nijkerk en de naam is<br />
gewijzigd in Intercaves. Het bedrijf stookt niet<br />
meer, maar houdt zich met de wijnhandel bezig.<br />
Van Deventer bewoonde Terborchstraat 10 tot<br />
1929 en verhuisde toen naar een kleiner huis in<br />
Zwolle.<br />
Een 'oubaas'<br />
Opnieuw kocht een in zijn dagen bekende Zwollenaar<br />
het pand. Nu werd de uit Harlingen afkomstige<br />
Mr. Pieter van Kleffens eigenaar. Van<br />
Kleffens was vrijgezel en woonde er met zijn eveneens<br />
ongehuwde zuster Eva. Dit soort gezinssamenstellingen<br />
komt nauwelijks meer voor! Hij<br />
moet een echte heer geweest zijn, fijnbesnaard en<br />
met een voorliefde voor antiek en kunst. Van<br />
Kleffens was jurist en eerst redacteur ter secretarie<br />
op de afdeling Bevolking en Burgerlijke Stand.<br />
Later werd hij (tevens?) plaatsvervangend kantonrechter.<br />
Mr. Pieter had één grote passie, de padvinderij.<br />
Hij was groepsleider bij de Vaandrig<br />
Lengtongroep van 1932 tot en met 1950 en werd in<br />
1945 zelfs 'oubaas', voorwaar een carrière. Pieter<br />
en Eva waren kinderloos, maar ze hadden wel een<br />
extra gezinslid, namelijk de Belgische herder 'Tippie'.<br />
Deze maakte net als zijn baas carrière bij de<br />
padvinders, het beest was namelijk de patrouillehond.<br />
Na de oorlog werden de Van Kleffens<br />
gedwongen een jong gezin in huis te nemen. Wie<br />
dit waren is helaas niet bekend. Er was een grote<br />
woningnood en de overheid besliste dit.<br />
In oktober 1950 kocht de uit onze Oost afkomstige<br />
familie Harmsen het pand. De vorige eigena-
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 53<br />
ren bleven nog een driekwart jaar in het pand<br />
wonen tezamen met de nieuwe bewoners. In de<br />
voorkamer woonde de familie Harmsen en achter<br />
de Van Kleffens, alleen gescheiden door de houten<br />
schuifdeur. Over privacy gesproken!<br />
De slaapkamers waren op een dergelijke wijze<br />
verdeeld. Gelukkig kwam het huis dat Van<br />
Kleffens in Heemstede liet bouwen spoedig klaar<br />
en konden ze verhuizen. Het contact tussen beide<br />
families is heel goed geweest, gelukkig maar.<br />
De bottendokter<br />
Dr. W.L. Harmsen was eerst algemeen chirurg en<br />
had zich gespecialiseerd in de orthopedie. Hij was<br />
de eerste orthopedisch chirurg te Zwolle. Zijn<br />
praktijk oefende hij uit in het souterrain. De praktijk<br />
floreerde en in 1959 werd de achtertuin volgebouwd.<br />
Hierdoor kwamen er meerdere behandel-<br />
kamers, zusterruimtes en wachtkamers en een<br />
archief. In 1967 besloot Dr. Harmsen zich in het<br />
ziekenhuis De Weezenlanden te vestigen: de<br />
moderne tijd brak aan voor de medische wereld.<br />
De in Zwolle bekende en geliefde dokter, bijgenaamd<br />
de 'bottendokter', heeft er met zijn vrouw<br />
Eva en drie kinderen gewoond. De kinderen vlogen<br />
uit en de praktijkruimte kwam leeg te staan;<br />
het huis werd te groot en het echtpaar verkocht<br />
het pand in 1969 aan Eurowoningen BV. De<br />
bestemming wijzigde, zoals bij veel grote panden<br />
in die tijd, van woonhuis naar kantoorruimte.<br />
Eurowoningen is een projectontwikkelaar en<br />
bestaat nog steeds. Het bedrijf is in Rotterdam<br />
gevestigd. De 'moderne' projectontwikkelaars<br />
zullen er wel geen weet van gehad hebben dat het<br />
pand gebouwd is door een van Zwolle's eerste<br />
projectontwikkelaars. Directeur van de Zwolse<br />
vestiging was de heer Harrie Tops, die medio<br />
zeventiger jaren bijna 'verongelukte' door het<br />
pand. De heer Tops had beide woonkamers in<br />
gebruik als kantoorruimte en was bezig een zeer<br />
groot project voor te bereiden: een groot winkelcentrum<br />
in Maassluis genaamd de Koningshoek.<br />
Door toevallige omstandigheden werd hij weggeroepen<br />
voor een bespreking in Groningen. Hij<br />
had de achterkamer nauwelijks verlaten of het<br />
kolossale gipsen plafond stortte zich op zijn<br />
Mr. Pieter van Kleffens<br />
(links) in zijn hoedanigheid<br />
als groepsleider<br />
bij de padvinderij. Van<br />
Kleffens bewoonde met<br />
zijn zuster (en hond)<br />
Terborchstraat 10 van<br />
1929 tot 1950. (Particuliere<br />
collectie)<br />
De Harmsens met gasten<br />
in de, toen nog<br />
bestaande, achtertuin<br />
in de vijftiger jaren.<br />
Rechts achter mevrouw<br />
Harmsen, links achter<br />
dokter Harmsen. (Particuliere<br />
collectie)
Dokter W.L. Harmsen,<br />
orthopaedisch chirurg,<br />
omstreeks 1960. (Particuliere<br />
collectie)<br />
54<br />
Het in het souterrain en<br />
de aanbouw gevestigde<br />
antiquariaat van Theo<br />
de Boer in 1998. (Particuliere<br />
collectie) __ J<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
bureau. De zware tekentafels op de bovenliggende<br />
etages zijn hier waarschijnlijk de oorzaak van<br />
geweest. Kon de geest van onze oude Zwolse<br />
architect zich niet verenigen met het nieuw te<br />
bouwen winkelcentrum? Eurowoningen BV en<br />
een aantal andere Beleggings BV's (eveneens uit<br />
de Pakhoed-organisatie) bleven eigenaar, maar<br />
het pand werd verlaten.<br />
Het werd verhuurd in 1984 aan wat in de volksmond<br />
'Raalte' heet. Een dependance van het Psychiatrisch<br />
<strong>Centrum</strong> St. Fransiscushof te Raalte.<br />
Patiënten kregen er dagbehandeling, in totaal was<br />
er plaats voor 36 patiënten. Ze woonden er niet.<br />
De directeur de heer Smilde sprak in een artikel in<br />
de Zwolse Courant medio 1984 dan ook over stoelen<br />
in plaats van bedden. In 1994 verhuisde de dagtherapie<br />
met meerdere andere psychiatrische<br />
instellingen (waaronder het Riagg) naar de Zwolse<br />
Poort en kwam het pand leeg.<br />
De antiquaar<br />
De beleggingsmaatschappij verkocht het pand in<br />
augustus 1995 aan Bea Boetje en Theo de Boer. Bea<br />
studeerde fiscaal recht in Groningen en was tot<br />
2000 werkzaam als fiscaliste bij Deloitte en Touche<br />
in Zwolle. Theo vestigde 'beneden' zijn internet-antiquariaat.<br />
Na zijn studie biologie bij 'Abraham<br />
Kuijper' startte hij in 1978 een tweedehands<br />
boekenzaak in de Steenstraat 4 te Zwolle. Na in<br />
diverse andere Zwolse panden gehuisvest geweest<br />
te zijn, werd Terborchstraat 10 betrokken. Het<br />
woonhuis werd weer in oude luister hersteld. Het<br />
antiquariaat is door de jaren heen sterk uitgebouwd.<br />
Het is gespecialiseerd in antiquarische<br />
boeken over de geschiedenis der geneeskunde en<br />
natuurwetenschappen en verkoopt inmiddels zijn<br />
titels naar 52 landen over de gehele wereld. Bea is<br />
sinds 2001 firmante in het antiquariaat. Hun<br />
dochter Anna Maartje werd op 26 januari 1996<br />
geboren.<br />
Zoals u wellicht al begrepen had, gaat het hier<br />
over ons. In april <strong>2002</strong> hebben wij de Terborchstraat<br />
verlaten; een romantisch pand hebben wij<br />
verruild voor een romantische omgeving in<br />
Drenthe.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Tot slot een makelaar<br />
Terborchstraat 10 is gekocht door makelaar Chris<br />
C. van Beek. Chris van Beek is geen onbekende in<br />
de Terborchstraat. In zijn jeugd woonde hij op<br />
nummer 16 waar zijn vader, oogarts C.J. van Beek<br />
woonde en praktiseerde. Tot 1993 bewoonde Van<br />
Beek Terborchstraat 14. Daarna vestigde hij zijn<br />
makelaardij op Terborchstraat 22 en ging daar ook<br />
wonen.<br />
Per 1 juli wordt 'Van Beek Makelaardij' in het<br />
aangebouwde gedeelte van Terborchstraat 10<br />
gevestigd. Momenteel worden nog de laatste jaren<br />
zeventig schrootjes in dat gedeelte van het huis<br />
verwijderd. Chris, Caroline en Max (geb. 1998)<br />
van Beek gaan het oude gedeelte bewonen, dat<br />
momenteel daarvoor in gereedheid wordt<br />
gebracht. Op de cv-installatie, de badkamer en de<br />
keuken na zal de woonsituatie dan weer nagenoeg<br />
oorspronkelijk zijn.<br />
Verantwoording<br />
De oorspronkelijk opzet van dit artikel was anders, het<br />
zou een groter werk worden, uit te geven ter gelegenheid<br />
van het vijfentwintig jarig bestaan in 2003 van ons<br />
antiquariaat. De geschiedenis van de Stationsbuurt zou<br />
hierin beschreven worden. Helaas hebben wij de vijfentwintig<br />
jaar in Zwolle niet volgemaakt, we hebben ons<br />
bedrijf en gezin in april <strong>2002</strong> naar Zandpol in het<br />
Drentse veenlandschap verplaatst. Om niet alle gegevens<br />
op de plank te laten liggen is gekozen voor een beschrijving<br />
van de geschiedenis van het pand en zijn bewoners.<br />
Het was een leuk en bijzonder inspirerend<br />
werk. Stoppen met onderzoeken bleek moeilijk. De<br />
meeste bewoners, voormalige eigenaren en gebruikers,<br />
reageerden enthousiast op mijn idee. Zij ontvingen mij<br />
allerhartelijkst en waren zeer behulpzaam met het geven<br />
van inlichtingen en historisch (beeld-)materiaal.<br />
De volgende personen wil ik dank zeggen:<br />
Mevrouw Harmsen, H.v.d. Sterren (Zwolse Poort),<br />
Ph.(Flip) Trooster, Familie Vajgr ( Vaandrig Lengton<br />
Groep), J. Zelle, Johan Admiraal (HCO), Wim Huijsmans<br />
(HCO), Jeanine Otten (HCO), Gert Oostingh,<br />
Donald Veenendaal (fotografie) en Bea Boetje.<br />
En vele anderen, die ik 'even iets mocht vragen'.<br />
Literatuur<br />
Berkenvelder, F.C., Zo was Zwolle rond 1900. Zwolle<br />
1970.<br />
Elberts, W.A., <strong>Historisch</strong>e wandelingen in en om Zwolle.<br />
Herdruk Zwolle 1973.<br />
Loo, G.J. van, Zwolle in woord en beeld. Zwolle 1904.<br />
Schalekamp, J., Scouting op een eigen wijze: negentig jaar<br />
Vaandrig Lengton Groep: groep I in Zwolle. Zwolle<br />
2000.<br />
Tromp Meesters, Th. 'De Zwolse familie Thiebout'. In:<br />
Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschriftrj (2000) 3 pp 76-82.<br />
Trooster, Ph.H., 'Aannemer Bernardus Hermannus<br />
Trooster (1814-1898)'. In: Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift.17<br />
(2000) 3 pp 82-90.<br />
Vries, Th.J. de., Geschiedenis van Zwolle. I en II, Zwolle<br />
1954,1961.<br />
Website <strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong>: www.historischcentrumoverijssel.nl<br />
55<br />
Terborchstraat 10 in<br />
2000. (Particuliere collectie)
Jan ten Hove<br />
Elke tijd schrijft zijn<br />
eigen geschiedenis en<br />
schept zijn eigen voorstelling<br />
van het verleden.<br />
Bij de viering van<br />
Zwolle 700 in september<br />
1930 werd op de Grote<br />
Markt uitgebeeld hoe<br />
bisschop Willebrand<br />
Zwolle in 1230 stadsrechten<br />
verleende. (Collectie<br />
HCO)<br />
Een nieuwe Geschiedenis van Zwolle<br />
Elke tijd schrijft zijn eigen geschiedenis en<br />
fabriceert zijn eigen verzinsels. Een prachtig<br />
voorbeeld is het fameuze verhaal van de<br />
Zwolse Blauwvingers. Gemeentebestuur, middenstand<br />
en bewoners lopen vandaag de dag graag<br />
met deze bijnaam te koop, maar dat lag in het verleden<br />
wel anders. Tegenwoordig wordt de herkomst<br />
van de term blauwvingers algemeen<br />
gezocht in het verhaal dat in het verre verleden de<br />
sluwe Zwollenaren een klokkenspel ver boven de<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
prijs aan hun Kamper buren hadden verkocht.<br />
Bovendien begon het carillon na de installatie<br />
beledigende liedjes voor de domme kopers te tingelen.<br />
De verontwaardigde Kampenaren besloten<br />
daarop de exorbitante koopsom in zakken vol<br />
stuivers te voldoen, zodat de Zwolse regeerders<br />
dagenlang hun vingers blauw telden.<br />
Een mooi verhaal, maar zoals zo veel mooie<br />
verhalen niet erg waarheidsgetrouw. Voor de historische<br />
oorsprong van de blauwe vingers van de
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 57<br />
Zwollenaren moeten we zo'n vijfhonderd jaar<br />
terug in de tijd, naar het begin van de zestiende<br />
eeuw. Zwolle viel toentertijd onder de heerschappij<br />
van de bisschop van Utrecht. Deze prelaat was<br />
niet alleen een geestelijk leider, maar ook een<br />
werelds heerser. Na een toloorlog met Kampen<br />
liepen de Zwollenaren, die vonden dat ze niet voldoende<br />
door de bisschop waren gesteund, in de<br />
zomer van 1521 over naar de hertog van Gelre. Het<br />
schenden van de eed van trouw aan de wettige<br />
landsheer was een vergrijp waaraan in deze tijd<br />
zeer zwaar werd getild. Zwolle keerde al snel weer<br />
terug in het bisschoppelijke kamp, maar in diverse<br />
documenten klaagden de bewoners erover dat ze<br />
in de buursteden 'schandelijk bejegent, voor Blauvingers<br />
uitgekreten, en met andere eerrovende<br />
bewoordingen uitgescholden waren.' De schimpnaam<br />
verwijst naar de opgestoken vingers, waarmee<br />
de Zwolse bestuurders bij de inhuldiging van<br />
de bisschop een zoals later zou blijken valse belofte<br />
hadden afgelegd.<br />
Legendevorming<br />
Het is interessant om te kijken hoe het verhaal van<br />
de Zwolse blauwvingers zich in de loop der<br />
geschiedenis heeft ontwikkeld. De herkomst van<br />
de weinig vleiende bijnaam was aanvang zeventiende<br />
eeuw nog niet vergeten. Een in deze jaren<br />
opgemaakt register met historische aantekeningen<br />
uit het Kamper gemeentearchief vermeldt<br />
onomwonden dat de Zwollenaren 'den naeme van<br />
blauvinghers van haer valsch sweren' hadden verkregen.<br />
Zo'n honderd jaar daarna had de benaming<br />
evenwel een nieuwe betekenis verworven.<br />
Blauwe vingers werden in de achttiende eeuw niet<br />
meer geassocieerd met het plegen van meineed,<br />
maar met het tellen van op twijfelachtige wijze<br />
verkregen geld. Deze verandering komt naar<br />
voren in een notitie uit 1733 van stadsgenoot Pieter<br />
Ie Clercq. Volgens hem deed inmiddels het verhaal<br />
de ronde dat de Zwollenaren in maart 1524 van de<br />
binnen hun muren opgesloten Karel van Gelre<br />
een groot losgeld hadden geëist, 'en dat zij hunne<br />
vingers aan dit geld blaauw getelt hebbende, daar<br />
van den spotnaam van Zwolsche blaauwvingers<br />
zouden gekregen hebben...'.<br />
Weer een eeuw later waren alle associaties met<br />
de Gelderse oorlog verdwenen. In een gedicht uit<br />
1827, dat de burgers van Zwolle moest opwekken<br />
gul te schenken voor de restauratie van de toren<br />
van de Onze Lieve Vrouwekerk, schreef de doopsgezinde<br />
gelegenheidsdichter H.Az. Doijer dat het<br />
klokkenspel van de Peperbus weleer uit armoede<br />
van de hand was gedaan, 'dat evenwel mij innig<br />
spijt, wijl men aan 't geld zich blaauwe vingers<br />
heeft geteld.' Hier wordt de kwalificatie van<br />
blauwvingers voor het eerst opgehangen aan de<br />
- gefingeerde - verkoop van een carillon. Aan welke<br />
partij het klokkenspel zou zijn verkocht blijft<br />
trouwens in het duister. Deze versie leefde in de<br />
volksmond voort tot het eind van de negentiende<br />
eeuw. De huidige lezing stamt voor zover bekend<br />
uit het in 1917 door Josef Cohen op papier gezette<br />
tweede deel van de Nederlandsche sagen en legenden,<br />
waarin het verhaal van de verkoop van het<br />
klokkenspel aan Kampen op smakelijke en uitvoerige<br />
wijze wordt verteld. Een bronvermelding<br />
geeft Cohen niet. Vermoedelijk heeft hij zelf de<br />
inmiddels zeer populaire verhalen over de spreekwoordelijke<br />
domheid van de Kampenaren - de<br />
Kamper uien - verweven met de verzonnen<br />
geschiedenis van een carillonverkoop door de stad<br />
Zwolle. De tegenwoordige 'legende' van de Zwolse<br />
blauwvingers is derhalve nog geen eeuw oud.<br />
Hanzemythe<br />
Een ander, moderner voorbeeld van mythevorming<br />
is de enorme nadruk die vandaag de dag,<br />
met name uit cultuur-toeristisch oogpunt, wordt<br />
gelegd op Zwolle en de Hanze. Het middeleeuwse<br />
Hanzeverbond zelf heeft sinds de recente, op<br />
Zwols initiatief ontstane herleving van de Internationale<br />
Hanzedagen welhaast legendarische vormen<br />
aangenomen. De handelsassociatie wordt<br />
soms zelfs voorgesteld als een voorloper van de<br />
Europese Unie, terwijl het weinig meer was dan<br />
een losse, opportunistische stedenbond, met als<br />
belangrijkste doel het tegenover buitenstaanders<br />
met hand en tand verdedigen van verkregen of<br />
vermeende monopolierechten op handelsgebied.<br />
Voor de economische geschiedenis van Zwolle is<br />
de Hanze nauwelijks van betekenis geweest. Het<br />
verbond richtte zich onder de leiding van Lübeck<br />
en andere Noord-Duitse havensteden vooral op
Verdwaald in de tijd.<br />
Rhijnvis Feith loopt hier<br />
gebroederlijk tussen<br />
middeleeuwse herauten<br />
in Park Eekhout tijdens<br />
de viering van Zwolle<br />
joo in september 1930.<br />
Zwolle stond tijdens<br />
deze festiviteiten in het<br />
teken van het verleden,<br />
dat onder meer aanschouwelijk<br />
werd<br />
gemaakt in een grote<br />
historische optocht.<br />
(Collectie HCO)<br />
de handel met het Oostzeegebied, waar we slechts<br />
zelden Zwolse kooplieden aantreffen. De Zwartewaterstad<br />
moest het vooral hebben van haar rol als<br />
schakelpunt tussen de handelsstromen van Westfalen<br />
en Nedersaksen enerzijds en Holland, Brabant<br />
en Vlaanderen anderzijds. Voor het floreren<br />
van de stedelijke handel waren rust en rechtszekerheid<br />
in het achterland en veilige verbindingen<br />
veel belangrijker dan de krampachtig door de<br />
Hanze verdedigde privileges in ver verwijderde<br />
landen. Grote koggeschepen zijn in de Zwolse<br />
haven vermoedelijk nooit gesignaleerd. Ook binnen<br />
de organisatie van het verbond speelde Zwolle<br />
slechts een figurantenrol.<br />
Zwolle's 'oudheden'<br />
Maar zoals gezegd, elke tijd schrijft zijn eigen<br />
geschiedenis. De eerste integrale geschiedenis van<br />
Zwolle, de vanaf 1767 in vijf delen verschenen en<br />
door de advocaat Burchard Joan van Hattum<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
geschreven Geschiedenissen der stad Zwolle, begon<br />
met de volgende woorden: 'Onder het gering getal<br />
Nederlandsche Steden, welkers oudheden vooralsnog<br />
onbekent zijn, en in de duisternis leggen, is<br />
een van de vermaardsten, en meest aansienlijcken<br />
de Hanze- en Rijksstad Zwolle, derde hoofdstad<br />
van <strong>Overijssel</strong>...'. Sinds Van Hattums informatieve<br />
en nog altijd lezenswaardige kroniek duurde<br />
het bijna tweehonderd jaar voordat er opnieuw<br />
een poging werd gewaagd een stadsgeschiedenis te<br />
schrijven: de tweedelige Geschiedenis van Zwolle<br />
van gemeente-archivaris Thom. J. de Vries, waarvan<br />
het laatste deel in 1961 het licht zag. De zeer<br />
goed in de Zwolse archieven ingevoerde De Vries<br />
presenteerde veel nieuwe feiten, maar zijn werk is<br />
sterk verouderd. Helaas ontbreekt ook een notenapparaat.<br />
In de decennia na het verschijnen van de boeken<br />
van De Vries is de geschiedschrijving van<br />
Zwolle in een stroomversnelling terechtgekomen.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 59<br />
Steeds meer aspecten van Zwolle's 'oudheden' zijn<br />
onderzocht en er zijn tal van nieuwe gezichtspunten<br />
gepubliceerd. Een nieuwe Geschiedenis van<br />
Zwolle is dus geen overbodige luxe. Op initiatief<br />
van het gemeentearchief, nu opgegaan in het <strong>Historisch</strong><br />
<strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong>, is men een aantal<br />
jaren geleden begonnen met het werven van fondsen<br />
voor de financiering van het project. In navolging<br />
van andere stadsgeschiedenissen lag het aanvankelijk<br />
in de bedoeling te werken met een collectief<br />
van auteurs, maar uiteindelijk is besloten<br />
het boek door één historicus te laten schrijven.<br />
Het nadeel van deze werkwijze is dat het boek<br />
slechts de visie van één persoon zal weerspiegelen,<br />
maar daar staat het voordeel tegenover dat de<br />
nieuwe Geschiedenis van Zwolle veel meer dan<br />
een verzameling losse verhalen kan worden. Over<br />
het eindresultaat zal de lezer te zijner tijd zelf moeten<br />
oordelen.<br />
Bij de totstandkoming van het boek is een<br />
breed samengestelde, deskundige redactie betrokken,<br />
die bestaat uit de volgende personen: drs.<br />
F.C. Berkenvelder, dr. H.H.C.C. Clevis, drs. W.<br />
Coster, drs. E.A. van Dijk, drs. J. Hagedoorn, prof.<br />
dr. J.M.M. Hermans, prof. dr. P. Kooij, dr. C. Ribbens,<br />
dr. C. Trompetter, dr. H.N. van Wijngaarden<br />
en drs. F.D. Zeiler. De coördinatie van het<br />
project is in handen van de Stichting IJsselacademie<br />
te Kampen, terwijl het boek zal worden gepubliceerd<br />
door Waanders Uitgevers te Zwolle.<br />
De opzet<br />
Ongeveer tweeënhalf jaar geleden ben ik mijn<br />
werkzaamheden begonnen met het maken van een<br />
opzet voor het boek, dat ongeveer 700 bladzijden<br />
zal tellen. De doelstelling is een wetenschappelijk<br />
verantwoorde weergave van de huidige stand van<br />
zaken met betrekking tot de kennis van het Zwolse<br />
verleden. De inhoud strekt zich uit vanaf het ontstaan<br />
van het landschap en de prehistorie tot de<br />
meest recente ontwikkelingen. Het boek is in<br />
beginsel gebaseerd op de bestaande literatuur.<br />
Nieuw onderzoek in de vele aanwezige bronnen<br />
moet gezien de beschikbare tijd tot een minimum<br />
beperkt blijven. Toch blijkt het in de praktijk geregeld<br />
nodig om ter controle of aanvulling van de<br />
bestaande gegevens alsnog zelf de archieven in te<br />
duiken. Verder dient het boek meer te worden dan<br />
uitsluitend een opsomming van reeds bekende feiten<br />
en moet het voor een groot publiek aantrekkelijk<br />
en makkelijk toegankelijk zijn. De doelgroep is<br />
niet de professionele historicus, maar de in de<br />
Zwolse geschiedenis geïnteresseerde leek. Aan de<br />
illustrering wordt veel aandacht besteed: er komen<br />
675 afbeeldingen in het boek.<br />
Bij de opzet voor de nieuwe Geschiedenis van<br />
Zwolle heb ik gekozen voor een verdeling in een<br />
tiental chronologisch geordende hoofdstukken.<br />
Hierin worden de verschillende aspecten van de<br />
stedelijke samenleving zoveel mogelijk in onderlinge<br />
samenhang en in ruimtelijk verband besproken.<br />
Het wordt dus geen verhaal waarin de politieke,<br />
economische, kerkelijke, sociale, culturele en<br />
geografische geschiedenis afzonderlijk van elkaar<br />
worden behandeld. Al deze elementen moeten in<br />
elk hoofdstuk in een lopend verhaal als het ware<br />
Vanzelf, aan bod komen. Om verder enige structuur<br />
in het verhaal te brengen wordt uitgegaan<br />
van twee centrale thema's, namelijk Zwolle en de<br />
buitenwereld en de geografische en ruimtelijke structuur<br />
van de stad.<br />
Zwolle en de buitenwereld<br />
Deze twee thema's zijn nauw met elkaar verweven:<br />
de scherpe scheiding tussen de stad en de buiten-<br />
Aanbieding op 27<br />
december 1954 van het<br />
eerste exemplaar van de<br />
door stadsarchivaris<br />
Drs. Th. de Vries<br />
geschreven 'Geschiedenis<br />
van Zwolle'. Van<br />
links naar rechts de<br />
auteur, burgemeester<br />
Mr. G.A. Strick van<br />
Linschoten en Mr. H.<br />
Bikkers, directeur<br />
Erven J.J.Tijl NV. (Foto<br />
DolfHenneke, collectie<br />
HCO)
Titelpagina van de<br />
'Geschiedenissen der<br />
stad Zwolle' door Mr.<br />
Burchardjoan van<br />
Hattum, uitgegeven in<br />
1767.<br />
6o ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
GESCHIEDENISSEN<br />
DER S TAP<br />
ZWOL L E,<br />
BÊHELSENDE E E.N VERHAAL PAN<br />
HAAR E E RSTE B ÉG INSEL'EN 6<br />
FERHEFFINGE TOT EEN STAD, .<br />
EN DE MERKWAARDIGSTE<br />
GEBEURTENISSEN ALDAAR.<br />
FA.N OU DS HER, TOT' BT<br />
NA DES E TT D EN TOE-,<br />
VOORGEVALLEN.<br />
UIT STADS KOEREN , ECTE STUKKEN EN OUDK<br />
•CHRONYKEN BY EEN VE,RGADEB.T,<br />
EN BESCHREVEN<br />
D O O R<br />
MR. BURCHARD JOAN VAN HATTÜM.<br />
EERSTE DEEL.<br />
T E - Z W O L L E<br />
S. CLEMENT, «Ï J.A.VAN SANTEN,<br />
Boekverkopers, i 7 6 -.<br />
wereld kreeg in ruimtelijke zin gestalte in de wallen,<br />
muren en poorten rondom Zwolle. Daarnaast<br />
is de natuurlijke ligging van Zwolle bepalend<br />
geweest voor de functie die de stad ten opzichte<br />
van de buitenwereld vervulde: die van belangrijk<br />
regionaal marktcentrum, knooppunt voor de<br />
doorvoerhandel en verbindingsschakel tussen<br />
oost en west. Welke voordelen hebben de Zwollenaren<br />
gehaald uit de natuurlijke ligging van hun<br />
stad en in hoeverre is de ruimtelijke structuur<br />
aangepast aan de behoeften van het moment?<br />
Deze vraagstelling speelt in op de actualiteit, aangezien<br />
Zwolle met een verzorgingsgebied van<br />
600.000 personen een grotere centrumfunctie<br />
heeft dan ooit en er momenteel tal van zaken spelen<br />
die hiermee in verband staan.<br />
De verwevenheid van beide thema's komt ook<br />
naar voren in de grensfunctie die de stad een groot<br />
deel van haar bestaan heeft vervuld. De nederzetting<br />
waaruit Zwolle voortkwam is omstreeks 800<br />
op een dekzandrug langs de Aa gesticht. Aan die<br />
zandheuvel dankt de stad ook haar naam: Zwolle<br />
is afgeleid van een Germaans woord dat zwelling<br />
oftewel verhoging betekent. Begonnen als een<br />
voorpost van het Karolingische rijk op de grens<br />
met Friesland en het gebied van de Saksen, bleef<br />
Zwolle in de Middeleeuwen onder het wereldlijk<br />
gezag van de bisschop van Utrecht lange tijd een<br />
belangrijke militair-strategische functie vervullen<br />
als uitvalspunt tegen de oproerige Drenten en<br />
Groningers. Ook met het oog op de hertog van<br />
Gelre, die de Veluwe controleerde en regelmatig<br />
de wapens tegen de bisschop opnam, is de grensfunctie<br />
van Zwolle van belang. Na 1528, toen het<br />
centrale Habsburgse gezag van de machtige keizer<br />
Karel V en zijn zoon Filips II in Brussel was gevestigd,<br />
lag <strong>Overijssel</strong> aan de 'uterste frontire' van de<br />
Nederlanden. Tijdens de republiek der Zeven Verenigde<br />
Provinciën bleef deze situatie min of meer<br />
gehandhaafd. Zwolle was aanvankelijk een frontierstad,<br />
gelegen op de grens van het Staatse en het<br />
Spaanse gebied. Ook na de Vrede van Munster in<br />
1648 werd Zwolle nog altijd beschouwd als een<br />
buitenpost in het Hollandse stedensysteem. In<br />
deze situatie kwam pas in het begin van de negentiende<br />
eeuw verandering, toen Zwolle deel uit ging<br />
maken van de eenheidsstaat van het Koninkrijk<br />
der Nederlanden.<br />
Het thema Zwolle en de buitenwereld zal<br />
onder meer worden toegespitst op de ontwikkeling<br />
van Karolingische nederzetting tot hoofdstad<br />
van <strong>Overijssel</strong> en de consequenties die deze 'verheffing'<br />
met zich meebracht. Zwolle, tijdens de
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 6l<br />
Middeleeuwen beschouwd als het 'kleine zusje'<br />
van Deventer en Kampen, bleef ook tijdens het<br />
ancien régime - de zeventiende en achttiende<br />
eeuw - officieel de derde hoofdstad van <strong>Overijssel</strong>,<br />
hoewel de stad haar zustersteden inmiddels ruimschoots<br />
had overvleugeld. Haar nieuwe status<br />
werd omstreeks 1800 bevestigd, toen Zwolle officieel<br />
de enige hoofdstad van de provincie werd.<br />
Geografische en ruimtelijke ontwikkeling<br />
Een tweede rode draad in het boek wordt gevormd<br />
door de beschrijving van de geografische en ruimtelijke<br />
ontwikkeling. Dit element vormt als het<br />
ware het decor, de fysieke achtergrond voor het<br />
verhaal. De eeuwenoude ruimtelijke structuur, die<br />
in Zwolle in veel opzichten opmerkelijk gaaf<br />
bewaard is gebleven, is immers het meest zichtbare<br />
aspect van de relatie tussen het heden en het<br />
verleden. Het natuurlijke milieu waarin Zwolle is<br />
ontstaan en gegroeid was bepalend voor de ontwikkelingsmogelijkheden<br />
van de bewoners en<br />
voor de verdere uitbouw van de stad. De loop van<br />
de bevolking, de sociaal-economische geschiedenis,<br />
bestuurlijke en kerkelijke aspecten weerspiegelen<br />
zich in het uiterlijk van de stad. Ook de<br />
geschiedenis van het dagelijks leven, zowel in zijn<br />
tastbare aspecten (materiële cultuur) als in immateriële<br />
zin (gewoonten en gebruiken, mentaliteit),<br />
speelt zich binnen de ruimtelijke structuur van<br />
Zwolle af.<br />
Langs lijnen van geleidelijkheid<br />
Als werktitel ga ik uit van het aan een boek van<br />
Louis Couperus ontleende Langs lijnen van geleidelijkheid.<br />
De loop van de Zwolse geschiedenis<br />
wordt naar mijn idee juist door deze woorden bij<br />
uitstek gekarakteriseerd. De ontwikkeling van de<br />
stad heeft zich steevast zeer geleidelijk voltrokken,<br />
zonder scherpe breuken met het verleden. Zo<br />
heeft Zwolle zich in een eeuwenlang proces langzaam<br />
maar zeker boven Deventer en Kampen uit<br />
weten te werken. Deze lijnen van geleidelijkheid<br />
zijn eigenlijk pas de laatste jaren doorbroken.<br />
Zwolle heeft zich sinds ca. 1980 op stormachtige<br />
wijze ontwikkeld en is razendsnel gegroeid. De<br />
Zwollenaren hebben het hen omringende milieu<br />
en de stedelijke bebouwing altijd aan de eisen van<br />
de tijd aangepast, maar nog nooit zo snel als in de<br />
afgelopen decennia. Geen wonder dat de ruimtelijke<br />
ontwikkeling van de gemeente op dit<br />
moment volop ter discussie staat.<br />
Na het maken van de opzet ben ik begonnen<br />
met het uitwerken van de hoofdstukken. Vragen<br />
over de voortgang van het boek worden gewoonlijk<br />
als volgt beantwoord: gestaag maar traag. De<br />
oorspronkelijke planning is inmiddels al geheel<br />
achterhaald. Het verzamelen van informatie, het<br />
controleren van de aanwezige gegevens en het<br />
vormgeven en schrijven van de hoofdstukken<br />
blijkt veel meer tijd te kosten dan aanvankelijk<br />
werd gedacht. Inmiddels ben ik aanbeland bij het<br />
zesde hoofdstuk, dat het tijdvak 1680-1780 omvat.<br />
Zo werk ik mij langzaam naar het heden toe.<br />
Gelukkig ben ik wel met veel plezier met deze<br />
enorme klus bezig. Per slot van rekening is het een<br />
unieke kans om je enkele jaren bezig te mogen<br />
houden met alle facetten van de geschiedenis van<br />
de eigen woonplaats. Ik hoef bij wijze van spreken<br />
de voordeur van mijn huis in de binnenstad maar<br />
achter me dicht te slaan om in mijn eigen boek te<br />
stappen. Een levenswerk moet het echter ook weer<br />
niet worden. Volgens de huidige planning zal het<br />
boek in het najaar van 2004 verschijnen. Welke<br />
'mythen' er dan weer aan de Zwolse geschiedschrijving<br />
zijn toegevoegd, zal de tijd moeten<br />
leren. Ik hoop op dat moment slechts hetzelfde te<br />
kunnen zeggen als mijn illustere voorganger Burchard<br />
Joan van Hattum aan het slot van zijn voorwoord<br />
deed: 'Sie daar dan de reden en oorsaak van<br />
dese mijn onderneminge: welke, ik vertrouwe, dat<br />
den leser genoegsaam voldoende agten zal, om dit<br />
mijn bestaan te verregtvaardigen, en mij van alle<br />
blaam van een ijdele schrijflust te bevrijden.'<br />
Verantwoording<br />
De tekst van dit artikel is grotendeels ontleend aan de<br />
door mij vervaardigde opzet voor de nieuwe Geschiedenis<br />
van Zwolle. Het verhaal van de Blauwvingers zal -<br />
voorzien van noten - ook in het boek verschijnen.
Maria L. Hansen<br />
Johan Christiaan baron<br />
van Haersolte, heer van<br />
Haerst, 1809 -1881.<br />
Vader van Sophie. (Iconographisch<br />
Bureau)<br />
62 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Een 'redelyk zoet' meisje<br />
Sophia Cornelia baronesse van Haersolte,<br />
1838-1873<br />
Van Sophie's korte leven is niet veel bekend.<br />
Eigenlijk maar een paar momentopnamen;<br />
als eerste zijn dat curieus genoeg de<br />
dagen rond haar prilste begin.<br />
De ouders van Sophie, Johan Christiaan baron<br />
van Haersolte (1809-1881) en Geertruid Agnes<br />
baronesse de Vos van Steenwijk (1813-1874),<br />
trouwden te Zwolle op 26 april 1837. De bruidegom<br />
behoorde tot de notabelen van Zwolle. Sinds<br />
een jaar was hij lid van de ridderschap van <strong>Overijssel</strong><br />
en in het jaar van zijn huwelijk werd hij burgemeester<br />
van Zwollerkerspel. Hij nam dat jaar<br />
ook zitting in de Provinciale Staten en werd later<br />
lid van de Tweede Kamer. 1 Het bruidspaar vertrok<br />
vanuit Zwolle op huwelijksreis in gezelschap<br />
van Annette en Reint de Vos van Steenwijk 2 in een<br />
door vier paarden getrokken calèche naar Emmerik.<br />
3 Daar stapten zij voor het eerste traject aan<br />
boord van een Rijnboot. De reis voerde hen naar<br />
Zuid-Duitsland, Zwitserland en Italië.<br />
Na een druk cultureel programma in Duitsland<br />
volgden de overweldigende bergen en watervallen<br />
midden in Zwitserland. Na de wetenschappers<br />
en de kunstenaars was het de beurt aan de<br />
toeristen het nog vrijwel onbekende alpenlandschap<br />
te ontdekken. Het gebied was slechts<br />
gebrekkig in kaart gebracht. Het Zwolse gezelschap<br />
genoot van de 'overheerlyke gezichten', 'die<br />
naar mate men vordert steeds indrukwekkender<br />
worden'. De Amsterdamse schilder H.W. Cremer<br />
legde in centraal Zwitserland in 1832 ongeveer<br />
dezelfde route af als het gezelschap Van Haersolte;<br />
Cremer vond het een moeizame tocht. 4 Van Haersolte<br />
had enkel bewondering voor wat hij zag; de<br />
'Grindelwalder vallij zyn aller treffendst en stout.<br />
De woeste toppen der Alpen dalen loodregt'. Men<br />
bewonderde de besneeuwde bergtoppen, door de<br />
opkomende zon verlicht en weerkaatst in spiegelglad<br />
water.<br />
Het viertal reisde door naar Genève. Rondom<br />
het meer van Genève was het rustig toeven. Het<br />
varen op het meer was 'allerliefst'. Zij maakten een<br />
kalm tochtje aan boord van de stoomboot die tussen<br />
Genève en Villeneuve pendelde. Op deze boot<br />
maakten zij kennis met de Nassause zaakgelastigde<br />
uit Den Haag en diens 'lief duitsch Vrouwtje'.<br />
Het was een plezierige ontmoeting, temeer daar er<br />
door de gestadige regenval weinig van de oevers te<br />
zien was. Zij wandelden door parken die langs het<br />
water gelegen waren; het waren verzamelplaatsen<br />
van kindermeiden met kinderen. Van Haersolte<br />
vond het daar 'veel liever' dan de botanische tuin<br />
die er naast lag.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Een van die dagen was Geertruid ziek, wat<br />
'haar noopte om byna de gehele dag te bed te blijven'.<br />
Johan Christiaan lastte een voorgenomen<br />
tocht af en bleef bij haar. Vanuit het hotelraam<br />
hadden zij een prachtig uitzicht op het meer en op<br />
een deel van Genève. Na twee dagen voelde Geertruid<br />
zich weer goed genoeg om een kleine wandeling<br />
te maken. De achtste augustus noteerde hij<br />
blij: 'Truitje zoo goed als hersteld', zodat zij hun<br />
reis vervolgden.<br />
De tocht verliep vanaf dat ogenblik anders dan<br />
verwacht. In Genua was cholera uitgebroken<br />
zodat Johan Christiaan een andere route uitstippelde.<br />
Genua, dat wel op hun reisprogramma had<br />
gestaan, werd in geen geval bezocht. Zij zouden<br />
Milaan en Turijn bezoeken en dan via Parma en<br />
Modena naar Bologna reizen, daarna een paar<br />
dagen in Florence verblijven en het Italiaanse<br />
gedeelte van de reis afsluiten in Venetië. Denkelijk<br />
in verband met oprukkende cholera veranderde<br />
Van Haersolte weer van reisroute; de Italiaanse<br />
toer werd bekort tot Como, Bergamo en Verona,<br />
en daarna ging men rap door Tirol naar het veiliger<br />
noorden. Na veertien weken kwamen zij weer<br />
in Zwolle terug. Het echtpaar Van Haersolte<br />
betrok het huis Koestraat 18.<br />
Op 11 mei 1838 werd Sophie geboren. Zij was<br />
vernoemd naar haar grootmoeder Sophia Cornelia<br />
Huygens, douarière van Carel de Vos van<br />
Steenwijk. 'Grootmama Vos' kwam regelmatig op<br />
bezoek in de Koestraat. Sophie zag haar grootouders<br />
Van Haersolte ook vaak; zij woonden in<br />
Zwolle aan het begin van de Melkmarkt, nu Grote<br />
Markt 12-13. Haar vader verbleef als lid van de<br />
Tweede Kamer voor langere perioden in Den<br />
Haag, maar hij schreef vele brieven naar huis.<br />
Sophie kreeg er in de loop der jaren twee broertjes<br />
en zes zusjes bij. 5<br />
Gezicht op het begin<br />
van de Melkmarkt<br />
omstreeks 1880. Sophie''s<br />
grootouders Coenraad<br />
W.A. van Haersolte<br />
en Louise C.E.F.<br />
Hora Siccama woonden<br />
in het derde pand van<br />
links, nu Grote Markt<br />
12-13. Tegenwoordig<br />
herbergt dit pand een<br />
Mac Donalds vestiging.<br />
(Collectie HCO)
64<br />
Brief van de zevenjarige Sophie aan haar vader (sterk verkleind weergegeven):<br />
'Zwolle ï descembre 1845. Lieve Papa! Ik wil u eindelijk eens schrijven. Ik leer'<br />
zonder humeur bij mijnheer Hempeenius, en ik houd veel meer van de piano te<br />
hooren. Ik leer veel bij defransche meester en hij geeft mij veel te doen, en Mama<br />
heeft hem verzocht mij wat minder op te geven. De zusjes en ik zijn redelijk zoet,<br />
en Willem is heel wel. Zondag is RudolfSloet hier geweest Ermanse kon niet<br />
komen, om dat zij bij Hansje Sandberg ging spelen. De zusjes en ik hebben ieder<br />
een heel mooi boekje gekregen van Tante Truitje. Heel veel complimenten van<br />
Louize en Annette. Ik noem mij U liefhebbende dochter Sophie van Haersolte.'<br />
(Familiearchief Van Haersolte, HCO)<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Het meisje Sophie<br />
Sophie was zoals zij zichzelf beschreef een 'redelyk<br />
zoet' meisje. Zij verdiende veel 'goede merkjes'<br />
en af en toe een 'leelijk'. Zij leerde eerst met potlood<br />
schrijven, en toen zij ongeveer vier jaar oud<br />
was mocht zij bij de meester met inkt schrijven.<br />
Als zij haar best deed, kon zij het heel mooi. In<br />
huis werd veel Frans gesproken. Voor de kinderen<br />
was er een Zwitserse 'bonne' en Sophie kreeg een<br />
energieke leraar Frans die haar overlaadde met<br />
huiswerk. Toen zij een jaar of tien was, schreef zij<br />
haar brieven in het Frans. Sophie werd op speelse<br />
wijze met de Engelse taal bekend gemaakt; zij had<br />
plakkertjes waarop de dagen van de week in het<br />
Engels stonden. Op elke plakker een andere dag.<br />
Er was ook een serie in het Frans. Zij gebruikte de<br />
plakkertjes als sluitzegel voor brieven.<br />
Sophie had geen hekel aan de lessen maar als<br />
een meester op vakantie ging, had zij net als de<br />
andere kinderen feest. Met muziekles had zij in<br />
eerste instantie weinig op. Zij reageerde weerspannig.<br />
Gelukkig voor haar moeder was het bijna<br />
'Sint Niklaas' en Sophie zou toch wel graag<br />
cadeautjes krijgen. Het bedekte dreigement stimuleerde<br />
Sophie en de muzieklessen werden leuker<br />
dan zij had gedacht. Met enorme koeienletters<br />
en de nodige taal en schrijffouten schreef de<br />
zevenjarige Sophie aan haar vader: 'Ik leer zonder<br />
humeur bij mijnheer Hempeenius, en ik houd<br />
veel meer van de piano te hooren'.<br />
Als de Sint in het land was, brachten Sophie en<br />
haar zusjes ieder een schoen naar 'Groot Mama,<br />
Tante en Mama'. Door de spanning waren de<br />
meisjes al vroeg wakker. 'Voort toen wij klaar<br />
waren, gingen wij zien wat hij bij Mama en Tante<br />
gebragt had'. De cadeautjes stonden op tafel. Sophie<br />
kreeg een loterijspelletje. Opgetogen liepen de<br />
meisjes naar hun grootouders aan de Melkmarkt.<br />
Vanuit het huis keken en luisterden zij naar de<br />
muzikanten die daar speelden. Na het concert<br />
kwam de 'bonne' met het jongste zusje en samen<br />
gingen zij kijken welke presentjes de goedheiligman<br />
bij grootmama Vos had achtergelaten. Voor<br />
Sophie was er een wastafeltje. Zij verzocht haar<br />
vader om Sinterklaas voor alle cadeaus te bedanken.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 65<br />
Ook met haar verjaardag kreeg Sophie cadeautjes<br />
en 'veel lekkers'. Op verzoek van haar moeder<br />
nam haar vader Haagse beschuitjes mee. Sophie<br />
hield van poppen en van poppenkleertjes. Zij<br />
spaarde een theeserviesje bij elkaar; op haar zesde<br />
verjaardag kreeg zij er een paar 'heele mooije porseleine<br />
kopjes en schoteltjes' bij. Zij was blij met<br />
'hele mooije theedoekjes', 'paars en wit van ieder<br />
soort twee'. De doekjes zoomde zij zelf. Handwerken<br />
hoorde bij de opleiding van meisjes. Diverse<br />
familieleden werden verblijd met gebreide kousenbanden,<br />
zelfgemaakte beursjes en speldenkussens.<br />
Als kind werd Sophie geportretteerd; op een<br />
kleine aquarel werd zij ten voeten uit afgebeeld.<br />
Toen zij veertien was, maakte de kunstenaar Hoffman<br />
een crayontekening van haar. Hoffman was<br />
de tekenleraar van Sophie. Mogelijk had hij een<br />
artistiek uiterlijk; Sophie's moeder wist dat hij een<br />
'Zwolsche jongen' was, maar zij zou het 'aan zijn<br />
voorkomen nooit zeggen'. Sophie vond hem 'Ie<br />
plus aimable de mes maitres'. Het portret beviel<br />
haar vader goed, want enige jaren later kreeg Hoffman<br />
de opdracht ook een van de andere dochters<br />
te portretteren. 6<br />
Sophie's lichaamshouding was niet goed. Op<br />
de leeftijd van zeven jaar kreeg zij ter correctie een<br />
'machine', een corset aangemeten. Toen zij het<br />
paste bleek het veel te wijd te zijn. Goed aangeregen<br />
vielen de baleinen aan de voorkant over elkaar<br />
terwijl het aan de achterkant nog veel te ruim<br />
bleef. Om het geval enigermate op de plaats te<br />
houden trok Sophie haar schouders op waardoor<br />
zij een 'misvormd figuur' kreeg. De machine ging<br />
retour en werd passend gemaakt. Het corset was<br />
niet genoeg om Sophie's houding voldoende te<br />
corrigeren, zij mocht niet te veel zitten en zij<br />
moest veel bewegen. Voor haar grootmoeder was<br />
Sophie levendig genoeg, zij mocht komen logeren.<br />
Haar broertje mocht niet mee, grootmoeder vond<br />
hem veel te wild.<br />
Met mooi weer was Sophie vaak in de tuin te<br />
vinden. Zij had een eigen kersenboompje. Het<br />
'groeit braaf, hield zij haar vader op de hoogte.<br />
Op Dikninge, het ouderlijk huis van haar moeder,<br />
hielp zij met het plukken van kruiden voor de<br />
kruidenazijn. Haar vader was een liefhebber van<br />
bloemen. Vanuit Den Haag stuurde hij regelmatig<br />
bloemen voor de tuin op. Sophie's moeder mopperde<br />
over zijn koopzieke gedrag toen hij alweer<br />
een mand met camelia's liet bezorgen.<br />
Sophie schreef haar 'Lieve Papa' ook over haar<br />
verjaardag, over haar schoolwerk, over haar<br />
gezondheid en ander nieuws: 'Annette bijt nooit<br />
geen nagels meer', het nieuwe neefje Godertje was<br />
gedoopt en met de zusjes had zij aan de jarige<br />
Caroline 'un petit ménage de bois' gegeven. Zij<br />
vertelde welke kinderen bij haar hadden gespeeld<br />
en hoeveel tanden bij haar broertje waren doorgekomen.<br />
Zij verwachtte dat haar vader terugschreef.<br />
Als hij in gebreke bleef, maande Sophie's<br />
moeder hem te schrijven; 'Sophie verlangt zeer<br />
naar een brief van U'. Maar het allermooiste was<br />
toch als hij naar Zwolle kwam. Zij verlangde meer<br />
dan eens dat hij 'weer in huis' kwam.<br />
Acht jaar oud werd Sophie erg verkouden. Zij<br />
hoestte veel en transpireerde. De dokter adviseerde<br />
's avonds voetbaden en 'pappen op de borst'.<br />
Zij werd twee weken boven in bed gehouden. Pas<br />
Sophie's grootvader Mr.<br />
Coenraad W.A. baron<br />
van Haersolte, heer van<br />
de Doorn etc, 1783 -<br />
1862. Sophie was vierentwintig<br />
toen haar beide<br />
grootouders van Haersolte,<br />
anderhalve<br />
maand na elkaar, overleden.<br />
(Iconographisch<br />
Bureau)
C«*<br />
Briefje van Sophie aan<br />
de 'LieveKaptein', 3<br />
maart 1849. Mogelijk<br />
schreef en verstuurde zij<br />
nog een tweede versie<br />
vanwege het 'ennetje'<br />
teveel achter Zwolle.<br />
(Fa m iliearch ief Va n<br />
Haersolte, HCO)<br />
66 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
toen zij weer iets gegeten had mocht zij naar beneden.<br />
De tuin mocht zij nog niet in. Haar hoest<br />
klonk steeds 'dieper' en zij gaf'nog al op'. De dokter<br />
constateerde een lichte vorm van kinkhoest.<br />
Het was in huis een complete ziekenboeg, de<br />
meeste kinderen hoestten en waren verkouden, of<br />
hadden kinkhoest. Twee maanden later was<br />
Sophie alle narigheid weer vergeten.<br />
\<br />
Een reislustige Sophie<br />
Van Haersolte had voor zijn huwelijk veel gereisd,<br />
voornamelijk per schip. Hij had de Middellandse<br />
Zee doorkruist, hij kende de kust van Zuid-Amerika,<br />
hij was de Stille Zuidzee overgestoken en hij<br />
was in Oost-Indië geweest. Sophie had van haar<br />
vader blijkbaar een voorliefde voor schepen en<br />
reizen geërfd. Zij was elf jaar toen het schip de<br />
Saramacca in het Zwartewater voor anker lag. Zij<br />
schreef een brief aan de 'Lieve Kaptein' met het<br />
verzoek 'mede op zee' te gaan. Sophie wilde het<br />
reisje samen met haar twee jaar jongere zusje<br />
Louise en hun gouvernante maken. Als de kapitein<br />
hen aan boord wilde hebben en hen 'een<br />
kamertje geven, wij zullen uw geen moeite en<br />
drukte veroorzaken. Wij zullen een klein koffertje<br />
mede nemen om er goed, boeken en schriften in te<br />
leggen, en de meesters zullen ons werk opgeven.<br />
Wij hebben er de geheele middag over gesproken;<br />
als het u belieft weigert het ons niet.' Zij ondertekende<br />
met: 'Ik noem mij Sophie van Haersolte'.<br />
Het is onwaarschijnlijk dat de Saramacca een zeewaardig<br />
schip was; het Zwartewater was geen zeehaven.<br />
Maar voor een klein meisje was het een<br />
imponerend schip.<br />
Zij schreef de brief zo mooi mogelijk op versierd<br />
briefpapier; de vier hoekornamentjes zijn<br />
helder rood. Toen zij klaar was, maakte zij een<br />
foutje. Of zij de brief nu opnieuw schreef vanwege<br />
een ennetje achter Zwolle te veel en de andere<br />
bewaarde, of dat het van verzenden nooit gekomen<br />
is; het doet niets af van de reislustige verlangens<br />
van een klein meisje.<br />
Jaren later, toen zij tweeëntwintig was, maakte<br />
Sophie eindelijk eens een zeereisje voor de kust<br />
van Den Haag. Het was niet zo plezierig als zij had<br />
verwacht. Echt zeeziek werd zij niet, maar zoals<br />
haar vader het noemde, zij werd 'zee dol'. Het<br />
diner van die avond liet zij passeren. Het tochtje<br />
had geen verdere gevolgen voor de gezondheid<br />
van Sophie.<br />
'Douce caquetage'<br />
Voor gezelschap hoefde Sophie het ouderlijk huis<br />
niet te verlaten. Het kon thuis gezellig druk zijn.<br />
Zij ging wel vaker voor korte of langere logeerpartijen<br />
naar familie en vrienden, zoals dat in de
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
hogere standen gebruikelijk was. Vooral in de<br />
zomermaanden was het bij hen een komen en<br />
gaan in de buitenhuizen. Haar grootvader bezat<br />
het huis Den Doorn, vlak bij Zwolle. Terwijl Sophie<br />
uit logeren ging hield zij door brieven contact<br />
met de anderen. Zij mopperde over de slecht leesbare<br />
brieven van Louise, en verzocht haar wat<br />
minder slordig te schrijven en vooral de puntjes<br />
op de i te zetten. Zusje Caroline was net zo min in<br />
staat netjes te schrijven. Zij schrapte en streepte,<br />
wat de leesbaarheid niet ten goede kwam. Henriëtte<br />
deed tenminste haar best duidelijk te schrijven.<br />
Sophie was 'weinig content' toen een van de<br />
zusjes haar niet terug schreef, maar wel een brief<br />
stuurde aan 'het freuletje van Heerdt'. 'Zy zal het<br />
U inpeperen' verzekerde hun vader de nalatige<br />
schrijfster.<br />
Een steeds terugkerend uitje waren de bezoeken<br />
aan kuuroorden. De kinderen uit het gezin van Van<br />
Haersolte hadden ieder zo hun eigen reden om de<br />
baden op te zoeken. Sophie leed aan kortademigheid,<br />
Caroline had last van zenuwpijnen en Betje<br />
kreeg astma. Willem ging op twaalfjarige leeftijd al<br />
naar Spa, wellicht uit voorzorg. Zoals Annette de<br />
baden van Scheveningen bezocht. Louise had vaak<br />
last van hoofdpijn en ging ook naar Scheveningen,<br />
Koestraat 18, het ouderlijk<br />
huis van Sophie. De<br />
•-—| foto dateert uit 1986.<br />
(Collectie HCO)
68<br />
samen met een nichtje en onder begeleiding van<br />
een juffrouw. Zij namen baden en op het strand<br />
reden zij op een ezeltje of wandelden langs de zee.<br />
Na twee dagen mooi zomerweer was Louise's<br />
hoofdpijn verergerd, maar een bezoek aan een badplaats<br />
was klaarblijkelijk niet alleen bedoeld voor de<br />
gezondheid.<br />
Het was altijd heerlijk om elkaar weer te zien.<br />
Van Haersolte amuseerde zich met de 'douce<br />
caquetage', het gebabbel en gekwetter van de<br />
begroetingen. Als hij zelf niet aanwezig was, vulde<br />
hij zijn brieven met nieuws 'voor een koffy discours'.<br />
Zo nu en dan was een van de gezinsleden echt<br />
ziek; in 1859 was Caroline zo ziek dat zij een paar<br />
weken het bed moest houden. Een bijkomend<br />
maar voor de jonge meisjes bepaald niet het kleinste<br />
probleem waren de haren van Caroline. Door<br />
het liggen zat het zo in de war dat Sophie meende<br />
dat het niet meer te ontwarren viel. Hun vader<br />
opperde een resolute oplossing: het haar moest<br />
maar afgesneden worden.<br />
De winter was het seizoen voor diners en soupers<br />
bij familie en vrienden. Nadat Sophie 'gepresenteerd'<br />
was, nam zij ook deel aan feesten en partijen<br />
en schouwburgbezoek. In de huiselijke kring<br />
maakte Betje muziek waar de anderen dan vrolijk<br />
op dansten. Voor Sophie was het plezier van het<br />
dansen niet weggelegd. Met regelmaat voelde zij<br />
zich niet goed. Zij tobde al op jeugdige leeftijd met<br />
haar gezondheid, zij had bij vlagen last van ernstige<br />
benauwdheid. Als Sophie zich wat beter voelde<br />
werd zij weer vrolijk en ging weer op stap. Zo ging<br />
het na een ongezonde periode in de zomer van<br />
1855 stukken beter. Zij had er plezier in met kennissen<br />
naar het Engelse Werk te gaan en aansluitend<br />
logeerde zij een paar dagen bij haar grootmoeder<br />
op Dikninge. Zij werd door haar oom<br />
Reint naar huis gebracht. Onderweg haalden zij de<br />
meisjes Van Ittersum op, die ook naar Zwolle<br />
teruggingen na een paar weken buiten gelogeerd<br />
te hebben.<br />
De 'Fièvre Gernicieuse'<br />
Waarschijnlijk in het begin van de jaren zeventig<br />
overkwam Sophie een 'accident' dat haar toch al<br />
slechte gezondheid ernstig aantastte. Soms had zij<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
pijn in haar rechter bovenbuik, vlak onder het<br />
middenrif. Men vermoedde dat het iets met de<br />
lever te maken had. Die pijn was steeds van tijdelijke<br />
aard maar de benauwdheid bleef. Sophie kon<br />
vrijwel niets meer doen. Ze lag maar op de canapé<br />
wat rond te kijken. In de perioden dat zij zich wat<br />
beter voelde, viel zelfs borduren haar nog te zwaar<br />
en ging het schrijven moeizaam.<br />
Sophie hield zich volgens haar vader meer dan<br />
andere gezonde mensen bezig met de dood en<br />
haar verwachtingen voor het hiernamaals. Het<br />
overlijden van haar beide grootouders Van Haersolte<br />
anderhalve maand na elkaar moet de toen<br />
vierentwintigjarige Sophie diep getroffen hebben.<br />
Zij hield de nagedachtenis aan de doden in leven,<br />
speciaal die van haar lievelingstante Henriëtte. Zij<br />
bezocht regelmatig haar graf in de familiegrafkelder<br />
op de begraafplaats Bergklooster te Zwolle.<br />
Haar vader vond dat het zo niet langer ging en<br />
stuurde Sophie in gezelschap van Louise naar<br />
Marburg. De daar residerende geneesheer wilde<br />
haar situatie eerst eens veertien dagen bekijken<br />
voor hij tot een behandeling overging die nadelige<br />
gevolgen kon hebben voor Sophie's zenuwgestel,<br />
dat door haar oude kwaal zeer was aangetast. Als<br />
zij na veertien dagen 'aanmerkelijk hersteld' zou<br />
zijn, was de behandeling misschien zelfs onnodig.<br />
Sophie begreep dat zij niet zo spoedig zou genezen<br />
als zij gehoopt had. Men was al tevreden als zij<br />
'altans niet verloor'. Vooreerst gaf de dokter het<br />
advies veel te wandelen, met koud water te wassen<br />
en 'gympartie'. Louise vreesde met de arts dat<br />
Sophie het laatste 'minder getrouw' zou doen.<br />
Maar ook de beide andere adviezen zullen Sophie<br />
niet meegevallen zijn.<br />
Na veertien dagen stelde de arts een kuur voor.<br />
Van Haersolte ging onmiddellijk accoord, en deed<br />
een voorstel een kuur van vier weken in Godesberg<br />
te houden. Als Sophie dat wilde doen, dan<br />
kwam Van Haersolte zijn dochters in Marburg<br />
ophalen en zou hij hen in Godesberg onder dak<br />
brengen. Maar eerst moest Sophie een beetje normaal<br />
kunnen leven, anders viel er aan reizen niet<br />
te denken.<br />
Sophie werd niet in Godesberg geïnstalleerd,<br />
maar in Neuheim. En Louise werd afgelost door<br />
Caroline. Sophie was ziek en zwak, zij verdroeg
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 69<br />
geen drukte. Op een dag stond nicht Elise de Vos<br />
van Steenwijk voor de deur. Na onenigheid met<br />
haar vader over een huwelijk met haar 'beau',<br />
zocht Elise haar toevlucht bij Caroline. Weg was<br />
de rust in Neuheim. Van op een afstand kwam<br />
Van Haersolte voor de geplaagde Sophie op. Elise's<br />
gedrag vond hij 'indringerig' en Caroline's<br />
gedrag was 'aller schandaligst'. Zij kreeg van haar<br />
vader opdracht Elise te verzoeken zo min mogelijk<br />
gebruik te maken van de salon omdat 'haar discours<br />
en drukte vooral Sophie onaangenaam' zou<br />
zijn. Bij het dejeuner en diner mocht slechts een<br />
klein en gesloten gezelschap aanwezig zijn. Als<br />
Caroline en Elise lawaai maakten, moesten ze dat<br />
maar op de slaapkamer doen in plaats van Sophie<br />
naar boven te verjagen. In een brief 'voor u en<br />
Sophie alleen' vertelde hun vader dat Elise niet<br />
gelogen had over haar vaders toestemming voor<br />
het huwelijk, maar de hele waarheid was het niet.<br />
Tegen zijn zin was De Vos van Steenwijk accoord<br />
gegaan omdat hij er anders door de rechter toe<br />
gedwongen zou worden. En trouwens, vroeg Van<br />
Haersolte, wat deed Elise eigenlijk in Neuheim?<br />
Baden gebruiken? Sarcastisch vroeg hij: 'of weet ze<br />
niet waar ze blijven moet?' Hij vreesde dat haar<br />
'beau' ook kwam.<br />
Half maart 1873 reisde Sophie met haar vader<br />
naar Leiden waar zij door ene professor Thomas<br />
behandeld zou worden. Sophie prees zich gelukkig,<br />
zij was ervan overtuigd dat de professor haar<br />
kon genezen. En inderdaad kon zij na korte tijd al<br />
veel ruimer ademhalen dan zij de laatste jaren<br />
gewend was geweest.<br />
Zij logeerde in het Leidse hotel De Zon, waar<br />
zij twee kamers huurde. In het logement was<br />
Sophie geliefd. De eigenaresse mevrouw Smits<br />
mocht haar graag, en haar medegasten leefden<br />
met Sophie mee. Ook de heer en mevrouw Rauwenhof<br />
7 toonden veel warme belangstelling.<br />
Caroline kwam ook naar Leiden; vanaf half<br />
april logeerde zij in de stad. Sophie was vol goede<br />
moed. Zij liet Caroline een borduurwerk zien<br />
waar zij drie jaar geleden aan was begonnen en<br />
merkte op dat zij 'het welleer zal opvatten en<br />
afmaken'.<br />
Een van de eerste dagen van de maand mei<br />
kreeg Sophie koorts. Mogelijk werd er daarom een<br />
ziekenverzorgster voor dag en nacht aangenomen.<br />
Er kwam ook een meid voor diverse werkzaamheden.<br />
Professor Thomas vermoedde dat zij leed aan<br />
de 'Fièvre Gernicieuse'. Dat was aldus de arts een<br />
bekende maar zelden voorkomende ziekte. Als<br />
Sophie de eerste koortsen doorstond, dan kon hij<br />
met geneesmiddelen een gunstig effect bereiken.<br />
Vóór die tijd was er weinig anders te doen dan het<br />
de patiënte zo prettig mogelijk te maken en te<br />
wachten en te hopen. De oorzaak van de ziekte<br />
was zelden aan te wijzen, zoals men dat ook bij<br />
gewone koortsen niet kon. Van één ding was de<br />
arts heel zeker: het accident van Sophie had niets<br />
met de zo plotseling opgekomen koorts te maken.<br />
De 'Fièvre Gernicieuse' was een gevaarlijke<br />
koorts. De familie herinnerde zich een zekere heer<br />
Buma die aan deze koorts was overleden en vermoedelijk<br />
was ook Napoleon de Derde eraan<br />
bezweken.<br />
Het sterfbed<br />
Op een zondagochtend werd Sophie wakker met<br />
hevige krampen. In allerijl werd de dokter geroepen<br />
die haar krampstillende middelen gaf en uitwendig<br />
met 'pappen' de krampen bestreed. De<br />
behandeling had effect; de pijn nam af. Maar zij<br />
bleef koortsig. Rond het middaguur kwam de arts<br />
terug en constateerde een verhoogde koorts maar<br />
zag nog geen reden tot grote zorg. Caroline stelde<br />
voor dat de dokter hun ouders in Zwolle zou<br />
waarschuwen maar het leek de arts niet nodig hen<br />
nodeloos te verontrusten. Hij was het er wel mee<br />
eens dat Caroline een telegram verzond. Samen<br />
stelden zij een bericht op. Het papier bleef onver-<br />
Overlijdensbericht van<br />
Sophie in de Zwolsche<br />
Courant van 10 mei<br />
1873.<br />
Den 4den Mei 1873 overleed te LEIDEN, aan eene<br />
hevige, -doch kortstondige ziekte, onze geliefde oudste<br />
Dochter SOPHIA COBNELIA, in den ouderdom van<br />
bijna 35 jaren.<br />
ZWOLLE, 9 Mei 1873.<br />
J. C. Baron VAN HAERSOLTE VAN HAERST.<br />
G. A. Baronnesse v. HAERSOLTE v. HAERST,<br />
Baronnesse DE VOS VAN STEENWIJK.
CL...-<br />
De rekening van de aanspreker Van Eijsselsteijn voor de kosten gemaakt voor de<br />
begrafenis van Sophie. De diverse posten getuigen van een begrafenis op stand:<br />
de bekendmaking door een knecht in Leiden van het overlijden; twee aansprekers<br />
en twee voorbellers; twaalf dragers en twee palfreniers; eerste klasse rouwmantels;<br />
politie in Zwolle en Zwollerkerspel; fooien voor twee koetsiers en voor bewakers<br />
aan het station; rouwkleden over de kist en baar; vijfentwintig paar grote<br />
witte handschoenen; het bestellen der begrafenis door drie aansprekers; de eerste<br />
aanspreker; de teraardebestelling door drie aansprekers; de rouw- en twee volgkoetsen<br />
en het logies van de aanspreker en tenslotte de begraafplaats Bergklooster.<br />
In totaal f145,70. Gedateerd 8 mei 1873. (Familiearchief Van Haersolte,<br />
HCO)<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
stuurd liggen omdat het met Sophie iets beter<br />
ging. De koorts week niet maar zij at wel een beetje<br />
en zij was helder van geest. Spreken deed zij niet<br />
veel. In de loop van de middag ging het met Sophie<br />
bergafwaarts. Caroline verstuurde het telegram<br />
dat zij adresseerde aan de Zwolse dokter<br />
Meines. Zij vroeg of hij contact wilde opnemen<br />
met haar vader en of zij beiden naar Leiden wilden<br />
komen. Een paar uren later leek het alarm overbodig<br />
te zijn geweest; de koorts was weg. De arts zag<br />
niet in waarom Caroline niet naar de kerk zou<br />
gaan. Juffrouw Smits van het logement zou dat<br />
uurtje bij Sophie blijven.<br />
Sophie zei tegen de juffrouw: 'Juff moest my<br />
maar alleen laten want ik kan myzelf wel redden<br />
en de Juf zal het wel druk in t logement hebben'.<br />
De juffrouw antwoordde haar: 'Het is Zondag en<br />
op t ogenblik heb ik niets te doen'. 'Neem dan dat<br />
boek dat op die tafel legt en gaat wat lezen'. Zij<br />
antwoordde Sophie: 'Ik dank U wel maar ik blyf<br />
liever by U zitten doch zal my wat van t bed verwyderen<br />
daar U t spreken misschien hinderlyk is' en<br />
zij ging elders in de kamer zitten. Al snel zei<br />
Sophie: 'Als gy toch op de kamer blyft komt dan<br />
by myn bed dan kunnen wy nog wat praten' en zij<br />
was 'zeer gewoon spraakzaam en helder'. Zij spraken<br />
over de recente verbetering van Sophie's<br />
gezondheid en hoe jammer het was dat 'dit accident<br />
nu tusschen beiden' kwam. De kwaliteiten<br />
van professor Thomas passeerden ook de revue.<br />
Toen Caroline uit de kerk kwam, was Sophie<br />
nog steeds koortsvrij maar haar krachten namen<br />
met een verbazingwekkende snelheid af. Halsoverkop<br />
werd professor Thomas geroepen; hij<br />
stond versteld over de verandering. Hij voelde<br />
Sophie's pols en constateerde een 'snel wegzinken<br />
der krachten'. Hij diende geneesmiddelen toe 'tot<br />
opwekking van de levenskrachten'. Het bleek<br />
vruchteloos. Radeloos geworden riep de professor<br />
de hulp van een confrater in: professor Huet, een<br />
man van klein postuur. Huet onderzocht haar<br />
hart en lever. Daar was niets verontrustends mee<br />
aan de hand. Waarom de koorts gezakt was, kon<br />
geen van beide artsen verklaren. Sophie had het<br />
onderzoek gelaten over zich heen laten gaan en<br />
vroeg na afloop aan Caroline: 'Wat zegt dat mannetje<br />
toch van my?'.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Professor Thomas vond de situatie nu wel ernstig<br />
genoeg om er een telegram aan te wijden. Om<br />
acht uur 's avonds seinde hij naar Zwolle: 'Toestand<br />
door toeneemende koorts en benaauwdheid<br />
zeer zorgelyk'. Het was voor de professor buiten<br />
twijfel dat Sophie's leven in gevaar was. Thomas<br />
waarschuwde dat het zeer waarschijnlijk nog die<br />
nacht zou aflopen. Sophie was de enige die dacht<br />
dat het wel weer goed kwam.<br />
Caroline trok zich terug in de naastliggende<br />
kamer terwijl mevrouw Rauwenhof bleef waken.<br />
Gedurende de rest van de avond bleef Sophie's<br />
toestand stabiel. Om half elf kwam juffrouw Smits<br />
haar goedenacht wensen. Sophie hoopte de slaap<br />
te kunnen vatten. Zij was van plan de volgende<br />
ochtend uit bed te komen en dan zo beloofde zij<br />
de juffrouw 'kunnen wy wederom wat praten'.<br />
Juffrouw Smits gaf Sophie een hand en schrok<br />
hevig. Sophie's hand en ook de onderarm waren<br />
ijskoud, 'als van een lyk'.<br />
Om elf uur kwam de ziekenverzorgster het<br />
drankje brengen dat Sophie gewoon was met wat<br />
water weg te spoelen. Dit keer gaf zij aan dat zij<br />
even rechtop wilde zitten. De vrouw hielp haar<br />
overeind. Zij gaf haar het drankje te drinken en<br />
reikte haar het waterglas aan. Sophie nam een paar<br />
slokjes, zij gaf het glas terug en viel dood achterover.<br />
Het was 4 mei 1873.<br />
'Zieke vannacht overleden'<br />
De geschrokken verzorgster riep naar Caroline in<br />
de kamer ernaast. De beide vrouwen stonden hulpeloos<br />
naast het bed. Dat het snel zou aflopen hadden<br />
zij wel begrepen, maar niet zo snel. De dokter<br />
had immers verwacht dat het enige uren zou duren<br />
voordat Sophie's lichaam de strijd zou opgeven.<br />
De professor kwam naar het logement en<br />
betuigde zijn medeleven. Gealarmeerd kwamen<br />
meneer en mevrouw Rauwenhof onmiddellijk naar<br />
De Zon. Mevrouw vroeg Caroline met haar mee<br />
naar huis te gaan maar Caroline wilde bij Sophie<br />
blijven. Slapen deed zij niet. Zij schreef die nacht<br />
een brief naar huis. In Zwolle was men al op de<br />
hoogte gebracht door een telegram van professor<br />
Thomas: 'Niets hielp. Zieke vannacht overleden'.<br />
Johan Christiaan van Haersolte nam zo snel<br />
mogelijk de trein naar Leiden. Hij vond er zijn<br />
zoon Willem die meteen uit Arnhem gekomen<br />
was. Caroline was zeer opgewonden. De gespannen<br />
situatie had zijn weerslag op haar gehad, zij<br />
was de laatste dagen weer door zenuwpijnen<br />
gekweld geweest. Maar nu Sophie dood was, viel<br />
de spanning van haar af en was de pijn verdwenen.<br />
Zij hield zich goed, al verwachtte Van Haersolte in<br />
een later stadium wel een reactie. Van Haersolte<br />
bezocht de professor die herhaalde dat hij er niets<br />
van begreep, en Van Haersolte de verzekering gaf<br />
dat de fatale koorts geen verband hield met<br />
Sophie's kwaal noch met het accident.<br />
Kort daarna arriveerde zus Annette uit Rotterdam.<br />
Zij dineerden met z'n allen, waarna Willem<br />
weer naar huis ging; naar zijn vrouw die bijna vijf<br />
maanden zwanger was van hun eerste kind.<br />
Annette hielp Caroline met het inpakken van<br />
Sophie's spullen. Haar kleding, boeken en borduurwerk,<br />
drankjes en pillen, en een aangebroken<br />
fles Eau des Cartnes. Het was een geurtje waar<br />
Sophie veel van gehouden had.<br />
Ook de volgende dag was er aanloop. Annette's<br />
man Albert Roest kwam naar Leiden. Hij<br />
bracht Annette naar de trein en nam Caroline mee<br />
voor een wandeling 'om haar wat lucht te doen<br />
scheppen'. Van Haersolte ontving zijn zwager de<br />
predikant Carel de Moen. Zij dronken samen<br />
thee. Later in de avond toen iedereen weer naar<br />
huis was en Caroline in bed lag, was Van Haersolte<br />
alleen.<br />
Hij beschreef Sophie's laatste levensdag aan<br />
zijn vrouw. Sophie was 'zonder lyden en geheel<br />
present van geest' overleden. Het was zo gauw<br />
gegaan dat zij het zelf niet had bemerkt. Zij had<br />
niet geweten 'dat het sterven is'. Zij lag met een<br />
kalm gezicht en met een glimlach op de lippen in<br />
de kussens. 'Geen de minste teekens van lyden'.<br />
Sophie's moeder had het zwaar met de dood van<br />
haar oudste kind. Eerst ontving zij telegram na<br />
telegram met onheilstijdingen; het laatste met de<br />
bevestiging van haar bange vermoedens. Troostrijke<br />
brieven konden het leed nauwelijks verzachten.<br />
Zij raakte enige dagen onwel.<br />
Van Haersolte kweet zich van alle financiële<br />
taken. 8 Hij betaalde de openstaande rekeningen<br />
van artsen en apotheek, van hotels, de wasvrouw,<br />
de ziekenverzorgster en de meid. Hij betaalde
Briefhoofd van de logementhouder<br />
en rijtuigenverhuurder<br />
T. Tenthof,<br />
die de koetsen en<br />
koetsier bij de begrafenis<br />
van Sophie verzorgde.<br />
(Familiearchief Van<br />
Haersolte, HCO)<br />
voor de verleende extra service en deelde fooien<br />
uit. Speciaal bedankte hij juffrouw Smits uit De<br />
Zon met vijfentwintig gulden als 'souvenir'.<br />
De begrafenis<br />
Van Haersolte liet het doodsbericht in Leiden<br />
bekend maken. De stad was 'vervult van het plotselinge<br />
en onverwachte sterfgeval' verzekerde hem de<br />
heer Rauwenhof. De bekendmaking te Zwolle werd<br />
in handen van de aanspreker Van Eijselsteijn gegeven.<br />
De begrafenis van Sophie werd vastgesteld op<br />
donderdagochtend om acht uur. Van Haersolte had<br />
besloten dat Sophie werd bijgezet in het graf van tante<br />
Henriëtte 'die zy zoo liefhad' gehad. Hij kocht een<br />
doodskist, huurde een lijkbezorger en een wagen van<br />
het Hollands Spoor; het lijk van Sophie werd met de<br />
laatste avondtrein naar Zwolle gebracht.<br />
Voor de begrafenis te Zwolle huurde Van<br />
Haersolte twee volgkoetsen bij het logement van<br />
de heer Tenthof, elk met twee koetsiers. De kist<br />
was bedekt door een rouwkleed en rustte op een<br />
baar. Twaalf dragers in eerste klasse rouwmantels<br />
gehuld en met witte handschoenen droegen Sophie<br />
naar haar laatste rustplaats op de begraafplaats<br />
Bergklooster. Van Haersolte, Sophie's beide<br />
broers en haar zwager volgden de baar. Haar oom,<br />
de predikant Carel de Moen was ook naar Zwolle<br />
gekomen. Het was geen gewoonte dat er dames in<br />
de lijkstoet meegingen. Alle kinderen kregen een<br />
geldbedrag van hun vader voor het dragen van<br />
rouw. 9<br />
vi/i. cl e. .i-oi_a.u^w t^j de o?cu) (e Kvp oox b .<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Johan Christiaan van Haersolte vroeg zich<br />
treurig af wie als tweede uit het gezin zou volgen<br />
nu er één schakel 'in onze familie ketting gebroken<br />
is'. Het werd zijn echtgenote, zijn 'Lieve Truitje'.<br />
Zij volgde haar dochter Sophie een jaar later in het<br />
graf.<br />
Bron<br />
De gegevens zijn tenzij anders vermeld afkomstig uit<br />
het <strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong> Familiearchief Van<br />
Haersolte (237.1), inv. nrs. 112, 113, 119, 121, 178, 179,<br />
182,189 en 207.<br />
Noten<br />
1. Nederland's Adelsboek 1994, 68.<br />
2. Anna Adriana (Annette) de Vos van Steenwijk was<br />
een zus van de bruid, zij was getrouwd met haar volle<br />
neef Reint de Vos van Steenwijk.<br />
3. Van Haersolte hield van het eerste gedeelte van de<br />
reis een dagboek bij: <strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong><br />
FA Van Haersolte (237.1), inv. nr. 112. Het journaal<br />
is onlangs uitgegeven als deel 11 in de reeks <strong>Overijssel</strong>se<br />
handschriften: M.L.Hansen, Aller Treffendst en<br />
Stout. De huwelijksreis van J.C. baron van Haersolte<br />
naar Duitsland, Zwitserland en Italië in 183/. Epe<br />
<strong>2002</strong>.<br />
4. Th.H. von der Dunk, 'De ontdekking van de Alpen.<br />
Alpinisme en Alpentoerisme tot de late achttiende<br />
eeuw', in: Opossum, jaargang 4, nummer 13^4 (zomer/herfst<br />
1994), 8396.<br />
5. Louise (1840), Annette (1842), Willem (1845), Caroline<br />
(1846), Betje (1848), Henriëtte (1851), Johan<br />
(1854) en Geertruid (1861).<br />
6. Het formaat van de aquarel was 16 x 13 cm. De maker<br />
is onbekend. De crayontekening van A.F.C.<br />
Hoffman is uit 1852, en was 26 x 20 cm. groot. Beide<br />
portretjes van Sophie en ook dat van haar zusje<br />
zijn in 1945 verbrand (Iconografisch Bureau).<br />
7. Waarschijnlijk bekenden die in Leiden woonden. In<br />
1786 was ene Rauwenhof burgemeester te Elburg.<br />
8. Naar aanleiding van de verzorging, de behandeling<br />
en de begrafenis van Sophie ontving Van Haersolte<br />
meer dan vijftig rekeningen, met een totaal bedrag<br />
van ruim drieduizend gulden.<br />
9. De getrouwde kinderen (Willem en Annette) kregen<br />
elk tweehonderdvijftig gulden, en de ongetrouwde<br />
kinderen (Louise, Caroline, Betje en Henriëtte)<br />
kregen elk tweehonderd gulden. Voor Johan<br />
en Geertruid, allebei nog minderjarig, betaalde Van<br />
Haersolte waarschijnlijk zelf.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 73<br />
Werd vervolgd: Een oude dienstmakker<br />
In het Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift van december<br />
2000 schreef ik over mijn grootvader Klaas<br />
Coster (1892-1965) uit Staphorst en zijn oude<br />
dienstmakker Hendrik Nijmeijer. In de (meestal<br />
sterke, maar voor mij fantastische) verhalen over<br />
mijn grootvaders diensttijd was Nijmeijer één van<br />
de personages. Ik wilde daarom graag meer over<br />
hem weten.<br />
Blijkens het opschrift van een foto die ik vond<br />
tussen de oude papieren was hij afkomstig uit<br />
Westenholte. Nadere informatie leerde dat hij was<br />
geboren op 7 november 1892 en in 1920 getrouwd<br />
met Geertruida Hendrika Buijn. Nijmeijer was<br />
toen inmiddels arbeider bij de Gemeentereiniging<br />
in Zwolle.<br />
Krabbelaar<br />
Het artikel met de vraag om informatie in het<br />
ZHT werd op 12 januari 2001 opgepikt door<br />
'Krabbelaar' in de Zwolse Courant. Het leverde in<br />
eerste instantie weinig op. Maar in juli kreeg ik<br />
dankzij deze rubriek contact met de enige nog<br />
levende dochter van Nijmeijer. Via deze mevrouw<br />
J.L. van Houten-Nijmeijer en haar echtgenoot<br />
H.J.A. van Houten in Warnsveld kwam er een<br />
schat aan informatie los.<br />
Mijn vader, zo schreef Van Houten mij, was<br />
samen met Nijmeijer in Ede opgekomen voor<br />
dienst bij de Landstorm. Beiden kregen ze hun<br />
eerste opleiding bij de cavalerie en later kwamen<br />
ze terecht rondom Leiden, waar ze paarden moesten<br />
africhten voor zowel het berijden als het trekken<br />
van kanonnen (in het leger 'stukken staal'<br />
genoemd). Deze paarden werden tijdens de Eerste<br />
Wereldoorlog via Ierland aangevoerd uit Amerika,<br />
na een, vanwege de Duitse duikboten, gevaarlijke<br />
tocht over zee.<br />
Nijmeijer verdiende graag een centje bij met<br />
de handel in koeken. Ondertussen vond hij ook<br />
nog de tijd om in Leiden zijn toekomstige vrouw<br />
te leren kennen. Hij keerde terug naar zijn geboorteplaats<br />
en trouwde, zoals gezegd, in 1920. Binnen<br />
vier jaar werden er drie kinderen geboren, waarna<br />
Nijmeijer van zijn vader het dringende advies<br />
kreeg eerst maar eens 'pas op de plaats' te maken.<br />
'Gevolg: dochter Johanna Lucia werd acht jaar<br />
later, 8 juli 1931, geboren'.<br />
Op 3 april 1918 (dus nog vóór het einde van de<br />
oorlog) was Nijmeijer in dienst gekomen van de<br />
Gemeente Zwolle. Op 1 mei 1919, zo blijkt uit zijn<br />
personeelsdossier, werd hij op proef aangesteld<br />
als voerman bij de Gemeentereiniging met een<br />
weekloon van twintig gulden. Een jaar later kwam<br />
hij in vaste dienst tegen een loon van f 24,75 P er<br />
week. Weer drie jaar later werd hij naast zijn werk<br />
als voerman in tijdelijke dienst benoemd tot ontsmetter<br />
bij de oven van de gemeentelijke ontsmettingsdienst.<br />
Ovenontsmetter<br />
Tot zijn taak behoorde ook het ontsmetten van<br />
woningen en vaartuigen en van goederen in de<br />
ontsmettingsinrichting van het Sophia ziekenhuis.<br />
Voor dit werk kreeg hij vijftien cent per uur,<br />
boven zijn gewone loon. Ondanks de aantrekkelijke<br />
financiële regeling vroeg hij in 1926 ontslag als<br />
ontsmetter, omdat hij het bezwaarlijk vond telkens<br />
aan zijn gewone werk onttrokken te worden.<br />
Hij was inmiddels chauffeur op een vuilnisauto en<br />
het werk als ontsmetter kostte hem ongeveer een<br />
dag in de week. Hoewel zijn collega Beldman het<br />
werk wel wilde overnemen, werd het ontslag aan<br />
Nijmeijer niet verleend.<br />
De ambtenaar DJ. Sollaart, die was belast met<br />
de leiding van de gemeentelijke ontsmettingsdienst,<br />
gaf namelijk een negatief advies aan B en<br />
W. Het werk van de ontsmetter was volgens hem<br />
zeer verantwoordelijk en kon niet zomaar door<br />
Wim Coster
74<br />
iemand anders worden overgenomen. Zeker niet,<br />
omdat de oven al verouderd was en niet voldeed<br />
aan de eisen des tijds. (!) 'Nijmeijer kent hiervan al<br />
de eigenaardigheden,' schreef Sollaart, 'bovendien<br />
krijg ik zelf al genoeg aanmerkingen te hooren op<br />
de ovenontsmettingen, die indirect tot mij komen<br />
en niet zijn te controleeren, maar door het publiek<br />
gaarne worden verspreid.'<br />
Nijmeijer had zich maar te schikken naar de<br />
wensen van zijn superieur. Nog twintig jaar ging<br />
hij daarmee door, tot er in 1946 een einde aan<br />
kwam. Volgens de directeur van de Gemeentereiniging<br />
veroorzaakten de vrijkomende dampen<br />
van de stoom- en formalineontsmettingen bij Nijmeijer<br />
hevige benauwdheden op de borst. Na zijn<br />
'tijdelijk' dienstverband kreeg hij daarom op 11<br />
februari 1946 eindelijk het lang verwachte ontslag<br />
als ontsmetter. Drie weken later werd hij bevorderd<br />
tot chauffeur 1ste klasse. (Van het werken<br />
met de kwalijke dampen heeft hij volgens zijn kinderen<br />
verder nooit nadelige gevolgen ondervonden).<br />
Op 7 november 1957, dus op zijn 65ste verjaardag,<br />
verliet hij de gemeentelijke dienst. Hij verdiende<br />
op dat moment f 78,72 per week. Bij zijn<br />
afscheid ontving hij van de Gemeente een tinnen<br />
bord (geleverd door H. Kamphof Luttekestraat<br />
14). Zijn echtgenote was het jaar tevoren overleden.<br />
Nog ruim 37 jaar kon hij genieten van zijn<br />
pensioen. De oudste drie van zijn vier kinderen<br />
overleden vóór zijn honderdste verjaardag. De dag<br />
waarop hij die mijlpaal bereikte, begon Nijmeijer<br />
met de woorden 'op naar de tweehonderd'. Hij<br />
wandelde rond die tijd nog regelmatig van het<br />
bejaardencentrum de Polbeek in Zutphen naar<br />
zijn dochter in Warnsveld.<br />
Op 12 juni 1994 overleed hij, op de leeftijd van<br />
101 jaar. *<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Werd vervolgd<br />
Zoals uit bovenstaande mag blijken kreeg ik op de<br />
vraag uit mijn artikel van december 2000 een<br />
alleszins bevredigend antwoord en werd mijn<br />
grootvaders dienstmakker een man van vlees en<br />
bloed. Maar daardoor ontstonden wel nieuwe,<br />
boeiende, vragen. Hoe en waar functioneerde de<br />
gemeentelijke ontsmettingsdienst en wat was er<br />
toch aan de hand met die oven?<br />
Met belangstelling kijk ik uit naar een artikel<br />
waarin op die vragen antwoorden worden gegeven!<br />
De kans is groot, dat ook die antwoorden<br />
weer vragen opleveren. En: daarmee zou een nieuwe<br />
rubriek in dit tijdschrift geboren kunnen zijn:<br />
Werd vervolgd.<br />
Met dank aan de heer en mevrouw van Houten-Nijmeijer<br />
te Warnsveld en aan Wim Huijsmans, werkzaam<br />
op het <strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong>. Hij<br />
verschafte de genealogische informatie voor het<br />
eerste artikel en maakte een samenvatting van het<br />
nog bewaard gebleven en niet openbare personeelsdossier,<br />
berustend op het Stadhuis. Dit dossier zal<br />
op korte termijn worden vernietigd. Hoewel wettelijke<br />
richtlijnen dit voorschrijven, valt het mijns inziens<br />
toch te betreuren, dat dergelijke stukken systematisch<br />
de papiervernietiger ingaan. Ze kunnen<br />
immers belangwekkende informatie verschaffen en,<br />
zoals in dit geval, een (aanvullend) beeld geven van<br />
arbeidsomstandigheden en voorwaarden. Maar de<br />
gedachte aan enige selectie vooraf, bijvoorbeeld<br />
door medewerk(st)ers van het HCO, zal waarschijnlijk<br />
overeenkomen met een illusie.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 75<br />
Recent verschenen<br />
Amsman, Michael (red.), Zwolle mijn stad: een<br />
stadswandeling van A naar Z, Zwolle 2000 .<br />
Losbladige uitgave waarvan inmiddels deel 17<br />
(St-Ti) is verschenen.<br />
Beek, H.J. van (red.), Boeren, burgers en buitenlui:<br />
supplement op kwartierstaten uit het gebied van de<br />
NGVafdelingIJssellanden, Zwolle 2001.<br />
Aanvulling op het in 1992 door de afdeling uitgebrachte<br />
eerste kwartierstatenboek: Boeren, burgers<br />
en buitenlui.<br />
Bethlehem, Bart... [et al.] (tekst), 225 Jaar oliemolen<br />
'De Passiebloem', Zwolle 2001 (Informatieblad<br />
Monumentenzorg en Archeologie in Zwolle; nr.<br />
26).<br />
Clevis, Hemmy, Zwolle ondergronds: zeven blikvangers<br />
van archeologische vondsten in Zwolle,<br />
Zwolle 2001.<br />
Coster, Wim, Kort krediet: een geschiedenis van de<br />
Bank van Lening, de Kredietbank en de Stadsbank<br />
van Zwolle, 1636-1999, Zwolle 2001<br />
Beschrijving van de wederwaardigheden van<br />
een kleine vier eeuwen Zwolse volkskredietverstrekking.<br />
Coster, Wim (red.), Een kleine staalkaart van het<br />
Zwols industrieel erfgoed, Zwolle [etc] 2001,<br />
(Zwolse <strong>Historisch</strong>e Reeks; nr. 2), (Publicaties<br />
van de IJsselacademie; nr. 142).<br />
Dibbets, G.R.W., Predikant en toerist: het dagboek<br />
van Joannes Vollenhove, Engeland 17 mei — 30 oktober<br />
1674, Hilversum 2001.<br />
'Journael' van de domineedichter dat hij bijhield<br />
tijdens zijn verblijf in Engeland dat hij met<br />
de ambassade in 1674 bezocht na het beëindigen<br />
van de Derde Engelse Oorlog.<br />
Joannes Vollenhove die leefde van 1631-1708<br />
was ondermeer predikant te Zwolle.<br />
Dynamiek van Oud & Nieuw. Zwols monumenten<br />
en archeologiebeleid na de eeuwwisseling. Zwolle<br />
2001.<br />
Uitgave van de Gemeente Zwolle. Hierin<br />
wordt uitleg gegeven over het Zwols cultuurhistorisch<br />
beleid en wordt informatie gegeven over<br />
onderhoud, restauratie en verbouw, vergunningen<br />
en subsidies.<br />
Erdtsieck, J, J.M. de Ruiter en M.P. Logtenberg,<br />
Koninklijke instrumenten rond de Peperbus, Kampen<br />
2001. (Publicaties van de IJsselacademie; nr.<br />
145)-<br />
Gelderen, Jaap van (red.), Cruuthof: opstellen voor<br />
Kees de Kruijter, Kampen 2001.<br />
Vriendenboek voor Kees de Kruijter (1941),<br />
een Zwolse jongen, die in juni 2001 afscheid nam<br />
als actuarius: 'ambtelijk secretaris van de gereformeerde<br />
synode'.<br />
Grenzen: verhalen en gedichten in de streektaal ,<br />
Kampen 2001 (Publicaties van de IJsselacademie;<br />
nr.139).<br />
Uitgave waarin o.a. verhalen van Tonnie Veldkamp<br />
en Minke Kraijer, in Zwols dialect, opgenomen<br />
zijn.<br />
Haan, Jaap de, Tussen Vecht en dal: een historische<br />
reis van Coevorden naar Zwolle in 1843, Enschede<br />
2000.<br />
In modern Nederlands omgezet verslag van<br />
een reis door drie heren per postkoets van Coevorden<br />
naar Zwolle in 1843, voorzien van een<br />
hedendaagse toelichting.<br />
Marieke Schaap-<br />
Steegmans
Deze uitgave is een bewerking van: Een<br />
Drentsch gemeenteassessor met zijne twee neven<br />
op reis naar Amsterdam in 't voorjaar van 1843,<br />
Groningen 1845.<br />
Kook, Mareen ... [et al] (rapportagecommissie),<br />
Rapportage Kwaliteitspanel Holtenbroek: resultaten<br />
onderzoek 2000, Zwolle 2001.<br />
Resultaat van een onderzoek dat door de<br />
bewoners van Holtenbroek is gehouden naar<br />
overlastbeleving in hun wijk.<br />
Streng, J.C., Vrijheid, gelijkheid, broederschap en<br />
gezelligheid. Het Zwolse Sint Nicolaasgilde tijdens<br />
het ancien régime. Hilversum 2001.<br />
Veen, Willem van der, Zwolle in de achteruitkijkspiegel,<br />
deel 3, Zwolle cop. 2001.<br />
Deel drie van de herinneringen van journalist<br />
Willem van der Veen.<br />
Verbeek, Astrid (red.), 75 jaar SV Zwolle: jubileumkrant<br />
juni 1926 -juni2001, [Zwolle] 2001.<br />
Verdaas, Co ... [et al.] (tekstbijdragen), De staat<br />
van de stad: het Zwolse verhaal 'Gewoon blijven<br />
bewegen', Zwolle 2001.<br />
Uitgave van de Gemeente Zwolle naar aanleiding<br />
van de studiedag op 29 maart 2001 waarin de<br />
Zwolse aanpak ten aanzien van de stedelijke ontwikkeling<br />
centraal stond.<br />
Wetering, Jan van de, Vergeten levens, Geschiedenissen<br />
van het Sallandse land. Kampen 2001.<br />
(Publicaties van de IJsselacademie: nr. 144).<br />
Aan de hand van de wederwaardigheden van<br />
een aantal Sallandse families wordt het dagelijks<br />
leven in plaatsen als Wilsum, Zalk en Dieze<br />
beschreven, met nadruk op de achttiende en<br />
negentiende eeuw.<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Oproep: foto van een Schutte bus met gasgenerator<br />
gezocht<br />
Hans Schutte is een boekje aan het samenstellen<br />
over personeel en materieel van het gelijknamige<br />
Zwolse busbedrijf. De tekst zal van de<br />
hand van Willem van der Veen zijn, terwijl<br />
Bert Evenboer het boekje uitgeeft. Wat er nog<br />
ontbreekt is een foto uit de oorlogsjaren van<br />
een bus met een gasgenerator. Wie heeft nog<br />
zo'n foto voor ons?<br />
Hans Schutte, Weteringpark io, 8025 AM<br />
Zwolle, 038-4533566.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 77<br />
Boekbesprekingen<br />
Bert Jan Hartman, Illegaliteit in Zwolle 1940-1945.<br />
De effectiviteit van het illegale werk (Zwolle 2000)<br />
98 p. [Uitgave in eigen beheer; in te zien bij het<br />
<strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong>].<br />
De fascinatie voor de Tweede Wereldoorlog is in<br />
sterke mate gericht op twee beeldbepalende elementen:<br />
het verzet en de jodenvervolging. Ook in<br />
lokaal historisch onderzoek gaat de belangstelling<br />
hier veelal naar uit. De doctoraalscriptie waarmee<br />
Bert Jan Hartman zijn studie geschiedenis aan de<br />
Vrije Universiteit heeft voltooid, is gewijd aan de<br />
geschiedenis van het georganiseerde verzet in<br />
Zwolle, bekend onder de aanduiding 'illegaliteit'.<br />
Na een korte uitwijding over de door J.C.H.<br />
Blom aangezwengelde goed- fout discussie, geeft de<br />
auteur aan dat er nog het nodige lokale onderzoek<br />
in Zwolle valt te verrichten. Niettemin leunt het<br />
door hem vervaardigde overzicht sterk op het eerder<br />
verschenen werk van Hilbrink en Ribbens en de<br />
door hen geraadpleegde bronnen. Van de drie<br />
interviews die de auteur met betrokkenen heeft<br />
gehouden, is weinig terug te vinden in de tekst. Tot<br />
nog toe onbestudeerd gebleven archieven met relevant<br />
materiaal zijn blijkbaar niet gevonden. De<br />
bekende collecties van het Gemeentearchief Zwolle<br />
(tegenwoordig HCO), het NIOD (merkwaardig<br />
genoeg steeds NVO genoemd) en het Ministerie<br />
van Defensie duiken ook hier weer op.<br />
Het bescheiden streven van Hartman is het in<br />
kaart brengen van de effectiviteit van de Zwolse<br />
illegaliteit. Impliciet formuleert hij als doel van de<br />
illegaliteit het afbreuk doen aan het optreden van<br />
de Duitse bezetter, die vier doelstellingen kende in<br />
zijn beleid. Het betrof de gelijkschakeling van<br />
Nederland tot een nationaalsocialistische steunpilaar,<br />
de exploitatie van het Nederlands economisch<br />
potentieel, de deportatie van joden en<br />
zigeuners en het voorkomen van steunverlening<br />
aan vervolgde groepen. De laatste doelstelling<br />
wordt een pagina verderop ook ietwat slordig,<br />
want feitelijk alle doelstellingen overkoepelend<br />
omschreven als het ongestoord kunnen uitvoeren<br />
van het politieke en ideologische beleid. In zijn<br />
conclusie over de effectiviteit van de Zwolse illegaliteit,<br />
die nauwelijks afwijkt van het landelijke<br />
beeld, doet Hartman duidelijke maar weinig verrassende<br />
uitspraken. De gelijkschakeling is mislukt,<br />
maar de illegaliteit heeft hierin een beperkte<br />
rol gespeeld. De inspirerende rol van de ondergrondse<br />
pers wordt wat dit betreft belangrijker<br />
geacht, al wordt in deze studie niet ingegaan op<br />
het bereik van bladen als De Stem van Londen.<br />
Ook op het terrein van de economische uitbuiting<br />
kon de illegaliteit niet bogen op een groot aantal<br />
opzienbarende resultaten, al wisten veel arbeidskrachten<br />
op door de illegaliteit verzorgde locaties<br />
onder te duiken. Pogingen om de jodenvervolging<br />
te weerstaan waren zelfs nog minder succesvol.<br />
Daarentegen zou van de vierde doelstelling van de<br />
nazi's (het ongestoord uitvoeren van hun beleid),<br />
zeker in Zwolle, niets terecht zijn gekomen. Deze<br />
laatste conclusie van de auteur is te ongenuanceerd.<br />
De hulp aan piloten mag redelijk succesvol<br />
zijn geweest - al heeft Hartman ongelijk met zijn<br />
bewering dat er in de omgeving van Zwolle nooit<br />
piloten zijn opgepakt - de georganiseerde hulp aan<br />
de vervolgde joden was, met name in de eerste<br />
helft van de bezetting, zeer gering. Hartman gaat<br />
grotendeels voorbij aan het feit dat de bestaande<br />
afwijzende houding tegenover het nazisme niet<br />
automatisch heeft geleid tot verzet in al dan niet<br />
georganiseerde vorm. Hij benadrukt enkele malen<br />
de antinationaal-socialistische opvattingen die<br />
ook al voor de oorlog in Zwolle geuit werden. Hij<br />
maakt echter niet precies duidelijk in hoeverre een<br />
direct verband valt te leggen met het optreden van<br />
de latere illegaliteit.
Bij het bestuderen van de illegaliteit heeft de<br />
auteur zich voornamelijk beperkt tot de vier<br />
grootste organisaties in Zwolle: de OD, de LO, de<br />
Groene (waarvan hij de medewerkers eerst typeert<br />
als gematigd links en vervolgens elke politieke<br />
binding ontkent) en de BS. Hij beschrijft deze<br />
groeperingen op ordelijke en vrij adequate wijze<br />
maar brengt nauwelijks nieuwe gegevens boven<br />
water. Wellicht was het interessanter geweest<br />
indien Hartman zich meer had gericht op de kleinere<br />
verzetsgroeperingen (zoals die waarin de<br />
door Hartman wel genoemde maar onjuist gespelde<br />
Eddy van den Berg een rol speelde), waar de<br />
auteurs van voorgaande publicaties slechts in<br />
beperkte mate aan zijn toegekomen. Daarover vallen<br />
wellicht nog nieuwe gegevens te achterhalen.<br />
De nu gepresenteerde bevindingen over de effectiviteit<br />
van de illegaliteit voegen helaas weinig toe<br />
aan de bestaande kennis.<br />
Kees Ribbens<br />
Wim Coster (red.) Gerrit van der Kooy, Jos Norp,<br />
Peter Renckens, Carnaval in Sassendonk. 4 x 11 jaar<br />
rond De Eileuvers. Kampen, IJsselacademie 2001.<br />
144 blz. ISBN 90 66971223. Prijs € 18,13.<br />
Je kijkt er tijden van tevoren naar uit, of je kijkt<br />
met enige verbazing en meewarigheid naar die<br />
verklede gekken die zich in februari een paar<br />
dagen lang lopen uit te sloven. Veel andere opvattingen<br />
over carnaval bestaan er waarschijnlijk<br />
niet. Het is duidelijk dat tenminste drie van de<br />
auteurs enthousiaste carnavalsvierders - en Eileuvers<br />
- zijn: Gerrit van der Kooy en Jos Norp zijn<br />
allebei prins carnaval geweest en Peter Renckens<br />
heeft allerlei functies binnen de Eileuvers gehad.<br />
Bovendien heeft hij met een vorstelijke broer ook<br />
een beetje prinselijk bloed in de aderen stromen.<br />
Die betrokkenheid heeft zeker voordelen. Na<br />
een inleiding van Wim Coster beschrijven de drie<br />
heren met verve en kennis van zaken het ontstaan<br />
en het reilen en zeilen van 44 jaar De Eileuvers.<br />
Om het zottengetal in ere te houden, vieren carnavalsverenigingen<br />
hun jubilea om de elf jaar. Jos<br />
Norp beschreef de twee eerste perioden, Peter<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Renckens de periode 1979-1990 en Gerrit van der<br />
Kooy de jaren 1990-2001.<br />
De Eileuvers kwamen voort uit een samenwerkingsverband<br />
van verschillende katholieke verenigingen.<br />
In 1956 staken een paar leden van de<br />
Rooms Katholieke Sportclub Zwolle en van de<br />
Katholieke Jongeren Middenstandsvereniging de<br />
koppen bij elkaar. Resultaat was een gezamenlijke<br />
feestavond op 3 maart 1957, die alleen toegankelijk<br />
was voor katholieken.<br />
Het volgende jaar werd de organisatie uitgebreid.<br />
De 'hogere regionen' van katholiek Zwolle<br />
bleken echter geen prijs te stellen op een gezamenlijke<br />
carnavalsviering. Zo wilde kapelaan Bos, de<br />
geestelijk adviseur van het Katholiek Jongeren<br />
Contact, liever zicht houden op de katholieke<br />
jeugd. Het KJC vierde dus zelf feest. Contacten<br />
met de inmiddels in 1962 officieel opgerichte Carnavalsverenigng<br />
De Eileuvers, bleven beperkt.<br />
Wel brachten De Eileuvers in 1964 een bezoek aan<br />
het feest van het KJC.<br />
Hoe de feesten verliepen, wie er allemaal kwamen<br />
en hoe de stemming was, blijft een beetje<br />
onduidelijk. Een klein tipje van de sluier wordt<br />
opgelicht door de tekst van een uitnodiging die De<br />
Eileuvers in 1964 aan het Zwolse bedrijfsleven<br />
richtte. Het feest was niet bedoeld Voor teenagers<br />
en twennies. (...) carnaval is voor de betere middengroepen<br />
met een leeftijdsgrens zo vanaf 30<br />
jaar'. Meer een dansavond dus met een dansorkest.<br />
In de jaren zestig mocht de boerenkapel<br />
D'Heigeneimers de muziek tijdens de polonaise<br />
verzorgen. Gezongen werd er ook. Jaarlijks werd<br />
een lied met de hele zaal ingestudeerd. Het lied uit<br />
1962 'Ik ben een Zwollenaar' is inmiddels uitgegroeid<br />
tot een soort Zwols volkslied.<br />
Heel geleidelijk groeide het carnaval. In de<br />
jaren zestig gingen De Eileuvers zich bezighouden<br />
met het bejaardencarnaval. Ook kwam er een kindercarnaval<br />
waarbij de kinderen vanuit de Zwolse<br />
clubhuizen in optocht naar de binnenstad trokken.<br />
De naam Sassendonk dateert uit 1970. In<br />
november deden de toenmalige prins en zijn adjudanten<br />
een inval in de raadsvergadering. Daar<br />
werd vervolgens geproclameerd dat Zwolle tijdens<br />
de carnavalsperiode omgedoopt zou worden tot<br />
Sassendonk.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 79<br />
Een paar jaar later kreeg Sassendonk voor het<br />
eerst een Stadsprins. Deze werd toen nog gekozen<br />
door De Eileuvers en D'Oelewappers, een andere<br />
carnavalsvereniging. Het jaar daarop was het<br />
gedaan met de samenwerking: de stadsprins was<br />
een Eileuver en D'Oelewappers hadden een eigen<br />
prins.<br />
Sinds de jaren zestig komt de prins jaarlijks<br />
met een speciale trein op het station in Zwolle aan.<br />
Nadat hij daar door een steeds toenemend aantal<br />
carnavalsverenigingen is verwelkomd, gaat de<br />
tocht naar het stadhuis. Daar worden de prins en<br />
zijn gevolg ontvangen door de burgemeester, die<br />
de stadssleutel aan de prins overhandigt. Op dinsdagavond<br />
geeft de prins de stadssleutel weer terug.<br />
Afgezien van deze 'officiële' handelingen, kwamen<br />
er meer en meer nieuwe festiviteiten. De<br />
optocht is voor de niet-carnavalvierende Zwollenaren<br />
het meest opvallende element. Andere<br />
zaken zoals het Zotte Ermenieën Konkoers en het<br />
Concours d'Ouwe'oer vonden en vinden plaats in<br />
besloten gezelschap. De traditionele carnavalslocaties<br />
zoals Suisse en de (Nieuwe) Buitensociëteit,<br />
kregen gezelschap van vele kroegen. Desondanks<br />
ontstond in de jaren negentig een capaciteitsprobleem<br />
en stonden er voor sommige café's lange<br />
rijen wachtenden. Burgemeester Hermans liet<br />
weten dat degene die een feesttent in de stad liet<br />
neerzetten, op zijn steun kon rekenen. Aanvankelijk<br />
was niet iedereen gelukkig met dat initiatief.<br />
Toch beviel de tent die vanaf 1994 op het Grote<br />
Kerkplein verscheen zo goed, dat het een jaarlijks<br />
terugkerende carnavalsaccommodatie is geworden.<br />
Het boek eindigt met een korte beschouwing<br />
over de veranderingen binnen De Eileuvers en het<br />
Zwolse carnaval. Aanvankelijk was het een feest<br />
met uitsluitend binnenactiviteiten voor de eigen<br />
leden. Later kwamen er steeds meer mensen die<br />
buiten verenigingsverband in café's carnaval vierden.<br />
De verenigingen behielden desondanks hun<br />
eigen feestavonden en activiteiten.<br />
Al met al is dit een heel lezenswaardig boek<br />
geworden met veel foto's. Alleen, de titel van het<br />
boek geeft niet aan waar het over gaat. Het boek<br />
gaat over De Eileuvers, niet over het Zwolse carnaval.<br />
Sterker, het boek gaat over de actieve leden<br />
van De Eileuvers. Er is weinig tot niets te vinden<br />
over spontane feestvierders, voorbereidingen<br />
voor de optocht of over origineel uitgedoste individuele<br />
Eileuvers. Hoeveel mensen deelnamen<br />
aan het carnaval en wat ze deden blijft onbekend.<br />
Van andere carnavalsverenigingen en van de vele<br />
muziekkapellen ontbreekt elk spoor. Aan het in<br />
1981 opgerichte overlegorgaan Gezamenlijke Carnavalsverenigingen,<br />
worden slechts 3,5 pagina's<br />
gewijd. Van de discussie die eind jaren negentig<br />
gevoerd werd over de opzet en mogelijke verbeteringen<br />
van de carnavalsviering, is helemaal niets<br />
terug te vinden. Hetzelfde geldt min of meer voor<br />
de foto's. Ook hier zijn veel Eileuvervorsten te<br />
bewonderen en veel officiële gebeurtenissen. De<br />
'gewone' carnavalsvierder blijft een beetje buiten<br />
beeld.<br />
Het boek is hierdoor wel een 'feest der herinnering<br />
en herkenning' geworden, zoals op de achterkant<br />
staat te lezen. Het zijn echter vooral de<br />
goede herinneringen van het Eileuvervorstendom.<br />
Ingrid Wormgoor
8o ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Mededelingen<br />
Rectificatie onderschrift<br />
In het vorige nummer van het Zwols <strong>Historisch</strong><br />
Tijdschrift, ZHT 19 nr. 1, is helaas een vervelende<br />
fout geslopen in het onderschrift bij de afbeelding<br />
van het schilderij van het glazenmakersgilde op<br />
pagina 24. De maker van het schilderij en lid van<br />
het gilde Adrianus van Hulsbergen beeldde zichzelf<br />
niet staand af, maar zit links aan de tafel. Het<br />
onderschrift bij de schematische weergave van de<br />
geschilderde personen op pagina 25 is wel correct.<br />
Bestuurswisseling ZHV<br />
Op de jaarvergadering van de Zwolse <strong>Historisch</strong>e<br />
Vereniging op 24 april jl. werd afscheid genomen<br />
van drie bestuursleden: Aad Arendsen, Thijs van<br />
Ulsen en Jeanine Otten. De eerste twee traden<br />
wegens het voltooien van hun statutaire bestuurstermijnen<br />
af; Jeanine Otten heeft helaas haar<br />
bestuurszetel moeten opgeven vanwege verhuizing<br />
naar Friesland.<br />
Gelukkig kon in alle bestuursvacatures voorzien<br />
worden. Frank Oude Ophuis, docent geschiedenis,<br />
is benoemd tot nieuwe secretaris; mevrouw<br />
Ruth Tillema-Hanf, welbekend in Zwolle, is<br />
benoemd tot penningmeester en Pieter Winters,<br />
student journalistiek, tot gewoon bestuurslid.<br />
Publicaties Werkgroepen ZHV<br />
Op de jaarvergadering van de Zwolse <strong>Historisch</strong>e<br />
Vereniging werden ook de activiteiten van de<br />
werkgroepen nog eens belicht. Dankzij de Werkgroep<br />
Zwols Industrieel Erfgoed werd in september<br />
2001 de publicatie Een kleine staalkaart van het<br />
Zwols industrieel erfgoed uitgebracht. Dit boek<br />
geeft eerst een algemene rondgang door het Zwols<br />
industrieel verleden en biedt vervolgens deelstudies<br />
over industrie en scheepvaart, Zwolse bruggen,<br />
rijtuigbouw en wagenmakers, textiel, rijwielindustrie<br />
en -handel en tenslotte - inmiddels<br />
actueel - een geschiedschrijving van Schaepman's<br />
Lakfabrieken BV. Het boek, geredigeerd door<br />
Wim Coster en uitgebracht als deel twee in de<br />
Zwolse <strong>Historisch</strong>e Reeks, is rijk geïllustreerd.<br />
Alleen al dit aspect zal vele oudere Zwollenaren<br />
aanspreken, maar inhoudelijk verdient Een kleine<br />
staalkaart ook een ruim lezerspubliek.<br />
In april jl. werd bij de officiële opening van het<br />
nieuwe Eiland het boek Het oude Eiland, de verdwenen<br />
Jordaan van Zwolle gepresenteerd. Dit<br />
boek is de neerslag van het eerste project van de<br />
Werkgroep Zwolse Mondelinge Geschiedenis.<br />
Onder de bezielende leiding van coördinator en<br />
eindredacteur van het boek Jeanine Otten interviewden<br />
de leden van de werkgroep oudbewoners<br />
van het Eiland en omgeving en verrichten verder<br />
aanvullend onderzoek in archieven en literatuur.<br />
Het HCO verrichte daarbij hand en spandiensten.<br />
Het eindresultaat van deze gemeenschappelijke<br />
inspanningen is prachtig geworden; het boek geeft<br />
een beeld van het dagelijks leven op het Eiland<br />
Het oude Eiland<br />
DE VERDWENEN JORDAAN<br />
tlffitó<br />
VAN ZWOLLE Ar'
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 8l<br />
maar daarnaast komen ook de historische aspecten<br />
van het gebied aan de orde. Dankzij subsidie<br />
van ING Vastgoed Ontwikkeling BV kon het boek<br />
ook zeer fraai uitgevoerd worden.<br />
Beide genoemde boeken zijn verkrijgbaar in de<br />
boekhandel, de Kleine Staalkaart is met reductie<br />
voor leden van de ZHV ook te bestellen bij de<br />
ledenadministratie.<br />
Stedelijk Museum Zwolle:<br />
objecten uit Zwolle terug in museum<br />
Dat een officiële erkenning als museum met opname<br />
in het Museumregister geen garantie biedt tot<br />
voortbestaan, bewijzen de lotgevallen van de<br />
stichting Nederlands Meetinstituut, Museum IJkwezen<br />
in Delft. Dit museum had een grote collectie<br />
historisch belangrijke maten, gewichten, meet -<br />
en weegwerktuigen en ijkmateriaal. Het was<br />
ondergebracht in een vleugel van het Techniekmuseum.<br />
Aangezien de financiële ondersteuning van het<br />
museum werd stopgezet, is het opgeheven. Enkele<br />
medewerkers van het Instituut Collectie Nederland<br />
hebben de afbouw in goede banen geleid. Zij<br />
probeerden onderdelen van de collectie zoveel<br />
mogelijk op een historisch juiste plaats onder te<br />
brengen. Dat wil zeggen dat de 'originele' meter<br />
en de kilo op hun plaats zijn in de historische collectie<br />
van het Rijksmuseum. Voor wat Zwolle<br />
betreft behoorden een aantal voorwerpen die hier<br />
of gemaakt, of gebruikt zijn op het voormalige<br />
IJkkantoor tot de collectie van het museum. Het<br />
Stedelijk Museum Zwolle werd gepolst voor<br />
onderbrenging van dit deel van de collectie.<br />
Zo kwamen onlangs 58 voorwerpen, variërend<br />
van balansen, gewichten, pijlmaten en foto's van<br />
het Zwolse IJkkantoor terug naar Zwolle. De<br />
gewichten zijn gemaakt bij de firma G.J. Wispelwey<br />
& Co. en in de Ijzer en Metaalgieterij Sallandia<br />
van Schaepman en Helmich.<br />
Voorwerpen die niet in openbare collecties<br />
ondergebracht konden worden, zijn in april <strong>2002</strong><br />
bij Sotheby's in Amsterdam geveild.<br />
Een mooie aanvulling van een andere voormalige<br />
bedrijfstak ontving het museum in het voorjaar<br />
van 2001: een grote lithografie met het interieur en<br />
de gevel van de Stoom-Tabaksfabriek van de Wed.<br />
CD. van den Helm. Deze fabriek stond tussen<br />
Diezerstraat en Gasthuisplein. Ook drie oude<br />
pruimtabakspotten en twee gietijzeren beeldjes<br />
die aan de gevel waren bevestigd, behoorden tot<br />
deze schenking.<br />
Eén van de in Zwolle teruggekeerde foto's uit de collectie van het voormalige<br />
Museum IJkwezen: de opening van het IJkkantoor in de Govert Flinckstraat in<br />
Zwolle, 14 mei 1964. Op de voorste rij v.l.n.r.: de heer Van Weelden (plaatsvervangend<br />
hoofd personeelszaken Economische Zaken), de heer K.M.C. Zevenboom<br />
(directeur van het IJkkantoor Zwolle), burgemeester Roeien en mr. Gross<br />
(vertegenwoordiger Dir. Generaal voor Middenstand en Toerisme). Op de tweede<br />
rij, achter Roeien zit mr. J. ten Doesschate, secretaris van de Kamer van Koophandel.<br />
(Collectie Stedelijk Museum Zwolle)<br />
Index Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift<br />
Dr. BJ. Kam heeft de index van het Zwols <strong>Historisch</strong><br />
Tijdschrift bijgewerkt. Deze is op diskette of<br />
op cd-rom bij hem te bestellen, tel. 4214314, of via<br />
bjkam@home.nl
82 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Auteur Colofon<br />
Drs. Annèt H.M. Bootsma - van Hulten (1953) studeerde<br />
geschiedenis. Momenteel werkt zij als freelance<br />
historicus.<br />
Theo S. T. de Boer (1954) studeerde biologie aan de<br />
Vrije Universiteit. In 1978 startte hij een tweedehands<br />
boekenzaak in de Steenstraat te Zwolle. Deze<br />
zaak groeide uit tot het Antiquariaat Theo de Boer,<br />
Medicine 8t Science; een internet-antiquariaat gespecialiseerd<br />
in boeken over de geschiedenis van geneeskunde<br />
en natuurwetenschappen.<br />
Drs. Wim Coster (1953) is historicus en slavist. Hij is<br />
freelance publicist.<br />
Drs. Jan ten Hove (1960) studeerde geschiedenis te<br />
Groningen. Hij is werkzaam als zelfstandig histori-<br />
Wim A. Huijsmans (1948) is als medewerker verbonden<br />
aan het <strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong>.<br />
Marieke Schaap — Steegmans (1957) is als bibliothecaris<br />
verbonden aan het <strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong>.<br />
Dr. Kees (C.R.) Ribbens (1967) is historicus. Hij schreef<br />
ondermeer Bewogen Jaren, Zwolle in de Tweede<br />
Wereldoorlog. Ribbens promoveerde in 2001. Momenteel<br />
is hij als onderzoeker verbonden aan het<br />
Onderzoeksinstituut voor Geschiedenis en Cultuur<br />
van de Universiteit Utrecht.<br />
Drs. Ingrid Wormgoor (1956) studeerde geschiedenis.<br />
Momenteel werkt zij als freelance historicus.<br />
VAN<br />
BEEK<br />
Deze uitgave kwam mede tot stand<br />
dankzij een bijdrage van:<br />
'Van Beek Makelaardij'<br />
Terborchstraat 10 te Zwolle<br />
Het Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift is een uitgave van de<br />
Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging en verschijnt viermaal<br />
per jaar. Leden van de vereniging krijgen het tijdschrift<br />
gratis toegezonden.<br />
Bestuur Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />
H. Dijkstra, voorzitter<br />
F. Oude Ophuis, secretaris<br />
R. Tillema-Hanf, penningmeester<br />
G.J. van der Horst, M. van der Laan, M. Schneiders,<br />
P. Winters, leden<br />
Secretariaat Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging,<br />
postbus 1448,8001 BK Zwolle, telefoon: 038-4211695<br />
Ledenadministratie en bezorging tijdschrift:<br />
J. van Ulsen-Nijkamp, telefoon: 038-4654617<br />
Internet adres:<br />
www.zwolsehistorischevereniging.nl<br />
e-mail ZHV: info@zwolsehistorischevereniging.nl<br />
Financiën: girorekening Postbank: 5570775<br />
t.n.v. Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />
Tarieven lidmaatschap:<br />
65+ (wonend binnen Zwolle) en studenten € 18 /jaar<br />
overige leden € 22/jaar<br />
huisleden € 4 /jaar<br />
Redactie Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift<br />
A.H.M. Bootsma-van Hulten (eindredacteur),<br />
W. Cornelissen, E.A. van Dijk, I. Hermans,<br />
W.A. Huijsmans, M. van der Laan, H.A. Stalknecht.<br />
Redactieadres: Wipstrikkerallee 71,8023 DV Zwolle<br />
e-mail: annetbootsma@home.nl<br />
Vormgeving: Rob van den Elzen bNO (t)<br />
Vormgeving omslag: Buro 1 Hoog<br />
Opmaak: Different Design Deventer<br />
Druk: Waanders, Zwolle<br />
ISSN 0926-7476 © Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/<br />
of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie,<br />
microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande<br />
schriftelijke toestemming van de uitgever.
historisch centrum <strong>Overijssel</strong><br />
kijk ook op<br />
www.historischcentrumoverijssel.nl<br />
vooratte actuele informatie<br />
Te Koop gevraagd:<br />
<strong>Historisch</strong>e kantoorpanden<br />
bouwjaar voor 1900<br />
Inlichtingen: 038 42132 90<br />
Van der Reijd Makelaars B.V.<br />
VAN DER REIJD<br />
Makelaars B.V.<br />
VBOl MAKELAAR<br />
UDNBK4<br />
ADVERTENTIES<br />
We zijn net zo thuis<br />
in de buurt als u<br />
De Rabobank is een bank met een idee. Dat idee heet<br />
samenwerken. Met wortels in de plaatselijke gemeenschap<br />
hebben wij als geen ander een traditie van samenwerken<br />
en bouwen aan relaties.<br />
De Rabobank is een bank van mensen voor mensen.<br />
R$bobank<br />
Zwolle<br />
Daarom zijn wij niet alleen thuis in de<br />
financiële wereld, Maar ook bij u in de<br />
buurt. We weten wat er leeft, ook als<br />
het niet om bankzaken gaat. Kortom,<br />
we zijn net zo thuis in de buurt als u.<br />
ne "fHet Vliege>4\uys"<br />
55 Tel. 038-4221206<br />
8011 TM Zwolle Fax 038-4224318<br />
rdss,ex[& '-fc<br />
De. letterste Hof f ie. I/OA Z.uoUe....<br />
• Heeft V mak ie- i/iereti, wCULig-naax<br />
• Ë-lHe. QJM weZ-eMV nieuwe* expositie.<br />
E-en. pfl/ui w-fc<br />
• E-a een. «ertrawuite. plet «Kr de. 2.wolsa Utsioristbe. 'J&reniejpneff.<br />
E-ea owv ie
N<br />
mmer
Annèt Bootsmavan<br />
Hulten en<br />
Wim Huijsmans<br />
> fes. Ktiss, Amstaröarri. Ho. BOS!<br />
/-*.-<br />
AAN..<br />
86 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Drukwerk<br />
BRIEFKAART<br />
Algemeene Postve<br />
jjde. voor het adrc '<br />
(CA.HTE POSTALE)<br />
-• Universelle)<br />
Oude ViFtcbimirkt. ZWOLLE.!<br />
j B<br />
,.ilrul«iit','divr>Drdio<br />
trlt (taart IA<br />
CIMI poauli doorichfsppift<br />
ID allim<br />
naam in datun ir<br />
ip schiijm.<br />
(Collectie Stedelijk Museum Zwolle)<br />
Groeten uit Zwolle<br />
Prentbriefkaart Oude Vis(ch)markt<br />
De prentbriefkaart toont een prachtig tafereel van<br />
een rustige Oude Vismarkt met op de achtergrond<br />
de Grote Markt en de sociëteit De Harmonie. De<br />
Oude Vismarkt dankt zijn naam aan het feit dat<br />
hier tot 1792 de verkoop van vis plaats vond. Daarna<br />
werd de vis op het Rodetorenplein verkocht.<br />
Onder de Oude Vismarkt stroomde de Grote Aa,<br />
die rond 1860 gedempt werd.<br />
De foto is gemaakt op Koninginnedag. Dat<br />
feest werd vanaf 1898 gevierd op 31 augustus. Vele<br />
vlaggen met wimpels sieren de huizen. Het is hoog<br />
zomer; de man met de mand loopt in hemdsmouwen<br />
over straat en de bomen zitten volop in het<br />
blad.<br />
Het straatbeeld werd nog niet verstoord door<br />
schreeuwende reclames en flikkerende neonverlichting.<br />
De enige reclameuiting bestond uit het<br />
aanbrengen van een uithangbord, zoals links op<br />
de voorgrond: Paul van Hulzen, beddenfabriek.<br />
Rechts zien we op het uitspringende pand Oude<br />
Vismarkt 7 tussen de eerste en tweede verdieping<br />
de naam F.J. Schoemaker. Dit was een stoommeubelfabriek.<br />
We zien de in 1901 gemoderniseerde<br />
gevel. Na een brand in 1907 werd het pand nogmaals<br />
verbouwd en door architect M. Meijerink in<br />
Jugendstil opgetrokken. Meer over de geschiedenis<br />
van de firma Schoemaker kunt u lezen vanaf<br />
pagina 103 in dit themanummer.<br />
Uit het pand van Schoemaker en de adreszijde<br />
van de kaart valt op te maken dat de opname tussen<br />
1901 en 1905 gemaakt is. Vanaf 1905 is de adreszijde<br />
van prentbriefkaarten in tweeën gesplitst: het<br />
rechterdeel voor adresgegevens, het linkerdeel om<br />
te beschrijven. Voor 1905 was de adreszijde uitsluitend<br />
bestemd voor het adres; vandaar dat op<br />
die prentbriefkaarten teksten op de voorzijde<br />
voorkomen.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
111<br />
Inhoud<br />
Groeten uit Zwolle Annèt Bootsma-van Hulten en Wim Huijsmans 86<br />
Zwolse koopmansgeest Redactioneel 88<br />
De Oude Gaper en de firma J. ten Doesschate<br />
Annèt Bootsma-van Hulten 89<br />
Tabaksfabriek Van den Helm Lydie van Dijk 93<br />
Doijer en Van Deventer, likeurstokerij en bitterfabriek<br />
Annèt Bootsma-van Hulten 98<br />
'Richt u in naar uw zin'de firma F.J. Schoemaker & Zn. (1843-1958)<br />
Miriam Schneiders 103<br />
Tingieterij Kamphof (1864-1938) Annèt Bootsma-van Hulten 108<br />
Biljartfabriek Princesse J.A. Hoffscholze Wim Huijsmans en<br />
Menno van der Laan 111<br />
Geweermakers aan de Luttekestraat, de firma H.J. Bremer<br />
Annèt Bootsma-van Hulten 115<br />
Gevavi Wim Huijsmans en Menno van der Laan 117<br />
Walter Stern Wil Cornelissen 119<br />
IJsmakers Talamini op de Grote Markt Jeanine Otten 122<br />
Smederij en rijwielhandel Tensen in Berkum Theo de Kogel 127<br />
Runhaar; specialist in zonweringen en rolluiken Wim Huijsmans 130<br />
Auteurs 134<br />
Omslag: De Oude Gaper, Diezerstraat 14, in volle bedrijvigheid in 1903. Duidelijk<br />
zijn de in de gevel ingehouwen woorden 'Drogerijen' en 'Verfwaren' te zien.<br />
(Particuliere collectie)
Redactioneel<br />
88<br />
Zwolse koopmansgeest<br />
Zwolle heeft bij sommigen altijd de naam<br />
gehad een beetje saaie ambtenarenstad te<br />
zijn. Dat beeld is zeker niet juist. Zwolle was<br />
van oudsher een Hanzestad maar vooral ook een<br />
regionaal centrum waar de handel floreerde. De<br />
industrie nam een bescheidener plaats in maar<br />
was wel degelijk aanwezig. Tegenwoordig zijn er<br />
in de industrie zelfs zo'n 9.000 arbeidsplaatsen<br />
voor handen en daarmee neemt deze bedrijfstak<br />
een volwaardige plaats in het arbeidsbestel in.<br />
Kenmerkend voor een middelgrote stad als<br />
Zwolle waren de vele bedrijven die ter plekke productie<br />
en handel combineerden. Sommige daarvan<br />
bestaan nog steeds. Het zijn de bedrijven die<br />
Zwolle in de vorige eeuw kleur hebben gegeven.<br />
De meeste waren gevestigd in de binnenstad en<br />
konden dan ook niet over het hoofd worden<br />
gezien. Vele Zwollenaren hebben herinneringen<br />
aan zo'n bedrijf.<br />
In het kader van het thema van Open Monumentendag<br />
<strong>2002</strong> ('Koopmansgeest') besteedt het<br />
Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift in een extra dik nummer<br />
aandacht aan Zwolse ondernemingen waarbij<br />
ambachtelijk vakmanschap en handel hand in<br />
hand gingen: ze combineerden in oorsprong een<br />
werkplaats met een winkel waar de producten ter<br />
plekke verkocht konden worden.<br />
De keuze van de beschreven bedrijven is verder<br />
tamelijk willekeurig en voor een deel bepaald<br />
door de beschikbaarheid van literatuur of archiefmateriaal.<br />
Sommige bedrijven bestaan nog, zoals<br />
Talamini, andere zijn reeds lange tijd opgeheven,<br />
zoals tingieter Kamphof. Sommige zijn eeuwenoud<br />
geworden, zoals drogisterij de Oude Gaper<br />
(vanaf 1782), andere zijn pas in 1937 gesticht (Walter<br />
Stern). Bijna allen waren in hartje binnenstad<br />
gevestigd, twee in Zwollerkerspel (smederij Tensen<br />
in Berkum en Gevavi in Westenholte).<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Eén ding hebben ze gemeenschappelijk: na de<br />
start was het jarenlang hard werken, waarna<br />
meestal een succesvolle uitbreiding volgde.<br />
Een niet onaanzienlijk deel van de starters<br />
kwam overigens van buiten Zwolle. Meubelmaker<br />
Schoemaker kwam uit Twello, Jurriaan ten Doesschate<br />
kwam uit Goor. Johannes Hoffschulte<br />
kwam in 1840 uit het Duitse Neuenhaus naar<br />
Zwolle, Heinrich Joseph Bremer kwam in 1865<br />
eveneens uit Duitsland en Walter Stern vluchtte in<br />
1936 voor de nazi's naar Nederland. Pietro Talamini<br />
vertrok in 1932 naar Nederland. En daarmee<br />
is het verhaal van de typisch Zwolse ondernemingen<br />
ook een beetje een verhaal van Zwolse nieuwkomers.<br />
Ondernemende types en harde werkers,<br />
die met hun specifieke kennis, zoals het maken<br />
van geweren maar ook ijs, iets wisten toe te voegen<br />
aan de plaatselijke cultuur.<br />
Tot de sanering in de jaren zestig waren vele<br />
bedrijven en bedrijfjes nog in de binnenstad<br />
gevestigd. De meesten kampten met ruimtegebrek,<br />
versnipperde huisvesting en werden geconfronteerd<br />
met verkeerstechnische problemen. De<br />
biljartfabriek Hoffscholze zat aan Achter de Broe-<br />
"ren. Likeurstokerij Doijer en Van Deventer (wie<br />
herinnert zich niet de penetrante zoete geur) had<br />
de hele hoek Gasthuisplein en Wolweverstraat in<br />
gebruik. En de 'markies van de Voorstraat', Runhaar,<br />
maakte, repareerde en verhandelde zijn zonweringen<br />
in de twee panden aan de Voorstraat en<br />
de Ossenmarkt. Vanaf de jaren zestig vestigden<br />
met name de bedrijven waarbij de winkelfunctie<br />
ondergeschikt was of was geworden, zich op nieuwe<br />
industrieterreinen en zijn daarmee een beetje<br />
uit het blikveld van de Zwollenaar verdwenen.<br />
Andere zijn er nog steeds. Samen hebben ze de<br />
geur en kleur van Zwolle bepaald en laten ze zien<br />
dat Zwollenaren een nijver en ondernemend volkje<br />
vormen.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 89<br />
De Oude Gaper en de firma J. ten Doesschate<br />
De bekendmaking in 1990 dat drogisterij de<br />
Oude Gaper haar deuren ging sluiten veroorzaakte<br />
veel beroering in Zwolle. De<br />
drogisterij was al ruim 200 jaar, sinds 1782, in hetzelfde<br />
pand aan de Diezerstraat (nr. 14) gevestigd<br />
en was in de loop der jaren uiterlijk nauwelijks van<br />
karakter veranderd. De winkel was daarmee meer<br />
dan alleen een locale bijzonderheid geworden; het<br />
was ook de oudste drogisterij in Nederland. In de<br />
Oude Gaper was het tot 1990 nog mogelijk allerlei<br />
bijzondere producten te verkrijgen die ter plekke<br />
werden afgevuld in stopflesjes of afgewogen in<br />
papieren zakjes met opdruk. Het oorspronkelijke<br />
karakter van de winkel en de traditionele wijze<br />
waarop het drogisterijvak uitgevoerd werd, spraken<br />
velen aan maar was aan het eind van de twintigste<br />
eeuw niet meer rendabel.<br />
De firma J. ten Doesschate<br />
Dat was in de twee eeuwen daarvoor wel anders.<br />
In 1782 werd er in het pand Diezerstraat 14 een<br />
kaarsenmakerij annex grutterszaak gevestigd.<br />
Wanneer de verkoop van drogerijen daarbij kwam<br />
is niet helemaal zeker, maar dat was in ieder geval<br />
zeker vanaf 1785 het geval. De bedrijfsvoering in<br />
drogerijen bleef vervolgens aan het pand gekoppeld.<br />
Vanaf 1785 waren de achtereenvolgende eigenaren<br />
ook regelmatig aan elkaar verwant.<br />
Rond 1900 bestond de Oude Gaper niet alleen<br />
uit een drogisterij maar ook uit een grossierderij<br />
in drogerijen en verfwaren. Het bedrijf was in die<br />
tijd eigendom van de heer J. ten Doesschate en<br />
zijn echtgenote J. ten Doesschate - Nellensteijn.<br />
De winkel droeg de naam In d'Oude Gaper maar<br />
de grossierderij werd gevoerd onder de naam de<br />
firma J. ten Doesschate. De zaak telde in 1903 elf<br />
personeelsleden.<br />
Jurriaan ten Doesschate (1842-1916) was<br />
afkomstig uit Goor en stamde uit een textielfami-<br />
lie. Hij trouwde in 1878 de Zwolse apothekersdochter<br />
Jansje Nellensteijn (1846-1924). Volgens<br />
de familieoverlevering was Jans (zoals zij<br />
genoemd werd) Nellensteijn een flinke en intelligente<br />
vrouw. Jurriaan en zij moeten hun kennis<br />
van zaken in de praktijk opgedaan hebben, waarbij<br />
(schoon)vader Nellensteijn ongetwijfeld ook<br />
een rol gespeeld heeft.<br />
De grossierderij omvatte de handel in drogerijen,<br />
specerijen, chemicaliën, de fabricage en<br />
handel in verf en de import en handel in levertraan.<br />
In het pand aan de Diezerstraat was behalve<br />
de winkel een kantoor gevestigd, een kruidenzolder<br />
en een verfwarenzolder, een verfkamer en een<br />
chloorafweging, een taplokaal voor olijf- en slaolie,<br />
een taplokaal voor de levertraan, een kistenmakerij<br />
en een schaftlokaal. De firma bezat daarnaast<br />
ook nog een pakhuis aan de Bitterstraat,<br />
gelegen recht tegenover de Nutsschool. De knechten<br />
die in het pakhuis aan de Bitterstraat werkten,<br />
Annèt Bootsma -<br />
van Hulten<br />
De verfkamer in de<br />
Oude Gaper in 1903.<br />
(Particuliere collectie)
In 1888 liet Jurriaan ten Doesschate een nieuw huis aan de Oude Vismarkt 7<br />
bouwen, waar hij met zijn gezin ging wonen. De familie Ten Doesschate woonde<br />
naast de meubelfabriek Schoemaker. Dit bedrijf half zichtbaar op de foto, wordt<br />
elders in dit tijdschrift beschreven. (Particuliere collectie)<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
moesten zich 's morgens eerst in de winkel aan de<br />
Diezerstraat melden.<br />
In 1888 liet Ten Doesschate aan de Oude Vismarkt<br />
7, in het verlengde van Diezerstraat 14, een<br />
nieuw huis bouwen waar hij zelf met zijn gezin<br />
ging wonen. Beide panden stonden met elkaar in<br />
verbinding, een situatie die tegenwoordig nog<br />
steeds zo is. De werktijden waren lang, in de jaren<br />
tachtig van de negentiende eeuw begon men om<br />
zes uur 's morgens en werd er tot ongeveer acht<br />
uur 's avonds doorgewerkt. Wel hield men zeker<br />
twee pauzes, om tien uur en om vier uur, waarbij<br />
het personeel koffie en thee kreeg, iets wat toen<br />
nog lang niet algemeen gebruikelijk was. Het echtpaar<br />
Ten Doesschate - Nellensteijn stond in aanzien<br />
bij hun medewerkers. Ter gelegenheid van<br />
hun 25-jarig huwelijk in 1903 kregen ze van het<br />
gezamenlijke personeel een prachtig fotoalbum<br />
cadeau waarin onder meer het hele bedrijf op de<br />
gevoelige plaat werd vastgelegd. Dit album<br />
bevindt zich nog in familiebezit, de bij dit artikel<br />
afgedrukte foto's zijn hieruit afkomstig.<br />
Levertraan en verf<br />
Tot in de jaren zestig van de twintigste eeuw<br />
moesten alle Nederlandse kindertjes in de wintermaanden<br />
levertraan slikken. De levertraan van<br />
Ten Doesschate was wijd en zijd vermaard. Ten<br />
Doesschate importeerde de levertraan zelf rechtstreeks<br />
uit Noorwegen. Hij ging ook zelf op zakenreis<br />
naar Noorwegen. De levertraan werd aangevoerd<br />
in vaten en in de Diezerstraat overgetapt in<br />
flessen die vervolgens hun weg door heel Nederland<br />
vonden. Deze zogeheten 'Lotodinsche' levertraan<br />
werd verkocht onder de naam 'In de<br />
Gekroonde Oude Gaper'. Opmerkelijk was dat de<br />
levertraan in vierkante flessen zat, een idee van<br />
Ten Doesschate omdat vierkante flessen beter in<br />
kisten verpakt konden worden. Op de flessen zat<br />
statiegeld, zij werden, na in sodawater te zijn uitgekookt,<br />
eindeloos hergebruikt.<br />
Een ander vermaard product van de firma Ten<br />
Doesschate betrof verf. Niet toevallig staat nog<br />
altijd op de gevel van Diezerstraat 14 met grote<br />
ingehouwen letters de woorden 'drogerijen' en<br />
'verfwaren' te lezen. De verkoop hiervan beleefde<br />
altijd een hausse in het vroege voorjaar wanneer
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
GAPER DiezeRSTRAAT.<br />
de grote schoonmaak werd gehouden. Het was<br />
met name onder de boeren een goed gebruik met<br />
de schoonmaak ook een en ander van een fris<br />
laagje verf te voorzien. De grondleggers van de<br />
huidige verffabriek Van Wijhe leerden het vak bij<br />
Ten Doesschate; D.H. van Wijhe en D. Vermeulen<br />
werkten eerst in de Oude Gaper voor zij in 1916 in<br />
de Goudsteeg voor zichzelf begonnen met een<br />
groothandel in drogerijen en verfwaren. Ten<br />
Doesschate bleek overigens ook een leerschool<br />
voor Zwolse drogisten, de heren Westenberg en<br />
Kinket werkten in de Oude Gaper voordat zij<br />
eigen zaken begonnen.<br />
A.J. ten Doesschate<br />
Rond 1885 nam het echtpaar Ten Doesschate -<br />
Nellensteijn een verweesde neef uit Goor op in<br />
huis. Deze neef, genaamd Anthonij Judany ten<br />
Doesschate (geb. 1862), stak veel kennis op bij zijn<br />
oom en tante; hij bracht dit in praktijk door in<br />
1899 in dezelfde branche voor zichzelf te beginnen.<br />
Er ontstond toen een verwarrende situatie,<br />
twee firma's die zich in dezelfde stad onder bijna<br />
dezelfde naam, firma J. en firma A.J., met dezelfde<br />
handel bezighielden. Ter illustratie, de firma J. ten<br />
Doesschate verkocht zijn levertraan onder de<br />
naam 'In de Gekroonde Oude Gaper'; de firma<br />
A.J. ten Doesschate, in dezelfde vierkante flessen,<br />
onder de naam 'De 3 Gapers'. A.J. was overigens<br />
Het fotoalbum dat het<br />
echtpaar Ten Doesschate<br />
- Nellensteijn ter<br />
gelegenheid van hun 25jarig<br />
huwelijk in 1903<br />
van het personeel aangeboden<br />
kreeg, was versierd<br />
met originele pentekeningen.<br />
Deze fraaie<br />
Jugendstilafbeelding is<br />
daaruit afkomstig.<br />
(Particuliere collectie)<br />
Etiket van de 'Lotodinsche'<br />
levertraan van de<br />
firma J. ten Doesschate,<br />
in de vierkante flessen<br />
verkocht onder de naam<br />
'De Gekroonde Oude<br />
Gaper'. (Collectie<br />
HCO)
De Oude Gaper, Diezerstraat<br />
14, in volle<br />
bedrijvigheid in 1903.<br />
Duidelijk zijn de in de<br />
gevel ingehouwen woorden<br />
'Drogerijen' en<br />
'Verfwaren' te zien.<br />
(Particuliere collectie)<br />
zeer succesvol, uit zijn bedrijf ontstond de bekende<br />
in Wapenveld gevestigde onderneming Euroma,<br />
producent van kruiden, specerijen, mengsels,<br />
sauzen etc. Beide firma's Ten Doesschate bestonden<br />
lang naast elkaar, maar uiteindelijk ging dit<br />
ten koste van de firma J. ten Doesschate. Het<br />
duurde overigens nog tot eind jaren zestig voordat<br />
de firma J. ten Doesschate officieel overgenomen<br />
werd door de toenmalige Handelsvereniging A.J.<br />
ten Doesschate.<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Drie generaties Piquet<br />
Drogisterij de Oude Gaper en de fima J. ten Doesschate<br />
waren toen al lang verschillende wegen<br />
ingeslagen. Jurriaan ten Doesschate was in 1916<br />
overleden. Zijn twee zoons Anton en Gezienus<br />
traden niet in de voetsporen van hun vader maar<br />
begaven zich wel op een aanverwant terrein, zij<br />
werden allebei arts. De dochter van Jurriaan en<br />
Jans ten Doesschate - Nellensteijn, Wilhelmina<br />
Johanna (geb. 1881), trouwde met Jacques Sully<br />
Piquet (1879-1928). Dit echtpaar Piquet - ten<br />
Doesschate zette de Oude Gaper en aanvankelijk<br />
ook de firma J. ten Doesschate voort. De in 1928<br />
weduwe geworden mevrouw Piquet - ten Doesschate<br />
verkocht de firma J. ten Doesschate in 1936<br />
aan de heer B. Deuzeman; haar zoon Jurriaan<br />
Piquet (geb. 1909) zette toen de drogisterij voort.<br />
De Oude Gaper bleef in de twintigste eeuw een<br />
familiebedrijf. Jurriaan Piquet bepaalde tientallen<br />
jaren lang het gezicht van de Oude Gaper; menig<br />
Zwollenaar zal zich hem nog voor de geest kunnen<br />
halen, een kleine levendige man die in witte jas<br />
achter de antieke toonbank van de drogisterij<br />
stond. Vanaf 1957 mocht Piquet zich hofleverancier<br />
noemen, dat predikaat werd aan de Oude<br />
Gaper verleend in 1957 bij het 175-jarig bestaan.<br />
Jurriaan Piquet overleed in 1987. Het was zijn<br />
zoon Eelco Piquet die zich in 1990 gedwongen zag<br />
de deur van de drogisterij te sluiten, waarmee een<br />
eind kwam aan een 218 jaar oud Zwols bedrijf.<br />
Epiloog<br />
Toen de oorspronkelijke drogisterij in 1990 sloot<br />
ontstond er spontaan een actiecomité ter behoud<br />
van pand en interieur. Onder voorwaarde dat het<br />
vertrouwde uiterlijk gehandhaafd werd, was er<br />
van 1992 tot 1996 een Trekpleister-filiaal gevestigd.<br />
Daarna werd het in 1997 een Benetton-winkel. De<br />
Oude Gaper verloor daarmee waarschijnlijk<br />
definitief zijn drogisterijbestemming, maar het<br />
oorspronkelijke karakter is nog herkenbaar.<br />
* Bij deze wil ik graag postuum dank zeggen aan de<br />
heer Mr. J. ten Doesschate, die mij waardevolle informatie<br />
verschafte over zijn grootouders Ten<br />
Doesschate - Nellensteijn. Helaas heeft de heer Ten<br />
Doesschate de verschijning van dit artikel niet meer<br />
mogen meemaken, hij overleed in juni <strong>2002</strong>.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 93<br />
Tabaksfabriek Van den Helm<br />
Het <strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong> bewaart<br />
in haar collectie drie plakboeken waarin<br />
de laatste eigenaar van de tabaksfabriek<br />
Van den Helm, de heer BJ. Roelfsema, de geschiedenis<br />
van het bedrijf reconstrueert.<br />
In deze plakboeken zijn ook enkele archiefstukken,<br />
brieven en verpakkingsmateriaal opgenomen.<br />
Het onderstaande is op de beschrijving van<br />
Roelfsema gebaseerd en op gegevens uit het<br />
archief van de Kamer van Koophandel te Zwolle.<br />
Kruidenier en tabakshandel<br />
Celius Dirk van den Helm (1749-1833) begon in<br />
1805 met een tabakskerverij. Deze kerverij groeide<br />
in korte tijd uit tot een tabaksbedrijfje in combinatie<br />
met een kruidenierswinkel. Winkel en<br />
bedrijf waren gevestigd in de Diezerstraat op het<br />
huidige nummer 56. Dit pand, 'Het groene Rad'<br />
genaamd, was in 1747 gekocht van de med. dr. Van<br />
Sonsbeek door de vader van Celius Dirk, Jacobus<br />
Casparus van den Helm. Jacobus Casparus woonde<br />
zelf niet in het pand, maar in een erachter gele-<br />
%*•••?%<br />
Lydie van Dijk<br />
Reclameplaat met doorsnede<br />
van de fabriek<br />
aan het Gasthuisplein<br />
(collectie Stedelijk<br />
Museum Zwolle)
Ansichtkaart van de<br />
winkel in de Diezerstraat<br />
met de twee<br />
gevelbeelden (collectie<br />
Stedelijk Museum<br />
Zwolle)<br />
94<br />
gen huis aan het huidige Gasthuisplein. Hij was<br />
lakenhandelaar en gemeensman en overleed in<br />
1795. Zijn kleinzoon Coenraad Derk (1787-1849),<br />
zoon van Celius Dirk, wordt in het patentregister<br />
in 1810 vermeld als winkelier in tabak, snuif, koffie<br />
en thee. Deze Coenraad Derk zette dus het bedrijf<br />
van zijn vader voort. Na zijn dood werd de firmanaam<br />
gewijzigd in Wed. CD. van den Helm.<br />
Overname<br />
De weduwe was Anna Gesina Wispelweij, de tweede<br />
vrouw van Coenraad Derk. Zij leidde het<br />
bedrijf tot haar overlijden in 1856. Daarna heeft<br />
Jacobus Casparus van den Helm, een zoon uit het<br />
eerste huwelijk van Coenraad Derk met Magdalena<br />
van Rees, het bedrijf enige tijd beheerd. In 1872<br />
verkochten de drie kinderen uit het eerste huwelijk<br />
de panden aan de Diezerstraat en het Gasthuisplein<br />
aan Anthonij Dengerink. Bij de koopsom<br />
van f 12.000 waren voorraden ruwe tabak,<br />
MM<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Receptuur<br />
Johannes van den Helm heeft in november1872<br />
zijn inkoopkennis en receptuur van snuif via een<br />
receptenbrief overgedragen aan Anthonij Dengerink.<br />
Volgens de aantekeningen van de heer<br />
Roelfsema is dit document van een ontwapenende<br />
eenvoud.<br />
Voorbeelden hiervan zijn:<br />
• Oud Snuif 20 et verkoop: fabriek stelen<br />
• Roode Snuif 50 et verkoop: gekleurde stelen,<br />
fijn gezeefd, goed vochtig en reuk olie naar<br />
verkiezing (Nagelolie en Bergamot)<br />
• Zwarte reuk Snuif 80 et verkoop: Brokling en<br />
fabriek stelen, fijn ziften, alleen Bergamotolie<br />
Memorandum<br />
• De snuif moet gezeefd worden naar verkiezing<br />
(grof of fijn)<br />
• De reuk olie bij droppels door de aangemaakte<br />
snuif doen, en laten doortrekken I niet door<br />
de pekel doen, dan blijft er te veel aan de rand<br />
van depot waar de pekel in is, hangen. Zoo<br />
kan men alle soort van reuksnuif maken.<br />
(Archief Van den Helm, HCO)<br />
apparatuur en inventaris niet inbegrepen, deze<br />
worden althans niet in de akte van verkoop<br />
genoemd. Ook het kruideniersbedrijf is onvermeld.<br />
Blijkbaar hield men zich vóór 1872 uitsluitend<br />
bezig met de tabaksproductie, met de verkoop<br />
daarvan en met sigarenhandel. De nieuwe<br />
eigenaar Dengerink beschikte kennelijk in ruime<br />
mate over middelen, want in korte tijd waren alle<br />
kosten van koop en overname betaald.<br />
De firma Van den Helm was in die tijd lang<br />
niet de enige tabakskerverij in Zwolle. Rond 1880<br />
waren er dertien tabaksfabrieken in de stad. Landelijk<br />
gezien was het onrustig in deze bedrijftak.<br />
In sigarenfabrieken kwamen stakingen veelvuldig<br />
voor. Dit zal een van de aanleidingen zijn geweest<br />
voor de oprichting van de Vereeniging van<br />
Tabaksfabrikanten in Nederland op 14 februari<br />
1906. De overige tabaksindustrie heeft echter nauwelijks<br />
last gehad van stakingen.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 95<br />
fOA<br />
Gevelbeelden en tabakspotten<br />
Anthonij Dengerink handhaafde aanvankelijk de<br />
naam firma Wed. CD. van den Helm, later gewijzigd<br />
in firma A. Dengerink v/h Wed. CD. van den<br />
Helm. Na zijn dood in 1906 zetten zijn twee zonen<br />
het bedrijf voort. Eigenaar was Hendrik Sybrand<br />
Dengerink. Deze woonde aan het Gasthuisplein<br />
nr. 5. In 1924 verhuisde hij naar Van Nahuysplein<br />
8, in 1937 naar nr. 12. Briefpapier vari 1907 laat de<br />
volgende bedrijfsnaam zien: Stoom-tabaksfabriek<br />
Het Wapen van Amsterdam, opgericht 1805. De<br />
brief is ondertekend met A. Dengerink, voorheen<br />
Wed. CD. van den Helm. Deze naam en het<br />
beeldmerk Het Wapen van Amsterdam werd in<br />
1909 als merk gedeponeerd.<br />
In een van de plakboeken in het HCO zit een<br />
(niet erg scherpe) ansichtkaart van het interieur<br />
van de winkel in de Diezerstraat. Hierop zijn twee<br />
snuiftabakspotten te zien zijn die de heer Roelfsema<br />
enkele jaren geleden heeft overgedragen aan<br />
het Stedelijk Museum Zwolle. Behalve deze<br />
tabakspotten kwamen toen ook de beide beelden<br />
die de ingang van de winkel flankeerden, evenals<br />
een reclameplaat die een doorsnede van de fabriek<br />
laat zien, in bezit van het museum. De gevelbeelden<br />
zijn van beschilderd gietijzer en stellen twee<br />
mannen voor steunend op een karot. Een karot<br />
zijn tabaksbladeren, ontdaan van de hoofdnerf,<br />
om elkaar gewikkeld, gedroogd en vermalen tot<br />
snuif. Op het voetstuk van het ene beeld staat<br />
'sigaren', op dat van het andere 'tabak'.<br />
Volautomatisch<br />
Tot ver in de jaren dertig vervaardigden de meeste<br />
tabaksfabrieken uitsluitend pruim- en pijptabak.<br />
Slechts enkele grote bedrijven fabriceerden daarnaast<br />
ook shagtabak, hoofdzakelijk bestemd voor<br />
de export. In Nederland werd shag vooral verkocht<br />
aan zeelui en verlofgangers en gepensioneerden<br />
uit Nederlands-Indië. De firma Wed.<br />
CD. van den Helm was een van de eerste ondernemingen<br />
die dit betrekkelijk nieuwe artikel met<br />
veel succes op de markt bracht. Een volautomati-<br />
Eén van de twee gevelbeelden<br />
die de winkel<br />
aan de Diezerstraat<br />
flankeerden. Het gevelbeeld<br />
is gemaakt van<br />
beschilderd gietijzer en<br />
stelt een man voor steunend<br />
op een zogeheten<br />
karot. De hoogte van<br />
het beeld is 66 cm. (Collectie<br />
Stedelijk Museum<br />
Zwolle)<br />
Sigarenautomaat trekt aandacht<br />
De winkel van weduwe Van der Helm in de Diezerstraat mag zich verheugen<br />
in ruime belangstelling. Reden is het nieuwtje dat Van der Helm voor haar<br />
zaak heeft geplaatst: een sigarenautomaat. Na inworp va een dubbeltje krijgt<br />
men naar keuze 3,4,5 of 6 sigaren. Een pakje sigaretten kan ook. Sommigen<br />
zien het als een stap in de richtingvan eerbiediging van de zondagsrust. Nu<br />
kunnen de mensen immers op zondag een rokertje kopen zonder dat een<br />
ander er voor hoeft te werken. Critici van de automaat wijzen er echter op dat<br />
de keuze die de machine biedt wel erg beperkt is.<br />
(Zwolsche Courant, 25 oktober 1904, bewerkt)
Door de firma Van den<br />
Helm gebruikte verpakking<br />
(collectie HCO).<br />
Ansichtkaart Thorbeckegracht;<br />
situatie vlak<br />
voor de tabaksfabriek<br />
zich er vestigde (collectie<br />
Stedelijk Museum<br />
Zwolle).<br />
Thorbeckegracht.<br />
96<br />
sche pakmachine, een Quester uit Keulen, werd<br />
daarvoor aangekocht. Het was de laatste gewone<br />
machine die dit Duitse bedrijf nog leverde, daarna<br />
werd volledig omgeschakeld op oorlogstuig.<br />
In 1936 kocht H.S. Dengerink het pand Thorbeckegracht<br />
nr. 8 en verhuisde het bedrijf. Later<br />
wordt ook het aangrenzende pand gekocht. Deze<br />
verhuizing was ongetwijfeld een belangrijke verbetering,<br />
maar een groot bezwaar was dat de<br />
betrekkelijk zware machines op de eerste verdie-<br />
Zicolle,<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
ping moesten worden geplaatst, omdat kantoren,<br />
magazijn en expeditie te veel van de ruimten op de<br />
begane grond in beslag namen.<br />
Een tweede overname<br />
Uit een rapport van de gemeente Zwolle naar de<br />
welvaartsbronnen van de stad blijkt dat er in 1937<br />
nog maar één bedrijf over is van de vele tabaksfabriekjes<br />
die er zestig jaar daarvoor waren. De afzet<br />
is, volgens dit rapport, geheel regionaal georiënteerd,<br />
hetgeen de transportkosten drukt. Voor de<br />
werkgelegenheid was de betekenis gering, er<br />
waren maar elf arbeiders in dienst. In 1876 had de<br />
tabaksindustrie nog 28 werknemers.<br />
Op 1 januari 1938 trad H.S. Dengerink uit de<br />
firma. De handelsnaam werd weer gewijzigd in<br />
Firma Wed. CD. van den Helm. Blijkbaar was de<br />
negentiende-eeuwse naam nog steeds een begrip.<br />
Het bedrijf werd eind 1938 overgenomen door<br />
Johannes Lubbert Roelfsema uit Winschoten, die<br />
in Zwolle aan de Stationsweg 7 ging wonen. Roelfsema<br />
was afkomstig uit de tabaksindustrie. Zijn<br />
familie had in Winschoten ook een fabriek.<br />
Het Zwolse bedrijf had een goede naam. Dit<br />
kwam tot uiting in de koopsom. In totaal moest<br />
Roelfsema f52.000 betalen, waarvan f 10.000 voor<br />
goodwill, f 7.000 voor de machines en f 35.000<br />
voor de voorraad tabak. Het machinepark<br />
bestond uit een grote kerfbank, een kleine kerfbank,<br />
een droogtrommel, een koel- en zeefmachine,<br />
een messenslijpmachine, twee pakmachines,<br />
een banderolleerapparaat en een goederenlift.<br />
De overdracht vond plaats op 1 januari 1939.<br />
De huurprijs voor de panden Thorbeckegracht 7<br />
en 8 bedroeg f 1.500.<br />
Moeilijke oorlogsjaren<br />
Het eerste jaar onder J.L. Roelfsema was succesvol.<br />
Er werd een winst gemaakt van ca. f 7.000. Kort<br />
daarop brak de Tweede Wereldoorlog uit. Zoals<br />
voor vele bedrijven, was dit ook voor de tabaksindustrie<br />
een rampzalige tijd. De bezetter richtte het<br />
Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten op.<br />
Dit bureau saneerde de bedrijfstak, waardoor er in<br />
het hele land nog maar twaalf tabaksbedrijven<br />
over bleven. Hieronder waren de Wed. CD. van<br />
den Helm en de firma Roelfsema in Winschoten.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 97<br />
Bij de volgende sanering vielen de beide bedrijven<br />
echter uit de boot. Om het bedrijf draaiende te<br />
houden en om aan de vraag tegemoet te komen,<br />
werd toestemming gevraagd zogenaamde amateur-tabak<br />
te mogen verwerken. Deze 'amateurtabak'<br />
is tabak die verkregen wordt uit door particulieren<br />
gekweekte tabaksplanten. Deze 'amateurs'<br />
wisten natuurlijk niet hoe zij van de bladeren<br />
goede tabak moesten maken.<br />
De toestemming van het Rijksbureau werd pas<br />
verkregen na herhaalde verzoeken en het toestoppen<br />
van steekpenningen in de vorm van cosmetica.<br />
De firma had te horen gekregen dat men voor<br />
de tabak zelf geen belangstelling had (daar kon<br />
men genoeg van krijgen), en dus werd tabak eerst<br />
geruild tegen cosmetica en dit werd meegenomen<br />
naar het bureau. Voor het verkrijgen van deze toestemming<br />
moest wel een volledige lijst van alle<br />
werknemers worden ingeleverd. Dit kon als<br />
gevolg hebben dat werknemers werden opgeroepen<br />
om in Duitsland te gaan werken. Geen van<br />
hen is echter daar te werk gesteld.<br />
Het einde<br />
Na de Tweede Wereldoorlog werd de firma in<br />
Winschoten opgeheven. Berend Jan Roelfsema, de<br />
zoon van J.L. Roelfsema, werkte aanvankelijk in<br />
Winschoten, maar werdvervolgens mede-eigenaar<br />
van de Vereenigde Tabaksfabrieken Roelfsema<br />
van den Helm in Zwolle. De vennootschap<br />
legde zich toe op de vervaardiging van en handel<br />
in tabaksproducten en aanverwante artikelen, dit<br />
alles in de ruimste zin. Wat onder dit laatste verstaan<br />
werd, blijkt uit een vermelding bij de Kamer<br />
van Koophandel: vanaf 1 april 1953 was de NV Verenigde<br />
Tabaksfabrieken Roelfsema van den Helm<br />
tevens groothandel in rokersartikelen, metaalwaren,<br />
huishoudelijke artikelen, galanteriën, zoetwaren,<br />
luchtbuksen en luchtbukskogels, mondharmonica's.<br />
De groothandel werd gevoerd onder de<br />
naam 'Pyro'.<br />
In 1956 verkocht Roelfsema de Verenigde<br />
Tabaksfabrieken aan collega-tabakshandelaar de<br />
Gebroeders Jakobs uit Meppel. Kort hierop kwam<br />
het in handen van Theodorus Niemeijer uit Groningen.<br />
Toen was het snel afgelopen met de<br />
tabaksindustrie in Zwolle.<br />
Roelfsema ging door met de bovengenoemde<br />
groothandel onder de naam handelsonderneming<br />
Roelfsema - van den Helm, gevestigd aan de<br />
Thorbeckegracht 7. In 1960 waren hier nog negen<br />
personen werkzaam, vier jaar later nog zes.<br />
Het definitieve einde kwam op 1 oktober 1965,<br />
toen de groothandel werd overgenomen door BV<br />
Vipero te Meppel. B.J. Roelfsema aanvaardde een<br />
functie als bedrijfsleider bij de sigarenfabriek Smit<br />
en Ten Hove in Kampen.<br />
Het pand Thorbeckegracht 8 werd al in 1957<br />
verkocht aan Handelsvereniging AJ. ten Doesschate,<br />
die in 1965 ook nummer 7 kocht. Rond<br />
1980 zijn deze panden afgebroken en zijn op deze<br />
plaats nieuwe woningen gebouwd.<br />
Pakmachine aan de<br />
Thorbeckegracht (collectie<br />
HCO).
Annèt Bootsma -<br />
van Hulten<br />
98 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Doijer en Van Deventer, likeurstokerij en<br />
bitterfabriek<br />
De firma Doijer en Van Deventer was jarenlang<br />
een klassiek Zwols familiebedrijf. De<br />
familie Van Deventer bleef met drie generaties<br />
tot 1935 bij het bedrijf betrokken, de familie<br />
Doijer met zes generaties zelfs tot 1989. Hoe de<br />
families Van Deventer en Doijer tot het maken van<br />
alcoholhoudende dranken zijn gekomen, is onbekend.<br />
Wat wel vast staat is de exacte oprichtingsdatum<br />
van het bedrijf en waar het van start ging.<br />
Roode Bessenwijn<br />
'19 Juli 1894. Roode Bessenwijn gemaakt van de<br />
Roode Bessen van Cnopius (208 K°) en van<br />
Wagenberg Festen te Vlijmen (1456 K°). Verhouding<br />
45 K° Bessen & 30 K° Melis op 100 Liter.<br />
Dit jaar besloten de Bessenwijnen te liggen in<br />
het Strooppakhuis, zijnde deze plaats veel warmer<br />
als het Vruchtenpakhuis. De ondervinding<br />
heeft geleerd dat sinds de Bessenwijn gelegen heeft<br />
in het Vruchtenpakhuis, wij ook last hebben<br />
gehad van gistige Bessenwijn, wat wij toeschrijven<br />
aan de vochtigheid van dat lokaal, daarom<br />
dit jaar een proef genomen met het strooppakhuis.<br />
Verder is genomen voor de fabricatie<br />
eenigszins verwarmd water. Het leidingwater<br />
toch is zeer koud & daardoor niet bevorderlijk<br />
voor de gisting. Er is daarom gebruikt 5 liter<br />
kokend water op 40 liter, om de koude weg te<br />
nemen. De te maken fusten zijn op circa 5 liter na<br />
vol gemaakt & iedere avond en morgen na gisting<br />
weer aangevuld met lauw water. Het overloopend<br />
drafis opgevangen voorloopig in een vat<br />
gebracht om later opgestookt te worden'.<br />
(Verslag van de rode bessenwijnproductie uit<br />
1894, archief Doijer en Van Deventer).<br />
'Stookerij van fijne likeuren'<br />
Op 2 mei 1814 werd een likeurstokerij opgericht<br />
door Hendrik Arnoldus van Deventer (1788-1839),<br />
echtgenoot van Sara Catharina Doijer (1788-1871),<br />
met zijn oom Thomas Doijer (1754-1833) als commanditaire<br />
vennoot. Het bedrijf werd gevestigd in<br />
het pand Diezerstraat 58, waar daarvoor bierbrouwerij<br />
'De Witte Leeuw' gevestigd was. Afbeeldingen<br />
van biervaten en een leeuw in de fraaie gevel<br />
herinneren daar heden ten dage nog aan. Dat juist<br />
deze locatie eerst een bierbrouwerij en vervolgens<br />
een likeurstokerij huisvestte, kwam doordat zich<br />
in de tuin een wel bevond, een natuurlijke waterbron,<br />
die zowel voor de brouwerij als de likeurstokerij<br />
een belangrijke grondstof vormde.<br />
Het bedrijf ging van start als een 'Stookerij van<br />
fijne Likeuren, Aromatiek Zwolsch Bitter, Ordinaire<br />
Likeuren' enz. De eerste jaren opereerde de<br />
firma onder de naam H.A. van Deventer en Co. In<br />
1826 werd Van Deventers neef Jan Jacob Doijer<br />
(1801-1875, zoon van Thomas Doijer) mede-firmant;<br />
vanaf dat moment was er ook officieel sprake<br />
van de firma Doijer en Van Deventer.<br />
In het pand aan de Diezerstraat waren aan de<br />
straatkant de winkel en het kantoor gevestigd; aan<br />
de tuinkant, bij de wel, lag de stokerij. De kelder<br />
en zolder dienden voor opslag. De firma maakte<br />
likeuren, bitters, jenever, limonadesiropen en na<br />
enige tijd ook vruchtenwijnen. De opslag van met<br />
name bessenwijn vereiste al spoedig extra pakhuis<br />
en kelderruimte die her en der gehuurd werden.<br />
Oude Vismarkt<br />
Vanwege ruimtegebrek verhuisde het bedrijf in<br />
1866 naar een pand op de Oude Vismarkt, hoek<br />
Wolweverstraat. Dit pand zou goed honderd jaar<br />
de hoofdvestiging van de firma blijven; de gevel<br />
vermeldt nog altijd de naam Doijer en Van<br />
Deventer, Likeurstokerij en de jaartallen 1814 en
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 99<br />
FoL<br />
1866. De voorgevel lag weliswaar aan de Oude Vismarkt,<br />
maar het officiële adres was Wolweverstraat.<br />
In dit pand was daarvoor een jeneverstokerij<br />
gevestigd, genaamd 'De Eendracht'. Tegelijkertijd<br />
werd ook de mouterij waar het graan voor de<br />
jeneverstokerij te kiemen werd gelegd aangekocht,<br />
Wolweverstraat 7. Vanwege die graanopslag huisden<br />
hier veel ratten, maar volgens overlevering<br />
werden die door de toenmalige firmant J.J. Doijer<br />
effectief uitgeroeid. De nieuwe behuizing was weliswaar<br />
ruimer, maar had het bezwaar dat men niet<br />
meer kon beschikken over een eigen waterbron.<br />
Zwolle beschikte pas in 1892 over een eigen waterleiding.<br />
Voor de vervaardiging van de vele producten<br />
was veel water nodig dat moest worden<br />
aangedragen vanaf de stadspomp in de Sassenstraat,<br />
hoek Koestraat.<br />
Het ging het bedrijf voor de wind, in de jaren<br />
tachtig werden nog meer panden in de Wolweverstraat<br />
en aan het aangrenzende Gasthuisplein aan-<br />
gekocht voor de opslag en productie. De dranken<br />
werden onder de eigen naam in het hele land, weliswaar<br />
in die tijd nog met de nadruk op het oosten<br />
en noorden, verkocht. Er werd ook geëxporteerd<br />
naar het buitenland.<br />
Rond 1900 waren firmant de heren Jan Jacob<br />
Doijer Jzn. (1859-1920, kleinzoon van de eerste Jan<br />
Jacob) en Jan Salomon van Deventer (geb. 1858,<br />
kleinzoon van Hendrik Arnoldus). Volgens een<br />
beschrijving uit 1947 van 'baas' M. Hendriks,<br />
meesterknecht van 1895 tot 1935, werkten er in die<br />
tijd twee personen op het kantoor, was er een<br />
parttime boekhouder en waren er twee reizigers.<br />
In de fabriek werkten negen vaste krachten: een<br />
meesterknecht, een machinist, een kuiper, twee<br />
kruikenvullers, twee tappers, een knecht en een<br />
jongmaatje voor boodschappen en dergelijke.<br />
Afhankelijk van het seizoen maakte men veelvuldig<br />
gebruik van tijdelijke krachten en werd er,<br />
indien nodig, gewoon langer gewerkt (zie ook<br />
Intercommunaal<br />
telefoonnummer<br />
Briefhoofd van de firma<br />
Doijer en Van Deventer<br />
uit 1918, met daarop<br />
afgebeeld het hoofdpand<br />
aan de Oude Vismarkt/Wolweverstraat.(Briefhoofdencollectie,<br />
HCO)
Door Teun van der<br />
Veen gemaakte schets<br />
van het hoofdgebouw<br />
van Doijer en Van<br />
Deventer aan de Oude<br />
Vismarkt en de door het<br />
bedrijf gebruikte panden<br />
aan de Wolweverstraatuit<br />
1968, vlak<br />
voor de verhuizing naar<br />
de Marslanden. Op de<br />
schets is de neonreclame<br />
in de vorm van een<br />
schenkende fles en een<br />
glas zichtbaar die in die<br />
tijd aan de gevel van het<br />
hoofdgebouw bevestigd<br />
was. (Particuliere collectie)<br />
100 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
kader). Omstreeks 1875 werd ook de fabricage van<br />
parfumerieën onder het merk Idoze, afgeleid van<br />
J(an) Do(ijer) Z(woll)e, ter hand genomen. In<br />
1903 werd het merk officieel ingeschreven. Oorspronkelijk<br />
legde men zich hoofdzakelijk toe op<br />
Eau de Cologne die in mandflessen en in fusten<br />
aan de groothandel werd geleverd. Later specialiseerde<br />
men zich ook op flaconverpakkingen en<br />
werd de sortering belangrijk uitgebreid. Idoze<br />
bleef in productie tot 1963, toen het merk werd<br />
verkocht aan een collega in Zutphen.<br />
Vooruitgang<br />
Goed twintig jaar na de aanleg van de waterleiding<br />
deed elektriciteit in Zwolle zijn intrede, in 1915.<br />
Daarvoor werd de verlichting geregeld met gaslampen<br />
en als het nodig was werd er bijgelicht met<br />
kaarsen. In de donkere dagen voor de decemberfeestdagen,<br />
wanneer er erg lange werkdagen werden<br />
gemaakt (zie kader) was dit moeizaam werken.<br />
Elektrische verlichting betekende daarom<br />
een enorme vooruitgang. Van elektrische apparatuur<br />
werd verder overigens nog nauwelijks<br />
gebruikt gemaakt, dat begon pas na de Tweede<br />
Wereldoorlog een grote vlucht te nemen. Omdat<br />
gedistilleerd de hoofdmoot van de bedrijvigheid<br />
uitmaakte, vormden de distilleerketels het belangrijkste<br />
bezit van de firma. Tijdens de oorlog wist<br />
men ze met moeite uit handen van de Duitsers te<br />
houden, onder het mom dat ze gebruikt moesten<br />
worden in de Zwolse gaarkeuken. Zover is het niet<br />
gekomen. Er was een prachtige collectie, een grote<br />
stoomketel voor de distilleerketels, suikersmelters,<br />
een advocaatmachine en alles in rood koper<br />
uitgevoerd. De productie kon in de oorlog maar<br />
zeer beperkt doorgaan, vanwege de rantsoenering<br />
van belangrijke grondstoffen als alcohol en suiker.<br />
Ook na de oorlog duurde het geruime tijd voordat<br />
deze artikelen weer normaal te verkrijgen waren.<br />
Naoorlogse expansie<br />
Na de oorlog veranderde de drankenmarkt snel.<br />
De belangrijkste verandering betrof de massale<br />
overstap op glas (in plaats van aardewerk). Doijer<br />
en Van Deventer was een van de eerste distillateurs<br />
die daarop over ging. Het bedrijf introduceerde<br />
in die tijd ook 'Red Berry', een goede en<br />
lekkere vruchtenwijn. Dit product sloeg aan, er
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 101<br />
Uit vroeger tijden; een impressie van de dagelijkse<br />
gang van zaken bij Doijer en Van Deventer<br />
rond 1900.<br />
'Flesschen kregen we per wagon uit Duitschland en<br />
we waren een heelen dag bezig met lossen en opbergen.<br />
Hierbij hielpen de Wijndragers en de welbekende<br />
Gait Mulder (toen nog een jong mensch van<br />
± 18 jaar) met de verhuiswagen om flesschen te<br />
brengen en lege manden terug te nemen.<br />
Glas van kapotte flesschen ging in de glaskelder,<br />
die meteen luik gesloten was en zich ook nog onder<br />
de straat bevond. Ééns in 't jaar moest die leeg. Het<br />
gruisglas ging per schipper naar Loenen a/d Vecht,<br />
vanwaar we ook nieuwe flesschen kregen. Kruiken<br />
kwamen uit Duitschland (Girmscheidt). Stroop<br />
(10 a 20 vaten), suiker (20 zakken a 100 kilo) en<br />
citroenen (80 groote kisten) werden gebracht.<br />
Brandewijn, jenever, cognac, rum, arac, spriritus<br />
96% werden bezorgd door de Wijndragers.<br />
Voor de spiritus waren twee reservoirs, één van<br />
11.000 L inhoud, en één van 13.000 liter. Hieruit<br />
ziet ge dat er veel werk gebeurde buiten het personeel<br />
zelf en kunt ge begrijpen dat er zoo groote<br />
kwantums dagelijks de fabriek konden verlaten.<br />
Iedere dag was de groote wagen vol geladen met<br />
manden, kisten en vaten voor het spoor.<br />
Voorjaars en in 't najaar ging de heer Van<br />
Deventer de groote Twentsche reis maken. Hij was<br />
daar drie weken voor noodig. Daarna ging de heer<br />
Doijer op reis naar Amsterdam en verder geheel N.<br />
Holland, tot Den Helder. Deze reizen gaven veel<br />
commissies en was er volop werk.<br />
De maanden Nov. en Dec. waren drukke<br />
maanden, niet alleen met de verzending, maar dan<br />
kwam er het citroenenpersen ook bij. Twee vrouwen<br />
schilden per dag drie kisten citroenen en twee<br />
mannen waren voor het uitpersen. Twee noodhulpen<br />
vulden het personeel aan om zoo alles op tijd<br />
voor elkaar te krijgen. De feestdagen als St. Nicolaas,<br />
Kerstmis en Nieuwjaar gaven extra werk, en<br />
dan ging het doorgaans tot negen uur 's avonds<br />
door. Tegen dien tijd werden een groot aantal kisten<br />
met likeur in 't voren klaar gemaakt, er stonden<br />
dan welyo stuks om vlotte aflevering te bewerken.<br />
Dan waren er ook vaak orders voor het buitenland.<br />
De commiezen moesten de kisten verzegelen.<br />
Om iets te noemen: 6 kisten met halve flesschen<br />
"Zwolsch Bitter" [maag elixer] naar Egypte, kisten<br />
met likeur naar Batavia, Buitenzorg, Semarang,<br />
Soerabaja. Kisten met Elixer Longue Vita, ook voor<br />
Indië. Kisten met likeur op kruikjes van ïdl. naar<br />
Zweden. Verder ook nog verzending naar Amerika<br />
(Argentinië). Ten tijde van de Transvaalsche Oorlog<br />
naar de Delagoabaai, 48 kisten diverse wijnen, enz.<br />
In het begin van het jaar ging alles gewoon van<br />
7 tot 7. Overwerk werd betaald met 10 cent per uur.<br />
In Juni begon het voorbereidende werk voor de bessencampagne.<br />
Voor de kuiper was er dan veel werk.<br />
De stukvaten AA, BB, enz, 26 in getal, moesten<br />
klaar voor de bessenwijn plus nog een 30tal oxhoofden,<br />
dan 12 stukvaten voor zwarte bessen en 2 voor<br />
boschbessen en 15 halve booten voorframboozen.<br />
Het persen van de roode bessen gebeurde in de<br />
stokerij, maar daar was maar ruimte voor één pers,<br />
waardoor slechts 4 vaten per dag gemaakt konden<br />
worden, en 's middags het werk doorging. De heer<br />
Doijer bleef dan aan de fabriek. Van 's morgens 6<br />
uur tot 's avonds 8 uur was men daarmee bezig.<br />
Later ging dit werk naar de overkant [Wolweversstraat],<br />
waar met 2 persen gewerkt kon worden en<br />
dus per dag meer gemaakt. Daarna kwam de<br />
motor om te draaien, zoodat het toen nog vlugger<br />
ging.<br />
Als de bessen genoeg getrokken waren, kwam<br />
tegen de Zwolsche kermis de verzending. Wij werkten<br />
dan van 's morgens 6 tot 's avonds 9 uur en<br />
zagen anderen kermis vieren, 's Middags in schofttijd<br />
van 5 tot half 6 kwam een kermisman met zijn<br />
orgel een poosje muziek maken. Hij kreeg wat centen<br />
in zijn pet, een bittertje en zijn vrouw een glaasje<br />
limonade. Ze gingen dan weer verder en we gingen<br />
weer aan 't werk met bessen afwegen en in de<br />
vaten brengen voor den volgende dag'.<br />
(Fragment uit een toespraak van de oud-meesterknecht<br />
M. Hendriks - werkzaam bij de firma<br />
van 1895 tot 1935 - ter gelegenheid van de opening<br />
van een nieuwe fabrieksafdeling in juni 1947.<br />
Archief Doijer en Van Deventer).
102 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
werden jaarlijks zo'n honderdduizend flessen van<br />
verkocht. Een ander succesvol product was het<br />
merk '1814', onder welke naam binnenlands gedistilleerd<br />
verkocht werd.<br />
Er kwam ook steeds meer systematiek in de<br />
manier van werken; voorheen verpakte men op<br />
order maar geleidelijk ging men steeds meer vooruit<br />
verpakken en op voorraad in het magazijn zetten.<br />
Marslanden<br />
Het bedrijf expandeerde, maar liep daarbij tegen<br />
een oud probleem aan: ruimtegebrek. In de loop<br />
der jaren had het bedrijf een complex panden aan<br />
de Wolweverstraat en het Gasthuisplein aangekocht,<br />
waar eindeloos in was verbouwd en verplaatst.<br />
De verzameling oude panden vereiste echter<br />
veel onderhoud, was bovendien structureel te<br />
klein en totaal ongeschikt om efficiënt naar de<br />
eisen des tijds te kunnen werken. Bovendien<br />
beschikte men midden in de stad niet over een<br />
open opslagterrein en werd de bereikbaarheid<br />
door het toenemende verkeer ook steeds problematischer.<br />
Er bestonden daarom al lang plannen<br />
om de binnenstad te verlaten en tot algehele<br />
nieuwbouw over te gaan. In 1966 kon eindelijk<br />
met verwezenlijking daarvan begonnen worden,<br />
als eerste fase werd toen een nieuwe vruchtenwijnfabriek<br />
geopend op het nieuwe bedrijventerrein<br />
van de Marslanden. Medio 1968 kon het hele<br />
bedrijf daar een gloednieuwe behuizing betrekken<br />
en werd de periode in de binnenstad afgesloten.<br />
Omstreeks dezelfde tijd werden de Zwolse<br />
drankengroothandel Koekkoek en de Delftse distilleerderij<br />
Hellebrekers overgenomen.<br />
Intercaves<br />
In de jaren zeventig schakelde het bedrijf steeds<br />
meer over op wijn. Begin jaren tachtig besloot<br />
toenmalig directeur H.H. Doijer, geboren in 1926<br />
en laatste telg uit de familie die bij het bedrijf<br />
betrokken was, om samenwerking te zoeken met<br />
een vooraanstaande branchegenoot. Er was geen<br />
opvolging uit de familie en Doijer wilde op deze<br />
manier de voortzetting van het bedrijf zo goed<br />
mogelijk waarborgen. Zo kwam in 1982 de fusie<br />
met distilleerderij M. Dirkzwager, onder meer<br />
producent van Florijn, tot stand. De productie<br />
van het gedistilleerd verhuisde naar Schiedam en<br />
de wijnbelangen werden in Zwolle geconcentreerd.<br />
Doijer en Van Deventer heette voortaan<br />
Intercaves. De heer Doijer combineerde zijn<br />
afscheid van het bedrijf met het 175-jarig bestaan<br />
in 1989. De heer A.J. Brouwer, al mededirecteur<br />
sinds 1968, zette de directie voort met de heer<br />
R.J.A. Würzer.<br />
De heer Brouwer was in 1989 al jaren bij het<br />
bedrijf werkzaam en maakte de periode in de binnenstad<br />
nog uitgebreid mee. Hij was tot 1999 bij<br />
het bedrijf betrokken.<br />
De periode aan de Marsweg behoort inmiddels<br />
ook definitief tot het verleden; Intercaves verhuisde<br />
in juli 2001 naar Nijkerk vanwege een in de<br />
bedrijfsgeschiedenis van Doijer en Van Deventer<br />
- Intercaves bekende reden: ruimtegebrek en<br />
logistieke overwegingen. In tegenstelling tot het<br />
voormalige hoofdpand aan de Oude Vismarkt,<br />
dat er nog steeds staat, zijn de panden aan de<br />
Marsweg gesloopt.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 103<br />
'Richt u in naar uw zin'<br />
de firma FJ. Schoemaker & Zn. (1843-1958)<br />
De Zwolse firma F.J. Schoemaker & Zn.,<br />
opgericht in 1843 en opgeheven in 1958,<br />
dreef jarenlang handel onder het motto:<br />
'Richt u in naar uw zin'. De 'Stoommeubelfabriek<br />
& Behangerij F.J. Schoemaker en Zonen' was<br />
gedurende haar 115-jarig bestaan voor lange tijd<br />
gevestigd aan de Oude Vismarkt 9.<br />
Wat weten we van deze meubelfabrikant en<br />
wat is er bewaard gebleven van de producten die<br />
dit bedrijf leverde, dat ook hofleverancier was van<br />
onze toenmalige koningin Wilhelmina, de koningin-moeder<br />
Emma en de sultan van Koetei.<br />
Economische situatie in Zwolle<br />
Rond 1900 was Zwolle, naast hoofdstad van de<br />
provincie en zetel van het gewestelijk bestuur, een<br />
industriestad in ontwikkeling. Op het gebied van<br />
handel, scheepvaart en het marktwezen beleefde<br />
de stad in korte tijd een snelle groei door de sterk<br />
verbeterde infrastructuur. Zwolle was door de<br />
opening van de Willemsvaart toegankelijker<br />
geworden voor de scheepvaart en de aanleg van<br />
het spoorwegnet zorgde voor een snellere verbinding<br />
over land. Voor de nijverheid van destijds,<br />
die nauw verbonden was met handel, scheepvaart<br />
en het marktwezen betekenden deze structurele<br />
verbeteringen een stimulerende factor. Dit leidde<br />
in 1902 tot de oprichting van 'De Maatschappij<br />
van Nijverheid te Zwolle'. 1 Weliswaar bestond het<br />
Departement Zwolle van Nijverheid al een tiental<br />
jaren, terwijl de Maatschappij van Nijverheid,<br />
voortgekomen uit de opheffing van de gilden, al in<br />
1777 opgericht was. Door behartiging van belangen<br />
fuseerden de twee landelijke verenigingen, de<br />
'Groote' en de 'Kleine' Nijverheid tot de Maatschappij<br />
van Nijverheid. Aanleiding tot deelname<br />
van Zwolle aan de nieuwe vereniging was een door<br />
Kampen georganiseerde wedstrijd voor werklieden<br />
met een daaraan verbonden vaktentoonstel-<br />
ling. Eén van de Zwolse industriëlen die deel uitmaakten<br />
van de jury was Lodevicus M.H. Schoemaker,<br />
zoon van de oprichter van de firma Frederikus<br />
Johannes Schoemaker. 2<br />
Meubelindustrie<br />
In de loop van de negentiende eeuw ontstonden in<br />
Nederland twee soorten meubelindustrie: de luxemeubel-<br />
en de massa-meubelindustrie. De eerste<br />
groep was het oudst en nog rechtstreeks voortgekomen<br />
uit de gilden. Het ging daarbij meestal om<br />
kleine werkplaatsen. Meubelen of complete<br />
inrichtingen die aan de hand van voorbeelden in<br />
modelkamers of -boeken werden besteld, werden<br />
vervaardigd door vakkundige en gespecialiseerde<br />
meubelmakers. Goede kwaliteit kon worden gegarandeerd<br />
door de zorgvuldige afwerking en het<br />
gebruik van dure houtsoorten. De prijs van de<br />
producten lag hoog, wat echter voor de opdrachtgever<br />
geen bezwaar was, omdat hij voor zichzelf<br />
iets exclusiefs wilde. 3<br />
Miriam Schneiders<br />
Het vignet met het motto<br />
'Richt u in naar uw<br />
zin'. (Uit: 'Zwolle als<br />
industriestad', 1914,<br />
HCO)
104<br />
De firma Schoemaker<br />
De meubelfabriek Schoemaker werd in januari<br />
1843 op zeer bescheiden schaal opgericht. Frederikus<br />
Johannes Schoemaker (1821-1880), afkomstig<br />
uit Twello en gehuwd met de Zwolse Catharina<br />
Hermanna van der Kolk (1818-1902), vestigde zich<br />
Het pand van Schoema- in Zwolle als timmerman. Uit dit huwelijk werden<br />
ker op de Oude Vis- vijf kinderen geboren, onder wie twee zonen die<br />
markt omstreeks 1900, hun vader later in het bedrijf zouden opvolgen. Al<br />
voor de verbouwingen spoedig gingen de zaken zo goed dat men op zoek<br />
van 1901 en 1907 (collec- moest naar een grotere ruimte. In 1851 werd in de<br />
tie HCO).<br />
Diezerstraat een pand gekocht, dat zowel aan de<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
zijde van de Diezerstraat als aan de zijde van de<br />
Oude Vismarkt voor meubelinrichting en fabricage<br />
werd ingericht. Stelselmatig vond uitbreiding<br />
plaats, zodat in 1872 nog een tweede magazijn in<br />
de Diezerstraat aangekocht werd, waar de meer<br />
courante meubelen verkocht zouden worden.<br />
De firma Schoemaker nam geregeld deel aan<br />
vaktentoonstellingen en zelfs wereldtentoonstellingen.<br />
Zo behaalde de firma Schoemaker op de<br />
tentoonstelling te Zwolle in 1862 voor zijn inzending<br />
een bronzen medaille. En over de tentoonstelling<br />
van 1879 wordt geschreven dat er een toenemende<br />
aandacht is besteed aan een correcte<br />
navolging van stijlen zoals het genre renaissance,<br />
Louis XIV en Louis XVI. Verschillende malen<br />
wordt in de Officieele Gids vermeld dat meubels<br />
'streng' of 'keurig in stijl' waren uitgevoerd. De<br />
firma F.J. Schoemaker en Zonen uit Zwolle wordt<br />
speciaal genoemd omdat zij exposeerde met<br />
'... meubelen, die ieder afzonderlijk beschouwd,<br />
streng het karakter toonen van het tijdvak, waarnaar<br />
ze zijn vervaardigd. Het schijnt dat genoemde<br />
firma hier een proef wil leveren, een ieder naar<br />
zijn keuze, hetzij uit het tijdvak van Henri II, Louis<br />
XIV, XV, XVI of uit den Griekschen stijl een greep<br />
te doen, waarnaar gemakkelijk een geheele salon,<br />
boudoir of eetzaal is in te richten.' 4 Met deze<br />
beschrijving krijgen we een aardige indruk van<br />
wat de meubelfabrikant leverde. Deze firma<br />
behoorde inderdaad tot de 'luxe'-meubelindustrie<br />
van die tijd.<br />
In 1876, toen de firma F.J. Schoemaker het<br />
grootste meubelbedrijf in Zwolle was, werkten er<br />
zestien volwassen knechts en vier jongens. Schoemaker<br />
had in dat jaar een inkomen tussen ƒ 2.400<br />
en ƒ 3.000. Nadat de beide zonen Lodevikus Maria<br />
Hermanus (1848-1917) en Hermanus Johannes<br />
(1852-1913) in de zaak waren gekomen, werd de<br />
naam van het bedrijf veranderd in: F.J. Schoemaker<br />
en Zonen, Stoommeubelfabriek, Behangerij,<br />
Zwolle. (Onder deze naam werd overigens in 1880<br />
een tweede werkplaats opgericht voor de productie<br />
van biljarttafels, die echter na 1901 door uittreding<br />
van een der firmanten niet meer onder deze<br />
naam werd gevoerd). Ook de zoon van Lodevikus,<br />
Frederikus J.G.M. Schoemaker (geb. 1876), werd<br />
lid van de firma.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 105<br />
Landelijke afzet<br />
De verkochte goederen werden geproduceerd in<br />
de eigen werkplaats. Een advertentie van 1878 vermeldt<br />
dat men meubelen, stoelen, spiegels, lijsten<br />
en complete ameublementen maakte in alle stijlen.<br />
Landelijk stond het bedrijf goed bekend. Van<br />
de productie werd bijna alles landelijk afgezet,<br />
slechts '/8 deel vond in Zwolle aftrek. Onder de<br />
clientèle in Zwolle bevond zich in ieder geval de<br />
gemeente. Op een betalingsbewijs van 24 december<br />
1904 staat een bedrag van ƒ 28,78 voor de levering<br />
van meubelen voor het bureau van de afdeling<br />
Gemeentewerken, getekend door de gemeentearchitect<br />
Lourens Krook. De meubelen werden<br />
hoofdzakelijk met handmatig vervaardigd, maar<br />
de firma liet het grovere werk machinaal verrichten.<br />
Iets waar men trots op was, aangezien de<br />
arbeidsomstandigheden ook in de luxe-meubelfabriekën<br />
over het algemeen slecht waren. Toch<br />
bleef het werk in de ambachtelijke werkplaatsen<br />
zwaar en ook in de gemechaniseerde bedrijven<br />
zorgden stof, lawaai en lijmdampen voor problemen.<br />
Bovendien waren de machines niet altijd<br />
even veilig. De waarborg voor een uitstekende<br />
kwaliteit van de meubelen lag volgens de firma<br />
Schoemaker aan het gebruik van prima grondstoffen<br />
en de grote voorraden droog hout, opgestapeld<br />
in houtstekken aan de Wolweverstraat en het<br />
Eiland.<br />
Vaktentoonstellingen<br />
Op de vele vaktentoonstellingen mocht de firma<br />
zich intussen blijven verheugen in de hoogste<br />
onderscheidingen. Op de tentoonstelling te<br />
Amsterdam in 1877 kreeg Schoemaker een eervolle<br />
vermelding omdat hij ijverig scheen te zoeken 'om<br />
op den goeden weg te geraken: de uitvoering der<br />
ornamentatie is niet slecht, doch alle samenhang<br />
ontbreekt.' 5 Het neigt haast naar een vernietigende<br />
kritiek, omdat het er op lijkt dat Schoemaker de<br />
neostijlen met elkaar vermengde, maar het bleek<br />
toch voldoende te zijn voor een eervolle vermelding.<br />
Twee jaar later in 1879 exposeerde de firma<br />
in Arnhem met een 'cabinet style Henri II, ƒ 650,-,<br />
een ingelegde salonkast, fantasie, ƒ 340,-, een<br />
damessecretaire genre neogrec, ƒ 225,- en ander<br />
meubilair'. Maar dan wordt al weer geschreven<br />
'f -<br />
• * J<br />
K « -X- ZWOLLE * -X- «<br />
STOQM-MEUBEIFABRIEK<br />
GORDIJNEN ï: TAPIJTEN, enz.<br />
_ , , , , Nu. 2H Kunloor -:- -:- -:-<br />
T.IOO» l«—»l. N)|_ 2„ Hu|s ... ... ... ...<br />
OIEZERSTRAAT l(i (Hooldraüuiln)<br />
OUUE VISCIIMARKT 69 -:- -:-<br />
HOFuratncieis<br />
. . . VAK - - -<br />
B. M. dl Koilnjln. - - -<br />
Z. H. ds Sollin 1. Kotld.<br />
Fabriek -:- -:- -:- -:-<br />
OUDE VISCIIMARKT.<br />
Briefhoofd van de firma F.J. Schoemaker uit 1908 met links een afbeelding van<br />
het pand aan de Diezerstraat en rechts het hofleverancierwapen (collectie briefhoofden,<br />
HCO).<br />
dat er een toenemende aandacht is besteed aan<br />
een correcte navolging van stijlen. Blijkbaar heeft<br />
Schoemaker de eerdere kritiek positief opgevat.<br />
Jj
io6 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Het 'hoofdmagazijn' van Schoemaker aan de Diezerstraat 16. (Uit: 'Zwolle als<br />
industriestad', 1914, HCO).<br />
De meubelmakerij, afdeling handwerk, van Schoemaker aan de Oude Vismarkt<br />
9. (Uit: 'Zwolle als industriestad', 1914, HCO).<br />
Predikaat<br />
Volgens een verschenen uitgave van vóór 1914<br />
over de Nederlandse meubelindustrie behoorde<br />
de firma Schoemaker & Zonen tot de zeer weinige<br />
meubelfabrikanten die aan haar producten de<br />
'hoogsten eischen' stelden, iets wat slechts bij 15 %<br />
van de fabrikanten het geval scheen te zijn. In 1905<br />
mocht Schoemaker leveren aan het hof, zodat het<br />
nu gerechtigd was tot het voeren van het koninklijke<br />
wapen van koningin-moeder Emma. In 1906<br />
viel hem nog eens deze eer ten deel voor koningin<br />
Wilhelmina. In datzelfde jaar was de firma Schoemaker<br />
ook nog eens gerechtigd het wapen te voeren<br />
van de Sultan van Koetei. Maar waar ligt Koetei?<br />
Op Borneo? En wat deed de sultan van Koetei<br />
in 1906 met een biljartzaal van Schoemaker als<br />
blijkt dat er na 1901 geen biljarttafels meer geleverd<br />
werden onder naam van Schoemaker?<br />
Oude Vismarkt 9<br />
Ter ere van het 50-jarig bestaan in 1893 werd het<br />
pand Diezerstraat nr. 16 voorzien van een nieuwe<br />
gevel. In 1901 liet men ook de gevel aan de Oude<br />
Vismarkt 'moderniseren', maar deze brandde in<br />
1907 af. De Zwolse architect M. Meijerink kreeg de<br />
opdracht een nieuw pand te ontwerpen. Het<br />
resultaat is het nu nog steeds bestaande gebouw.<br />
Het pand is in Jugendstilarchitectuur opgetrokken<br />
en staat tegenwoordig geregistreerd als<br />
gemeentelijk monument. Volgens de mode van<br />
die tijd is gebruik gemaakt van geglazuurde witte<br />
verblendsteen, afgewisseld met een blauwe steen<br />
in de horizontale gevelbanden. Het gebruik van<br />
gekleurde materialen was kenmerkend voor de<br />
Jugendstil. Opvallende elementen zijn de halfronde<br />
bovenetalages en de gepleisterde nissenreeksen.<br />
De meubelmakerij had oorspronkelijk een winkelruimte<br />
op de begane grond, het magazijn en de<br />
werkplaats bevonden zich op de twee bovenverdiepingen.<br />
De dubbele pakhuisdeur met hijsbalk<br />
in de kap herinnert nog aan deze functie. De ruime<br />
vensters zorgden voor een goede verlichting<br />
van de werkplaatsen.<br />
Overname en opheffing<br />
In het Handelsregister van de Kamer van Koophandel<br />
en Fabrieken wordt de firma voor het eerst
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 107<br />
genoemd in 1918 als het zich als Stoommeubelfabriek<br />
& Behangerij laat inschrijven als vennootschap<br />
onder de naam van de toenmalige eigenaar<br />
Frederikus J.G.M. Schoemaker (kleinzoon van de<br />
oprichter) wonende Emmawijk 19. De zaak werd<br />
gedreven met hulp van geleende gelden, schuldbrieven,<br />
één van ƒ 15.000 zonder onderpand tegen<br />
5 %. De aangever was enig firmant . 6<br />
In 1949 verkocht F.J.G.M. Schoemaker de firma<br />
en verhuisde naar Den Haag. 7 De ooit zo<br />
beroemde firma werd overgenomen door<br />
G.J.Th.J. Leering, afkomstig uit Enschede. Leering<br />
handhaafde de bedrijfsnaam F.J. Schoemaker, nu<br />
met de omschrijving 'Kleinhandel in meubelen en<br />
woningtextielgoederen'. De productie van de<br />
exclusieve meubelen waar Schoemaker nationaal<br />
zoveel furore mee maakte bleek niet langer haalbaar.<br />
De heer Leering stuurde op 30 december<br />
1957 zijn clientèle een brief, waarin hij aankondigde<br />
zijn zaak per 1 januari 1958 verkocht te hebben<br />
aan de NV Batjes, Interieurinrichtingsbedrijven.<br />
Leering vertrok naar Den Haag om firmant te<br />
worden van een Perzische tapijtenhandel. 8 Dit<br />
betekende het definitieve einde van de firma F.J.<br />
Schoemaker & Zonen, 1843-1958.<br />
Het Stedelijk Museum Zwolle heeft enkele meubelen<br />
van de firma Schoemaker in de collectie.<br />
Wellicht heeft uzelf nog een origineel exemplaar<br />
van Schoemaker in uw bezit. Schoemaker signeerde<br />
haar meubelen (voor het eerst in 1929?) met het<br />
brandmerk: F.J. Schoemaker<br />
Hofleveranciers<br />
Zwolle<br />
De gunst dit predikaat te mogen gebruiken is<br />
zeker benut.<br />
Noten<br />
1 Zwolle als industriestad in 1914, Uitgegeven ter gelegenheid<br />
van de Algemeene Vergadering van de<br />
Maatschappij van Nijverheid te Zwolle, op 25,26 en<br />
27 juni 1914, p.III-IV.<br />
2 Idem, p.V.<br />
3 E. Bergvelt et all, Industrie & Vormgeving in Nederland<br />
1850-1950, Amsterdam 1985,<br />
4 J.M.W. van Voorst tot Voorst, Tussen Biedermeier<br />
en Berlage. Meubel en Interieur in Nederland 1835-<br />
1895, Amsterdam 1992, p226 en 234.<br />
Idem, p.283.<br />
HCO Zwolle, Handelsregister van de Kamer van<br />
Koophandel en Fabrieken te Zwolle, Jaarletter A,<br />
no.6, dossiernr. 6.<br />
Idem, Jaarletter AL, no.2226, dossiernr. 6.<br />
HCO Zwolle, Briefhoofdencollectie.<br />
Het in 1907 voor de firma Schoemaker gebouwde Jugendstilpand Vismarkt 9. De<br />
foto dateert uit 1972, het pand was toen nog in gebruik door Batjes. (collectie<br />
HCO) •••^^^^^«B
Annèt Bootsma -<br />
van Hulten<br />
io8 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Tingieterij Kamphof (1864-1938)<br />
Van 1864 tot 1938 was in Zwolle de tingieterij<br />
Kamphof gevestigd. Het grootste deel van<br />
deze periode, van 1875 tot 1938, was dit<br />
bedrijfin het geboortehuis van Potgieter, Luttekestraat<br />
14, gehuisvest. In het algemeen was de twee-<br />
de helft van de negentiende eeuw een slechte tijd<br />
voor de tinnegieterij; het ambacht bevond zich in<br />
een crisis waar slechts weinig gieterijen aan wisten<br />
te ontkomen. Kamphof was zo'n gieterij. Het was<br />
een gerenommeerd en landelijk bekend bedrijf.<br />
Afnemende vraag<br />
Eeuwenlang hadden tinnen voorwerpen een substantieel<br />
deel uitgemaakt van het huisraad maar in<br />
de loop van de negentiende eeuw nam de vraag<br />
naar tinnen gebruiksvoorwerpen sterk af. De productie<br />
beperkte zich toen voornamelijk tot het<br />
gieten van lepels, bordjes, bedkruiken, thee- en<br />
koffiepotten en vloeistofmaten. Er bestond nog<br />
wel wat behoefte aan siertin, in het laatste kwart<br />
van de eeuw beleefde de vraag daarnaar zelfs weer<br />
een lichte opleving, maar daaraan kon echter<br />
gemakkelijk door een klein aantal gieters voldaan<br />
worden. Deze ontwikkelingen werden in 1953 zeer<br />
beeldend door J.A. Kamphof zelf beschreven:<br />
'Men wilde geen tin meer. Steeds meer ging men<br />
over tot het gebruik van aardewerk en porcelein,<br />
dat wel brak maar geen onderhoud vroeg. De<br />
geheele inventaris van de eens zoo schitterende<br />
"tinkast" werd soms ineens opgeruimd. Prachtige<br />
verzamelingen met gegraveerde familie-wapens,<br />
collecties die nu in ieder museum een eereplaats<br />
zouden vinden, werden bij zakken vol verkocht en<br />
gesmolten voor het maken van soldeer en door de<br />
enkele gieters vergoten tot boerenlepels, ruwe<br />
theepotten, bedkruiken etc. Maakten de gieters<br />
voorheen kandelaars, tafelcomforen, sauskommen,<br />
schalen, kannen en borden, thans maakten<br />
deze in overeenstemming met de smadelijke<br />
ondergang van het vak meest nog een onmisbaar<br />
gebruiksartikel dat men, als niet brekend, toch<br />
nog van tin prefereerde.'<br />
De tinnegieterij Kamphofaan de Luttekestraat 14 omstreeks 1895. Voor de<br />
ramen staan de tinnen voorwerpen geëtaleerd. (Foto Deutmann, collectie Stede- Vele nog bestaande bedrijven werden in die<br />
lijk Museum Zwolle).<br />
jaren dan ook opgeheven. Hun voornaamste
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 109<br />
gereedschap, de bronzen gietvormen die de kern<br />
van het bedrijf uitmaakten, verdwenen of in de<br />
smeltkroes of werden door de overblijvende<br />
bedrijven opgekocht. In Zwolle nam zo tingieter<br />
Arend ten Klooster (geb. 1783) de gietvorm collecties<br />
van twee Zwolse gieters en één Kampenaar<br />
over. Ten Klooster overleed in 1860. Zijn weduwe<br />
verkocht de gieterij per 1 januari 1864 aan de toen<br />
31-jarige tingieter en geboren Zwollenaar Hendrik<br />
Kamphof.<br />
Hendrik Kamphof<br />
Ten Klooster had zijn bedrijf uitgeoefend aan de<br />
Melkmarkt. Van Kamphof is bekend dat hij aan de<br />
Nieuwstraat woonde, het valt aan te nemen dat hij<br />
daar ook zijn werkplaats had. Hij zette de gieterij<br />
in ieder geval onder zijn eigen naam voort. In 1875<br />
kocht hij Luttekestraat 14. Hierin werd aan de<br />
voorkant een winkel gevestigd, aan de achterkant<br />
aan de Ossenmarkt was de werkplaats en boven<br />
woonde de tingieter met zijn gezin.<br />
Aanvankelijk vervaardigde Kamphof de boven<br />
beschreven gewone gebruiksvoorwerpen, zoals<br />
lepels en vloeistofmaten, voor de stad en naaste<br />
omgeving. De eerste grote uitbreiding van de zaak<br />
vond plaats met de overname van een gieterij uit<br />
Deventer met een collectie van onder meer originele<br />
zeventiende-eeuwse gietvormen. Daarna<br />
begon Kamphof meer gieterijen over te nemen:<br />
een bedrijfin Leeuwarden, in Alkmaar, Hoorn en<br />
drie in Amsterdam. Sommige van deze gieters verkochten<br />
hun bedrijf onder voorwaarde dat in hun<br />
oorspronkelijke vormen gegoten artikelen nog<br />
voorzien moesten worden van hun eigen meestermerk.<br />
Zo verscheen hier en daar 'oud tin' met de<br />
merken van vroegere gieters maar uit Kamphof s<br />
bedrijf afkomstig.<br />
In 1902 wist Kamphof bij een publieke veiling het<br />
belendende perceel, Luttekestraat 16 - een pas<br />
gebouwd fraai Jugendstil-neorenaissance pand -<br />
te verwerven voor f 9.650. Vanaf dat moment<br />
werd in de beide panden een winkel gevestigd niet<br />
alleen voor tin, maar ook voor galanterieën,<br />
goud-, zilver-, nikkelwerken, etc. Toen Kamphof<br />
overging tot deze uitbreiding van de winkel was<br />
hij al 69 jaar. Waarschijnlijk deed hij dit ten<br />
behoeve van drie ongetrouwde dochters, die met<br />
z'n drieën de winkel runden en vanaf 1913 ook officieel<br />
firmant werden in hun eigen firma H. Kamphof,<br />
handel in huishoudelijke en luxe artikelen,<br />
galanterieën etc. Hendrik Kamphof had in totaal<br />
zes kinderen, vier dochters en twee zonen. Zijn<br />
oudste zoon, Jacobus Arnoldus (geb. 1871), trad in<br />
de voetsporen van zijn vader en werd ook tinnegieter.<br />
Dit tinnen inktstel werd<br />
omstreeks 1925 door de<br />
firma Kamphof vervaardigd.<br />
Het bevindt<br />
zich tegenwoordig in de<br />
collectie van het Stedelijk<br />
Museum Zwolle.<br />
(Collectie Stedelijk<br />
Museum Zwolle).
Door de firma Kamphof<br />
in de loop der jaren<br />
gebruikte merken. (Uit:<br />
Dubbe, 'Tin en tinnegieters<br />
in Nederland').<br />
110 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Jacobus Arnoldus Kamphof<br />
Toen J.A. Kamphof het bedrijf van zijn vader<br />
overnam, gaf hij al vrij spoedig de productie van<br />
gewone artikelen op. Hij nam nog enkele gieterijen<br />
over, uit Delft en Breda, en diepte toen uit de<br />
inmiddels aanwezige kapitale collectie alles op wat<br />
uit een historisch of artistiek oogpunt waardering<br />
verdiende. Hij voerde ook veel nieuwe ontwerpen<br />
uit en speelde daarmee in op de aan het eind van<br />
de negentiende eeuw ontstane opleving in de<br />
belangstelling voor siertin. Men begon, zoals<br />
Kamphof in het boven al eerder geciteerde artikel<br />
beschrijft, die oude schotels en kannen 'toch wel<br />
aardig' te vinden. Vooral in een oud interieur, op<br />
een oude kast 'deed' tin het. J.A. Kamphof: 'Zooals<br />
reeds is gezegd is het reveil van het oude vak voor<br />
de nog bestaande gieters een aangename tijd<br />
geweest: te beleven, dat na zooveel onrecht en<br />
minachting het tin weer recht gedaan en in eere<br />
hersteld werd; te zien dat voor een goed stuk weer<br />
een goede plaats was; te weten dat het vak weer een<br />
naam had onder de kunstambachten. Die eeuwige<br />
boerenlepels in een hoek te kunnen gooien en in<br />
die oude vormen te gaan zoeken naar mooie dingen;<br />
die weer te kunnen maken en daarvoor koopers<br />
en waardeering te vinden; zelfs voortwerkende<br />
in de oude stijl; met nieuwe stukken de oude collecties<br />
te kunnen uitbreiden, dat alles was als de<br />
herstelling na een zware ziekte: een tijd om nooit<br />
te vergeten.'<br />
Direct achter het pand aan de Luttekestraat,<br />
aan de Ossenmarkt, werd een nieuwe ruime gieterij<br />
ingericht. Men had een uitgebreide clientèle<br />
onder de detailhandel en er werd geëxporteerd<br />
naar Engeland, Amerika en Nederlands-Indië.<br />
Dit alles duurde tot 1937. J.A was inmiddels<br />
66 jaar. Zijn huwelijk met Gesiena W. de Vries<br />
(geb. 1882) was kinderloos gebleven. Bij gebrek<br />
aan een opvolger, uit de familie of daarbuiten,<br />
werd het bedrijf per 1 januari 1938 opgeheven.<br />
Hendrik Kamphof was in 1923 op negentigjarige<br />
leeftijd overleden; net als zijn vader bereikte ook<br />
Jacobus Arnoldus een achtenswaardige leeftijd, hij<br />
overleed in 1961. De gezusters Kamphof hadden<br />
hun zaak in galanterieën etc. per 1 januari 1930<br />
overgedaan aan hun neefje Hendrik van den<br />
Oever, zoon van hun enige getrouwde zuster.<br />
Deze H. van den Oever (geb. 1908) bleef in Luttekestraat<br />
14 onder de naam van zijn grootvader de<br />
winkel voortzetten tot 1972, zodat de naam Kamphof,<br />
zij het niet al die tijd als tinnegieterij, bijna<br />
een eeuw met dit pand verbonden bleef.<br />
Nederlands Openlucht Museum<br />
Enkele stukken gemaakt door de firma Kamphof<br />
bevinden zich tegenwoordig in het Stedelijk<br />
Museum Zwolle. De meeste gietvormen van bijzondere<br />
waarde en oude meestermerken die vader<br />
en zoon Kamphof in de loop der jaren hadden<br />
verzameld zijn echter terechtgekomen in het<br />
Nederlands Openlucht Museum te Arnhem en<br />
vallen daar nu nog te bewonderen. De daar aanwezige<br />
tinverzameling is voor het merendeel uit<br />
het bezit van de firma Kamphof afkomstig.<br />
Literatuur<br />
J.A. Kamphof, 'Oud tin', in: Verslagen en Mededelingen<br />
<strong>Overijssel</strong>s Regten Geschiedenis (1953), p 99 -108.<br />
B. Dubbe, Tin en Tinnegieters in Nederland, 2e druk<br />
(1978).
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 111<br />
Biljartfabriek Princesse J.A. Hoffscholze<br />
Bij café Stroomberg staat er één, een biljart<br />
van de Zwolse biljartfabriek Princesse voorheen<br />
J.A. Hoffscholze. Het is een hele goede<br />
en staat op een speciaal metalen onderstel. Onder<br />
het met de hand geweven laken zit een stuk leisteen<br />
van wel 5 cm dik. Die plaat is helemaal vlak<br />
geschuurd, allemaal handwerk. De stootkussens<br />
worden ook handmatig aangebracht. De hoogte is<br />
millimeterwerk: één millimeter te laag en de ballen<br />
zouden onder de middellijn worden aangetikt<br />
en dus uit het biljart vliegen. Tjebbe de Vries is<br />
eigenaar van de biljartfabriek aan de Grote Voort<br />
nr. 7 en kan smakelijk over zijn ambacht vertellen.<br />
Voor hem hoeven moderne fratsen niet. De klantenkring<br />
houdt hij precies bij in een met de hand<br />
vol geschreven kaartenbak. Belt een klant met een<br />
klacht, dan ziet Tjebbe na enig bladeren direct wie<br />
de klant is, waar hij woont, wanneer het biljart is<br />
geplaatst en wat er nu wel eens aan kon mankeren.<br />
'Oh, ik sta in de computer, hoor ik', zegt de klant<br />
dan vaak. 'Ja hoor, u staat in de computer', zegt<br />
Tjebbe dan maar voor het gemak.<br />
De eerste Hoffschulte<br />
In 1840 kwam de 28-jarige Johannes Ignatius<br />
Hoffschulte naar Zwolle om zijn geluk te beproeven.<br />
De katholieke schrijnwerker was geboren in<br />
Neuenhaus bij Lingen. De zich ontwikkelende<br />
provinciehoofdstad Zwolle trok in die tijd meer<br />
nieuwelingen aan. Enige jaren voor Hoffschulte,<br />
in 1836, kwam de jonge Jan Marten Willem Waanders<br />
vanuit Haaksbergen naar Zwolle en nam er<br />
een drukkerijtje over. Katholieken kregen ook<br />
steeds meer kansen; bovendien was in die tijd<br />
reeds een kwart van de 20.000 Zwollenaren van<br />
het katholieke geloof. In diezelfde jaren vestigde<br />
zich ook weer Bernardus Trooster in Zwolle. Hij<br />
was er wel geboren, maar was naar het westen<br />
getrokken. Terug in Zwolle zou deze katholieke<br />
aannemer veel succes krijgen. De drie heren zullen<br />
elkaar ongetwijfeld gekend hebben. Johannes<br />
Hoffschulte was geboren in 1812, evenals Jan<br />
Waanders en Bernardus Trooster was van 1814.<br />
Johannes Ignatius Hoffschulte begon in 1843<br />
een meubelfabriekje aan de Nieuwstraat. Het jaar<br />
erop trouwde hij met de Zwolse Jurriana de Jong.<br />
Hoffschulte was de Duitse familienaam en de<br />
Duitse uitspraak ervan bleef een beetje in de familie<br />
rondzingen. In Zwolle werd dat waarschijnlijk<br />
verstaan als 'Hoffscholze' en onder die naam vonden<br />
ook de bedrijfsactiviteiten plaats. Zo dreef de<br />
zoon van Johannes Ignatius, schrijnwerkersbaas<br />
Joannes Alexander, in 1891 op Diezerstraat 62 het<br />
'Magazijn van Spiegels en Lijsten - Fabriek van<br />
meubelen stoelen enz. J.A. Hoffscholze'. De meubelfabriek<br />
- het zal meer een meubelmakerij zijn<br />
geweest waar een baas en een paar knechten kasten,<br />
tafels en stoelen maakten - was in 1865 verhuisd<br />
naar dit pand naast de latere bioscoop De<br />
Kroon.<br />
Joannes Alexander heeft waarschijnlijk gezorgd<br />
voor enige ontwikkeling in het bedrijf. Hij<br />
was geboren in 1849 en trouwde in 1878 met Kornelia<br />
Prins. Drie jaar ervoor was Hoffschulte in<br />
het pand Nieuwstraat 100 begonnen met het fabriceren<br />
van biljarten. 1875 is dus het echte beginpunt<br />
van biljartfabriek Princesse. Het biljartspel was in<br />
die jaren in opkomst, vooral omdat men na 1860<br />
overstapte op het carambole-spel: drie ballen<br />
waarvan één de andere twee moest raken. De biljartfabriek<br />
zal toen nog niet 'Princesse' hebben<br />
geheten. Mogelijk is de naam in 1909 gegeven bij<br />
de geboorte van prinses Juliana, met een knipoog<br />
naar een van de grootste concurrenten, biljartfabriek<br />
Wilhelmina uit Amsterdam. In 1918 werden<br />
de speeltafels uitsluitend gefabriceerd aan de<br />
Nieuwstraat en de meubels gemaakt en verhandeld<br />
in de Diezerstraat. Om de meubelfabricage<br />
Wim Huijsmans en<br />
Menno van der Laan
Kwitantie, 1891. Het<br />
bedrijf van Hoffschulte<br />
onder de naam J.A.<br />
Hoffscholze was toen<br />
nog gevestigd in de Diezerstraat<br />
E35, nu Diezerstraat<br />
62. Later verhuisde<br />
B.J. Hoffschulte<br />
(1882-1980) naar Diezerstraat<br />
61. Dit pand<br />
kwam aan de achterzijde<br />
uit in de Nieuwstraat<br />
(100) waar de meubels<br />
en biljarts gemaakt werden<br />
(collectie briefhoofden<br />
HCO).<br />
112<br />
C-=i<br />
meer ruimte te geven, was al het aan Nieuwstraat<br />
100 grenzende huis in de Diezerstraat (nummer<br />
61) er bij gekocht.<br />
De eerste nozem<br />
Nummer 61 werd in die jaren bewoond door Bernardus<br />
Julianus Hoffschulte. Hij was als zoon van<br />
Joannes Hoffschulte in 1882 geboren. De vader<br />
overleed al op jonge leeftijd in 1896 toen de zoon<br />
nog maar veertien jaar oud was. Bernard groeide<br />
daarom wat zonder strakke leiding op en stond<br />
binnen de familie later ook wel bekend als de 'eerste<br />
nozem van Zwolle'. Toch was hij het die de<br />
onderneming groot maakte en in 1965 zelfs nog de<br />
eerste steen legde voor het nieuwe complex aan de<br />
Grote Voort.<br />
Bernard trouwde in 1909 in Utrecht met<br />
Christina Klijn. De zaken "gingen dusdanig voorspoedig<br />
dat hij het zich in 1930 kon veroorloven<br />
naar Ter Pelkwijkpark 17 te verhuizen. Of de<br />
revenuen nu voornamelijk kwamen uit de fabricage<br />
van biljarten of van de handel in en de vervaardiging<br />
van allerlei meubels is niet te zeggen. Eind<br />
jaren dertig was het niet florissant, althans volgens<br />
Fabriek van<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
prof. Van Vuuren die Zwolle op economisch terrein<br />
de temperatuur mat. Biljartmakers hadden<br />
veel te lijden van 'werklooze billardmakers die<br />
reparaties ten plattelande verrichtten'.<br />
Aan het eind van de oorlog, in 1944, kwam<br />
Bernards zoon Bé als vennoot in de onderneming.<br />
Hij was de helft van een tweeling en geboren in<br />
1915. Bernardus (Bé) Julianus Antonius bleek erg<br />
geschikt voor het bedrijfsleven. Hij was op aandringen<br />
van zijn vader eerst 'in betrekking' gegaan<br />
op de meubelafdeling van de V&D-vestiging in<br />
Eindhoven en Rotterdam. In de laatste stad leerde<br />
Bé zijn toekomstige vrouw, Agnes Steekelenburg,<br />
kennen. Ze trouwden in 1944 en kregen vijf dochters<br />
en twee zonen. De andere helft van de tweeling,<br />
Jacobus (Jacques) Alexander Gerardus, studeerde<br />
na de oorlog tandheelkunde, werkte nog<br />
korte tijd in het bedrijf en ging daarna zijn eigen<br />
weg.<br />
Het ging goed na de oorlog met de firma Hoffscholze.<br />
Er was veel vernietigd geraakt in de oorlogsjaren<br />
en dat moest weer worden geleverd.<br />
Allereerst zullen meubels aan de beurt zijn<br />
geweest, maar toen het leven in Nederland weer
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 113<br />
wat normaler werd moest ook het biljart vernieuwd.<br />
Vader en zoon plukten er de vruchten<br />
van. In 1953 leidden zij de verhuizing van de<br />
Nieuwstraat naar voormalige bedrijfsruimten van<br />
grootgrutter Schuitema aan Achter de Broeren 20-<br />
28, ongeveer op de plek waar nu de fietsenstalling<br />
op het Meerminneplein is. Hier hadden de zes<br />
werknemers meer armslag. Tegelijkertijd werd de<br />
firma omgezet in een naamloze vennootschap<br />
onder naam 'Billardfabriek Princesse J.A. Hoffscholze'.<br />
De directie werd gevoerd door Bernard<br />
(al weer 71 jaar), zoon Bé en schoonzoon Johannes<br />
Schuttelaar. De omzet van het bedrijf droeg een<br />
kleine twee ton; winst werd er ook gemaakt:<br />
32.400 gulden. Bernard kon tevreden zijn en een<br />
stap terug doen. Hij verhuisde in 1955 naar Den<br />
Haag, maar bleef tot ver daarna zich met het<br />
bedrijf bezighouden. Zo legde hij nog tien jaar<br />
later als mede-directeur de eerste steen voor het<br />
nieuwe pand aan de Grote Voort. Hij overleed in<br />
1980 op bijna honderdjarige leeftijd.<br />
Meneer Hoffschulte<br />
Bé nam langzamerhand het stokje over. Hij had<br />
een bepaalde uitstraling die het vanzelfsprekend<br />
deed zijn dat hij met 'meneer Hoffschulte' werd<br />
aangesproken. Hij was een ijverig mens, die zijn<br />
energie niet alleen in de biljartfabriek kwijt kon.<br />
Hij zorgde ervoor dat de meubelfabriek en de<br />
meubelgroothandel nieuw leven werd ingeblazen.<br />
De zes verdiepingen aan Achter de Broeren stonden<br />
dan ook vol met zo'n tienduizend stoelen. De<br />
fauteuils in de Buitensociëteit kwamen bijvoorbeeld<br />
bij Hoffscholze vandaan.<br />
Bé Hoffschulte zat ook vanaf 1952 voor de KVP<br />
in de gemeenteraad en was er geducht om zijn kritische<br />
kanttekeningen. De interesse van de katholieke<br />
fractievoorzitter ging vooral uit naar openbare<br />
werken en woningbouw. In 1955 kon hij het<br />
niet laten tijdens een interview de journalist van<br />
de Zwolse Courant mee te nemen naar het platte<br />
dak van Achter de Broeren. Daar liet hij zien hoe<br />
erg de buurt aan het vervallen was en welke verbeteringen<br />
volgens hem aan te brengen waren. Pas in<br />
1970 nam hij afscheid van de raad. De kersverse<br />
burgemeester Drijber memoreerde zijn 'niet altijd<br />
onbeperkt vertrouwen in het overheidsbedrijf,<br />
maar gelukkig ook zijn 'gevoel voor humor'. Om<br />
Hoffschulte te karakteriseren citeerde hij Boutens<br />
met de woorden: 'Vergeet, vergeef wat ooit mijn<br />
lippen morden, maar stel op den reddeloozen<br />
boedel orde.'<br />
Hoffscholze groeide in de binnenstad uit zijn<br />
jasje. De onderneming had in 1963 een omzet van<br />
bijna 1 miljoen gulden die met twaalf personeelsleden<br />
werden verdiend. Hoffschulte zelf woonde<br />
nog in de binnenstad, aan het Van Nahuysplein,<br />
een van de bolwerken rond de stad. Het plan van<br />
Van Embden om die bolwerken te slechten en er<br />
een brede weg aan te leggen, ging niet door. Dat<br />
was te danken aan een eenzame interventie van Bé<br />
Hoffschulte in de gemeenteraad. Toen burgemeester<br />
J.A.F. Roeien op 27 juni 1966 in een raadsvergadering<br />
in Odeon het voorstel daartoe unaniem<br />
wilde afhameren, zei Hoffschulte: 'Meneer<br />
de voorzitter, ik wil geacht worden te hebben<br />
tegengestemd.' Een tegenstem was van belang om<br />
het besluit later door Gedeputeerde Staten te kunnen<br />
laten vernietigen. Hetgeen later geschiedde.<br />
Wel ging de sanering van het stuk binnenstad<br />
rond Bitterstraat en Achter de Broeren door, want<br />
ook Zwolle groeide uit zijn jasje. Hoffscholze<br />
moest verhuizen. In 1965 werd de eerste steen<br />
gelegd van de nieuwe biljartfabriek op het nieuwe<br />
bedrijventerrein Voorst. Bernard Hoffschulte Sr.<br />
VJ.<br />
Broerenkerkplein met<br />
speeltuin, ca. 1960. De<br />
biljartfabriek Princesse<br />
was gevestigd Achter de<br />
Broeren 20-28 en is links<br />
op de foto te zien. Boven<br />
de fabriek steekt de<br />
toren van de R.K.<br />
Michaëlskerk uit, die in<br />
1965 werd afgebroken.<br />
Rechts een doorkijkje in<br />
de Waterstraat tot aan<br />
de Vispoortenplas (foto<br />
DolfHenneke, collectie<br />
HCO).
Drie generaties Hoffschulte<br />
metselen een<br />
gedenksteen in het nieuwe<br />
pand aan de Grote<br />
Voort7, mei 1965 (collectie<br />
Hoffschulte).<br />
Het bedrijfspand van<br />
Hoffscholze in volle glorie<br />
aan de Grote Voort,<br />
ca. ïgyo (collectie Tjebbe<br />
de Vries).<br />
114<br />
was ervoor uit Den Haag overgekomen. Het meest<br />
in het oog springende onderdeel van het bedrijf<br />
was het drie verdiepingen hoge verkoopgedeelte<br />
met showrooms voor meubels.<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Vertrekkende bedrijven uit de binnenstad<br />
waren in die jaren zestig aan de orde van de dag.<br />
Zo vertrok de achterkleinzoon van de Jan Waanders<br />
die de eerste Hoffschulte goed moet hebben<br />
gekend in die tijd eveneens uit de binnenstad.<br />
Wim Waanders liet een nieuwe drukkerij bouwen<br />
op de Marslanden en verhuisde in 1967 vanuit de<br />
Nieuwstraat, niet ver van Achter de Broeren, naar<br />
de Ampèrestraat.<br />
In 1981 ging Bé Hoffschulte met pensioen, hij<br />
vond dat hij genoeg had gewerkt. Zijn beide zonen<br />
stonden aanvankelijk niet te springen om het roer<br />
over te nemen, maar hebben het later toch een<br />
aantal jaren gedaan. Eerst Ben, en nadat de meubelfabriek<br />
was verkocht heeft Paul nog enige jaren<br />
de biljartfabriek geleid. De laatste wilde er in 1992<br />
mee ophouden en men begon rond te kijken naar<br />
iemand die het bedrijf wilde kopen. En zo kwam<br />
men uit bij Tjebbe de Vries, die als biljartmaker<br />
reeds eerder bij Hoffscholze had gewerkt. In 1992<br />
werd hij eigenaar. Hij bracht het aantal personeelsleden<br />
terug tot drie, waarvan één directeur,<br />
hijzelf. 'Hoffscholze' maakt na 127 jaar nog steeds<br />
op ambachtelijke wijze biljarts en zonder hulp van<br />
de computer.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 115<br />
Geweermakers aan de Luttekestraat,<br />
de firma HJ. Bremer<br />
In de gevel van Luttekestraat 46 staat nog altijd<br />
het opschrift 'Wapenfabriek' te lezen. Deze<br />
betiteling is weliswaar niet meer van toepassing<br />
op de huidige situatie, maar geeft wel, zij het<br />
met een wat weidse benaming, de activiteiten in de<br />
beginperiode van de firma Bremer weer. De eerste<br />
Bremers waren geweermakers en hielden zich<br />
daarnaast voornamelijk bezig met de handel in<br />
schiet- en jachtbenodigdheden.<br />
Heinrich Joseph Bremer<br />
In 1865 streek de geweermaker Heinrich Joseph<br />
Bremer (1837-1908) neer in Zwolle. Bremer was<br />
afkomstig uit Bensberg bij Keulen. Aanvankelijk<br />
verbleef hij in een koffiehuis in de Diezerstraat; in<br />
een 'Berigt aan Heeren Jagers' in de Zwolsche<br />
Courant van 30 augustus 1865 beval hij zich van<br />
daaruit minzaam aan tot 'het leveren, repareren<br />
en al wat verder tot het Geweermaken behoort, bij<br />
de Heeren Jagtliefhebbers'. Vervolgens vestigde<br />
Bremer zich in Zwolle en begon hij onder zijn<br />
eigen naam een geweermakerij aan de Nieuwe<br />
Markt. Blijkbaar bestond er in Zwolle een goede<br />
markt voor zijn producten, want in 1878 verhuisde<br />
hij naar een groter pand in de Luttekestraat; de<br />
locatie waar de firma anno <strong>2002</strong> nog steeds is<br />
gehuisvest. Bremer trad in het huwelijk met de<br />
Zwolse Hermanna Tenthof (1834-1906). Hun<br />
oudste zoon Theodoor (1872-1933) trad in de voetsporen<br />
van zijn vader. Hij werd eveneens geweermaker<br />
en nam rond 1900 het bedrijf over.<br />
Tot de vuurwapenwet van 1919 waren wapens<br />
in Nederland vrij verkrijgbaar. Weliswaar moest<br />
men een jachtakte bezitten, maar die was makkelijk<br />
te krijgen. De firma Bremer richtte zich dan<br />
ook in de eerste plaats op de jagers. Een catalogus<br />
van de firma uit 1910 voor 'Jachtgeweren, jachtbuksen,<br />
schijfbuksen, automatische pistolen en<br />
munitie' toont een keur aan geweren en jacht-,<br />
schijf- en windbuksen. De geweren varieerden in<br />
prijs van ƒ 20,- tot ƒ 500,-. Naast schietgerei en<br />
-benodigdheden verkocht Bremer ook alle mogelijke<br />
accessoires voor de jacht, zoals patroonkoffers,<br />
-tassen en -gordels, beenkappen, jachttassen,<br />
rugzakken, kniebeschermers, wildlokkers,<br />
veldflessen, vingerbeschermers, slobkousen,<br />
jacht- en zakmessen, aluminium bekers en broodtrommels,<br />
rijkarwatsen, en dergelijke. Voor de<br />
jachthonden werd ook van alles geleverd: halsbanden,<br />
muilkorven, kettingen, borstels, dog cakes,<br />
enzovoort. De echte 'Münchener Loden Regenjassen<br />
(waterdicht)' completeerden de uitrusting van<br />
de jager. In het assortiment werden verder nog<br />
automatische pistolen, revolvers, klewangs, politiesabels,<br />
handboeien, wapenstokken en allerlei<br />
accessoires gevoerd.<br />
Annèt Bootsma -<br />
van H uiten<br />
Theodoor Bremer<br />
junior, 1918-1998, als<br />
kind. (Foto Eelsingh,<br />
collectie HCO)
n6<br />
Geweermakers<br />
Heinrich J. Bremer en zijn zoon Theodoor waren<br />
zelf nog echte geweermakers. Zij bewerkten ruwe<br />
onderdelen tot hanen en bovenstukken (toplevers)<br />
van een geweer en maakten de kolven en<br />
lopen zelf. De door hen gebruikte onderdelen<br />
kwamen vooral uit België en Duitsland. Door de<br />
firma verkochte kant-en-klare wapens kwamen<br />
ook uit die twee landen en uit Engeland, landen<br />
met meer wapen- en jachttraditie dan Nederland.<br />
In de twintigste eeuw werd het onder invloed van<br />
het toenemende industriële aanbod al snel te duur<br />
om zelf nog lopen te maken; ze werden vervolgens<br />
geïmporteerd. In de tweede helft van de twintigste<br />
eeuw werden de diverse onderdelen steeds nauwkeuriger<br />
gemaakt en werd steeds minder nabewerking<br />
vereist.<br />
Theodoor Bremer was toen al lang overleden,<br />
hij stierf in 1933. Zijn enige zoon, ook Theodoor<br />
(Theo) geheten, was op dat moment nog maar 15<br />
jaar oud. Om de periode tot zijn volwassenheid te<br />
overbruggen werd een Duitse geweermaker ingehuurd<br />
om het bedrijf draaiende te houden. Deze<br />
heer Seibold werd kort voor de Tweede Wereldoorlog<br />
het land uitgezet vanwege vermeende verdachte<br />
activiteiten. Theodoor jr. nam zo al op jonge<br />
leeftijd de leiding van de zaak over.<br />
Kruitopslag<br />
Het pand aan de Luttekestraat was in 1908 ingrijpend<br />
verbouwd en van een nieuwe voorgevel<br />
voorzien door de in deze contreien bekende<br />
Jugendstilarchitect G.G. Post. De familie Bremer,<br />
die aanvankelijk boven de zaak woonde, verhuisde<br />
in 1918 naar Prins Hendrikstraat 4 (toen nieuwbouw),<br />
een huis dat nog steeds door de familie<br />
bewoond wordt. In de Luttekestraat werd de eerste<br />
verdieping daarna gebruikt als werkplaats en<br />
kantoor, de tweede verdieping werd bewoond en<br />
op de derde verdieping was de kruitopslag. Voor<br />
deze kruitopslag bezat de firma een vergunning,<br />
waarin uitvoerig de condities waaronder het kruit<br />
bewaard moest worden beschreven stonden. In de<br />
vergunning uit 1908 stond: 'In de bewaarplaats<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
mag nimmer meer dan zeven en dertig en een half<br />
kilogram buskruit voorhanden zijn, dat daarin<br />
moet zijn geborgen in koperen, messingen, zinken<br />
of goed vertinde blikken bussen of trommels of in<br />
houten vaatjes, welke van een houten deksel voorzien<br />
en met haren of wollen kleeden omwikkeld<br />
moeten zijn; op niet meer dan 1.5 M van de<br />
bewaarplaats moet steeds een ton met tenminste<br />
100 liter water geplaatst zijn, waarin de voorwerpen<br />
met buskruit bij brand moeten kunnen worden<br />
ondergedompeld.' Ondanks de nog vele paragrafen<br />
doorgaande voorschriften, maakt het idee<br />
van de opslag van 37 kilo buskruit op de derde verdieping<br />
in een betrekkelijk smal pand midden in<br />
een dichtbevolkte stad tegenwoordig toch een<br />
minder verantwoorde indruk. Gelukkig is er nooit<br />
brand uitgebroken. Op de begane grond waren tot<br />
de oorlog nog munitiekasten in gebruik. In de<br />
jaren twintig gebruikte de firma een extra munitieopslagplaats<br />
op Hofvliet, het toenmalige eiland<br />
in het Zwarte Water, tegenover het Rodetorenplein.<br />
Ruiterbenodigdheden<br />
Door de boven al geschetste ontwikkeling in de<br />
fabricage van geweren en door de terugloop van<br />
de populariteit van de jacht begon de firma Bremer<br />
in de jaren zestig naast het vertrouwde assortiment<br />
met de verkoop van ruitersportbenodigdheden,<br />
toen een sport in opkomst. Tevens begon<br />
men met de verkoop van klassieke Engelse kleding.<br />
Een goede zet; deze twee pijlers maken nu<br />
een belangrijk deel van het aanbod uit. Kleine<br />
reparaties aan geweren worden nog wel gedaan<br />
maar ingewikkelde zaken worden uitbesteed aan<br />
een specialistisch bedrijfin België.<br />
De firma heeft tegenwoordig twee panden in<br />
de Luttekestraat in gebruik, het oorspronkelijke<br />
pand nummer 46 en nummer 48. Nummer 46 valt<br />
onder Monumentenzorg, de gevel is onlangs<br />
gerestaureerd. De zaak wordt nu geleid door de<br />
vierde generatie, de heer J.C.Th. Bremer (geb.<br />
1956). Sinds het 125-jarig bestaan in 1990 mag de<br />
firma het predikaat 'Hofleverancier' voeren.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT "7<br />
Gevavi<br />
-w-e kunt er nog steeds op lopen, op een echte<br />
I V.V.-klomp van Gevavi. Ze worden alleen niet<br />
I meer in Westenholte gemaakt, maar in de<br />
Achterhoek. In 1993 stopte Gevavi met de productie<br />
van klompen aan de weg naar Kampen. De 45<br />
gebouwen en gebouwtjes werden enkele jaren<br />
later afgebroken. Aan een 59 jaar oude geschiedenis<br />
was toen een einde gekomen.<br />
Van klomp tot muil<br />
In de jaren dertig was bijna de hele oppervlakte<br />
van de gemeente Zwollerkerspel (zo'n 14.000 hectare)<br />
gebruikt voor de landbouw. Industrie was er<br />
weinig en de industrie die er was richtte zich op de<br />
boeren. Zo was er in Westenholte, aan de weg naar<br />
Kampen, sedert 1934 het bedrijf Van Vilsteren<br />
gevestigd. Anton van Vilsteren (geb. 1915), die<br />
woonde in een boerderij aan de Voorsterweg, ging<br />
in de jaren dertig met paard en wagen, beladen<br />
met potten, pannen en galanterieën, langs markten<br />
en huizen. Hij verkocht ook klompen. In die<br />
crisisjaren legde hij grote afstanden af, tot de Achterhoek,<br />
Amersfoort en Hilversum aan toe. Later<br />
kwam zijn broer Cornelis (Kees, geb. 1914) bij de<br />
handel, die werd uitgebreid met manufacturen,<br />
matten en dergelijke artikelen. De klompen gingen<br />
een steeds grotere rol spelen. Op het erf van de<br />
boerderij aan de Voorsterweg bouwden de<br />
Wim Huijsmans en<br />
Menno van der Laan<br />
Echte V. V. -klompen<br />
van Van Vilsteren.<br />
(Foto B. Meulenbelt,<br />
collectie HCO)
118 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
gebroeders een schuur, waar ze de klompen<br />
schuurden en beschilderden. Toen na de oorlog<br />
de derde broer Jan (geb. 1920) erbij kwam, breidde<br />
de klompenhandel zich nog meer uit. Er werd een<br />
jeep aangeschaft om de boer op te gaan. Er was<br />
werk genoeg, zodat ook de vierde broer Wim (geb.<br />
1928) ging meehelpen. De grondslag voor de<br />
bedrijfsnaam GEVAVI (GEbroeders VAn Vllsteren)<br />
was er.<br />
Behalve klompen gingen de Van Vilsterens<br />
laarzen verkopen, die zij kochten van Vredestein.<br />
Ook pantoffels werden verhandeld. Er kwamen<br />
steeds meer gebouwen en loodsen. In 1958 ging de<br />
familie zelf klompen maken en nam daartoe<br />
klompenmakers in dienst die het peppelhout<br />
bewerkten tot een klomp van hoge kwaliteit en<br />
draagcomfort. De zaken gingen uitstekend en het<br />
bedrijf groeide snel. In de jaren zeventig was<br />
Gevavi de grootste klompenfabriek van Nederland.<br />
Het fabriekscomplex strekte zich uit van de<br />
Voorsterweg tot aan de spoorlijn naar Kampen en<br />
grensde aan de westzijde aan de eeuwenoude allee<br />
naar de havezate Werkeren. Er werkten 100 klompenmakers,<br />
die zo'n half miljoen klompen per jaar<br />
vervaardigden.<br />
In die tijd kwam ook de schoenklomp of<br />
'Zweedse muil' in de mode. Eerst werden de houten<br />
zolen gekocht, maar al spoedig werden zij in<br />
de fabriek gemaakt. De leren kap lieten de Van<br />
Vilsterens er opzetten. De verkoop van deze muilen<br />
maakte een stormachtige ontwikkeling door.<br />
Teruggang<br />
In de jaren tachtig liep echter de verkoop van<br />
klompen en schoenklompen terug. De verkoop<br />
van klompen zakte naar 135.000 per jaar, te weinig<br />
om de kosten te dekken. Er werd van alles geprobeerd<br />
om de productiviteit te verhogen (tot en<br />
met 'sovjetmethoden', in de vorm van borden met<br />
streefaantallen) en het bedrijf werd gereorganiseerd.<br />
Door de reorganisatie onder een nieuwe,<br />
daadkrachtige directeur (G. Zonnenberg) werd<br />
alles wel doorzichtiger. Gevavi werd gesplitst in<br />
een houtzagerij, een groothandel in agrarisch<br />
schoeisel en een klompenfabriek. Op een omzet<br />
van 20 miljoen gulden per jaar maakte alleen de<br />
groothandel winst. De klompenfabriek draaide<br />
verlies en sloot in 1993 de deuren. De dertien<br />
medewerkers moesten worden ontslagen. Gevavi<br />
had de overstap naar de toeristische klomp - die<br />
niet meer bedoeld was om op te lopen - niet willen<br />
maken. Het bedrijf in de Achterhoek dat het<br />
model V.V. (Van Vilsteren) overkocht, was die<br />
gang wel gegaan.<br />
De groothandel verhuisde naar het industrieterrein<br />
Voorst en is inmiddels de grootste wat<br />
betreft agrarisch schoeisel en aanverwante artikelen.<br />
Een zoon van één van de vier gebroeders Van<br />
Vilsteren heeft nog de houtzagerij overgenomen,<br />
maar uit Gevavi heeft de familie zich teruggetrokken.<br />
Zo is er na meer dan een halve eeuw een einde<br />
gekomen aan de bemoeienissen van de gebroeders<br />
bij Gevavi.<br />
* Dit artikel is voor een groot gedeelte gebaseerd op<br />
Ank Meliesie-Appelhof, 'Als de Dag van Gisteren -<br />
Zwolle' deel 11, Zwollerkerspel.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 119<br />
Walter Stern<br />
Ik zit nog niet zo lang met Walter Stern, de<br />
eigenaar van het gelijknamige partyservicebedrijf,<br />
te praten, of hij zegt emotioneel: 'Weet je<br />
waarom ik zo begaan ben met die asielzoekers?<br />
Omdat mijn ouders in precies dezelfde omstandigheden<br />
verkeerden. In 1936 kwamen ze naar<br />
Nederland omdat de toestand in Duitsland<br />
onhoudbaar werd. Mijn vader, Walter Stern,<br />
geboren op 31 maart 1904 in Hemmerde, kon als<br />
jood in Lünen zijn slagerij niet meer voortzetten.'<br />
Walter Stern sr.<br />
Walter Stern sr. (1904-1964) trouwde op 26 oktober<br />
1933 in Lünen met de niet-joodse Erna Kröner.<br />
Zij werd op 1 december 1907 in Obermassen geboren.<br />
De beruchte Neurenberger rassenwetten<br />
begonnen het na 1933 voor joden onmogelijk te<br />
maken als zakenman een toekomst op te bouwen.<br />
Bood Nederland kansen? Er waren veel meer<br />
joden die in die tijd naar ons land uitweken. Velen<br />
meenden hier veilig te zijn. Nederland zou wel<br />
weer neutraal blijven als het tot een oorlog zou<br />
komen. Neutraal, zoals dat ook in de jaren 1914-<br />
1918 was gegaan. 'Mijn vader was een prima vakman',<br />
vertelt Walter jr. 'Hij zou overal de kost<br />
kunnen verdienen. En mijn moeder zou de ellende<br />
kunnen ontlopen als mijn ouders zich zouden<br />
laten scheiden. Het is allemaal anders gelopen. Er<br />
Wil Cornelissen<br />
Walter Stern sr. (geheel<br />
rechts, let op de voorhamer!)<br />
in de jaren twintig<br />
aan het werk in<br />
Duitsland (collectie<br />
Stern).
De liquidatie op basis<br />
van de 'Verordening tot<br />
verwijdering van joden<br />
uit het bedrijfsleven'<br />
april 1943. (Kamer van<br />
Koophandel Zwolle).<br />
120<br />
is over dat onderwerp later thuis nooit meer<br />
gesproken.'<br />
Zwolle<br />
De Sterns belandden in Zwolle. De burgerlijke<br />
stand schreef hen hier in op 6 december 1936. In<br />
deze stad maakten zij in de gaarkeuken kennis met<br />
de Amsterdammer Wilhelm (Willi) Rosenthal en<br />
zijn gezin. Walter en Willi werden partners. Er<br />
DEPARTEMENT VAN HANDEL, NIJVERHEID EN SCHEEPVAA<br />
BEZUIDENHOUTSCHEWEG 30 - 'S-GRAVENHAGE - TEL. 720060* INTERL. IETT.<br />
v.d.B.<br />
benoeming bewindvoerder<br />
1 bijlag.<br />
•>
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 121<br />
maart 1944 opgeheven slagerij was 'Omnia Treuhandgesellschaft<br />
m.b.H.' te Arnhem. Het Handelsregister<br />
van de Kamer van Koophandel en<br />
Fabrieken te Zwolle vermeldt: 'Die Liquidation ist<br />
am 13. April beendet. Das Geschaft ist aufgelöst<br />
worden.' De zaak ging dicht...<br />
Walter junior werd op 5 juni 1943, midden in<br />
de oorlog, geboren. Hij is (was dat een veiligheidsmaatregel?)<br />
toen gedoopt. 'Geweldige hulp<br />
gehad van dominee Horreüs de Haas en van de<br />
vrouwenarts dokter J. ten Brink. Die laatste heeft<br />
de pasgeborene ook op het stadhuis aangegeven.'<br />
Walter kreeg als tweede naam Jan, de voornaam<br />
van Ten Brink. 'Mijn vader zat toen in het kamp<br />
Havelte. Hij kon als jood mij uiteraard niet aangeven<br />
bij de burgerlijke stand. Hij was in '42 opgepakt.'<br />
Later kon hij onderduiken bij de buren en<br />
nota bene in zijn eigen huis. De zaak is toen overigens<br />
vernield door Zwollenaren(!).<br />
Heropening<br />
Op 14 april 1945 werd Zwolle bevrijd. Ruim twee<br />
weken later, op 2 mei, werd de zaak weer geopend,<br />
niet nadat Stern nog was gearresteerd en in de<br />
marechausseekazerne aan de Meppelerstraatweg<br />
was verhoord. Als Duitser zou hij tot de vroegere<br />
vijand behoren...<br />
In 1954 werd hij genaturaliseerd , maar goed en<br />
foutloos Nederlands heeft hij nooit kunnen spreken.<br />
Walter sr. overleed in 1964. Moeder Erna<br />
Stern - Kröner stierfin 1976.<br />
En de verdere (joodse) familie? Dat verhaal<br />
komt de interviewer helaas maar al te bekend<br />
voor. Het gaat over Sterns zusters en broers, de<br />
tantes en ooms, de neven en de nichten, oud en<br />
jong, die in Auschwitz, Sobibor en andere oorden<br />
van verschrikking het leven lieten.<br />
Walter Stern jr.<br />
Na het overlijden van de ouders kwam de zaak op<br />
naam van de enige zoon Walter Jan Stern. Die<br />
leerde het veekopen vooral van David Steren (de<br />
naam is toeval!) uit Dalfsen. Dat betekende vooral<br />
bij de boeren in de omgeving en op de wekelijkse<br />
veemarkt onderhandelen over de kwaliteit en de<br />
vlees~vleeswaren~<br />
party service<br />
walter<br />
traiteurs<br />
prijzen van de koeien en ander vee. Die werden<br />
dan na de koop naar het abattoir afgevoerd. Met<br />
grote voldoening ziet Stern op die leertijd terug.<br />
Samen met zijn vrouw Ineke bracht hij de zaak<br />
tot verdere bloei, niet in het minst door de<br />
omschakeling van 'alleen maar slagerij' naar 'party-service<br />
en traiteur'. Dat was in 1975 nog iets<br />
geheel nieuws en onbekends in Zwolle. Stern:<br />
'Denk er aan: ik heb geen personeel, wel medewerkers.'<br />
De zaak van Walter Stern is in onze stad en ver<br />
daarbuiten een begrip. Maar wie weet nog dat de<br />
oorsprong ligt bij de vluchtelingen Erna en Walter<br />
Stern uit Lünen? En is het geen wonderlijke speling<br />
van het lot dat juist Lünen vele jaren later een<br />
partnerschap met Zwolle kreeg?<br />
Logo 2000 van de traiteurs<br />
en party-service<br />
Walter Stern (collectie<br />
Stern).
Jeanine Otten<br />
De Grote Markt<br />
omstreeks 1948. Op<br />
Grote Markt/, in het<br />
hoekpand met de Diezerstraat,<br />
was ijssalon<br />
'Gino Ijs' gevestigd,<br />
zoals op de gevel te lezen<br />
staat. (Collectie HCO)<br />
122 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
IJsmakers Talamini op de Grote Markt<br />
De Nederlanders zijn met de consumptie<br />
van zes tot zes-en-half liter ijs per jaar niet<br />
zulke grote ijseters als de Zweden (dertien<br />
liter) en de Amerikanen (twintig liter). Gek<br />
genoeg eten we weer meer ijs dan de Italianen en<br />
de Spanjaarden. In Zwolle kan men op diverse<br />
plekken ijs kopen: in snackbars en lunchrooms,<br />
aan ijskarretjes, uit de diepvries van supermarkten<br />
en in drie ijssalons.<br />
Ijssalon Talamini<br />
Eén van de drie Zwolse ijssalons is ijssalon Talamini<br />
op Grote Markt 10. Het ijs wordt er nog<br />
steeds volgens oud geheim familierecept gemaakt.<br />
In de loop van de tijd is het aanbod uitgebreid:<br />
behalve heerlijk Italiaans ijs kan men hier cappuccino,<br />
espresso, frisdranken, gebak en heerlijke Italiaans<br />
belegde broodjes (Talamini Panini) nuttigen.<br />
Er wordt ook bier geschonken, maar uit de<br />
fles en van het luxe soort. Bij mooi weer is er een<br />
terras op de Grote Markt. De ijssalon is geopend<br />
van ongeveer half februari, begin maart tot ongeveer<br />
eind september, begin oktober, afhankelijk<br />
van het weer. In de winter is de zaak gesloten. De<br />
ruimte wordt dan verhuurd aan een discounter<br />
die ze volstapelt met schoenendozen.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 123<br />
Bedrijfsleidster van de ijssalon is Gianna Talamini<br />
(geboren Vodo di Cadore, Italië, 1956). Gianna<br />
kwam in 1984 vanuit Deventer naar Zwolle om<br />
hier te gaan werken. Sinds 1986 woont zij ook in<br />
Zwolle.<br />
Keizerlijk ijs<br />
Omstreeks 1860 begon de betovergrootvader van<br />
Gianna, Pietro Talamini, met het verkopen van ijs<br />
in Wenen. Hij was afkomstig uit het armoedig<br />
bergdorp Vodo di Cadore in de voormalige Republiek<br />
Venetië. Het gebied was in die tijd, dus nog<br />
voor de éénwording van Italië (1866-1870), onderdeel<br />
van de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije.<br />
Zijn zoon Giovanni stond in Wenen met een<br />
ijskar op een vaste standplaats tegenover het paleis<br />
van de Habsburgse keizer Frans Jozef. Personeelsleden<br />
van de keizerlijke hofhouding kochten bij<br />
hem citroenijs. Zo kwam het ijs van Talamini op<br />
een gegeven moment bij de keizer zelf terecht en<br />
mocht Giovanni Talamini ijs leveren voor de feesten<br />
aan het hof. Eind negentiende eeuw kwam er<br />
een nieuwe wet: als je ijs maakte, moest je een 'Ai<br />
Gewerbeschein' (certificaat) hebben. Zo behaalde<br />
Giovanni Talamini in 1892 in Wenen zijn certificaat<br />
als 'Zuckerbacker' en gold hij vanaf dat<br />
moment als een veredelde banketbakker. Het<br />
maken van ijs was moeizame arbeid: het ijsdraaien<br />
duurde uren en ging nog geheel met de hand.<br />
Daar diepvriezers nog niet bestonden, werd de<br />
massa bevroren in tonnen met pekel en ijsblokken.<br />
Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog,<br />
waarbij Oostenrijk en Italië met elkaar in oorlog<br />
raakten, zocht de familie Talamini de veiligheid in<br />
het vaderland. Later vestigde de familie Talamini<br />
zich in België.<br />
In 1932 vertrok Giovanni's zoon Pietro Talamini<br />
(de grootvader van Gianna Talamini), uit<br />
België naar Nederland. Van zijn laatste spaarcenten<br />
kocht hij een ijskar. Hij koos Deventer uit als<br />
standplaats. Vrienden en familieleden zaten al in<br />
andere delen van Nederland: een oom van Pietro<br />
Talamini zat in Rotterdam, de bevriende gebroeders<br />
Gregori zaten in Arnhem, in het oosten zat<br />
nog niemand. Voor het eerst proefden de Deventernaren<br />
Italiaans ijs op waterbasis. Tot op dat<br />
moment kenden zij alleen het roomijs van<br />
Hunink. Al snel haalde Pietro zijn vrouw en andere<br />
familieleden naar Nederland.<br />
Ijssalon 'Venezia' en ijssalon 'Gino'<br />
Volgens de overlevering is de naam Zangrando<br />
een verbastering van 'Jan de Groot' en stammen<br />
de Noord-Italiaanse Zangrando's af van de Noormannen<br />
die op hun veroveringstochten bij de<br />
Alpen bleven steken. 'Vandaar dat veel Noord-Italianen<br />
lang en blond zijn', aldus Gianna Talamini.<br />
De Zangrando's werden door het huwelijk tussen<br />
Pietro Talamini en Giovanna Zangrando familie<br />
van de Talamini's. De schoonouders van Pietro<br />
Talamini, Ernesto Zangrando (geb. Vodo di<br />
Cadore 1869) en Amalia Zangrando-Zangrando<br />
(geb. Vodo di Cadore 1888) zaten van 1890 tot de<br />
Eerste Wereldoorlog in Katowice (Silezië, toen<br />
Duitsland, nu Polen) in het ijs. In 1913 werd daar<br />
Ijssalon Talamini, Grote<br />
Markt 7, gefotografeerd<br />
vanuit de Diezerstraat,<br />
omstreeks 1965.<br />
(Foto B. Meulenbelt,<br />
collectie HCO)
IJssalon Talamini, Grote<br />
Markt 10, met terras<br />
in 1972. (Collectie<br />
HCO)<br />
124<br />
hun zoon Gino geboren. Toen Italië in 1916 met<br />
Duitsland in oorlog raakte, moest familie Zangrando<br />
Katowice verlaten. Alle ijskarren en alles<br />
wat ze verdiend hadden, moesten ze achterlaten.<br />
De familie vestigde zich in Gent (België) om daar<br />
een ijssalon te beginnen. In 1932, hetzelfde jaar dat<br />
zijn zwager Pietro Talamini zich in Deventer vestigde,<br />
verhuisde Gino Zangrando met zijn moeder<br />
van Gent naar Zwolle. Gino begon een ijssalon in<br />
Bitterstraat 67. In 1936 kwam ook vader Ernesto<br />
Zangrando vanuit Gent naar Zwolle. De familie<br />
verhuisde naar Oude Vismarkt 29. In 1937 hadden<br />
de Zangrando's twee ijssalons: op Blijmarkt 3 en<br />
Oude Vismarkt 29. De Zangrando's bleven tijdens<br />
de Tweede Wereldoorlog zo lang mogelijk in<br />
Zwolle, uit angst dat ze, net als in de Eerste<br />
Wereldoorlog, weer alles zouden verliezen. Uit-<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
eindelijk gingen Ernesto en zijn vrouw Amalia<br />
terug naar Italië. Hun dochter Giovanna Talamini-Zangrando<br />
vergezelde hen naar Italië omdat zij<br />
in de buurt van haar zoon Elio Ernesto, die in Italië<br />
op kostschool zat, wilde zijn. Na de oorlog ging<br />
Giovanna met haar zoon Elio Ernesto Talamini<br />
(vader van Gianna) terug naar haar man Pietro<br />
die in Deventer was gebleven.<br />
Ijssalon 'Venezia-ijs' van Gino Zangrando was<br />
van 1933 tot 1937 gevestigd in Bitterstraat 67, vanaf<br />
!937 op Blijmarkt 3 en Oude Vismarkt 29. Vanaf<br />
1947 was op Grote Markt 7 eerst ijssalon 'Veneziaijs',<br />
later veranderde de naam in ijssalon 'Gino'.<br />
Uit angst voor een Derde Wereldoorlog emigreerde<br />
Gino Zangrando, net als veel andere Italianen,<br />
in 1946 naar Argentinië om in Buenos Aires een<br />
ijssalon te beginnen. Daar trouwde hij ook. Zijn<br />
moeder woonde echter in Italië en omdat dat zo<br />
ver weg was, begon Gino Zangrando in het Duitse<br />
München een tweede ijssalon. Hij werkte 'veertien<br />
maanden per jaar': als het in Argentinië zomer<br />
was, was het in Duitsland winter. Als Gino<br />
's zomers naar Duitsland ging, bleef zijn vrouw<br />
nog een maand in Argentinië doorwerken, en<br />
omgekeerd. Tot halverwege de jaren vijftig heette<br />
de ijssalon op Grote Markt 7 'Gino', tot 1969 'Talamini'.<br />
Oorlog<br />
Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren de grondstoffen<br />
voor de bereiding van ijs gerantsoeneerd.<br />
Het geluk van de Talamini's was dat ze in Deventer<br />
wel twintig en in Zwolle ook vrij veel ijskarren<br />
hadden. Per ijskar kreeg je wat rantsoen om<br />
grondstoffen te kopen. Daardoor konden de twee<br />
ijssalons van Talamini in Deventer in stand<br />
gehouden worden. Ijs was overigens niet, als vele<br />
andere voedingsmiddelen op de bon: zolang er<br />
nog grondstoffen waren, kon men in de oorlog in<br />
de ijssalon een ijsje kopen. In Deventer waar Gianna's<br />
grootvader Pietro woonde, zaten er wel eens<br />
onderduikers tussen de vloeren en zolders van de<br />
ijssalon verborgen. De ijssalon Broederenstraat 21<br />
had twee zij-uitgangen in de Duivengang, die werden<br />
graag gebruikt door mensen die voor de Duitsers<br />
vluchtten: men liep de ijssalon in en vluchtte<br />
via de ijsbereidplaats in de Duivengang (ook 'pot'
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 125<br />
genoemd) naar buiten. De Duitsers hebben Pietro<br />
Talamini hiervoor zelfs erg toegetakeld.<br />
Groei van het bedrijf<br />
Na de Tweede Wereldoorlog hield Pietro Talamini<br />
vele jaren toezicht op de Zwolse zaak van Gino<br />
Zangrando. Tot 1969 was de firma Talamini gevestigd<br />
op Grote Markt 7 op de hoek met de Diezerstraat,<br />
vanaf 1969 op Grote Markt 10. In 1984<br />
namen Pietro's kleindochter Gianna en haar man<br />
Kees Schreuders de leiding over. Andere Talamini's<br />
zitten elders in het land, maar dat is verre<br />
familie.<br />
Het familiebedrijf is door Gianna Talamini en<br />
haar man gaandeweg uitgebreid. Van een ijskar in<br />
Zwolle begin jaren dertig van de vorige eeuw is<br />
Talamini uitgegroeid tot een familiebedrijf met<br />
ijssalons in Zwolle, Zutphen en Deventer, waar in<br />
totaal tweehonderd personeelsleden werkzaam<br />
zijn, sommigen fulltime, anderen parttime. In de<br />
vakantieperiode werken er veel scholieren als<br />
vakantiewerker.<br />
Samen met haar man is Gianna ook eigenaar<br />
van broodjeszaak 'Vito' op Grote Markt 11. In<br />
'Vito' worden ambachtelijk bereide sandwiches<br />
verkocht. Haar man beheert restaurant 'La Meridiana',<br />
Grote Markt 11. Het restaurant is genoemd<br />
naar de zonnewijzer die sinds 1759 boven in de<br />
gevel prijkt. Vroeger was in dit pand Hotel 'Heerenlogement',<br />
later Hotel Dijkstra gevestigd. 'De<br />
Patio', onderdeel van de ijssalon, is een overdekte<br />
en verwarmde tuin die ook wordt gebruikt door<br />
restaurant La Meridiana. In juni <strong>2002</strong> opende<br />
Talamini aan de Grote Markt 11 Café Luca, een<br />
zaak waar behalve drankjes ook antipasti (Italiaanse<br />
voorgerechten) kunnen worden genuttigd.<br />
Productie<br />
Het ijs wordt al lang niet meer, zoals overgrootvader<br />
Giovanni deed, met behulp van tonnen, pekel<br />
en ijsblokken gemaakt. Het ijs wordt in Twello<br />
geproduceerd. Een supermoderne machine draait<br />
in drie kwartier zeventien liter ijs. Het oude geheime<br />
familierecept is hier en daar wat aangepast. Zo<br />
worden noten niet meer zelf gemalen, maar<br />
gebruikt men kant-en-klare notenpasta's die vanuit<br />
Italië worden geïmporteerd. Vanuit de familie-<br />
traditie maakt Talamini het ijs op vruchten- en<br />
waterbasis. Dat geeft het ijs een fris karakter en de<br />
smaken komen ook beter tot hun recht. Aanvankelijk<br />
was het Italiaanse ijs in Nederland echt iets<br />
nieuws, het leek niet op het wat zoetere en vettere<br />
ijs op melk- en roombasis waar de Nederlander<br />
aan gewend was. Omdat de Nederlanders het<br />
waterijs in het begin maar niets vonden, is Talamini<br />
ook ijs op melkbasis gaan maken. Zelf vinden<br />
de Talamini's het ijs op melk- en roombasis aan de<br />
te vette kant, het ligt zwaarder op de maag dan het<br />
traditionele Italiaanse ijs.<br />
Talamini produceert dus zowel vruchtenijs op<br />
waterbasis als ijs op melk/roombasis. In de zomer<br />
is de helft van het verkochte ijs vruchtenijs op<br />
waterbasis. Wanneer het wat kouder wordt, loopt<br />
het aandeel zo'n veertig procent terug. Een aantal<br />
soorten wordt uitsluitend op waterbasis gemaakt,<br />
zoals citroen, sinaasappel, frambozen en bessen.<br />
Talamini kan 52 verschillende soorten produceren,<br />
maar doorgaans worden er 40 verschillende<br />
soorten aangeboden. Volgens het oude recept<br />
mogen alleen natuurproducten gebruikt worden<br />
bij het maken van het ijs. Talamini gebruikt alleen<br />
vers fruit of haalt de grondstoffen uit Italië. In de<br />
winter komen de vruchten uit de diepvries. De felle<br />
kleuren die tussen de ijssoorten zitten, worden<br />
niet gemaakt met behulp van chemische stoffen,<br />
Talamini gebruikt alleen natuurlijke kleurstoffen.<br />
De zonnewijzer die al<br />
sinds 1759 in de gevel<br />
prijkt van Grote Markt<br />
11 en waaraan het in<br />
dit pand gevestigde restaurant<br />
La Meridiana<br />
haar naam ontleent.<br />
Talamini heeft de zonnewijzer<br />
in 1998 laten<br />
restaureren. (Collectie<br />
HCO)
126 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Nieuwe soorten<br />
Minstens één keer per jaar bezoekt de familie<br />
Talamini Italië. Traditiegetrouw verblijft de familie<br />
achttien man sterk met kerstmis in Vodo di<br />
Cadore. De familie is oorspronkelijk uit dit dorp<br />
afkomstig. In Vodo di Cadore leven nog oma Giovanna<br />
Talamini - Zangrando en neven en nichten<br />
van Gianna's vader. Vodo di Cadore heeft meer<br />
ijsfamilies voorgebracht, zoals familie van de kant<br />
van overgrootmoeder Talamini. In Italië doet de<br />
familie inspiratie op voor nieuwe ijssoorten. Op<br />
de nieuwe basissoorten kunnen weer een groot<br />
aantal variaties gemaakt worden. Zo probeert<br />
Talamini het aanbod afwisselend en steeds weer<br />
nieuw te houden. Tien jaar geleden waren ijs op<br />
basis van mascarpone (Italiaanse room) en<br />
yoghurt nieuw. Dit jaar heeft Gianna Talamini als<br />
Familiefoto Talamini: eerste rij van links naar rechts: Stefano Bouwhuis (kind<br />
op grond), Ernesto Elio Talamini (vader van Gianna Talamini), Luisa Talamini<br />
(moeder van Gianna Talamini), Cinzia Schreuders (kind), Gianni Schreuders<br />
(kind), Stella Bouwhuis (kleuter) in de armen van Pietro Talamini (broer<br />
van Gianna Talamini).<br />
Tweede rij van links naar rechts: Lucia Bouwhuis-Talamini, Kees Schreuders,<br />
Gianna Talamini, Manuela Talamini, Fabio Bouwhuis (kind), Eggie Bouwhuis,<br />
Nienke (ex-vriendin van Pietro Talamini). (Particuliere collectie)<br />
nieuwigheden een fris smakend ijs op basis van<br />
groene thee en gelato caldo (warm ijs), een romiger<br />
ijs dat, hoewel de temperatuur onder nul is,<br />
door de hoeveelheid vetten toch niet zo koud aanvoelt.<br />
Het duurt soms een poosje voor een nieuwe<br />
soort goed gaat lopen. Tegenwoordig kan je van<br />
alles ijs maken: dropijs heeft Gianna ook wel eens<br />
gehad, maar het verkocht niet. Ijs moet binnen<br />
twee dagen op en als het niet loopt, verkoop je oud<br />
ijs 'en dat willen we niet', aldus Gianna Talamini.<br />
Bij koud weer houdt Gianna zich bij de klassieke<br />
ijssoorten. Die verkopen altijd goed. Twee jaar<br />
geleden verkocht ze mascarpone-ijs met brownies,<br />
pannacotta-ijs met brownies en vanille-ijs met<br />
cantuccini-koekjes. Vorig jaar was de nieuwe<br />
smaak watermeloen. Het duurt vrij lang, soms wel<br />
twee jaar, voordat een nieuwe ijssoort goed verkoopt.<br />
De klanten hebben veel tijd nodig om aan<br />
iets nieuws te wennen. Gianna's eigen lievelingsijsje<br />
wisselt nogal eens, maar ze houdt nog het<br />
meeste van de fris-zure smaken van citroenijs,<br />
yoghurt met frambozenijs en mango-ijs.<br />
Talamini werd in drie achtereenvolgende jaren<br />
tot 'IJsvakman van het jaar' uitgeroepen, in 1995,<br />
1996 en 1997.<br />
Geheim van het succes<br />
Het geheim van het succes van Talamini is, behalve<br />
het leveren van goede producten, ook de locatie<br />
aan de Grote Markt en het feit datje als eigenaar je<br />
gezicht laat zien en deelneemt aan de Zwolse<br />
samenleving. Omdat de zaak aan een gezichtsbepalend<br />
punt in de stad zit, heeft Talamini in juni<br />
1998 de oude zonnewijzer in de gevel van Grote<br />
Markt 11 hersteld.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 127<br />
Smederij en rijwielhandel Tensen in Berkum<br />
De Berkumse firma Tensen is een goed<br />
voorbeeld van een bedrijf dat zich nooit<br />
heeft gespecialiseerd in één product. Van<br />
het begin af aan heeft het bedrijf op de vraag van<br />
de klanten ingespeeld en heeft het zich op meerdere<br />
producten gericht. Het heeft ook twee gezichten<br />
gehad. Aan de ene kant was het een landbouwsmid<br />
voor de in de omtrek wonende agrariërs, aan<br />
de andere kant was het een dorpswinkel voor de<br />
particulier.<br />
Dorpssmid<br />
Johan Tensen begon in april 1931 een smederij aan<br />
de Campherbeeklaan 1 in Berkum, dat toen nog<br />
tot Zwollerkerspel hoorde. Johan was in 1906<br />
geboren als zoon van een kruidenier. De techniek<br />
sprak hem meer aan dan het kruideniersvak van<br />
zijn vader. Hij was een precies man die veel van<br />
het verleden van het bedrijf heeft bewaard. In de<br />
uitgebreide plakboeken die hij maakte zijn bijvoorbeeld<br />
de bouwtekeningen van de eerste smederij<br />
terug te vinden en de offertes van de aannemers<br />
voor de bouw van het pand. De hoogste<br />
inschrijving daarvoor bedroeg f 1.028, de laagste<br />
f748.<br />
In het begin was Tensen een echte dorpssmid<br />
die paarden besloeg en verder vooral landbouwwerktuigen<br />
en kachels repareerde. Hij maakte in<br />
die tijd zo'n duizend hoefijzers per jaar. Hij begon<br />
ook meteen al met het repareren van fietsen en<br />
werd dealer van Union. De crisistijd van de jaren<br />
dertig was een moeilijke tijd om met een zaak te<br />
beginnen. Johan Tensen vertelde later dan ook: 'In<br />
1931 was ik gauw klaar met het opmaken van de<br />
balans. Ik had nog precies 36 cent over.'<br />
Oorlog<br />
De oorlogstijd was voor de familie Tensen spannend<br />
en vooral aan het einde moeilijk. De eerste<br />
jaren van de oorlog werden in de zaak twee onderduikers<br />
verborgen. Onder de winkel was een<br />
schuilplaats gemaakt die uitkwam in een hoop<br />
hout achter de winkel. De onderduikers werkten<br />
mee in de zaak en maakten noodkachels en sneden<br />
massieve fietsbanden van oude autobanden.<br />
In die tijd waren er namelijk geen binnenbanden<br />
meer te krijgen. Men improviseerde daarom dit<br />
soort fietsbanden. Het fietste niet fijn maar je kon<br />
er in ieder geval de weg mee op. In die tijd maakte<br />
het bedrijf ook tabakssnijmachines en handkorenmolens.<br />
In de oorlog werd veel met dit soort<br />
machines geïmproviseerd omdat de industrie en<br />
de buitenlandse handel waren stilgevallen.<br />
In het laatste oorlogsjaar werd de smederij<br />
gevorderd door de Duitsers. Er werd een broodmagazijn<br />
in gevestigd. De Duitsers namen alles uit<br />
de smederij mee. Johan Tensen had het er na de<br />
oorlog nog vaak over: 'Het enige wat ik nog over<br />
had na de oorlog was een smidsvuur, een boormachine,<br />
smeedhamer, vuurtang en aambeeld. Daar<br />
moest ik weer een nieuwe zaak mee opbouwen. Ik<br />
ben eigenlijk twee keer begonnen'.<br />
CT ^7 /<br />
jfa. c/oh<br />
Theo de Kogel<br />
Briefhoofd uit de jaren<br />
zestig (collectie Tensen).<br />
Campherbeeklaan 1 en 11, Berkum bij Zwolle • Postgiro 805156 - Tel. 13875<br />
Landbouwmechanisatiebedrijf<br />
• Haarden • Kachels<br />
Huishoudelijke artikelen<br />
cr<br />
. Tienden<br />
JJPA<br />
Zwollerkerspel,<br />
NOTA voor Dhr./Mow^ej. .../£. .'.<br />
en z£^,oy\Qv\.<br />
Rijwielen • Hulpmotoren<br />
Dealer: Gascoigne Melk-<br />
|j machines • BungartzenSolo<br />
" Tuinbouwmachines<br />
/L...r..*..«A ,96-.
Foto van de smederij<br />
eindjaren dertig (collectie<br />
Tensen).<br />
Foto van de zaak begin<br />
jaren zeventig. Deze is<br />
gebruikt voor een kalender<br />
van de plaatselijke<br />
voetbalvereniging vv<br />
Berkum. Te zien zijn<br />
van links naar rechts<br />
Hans Tensen, Klaas<br />
Weiland van de voetbalvereniging,<br />
Willem<br />
Tensen en uiterst rechts<br />
Henk Heidoorn van de<br />
voetbalvereniging. Verder<br />
een aantal jeugdleden<br />
van de voetbalvereniging<br />
(collectie Tensen).<br />
128 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Die eerste jaren na de oorlog was alles in<br />
opbouw en waren veel dingen nog moeilijk te krijgen.<br />
Veel was nog op de bon, zoals fietsbanden. In<br />
de plakboeken van Johan Tensen zitten nog bon-<br />
nen die het recht gaven op het kopen van fietsbanden.<br />
Naoorlogse groei<br />
Na de oorlog groeide het bedrijf gestaag en werd<br />
de zaak regelmatig verbouwd en uitgebreid. In<br />
1949 werd de smederij vergroot. In 1957 werd de<br />
houten winkel naast de smederij vervangen door<br />
een uit steen opgetrokken en groter geheel. Hierdoor<br />
kon meer aandacht worden besteed aan de<br />
rijwieltak. Naast fietsen werden toen ook bromfietsen<br />
in het assortiment opgenomen. In 1962<br />
werd een nieuwe werkplaats gebouwd. De oude<br />
smederij werd nu ook omgebouwd tot winkel. In<br />
1978 kwam er een totaal nieuwe winkel. Dit was de<br />
laatste grote verbouwing.<br />
Assortiment<br />
Na de oorlog veranderde langzamerhand het<br />
assortiment van de zaak. De smederij bleef nog<br />
wel maar werd minder belangrijk. Het aandeel<br />
fietsen groeide. Tensen werd naast Union ook<br />
dealer van Gazelle en Batavus. Het aandeel kachels
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 129<br />
werd ook belangrijker. Na de oorlog waren dat<br />
vooral kolenkachels. De landbouwmachines bleven<br />
die eerste jaren na de oorlog ook onderdeel<br />
uitmaken van het bedrijf. Het ging in die tijd<br />
vooral om reparatie van hooimachines, kunstmeststrooiers<br />
en soms om het uitsmeden van<br />
ploegscharen.<br />
Omstreeks 1965 werd gestopt met het smederijgedeelte.<br />
In de jaren daarna werd het aandeel<br />
kolenkachels snel kleiner en vervangen door gaskachels.<br />
Omstreeks 1975 stopte Tensen met de<br />
handel in kachels. In de jaren zestig en zeventig<br />
werd ook witgoed verkocht zoals wasmachines en<br />
koelkasten. Daar kwam omstreeks 1980 een einde<br />
aan. Met de bromfietsen stopte men in 1990.<br />
In de jaren tachtig en negentig waren de twee<br />
belangrijkste pijlers van de zaak fietsen en tuingereedschap<br />
en tuinmeubilair. De fietsen waren<br />
goed voor ongeveer 40 % van de omzet en de tuingereedschappen<br />
voor ongeveer 60 %.<br />
Een Berkumse zaak<br />
De groei van de zaak na de oorlog kwam voor een<br />
belangrijk deel door de groei van Berkum. Vooral<br />
de fietsen, kachels en het witgoed werden in Berkum<br />
afgezet. Voor de tuinmachines en tuinbenodigdheden<br />
had Tensen een veel bredere klantenkring.<br />
Toch was Tensen vooral een Berkumse<br />
zaak. Jaarlijks stond Tensen met een stand op de<br />
plaatselijke middenstandsbeurs. De foto bij dit<br />
artikel komt uit een kalender die de voetbalvereniging<br />
w. Berkum in de jaren zeventig uitgaf. Het<br />
geeft een goed beeld van het bedrijf in die tijd.<br />
Helemaal rechts op de foto staat een oude fiets die<br />
de vader van Johan Tensen omstreeks 1890 tweedehands<br />
had gekocht. Het is vermoedelijk een<br />
Michaux waarin later een kleiner achterwiel is<br />
gezet. Deze fiets is gemaakt door een smid uit Hattem<br />
en is steeds in de familie gebleven.<br />
Familiebedrijf<br />
Tensen is tot het einde toe een familiezaak gebleven.<br />
Johan Tensen stopte er in 1975 mee. Hij overleed<br />
in 1979. Zijn twee zoons Willem Jan (geboren<br />
in 1934) en Gerrit (geboren in 1936) namen de zaak<br />
over. Vlak na de oorlog hadden ze maximaal zes<br />
werknemers. De laatste twintig jaar waren er<br />
behalve de twee broers nog twee tot drie werknemers.<br />
Op 31 augustus 2001, vlak na het 70-jarig<br />
jubileum, stopten de broers met de zaak. Beiden<br />
waren inmiddels de 65 gepasseerd en wilden van<br />
hun oude dag gaan genieten. Niemand van de derde<br />
generatie wilde het bedrijf overnemen.<br />
Momenteel is het bedrijfspand in gebruik bij de<br />
firma Takman die zich heeft gespecialiseerd in de<br />
verkoop van tuingereedschap en -machines en zo<br />
de zaken voortzet.
Wim Huijsmans<br />
130<br />
Runhaar; specialist in zonweringen<br />
en rolluiken<br />
Vele, met name oudere Zwollenaren, zullen<br />
bij het horen van de naam Runhaar<br />
meteen denken aan markiezen en rolluiken.<br />
Jarenlang was de winkel van Runhaar gevestigd<br />
in de Voorstraat. De werkplaats was daarachter<br />
gelegen aan de Ossenmarkt. Gekscherend werd<br />
Jan Runhaar senior wel 'de markies van de Voorstraat'<br />
genoemd. Sinds 1998 is het bedrijf gevestigd<br />
op het bedrijventerrein Voorst aan de Branderweg<br />
waar Jan junior nu de scepter zwaait.<br />
Zon uit huis<br />
Een beetje zon in huis is aangenaam, te veel zon<br />
echter niet. Eeuwenlang hebben mensen geprobeerd<br />
te veel zon in huis te weren. Dat gebeurde<br />
op verschillende manieren. Daar, waar voldoende<br />
ruimte was, zoals op het platteland, werden lindebomen<br />
voor het huis of de boerderij geplant. Met<br />
hun dicht bladerdek werd de zon geweerd. Zo<br />
bleef het zomers koel in huis.<br />
In de stad werden bij al te felle zon de luiken<br />
gesloten. Ontbraken die, dan gebruikte men kranten<br />
of lakens. De middenstand had er baat bij dat<br />
de producten in de etalage toch zichtbaar bleven<br />
bij zonnig weer. Op die manier zou de markies<br />
ontstaan zijn, van oorsprong een opvouwbaar<br />
zonnescherm.<br />
Ook de gegoede burgerij volgde later dit voorbeeld<br />
en voorzag de woning van markiezen. De<br />
markies vormde als het ware de finishing touch<br />
van de duurdere woningen. Volgens kenners was<br />
de markies dè zonwering met stijl. Uit de jaren<br />
vijftig van de vorige eeuw dateren de ballastoren,<br />
de papieren plissés, die vreselijk vergeelden, vaak<br />
waterkringen vertoonden en uiteindelijk scheurden.<br />
Wie kent ze niet? In de jaren zestig en daarna<br />
werd een groot assortiment aan zonweringproducten<br />
ontwikkeld zoals jaloezieën, rolgordijnen,<br />
rolluiken, luifels, screens etc.<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Ontstaan<br />
Het bedrijf van Runhaar is ontstaan in de crisistijd<br />
van de jaren dertig van de vorige eeuw. Jan Runhaar<br />
(1911-1990) was de zoon van een bakker uit de<br />
Wipstrik. Hij volgde op de Ambachtsschool, die<br />
toen nog gevestigd was in het (wat nu heet) Flevogebouw,<br />
een opleiding tot timmerman. Daarna<br />
ging hij bij een baas aan de slag en ontwikkelde<br />
zich tot een kundig vakman met grote belangstelling<br />
voor het fijnere werk. De crisistijd dreigde<br />
hem werkloos te maken. In 1934 begon hij voor<br />
zichzelf in een werkplaatsje in de Spinhuis Bredehoek<br />
8. Hij zag een gat in de markt op het gebied<br />
van tuinmeubilair. Runhaar begon met het maken<br />
van tuinmeubelen, telkens in een andere uitvoering.<br />
Daarna breidde hij het assortiment in zijn<br />
fabriek, zoals hij zijn werkplaats in een advertentie<br />
noemde, uit met markiezen en rolluiken. De<br />
benaming 'fabriek' lijkt wel wat groots voor zijn<br />
bedrijf, waar slechts een knecht in dienst was.<br />
Maar als jong ondernemer zag hij het blijkbaar wel<br />
zitten. De eerste jaren, toen Nederland gebukt<br />
ging onder economisch zware tijden, leverde het<br />
bedrijf hem een dun belegde boterham op. In de<br />
verzuilde maatschappij van de jaren dertig en ook<br />
na de Tweede Wereldoorlog behoorden vele<br />
Zwollenaren van gereformeerde huize tot zijn<br />
klantenkring. De katholieken waren klant bij de<br />
markiezen- en rolluikenfabriek van J.F.G. van der<br />
Molen aan de Deventerstraatweg 129, later 181. De<br />
hervormden kochten hun zonwering veelal bij<br />
Peter van Heerde in de Borneostraat 20.<br />
Voorstraat 11 tot 1945<br />
Op 6 april 1939 trouwde Jan Runhaar met<br />
Gretchen (Gé) Kurten, die in 1912 in Amsterdam<br />
geboren was. Zij hadden elkaar leren kennen op<br />
de Bondsdag van de gereformeerde jongelingenverenigingen<br />
in Zwolle en hadden zich met Pasen
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
1931 al verloofd. Aan het eind van de jaren dertig<br />
was Jan Runhaar eigenaar geworden van Voorstraat<br />
11. Hij betaalde er ruim 6.000 gulden voor.<br />
Dit pand was tot dan toe hotel geweest. Zo was<br />
F.Th. Wientjes hier hotelhouder geweest tot 1929,<br />
het jaar waarin hij zich aan de Stationsweg vestigde.<br />
De vader van Jan Runhaar trok met zijn gezin<br />
bij hem in. Het huis was immers groot genoeg. De<br />
huur, die zijn vader betaalde, bood Jan enige<br />
financiële zekerheid in de onzekere tijden.<br />
Om het historische pand het aanzien van een<br />
winkel te geven diende Jan Runhaar in augustus<br />
1939 een verzoek in bij de gemeente om de onderpui<br />
van Voorstraat 11 te mogen wijzigen. Die toestemming<br />
kreeg hij na betaling van één gulden<br />
legeskosten. Er kwam een groot winkelraam met<br />
een fraai portiek, voorzien van met de hand<br />
gevormde tegeltjes. Boven het winkelraam werden<br />
horizontaal zeven kleine glas-in-lood ramen aangebracht.<br />
Aan de gevel kwam in kapitale letters<br />
van zink de naam Runhaar te staan, die elk ca. 40<br />
cm. hoog en ca. 50 cm. breed waren. Na enig uitstel<br />
kwam de verbouwing in 1940 gereed. Op dit<br />
moment herinneren alleen nog de glas-in-lood<br />
ramen aan deze verbouwing.<br />
In 1940 liet Jan Runhaar zich ook inschrijven<br />
bij de Kamer van Koophandel. Hij gaf toen op dat<br />
hij al op 20 april 1934 met de fabricage van markiezen<br />
en rolluiken gestart was. Hij had een knecht in<br />
dienst, Claas Visser, die hem twintig jaar trouw<br />
zou blijven.<br />
Drie generaties Runhaar woonden boven en achter<br />
de winkel. De werkplaats lag eerst op de eerste<br />
etage en de voorraden lagen op zolder. In latere<br />
tijden werd de werkplaats met grote, openslaande<br />
deuren verplaatst naar Ossenmarkt 9. In diezelfde<br />
ruimte, die voorheen als vergaderlokaal had<br />
gediend en bekend stond als 'De Atlas', was in 1894<br />
de SDAP opgericht. In die werkplaats werden de<br />
markiezen en rolluiken gemaakt. Daarboven<br />
lagen de voorraden opgeslagen. De zonweringen<br />
werden samen met andere goederen, zoals tuinmeubelen,<br />
vlaggen en doek in de winkel aan de<br />
man gebracht. Toen er nog geen auto was, werden<br />
de verkochte goederen op een transportfiets bij de<br />
klant bezorgd en ter plekke gemonteerd.<br />
Winkel van Runhaar, Voorstraat 11, anno 1972. In latere jaren was 'oma' Runhaar<br />
een vaste verschijning achter het rechterraam op de eerste etage. Van daaruit<br />
hield zij contact met de buurt tot zij in 2001 naar een verzorgingshuis ging<br />
(collectie HCO).<br />
De oorlogsperiode was ook voor de Runhaars<br />
een moeilijke tijd. Er werd weinig verkocht. Wel<br />
was er grote vraag naar verduisteringsgordijnen.<br />
De voorraad rood-wit-blauwe vlaggen werd goed<br />
verstopt. In de Voorstraat vonden veel razzia's
132<br />
plaats. Er woonden vele joden. Mevrouw Runhaar<br />
was zelf ook van oorspong joods. Desalniettemin<br />
hielden Jan Runhaar en zijn vrouw lange tijd<br />
joden verborgen op de zolderverdieping van hun<br />
huis. Het grote pand met al zijn kamers en gangen<br />
was voor de Duitsers moeilijk te doorgronden. De<br />
Werkplaats van Runhaar, Ossenmarkt 9, anno 1972. In dit pand werd in 1894 de<br />
SDAP, nu PvdA, opgericht. Het heette toen 'vergaderlocaal' De Atlas. Die naam<br />
is enkele jaren geleden in ere hersteld voor het 'Drank en Spijslokaal' dat er nu<br />
gevestigd is (collectie HCO).<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
ondergedoken joden zaten op een zolder die<br />
bereikbaar was via een luik. Omdat de planken<br />
nauw aan elkaar sloten, was dat luik niet te zien.<br />
Bovendien hingen er tabaksplanten aan te drogen.<br />
Bij huiszoekingen werden de ondergedoken joden<br />
nooit gevonden. Vanwege haar verdienstelijke<br />
werk tijdens de oorlogsperiode ontving mevrouw<br />
Runhaar in 2000 de Yad Vashem-onderscheiding<br />
van de Israëlische ambassadeur in Nederland.<br />
Voorstraat 11 na 1945<br />
Na de oorlog breidde het bedrijf zich geleidelijk<br />
uit. Na de aanschaf van een auto werd de actieradius<br />
groter. Jan Runhaar probeerde ook in de<br />
regio een klantenkring op te bouwen en zijn producten<br />
af te zetten. Om op de hoogte te blijven<br />
van de ontwikkelingen op zijn vakgebied bezocht<br />
hij beurzen in Duitsland. Dat was dan tevens zijn<br />
vakantie. Met hard werken werd een steeds grotere<br />
klantenkring opgebouwd. Service stond bij<br />
Runhaar hoog in het vaandel. In de winkel was<br />
mevrouw Runhaar de baas. Hoewel maar klein<br />
van gestalte stond zij haar mannetje. Na het horen<br />
van de winkelbel kwam zij met snelle tred de trap<br />
af. Omdat zij goed van de tongriem gesneden was,<br />
ging bijna niemand de winkel uit zonder iets te<br />
kopen, al was het maar een stuk touw voor de<br />
vlaggenmast. Ondertussen werden de laatste<br />
Zwolse nieuwtjes uitgewisseld. Zoals toen nog<br />
heel gewoon, was er aandacht voor de klant.<br />
De zaken gingen steeds beter, maar het was wel<br />
een tijd van hard werken en lange dagen maken.<br />
Van de drie zonen volgde Geert Jan Runhaar<br />
(1947) - roepnaam Jan - de Ambachtsschool met<br />
het doel het bedrijf van zijn vader later over te<br />
nemen. Na zijn opleiding deed hij vervolgens de<br />
nodige praktische ervaring op door mee op klus te<br />
gaan. Met de komst van Jan jr. breidde de zaak<br />
zich aanzienlijk uit. Het eerste montagebusje met<br />
de naam Runhaar verscheen in het Zwolse straatbeeld.<br />
De verkoop van zonweringen en rolluiken<br />
verschoof hoe langer hoe meer van particulieren<br />
naar bedrijven en instellingen. Met name in<br />
moderne kantoorgebouwen op bedrijventerreinen<br />
viel 's zomers niet te werken zonder degelijke<br />
zonweringen. Ondertussen breidde het assortiment<br />
aan zonweringproducten zich behoorlijk
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 133<br />
uit. Waren het aanvankelijk vooral markiezen,<br />
jaloezieën en rolluiken, in de jaren tachtig en<br />
negentig voegde Jan Runhaar jr. daar onder andere<br />
vouwgordijnen, houten optrekgordijnen, knikarmschermen,<br />
uitvalschermen en verduisteringsrolgordijnen<br />
aan toe. In het laatste decennium<br />
werd ook de foldikap of partytent zowel bij horecaondernemers<br />
als particulieren bijzonder populair.<br />
Branderweg<br />
De moeilijke bereikbaarheid van winkel en werkplaats<br />
in de binnenstad noopte Jan Runhaar jr. uit<br />
te zien naar een andere locatie. Hij vond in 1998<br />
een nieuwe bedrijfsruimte aan de Branderweg 1 F<br />
in Westenholte. Van daaruit is een gediplomeerd<br />
team van zes personen actief. In het bedrijfspand<br />
aan de Branderweg bevindt zich een volledig ingerichte<br />
showroom met een grote diversiteit aan<br />
zonweringproducten. Dagelijks zijn er drie volledig<br />
ingerichte montagebussen op pad in het hele<br />
land. In Zwolle zijn bijvoorbeeld de rode markiezen<br />
van Hotel Wientjes een product van Runhaar.<br />
Ook de villa, die prins Willem-Alexander en prinses<br />
Maxima in Wassenaar gaan betrekken en die<br />
voorheen bewoond werd door prinses Christina,<br />
is beschermd tegen al te felle zon (en nieuwsgierige<br />
blikken) door zonwering van Runhaar.<br />
Kwaliteit en service zijn al jarenlang de pijlers<br />
van Runhaar Zonweringen. Een advertentie uit de<br />
jaren vijftig gaf dat op een treffende manier aan:<br />
een markies van Runhaar overschaduwt alles.<br />
Jaarlijks onderhoud van<br />
uitvalschermen is uitermate<br />
belangrijk. Een<br />
medewerker van Runhaar<br />
aan het werk bij<br />
Digitaal in Utrecht,<br />
1996 (collectie Runhaar).
134<br />
Auteurs Colofon<br />
Drs. Annèt H.M. Bootsma - van Hulten (1953) studeerde<br />
geschiedenis. Zij werkt als freelance historicus.<br />
Wil Cornelissen (1928) was werkzaam in het onderwijs,<br />
laatstelijk als adjunct-directeur van de Ambelt<br />
te Zwolle. Hij houdt zich momenteel onder andere<br />
bezig met de locale geschiedenis. Vooral de periode<br />
rond de Tweede Wereldoorlog heeft zijn belangstelling.<br />
Drs. Lydie (E.A.) van Dijk (1945) is kunsthistoricus en<br />
werkzaam als conservator bij het Stedelijk Museum<br />
Zwolle.<br />
Wim A. Huijsmans (1948) is als medewerker verbonden<br />
aan het <strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong>.<br />
Theo J. de Kogel (1952) is beleidsmedewerker natuur en<br />
landschap van de provincie <strong>Overijssel</strong>. Hij verzamelt<br />
historische fietsen en daarmee verbonden objecten.<br />
Drs. Menno van der Laan (1955) is historicus en als redacteur<br />
werkzaam bij Waanders Uitgevers.<br />
Drs. Jeanine Otten (1959) is kunsthistoricus en beheerder<br />
van de Topografisch - <strong>Historisch</strong>e Atlas van het<br />
<strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong>.<br />
Drs. Miriam Schneiders (1953) is kunst- en architectuurhistoricus.<br />
Zij publiceert over onderwerpen uit<br />
de (bouw)geschiedenis van Zwolle en <strong>Overijssel</strong>.<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Het Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift is een uitgave van de<br />
Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging en verschijnt viermaal<br />
per jaar. Leden van de vereniging krijgen het tijdschrift<br />
gratis toegezonden.<br />
Bestuur Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />
H. Dijkstra, voorzitter<br />
F. Oude Ophuis, secretaris<br />
R. Tillema-Hanf, penningmeester<br />
G.J. van der Horst, M. van der Laan, M. Schneiders,<br />
P. Winters, leden<br />
Secretariaat Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging,<br />
postbus 1448,8001 BK Zwolle, telefoon: 038-4211695<br />
Ledenadministratie en bezorging tijdschrift:<br />
J. van Ulsen-Nijkamp, telefoon: 038-4654617<br />
Internet adres:<br />
www.zwolsehistorischevereniging.nl<br />
e-mail ZHV: info@zwolsehistorischevereniging.nl<br />
Financiën: girorekening Postbank: 5570775<br />
t.n.v. Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />
Tarieven lidmaatschap:<br />
65+ (wonend binnen Zwolle) en studenten € 18 /jaar<br />
overige leden € 22/jaar<br />
huisleden € 4 /jaar<br />
Redactie Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift<br />
A.H.M. Bootsma-van Hulten (eindredacteur),<br />
W. Cornelissen, E.A. van Dijk, I. Hermans,<br />
W.A. Huijsmans, M. van der Laan, H.A. Stalknecht.<br />
Redactieadres: Wipstrikkerallee 71, 8023 DV Zwolle<br />
e-mail: annetbootsma@home.nl<br />
Vormgeving: Rob van den Elzen bNO (t)<br />
Vormgeving omslag: Buro 1 Hoog<br />
Opmaak: Different Design Deventer<br />
Druk: Waanders Drukkers, Zwolle<br />
ISSN 0926-7476 © Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/<br />
of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie,<br />
microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande<br />
schriftelijke toestemming van de uitgever.
historisch centrum <strong>Overijssel</strong><br />
kijk ook op<br />
www.historischcentrumoverijssel.nl<br />
voor alle actuele informatie<br />
Te Koop gevraagd:<br />
<strong>Historisch</strong>e kantoorpanden<br />
. /bouwjaar voor 1900<br />
Inlichtingen: 038 421 32 90<br />
Van dër Réijd Makelaars B.V<br />
VAN DER REIJD<br />
Makelaars B.V.<br />
VBO f MAKELAAR<br />
UDNBK4<br />
ADVERTENTIES<br />
We zijn net zo thuis<br />
in de buurt als u<br />
De Rabobank is een bank met een idee. Dat idee heet<br />
samenwerken. Met wortels in de plaatselijke gemeenschap<br />
hebben wij als geen ander een traditie van samenwerken<br />
en bouwen aan relaties.<br />
De Rabobank is een bank van mensen voor mensen.<br />
Rabobank<br />
Zwolle<br />
Daarom zijn wij niet alleen thuis in de<br />
financiële wereld. Maar ook bij u in de<br />
buurt, We weten wat er )eeft, ook al$<br />
het niet om bankzaken gaat. Kortom,<br />
we zijn net zo thuis in de buurt als u.<br />
Brassene ""Het<br />
AJieuws+raat 55 Tel. 038-4-221206<br />
8011 TM Zwolle Fax 038-4224318<br />
D& letüerste tof f ie. KOR Zwolle....<br />
te «eren, \K0Xu>g n&cur<br />
Ê-lUe aeM ueZ.en. nj'e^we. e-xposiiie.<br />
hm. pcu/uL w-fc<br />
E-n. een. •jexhroiMiie. ple£ ucor iLe. Z-*x&s& <strong>Historisch</strong>e, fereni^m^-.<br />
plet owv -fce onJzhou/Lm.
J.<br />
<strong>2002</strong> m<br />
•i
Annèt Bootsmavan<br />
Hulten en<br />
Wim Huijsmans<br />
(Collectie Dijk)<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Groeten uit Zwolle<br />
Ansichtkaart Meppelerweg<br />
(nu Meppelerstraatweg)<br />
Poststempel 15 oktober 1913<br />
'W.F. -.-<br />
Kom morgen donderdag met de 7.17 trein thuis. We<br />
zijn gisteravond naar de bioscoop geweest en daarvan<br />
daan Ep van de trein gehaald. Wij gaan alle<br />
dagen een rijtoertje maken, en 's morgens gaan we<br />
wandelen de stad in. Hoe gaat alles, goed, ik denk<br />
het van wel.<br />
Hier alles wel. Groetend E. Keijer - K[...]'<br />
Op wat tegenwoordig de hoek van de Meppelerstraatweg<br />
en de Hogenkampsweg is, zijn deze twee<br />
in 1905 en 1906 gebouwde panden, een stal en een<br />
villa, nog steeds te vinden. Ze werden gebouwd<br />
voor de familie Dijk, hengstenhouders, maar<br />
vooral ook internationale paardenhandelaars.<br />
Rechts naast de villa, gescheiden door een klein<br />
weggetje, lag een boerderij die eveneens van de<br />
familie was. Links lag (en ligt nog altijd) de Algemene<br />
Begraafplaats. Schuin tegenover de familie<br />
Dijk bevond zich het station van de Dedemsvaartsche<br />
Stoomtramwegmaatschappij (DSM), een<br />
tramweg die heeft bestaan tot 1947.<br />
De kaart komt uit een reeks die in eigen beheer<br />
door de familie Dijk werd uitgegeven. Ongetwijfeld<br />
voor correspondentie- en reclamedoeleinden,<br />
maar ook, volgens de heer J.E. Dijk (geb. 1920),<br />
omdat zijn vader Egbert (geb. 1891) iedere dag een<br />
kaart naar zijn verloofde stuurde. Dit betrof een<br />
meisje Keijer uit het Groningse Weiwerd (bij Delfzijl).<br />
De kaart was ook aan deze familie geadresseerd.<br />
De 'Ep' waarover gesproken wordt, is<br />
Egbert Dijk. Hij en zijn verloofde trouwden in<br />
1917. Lees meer over de familie Dijk en hun bedrijf<br />
vanaf pagina 140.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 139<br />
Redactioneel Inhoud<br />
In dit Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift spelen het paard<br />
en de weg vanuit de stad naar de Agnietenberg een<br />
belangrijke rol. Het was in het jaar 1407 dat de<br />
Zwolse schepen Berend van Yrte te paard naar<br />
Lübeck ging om te bewerkstelligen dat Zwolle<br />
opnieuw in de Hanze werd opgenomen. Na acht<br />
weken kwam hij terug, echter zonder zijn eigen<br />
bestepaard, dat hij in Meppen (vlak voor de grens)<br />
moest achterlaten. Met een geleende viervoeter<br />
volbracht hij de thuisreis.<br />
Of Berend van Yrte en Thomas a Kempis<br />
(1380-1471) elkaar in Zwolle, waar toen circa 4000<br />
mensen woonden, ontmoet hebben is onbekend.<br />
De kans is echter groot. En wellicht was dat dan op<br />
de weg tussen de stad en de Agnietenberg, waar<br />
Thomas woonde. Deze weg kreeg, voor zover die<br />
binnen de stedelijke bebouwing lag, aan het eind<br />
van de negentiende eeuw de naam Thomas a<br />
Kempisstraat, als eerbetoon aan deze grote Zwollenaar.<br />
Verderop heette die weg toen Meppelerweg,<br />
nu Meppelerstraatweg. En hier woonde de<br />
familie Dijk, die de laatste anderhalve eeuw een<br />
florerende handel in paarden en koeien dreef. Aan<br />
de gevel van hun huis is dat nog steeds te zien.<br />
Ging het bij Berend van Yrte om zijn beste paard,<br />
bij Dijk betrof het luxe paarden.<br />
De Zwolsche Mixed Hockey Club bestaat<br />
100 jaar, speelt op en vindt vertier bij het hockeyveld<br />
aan de Haersterveerweg, de weg richting<br />
Agnietenberg. Uit het artikel wordt andermaal<br />
duidelijk dat vroeger de beste paarden op stal werden<br />
gezocht... Kortom: de redactie hoopt dat u na<br />
het voorgaande een (lees)honger heeft als een<br />
paard.<br />
Groeten uit Zwolle Annèt Bootsmavan<br />
Hulten en Wim Huijsmans 138<br />
Dijk, van alle markten thuis<br />
Honderd jaar internationale paardenen<br />
koeienhandel vanuit Zwolle<br />
Siem van der Weerd 140<br />
Een zeppelin boven de Zwolse<br />
binnenstad JeanineOtten 150<br />
De Hottinger-kaart van Zwolle<br />
en omgeving (1783) Herman Versfeit 152<br />
Thomas a Kempis Ton Hendrikman 156<br />
'Een club der vrijage van<br />
de goede standen', 100 jaar ZMHC<br />
Willem van der Veen 164<br />
Boeken 166<br />
Mededelingen 169<br />
Auteurs 170<br />
Omslag: Zondagmorgen 13 oktober 1929 8.20 uur;<br />
ondanks het vroege tijdstip zijn vele Zwollenaren op<br />
de Grote Markt ooggetuige van de zeppelin boven de<br />
stad. (Foto SMZ)
Siem van der Weerd<br />
Fragment uit het voorwoord<br />
van de memoires<br />
van de toen bijna tachtigjarige<br />
Jacob Dijk,<br />
1971: 'Er zullen altijd<br />
wel mensen zijn die veel<br />
meer hebben beleefd,<br />
maar dus altijd baas<br />
boven baas. Het gaat<br />
dus alleen om mijn<br />
eigen belevenis van deze<br />
jaren. De schrijver, J.<br />
Dijk.'(CollectieDijk)<br />
140<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Dijk, van alle markten thuis<br />
Honderd jaar internationale paarden- en koeienhandel<br />
vanuit Zwolle<br />
Eeuwenlang was Zwolle een belangrijk handelscentrum<br />
voor grootvee. De rundvee- en<br />
paardenmarkten van de stad behoorden tot<br />
de belangrijkste van het land. Paardenmarkten<br />
werden altijd op de laatste donderdag van de<br />
maand gehouden. Veel meer nog dan op de vrijdagse<br />
veemarkt kwamen de paarden en de handelaren<br />
van ver. Tot de bekende handelaren behoorde<br />
vanaf 1875 de familie Dijk. Op grote schaal handelde<br />
deze familie gedurende tientallen jaren vanuit<br />
Zwolle op internationaal niveau in paarden.<br />
De mechanisatie in de landbouw verdrong de<br />
paarden. Omstreeks 1960 kwam er vrijwel een<br />
eind aan de paardenfokkerij voor landbouwgebruik<br />
en waren de hoogtijdagen van de paardenhandel<br />
voorbij.<br />
De familie Dijk is al meer dan een eeuw gevestigd<br />
aan het begin van de Meppelerstraatweg, naast de<br />
Algemene Begraafplaats. Jan Egbert Dijk (1920),<br />
bij boeren en paardenliefhebbers in de regio<br />
bekend als de 'jonge Jan', nam nog volop deel aan<br />
de paardenhandel en herinnert zich tal van feiten.<br />
De oudere familie- en bedrijfsgeschiedenis is<br />
gelukkig ook bewaard gebleven. Oom Jacob, één<br />
£-•*<br />
f<br />
van de vroegere firmanten, schreef in 1971, op bijna<br />
tachtigjarige leeftijd zijn herinneringen op. Met<br />
een schrift van zeventig bladzijden vol herinneringen<br />
liet hij een rijke bron aan feiten en anekdotes<br />
na. Talrijke familiefoto's en krantenartikelen helpen<br />
mee de verhalen tot leven te wekken. In die<br />
krantenartikelen werd meestal geschreven over<br />
hun bekende hengstenhouderij of over hun grote<br />
vakkennis op het gebied van paardenkeuringen en<br />
jureringen tijdens concoursen. De paardenhandel<br />
echter, de financiële basis van het bedrijf, kreeg tot<br />
nu toe veel minder aandacht.<br />
Goed voorbereid<br />
Jan Egbert Dijk jr. vertelde voor dit artikel wat hij<br />
nog wist over de afgelopen zestig jaar. Zijn vader<br />
Egbert (1891) en diens broer Jacob (1892) stamden<br />
uit een familie van boeren en handelaren in Dieze.<br />
Zijn overgrootvader, Egbert uit 1842, had altijd al<br />
veel paarden voor de handel op voorraad. Zijn<br />
grootvader Jan Egbert sr. (1867) scheen voor de<br />
handel geboren te zijn. Deze besefte al snel dat zijn<br />
zonen, Egbert en Jacob, naast het rijden met de<br />
bokkenwagen en het voetballen met een opgepompte<br />
varkensblaas ook moesten worden voor-
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 141<br />
bereid op de boerderij en de handel. Met de<br />
knechten trokken de twee jongens er al vroeg met<br />
paard en wagen op uit om mee te helpen bij het<br />
hooien of het uitspreiden van de mest. Moeder<br />
Hendrikien Dijk-Jans hield van orde en aanpakken<br />
en had oog voor anderen. Ze zorgde dat er op<br />
donderdag enkele vierduiten in de vensterbank<br />
lagen voor de langskomende bedelaars.<br />
Meestal brachten de dienstmeisjes de melk van<br />
de boerderij naar de klanten in de stad. Soms, als<br />
ze 'aan het spinnen waren', vrijaf hadden, moesten<br />
de broers de melk rondbrengen. Ze werden<br />
ook wel eens op pad gestuurd om overtollige melk<br />
te verkopen. Dat kon op de Grote Markt voor de<br />
Harmonie, waar vooral schippers de afnemers<br />
waren. Voor een mengel (1 liter) betaalde je acht<br />
cent, een oord (halve liter) was ook mogelijk.<br />
Als veel koeien in een zelfde periode hadden<br />
gekalfd, was er veel meer melk dan de vaste klantenkring<br />
vroeg. Melk van pas afgekalfde koeien<br />
bevat weinig vet en werd door de klant als waterig<br />
beoordeeld. Als Egbert en Jacob de melk in de<br />
buurt wilden verkopen, kregen ze aan de deur<br />
soms te horen: 'We schrobben vandaag niet.'<br />
Binnen het netwerk van handelscontacten dat<br />
hun vader Jan Egbert vóór 1900 had opgebouwd<br />
kwamen ook veel buitenlanders voor. Dat was de<br />
aanleiding voor Jan Egbert zijn zonen talen te<br />
laten leren. Egbert en Jacob werden naar de Franse<br />
school van meester Brouwer aan het Grote Kerkplein<br />
gestuurd. Egbert ging in april 1906 naar een<br />
kostschool in Boskoop om Duits en Engels te<br />
leren. Hij bleef daar bijna twee jaar. In Boskoop<br />
studeerden ook veel kinderen van buitenlandse<br />
handelaren.<br />
Jacob volgde na de Franse school lessen aan<br />
het instituut Loman aan de Emmawijk 1. Onderweg<br />
moest hij vaak met de schooltas op de rug nog<br />
enkele koeien of een paard meenemen naar de<br />
markt of afleveren aan de Veelading aan de Willemsvaart.<br />
Het Veeladingcomplex naast het<br />
spoorlijntje naar Kampen bestond uit een laadperron<br />
en een grote veestalling.<br />
Later werden de beide broers naar België<br />
gestuurd om het Frans nog vlotter te leren spreken.<br />
Egbert ging naar Visé en Jacob werd als<br />
volontair geplaatst bij een bekende, de joodse vee-<br />
handelaar Jacques Samuël aan de Rue des Paradis<br />
in Luik. Eens per veertien dagen kocht Samuël<br />
zo'n dertig koeien in Zwolle. Jacob moest ze dan<br />
in Luik melken. Afgemolken koeien gingen terug<br />
naar Zwolle voor de slacht. De handel naar België<br />
nam flink toe.<br />
In 1908 kocht vader Jan Egbert in opdracht van<br />
Mornard Relinne honderden koeien in Zwolle en<br />
Leeuwarden. Per stuk verdiende hij dan 10 gulden.<br />
Jan Egbert Dijk, 1867 -<br />
1941. De vader van<br />
Egbert (1891) en Jacob<br />
(1892). (Collectie Dijk)<br />
De hengst Patriarch<br />
wordt getoond achter de<br />
boerderij aan de Meppelerstraatweg.<br />
Op de<br />
achtergrond is de marechausseekazernezichtbaar<br />
en de achterkant<br />
van de huizen aan de<br />
Jupiterstraat. De foto is<br />
genomen omstreeks<br />
1950. (Collectie Dijk)
De nieuwe stal uit 1905,<br />
met uitstekend paardenhoofd<br />
en de uitgebeitelde<br />
woorden 'ƒ.<br />
Dijk' en 'Luxe paarden'.<br />
Deze stal is nu<br />
verbouwd tot woning<br />
van de familie].E. Dijk.<br />
Rechts naast de stal lag<br />
de een jaar later<br />
gebouwde villa, zie ook<br />
de rubriek 'Groeten uit<br />
Zwolle. (CollectieDijk)<br />
142<br />
Jacob mocht vervolgens in 1909 met zijn vader<br />
mee naar de Cinquantenaire, de markthallen in<br />
Brussel, om Belgische trekpaarden te kopen.<br />
Omstreeks 1910, toen de broers tegen de twintig<br />
waren, hadden ze een stevige theoretische en<br />
praktische opleiding achter de rug. Jacob schreef<br />
openhartig: 'Wij zijn vader wel dankbaar dat hij<br />
ons zo heeft laten leren.'<br />
Op de markt<br />
In die tijd werden vanuit de boerderij aan de Meppelerstraatweg<br />
al veel paarden verhandeld, maar<br />
niet alle paarden vonden een nieuwe eigenaar. De<br />
overgebleven exemplaren gingen naar tientallen<br />
markten en jaarmarkten. Extra treinen reden op<br />
marktdag vanaf de Veelading aan de Willemsvaart<br />
naar Leeuwarden, Utrecht, Gorinchem of Haarlem.<br />
Na aankomst op het station maakten vader<br />
en zoons Dijk vaak gebruik van het gereedstaande<br />
hotelrijtuig, een service die de betere hotels hun<br />
gasten boden. De paardenknechts brachten de<br />
paarden te voet naar de markt. Vanaf station<br />
Leeuwarden naar de markt in Kollum was dat nog<br />
zeker enige uren lopen.<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Iedere maand werd aan de Zwolse Brink en<br />
Diezerkade paardenmarkt gehouden. Het in stap<br />
en draf laten zien van de paarden, het 'monsteren',<br />
gebeurde op de Rhijnvis Feithlaan of op het Diezerplein.<br />
De boeren verkochten daar vaak hun<br />
afgerichte paarden en keerden huiswaarts met een<br />
jong nog niet beleerd paard.<br />
In Utrecht deed vader Jan Egbert altijd veel<br />
zaken met Worms, een handelaar uit Colmar in<br />
Elzas-Lotharingen. In Rotterdam had Dijk een<br />
vaste klantenkring in het havengebied. Vele<br />
'petroleumpaarden', werkzaam op de olieraffinaderijen,<br />
werden door Dijk geleverd.<br />
Dijk haalde veel paarden uit de omgeving van<br />
Aurich en Oldenburg, omdat die in Noord-Oost<br />
Nederland erg op prijs werden gesteld. Honderden<br />
hengsten uit dit gebied vonden via Dijk een<br />
nieuwe eigenaar, hij exporteerde zelfs naar Amerika.<br />
Regelmatig ging hij naar Duitsland om<br />
geschikte dekhengsten te zoeken voor het dekstation<br />
in Zwolle. In de tijd dat Dijk nog geen telefoon<br />
had maar wel regelmatig telegrammen moest<br />
beantwoorden, gebruikte hij de telefoon van grutter<br />
Bartels uit de Vechtstraat. Ook vanuit het bui-
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 143<br />
tenland belde vader Jan Egbert naar Bartels, exact<br />
om zeven uur 's avonds, omdat er dan één van zijn<br />
zoons aanwezig was.<br />
Paarden voor de strijd<br />
Vanaf 1913 kocht Dijk geen paarden meer in het<br />
buitenland, maar kochten de Duitsers en de Fransen<br />
paarden in ons land. Het was een voorbode<br />
van de wereldoorlog. De grote legers werden op<br />
'paardensterkte' gebracht. Hoewel Nederland buiten<br />
de oorlog bleef, vorderde de overheid wel veel<br />
paarden voor de mobilisatie. Boeren en paardenfokkers<br />
moesten paarden en stallen afstaan voor<br />
het leger. Militairen namen ook bij Dijk de paardenstal,<br />
de zolders en het koetshuis in beslag. Jan<br />
Egbert Dijk sr. en de bekende Zwolse stalhouder<br />
Zwartjens kregen de taak de gevorderde paarden<br />
uit Zwolle en omgeving op de Turfmarkt te taxeren.<br />
Nu was het Rijk altijd al een belangrijke afnemer<br />
van paarden van Dijk geweest. De firma leverde<br />
veel paarden aan de marechaussee van de<br />
kazernes in Zwolle, Leeuwarden en Arnhem.<br />
Soms kwamen de jonge marechaussees uit Zwolle<br />
met de trenzen (de hoofdstellen) en al naar de<br />
stallen om een paard van hun keuze uit te zoeken,<br />
ongeveer zoals jonge ICT-managers bij de dealer<br />
hun lease-auto ophalen. Tijdens de diensttijd<br />
bereed men zijn 'eigen' paard. Dijk wees iedereen<br />
al in de stal 'zijn' paard toe, waarop de jonge<br />
De broers Jacob (links)<br />
en Egbert (rechts) Dijk<br />
in 1910. De broers<br />
scheelden net geen jaar,<br />
Egbert werd op 22<br />
november 1891 geboren,<br />
Jacob op 21 november<br />
1892. In december 1893<br />
kregen ze nog een zusje,<br />
Hendrika Frederika.<br />
Jacob schreef in 1971 zijn<br />
memoires, Egbert is de<br />
vader van Jan Egbert<br />
Dijk, de 'jonge Jan'.<br />
(Collectie Dijk)<br />
De Veelading aan de<br />
Weerallee, 1921. Het<br />
Veeladingcomplex<br />
bevond zich naast het<br />
spoorlijntje naar Kampen<br />
en bestond uit een<br />
laadperron en een grote<br />
veestalling. (Foto Eelsingh,<br />
collectie G. de<br />
Weger)
Een pasje van Egbert<br />
Dijk voor de nationale<br />
en internationale landbouwtentoonstelling<br />
in<br />
Den Haag van de<br />
'Koninklijke NederlandscheLandbouwvereeniging'<br />
in 1913. (Collectie<br />
Dijk)<br />
144<br />
Koninklijke Nederig Landbouwvereenïgïno.<br />
Nat. in Intern. Lplbouwtentoonstelliiig<br />
g.—15 Se?t. 1913.<br />
Handteekemng<br />
DOORLOOPEND BEWIJS VAN4H5ANG VOOR<br />
bediende van<br />
J<br />
?..JLi6...Z..<br />
£07<br />
De Secretaris derl(. N. L.<br />
V. R. Y. CKOESEN.<br />
knaap dan ook trots terug reed naar de kazerne.<br />
Het africhten van de paarden voor marechausseedienst<br />
gebeurde in de Konijnenbelten in Westenholte.<br />
Rijksveearts dr. Lubberink en overste Wijnand<br />
deden de geneeskundige keuring en de aankopen.<br />
De boer deugde dus ook niet<br />
Toen Dijk eens rond 1920 zeer vroeg in de ochtend op de fiets richting Veelading<br />
reed om te controleren of de treinwagons gereed stonden, hoorde hij een<br />
paard draven op de Beestenmarkt, nu de Harm Smeengekade. Het bleek een<br />
best Belgisch paard te zijn, begeleid door twee mensen op de fiets. De mannen<br />
wilden het paard wel verkopen. Dijk kocht het paard voor 575 gulden, een veel<br />
te lage prijs. Er zat iets niet pluis. Het paard werd ondergebracht in één van de<br />
veestallen aan de Harm Smeengekade en Dijk riep stiekem de politie. Terwijl<br />
de mannen bij hem aandrongen op betalen arriveerden de agenten en werden<br />
de heren ingerekend. De echte eigenaar van het paard vond later in de veestal<br />
zijn paard terug en beloofde Dijk eerste recht van koop. Later verkocht hij het<br />
paard toch aan een ander voor 1400 gulden. De boer deugde dus ook niet.<br />
L<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Later werden de aankopen door het Rijk centraal<br />
geregeld. Militairen van de remontecommissie<br />
zorgden er voor dat het leger steeds over voldoende<br />
paarden beschikte. De paarden, 'remonten',<br />
moesten geleverd worden aan een paar leveringsplaatsen,<br />
zoals Culemborg. Meestal reisde de<br />
remontecommissie langs de handelaren om te kijken<br />
wie hoeveel paarden mocht leveren. De eindkeuring<br />
vond dan plaats in Culemborg. Op een<br />
keer moest Dijk daar twaalf zwarte paarden laten<br />
keuren. Hij verscheen echter met dertien paarden,<br />
twaalf zwarte en een donkerbruine. Bij de keuring<br />
op verrichtingen en gebreken werd het bruine<br />
paard om zijn kleur geweigerd. Dit paard wilde<br />
niet aangespannen worden en moest dus als ruiterpaard<br />
verkocht worden. Als dat niet zou lukken<br />
betekende dat een flinke verliespost. Het legeronderdeel<br />
van de marechaussee gebruikte geen menpaarden,<br />
maar alleen rijpaarden. Het paard liet<br />
zich bij het voordraven van z'n beste kant zien en<br />
Egbert duidde de remontecommissie dat hij juist<br />
dit paard had meegenomen omdat hij het zo'n<br />
typisch 'marechausseepaard' vond. Na een week<br />
beraad was ook nummer dertien verkocht en had<br />
Dijk een zorg minder.<br />
Midden onder de Eerste Wereldoorlog, in<br />
1916, kondigde een Duitse tussenpersoon aan dat<br />
op zekere dag bij de Veelading paarden voor uitvoer<br />
naar Duitsland aangeboden konden worden.<br />
De Duitse tussenhandelaren die de paarden moesten<br />
kopen waren echter al een dag eerder gearriveerd.<br />
Jan Egbert Dijk nodigde ze prompt bij hem<br />
thuis uit en liet ze 77 paarden zien. De inkopers<br />
vonden er 75 goed genoeg voor export naar Duitsland.<br />
De volgende dag kon Dijk fluitend naar de<br />
Veelading. Jacob herinnert zich dat het hem 'duizelde'<br />
toen hij de cheque kreeg van 75 keer 1325<br />
gulden, samen bijna een ton. De twee overgebleven<br />
paarden werden voor een zacht prijsje verloot<br />
onder de aanwezige boeren.<br />
Het vredesjaar<br />
Vanaf 1918 handelden de broers Egbert en Jacob<br />
ook voor eigen rekening, buiten hun vader om.<br />
Een eerste zorg na de oorlogstijd was het te gelde<br />
maken van alle Duitse marken die ze nog in hun<br />
bezit hadden. Omwisselen bij de bank betekende
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 145<br />
verlies lijden, er iets voor kopen was dus het beste.<br />
Nadat de broers een importvergunning hadden<br />
bemachtigd, kochten ze enkele dure Duitse hengsten.<br />
Omdat Nederland buiten de oorlog was gebleven,<br />
was hier de veestapel nog redelijk op peil.<br />
Veel Belgische vluchtelingen probeerden bij<br />
terugkeer naar hun land met koeien van hier hun<br />
uitgedunde veestapel weer aan te vullen. Direct na<br />
de oorlog probeerde Dijk voor terugkerende Belgen<br />
ongeveer 200 'vluchtelingenkoeien' naar België<br />
te exporteren. Een kleine proefzending koeien<br />
liep bij Maastricht in de fuik en werd door de Belgische<br />
douane in beslag genomen. Tot overmaat<br />
van ramp brak onder de koeien ook nog mond- en<br />
klauwzeer uit. Hoewel de rest van de zending bijtijds<br />
terug naar Zwolle werd gedirigeerd, kostte<br />
deze exportpoging veel geld.<br />
Interbellum<br />
Omstreeks 1920 kwam de paardenhandel naar<br />
Duitsland weer op gang, omdat de politieke situatie<br />
verbeterde. De vraag naar paarden was<br />
enorm, omdat duizenden paarden tijdens de oorlog<br />
waren gedood. Van vrije invoer was voorlopig<br />
geen sprake zolang Duitsland bezet gebied bleef.<br />
Toch leverde Dijk in deze periode vele honderden<br />
paarden. Om voldoende verkoopvoorraad te hebben<br />
moesten overal in Nederland paarden worden<br />
aangekocht. Dijk plaatste in een krant op Texel<br />
een advertentie met de mededeling dat de firma<br />
op marktdag paarden wenste aan te kopen. Het<br />
werd een succesvolle dag en met 21 paarden stak<br />
men 's avonds over naar Den Helder.<br />
Na enige tijd echter stagneerde de handel met<br />
Duitsland opnieuw. Per paard moesten 500 marken<br />
invoerrechten worden neergeteld en dat was<br />
te veel om nog winst te maken. De export viel weg,<br />
maar de politieke situatie bleef voor 1930 in Duitsland<br />
redelijk stabiel. Dijk probeerde voortdurend<br />
nieuwe handelsterreinen te vinden. Zo leverde de<br />
firma toch nog tientallen paarden aan Duitse bierbrouwerijen.<br />
In Neu-Brandenburg kocht Dijk<br />
merries voor verkoop in Nederland. Vanuit Brandenburg<br />
vervoerde hij ook paarden en kalveren<br />
per trein naar Tsjechië of Slowakije. Bij een dergelijk<br />
lang transport ging een kleine verzameling<br />
List en Bedrog<br />
Niet altijd zat het goed met de centen. Aan huis werden<br />
eens twee beste paarden voor een stevige prijs<br />
verkocht aan een dame uit Rotterdam. De levering<br />
zou ook in Rotterdam plaatsvinden. Na de koop<br />
werd keurig een cheque uitgeschreven. Maar toen<br />
Jacob net voor de aflevering in Rotterdam toch nog<br />
even informeerde naar de kredietwaardigheid van de<br />
dame, kreeg hij argwaan. Hij besloot alsnog contant<br />
geld te vragen. Zijn handelsinstinct bedroog hem<br />
niet, de dame bleek inderdaad geen cent te bezitten.<br />
Is dat niet mijn koe?<br />
Op weg naar zijn stamcafé kwam Jacob op een zaterdagavond eens een man<br />
tegen die een koe begeleidde. De man was onderweg naar de nachtboot op<br />
Amsterdam. Omdat Dijk vermoedde dat het een koe van hemzelf was, sommeerde<br />
hij de man de koe af te staan. Verschrikt liet deze de koe los en rende<br />
weg. Na enig zoeken werd de dief ontdekt in een heg, maar opnieuw volgde<br />
een vluchtpoging. Verscholen in een greppel van een twijgwaard, met een<br />
groot mes op zak, werd hij even later aangehouden.<br />
Jan EgbertDijk, de 'jonge<br />
Jan', geb. 1920, met<br />
een paard op de Grote<br />
Markt op weg naar<br />
waarschijnlijk de Veelading<br />
of de Veemarkt,<br />
eindjaren dertig. Op de<br />
achtergrond het pand<br />
hoek Grote Markt I<br />
Oude Vismarkt, waar<br />
nu 'HetNotenwinkeltje'<br />
is gevestigd. (Collectie<br />
Dijk)
Het ouderlijk huis van<br />
Jacob en EgbertDijk, de<br />
boerderij aan de Meppelerstraatweg.<br />
Op de<br />
voorgrond staan Egbert<br />
en zijn echtgenote,<br />
Annechien Jantina<br />
Keijer (geb. 1891).<br />
Egbert en Annechien<br />
trouwden in 191/, de<br />
foto moet omstreeks die<br />
tijd genomen zijn.<br />
Linksonder is het begin<br />
van wat nu de Hogenkampsweg<br />
is, zichtbaar.<br />
Links naast de boerderij,<br />
aan de andere kant<br />
van deze voorloper van<br />
de Hogenkampsweg,<br />
lagen de nieuwe villa en<br />
stal van de familie.<br />
(Collectie Dijk)<br />
Jan EgbertDijk (geb.<br />
1920) in 1924 met zijn<br />
moeder A.]. Dijk-Keijer<br />
en zusje Betsy (geb.<br />
1918) voor de deuren<br />
van de dekstal. (Collectie<br />
Dijk)<br />
146 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
geneesmiddelen en hulpmiddelen voor het vee<br />
mee. Indien zich onderweg een tepelbeschadiging<br />
voordeed, beschikte men over melknaalden en<br />
melkbotjes om toch de uiers te kunnen legen.<br />
Crisistijd<br />
'Toen kwamen de slechte jaren', zo beschreef<br />
Jacob in zijn herinneringen de periode vanaf 1930.<br />
Overproductie van vee en een neergaande economie<br />
waren de kenmerken van de jaren tot aan de<br />
Tweede Wereldoorlog. Het was zelfs zo dat als<br />
drachtig vee werd gedood er slachtpremies konden<br />
worden opgestreken. Handel met Duitsland,<br />
die voor Dijk van groot belang was, kon alleen nog<br />
als ruilhandel doorgaan. Voor alles was een vergunning<br />
nodig. Wie niet over durf en financiële<br />
reserves beschikte, viel af want de betalingen vonden<br />
pas na enige weken plaats. Dijk exporteerde<br />
nog wel via het Belgisch paardenstamboek naar<br />
Duitsland. De paarden kocht hij dan rond<br />
Dedemsvaart, waar de boeren veel Belgische paarden<br />
gebruikten.<br />
Eens kon Dijk samen met een collega uit<br />
Brummen 64 kleine 'Belgen' leveren voor de keukenwagens<br />
van het Nederlandse leger. Dat was<br />
echter moeilijker dan gedacht, want ze konden er<br />
maar 59 vinden. En de vraag van het leger werd
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 147<br />
nog groter, ook omdat een andere collega eveneens<br />
te weinig paarden kon leveren. Dankzij de<br />
'jodenman Lazerus' uit Winschoten kon Dijk toch<br />
nog twaalf paarden bijkopen.<br />
Vanaf de voormobilisatie in 1939 kocht het<br />
leger veel paarden en vanaf de algemene mobilisatie<br />
in augustus had de krijgsmacht nog veel meer<br />
paarden nodig. Jacob Dijk kreeg de opdracht de<br />
vorderingscommandant in Meppel te helpen en<br />
moest proberen in één dag een trein vol paarden<br />
naar Den Haag te sturen. De burgemeester van<br />
Meppel zorgde voor de betaling van de 180 paarden.<br />
Jacob werd treincommandant en kreeg vijftien<br />
helpers mee. De bekende Zwolse paardenman<br />
Huib Dubbeldam, die toen in Den Haag wachtmeester<br />
was, kwam de paarden met soldaten afhalen.<br />
Luit de Jonge, een andere bekende Zwollenaar<br />
die in Den Haag bij een exportbureau voor vee<br />
werkte, regelde de terugreis voor de begeleiders.<br />
Toch ging in dat jaar ook de gewone handel<br />
door. Zo had een Italiaanse graaf die bij Van Gijtenbeek<br />
aan het Stationsplein logeerde, gehoord<br />
van de exportactiviteiten van Dijk. Hij kwam<br />
langs en in het Frans werd onderhandeld. De graaf<br />
kocht veertig koeien, die Egbert naar Italië bracht.<br />
De zoon van Egbert, Jan Egbert jr. die toen<br />
negentien jaar oud was, deed ook ervaring op in<br />
het buitenland. Hij bracht paarden naar Parijs<br />
voor koning Faroek van Egypte. De voorkeur van<br />
de koning ging uit naar bruine ruinen met weinig<br />
Monstering<br />
Het in een korte tijd aankopen van grote aantallen<br />
paarden voor de export was een omvangrijk<br />
en intensief gebeuren. Tal van boeren werden<br />
bezocht en de afspraken verschilden per aankoop.<br />
De joodse veehandelaarEduard Keizer, die in het<br />
begin van de vorige eeuw aan de Emmawijk 11<br />
woonde, voerde het systeem van monstering in.<br />
Het vond veel navolging. Bij een monstering werd<br />
in een advertentie een oproep gedaan paarden<br />
van een bepaalde soort en leeftijd op een aangegeven<br />
plaats te laten zien. Zo werd op initiatief van<br />
de handelaar een kleine markt gecreëerd, een plek<br />
waar vraag en aanbod elkaar ontmoetten. In de<br />
regio Zwolle was dat vaak de 'Toerist' in Berkum<br />
of 'Waanders' in Staphorst. Het monsteren, het<br />
laten voordraven van de paarden, vond dan daar<br />
plaats. Met de eigenaar van het paard kwam men<br />
daarna al dan niet tot aankoop.<br />
Een export collectie voor<br />
Spanje staat opgesteld<br />
op de monsterbaan achter<br />
het bedrijf.<br />
Omstreeks 1938. (Collectie<br />
Dijk)
Negen bruine ruinen<br />
bestemd voor koning<br />
Faroek van Egypte.<br />
Klaar om naar Parijs<br />
getransporteerd te worden,<br />
1939. Links vooraan<br />
staat Jacob Dijk.<br />
(Collectie Dijk)<br />
De boerderij aan de<br />
Meppelerstraatweg eind<br />
jaren dertig. Op de<br />
voorgrond is nog een<br />
stukje rails te zien van<br />
de tram naar Dedemsvaart.<br />
In deze tijd<br />
bewoonde Jacob de<br />
boerderij en Egbert de er<br />
links naastgelegen 'villa',<br />
waarvan nog een<br />
stukje te zien is. De<br />
boerderij werd rond<br />
1960 gesloopt om plaats<br />
te maken voor de<br />
Hogenkampsweg. (Collectie<br />
Dijk)<br />
148 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
wit. Jan Egbert jr. kende Parijs, waar hij talen had<br />
gestudeerd. Zijn middelbare-schooltijd had hij<br />
doorgebracht aan de Handelsschool in het Refter.<br />
Opnieuw oorlog<br />
In 1939 moesten alle paarden in het gebied van de<br />
waterlinie, tussen Muiden en de Biesbosch, wor-<br />
den getaxeerd. Jacob Dijk was een van de taxateurs.<br />
Van onder water zetten kwam in de meidagen<br />
van 1940 echter niets, schrijft Jacob: 'De Duitsers<br />
vlogen er toch over heen.'<br />
Over de oorlog wordt in zijn memoires nauwelijks<br />
geschreven. Met allerlei baantjes werd de<br />
tijd gevuld en taxaties waren aan de orde van de<br />
dag. De boerderij zorgde nog enigszins voor een<br />
vaste bron van inkomsten.<br />
In die oorlogsjaren werd de Noordoostpolder<br />
drooggelegd en in cultuur gebracht. Dierenarts<br />
Bakker uit Kampen zorgde voor de nodige paarden,<br />
die hij als afgekeurde dekhengsten uit Limburg<br />
haalde. De hengsten voldeden echter niet,<br />
want ze waren niet geschikt om te werken. Omdat<br />
Dijk de dierenarts kende kreeg hij van hoofdinspecteur<br />
CL. van Steen van de Directie Wieringermeer<br />
de opdracht eens tien paarden als probeersel<br />
te leveren. Het pakte goed uit. 'Koop maar<br />
door', was de vervolgopdracht. Jaren achtereen<br />
werden vanuit Zwolle paarden in de polder ingezet.<br />
Uiteindelijk leverde Dijk er wel 900. Afgerekend<br />
werd steeds in het tegenwoordige Flevogebouw<br />
aan de Menno van Coehoornsingel.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 149<br />
Hofleverancier<br />
Na de oorlog kocht Dijk tientallen jaren lang paarden<br />
voor het Koninklijk Staldepartement. De stalmeester<br />
van 1946 tot 1980, W.F.K. Bishoff van<br />
Heemskerck, was een graag geziene gast van de<br />
familie. Het viel soms niet mee om aan de vereiste<br />
maatvoering en spanvorming te voldoen, zeker<br />
omdat ook aan de betrouwbaarheid niet getornd<br />
mocht worden en de paarden geen opzichtige<br />
kleur mochten hebben. Vanwege de goede relatie<br />
tussen Dijk en het Staldepartement vond in de<br />
jaren vijftig in het Gemeentelijk Sportpark aan de<br />
Ceintuurbaan een demonstratie plaats van koetsen<br />
en paarden van het Koninklijk Huis. Toen<br />
werd er ook gereden met de beroemde 'crème<br />
calèche', die was bespannen met vier paarden.<br />
PK's versus paardenkracht<br />
De verkoop van grote aantallen paarden ging tot<br />
ver na de oorlog door. Zo werden eens meer dan<br />
duizend paarden naar Italië geleverd, een gebeurtenis<br />
die ook in de pers veel aandacht trok. Maar<br />
Dijk leverde ook dichter bij huis. De grutters Bartels<br />
uit de Vechtstraat en Marsman aan de Thorbeckegracht,<br />
de slepers Lenderink en De Munnik,<br />
de biscuitfabriek van Helder uit de Kamperpoort,<br />
de zeepfabriek van Broek aan het Broerenkerkplein<br />
en de oliefabriek van Reinders, zij allen vervoerden<br />
met paarden die door de handslag van<br />
Dijk waren gekocht. Reinders hield de plaatselijke<br />
besteldienst met paard en wagen zelfs in stand tot<br />
1962, het jaar dat koetsier Jochem de Velde Harsenhorst<br />
met pensioen ging.<br />
Maar de komst van de tractor was niet meer te<br />
stuiten. De paarden legden het af tegen de vele<br />
pk's van de McCormick of de Fordson. De edele<br />
viervoeters mochten nog een tijdje op de boerderij<br />
blijven, maar werden niet meer ingezet op het<br />
land. In de jaren zestig verdwenen de paarden van<br />
het boerenerf. Het merendeel ging naar de slacht.<br />
In de nadagen van het paard was het vooral de<br />
jonge Jan Egbert die nog in paarden handelde.<br />
Zijn vader Egbert en oom Jacob waren intussen de<br />
zeventig gepasseerd en hadden afstand genomen<br />
van het bedrijf. De boerderij op de noordelijke<br />
hoek van de Hogenkampsweg en de Meppelerstraatweg<br />
was inmiddels ingeklemd door de nieu-<br />
we huizen van Dieze-Oost. Toch bleef er handel in<br />
paarden. Vooral de opkomende ruitersport deed<br />
de animo voor paarden weer toenemen. Op<br />
bescheiden schaal speelde Dijk daarin tot 1990 een<br />
rol.<br />
De stal aan de Meppelerstraatweg uit 1905 is<br />
voor de familie Dijk verbouwd tot geriefelijke<br />
woning. Hoog in de gevel steekt een paardenhoofd<br />
uit de muur, met aan weerszijden de onlosmakelijk<br />
met elkaar verbonden begrippen 'J-Dijk'<br />
en 'luxe paarden'.<br />
Inladen voor Italië. De<br />
gebroeders Rivolta, met<br />
bontkraag, paardenhandelaren<br />
uit Milaan<br />
aan wie meer dan 1000<br />
paarden geleverd werden,<br />
zijn ook aanwezig.<br />
Eindjaren veertig.<br />
(Collectie Dijk)<br />
Een aanspanning van Reinders Oliefabrieken omstreeks 1930. Op de bok zit links<br />
de bekende koetsier Jochem de Velde Harsenhorst. De wagen heet de Aloë en<br />
behoorde bij de gelijknamige fabriek van Reinders. Op de wagen liggen lijnoliekoeken,<br />
een restproduct van de olieproductie en uitstekend geschikt als veevoer.<br />
Op de achtergrond staat de Rode Molen uit 1724, die in 1934 werd gesloopt om<br />
plaats te maken voor de Ceintuurbaan. Rechts is nog net iets van de Passiebloem<br />
te zien. (Collectie van Dijk)
Jeanine Otten<br />
150 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Een zeppelin boven de Zwolse binnenstad<br />
Nadat de Zwolse Courant al dagen tevoren<br />
over de mogelijke route van de Graf Zeppelin<br />
boven Nederland had bericht, verscheen<br />
op zondagmorgen 13 oktober 1929 om tien<br />
voor half negen het luchtschip boven Zwolle. Het<br />
was de vorige dag 12 oktober om kwart over elf<br />
's avonds vertrokken uit het Duitse Friedrichshafen,<br />
waar de zeppelins gebouwd werden, met<br />
aan boord een journalist van de Zwolse Courant.<br />
Zijn verslag van de reis is paginagroot vier kolommen<br />
breed te lezen in de Zwolse Courant van<br />
maandag 14 oktober 1929.<br />
Na een tocht over Delfzijl (6.52 uur), Groningen<br />
(7.15 uur), Meppel, Staphorst (8.10 uur),<br />
Zwolle (8.20 uur), Olst (8.35 uur), Deventer (8.38<br />
uur), Apeldoorn met een ererondje en revérence<br />
boven Paleis het Loo (8.50 uur), Den Bosch (9.50<br />
uur), Waalhaven, Dordrecht, Rotterdam, Delft,<br />
Den Haag, Scheveningen, Leiden, Sassenheim,<br />
Haarlem, Amsterdam (waar boven Schiphol een<br />
postzak werd uitgeworpen), Utrecht, Doorn, Nijmegen,<br />
Beek (12.50 uur) en een sprookjesachtige<br />
reis over de Rijn was de Graf Zeppelin om zeven<br />
uur 's avonds weer terug in Friedrichshafen. De<br />
tocht boven Nederland had precies zes uur en tien<br />
minuten geduurd. De belangstelling op de grond<br />
was overweldigend. Overal dromden mensenmassa's<br />
samen op pleinen en markten.<br />
In de krant van 14 oktober 1929 is een ooggetuigenverslag<br />
opgenomen over de Graf Zeppelin<br />
boven Zwolle. Hieronder volgt de letterlijke tekst<br />
(in de oude spelling):<br />
'Zwolle, "Graf Zeppelin" boven de stad<br />
In den vroegen Zondagmorgen<br />
Het prachtige weer maakte het vroeg opstaan gisterochtend<br />
niet al te moeilijk en wie omstreeks<br />
zeven uur naar buiten wandelde zag zijn moeite<br />
beloond door een kostelijk uitzicht over de velden<br />
in morgennevels onder de blauwe lucht. De meeste<br />
stadsgenooten verwachtten het luchtschip nog<br />
lang niet, ofschoon het vertrek op een vervroegd<br />
uur hen had kunnen waarschuwen. De verwachting<br />
dat het om negen uur zou komen, was gebaseerd<br />
op het eerst aangekondigde vertrek<br />
omstreeks half twaalf. Maar Zaterdagavond werd<br />
nog door den omroep bericht, dat het luchtschip<br />
om kwart voor elf was vertrokken en zoo kon het<br />
ook zooveel eerder hier zijn.<br />
Berichten omtrent den loop der reis bleven uit<br />
en eerst omstreeks acht uur werd hier en daar verteld,<br />
dat de "Graf Zeppelin" te Steenwijk was<br />
gezien. Toen hoorden wij sinds eenigen tijd al<br />
waar wij stonden een ver verwijderd dof gebrom,<br />
dat uit het Noorden scheen te komen.<br />
In zicht<br />
Opeens wees iemand een blanke ronde vlek aan,<br />
als een wolkje met een kern, die zichtbaar werd<br />
boven de verre gebouwen en boomen, en weldra<br />
was er geen twijfel meer aan, het was het naderende<br />
luchtschip. Het bleek te komen uit de richting<br />
van Meppel en Zuidwaarts te koersen, werd grooter<br />
en duidelijker, totdat het eenigszins van richting<br />
veranderde en meer Westwaarts stevende. De<br />
scheepswand blonk helder in het zonlicht, de<br />
voorsteven schitterde als metaal, de gondels werden<br />
zichtbaar.<br />
In allerijl waarschuwden nu de uitkijkers hun<br />
thuisgebleven huisgenooten en grappige tooneeltjes<br />
speelden zich af op balcons en in tuinen, waar<br />
velen zich nu kwamen vertoonen in nachtgewaad,<br />
aangevuld met haastig aangetrokken jassen enz.<br />
Anderen vonden geen gelegenheid meer om zich<br />
te kleeden en bleven uit bed kijken als dit mogelijk<br />
was.<br />
Zoo kwam het, dat op de straten en buitenwegen<br />
weinig mensen bijeen waren, maar dat het
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 151<br />
luchtschip toch door iedereen is gezien. Het voer<br />
hoog, statig nader, naar het scheen op halve<br />
kracht. Tenminste was het motorgebrom niet<br />
sterk en de vaart betrekkelijk gering.<br />
Boven Zwolle<br />
Na zijn koers gewijzigd te hebben, is de "Graf Zeppelin"<br />
dwars over de stad gekomen, zeker op een<br />
paar honderd meter hoogte, van Oost naar West,<br />
over het Noordelijk deel, ongeveer boven de<br />
Thorbeckegracht langs. Het was toen ongeveer<br />
kwart na acht. Hij voer vrij ver Noordelijk langs de<br />
Peperbus, waar de vlag was uitgestoken, over de<br />
nieuwe stadswijk in het Westen [Schildersbuurt],<br />
iets ten Noorden daarvan, boog daarna weer om<br />
naar het Zuiden, werd boven het Engelsche werk<br />
gezien en voer zeer snel langs de IJssel, ver links<br />
van het torentje van Hasselt zuidwaarts.<br />
Het is een onvergetelijk gezicht geweest, zooals<br />
het gevaarte rustig en met kalme vaart voorbijging,<br />
blinkend grijs, de motorgondels en de kajuit<br />
met groote ramen. Het was niet mogelijk menschen<br />
op te merken. Wel werd beneden hangend<br />
de Duitsche handelsvlag zwart wit rood gezien en<br />
duidelijk was in roode letters de naam Graf Zeppelin<br />
te lezen, evenals in zwart de letters en het<br />
nummer van het luchtschip. Op het oogenblik,<br />
dat het passeerde, begonnen de locomotieven op<br />
het emplacement de begroeting met de stoomfluit,<br />
welke aan boord ook gehoord is, zooals men<br />
elders in dit nummer kan lezen. Overal zag men<br />
kijkers met foto-toestellen in de weer en menige<br />
mooie opname werd gemaakt.<br />
Zoo langzaam voer het grootsche luchtvaartuig,<br />
dat velen trachtten mee te loopen om het te<br />
zien verder gaan. Eenmaal over de Willemsvaart<br />
echter ontwikkelde het dadelijk weer een groote<br />
snelheid, zoodat men het nog alleen kon zien verdwijnen<br />
aan den Zuidelijken hemel, waar het nog<br />
lang zichtbaar bleef.<br />
Natuurlijk was het luchtschip het gesprek van<br />
den heelen verderen dag. "Heb je hem gezien?"<br />
was de inleiding van elk gesprek en ieder had hem<br />
nog weer mooier gezien dan de vorige. Daarover<br />
echter is wel iedereen het eens, dat alles heeft meegewerkt<br />
om ons dezen Zondagmorgen iets onvergetelijks<br />
te doen zien.'<br />
De Zwolse Courant wordt bewaard in het <strong>Historisch</strong><br />
<strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong>. Het oudste exemplaar<br />
dateert uit 1791. Om de kranten tegen schade door<br />
raadplegen te beschermen, zijn ze op microfilm gezet.<br />
Iedereen kan gratis in het <strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong><br />
<strong>Overijssel</strong> de kranten op een speciale reader-printer<br />
lezen. Een fotokopie van een pagina kost € 0.57.<br />
Het <strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong> is gevestigd aan<br />
de Eikenstraat 20 te Zwolle. De toegang is gratis.<br />
Openingstijden: dinsdag t/m zaterdag 9-17 uur.<br />
Tel. 038 4266300, e-mail: info@hcov.nl, website:<br />
http://www.historischcentrumoverijssel.nl<br />
Zondagmorgen 13 oktober<br />
1929 8.20 uur;<br />
ondanks het vroege tijdstip<br />
zijn vele Zwollenaren<br />
op de Grote Markt<br />
ooggetuige van de zeppelin<br />
boven de stad.<br />
(Foto SMZ)
Herman Versfeit<br />
152 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
De Hottinger-kaart van Zwolle en omgeving<br />
(1783)<br />
Ruim tweehonderd jaar geleden hebben militaire<br />
ingenieurs de streek rond Zwolle en<br />
andere delen van <strong>Overijssel</strong> in kaart<br />
gebracht. De door hen vervaardigde kaarten, die<br />
lang verborgen hebben gelegen in de voor buitenstaanders<br />
niet toegankelijke militaire archieven,<br />
zijn in vrijwel alle gevallen de oudste betrouwbare<br />
en gedetailleerde kaarten van het gekarteerde<br />
gebied. Zij maken deel uit van de 'Atlas Topographique<br />
van het frontier des IJssels, Wedde en Westerwoldingerland'.<br />
Deze als de 'Hottinger-atlas'<br />
bekend staande verzameling van 112 handschriftkaarten<br />
van Noord- en Oost-Nederland, vervaardigd<br />
tussen 1773 en 1792, berust in het Nationaal<br />
Archief te Den Haag. Van deze kaartenserie hebben<br />
64 geheel of gedeeltelijk betrekking op <strong>Overijssel</strong>.<br />
Een van de kaarten geeft een fraai beeld van<br />
Zwolle en omgeving, in het jaar 1783. In dit artikel<br />
zal het ontstaan van de <strong>Overijssel</strong>se kaarten worden<br />
beschreven. De kaarten uit de Hottinger-atlas<br />
zullen in juni 2003 door de Drentse <strong>Historisch</strong>e<br />
Vereniging als atlas worden uitgegeven. 1<br />
Militaire kartografie<br />
Veel van de kaarten die in het verleden van ons<br />
land zijn vervaardigd hebben een militaire achtergrond.<br />
Voor de legerleiding is door de eeuwen<br />
heen een goede kennis van het gebied waarop de<br />
strijd zich zou kunnen afspelen van groot belang<br />
geweest. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-<br />
1648) en de tijd daarna waren de krijgshandelingen<br />
voornamelijk gericht op het veroveren van<br />
vijandelijke en de verdediging van eigen vestingsteden<br />
en schansen. Eenmaal in het bezit van dergelijke<br />
versterkingen viel het omliggende gebied<br />
welhaast automatisch toe aan de bezitter van de<br />
vesting. In die tijd was er dan ook vooral behoefte<br />
aan stadsplattegronden en tekeningen van schansen.<br />
In de loop der tijd verschoven de krijgshandelingen<br />
echter steeds meer in de richting van een<br />
strijd tussen grote legereenheden te velde. Begin<br />
negentiende eeuw, ten tijde van de Napoleontische<br />
oorlogen, zouden dit soort veldslagen de<br />
uitslag van de oorlogvoering zelfs vrijwel geheel<br />
gaan bepalen. Door deze veranderingen ontstond<br />
er bij de militairen een toenemende behoefte aan<br />
gedetailleerde topografische terreinkaarten. In<br />
ons land betrof dat vooral kaarten van de gebieden<br />
die voor de verdediging van belang waren. Een<br />
aanzienlijk deel van het grondgebied van de Republiek<br />
werd omsloten door natuurlijke barrières,<br />
die voor een vijandelijk leger een flinke belemmering<br />
vormden. Van noord naar zuidwest waren<br />
dat de moerassen in het oosten van Groningen en<br />
Drenthe, die langs de zuidgrens van Drenthe, de<br />
IJssel, Maas, Rijn en Waal en de Zeeuwse wateren.<br />
Een relatief groot deel van de militaire topografische<br />
kaarten die in het verleden werden vervaardigd<br />
hebben daardoor op die gebieden betrekking.<br />
Ook andere grensgebieden, zoals het oosten<br />
van <strong>Overijssel</strong> en Gelderland, waren als mogelijk<br />
strijdtoneel van militair belang en werden dus<br />
gekarteerd.<br />
De kartering van de rivieren<br />
Zoals hiervoor genoemd, hebben de IJssel en<br />
delen van de Rijn en de Waal vroeger een belangrijke<br />
rol gespeeld in de verdediging van ons land<br />
tegen aanvallen vanuit het oosten. Betrouwbare<br />
kaarten waren voor de legerleiding dan ook van<br />
groot belang. In juli 1773 gaf stadhouder Willem V<br />
luitenant ingenieur Herman van Hooff opdracht<br />
om 'Eene Kaarte te formeeren van het terrein tusschen<br />
Nijmegen, de Rivier de Whaal op, en de Rijn<br />
af, over Arnhem, langs den IJssel, over Doesburg,<br />
Zutphen, Deventer, Zwolle en Campen, tot aan<br />
Zwarte-Sluis, met de situatie daar annex, bijzon-
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 153<br />
derlijk de gefortificeerde Steeden en Forten, Rivieren,<br />
Watergangen, Dijken en Sluijzen'. 2<br />
Van Hooff is ruim vijfjaar met het opmeten en<br />
tekenen van de kaarten bezig geweest. Het gebied<br />
dat hij karteerde bestond uit de rivieren en een<br />
strook land aan weerszijden ervan. De breedte van<br />
die strook wisselde, meestal bedroeg hij ongeveer<br />
één uur gaans, zo'n vijf kilometer dus. In februari<br />
1779 kon hij het resultaat van zijn arbeid, een kaart<br />
met een omvang van maar liefst 630 x 270 centimeter,<br />
aan de Raad van State toezenden. Drie jaar<br />
later was ook het nette exemplaar van de kaart<br />
gereed. Hij tekende dit met hulp van de extraordinaris<br />
ingenieurs M.A. Snoeck en J.A. van Kesteren.<br />
Op 26 februari 1782 overhandigde hij deze<br />
'Caart van een gedeelte der Whaalstroom, gedeelte<br />
van de rivier den Rhijn en den geheelen IJsselstroom<br />
met de situatie daar annex' aan de Raad<br />
van State. Zowel deze nette kaart als de eerder<br />
genoemde brouillonkaart bevinden zich nu in het<br />
Nationaal Archief. 3<br />
Zijn werk moet in de smaak gevallen zijn, want<br />
de Raad gaf hem direct na ontvangst van de nette<br />
kaart opdracht nog een tweede exemplaar te vervaardigen.<br />
Ditmaal moesten de bladen een dusdanig<br />
formaat hebben dat zij in een atlas konden<br />
worden opgenomen. Zij moesten daar echter ook<br />
weer uitgenomen kunnen worden om ze desgewenst<br />
aaneen te kunnen voegen. Dit exemplaar<br />
was al in oktober 1783 gereed.<br />
De kartering van Salland<br />
Het gebied ten oosten van de IJssel is in de loop<br />
der eeuwen herhaaldelijk het toneel van strijd<br />
geweest. Veel meer dan het westen van ons land<br />
heeft het in het verleden geleden onder invallen<br />
van vijandelijke legers, van belegeringen van vestingsteden<br />
en van verwoestingen op het platteland.<br />
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog heeft Holland<br />
alleen in de beginperiode te maken gehad<br />
met Spaanse invallen. In Oost-Nederland daarentegen,<br />
is tijdens deze oorlog tot eind twintiger<br />
jaren van de zeventiende eeuw gevochten. Later in<br />
die eeuw heeft het gebied ook nog twee Munsterse<br />
en een Franse inval te verduren gehad. Voor de<br />
verdediging van de Republiek hadden deze delen<br />
van <strong>Overijssel</strong> en Gelderland een grote strategi-<br />
Het in Oost-Nederland gekarteerde gebied is op dit kaartje met lichtgrijs aangegeven.<br />
De rechte lijnen markeren de uiterste grens van de kaartbladen. De militaire<br />
ingenieurs vervaardigden tussen 1773 en 1787 in totaal go kaarten, alle op<br />
een schaal van honderd roeden op een Rijnlandse duim (1:14.400). De niet<br />
gekarteerde stroken langs de Duitse grens werden in 1812 alsnog door Franse<br />
militaire ingenieurs in kaart gebracht.<br />
sche waarde. Betrouwbare kaarten van het gebied<br />
waren voor de legerleiding dan ook van groot<br />
belang. 4<br />
De Raad van State gaf daarom in 1785 de ervaren<br />
ingenieur J.F. Wollant opdracht Salland en de
Detail van de kaart met<br />
Zwolle en omgeving. In<br />
de nieuwe atlas zullen<br />
de kaarten in kleur<br />
opgenomen worden,<br />
wat de details beter tot<br />
hun recht doet komen.<br />
Voor 'ons gevoel' moet<br />
de kaart een kwartslag<br />
gedraaid worden,<br />
omdat het noorden<br />
links ligt in plaats van<br />
boven.<br />
154<br />
Graafschap in kaart te brengen. Hij moest zijn<br />
kaarten op de door Van Hooff vervaardigde<br />
rivierkaarten laten aansluiten. Na een jaar alleen<br />
aan het werk te zijn geweest kreeg hij versterking.<br />
In maart 1786 werd extraordinaris ingenieur M.A.<br />
Snoeck bij de werkzaamheden ingeschakeld en in<br />
het voorjaar 1787 kwam ook extraordinaris ingenieur<br />
H.J. van der Wijck de gelederen versterken. 5<br />
Zonder problemen verliepen de terreinopnames<br />
niet. De ingenieurs werden door de inwoners<br />
van de streken waar zij hun werkzaamheden<br />
moesten verrichten soms zeer onvriendelijk bejegend.<br />
Zo schreef Wollant in september 1786 dat<br />
hij: 'te platten lande door de bewoonders op eene<br />
verregaand licentieuse wijse in deselve quartieren<br />
gemaltraiteert werd'. Ondanks deze moeilijkheden<br />
kon Wollant de gereedgekomen kaarten in<br />
oktober 1787 bij de Raad inleveren. Tezamen bestreken<br />
zij de provincie <strong>Overijssel</strong> (met uitzondering<br />
van Noordwest-<strong>Overijssel</strong> en Twente) en, op<br />
enkele stroken langs de Duitse grens na, de gehele<br />
Graafschap Zutphen. Ook de door Van Hooff c.s.<br />
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
vervaardigde rivierkaarten maakten er deel van<br />
uit. Deze waren, zoals in een voorgaand hoofdstuk<br />
beschreven, tijdens de kartering van de rivieren<br />
tussen 1773 en 1783 niet vol getekend. In de volgende<br />
karteringsfase werden de wit gebleven delen<br />
van de kaarten alsnog ingevuld. De door het drietal<br />
vervaardigde kaarten maken nu deel uit van de<br />
Hottinger atlas in het Nationaal Archief te Den<br />
Haag. Wel werden de 25 kaarten wegens het<br />
onhandig grote formaat - een van de kaarten had<br />
bijvoorbeeld een afmeting van 90 bij 180 cm - in<br />
een later stadium in 74 kleinere opgedeeld. 6<br />
In een volgende karteringsfase werden ook van<br />
Twente, Zuidoost-Drenthe en Westerwolde kaarten<br />
vervaardigd. Dat gebeurde onder leiding van<br />
de van oorsprong Zwitserse kapitein ingenieur<br />
J.H. Hottinger, aan wie de kaartenverzameling<br />
zijn naam ontleend. De niet gekarteerde stroken<br />
langs de Duitse grens in het oosten en zuiden van<br />
de Graafschap en Twente werden in 1812 alsnog<br />
door Franse en Nederlandse militaire ingenieurs<br />
onder leiding van chef d'escadron d'Epailly in
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 155<br />
kaart gebracht. De acht door hen op een schaal<br />
van 1:20.000 vervaardigde kaarten berusten in het<br />
militaire archief te Vincennes. In het Rijksarchief<br />
in Gelderland zijn foto's van deze kaarten aanwezig.<br />
7<br />
De kaart van Zwolle<br />
Weliswaar woonden de inwoners van Zwolle aan<br />
het eind van de achttiende eeuw nog grotendeels<br />
binnen de wallen, maar daarbuiten begon naar het<br />
noord- en zuidoosten toch al bebouwing te ontstaan.<br />
Die bebouwing is op de kaart huis voor huis<br />
te herkennen. In de stad zelf is de bebouwing gegeneraliseerd,<br />
maar het nu nog vrijwel geheel<br />
bestaande stratenpatroon is goed zichtbaar. Anno<br />
<strong>2002</strong> is Zwolle enorm gegroeid, onder andere tot<br />
aan de op de kaart getoonde plaatsen Berkum en<br />
Zalné. Nabij de stad lagen de met arcering aangegeven<br />
essen, waarop de landbouw werd bedreven<br />
en daarbuiten strekten de hooi- en graslanden<br />
zich over grote afstanden uit.<br />
Opvallend op de kaart zijn de vele buitenplaatsen<br />
in de omgeving van de stad. Ten zuidoosten is<br />
bijvoorbeeld het aan de weg naar Almelo gelegen<br />
Boschwijk te zien, vanaf 1783 de woning van de<br />
dichter Rhijnvis Feith. Tot zijn dood in 1824<br />
gebruikte hij dit buiten als zomerverblijf. Ook de<br />
andere buitens stelden welgestelde inwoners van<br />
Zwolle in staat de drukte en warmte van de<br />
zomerse stad te ontvluchten om op het platteland<br />
verkoeling te zoeken.<br />
De atlas<br />
In de door de Drentse <strong>Historisch</strong>e Vereniging uit<br />
te geven atlas zullen alle kaarten van de Hottingeratlas<br />
van Noord en Oost-Nederland worden opgenomen.<br />
In totaal bestrijken deze kaarten Salland,<br />
Twente, de Graafschap, de streek rond Arnhem en<br />
Nijmegen, Zuidoost-Drenthe en Westerwolde.<br />
Ook de zes tussen 1792 en 1794 door Hottinger<br />
c.s. vervaardigde kaarten van de omgeving van de<br />
stad Groningen zullen worden opgenomen.<br />
De oorspronkelijke kaarten zijn alle op een<br />
schaal van honderd roeden op een Rijnlandse<br />
duim (1:14.400) getekend. In de uit te geven atlas<br />
zullen zij op een kleinere schaal worden afgebeeld.<br />
De details zullen echter goed herkenbaar blijven.<br />
De atlas, die een formaat krijgt van 33,5 x 24 cm,<br />
zal in kleurendruk worden uitgevoerd. Juist het<br />
kleurgebruik op de kaarten maakt details, zoals<br />
bijvoorbeeld de bebouwing, goed zichtbaar. Het<br />
kaartgedeelte zal worden voorafgegaan door een<br />
uitgebreide historische inleiding, waarin van elk<br />
van de gekarteerde gebieden een beschrijving zal<br />
worden gegeven van het militaire belang ervan en<br />
van de wijze waarop de kaarten tot stand kwamen.<br />
Naschrift<br />
Het initiatief van de Drentse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />
verdient alle lof. De kaarten zullen door deze uitgave<br />
voor een groot publiek toegankelijk zijn. Hoewel Zwolle<br />
met haar omgeving maar een klein deel in deze uitgave<br />
beslaat, is zij vanwege de precieze en fraaie weergave van<br />
belang.<br />
De atlas kan besteld worden bij de Drentse <strong>Historisch</strong>e<br />
Vereniging, Postbus 243,9400 AE Assen. Tot juni 2003<br />
bedraagt de voor intekenprijs € 40 (excl. verzendkosten).<br />
Een briefje of een e-mail naar dhv@dhvdrenthe.info<br />
met vermelding van 'Bestelling Hottingeratlas'<br />
is voldoende. U krijgt de atlas dan eind juni, begin<br />
juli met een acceptgiro voor de betaling toegezonden.<br />
Noten<br />
1. Nationaal Archief (NA), Geniearchief, OSK IJ 11, W<br />
17, OSPV G 41. In het Nationaal Archief wordt onder<br />
nummer IJ lla ook een verkleinde versie van de<br />
kaarten, op een schaal van 1:44.600, bewaard.<br />
2. Scholten, F.W.J., Militair topografische kaarten en<br />
stadsplattegronden van Nederland 1579-1795, Alphen<br />
aan de Rijn 1989,115; NA, Geniearchief, Memoriën<br />
4.OMM, inv.nr. 202, IJ 41, bijlage; NA,<br />
RvSt, inv.nr. 329, resolutie 31.8.1773.<br />
3. Scholten, 115,116; NA, RvSt, inv.nr. 341, resolutie<br />
3.9.1779; inv.nr. 345 resolutie 29.11.1781; inv.nr.<br />
346, resoluties 6.2.1782, 26.2.1782; Geniearchief,<br />
Memoriën 4.OMM, inv.nr. 202, IJ 41. De brouillon<br />
en de nette kaart worden onder nummer 4 OSK IJ<br />
10 c en 4 OSK IJ 10 in het Nationaal Archief bewaard.<br />
4. Meij, PJ. e.a., Geschiedenis van Gelderland 1492-<br />
1795, Boek II, Zutphen 1975,109,131.<br />
5. NA, RvSt, inv.nr 358, resoluties 28.3.1786,5.4.1786,<br />
Scholten, 118,119.<br />
6. NA, RvSt, inv.nr. 1146, ingekomen stukken,<br />
31.10.1786; Scholten 119.<br />
7. Zie ook: Versfeit, H.J., De Franse kaarten van<br />
Drenthe en de noordelijke kust, Groningen 2001,36.
Ton Hendrikman<br />
Thomas van Kempen<br />
op de Agnietenberg bij<br />
Zwolle. Schilderij op<br />
doek, anoniem, vermoedelijk<br />
zeventiende eeuw.<br />
(Collectie Onze Lieve<br />
Vrouwebasiliek). Een<br />
vrijwel identiek schilderij<br />
hangt in het Stedelijk<br />
Museum Zwolle.<br />
156 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Thomas a Kempis<br />
Door een bijzondere samenloop van<br />
gebeurtenissen stond het jaar 2001 in het<br />
teken van Thomas a Kempis (of van Kempen).<br />
Aan het begin van dat jaar vond er een fusie<br />
plaats tussen de Zwolse rooms-katholieke<br />
parochies (met uitzondering van de Dominicanenkerk<br />
of, officieel, het Rectoraat Thomas van<br />
Aquino) die verder gingen onder de koepelnaam<br />
Parochie Thomas a Kempis. De Zwolse beeldhouwer<br />
Torn Waterreus kreeg de opdracht een nieuw<br />
beeld van Thomas a Kempis te vervaardigen ter<br />
vervanging van het oude verweerde beeld uit 1904,<br />
mede in verband met het toen op handen zijnde<br />
eeuwfeest van Dominicanenkerk en -klooster in<br />
het jaar <strong>2002</strong>. Kunstenaar Jan Snoeck kreeg van de<br />
gemeente Zwolle de opdracht, gebaseerd op en<br />
geïnspireerd door de nagelaten werken van Thomas,<br />
een werkstuk te maken voor de Thomas a<br />
Kempiszaal in het oude stadhuis. De componist<br />
en oud-directeur van het Conservatorium Zwolle,<br />
Jacques Reuland, liet zich onder meer inspireren<br />
door het geestelijk erfgoed van Thomas en componeerde<br />
een klein oratorium onder de titel<br />
Thomas a Kempis in Monte Sanctae Agnetis. In het<br />
najaar van 2001 maakte de KRO-televisie een programma<br />
over Thomas a Kempis in de reeks Mysti-
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 157<br />
ci van Hadewijch tot Hillesum. Bij Ten Have/Agora<br />
verscheen de vierde uitgave van De navolging<br />
van Christus in de vertaling van Gerard Wijdeveld.<br />
En tenslotte werden er in het jaar 2001 initiatieven<br />
genomen voor een tentoonstelling in het Stedelijk<br />
Museum Zwolle over Thomas a Kempis. Deze<br />
tentoonstelling is inmiddels gerealiseerd in<br />
samenwerking met het Stadtische Kramermuseum<br />
in Kempen. De opening vond plaats op<br />
9 november <strong>2002</strong> en de tentoonstelling zal nog te<br />
bezichtigen zijn tot 12 januari 2003.<br />
Al met al aanleiding genoeg in te gaan op de<br />
persoon van Thomas a Kempis, zijn plaats binnen<br />
de Moderne Devotie, de beweging van Geert Grote<br />
(1340-1384) uit Deventer, en op de geestelijke<br />
nalatenschap van deze beweging, waarvan Thomas<br />
tot de belangrijkste vertegenwoordigers mag<br />
worden gerekend.<br />
De beginjaren<br />
Thomas Hemerken of Hamerken werd in 1379 of<br />
in 1380 in het - tegenwoordig in Duitsland gelegen<br />
- stadje Kempen geboren. Kempen behoorde tot<br />
het aartsbisdom Keulen, waaronder toen ook een<br />
groot deel van de noordelijke Nederlanden ressorteerde.<br />
De vader van Thomas was een ambachtsman,<br />
vermoedelijk zilversmid, getuige het hamer -<br />
tje dat hij in het familiewapen voerde. Thomas<br />
had nog een vijftien jaar oudere broer, Johannes.<br />
Deze Johannes behoorde tot de kloosterlingen van<br />
het eerste uur van het Mariaklooster in Windesheim;<br />
hij was in 1387 betrokken bij de stichting<br />
ervan. Evenals zijn broer voelde Thomas Hemerken<br />
zich aangesproken door de roep die van de<br />
religieuze en kerkelijke vernieuwingsbeweging<br />
van Geert Grote uitging en die reeds een grote<br />
bekendheid had gekregen binnen het bisdom<br />
Utrecht waarvan Zwolle en Deventer de regionale<br />
uitstralingscentra waren. De Moderne Devotie<br />
verzette zich tegen het toenemend geestelijk verval<br />
in kerk en maatschappij. Het kerkelijk gezag van<br />
de paus was ernstig aangetast door het Westers<br />
Schisma (1378-1417). Twee pausen resideerden er<br />
toen; één in Avignon, de andere in Rome. In alle<br />
geledingen van de kerkelijke hiërarchie was het<br />
verwerven van betaalde ambten en carrièremakerij<br />
als een sluipende ziekte doorgedrongen. In de<br />
samenleving stond materieel gewin hoger aangeschreven<br />
dan het gedrag van een innerlijk evenwichtig<br />
levend mens. Het kon niet uitblijven dat<br />
dit gevolgen had voor de kwaliteit van het geestelijk<br />
leven en het daaruit voortvloeiend gedrag. De<br />
Moderne Devotie stond ten opzichte van deze<br />
misstanden een mentaliteitsverandering voor. In<br />
het bijzonder richtte zij zich op jonge mensen;<br />
scholieren, schoolgaand aan de verschillende<br />
Latijnse stads- en kapittelscholen waarvan diverse<br />
door onderwijshervormingen die nieuwe levenshouding<br />
uitdroegen. De stadsschool van Zwolle<br />
onder leiding van de onderwijshervormer magister<br />
Johan Cele (ca. 1340-1417) en de kapittelschool<br />
van Sint-Lebuïnus te Deventer onder leiding van<br />
Willem Vreden waren toonaangevend in Thomas'<br />
tijd.<br />
Zo trok in 1392 de twaalfjarige scholier Thomas<br />
vanuit Kempen naar het klooster Windesheim.<br />
Zijn broer stuurde hem terug naar Deventer<br />
met een aanbevelingsbrief voor Florens Rade-<br />
Thomas a Kempis.<br />
Fragment uit de houtsnede<br />
'St. Augustinus,<br />
vader der reguliere<br />
kanunniken en leraar'.<br />
Anoniem, ca 1480.<br />
Staatsmuseum voor<br />
Kunst, Kopenhagen.
Thomas a Kempis, foto<br />
van het oorspronkelijke<br />
vijftiende-eeuwse schilderij<br />
dat zich in Keulen<br />
bevond en in 1942 verloren<br />
is gegaan. Het schilderij<br />
werd toegeschreven<br />
aan de Zwolse schilderJohan<br />
van den<br />
Mynnesten (1435? -<br />
1504).(Collectie SMZ)<br />
158 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
wijns, een van Geert Grote's goede vrienden. In<br />
Deventer werd Thomas opgenomen in het convict<br />
(kosthuis) voor arme scholieren (domus pauperum)<br />
onder de hoede van heer Florens, die als<br />
Thomas' mentor optrad. Florens Radewijns was<br />
ook de stichter van het eerste fraterhuis in Deventer,<br />
waar de grondslag werd gelegd voor de latere<br />
huizen van de Broeders van het Gemene (gemeenschappelijke)<br />
Leven. Het betrof een gemeenschap<br />
van leken, die geen kloostergeloften aflegden,<br />
maar gehoorzaamheid beloofden aan de rector<br />
van het huis en met elkaar wilden leven volgens<br />
het ideaal van de vroege kerk.<br />
Intrede in het klooster op de Agnietenberg<br />
In 1399, na zijn schoolloopbaan te hebben beëindigd,<br />
keerde Thomas naar Windesheim terug.<br />
Vandaaruit trok hij verder naar Zwolle. Vermoe-<br />
VROMAS AKEMPISl<br />
delijk volgde hij nog enkele lessen aan de beroemde<br />
Latijnse school van meester Cele en kerkte hij<br />
in de Onze Lieve Vrouwekapel aan de Ossenmarkt,<br />
waarvan de eerste bouwfase net was voltooid.<br />
Naar gebruik van die tijd en om geld voor<br />
de bouw te genereren, was aan het bidden in de<br />
druk bezochte kapel een aflaat verbonden. Zo trad<br />
ook Thomas hier in de voetsporen van de vele pelgrims<br />
want De Onze Lieve Vrouwekapel was toen<br />
ook een bedevaartskerk, mede toegewijd aan de<br />
pestheilige Antonius Abt. In hetzelfde jaar, hij was<br />
toen 18 of 19, meldde Thomas van Kempen zich<br />
aan de kloosterpoort van het Agnietenklooster op<br />
de Nemelerberg vlak bij de Vecht, waar naar het<br />
Deventer voorbeeld in 1386 vanuit de Praubstraat<br />
een fraterhuis was gesticht en onder de schutse<br />
gesteld van Sint-Agnes. Thomas ontmoette hier<br />
voor de tweede keer zijn broer. Het broederhuis<br />
werd namelijk in 1398 omgevormd tot een klooster<br />
van Reguliere kanunniken van Windesheim volgens<br />
de regel van Augustinus en behoorde tot de<br />
kloosterfederatie het Kapittel van Windesheim.<br />
Tot eerste prior werd benoemd Johannes van<br />
Kempen. Dit klooster zou Thomas, behoudens<br />
twee onderbrekingen, niet meer verlaten. De eerste<br />
keer in 1402 om samen met zijn broer de nalatenschap<br />
van zijn ouders te regelen in Kempen en<br />
de tweede keer gedurende een conflict rond de<br />
Utrechtse bisschopsbenoeming, toen de communiteit<br />
moest uitwijken naar Ludingakerke bij Franeker<br />
(1429-1432).<br />
Schrijf- en vormingswerk<br />
Na een noviciaatsperiode van zeven jaar deed<br />
Thomas in 1406 zijn eeuwige professie, maar het<br />
duurde nog tot 1413 of 1414 voordat hij zich tot<br />
priester liet wijden. Waarom hij met dat besluit zo<br />
lang heeft getalmd, is onbekend. In 1425 werd<br />
Thomas benoemd tot subprior. Dat hield onder<br />
meer in dat hij de taak van novicenmeester uitvoerde.<br />
Dit was hem op het lijf geschreven. Thomas<br />
heeft een belangrijke rol gespeeld bij de opleiding<br />
en vorming van jonge kloosterlingen. In die<br />
tijd schreef hij talloze geestelijke tractaten (opstellen),<br />
die met die novicenmeesterstaak samenhingen.<br />
Alles in het Latijn, naar het gebruik van die<br />
tijd. Latijn was immers de universele taal van kerk
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 159<br />
en wetenschap. Intussen was Thomas ook begonnen<br />
met het verzamelen van uitspraken en kernachtige<br />
bijbelspreuken, die in kringen van de<br />
Moderne Devotie opgeld deden; zij noemden dit<br />
het geestelijk notitieboekje otRapiarium. Hiermee<br />
legde Thomas vanaf 1420 de basis voor het al tijdens<br />
zijn leven beroemd geworden boek De Imitatione<br />
Christi (Over de Navolging van Christus).<br />
Twintig jaar lang voegde Thomas aan deze tractaten<br />
verbindende teksten toe, herschreef en redigeerde<br />
ze. Hij structureerde de tekst in uiteindelijk<br />
vier 'boeken', die samen de Navolging vormen. Al<br />
tijdens zijn leven werden diverse redacties gekopieerd,<br />
verspreid en gelezen binnen en buiten de<br />
kringen van de Moderne Devoten. Vandaar dat er<br />
verschillende redactionele versies bekend zijn. In<br />
1441 sloot Thomas dat project af. De definitieve<br />
handgeschreven redactie, voorzien van het jaartal<br />
1441 en van zijn naam, bevindt zich in de Koninklijke<br />
Bibliotheek in Brussel.<br />
Tot op de dag van vandaag blijkt dit boek een<br />
bron van grote geestelijke en mystieke rijkdom te<br />
zijn met veel praktische wenken voor de opbouw<br />
van een persoonlijk geestelijk leven. De populariteit<br />
van de Navolging blijkt ook uit de vroege vertalingen<br />
die er bekend zijn in diverse toenmalige<br />
landstalen. Zo is er al een Middelnederlandse vertaling<br />
bekend uit omstreeks 1440, een Middelengelse<br />
vertaling uit circa 1475 en een Middelfranse<br />
uit rond 1490, afgezien nog van de vele drukken<br />
die vanaf het derde kwart van de vijftiende eeuw<br />
verschijnen.<br />
In de periode tussen 1427 en 1439 kopieerde<br />
Thomas van Kempen ook de gehele bijbel in vijf<br />
delen. Dit op de Agnietenberg tot stand gekomen<br />
en door enkele medebroeders rijk geïllustreerde<br />
werk is te bewonderen in de Hessische Hochschul-<br />
& Landesbibliothek in Darmstadt. Een<br />
ander belangrijk werk is de kroniek van het Agnesklooster.<br />
Op de hoge leeftijd van 84 jaar begon<br />
Thomas op aandringen van zijn medebroeders<br />
aan dit karwei. Hij heeft de geschiedenis van het<br />
huis tot aan zijn dood in 1471 bijgehouden. Hij<br />
beschreef daarin de periode van 1386 tot 1471. Veel<br />
heeft hij dus nog kunnen optekenen uit mondelinge<br />
overleveringen. Een onbekend gebleven<br />
medebroeder zette de geschiedschrijving nog<br />
J<br />
1<br />
ik/oosécrhof<br />
vopcfrnv'//5o(?/ï //*> C7Ê-<br />
öoScCWnC- Kyvi>SGancr<br />
Irmvrls u/er.<br />
Qoro. \Nild
Het door de kunstenaar<br />
F. W. Mengelberg ontworpen<br />
monument voor<br />
Thomas a Kempis in de<br />
oude Sint Michaëlkerk<br />
aan de Roggenstraat.<br />
Het monument was 8<br />
meter hoog en werd in<br />
1897 onthuld. Onderin<br />
bevond zich de schrijn<br />
met het gebeente van<br />
Thomas. Op de zwart<br />
marmeren onderbouw<br />
stond, in het Latijn:<br />
'Ter ere, niet ter herinneringvan<br />
Thomas a<br />
Kempis, wiens naam<br />
langer blijft dan elk<br />
monument'. Profetische<br />
woorden, want het<br />
monument werd bij de<br />
sloop van de kerk in<br />
1965 evenmin gespaard.<br />
Op de tentoonstelling in<br />
het SMZ is een reconstructie<br />
gemaakt met de<br />
brokstukken die men<br />
her en der heeft kunnen<br />
traceren. (Uit: Ach Lieve<br />
Tijd, deel 9)<br />
i6o ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
voort tot 1477. De oudst bekende vertaling in het<br />
Nederlands van de in het Latijn geschreven<br />
Chronicon Canonicorum Regularium Montis SanctaeAgnetis<br />
door Johannes Kattenbelt verscheen in<br />
1718. Johannes Kattenbelt was een neef van<br />
Arnold(us) Waeyer, die in de schuilkerkentijd veel<br />
betekend heeft voor de zielzorg onder de Zwolse<br />
katholieken.<br />
Bij zijn dood liet Thomas van Kempen een<br />
omvangrijk oeuvre na. De rector van het Gymnasium<br />
Thomaeum in Kempen, Michael Josephus<br />
Pohl, verzorgde tussen 1902 en 1922 een zevendelige<br />
uitgave van het verzameld werk van Thomas,<br />
de Opera Omnia. Ter gelegenheid van het eeuwfeest<br />
van het eerste deel in de reeks is in het Duitse<br />
Kempen dat feit dit jaar met een internationaal<br />
congres gevierd.<br />
Na Thomas' dood<br />
Toen Thomas van Kempen op 25 juli 1471, de<br />
feestdag van Sint-Jacobus, in het klooster op de<br />
Agnietenberg 's avonds na de completen overleed,<br />
werd hij begraven in het oostelijk deel van de<br />
trans, die deel uitmaakte van de kruisgang. In een<br />
bescheiden hoekje in de directe nabijheid van een<br />
van de steunberen van de kloosterkerk werd Thomas'<br />
lichaam bijgezet. Later zal deze informatie<br />
van groot belang blijken te zijn voor het vinden<br />
van Thomas' stoffelijke resten twee eeuwen na zijn<br />
dood. Het Sint-Agnesklooster op een uur gaans<br />
van de binnenstad was toen vrijwel verdwenen, al<br />
moeten er toen nog muurresten in het terrein op<br />
Bergklooster zichtbaar geweest zijn.<br />
De zestiende eeuw was een tijdperk van grote<br />
onrust. De conflicten met de hertog van Gelder en<br />
later de godsdiensttwisten en de daaruit voortvloeiende<br />
Tachtigjarige Oorlog hadden een verwoestende<br />
uitwerking op het Agnietenklooster. In<br />
1561, nog geen honderd jaar na Thomas overlijden,<br />
werd het klooster opgeheven. Tien jaar later<br />
werd de kloosterbibliotheek verkocht en raakten<br />
de kostbare boeken verstrooid. Enkele gebouwen<br />
werden afgebroken en het overig deel verkocht<br />
aan de zusters Augustinessen van het Zwolse<br />
klooster 'Op die Maet', die er hun intrek namen.<br />
Vanaf 1575 nam allerhande krijgsvolk bezit van het<br />
strategisch gelegen gebouwencomplex nabij de<br />
Vecht. In 1580 kreeg het Zwolse stadsbestuur, dat<br />
toen de kant van de reformatie had gekozen, de<br />
goederen van het Agnietenklooster definitief in<br />
handen. Een jaar later besloten schepenen en
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
raden het klooster af te breken. Met het vrijgekomen<br />
materiaal werden ondermeer de vestingwerken<br />
aangelegd. De openbare uitoefening van de<br />
katholieke eredienst werd verboden en de tijd van<br />
de schuilkerken brak aan.<br />
Reliekschrijn<br />
In 1672, in de geschiedenis bekend als het 'Rampjaar',<br />
bezetten troepen van de bisschoppen van<br />
Munster en Keulen ondermeer Zwolle. Deze<br />
bezetting zou twee jaren duren. In de middeleeuwen<br />
viel ons land kerkelijk bijna in zijn geheel<br />
onder het bisdom Utrecht dat op zijn beurt weer<br />
deel uitmaakte van het aartsbisdom Keulen. Er<br />
bestonden dus oude historische banden met deze<br />
streek. De Keulse keurvorst en kardinaal-aartsbisschop<br />
Maximiliaan Hendrik Ernst van Beieren liet<br />
de boven al eerder genoemde Arnold Waeyer,<br />
priester in de schuilkerkentijd van de statie in de<br />
Spiegelsteeg en goed bekend met de kloosterkroniek,<br />
de plek aanwijzen op Bergklooster waar<br />
Thomas van Kempen begraven was. Aanvankelijk<br />
had de Keulse bisschop de bedoeling de stoffelijke<br />
resten van Thomas als relikwieën naar zijn Keulse<br />
residentie mee te nemen, omdat hij vreesde dat<br />
Thomas' grafplaats in de Calvinistische republiek<br />
niet veilig was. Zover is het niet gekomen en nog<br />
altijd rust Thomas' gebeente (maar beslist niet<br />
alles!) in een reliekkist uit 1674 met het opschrift:<br />
Reliquiae pii Thomae a Kempis (de relieken van de<br />
vrome Thomas van Kempen). Ondanks een<br />
poging in 1676 van Maximiliaan van Beieren om<br />
het gebeente van Thomas te verwerven, zag Waeyer<br />
er op toe dat dit niet gebeurde. Ook de prior van<br />
het klooster van reguliere koorheren Groenendaal<br />
bij Brussel, Herman Soly, deed een tweetal pogingen<br />
de relieken van Thomas in bezit te krijgen.<br />
Het is Waeyers verdienste dat Thomas voor Zwolle<br />
behouden bleef. Helaas gingen zijn opvolgers er<br />
wat lichtzinniger mee om. Zij schonken op verzoek<br />
delen van Thomas' gebeente weg als relikwie.<br />
Wedstrijd<br />
Na de samenvoeging van de staties in de 'Spiegelsteeg'<br />
en 'Onder den Bogen' in 1809 werd de<br />
reliekschrijn opgesteld in de laatst genoemde sta-<br />
Gebeeldhouwde kop<br />
van Thomas van Kempen,<br />
afkomstig van het<br />
in 1965 gesloopte monument<br />
uit de Michaëlkerk<br />
in de Roggenstraat.<br />
(Particuliere collectie)
Grafschrijn uit 1674 met<br />
het gebeente van Thomas<br />
a Kempis. De grafschrijn<br />
bevindt zich<br />
tegenwoordig in de<br />
nieuwe Michaëlkerk<br />
aan de bisschop Willebrandlaan.<br />
(Uit: Als de<br />
dag van Gisteren, deel<br />
3)<br />
1Ó2 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
tie. Later, in 1855, kwam hieruit de Sint-Michaëlparochie<br />
voort. Na diverse bouwactiviteiten<br />
kwam de schrijn terecht in de neogotische<br />
Michaëlkerk aan de Roggenstraat/Nieuwstraat,<br />
die in 1892 gereed kwam. Om Thomas' nalatenschap<br />
te eren werd in 1894 een prijsvraag uitgeschreven<br />
voor het ontwerpen van een Thomas a<br />
Kempismonument, waarin de reliekschrijn een<br />
waardige plek moest krijgen. In de jury hadden<br />
onder anderen zitting Herman J.A.M. Schaepman,<br />
de bekende priester-staatsman en de<br />
befaamde architect Pierre (Petrus) Cuypers uit<br />
Roermond. Intussen ontving de voorbereidingscommissie<br />
giften van koningin-regentes Emma en<br />
van paus Leo XIII, maar ook van vele vooraanstaande<br />
personen uit diverse Europese landen en<br />
uit de Verenigde Staten om het gedenkteken te<br />
kunnen bekostigen. Daarvoor was toen een fonds<br />
nodig van maximaal ƒ 10.000,-; een heel bedrag<br />
voor die tijd. Zeker als men in aanmerking neemt<br />
dat de gehele nieuwbouw van de kerk, inclusief<br />
toren, aan de Roggenstraat toen voor de som van<br />
ƒ 112.700,- werd aangenomen. Op 15 januari 1895<br />
sloot de inzendtermijn en op 11 februari daaropvolgend<br />
werd de uitslag bekend gemaakt.<br />
Van de achttien ontwerpen, allen anoniem en<br />
van een bepaald motto voorzien, werden de twee<br />
bekroonde inzendingen door de jury bekend<br />
gemaakt. Het uitverkoren ontwerp bleek te zijn<br />
ingestuurd door het toen bekende kerkelijke<br />
kunstatelier van Friedrich Wilhelm Mengelberg<br />
uit Utrecht. Dit monument werd in natuursteen<br />
uitgevoerd en op 10 november 1897 plechtig onthuld<br />
door de aartsbisschop van Utrecht, Henricus<br />
van de Wetering. De glazen binnenkist van de<br />
schrijn werd door de bisschop verzegeld en ook de<br />
bijbehorende oorkonde werd van zijn zegel voorzien.<br />
Daarna werd de kist onder in het gedachtenismonument<br />
geplaatst. Daar zou hij blijven staan<br />
tot het jaar 1965, toen door de sloop van kerk en<br />
monument dit gedenkteken definitief verloren<br />
ging-<br />
Het ontwerp dat de tweede prijs kreeg, maar<br />
nooit werd uitgevoerd in kalksteen of marmer,<br />
was een ontwerp van de Leuvense kunstenaar<br />
Benoit van Uytvanck en zijn compagnon Camille<br />
Goffaerts. Het schaalmodel, vervaardigd van hout<br />
en gips, bevindt zich tegenwoordig in het trefcentrum<br />
van de Michaëlkerk aan de bisschop Willebrandlaan.<br />
Thomas en de actualiteit<br />
Door de tijden heen is de herinnering aan Thomas<br />
van Kempen blijven bestaan, al waren er perioden<br />
waarin de belangstelling voor hem en de Moderne<br />
Devotie, de vernieuwingsbeweging waar hij voor<br />
stond, verflauwde. Het eind van de negentiende<br />
en het begin van de twintigste eeuw laten een opleving<br />
zien. De eerder genoemde prijsvraag gaf dat<br />
al aan. Rond 1904 werd er een beeld aan de buitengevel<br />
van het Dominicanenklooster geplaatst;<br />
geen beeld van Thomas van Aquino - wiens naam<br />
de Dominicanenkerk officieel draagt - maar van<br />
Thomas van Kempen! Op 11 juni 1919 sprak pater<br />
G.A. Meijer o.p., historicus en subprior van het<br />
Dominicanenklooster, op de Agnietenberg een<br />
rede uit ter gelegenheid van de plaatsing van een<br />
grote Thomas a Kempisgedenksteen. Het was de<br />
befaamde architect Cuypers, die het ontwerp<br />
maakte in opdracht van de Vereeniging tot Beoefening<br />
van <strong>Overijssel</strong>sch Regt en Geschiedenis<br />
(VORG). Thans staat deze steen samen met een<br />
tweetalig informatiepaneel over het klooster Sint-<br />
Agnietenberg bij de ingang van de begraafplaats
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 163<br />
Bergklooster, vlakbij de plaats waar eens de kloosterkerk<br />
stond. In het laatste kwart van de twintigste<br />
eeuw is, tegen de geest van de tijd in, een hernieuwde<br />
belangstelling voor de Moderne Devotie<br />
en daarmee ook voor de persoon van Thomas van<br />
Kempen ontstaan. Talrijke publicaties in boek- of<br />
artikelvorm wijzen daarop.<br />
Zoals aan het begin van dit artikel opgemerkt<br />
zijn de katholieke kerken in Zwolle gefuseerd tot<br />
Parochie Thomas a Kempis. De nieuwe parochie<br />
beschikt over verschillende (kunst)voorwerpen,<br />
die met Thomas te maken hebben: diverse schilderijen<br />
en afbeeldingen verspreid over de verschillende<br />
kerklocaties, de reliekschrijn en het ontwerp<br />
Thomas-gedachtenismonument. De nieuwe<br />
wapenspreuk van de Onze Lieve Vrouwebasiliek,<br />
'Regnum Dei intra vos est' (het rijk van God is in<br />
uw binnenste), is ontleend aan De navolging van<br />
Christus. Maar ook elders in de stad houden<br />
namen (onderwijsinstellingen, straten), beelden<br />
en informatieborden de herinnering aan deze<br />
periode uit de Zwolse religieuze geschiedenis<br />
levend.<br />
* Dit artikel verscheen eerder in twee afleveringen in<br />
het april en oktobernummer <strong>2002</strong> van Thomas, het<br />
parochie-informatie blad voor katholiek Zwolle.<br />
Literatuur<br />
P.H.T. Braam, Levensschets van Thomas a Kempis<br />
(Zwolle, 1881)<br />
J.H. Mooren, Nachrichten über Thomas a Kempis nebst<br />
einem Anhange von meistens noch ungedruckten Urkunden<br />
(Arnheim/Krefeld, 1855)<br />
Thomas a Kempis, De navolging van Christus (vert.<br />
Gerard Wijdeveld), Kampen/Kapellen 1995.<br />
Thomas van Kempen, Een klooster ontsloten. De kroniek<br />
van Sint-Agnietenberg bij Zwolle in vertaling en met<br />
commentaar (vert.Udo de Kruijf), Kampen 2000.<br />
W.G.A.J. Röring, Thomas a Kempis zijne voorgangers en<br />
zijne tijdgenooten (Utrecht, 1902)<br />
Th. J. de Vries, Gedenkboek van de Sint-Michaël-<br />
Parochie te Zwolle eertijds Statie 'Onder den Bogen'<br />
bij haar300-jarig bestaan. 1641-1941 (Zwolle, 1941)<br />
CTQ<br />
ADVERTENTIE<br />
24 uur per dag op internet<br />
elke dag<br />
gratis toegang tot het<br />
Stedelijk Museum Zwolle<br />
elke maand<br />
een <strong>Historisch</strong>e Avond<br />
elke twee maanden<br />
het Zwols<br />
<strong>Historisch</strong> Café<br />
elke drie maanden<br />
het Zwols <strong>Historisch</strong><br />
Tijdschrift<br />
eikjaar<br />
een presentatie op<br />
Open Monumentendag<br />
elke twee jaar<br />
een Zwolse <strong>Historisch</strong>e Quiz
Willem van der Veen<br />
164 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
'Een club der vrijage van de goede standen',<br />
wojaarZMHC<br />
De Zwolsche Mixed Hockeyclub werd honderd<br />
jaar geleden opgericht door twee<br />
vrouwen. Opmerkelijk detail uit een tijd<br />
dat vrouwenemancipatie in de prilste kinderschoenen<br />
stond. Het zogeheten zwakke geslacht<br />
werd toen inderdaad als zwak beschouwd en niet<br />
geacht andere dan huishoudelijke initiatieven te<br />
ontplooien. Maar Nettie Bierens de Haan en<br />
Mena de Vries waren dan ook niet gevormd naar<br />
het algemeen burgerlijk model. Het waren dames<br />
met een eigen maatschappelijke wil, bovendien<br />
dochters uit de bevoorrechte klasse, die in die<br />
jaren het privilege bezat om zich met zo'n dwaze,<br />
nutteloze bezigheid als sport bezig te houden. Zij<br />
hadden zich als leraressen in het middelbaar<br />
onderwijs een onafhankelijke positie verworven,<br />
hetgeen toen een hoge uitzondering was.<br />
Club der vrijage van de goede standen<br />
In de eerste twintig jaren van haar bestaan aan het<br />
begin van de vorige eeuw fluisterde men over de<br />
ZMHC dat het 'een club der vrijage van de goede<br />
standen' was. Heren konden - niet dan na strenge<br />
ballotage - lid worden als ze de leeftijd van twintig<br />
jaar hadden bereikt. Voor de dames gold een iets<br />
minder strak omlijnde limiet. Op hen was de leeftijd<br />
van toepassing waarop ze bij de verschillende<br />
Zwolse families werden 'gepresenteerd' en dan<br />
mochten deelnemen aan de bals en diners, teneinde<br />
voor een huwelijk van stand te worden klaar<br />
gestoomd. In de regel was die leeftijd omstreeks<br />
achttien jaar. Het is wel duidelijk dat hockey in<br />
die jaren uitsluitend was weggelegd voor de betere<br />
standen. Wat heet: de allerbeste families! Een aantal<br />
namen uit oude ledenlijsten: jhr. E.J.C. Greven,<br />
S. van Roijen, J.W. baronesse de Vos van Steenwijk-van<br />
Roijen, A. baronesse van Ittersum-van<br />
Reede, mevrouw Braakman-Quarles de Quarles,<br />
ridder J. Bosch van Rosenthal, J. Schaepman,<br />
J. Doyer en H. van Velzen Coster, allen telgen uit<br />
de meest vooraanstaande Zwolse families.<br />
Accomodatie<br />
In schrille tegenstelling daarmee stond de uiterst<br />
gebrekkige sportaccomodatie die de ZMHC in de<br />
eerste helft van haar bestaan ten dienste stond.<br />
Aan het begin van de Haersterveerweg was niet<br />
veel meer te vinden dan een houten hok zonder<br />
sanitaire voorzieningen en een grasvlakte die<br />
's zomers door de schapen van boer Dijk werd<br />
begraasd. Het vertier na afloop van de strijd vond<br />
plaats in de nabij gelegen uitspanning De Pelikaan,<br />
die haar naam aan het huidige sportpark gaf.<br />
De waardin Moeke Dijk zwaaide daar gemoedelijk<br />
de scepter achter haar tapkast.<br />
Beroemd in wijde omtrek was de ceremonie<br />
die aan de wedstrijden in Zwolle vooraf ging.<br />
Wanneer de gasten - meestal per trein - in de stad<br />
waren gearriveerd, togen zij naar hotel De Keizerskroon,<br />
Kamperstraat 12, waar ze zich konden<br />
verkleden. Daarna ging het per Jan Plezier in<br />
optocht door de stad naar het veld. De Zwolse<br />
hockeyers reden er op de fiets achteraan.<br />
Om na de wedstrijd het bezwete en bemodderde<br />
lichaam te kunnen reinigen, wandelden de<br />
heren een meter of vijftig naar de pomp die aan de<br />
buitengevel van de uitspanning De Pelikaan<br />
bevestigd zat. Terwijl een junior de zwengel<br />
bediende, stelden de hockeyheren lijf en leden<br />
bloot aan de koude straal water. De dames lieten<br />
het uiteraard niet zo ver komen. Lange rokken en<br />
hooggesloten blouses werden pas afgelegd in de<br />
intieme beslotenheid van haar boudoirs te eigen<br />
huize.<br />
Oudste club<br />
De ZMHC, die bij de zeven oudste hockeyclubs<br />
van ons land hoort en in elk geval de oudste buiten
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 165<br />
de Randstad is, groeide na de Tweede Wereldoorlog<br />
uit tot een moderne sportclub met een eigentijdse<br />
outillage en een ledental dat anno <strong>2002</strong> de<br />
800 royaal is gepasseerd. In overeenstemming<br />
daarmee waren de prestaties in de afgelopen<br />
decennia, die onder meer oostelijke kampioenschappen<br />
alsmede een langdurig verblijf in de<br />
hoogste landelijke afdelingen te zien gaven, zowel<br />
bij dames als heren.<br />
Een minder verwacht aspect in de geschiedenis<br />
van de club is de rol die zij op artistiek-cultureel<br />
terrein in de Zwolse gemeenschap heeft gespeeld.<br />
En dat in letterlijke zin. Op het toneel van<br />
schouwburg Odeon leefden Zwolse hockeyers<br />
zich in in de personages die gedurende tientallen<br />
jaren de lustrumrevue's en -musicals bevolkten.<br />
Zang- en acteertalent waren daarbij aanzienlijk<br />
belangrijker dan vaardigheid met de hockeystick.<br />
Deze activiteit leidde zelfs tot bekendheid bij een<br />
groot Zwols publiek. De musicals van Willem van<br />
der Veen werden op verzoek van schouwburg<br />
Odeon omgewerkt voor openbare voorstellingsreeksen<br />
die volle zalen trokken, onder meer in<br />
1980 toen Zwolle herdacht dat het 750 jaar geleden<br />
stadsrechten kreeg. Op deze manier werd de<br />
ZMHC-musical de natuurlijke opvolger van de<br />
roemruchte ZAC-revue van die andere oude<br />
sportvereniging, die in de eerste helft van de twintigste<br />
eeuw een hoogtepunt van het Zwolse uitgaansleven<br />
was.<br />
Jubileumboek<br />
Dit alles staat te lezen in het rijk geïllustreerde<br />
jubileumboek dat de 100-jarige club ter gelegenheid<br />
van haar eeuwfeest in december <strong>2002</strong> uitgeeft.<br />
Het is samengesteld en geschreven door<br />
twee Zwolse journalisten, Willem van der Veen en<br />
Steven ten Veen, die beiden op de Pelikaan (sinds<br />
1906 het ZMHC-domein) met de hockeystick<br />
zwaaien. De eerste was een prominent speler in de<br />
jaren vijftig en zestig, de tweede maakt deel uit van<br />
het uitgebreide contingent van veteranen en leverde<br />
zijn aandeel in de jubileumcommissie. Het<br />
boek biedt een nagenoeg volledig overzicht van<br />
alle bemerkenswaardige activiteiten en prestaties<br />
die de ZMHC tot een steunpilaar van het Zwolse<br />
sportleven hebben gemaakt.<br />
In een portrettengalerij wordt een beeld gegeven<br />
van prominente ZMHC-ers, zoals de inmiddels<br />
overleden bestuurders Theo Föster, die 'Mister<br />
ZMHC' werd genoemd, en Joop Meursing, de<br />
Zwolse huisarts die bekend stond om zijn sterke<br />
persoonlijkheid. Verder markante voorzitters als<br />
Bonno van Dijken en Hans van Giffen, alsmede<br />
twee echtparen die in bestuurlijk opzicht veel voor<br />
de club hebben betekend: Max en Rie Spits en Jan<br />
Willem en Marlou Schuit. Belangrijk voor de<br />
ZMHC was ook coach-trainer Rob van Kessel die<br />
meehielp het eerste damesteam naar de landelijke<br />
hoofdklasse te brengen. Sportieve uitblinkers als<br />
de internationals Harriët Dijsselhoff, Ingeborg<br />
Evenblij en Toos Bax worden niet vergeten.<br />
De 100-jarige ZMHC staat in de eenentwintigste<br />
eeuw voor belangrijke beslissingen. De moderne<br />
sportbeoefening stelt steeds hogere eisen, niet<br />
alleen op het prestatieve vlak, maar vooral ook op<br />
het gebied van accommodatie. Het onlangs in<br />
gebruik genomen 'waterveld' is daarvan een kostbaar<br />
bewijs. De tijden van het verkleden in de koestal<br />
van Moeke Dijk en de schapenkeutels op het<br />
eerste speelveld zijn lang geleden.<br />
* De ZMHC werd op 10 december 1902 opgericht.<br />
Het jubileumboek heet 100 jaar Zwolsche Mixed<br />
Hockey Club en is verkrijgbaar vanaf medio december.<br />
Prijs € 12,50. ^^^^_^_^^^^_<br />
Een foto uit 1905 toen de<br />
Zwolsche Mixed Hockey<br />
Club nog niet op<br />
haar vaste domein - De<br />
Pelikaan aan de<br />
Haersterveerweg - was<br />
aangeland. De Zwolse<br />
hockeyers speelden toen<br />
nog op een veldje in<br />
Frankhuis achter houthandel<br />
Eindhoven. Precies<br />
in het midden (links<br />
naast de in het donker<br />
geklede heer met het<br />
petje en de snor) staat<br />
Nettie Bierens de Haan,<br />
een van de twee oprichtsters<br />
van de club. (Collectie<br />
ZMHC)
166 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Boeken<br />
J. van de Wetering, Vergeten Levens. Geschiedenissen<br />
van hetSalland.se land. Kampen 2001.<br />
(Publicaties van de IJsselacademie nr. 144). 384<br />
pag. ISBN 90-6697-131-2. Prijs € 13,48.<br />
Geschiedenissen van het Sallandse land is de ondertitel<br />
van het boek Vergeten Levens dat door Jan van<br />
de Wetering in een periode van nog geen tweeëneenhalfjaar<br />
werd geschreven, een mammoetprestatie<br />
als men zich realiseert dat zijn werk als voorlichter<br />
bij de belastingdienst gewoon doorging.<br />
Hij is uitgegaan van de gewone genealogische<br />
hobby maar werd getroffen door de franje van de<br />
genealogie: wat is er nog méér te vinden anders<br />
dan de data van geboorte en huwelijk, en de<br />
namen van de partners?<br />
Het blijkt steeds weer opnieuw dat het zin<br />
heeft om buiten de gebaande wegen van Rijks- en<br />
Gemeentearchieven te gaan kijken. De schrijver<br />
vond in de archieven van de kleine Sallandse<br />
gemeenten Zalk, Wilsum en IJsselmuiden een<br />
schat aan gegevens. Daarnaast had hij het geluk<br />
dat zijn moeder een hoge leeftijd bereikte en hem<br />
ondanks enige communicatieproblemen veel kon<br />
verduidelijken over haar jeugd en de omstandigheden<br />
waaronder haar eigen ouders leefden.<br />
Het resultaat is een stevig boek van bijna 400<br />
pagina's druk, door de IJsselacademie uitgegeven<br />
in de voortreffelijke vormgeving van Albert van de<br />
Wetering. Geen 'saaie' genealogische tabellen<br />
waarin men zich een ongeluk moet zoeken, maar<br />
als bijlage enkele korte familieoverzichten waarin<br />
alleen de onderlinge relaties duidelijk worden<br />
gemaakt zonder de ballast van geboorte- en sterfdata.<br />
De genealoog pur-sang zal dus aan de hand<br />
van het uitgebreide notenapparaat aan de voor<br />
hem relevante gegevens moeten zien te komen,<br />
wat echter door de duidelijke verwijzingen geen<br />
moeite zal kosten.<br />
Wat is het boek dan wél?<br />
Het is een beschrijving van het plattelandsleven<br />
in de kleine buurtschappen (en vroeger zelfstandige<br />
gemeentes) Zalk, Veecaten en Wilsum,<br />
met een korte uitstap naar de buurtschap Dieze<br />
ten noorden van Zwolle. Wat vooral tot uiting<br />
komt is hoe verschrikkelijk hard de plattelander<br />
moest werken om een stuk droog brood op tafel te<br />
krijgen. Hoe onvoorstelbaar voor de huidige lezer<br />
de werkomstandigheden waren waaronder hele<br />
gezinnen in één kamer samengeperst matten<br />
vlochten. Hoeveel moeite het kostte om die mattenmakerij<br />
wat te moderniseren, waartoe de diakenen<br />
in 1851 de aanstoot gaven. Hoe, waarschijnlijk<br />
door de benauwde werkomstandigheden<br />
(hele gezin in één kamer), de tuberculose<br />
rondwaarde en het sterftecijfer aan die ziekte: bijna<br />
het dubbele van het landelijke, men zie de<br />
tabellen op pagina 314.<br />
Het boek bevat een wereld aan details over het<br />
leven in de genoemde gemeenschappen. Met de
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 167<br />
overspelige liefde van de domineesvrouw van Zalk<br />
(hoe is het haar later vergaan?), met de herhaalde<br />
ellende van langstrekkende militairen. Met de<br />
natuurrampen: de bijna jaarlijks terugkerende<br />
wateroverlast die pas na de aanleg van de Afsluitdijk<br />
was beheerst. Het is dan ook jammer dat het<br />
zakenregister ontbreekt: men moet zich behelpen<br />
met de (zij het uitgebreide) inhoudsopgave voor<br />
in het boek. Het notenapparaat is voortreffelijk en<br />
met zorg samengesteld.<br />
Het valt moeilijk om kritiek te leveren op dit<br />
zo voortreffelijk geschreven en zeer leesbare verhaal.<br />
Aan die leesbaarheid wordt nog al eens<br />
afbreuk gedaan door de lengte van de citaten,<br />
waardoor de schrijver niet ontsnapt aan herhalingen.<br />
Ik kan mij niet voorstellen dat men in 1800<br />
(pag. 260) al kon beschikken over vaccins tegen de<br />
veepest, maar een zoektocht op Internet heeft ook<br />
uw criticus hierover niet veel wijzer gemaakt.<br />
Maar het staat buiten kijf dat deze veeziekte ook in<br />
onze streken de boeren bij herhaling immense<br />
schadeposten heeft bezorgd, te vergelijken met de<br />
mond- en klauwzeer epidemie van 2001.<br />
De schrijver heeft niet verzuimd om ook het<br />
oog te blijven houden op de algemene geschiedenis<br />
van Nederland en Europa. Hierdoor zijn niet<br />
alleen de plaatselijke ontwikkelingen in de Patriottentijd<br />
goed te volgen.<br />
Ik mis een moderne kaart van het besproken<br />
gebied, waarop met name de plaatsen van de vaak<br />
vermelde (voet)veren over de IJssel zijn aangegeven.<br />
Voor de niet ter plaatse goed ingevoerde buitenstaander<br />
geeft dat problemen door de oostwest<br />
verschuiving van de gemeentes tegenover<br />
elkaar, terwijl men uit de tekst vaak de indruk<br />
krijgt dat ze wél recht tegenover elkaar liggen. De<br />
kaart op pagina 18 is typografisch onduidelijk en<br />
die op pagina 173 mist Zalk.<br />
Het boek is rijk geïllustreerd en daardoor ook<br />
een lust voor het oog, omdat de illustraties van een<br />
zeer goede kwaliteit zijn, mede te danken aan het<br />
gebruikte zware papier. Al met al is deze uitgave<br />
een schot in de roos voor de streekgeschiedenis<br />
van Salland. Zowel de uitgever, maar vooral de<br />
schrijver verdient ondanks wat kleine tekortkomingen,<br />
alle lof. Van harte aanbevolen!<br />
B.J. Kam<br />
J. ten Hove, Zandhove. Van buitenplaats tot verpleeghuis,<br />
Zwolle <strong>2002</strong>. 96 pag. ISBN 90 400 9596 5.<br />
Prijs € 12,70.<br />
Het boekje mocht wat kosten: glossy papier, kleurendruk,<br />
gebonden met stofomslag en geschreven<br />
door een professioneel historicus. Het bestuur van<br />
de stichting Zorgspectrum Het Zand heeft de<br />
recent gerealiseerde nieuwbouw niet onopgemerkt<br />
laten passeren en gaf opdracht tot het<br />
schrijven en uitgeven van een geschiedenis van<br />
hun pied-a-terre, de voormalige buitenplaats<br />
Zandhoven.<br />
Welnu, men begint in historische werken niet<br />
altijd bij het vroegste begin, maar in dit geval is dat<br />
wel het geval: vanuit de prehistorie trekt de geschiedenis<br />
van het huis en de wijde omgeving aan<br />
de lezer voorbij. Is men in de zeventiende eeuw<br />
aangekomen dan krijgen de bezitters een naam en<br />
zijn hun persoonlijke deugden en ondeugden te<br />
memoreren. Het 'Huis op 't Zandt' had toen een<br />
classicistische gevel en een bescheiden formele tuin.<br />
De glorietijd van het landgoed was echter de<br />
negentiende eeuw, toen het in bezit raakte van de<br />
puissant rijke Johannes Sebastiaan van Naamen.<br />
Hij behoorde tot de Nederlandse bovenbazen, en<br />
was een conservatief die in de hiërarchische<br />
samenleving bij alles wat hij deed vooral de maatschappelijke<br />
status quo wenste te handhaven.
168 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Zowel het royaal steunen van caritatieve instellingen<br />
als het kleingeestig afpingelen bij particulieren<br />
waren de kop en munt van die strategie.<br />
Maar Zandhove voer wel bij de rijkdom van de<br />
eigenaars, het huis kreeg een nieuwe gevel en het<br />
landgoed werd belangrijk vergroot en opgesierd<br />
met kunstmatige vijvers, koekampjes, bruggetjes,<br />
lanen en bosjes met buitenlandse bomen. Wandelroutes<br />
voerden langs en door dit stukje bijgeschaafde<br />
en opgepoetste natuur. Het resultaat is<br />
goed te zien op een mooie foto met twee dames op<br />
'De Knuppelbrug'. Met een stoet aan gedienstig<br />
personeel was het voor de familie Van Naamen en<br />
haar deftige bezoekers op Zandhove goed toeven.<br />
Nadat het landgoed in 1974 in handen van de<br />
gemeente Zwolle kwam was het gedaan met de<br />
opulente idylle en ging het van kwaad tot erger. De<br />
diverse bestemmingen en ruimtelijke ingrepen<br />
tastten de inrichting van het huis en de omgeving<br />
aan. En ook de feestelijke reden voor dit fraaie<br />
boekje was de realisering van een nogal deprimerende<br />
nieuwbouw. Veelbelovend zijn echter de<br />
nieuwe plannen voor de inrichting van de omliggende<br />
parkaanleg. Voor de huidige Zwollenaar<br />
biedt dit weinig soelaas, maar er blijft hoop.<br />
Afbeelding uit 'Aangaande<br />
Assendorp'.<br />
Jean Streng<br />
Pas verschenen<br />
Dick en Coleta Hogenkamp, Aangaande Assendorp,<br />
z.p. <strong>2002</strong>.103 pag. Prijs € 15.<br />
Op 6 november <strong>2002</strong> mocht wethouder Jaap<br />
Hagedoorn het eerste exemplaar van Aangaande<br />
Assendorp in ontvangst nemen. Hagedoorn viel<br />
deze eer te beurt omdat in zijn persoon een aantal<br />
belangrijke kwalificaties daartoe verenigd zijn: hij<br />
bekleedt een belangrijke functie in Zwolle, hij is<br />
van origine historicus, maar de doorslag gaf het<br />
feit dat hij in Assendorp woont.<br />
Want het boek is in eerste instantie gemaakt<br />
door Assendorpers voor Assendorpers; het gaat<br />
over en toont mensen die in deze wijk woonden,<br />
werkten en leefden. Dick en Coleta Hogenkamp<br />
hebben voor de samenstelling geput uit hun<br />
omvangrijke, meer dan 4000 foto's tellende fotoarchiefvan<br />
oud Zwolle. De foto's zijn dan ook de<br />
kracht van het boek, maar zegt één foto dikwijls<br />
niet meer dan vele woorden? Het is een prachtig<br />
bladerboek geworden, mooi vorm gegeven en,<br />
ondanks de 'Assendorp restrictie', ook zeker de<br />
moeite waard voor iedereen die geïnteresseerd is<br />
in (oud) Zwolle. We kijken uit naar deel twee.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 169<br />
Mededelingen<br />
Wethouder Hagedoorn winnaar Zwolse <strong>Historisch</strong>e<br />
Quiz<br />
Op zaterdagmorgen 28 september vond de finale<br />
van de tweede editie van de Zwolse <strong>Historisch</strong>e<br />
Quiz plaats. Dit door de ZHV georganiseerde evenement<br />
was wederom een succes. In de Statenzaal<br />
moesten 66 deelnemers twintig pittige meerkeuze<br />
vragen beantwoorden. In een barrage van drie<br />
personen ging oud-voorzitter en erelid van de<br />
ZHV en huidig wethouder Jaap Hagedoorn met<br />
de overwinning strijken. De wethouder maakte<br />
daarop een vorstelijk gebaar, hij schonk zijn prijs<br />
van € 500 aan de ZHV, de Stichting Collectie<br />
Zwolle 1940-1945 en de Vereniging Vrienden van<br />
de Stadskern.<br />
Saramacca<br />
Naar aanleiding van het artikel over Sophia van<br />
Haersolte in het Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift 19<br />
nr. 2 van de hand van Maria Hansen, ontving de<br />
redactie een mail van de heer H. Ehrhardt uit<br />
Leeuwarden die wij hier graag laten volgen. De<br />
heer Ehrhardt heeft inmiddels voor het ZHT een<br />
artikel over zijn Zwolse zeevarende voorouders<br />
geschreven, dat in een van de volgende afleveringen<br />
opgenomen zal worden.<br />
'Geachte redactie,<br />
Op een opmerking over het goede schip de<br />
"Saramacca" in het aardige artikel over Sophia<br />
Cornelia barones van Haersholte wil ik even<br />
reageren.<br />
Het schip was namelijk wel degelijk zeewaardig.<br />
De "Saramacca" was een van de twaalf schepen<br />
die voor de rederijen van Doijer en Kalff in<br />
Zwolle buitengaats hebben gevaren.<br />
Het schip is gebouwd op de werf van Willem<br />
Roelof van Goor in de jaren 1848 en 1849; te water<br />
gelaten in Zwolle op 6 december 1848 en aldaar<br />
geregistreerd op 21 maart 1849. De 'Saramacca'<br />
was dus net gereed toen de kleine barones haar<br />
briefje schreef. Klaar voor de vaart naar buiten.<br />
Het schip heeft achttien jaar voor Doijer en Kalff<br />
gevaren, waarna het in 1867 door het ijs - overigens<br />
zonder slachtoffers - is gezonken. Kapitein was<br />
sinds 1853 Klaas Geerts de Vries. Het was groot 96<br />
last of 182 ton.<br />
De "lieve kaptein" was Berend Jans Jonkers, die<br />
het schip tot 1853 heeft bevaren. Jonkers was<br />
nadien tien jaar kapitein op de "Tasmania", een<br />
nieuw schip eveneens door Willem Roelof van<br />
Goor gebouwd. Deze "Tasmania" is in 1864 door<br />
Doijer en Kalff uit de hand naar Noorwegen verkocht.<br />
Er lag weer een nieuw schip op Jonkers te<br />
wachten. Een tweede "Tasmania", in 1866 gekocht<br />
door Doijer en Kalff van de scheepsbouwer Ipe<br />
Annes Hooites in Hoogezand, die het schip dat<br />
jaar had voltooid. Het einde was tragisch. De "Tasmania"<br />
vertrok onder Berend Jans Jonkers op<br />
24-11 1871 van Archangel naar Amsterdam en<br />
sindsdien is er niets meer van het schip of de<br />
bemanning vernomen. Een niet geheel uitzonderlijke<br />
gebeurtenis; van de twaalf schepen die voor<br />
Doijer en Kalff voeren, vergingen er drie met man<br />
en muis. Drie verongelukten er zonder slachtoffers.<br />
Ik hoop dat in het nieuwe boek dat gaat verschijnen<br />
over de Zwolse geschiedenis ook aandacht<br />
zal worden gegeven aan de korte maar boeiende<br />
periode van de Zwolse koloniale scheepsbouw<br />
en scheepvaart. Een hoofdaccent van het<br />
boek zal, naar ik begrepen heb, liggen op "Zwolle<br />
en de buitenwereld". De reisdoelen van deze<br />
scheepvaart zijn, voor die tijd, de verst denkbare<br />
buitenwereld.<br />
Met vriendelijke groeten, uw Hein Ehrhardt.'<br />
(Website: http://hein.ehrhardt.nl/)<br />
Stedelijk Museum Zwolle<br />
In het Stedelijk Museum Zwolle valt nog tot<br />
12 januari 2003 de tentoonstelling Thomas a Kempis,<br />
1380 -1471 te bezichtigen. In het kader van deze<br />
tentoonstelling houdt dr. R.Th.M. van Dijk op<br />
zondag 5 januari 2003 om 15.00 uur in het museum<br />
een lezing getiteld 'Thomas a Kempis anno<br />
nu'. ^__^_^___^^^^
170 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />
Auteurs Colofon<br />
Drs. Annèt H.M. Bootsma - van Hulten (1953) studeerde<br />
geschiedenis. Zij is werkzaam als free-lance<br />
historicus.<br />
A.J. (Ton) Hendrikman (1943) is oud-leraar aardrijkskunde<br />
M.O. van het Agnieten College in Zwolle. Hij<br />
is voorzitter van de Stichting Thomas a Kempis en<br />
mederedacteur van Collatie, informatieblad over<br />
'Moderne Devotie'.<br />
Wim A. Huijsmans (1948) is als medewerker verbonden<br />
aan het <strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong>.<br />
Dr. B.J. Kam (1924) was huisarts te Zwolle. Hij houdt<br />
zich al jaren bezig met de locale geschiedenis.<br />
Drs. Jeanine Otten (1959) is kunsthistoricus en beheerder<br />
van de Topografisch - <strong>Historisch</strong>e Atlas van het<br />
<strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong>.<br />
Dr. Jean C. Streng (1945) studeerde geschiedenis. Hij is<br />
free-lance historicus en veelvuldig publicist.<br />
Willem van der Veen (1932) is oud-kunstredacteur van<br />
de Zwolse Courant en de Pers Unie. Hij speelde gedurende<br />
21 jaar in het eerste elftal van de ZMHC.<br />
Herman J. Versfeit is secretaris van de Drentse <strong>Historisch</strong>e<br />
Vereniging. Hij publiceert regelmatig over onderwerpen<br />
die betrekking hebben op de Drentse geschiedenis,<br />
vooral op het gebied van de krijgsgeschiedenis<br />
en de kartografie. Voor zijn pensionering<br />
heeft hij voor de Shell groep en de Nederlandse<br />
Aardolie Maatschappij gewerkt.<br />
Siem van der Weerd (1939) was als projectingenieur<br />
werkzaam bij Arcadis en adviseerde voor stadsvernieuwing<br />
en revitaliseringsprojecten. Hobbymatig<br />
houdt hij zich bezig met de geschiedenis en het gebruik<br />
van het Nederlandse paard.<br />
Het Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift is een uitgave van de<br />
Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging en verschijnt viermaal<br />
per jaar. Leden van de vereniging krijgen het tijdschrift<br />
gratis toegezonden.<br />
Bestuur Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />
H. Dijkstra, voorzitter<br />
F. Oude Ophuis, secretaris<br />
R. Tillema-Hanf, penningmeester<br />
G.J. van der Horst, M. van der Laan, M. Schneiders,<br />
P. Winters, leden<br />
Secretariaat Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging:<br />
postbus 1448,8001 BK Zwolle, telefoon: 038-4211695<br />
Ledenadministratie en bezorging tijdschrift:<br />
J. van Ulsen-Nijkamp, telefoon: 038-4654617<br />
Internet adres:<br />
www.zwolsehistorischevereniging.nl<br />
e-mail ZHV: info@zwolsehistorischevereniging.nl<br />
Financiën: girorekening Postbank: 5570775<br />
t.n.v. Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />
Tarieven lidmaatschap:<br />
65+ (wonend binnen Zwolle) en studenten € 18 /jaar<br />
overige leden € 22/jaar<br />
huisleden € 4 /jaar<br />
Redactie Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift<br />
A.H.M. Bootsma-van Hulten (eindredacteur),<br />
W. Cornelissen, E.A. van Dijk, I. Hermans,<br />
W.A. Huijsmans, M. van der Laan, H.A. Stalknecht.<br />
Redactieadres: Wipstrikkerallee 71,8023 DV Zwolle<br />
e-mail: annetbootsma@home.nl<br />
Vormgeving: Rob van den Elzen bNO (t)<br />
Vormgeving omslag: Buro 1 Hoog<br />
Opmaak: Different Design Deventer<br />
Druk: Waanders Drukkers, Zwolle<br />
ISSN 0926-7476 © Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/<br />
of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie,<br />
microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande<br />
schriftelijke toestemming van de uitgever.
historisch centrum <strong>Overijssel</strong><br />
3 EMüii<br />
W/'/r oo/r op<br />
www.historischcentrumoverijssel.11L<br />
vooratie actuele informatie<br />
Te Koop gevraagd:<br />
<strong>Historisch</strong>e'Muitoorpanden<br />
,/bjouwjaar voor 1900<br />
• VANDERREIJD<br />
Makelaars B.V.<br />
VBOfö MAKELAAR<br />
UDNBK4<br />
ADVERTENTIES<br />
We zijn net zo thuis<br />
in de buurt als u<br />
De Rabobank is een bank met een idee. Dat idee heet<br />
samenwerken. Met wortels in de plaatselijke gemeenschap<br />
hebben wij als geen ander een traditie van samenwerken<br />
en bouwen aan relaties.<br />
De Rabobank is een bank van mensen voor mensen.<br />
Rabobank<br />
Zwolle<br />
Daarom zijn wij niet alleen thuis in de<br />
financiële wereld. Maar ook bij u in de<br />
buurt, We weten wat er keft. ook als<br />
het niet om bankzaken gaat Kortom,<br />
we zijn net zo thuis in de buurt als u.<br />
Met de Rabobank sta je<br />
er niet alleen voor<br />
"-Hei Vlieget'Kwys"<br />
AJiewws+faat 55 Tel. 038-4221206<br />
8011 TM Zwolle Fax 038-4224318<br />
De. letters-te tof f ie.<br />
kt, \iieren<br />
Ê-lte Cuchb weten meuwe expositie-<br />
B-n. een. MO-kcoiMiLe, plet MOOT (Le. ZvJdse- Historisct* te<br />
E-en. piet oi*v -te<br />
w-t