29.08.2013 Views

2002 - Historisch Centrum Overijssel

2002 - Historisch Centrum Overijssel

2002 - Historisch Centrum Overijssel

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Honderd jaar<br />

Zwolse interieurs<br />

19e jaargang <strong>2002</strong> nummer 1 - € 5,75


Annèt Bootsmavan<br />

Hulten en<br />

Wim Huijsmans<br />

(Collectie HCO)<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Groeten uit Zwolle<br />

Ansichtkaart Zwolland<br />

Poststempel 8 januari 1930<br />

'In haast.<br />

Lieve Lien, Juist toen ik de brief aan jou gepost had,<br />

vond ik thuis je briefkaart, waarvoor hartelijk dank.<br />

'k Zal zorgen present te zijn om je intocht hier mee te<br />

maken, 'k Vind 't heel prettig [dat] je komt en ook<br />

m'n ouders hopen je gauw te zien. Watje bezorgdheid<br />

voor vervoermiddel betreft is in orde, we hebben<br />

een geregelde busdienst. Volgende week wordt hier<br />

de brug geopend en begint voor 't eerst hier 't klokkenspel<br />

te spelen, 't Lijkt me bar leuk, 'k zit bijna<br />

onder de toren, dus hooren kan ik 't wel. Misschien<br />

komt er nog wel een feest hier. Adieu Lien tot zondag.<br />

Hart. gr. aan je ouders en jij een z. v. Stien.'<br />

Op 2 oktober 2001 verbleven kroonprins Willem-<br />

Alexander en Maxima tijdens hun bezoek aan<br />

<strong>Overijssel</strong> enige uren in Zwolle. In september 1928<br />

was de koninklijke familie hier ook. Koningin<br />

Wilhelmina, prins Hendrik en prinses Juliana<br />

brachten toen een bezoek aan de grote provinciale<br />

landbouwtentoonstelling 'Zwolland'. Op de kaart<br />

wordt de koningin welkom geheten.<br />

De ansicht is verzonden door Stien Eelsingh<br />

(1903-1964), de schilderes, aan Lien Heerma van<br />

Voss. Lien en Stien waren op dat moment allebei<br />

met een jongen Stroink verloofd, de broers Fokko<br />

en Herbert. Lien trouwde ook daadwerkelijk met<br />

Fokko; Stien zou haar verloving een paar jaar later<br />

verbreken. Stiens vader was hoffotograaf - vandaar<br />

deze kaart?- en had een zaak in de Kamperstraat.<br />

Stien had zelf een atelier aan de Ossenmarkt,<br />

dus inderdaad bijna onder de Peperbus.<br />

Het carillon werd gefinancierd met geld dat was<br />

overgebleven na de bouw van de (eerste) IJsselbrug,<br />

die op 15 januari 1930 werd geopend. Het<br />

carillon zou uiteindelijk pas op 10 april 1931 voor<br />

het eerst zijn klanken over de stad uitstorten.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Redactioneel Inhoud<br />

Voor u ligt het eerste nummer van de negentiende<br />

jaargang van het Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift. Na<br />

ruim tien jaar vonden bestuur en redactie het tijd<br />

om het tijdschrift in een nieuw jasje te steken. De<br />

oproep om te komen tot een logo voor de Zwolse<br />

<strong>Historisch</strong>e Vereniging is daartoe indirect de aanleiding<br />

geweest; bestuurslid Miriam Schneiders<br />

licht dit verder toe.<br />

De Open Monumentendag 2001 had als thema<br />

'Wonen'. De fototentoonstelling die de Zwolse<br />

<strong>Historisch</strong>e Vereniging in dit kader in september<br />

2001 in de Grote Kerk organiseerde, bood zoveel<br />

moois dat de redactie besloot om een selectie hieruit<br />

te publiceren in het tijdschrift. De foto's worden<br />

van commentaar voorzien door Jeanine Otten<br />

en Dirk Baaiman. Niet als voyeurs, kijkend naar<br />

'het bankstel van Mien en haar dressoir met plastic<br />

rozen' (Sonneveld), maar als deskundigen<br />

geven zij in twee artikelen tekst en uitleg bij diverse<br />

Zwolse interieurs. Het zal de lezer wellicht doen<br />

besluiten bij een komende opruimwoede wat<br />

terughoudender te zijn.<br />

De ansicht en het Zwolse glazenmakersgilde<br />

hebben iets gemeenschappelijks. Niet alleen is een<br />

van de auteurs bij beide artikelen betrokken, er is<br />

beide keren sprake van een schilder. Adrianus<br />

Hulsbergen penseelde zichzelf en de overige leden<br />

van het glazenmakersgilde in 1807, terwijl de<br />

bekende Zwolse schilderes Stien Eelsingh in 1930<br />

de afgedrukte ansichtkaart verstuurde. Wie de<br />

'mystery guest' met de hoge zwarte hoed op het<br />

schilderij van Hulsbergen zou kunnen zijn, wordt<br />

ragfijn ontrafeld. Het tijdschrift besluit met een<br />

tweetal boekbesprekingen.<br />

De mededelingen van het bestuur worden zeer<br />

ter lezing aanbevolen, want er vallen binnenkort<br />

weer fraaie prijzen te winnen. Hou in elk geval de<br />

Zwolse Courant van 27 april aanstaande en de<br />

website van de Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging in<br />

de gaten! Veel leesplezier.<br />

Groeten uit Zwolle Annèt Bootsma-van Hulten en Wim Huijsmans 2<br />

Nieuw omslag Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift Miriam Schneiders 4<br />

Honderd jaar Zwolse wooninterieurs Jeanine Otten 5<br />

Zwolse interieurs nader bekeken Dirk Baaiman 14<br />

Het Zwolse glazenmakersgilde in 1807<br />

Wim Huijsmans, Otto Schutte, Jean Streng 24<br />

Boekbesprekingen 28<br />

Mededelingen 33<br />

Auteurs 34<br />

Omslag: Studeerkamer van Anna Maria van Gilse, Thorbeckegracht 28,<br />

ca. 1910 -1915 (foto P.H.G. van Gilse, collectie HCO)


Miriam Schneiders<br />

Silhouet van de omslag<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Nieuw omslag Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift<br />

Vermoedelijk is het u direct opgevallen: het<br />

Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift heeft een<br />

nieuw jasje. Alleen de omslag is veranderd,<br />

u zult de gebruikelijke rubrieken in de vertrouwde<br />

lay-out aantreffen.<br />

De indirecte aanleiding tot deze verandering<br />

was de oproep tot deelname aan een prijsvraag<br />

van drie jaar geleden. Gevraagd werd een logo te<br />

ontwerpen, waarin het karakter van zowel de<br />

Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging als de stad Zwolle<br />

duidelijk herkenbaar naar voren zou komen. Een<br />

jury, samengesteld uit leden van het bestuur en de<br />

redactie bijgestaan door deskundige externe adviseurs,<br />

zou uit de binnengekomen inzendingen een<br />

keuze maken. Goede en minder goede ontwerpen<br />

werden beoordeeld. Toch besloot de jury geen van<br />

de inzendingen te honoreren. De plannen lagen<br />

vervolgens stil tot we vorig jaar contact hebben<br />

opgenomen met Ontwerpburo Thijs Verster<br />

(sinds 1 januari <strong>2002</strong> bekend onder de nieuwe<br />

naam Buro 1 Hoog). We kwamen bij Thijs Verster<br />

terecht omdat hij de ontwerper bleek te zijn van<br />

het opmerkelijke silhouet van de stad Zwolle, aangebracht<br />

op de gele omleidingsborden die bij gelegenheid<br />

in de stad - de laatste jaren dus veelvuldig<br />

- geplaatst worden. Thijs had er geen moeite mee<br />

dit ontwerp af te staan aan onze vereniging. Het<br />

siert nu het briefpapier van de Zwolse <strong>Historisch</strong>e<br />

Vereniging. Verster was tevens bereid het silhouet<br />

zo aan te passen dat het geschikt was voor de<br />

omslag van het Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift. In<br />

het silhouet zijn ondermeer duidelijk herkenbaar<br />

de IJsselspoorbrug, de Mastenbroekerbrug, de<br />

Peperbustoren, het stadhuis, de Sassenpoort en<br />

molen de Passiebloem. We zijn het tegenwoordige<br />

Buro 1 Hoog zeer erkentelijk voor het gebruik van<br />

dit silhouet. Onze vaste opmaker Ger Bomans van<br />

Different Design Deventer heeft de verdere uitwerking<br />

ter hand genomen. Het resultaat is een<br />

verrassende vormgeving waarmee we het jaar<br />

<strong>2002</strong> starten en waarvan we hopen dat u er net zo<br />

tevreden mee bent als wij.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Honderd jaar Zwolse wooninterieurs<br />

De Open Monumentendag in het weekend<br />

van 8 en 9 september 2001, speelde zich af<br />

rond het thema wonen. Het thema had als<br />

titel 'Huis en haard: monumenten van het<br />

wonen'. Aanleiding voor dit onderwerp was het<br />

feit dat de Woningwet in 2001 honderd jaar<br />

bestond. Tevens sloot de Open Monumentendag<br />

aan bij de Manifestatie <strong>Historisch</strong> Interieur 2001,<br />

een initiatief vanuit de rijksoverheid dat op grote<br />

schaal aandacht vraagt voor het beheer en het<br />

behoud van het historische wooninterieur.<br />

In het kader van het thema 'Huis en haard'<br />

waren op Open Monumentendag 2001 in diverse<br />

plaatsen veel soorten panden opengesteld die<br />

gebouwd zijn om in te wonen, variërend van villa's,<br />

grachtenpanden en hofjes tot kloosters, weeshuizen<br />

en woonboten. Soms waren het woningen<br />

waar tevens gewerkt werd, bijvoorbeeld een boerderij,<br />

een burgemeesterswoning of een ander<br />

soort dienstwoning. In andere gevallen kon het<br />

gaan om tijdelijk wonen zoals in een logement of<br />

herberg, om buiten wonen, wonen in luxe, of<br />

wonen in het groen. Arbeiderswoningen en sociale<br />

woningbouw hadden eveneens een belangrijke<br />

plaats in het thema.<br />

Er zijn nog heel wat ongeschonden zestiendeen<br />

zeventiende-eeuwse interieurs. Vooral in kastelen<br />

en buitenverblijven is vaak eeuwenlang weinig<br />

of niets aan de inrichting veranderd. Originele<br />

negentiende-eeuwse interieurs van woonhuizen<br />

zijn al moeilijker te vinden en huiskamers uit de<br />

jaren dertig of vijftig van de twintigste eeuw al<br />

helemaal. In Zwolle bestaat voor zover bekend één<br />

ongeschonden kamer uit de jaren vijftig: een<br />

kamertje in het Vrouwenhuis aan de Korte Kamperstraat.<br />

Fototentoonstelling 'Honderd jaar Zwolse wooninterieurs'<br />

Juist foto's van het gewone wooninterieur roepen<br />

een tijdsbeeld op en kunnen een visie geven op<br />

hoe mensen in een bepaalde tijd leven (of leefden).<br />

Wie herinnert zich bijvoorbeeld niet de verschillende<br />

trends in het wonen van de tweede helft<br />

van de twintigste eeuw, zoals de niervormige bijzettafeltjes<br />

en 'Picasso'-gordijnen uit de jaren vijftig,<br />

het nostalgische interieur met spulletjes uit<br />

grootmoeders tijd uit de jaren zeventig of het<br />

zakelijke interieur met chromen buisstoelen en<br />

tafels uit de jaren negentig?<br />

In mei 2001 vatte het bestuur van de Zwolse<br />

<strong>Historisch</strong>e Vereniging (ZHV) daarom het plan<br />

op om op Open Monumentendag 8 september<br />

2001 in de Grote Kerk een tentoonstelling van<br />

Zwolse wooninterieurs te organiseren. Door middel<br />

van folders en oproepen in de Zwolse Courant<br />

en huis-aan-huisbladen werden de inwoners van<br />

Zwolle opgeroepen om vóór 1 augustus één of<br />

meer foto's van hun wooninterieur in te sturen.<br />

Het mochten nieuwe maar ook oude foto's zijn,<br />

foto's van woonkamers, keukens, eetkamers,<br />

slaapkamers, studeerkamers, badkamers en kinderkamers.<br />

Ongeveer 50 foto's werden ingezonden.<br />

Het <strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong> (HCO)<br />

vulde deze aan met 30 foto's uit eigen collectie.<br />

Veiligheidshalve werden voor de tentoonstelling<br />

in de Grote Kerk van alle foto's digitale fotokopieën<br />

gemaakt. Eigenlijk zou de expositie maar<br />

één dag, namelijk alleen op Open Monumentendag,<br />

te zien zijn, maar tot verrassing en blijdschap<br />

van de ZHV en het HCO gaf de koster van de Grote<br />

Kerk toestemming de expositie tot en met 7<br />

oktober 2001 te laten duren.<br />

De 80 foto's op de tentoonstelling gaven een beeld<br />

van de inrichting van Zwolse woningen in de afge-<br />

Jeanine Otten


lopen honderd jaar. Foto's uit 1916-1918 toonden<br />

het interieur van Naftali Herman Frank, de eerste<br />

chirurg in Zwolle, wonend op Eekwal 31 (nu het<br />

makelaarskantoor De Graaf Van Vilsteren BV); de<br />

jongste uit juli 2001 lieten de inrichting van twee<br />

studentenkamers zien. Bijzonder waren twee<br />

series foto's: één uit 1956 van elk vertrek van een<br />

woonhuis in de Lijsterbesstraat, bedoeld om een<br />

tante in Venezuela op de hoogte te stellen van de<br />

inrichting van de nieuwe woning (zie het artikel<br />

van Dirk Baaiman), en één van een interieur aan<br />

de Herenweg 14, dat zowel in 1927 als in 2001 is<br />

gefotografeerd: dezelfde meubels staan nog op<br />

dezelfde plaats, de huidige bewoner is de kleindochter<br />

van degene die in 1927 zowel het huis als<br />

de meubels heeft ontworpen. In het hiernavolgende<br />

zullen de interieurfoto's van Eekwal 31 uit 1916-<br />

1918, van Herenweg 14 uit 1927-2001 en Thorbeckegracht<br />

28 uit 1915 nader toegelicht worden.<br />

Aanklachtfoto's<br />

Op de tentoonstelling waren vooral interieurfoto's<br />

van de 'gegoede en gewone burgerij' te zien.<br />

Deze had vanaf het begin van de twintigste eeuw<br />

geld om foto's van het interieur te laten maken of<br />

om zelf over een fotocamera te beschikken. Toch<br />

zijn interieurfoto's over het algemeen zeldzaam.<br />

Dit is ook de reden waarom vooroorlogse interieurfoto's<br />

van arbeiderswoningen zeer weinig op<br />

de tentoonstelling te zien waren en foto's van het<br />

interieur van krotwoningen geheel ontbraken.<br />

Anders dan in sommige andere steden in Nederland<br />

zijn in Zwolle in het verleden geen 'aanklachtfoto's'<br />

gemaakt van het interieur van onbewoonbare<br />

sloppen en kelderwoningen. In dit verband<br />

is het opmerkelijk dat C.J.J. Schaepman,<br />

directeur van de Zwolse azijn- en kaarsenfabriek<br />

'De Ster' en medeoprichter van de Zwolse Amateurfotografen<br />

Vereniging, in de jaren 1925-1935<br />

een serie foto's heeft gemaakt van ellendige woonomstandigheden.<br />

Schaepman fotografeerde<br />

(krot)woningen in het Achterom, op het Eiland,<br />

aan het Klein Grachtje en de houten noodwoningen<br />

aan de Vermeerstraat, met als contrast de pas<br />

verrezen nieuwbouwprojecten van de gemeente<br />

Zwolle, van Zwolse woningbouwverenigingen als<br />

Openbaar Belang, Beter Wonen, Providentia,<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Sint-Joseph, de Algemene Zwolse Coöperatieve<br />

Woningbouwvereniging en van particulieren. In<br />

die jaren werd in Zwolle hard gewerkt aan de verbetering<br />

van de volkshuisvesting door het afbreken<br />

van krotwoningen en het bouwen van woningen<br />

voor minder draagkrachtigen. Of de foto's<br />

van Schaepman van onbewoonbare woningen als<br />

'aanklachtfoto's' zijn bedoeld, of dat Schaepman<br />

datgene wilde vastleggen wat verdwijnen zou, is<br />

helaas niet bekend.<br />

Eekwal 31, omstreeks 1916-1918<br />

Van ongeveer 1898 tot 1920 woonde Naftali Herman<br />

Frank (geboren Veendam 2 mei 1860, overleden<br />

Montreux na 1920) op Eekwal 31. Naftali was<br />

de eerste chirurg in Zwolle. Hij was gehuwd met<br />

Charlotte Sara Spanjaard (geboren 1869), het<br />

echtpaar kreeg drie dochters: Dina Henriëtte<br />

(geboren 3 april 1891, overleden 1 september 1900),<br />

Lenie (geboren 31 januari 1893) die na haar huwelijk<br />

in 1914 naar Boekarest verhuisde, en Dora<br />

Hermanna Charlotte (geboren 18 augustus 1901).<br />

Afbeelding 1: foto voorzijde Eekwal 31. Het huis<br />

zelf is een prachtig voorbeeld van de negen tiendeeeuwse<br />

villabouw langs de Zwolse stadsgracht.<br />

Nadat Zwolle vanaf 1790 niet langer vestingstad<br />

was, werden de stadspoorten in de loop van de<br />

negentiende eeuw afgebroken, de stadsmuren<br />

geslecht en de bolwerken 'omgetoverd' in 'stadswandelingen'.<br />

Langs de stadsgracht verrezen<br />

imposante stadsvilla's voor notabelen. Bij de verbreding<br />

van de weg in 1918 sneuvelden de bomen<br />

en kwam de weg vlak langs Eekwal 31 te liggen.<br />

Afbeelding 2: foto studeerkamer. In de boekenkast<br />

staan behalve boeken twee portretfotootjes en<br />

een langwerpige groepsfoto met heel veel heren<br />

(waarschijnlijk medici op een NMG-congres).<br />

Tegen de planken van de boekenkast zijn met<br />

meubelnagels strookjes textiel gespijkerd, zodat er<br />

niet te veel stof op de boeken komt. Rechts naast<br />

de boekenkast een groot olieverfschilderij met een<br />

figuur met een kelk (?) in zijn handen. Onder het<br />

schilderij is een met een motief bedrukte wandbespanning<br />

te zien. Twee leren fauteuils en een klein<br />

rond tafeltje waarop een bosje narcissen en asbakken<br />

met een doosje zwaluw-lucifers staan klaar<br />

voor de rokers. De kolenkachel wordt afge-


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Afbeelding 1: voorzijde<br />

Eekwal^i, omstreeks<br />

1917 (particuliere collectie)<br />

Afbeelding 2: studeerkamer<br />

Eekwal 31,<br />

omstreeks 1917 (particuliere<br />

collectie)


Afbeeldingy. damessalon<br />

Eekw al 31,<br />

omstreeks 191J (particuliere<br />

collectie)<br />

Afbeelding 4: serre<br />

Eekwal^i, omstreeks<br />

1917 (particuliere collectie)<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

schermd door een in het midden scharnierend<br />

tweedelig haardscherm met glazen panelen. Erop<br />

staat een waterketel. Boven de schouw hangt een<br />

spiegel, op de schouw staan een klok, twee kandelaars<br />

en een viertal portretfotootjes.<br />

Afbeelding3: foto damessalon. Gordijnen markeren<br />

de overgang naar de salon en de serre. Links<br />

in de hoek staat een piano waarop portretfotootjes<br />

en een vaasje met tulpen staan. Vijf fauteuils en<br />

een stoel staan in een cirkel opgesteld. In het midden<br />

staat een rond tafeltje op ranke pootjes. Erop<br />

staat een klein bloemenvaasje op een kleedje en<br />

een doosje. Rechts bevindt zich een venster. In de<br />

toegang naar de serre hangen vitrages. Op de achtergrond<br />

zien we door de vensters van de serre een<br />

schip in de stadsgracht met daarachter de schoorpalen<br />

voor het vee op de Beestenmarkt (nu Harm<br />

Smeengekade).<br />

Afbeelding 4: foto serre. De foto's van de<br />

damessalon en de serre zijn op dezelfde dag genomen.<br />

Dat is te zien aan dezelfde vaas met tulpen<br />

die zowel op de piano in de salon als op het tafeltje<br />

in de serre figureert. De inrichting van de serre<br />

doet exotisch aan door de jaloezieën, de vier rotan<br />

stoelen en de elektrische bamboe hanglamp.<br />

Rechts in het hoekje staat een piëdestal met een<br />

elektrische tafellamp, het snoer is om de voet<br />

gewikkeld (in 1916 kreeg Zwolle elektriciteit).<br />

Over het ronde tafeltje in het midden ligt een<br />

gebatikt kleedje, erop staan de al genoemde vaas<br />

met een bos tulpen, een asbak en een waaier.<br />

Herenweg 14 in 1927 en in 2001<br />

Afbeeldingen 5, 6, 7, en 8: op de foto's zien we de<br />

inrichting van Herenweg 14 in 1927 en in 2001.<br />

Zeer bijzonder aan de inrichting is dat meubels uit<br />

1927 in de zakelijke stijl van de Amsterdamse<br />

School bewaard zijn gebleven en in het huidige<br />

interieur zijn opgenomen. Het zijn strak vormgegeven<br />

fauteuils, een in die tijd als modern geldend<br />

dressoir, een theetafel, een eetkamertafel en eetkamerstoelen,<br />

alles in zwart gebeitst eikenhout. De<br />

geglazuurde wandtegels in de woonkamer zijn<br />

gemêleerd bordeauxrood en mosgroen. Opval-<br />

Afbeelding 5: zitkamer<br />

Herenweg 14,1927 (particuliere<br />

collectie)


Afbeelding 6: eetkamer<br />

Herenweg 14,1927 (particuliere<br />

collectie)<br />

Afbeelding 7: eetkamer<br />

Herenweg 14, 2001 (par- l£*<br />

ticuliere collectie)<br />

10 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 11<br />

lend is dat de traditionele schouw heeft plaats<br />

gemaakt voor twee uitspringende hoeken, belegd<br />

met een dik houten blad. Boven het dressoir zien<br />

we een glazen doorgeefluik. Het doorgeefluikje<br />

tussen keuken en woon/eetkamer bestond al in de<br />

negentiende eeuw, maar werd pas na de Tweede<br />

Wereldoorlog standaard in woningen ingebouwd,<br />

totdat het met de komst van de open keuken als<br />

een symbool van ouderwetse burgerlijkheid weer<br />

verdween. Zowel woning als meubels zijn ontworpen<br />

door de eerste bewoner van het huis, Dirk<br />

Hartzuiker (geboren Zwolle 2 oktober 1898, overleden<br />

Zwolle 31 juli 1982).<br />

Dirk Hartzuiker was aanvankelijk kantoorbediende,<br />

maar vertrok in januari 1917 naar Utrecht<br />

om daar een studie bouwkunde te volgen. In<br />

november 1918 keerde hij weer terug in Zwolle. Hij<br />

werd bouwkundig tekenaar bij de gemeente Zwolle<br />

en klom op tot chef tekenkamer. In Zwolle<br />

werkte hij onder de stadsarchitecten Lourens<br />

Krook, Jan Gerko Wiebenga en W.B.M. Beumer.<br />

Halverwege de jaren zestig ging hij met pensioen.<br />

Hartzuiker ontwierp in 1921 een dubbel woonhuis<br />

aan het begin van de Herenweg, in april 1926<br />

ontwierp hij zijn eigen woonhuis Herenweg 14:<br />

een vrijstaande woning met twee bouwlagen<br />

onder een schilddak, met een gedeeltelijk gepotdekselde<br />

voorgevel (zie bouwtekening afbeelding<br />

9). Het huis heeft drie opvallende schoorstenen en<br />

een loggia in de linkerzijgevel.<br />

Op 26 april 1927 trouwde Hartzuiker met<br />

Egberdina van der Gronde. Aanvankelijk woonde<br />

het echtpaar op Herenweg 2. Nadat de bouw voltooid<br />

was, verhuisden ze naar Herenweg 14. Bij<br />

Afbeelding 8: zitkamer<br />

Herenweg 14, 2001 (particuliere<br />

collectie)


Afbeelding 9: bouwtekening<br />

Herenweg 14 (collectie<br />

HCO)<br />

Afbeelding 10: bouwtekening<br />

bijgebouwtje<br />

Herenweg 14 (collectie<br />

HCO)<br />

12 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Herenweg 14 hoort ook het door Hartzuiker in<br />

1926 ontworpen bijgebouwtje (afbeelding 10). Dit<br />

bijgebouwtje was bedoeld voor de smederij van<br />

zijn schoonvader Van der Gronde, die na het<br />

huwelijk bij het echtpaar Hartzuiker-van der<br />

Gronde inwoonde. Van deze smederij is nu nog<br />

alleen de blaasbalg aanwezig. Naast zijn bouwkundige<br />

werk maakte hij tussen de jaren dertig en<br />

veertig een serie tekeningen en aquarellen van<br />

gevelstenen in Zwolle (nu in de collectie van het<br />

Stedelijk Museum Zwolle), schilderde hij landschappen,<br />

was hij lid van de Zwolse kunstenaarsvereniging<br />

Het Palet en zat hij in het bestuur van<br />

de Vrienden van de Stadskern. Herenweg 14 wordt<br />

nu bewoond door een kleindochter van Dirk<br />

Hartzuiker.<br />

Bezoekster Grote Kerk herkent moeder op oude<br />

foto's<br />

Op de eerste dag van de expositie, zaterdag 8 september<br />

Open Monumentendag, vond er een aardig<br />

voorval plaats. Een in Zwolle woonachtige<br />

bezoekster, mevrouw A.H.P. Viehof-van Bolhuis,<br />

herkende op oude foto's uit ca. 1910 haar moeder,<br />

Maria Anna van Gilse (zie voor deze foto het artikel<br />

van Dirk Baaiman). Dat deze foto's bewaard<br />

zijn gebleven mag wel een wonder heten. De glasnegatieven<br />

werden namelijk vorig jaar, samen met<br />

nog wat paperassen, gered liggend op de rand van<br />

een glasbak in Laren. De Larense kringloopwinkel<br />

stond op het punt de glasnegatieven in de glasbak<br />

te gooien, toen de heer B.W. Treijtel uit Ilpendam<br />

toevallig langskwam en vroeg of hij ze mocht hebben.<br />

Hij drukte ze uit nieuwsgierigheid af en zag<br />

dat het om afbeeldingen van Zwolle ging. In juli<br />

2001 schonk hij 30 glasnegatieven aan het <strong>Historisch</strong><br />

<strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong>. Uit documentatie blijkt<br />

dat de foto's tussen 1910 en 1915 zijn gemaakt door<br />

de Amsterdamse arts Peter Heinrich Gerhard van<br />

Gilse (geb. Leer, Duitsland, 1881). De glasnegatieven<br />

zaten in de inboedel van één van zijn dochters,<br />

die na haar overlijden bij een Larense kringloopwinkel<br />

terechtkwam. Een aantal van deze geredde<br />

foto's was op de tentoonstelling in de Grote Kerk<br />

te zien.<br />

Thorbeckegracht 28, woonhuis familie Van Gilse,<br />

1897 -1923<br />

Op 28 november 1890 kwam Alexander Gerhard<br />

van Gilse (geboren Amsterdam 1847) met zijn<br />

echtgenote Henriette Johanne Brouër (geboren<br />

Leer, Duitsland, 1858) en hun zoon Peter Heinrich<br />

Gerhard van Gilse (geboren Leer, Duitsland, 31<br />

mei 1881) vanuit Leer naar Zwolle. Op 18 december<br />

1891 werd in Zwolle dochter Maria Anna geboren.<br />

A.G. van Gilse was van 1890 tot 1923 werkzaam<br />

als predikant van de Zwolse Doopsgezinde<br />

Gemeente. Het gezin woonde aanvankelijk aan de<br />

Schellerweg, van 1897 tot 1923 aan de Thorbeckegracht<br />

28 (op de begane grond zit nu het Grenen<br />

Meubel <strong>Centrum</strong>). Zoon P.H.G. van Gilse vertrok


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Afbeelding 11: woonkamer Thorbeckegracht28, ca. 1910-1915 (foto: P.H.G. van<br />

Gilse, collectie HCO)<br />

in september 1900 naar Amsterdam om medicijnen<br />

te studeren. Op 30 juni 1910 trouwde hij,<br />

inmiddels arts geworden, met de uit Haarlem<br />

afkomstige Julie van West, eveneens arts. Tussen<br />

1910 en 1915 maakte P.H.G. van Gilse in Zwolle een<br />

serie opnamen in en om het ouderlijk huis Thorbeckegracht<br />

28; van zijn vader in de woonkamer,<br />

van zijn zuster Maria Anna aan de studie, van het<br />

uitzicht op de pakhuizen aan de Waterstraat, van<br />

een familie-uitstapje naar de Agnietenberg. Maria<br />

Anna van Gilse vertrok in oktober 1910 naar<br />

Utrecht om daar rechten te studeren. In november<br />

1913 liet zij zich weer in Zwolle inschrijven. Op<br />

14 december 1922 trouwde zij te Hilversum met<br />

Evert van Bolhuis. A.G. van Gilse en zijn vrouw<br />

verhuisden in juli 1923 naar Hilversum.<br />

Afbeelding 11: woonkamer Thorbeckegracht<br />

28, Alexander G. van Gilse zit aan een ronde tafel<br />

op één poot. Erop ligt een tafelkleed met bladmotief.<br />

Boven de tafel hangt een gaslamp. Voor de<br />

schouw staat een bewerkte gietijzeren kachel.<br />

Boven de schouw een rococo spiegel. Volgens<br />

mededeling van mevrouw A.H.P. Viehof-van Bolhuis<br />

kon deze spiegel opzij geschoven worden<br />

waardoor een wandschildering met een pastoraal<br />

landschap zichtbaar werd. In de hoek van de<br />

kamer staat een grote kast, boven op de kast is een<br />

beeldje zichtbaar. Op de vloer ligt parket, onder de<br />

tafel ligt een wat versleten karpet. In de loop van<br />

de tijd is er veel aan het interieur van Thorbeckegracht<br />

28 verbouwd, de spiegel boven de schoorsteen<br />

is verdwenen, maar de wandschildering is<br />

nog intact.


Dirk Baaiman<br />

Afbeelding 1: werkkamer<br />

van advocaat en<br />

procureur mr. dr. J.G.<br />

Stenfert Kroese, Koestraat<br />

10, ca. 1923 (collectie<br />

HCO)<br />

Zwolse interieurs nader bekeken<br />

Als spin-off van de fototentoonstelling '100<br />

jaar Zwolse wooninterieurs', die van 8 september<br />

tot 8 oktober 2001 in de Grote Kerk<br />

te zien was, hield Dirk Baaiman op 28 september<br />

2001 in het Zwols <strong>Historisch</strong> Café een korte presentatie<br />

over Zwolse interieurs. Hij was daartoe<br />

uitgenodigd door het bestuur van de Zwolse <strong>Historisch</strong>e<br />

Vereniging. Baaiman selecteerde uit de<br />

tentoonstelling veertien foto's en vertelde aan het<br />

verzamelde publiek wat hem als architectuurhistoricus<br />

bij het bekijken was opgevallen. Het hiernavolgende<br />

is een bewerking van zijn presentatie*.<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Werkkamer van advocaat en procureur mr. dr.<br />

J.G. Stenfert Kroese, Koestraat 10, circa 1923<br />

Afbeelding 1: deze foto is heel fascinerend omdat<br />

het interieur, in plaats van uit 1923, ook uit 1892<br />

had kunnen dateren. Alleen de elektrische lamp,<br />

de telefoon en het pak van de heer Stenfert Kroese<br />

wijzen erop dat de foto van een latere datum dan<br />

1892 moet zijn. De degelijkheid van het pak moet<br />

een vorm van waardigheid oproepen, evenals het<br />

bureau waarachter Stenfert Kroese zit. Het is een<br />

bureau in de stijl van de Hollandse neorenaissance,<br />

getimmerd in de jaren 1883-1886 toen deze stijl


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

in Nederland in de mode was. De stoel waarop hij<br />

zit, heeft gedraaide poten en past door zijn neozeventiende-eeuwse<br />

stijl bij het bureau. Uit de verschillend<br />

gedraaide poten blijkt dat de meubels<br />

niet in één stijl zijn ontworpen. Het bureau is niet<br />

gepolitoerd en gepolijst, maar bovenop ligt een<br />

glasplaat, een innovatie, want toen het bureau<br />

eind negentiende eeuw gemaakt werd, werd een<br />

vloeiblad gebruikt om de oneffenheden van het<br />

houten blad te maskeren. De telefoon is ook een<br />

noviteit. Opmerkelijk is de draad ervan, die vanaf<br />

het plafond naar beneden komt zakken. Stenfert<br />

Kroese wilde de draad kennelijk niet over de vloer<br />

hebben. De vloer is belegd met parket, met daaroverheen<br />

een geknoopt tapijt. Aan de planken van<br />

de boekenkast zijn met koperen spijkers stofstroken<br />

bevestigd, een uitermate nuttige voorziening<br />

(om te voorkomen dat stof zich op de boeken nestelt),<br />

die iedereen nu echter lelijk vindt. De haard<br />

in de kamer werd 's zomers aan het gezicht onttrokken<br />

door een gordijntje. In de kamer bevindt<br />

zich nog een bijzondere houten stoel, naast het<br />

bureau. In de rugleuning zijn de letters 'IHS'<br />

gegraveerd. De letters zijn een afkorting van 'In<br />

Hoc Signo': een nieuwtestamentische term voor<br />

het kruis van Christus: 'In dit teken (zult gij overwinnen)'.<br />

Dat betekent dat de stoel niet gemaakt is<br />

voor de kamer van Stenfert Kroese, maar afkomstig<br />

is uit bijvoorbeeld een kerk of een pastorie. De<br />

fotograaf heeft voor de opname vermoedelijk in<br />

de deuropening van de kamer gestaan, als het ware<br />

in de positie van de bezoeker, in de as van de<br />

kamer, net als het indrukwekkende bureau en<br />

Stenfert Kroese zelf.<br />

Interieur dokter Evert Klinkert, later dokter B.J.<br />

Kam, Koestraat 22, omstreeks 1926 en in 1987<br />

Afbeelding 2 toont de werkkamer van dokter Klinkert<br />

omstreeks 1926. Elementen daaruit zijn de<br />

vulkachel en de natuurstenen schoorsteen, rechts<br />

staat een uit het derde kwart van de negentiende<br />

eeuw daterende kolommenkast, met prachtige<br />

Ionische kolommen, links een cilinderbureau uit<br />

het midden van de negentiende eeuw of later.<br />

Afbeelding 2: werkkamer<br />

dokter Evert<br />

Klinkert, Koestraat 22,<br />

omstreeks 1926 (foto<br />

Eelsingh, collectie<br />

HCO)


Afbeeldingy. woonkamer<br />

dokter Evert<br />

KMnkert, Koestraat 22,<br />

omstreeks 1926 (foto<br />

Eelsingh, collectie<br />

HCO)<br />

16 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Het is heel zeldzaam wanneer je over foto's van<br />

één en hetzelfde vertrek uit verschillende periodes<br />

beschikt. Dit is het geval bij een aantal vertrekken<br />

in Koestraat 22.<br />

Afbeelding 3 toont de woonkamer omstreeks<br />

1926. Links bevindt zich een buffetkast. Oorspronkelijk<br />

was de buffetkast bedoeld om het eten op uit<br />

te stallen, als het ware tentoon te stellen, voordat<br />

het op tafel gezet werd. De buffetkast fungeerde<br />

als een soort parkeerplaats tussen de keuken en de<br />

tafel. In de kastjes boven en onder het buffet werden<br />

het servies en andere tafelbenodigdheden<br />

opgeborgen. Bij Klinkert heeft de buffetkast een<br />

andere functie gekregen: het is een nutteloos<br />

ornament geworden, een soort 'bergkast', waarop<br />

familiefoto's uitgestald kunnen worden. Bovenop<br />

is een vijfdelig kaststel neergezet. In de vazen werd<br />

misschien wel eens een bloemetje gezet, maar over<br />

het algemeen werden de voorwerpen voor de sier<br />

gekocht. Aan de wand bevindt zich een telefoon.<br />

De kamerdeur is ongelukkig geplaatst: deze draait<br />

de verkeerde kant op, het scharnier zit aan de<br />

rechterkant en de deurknop zit in de hoek. De<br />

deur moet helemaal opengeslagen worden voorbij<br />

de buffetkast, voordat men de kamer kan betreden.<br />

Onhandig.<br />

Afbeelding 4 en 5 tonen de woonkamer in 1987:<br />

in de jaren 1936-1937 zijn enkele vertrekken in<br />

opdracht van Klinkert verbouwd door de meubelontwerper<br />

en architect Gerrit Th. Rietveld (1888-<br />

1964). In Zwolle staan twee werken van Rietveld:<br />

het ene is het in 1957-1959 voor Schrale Beton ontworpen<br />

pand Willemsvaart 21, dat momenteel<br />

(2001) gerestaureerd wordt, het andere is Koestraat<br />

22. De verbouwing door Rietveld van Koestraat<br />

22 heeft vooral betrekking op interieuronderdelen.<br />

Hij heeft geen grote verbouwingsingrepen<br />

als muurdoorbraken uitgevoerd. Een interessant<br />

onderdeel in het interieur (afbeelding 4) is de<br />

losse kast aan de linkerkant, 2,55 meter lang, 55 cm<br />

diep, 1,05 meter hoog (ik weet de maten zo precies,<br />

omdat de kast bij mij thuis gestaan heeft). Bovenop<br />

ligt een gegoten glasplaat van 2,5 cm dik, waarop<br />

dokter Kam de familieportretten en kandelaars


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Afbeelding 4: woonkamer<br />

dokter B.J. Kam,<br />

Koestraat 22,1987 (collectie<br />

Kam)<br />

Afbeelding 5: woonkamer<br />

dokter B.J. Kam,<br />

Koestraat 22,1987 (collectie<br />

Kam)


Afbeelding 6: slaapkamer<br />

dokter Evert<br />

Klinkert, Koestraat 22,<br />

omstreeks 1926 (foto<br />

Eelsingh, collectie<br />

HCO)<br />

18 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

heeft neergezet. De schoorsteen, schouw en kachel<br />

die zich oorspronkelijk in de woonkamer van<br />

dokter Klinkert bevonden, zijn gesloopt. Tegen de<br />

nu vlakke wand staat een negentiende-eeuwse<br />

vitrinekast (afbeelding5). De stoelen aan weerszijden<br />

dateren uit de achttiende eeuw. De deur is<br />

blijven zitten en draait nog steeds de verkeerde<br />

kant op.<br />

Afbeelding 6: foto slaapkamer, 1926. Het litsjumeaux<br />

(stel van twee gelijke éénpersoonsledikanten<br />

naast elkaar) is, net als het bureau van<br />

Stenfert Kroese, in Hollandse neorenaissancestijl<br />

uitgevoerd, herkenbaar aan de diamantknoppen<br />

en de frontonnetjes op het hoofdeinde van de beide<br />

bedden. In de hoek van het plafond en de wand<br />

is een kleine platte stuclijst te zien, die in het<br />

behang op de strook en op het plafond met schildering<br />

is aangevuld. De deur bevindt zich ongeveer<br />

twee meter uit de hoek en staat open. Rechts<br />

bevindt zich in de hoek, bijna onzichtbaar in het<br />

behang, nog een tweede deur die toegang gaf tot<br />

een alkoof. Opvallend is de ophanging van de<br />

schilderijen vlak onder het plafond.<br />

Afbeelding y. foto slaapkamer, 1987. Bij de verbouwing<br />

heeft Rietveld de bijna onzichtbare deur<br />

naar de alkoof zichtbaar gemaakt. Het is duidelijk<br />

dat het hier om een dubbele wand gaat. Bij het<br />

wegbreken van de voorwand is een nis ontstaan,<br />

waarin het tweepersoonsbed staat. Voor de symmetrie<br />

is aan de linkerkant van de nis een kast<br />

gemaakt. Naast de slaapkamerdeur links staat een<br />

boekenkast (niet door Rietveld, maar later, in<br />

opdracht van dokter Kam, door een gewone timmerman<br />

gemaakt) die precies in de hoogte en<br />

breedte van het interieur past. De kachel is verdwenen.<br />

Onder het blad van de schoorsteenmantel<br />

staat een kastje dat dokter Kam op maat heeft<br />

laten maken. Het kastje heeft precies de breedte<br />

van de schoorsteen en maakt daardoor het gat van<br />

de schoorsteen onzichtbaar.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

De verbouwing van Koestraat 22 is uitgevoerd<br />

in de zakelijke stijl van de jaren dertig. Rietveld<br />

behoorde tot de 'Stijl'-groep. De Stijl vermeed<br />

principieel elke niet-nuttige vorm, er werd ruimte<br />

geschapen door alles zoveel mogelijk open te houden.<br />

De achtergevel van het pand Koestraat 22 is<br />

door Rietveld nogal drastisch aangepakt. Oorspronkelijk<br />

was het een prachtige gevel met drie<br />

vensters en mooi lijstwerk. Rietveld verving deze<br />

door stalen ramen in een vlak gestucte gevel. Dat<br />

zouden we nu niet meer doen, maar omdat het<br />

'een Rietveld' is, moeten we het toch maar laten<br />

zitten.<br />

Interieur Lijsterbesstraat 33,1956<br />

De Lijsterbesstraat loopt van de Assendorperstraat<br />

naar de Goudsbloemstraat. De woningen aan Lijsterbesstraat<br />

- Goudsbloemstraat en Leliestraat<br />

werden gebouwd in 1928 naar een ontwerp van<br />

architect H.W.T. Schoenmaker. De woning Lijsterbesstraat<br />

33 ligt in de hoek Lijsterbesstraat -<br />

Goudsbloemstraat. De voordeur bevindt zich aan<br />

de Lijsterbesstraat, terwijl de woon- en eetkamer<br />

aan de Goudsbloemstraat gelegen zijn. Een verklaring<br />

voor de vreemde indeling van de woning is<br />

waarschijnlijk dat het oorspronkelijk een woonwinkelhuis<br />

moest worden. Zo was de voordeur de<br />

deur van een winkel, de hal was enorm groot, de<br />

gang was zes meter lang en twee meter breed. De<br />

foto's zijn gemaakt voor een familielid in Venezuela,<br />

om te laten zien hoe het interieur er uit zag in<br />

de Lijsterbesstraat.<br />

Afbeelding 8: moeder en dochter zitten een<br />

beetje geposeerd voor de foto, met een tijdschriftje<br />

in een fauteuil. Het portret van de dochter aan de<br />

muur is geschilderd door een leerling van Stien<br />

Eelsingh. Opvallend zijn de interieuronderdelen<br />

die iedereen wel kent, zoals de worteldoek aan de<br />

schoorsteen. Iedereen had vroeger zo'n doek aan<br />

de muur. Het verwijderen van stof uit de plooien<br />

was een moeilijk werkje. Daarom werd de doek<br />

maar één keer per jaar van de muur genomen, om<br />

uitgeklopt of gestofzuigd te worden. Andere<br />

onderdelen zijn de televisie (heel nieuw in 1956!)<br />

Afbeelding 7: slaapkamer<br />

dokter BJ. Kam,<br />

Koestraat 22,1987 (collectie<br />

Kam)


Afbeelding 8: zitkamer<br />

Lijsterbesstraat 33,1956<br />

(particuliere collectie)<br />

Afbeelding 9: eetkamer<br />

Lijsterbesstraat 33,1956<br />

(particuliere collectie)<br />

20 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 21<br />

en de sanseveria. (Aan de sanseveria heb ik nog<br />

persoonlijke herinneringen. In de jaren vijftig<br />

woonde ik als kind op Curacao. Daar is de sanseveria<br />

een onkruid, dat wel meters hoog kan worden<br />

en met een kapmes verwijderd wordt. Toen<br />

we weer in Nederland kwamen, zag ik bij mijn<br />

oma dat dat onkruid hier als kamerplant in de<br />

vensterbank stond).<br />

Afbeelding 9: opmerkelijk is verder dat het een<br />

kamer en suite betreft; de woonkamer en de eetkamer<br />

worden gescheiden door schuifdeuren met<br />

komgrepen en kasten met panelen. De bewoners<br />

waren echter helemaal niet geïnteresseerd in een<br />

kamer en suite, want de doorgang is volledig<br />

gebarricadeerd door een kastje en een stoel. Interessant<br />

is dat men in de volkswoningbouw zo'n<br />

kamer ensuite maakte en zorgde dat de kamers<br />

goed op elkaar betrokken werden, maar dat de<br />

bewoners in het gebruik liever gewoon twee aparte<br />

kamers wilden, omdat de eetkamer veel meer<br />

een relatie met de keuken heeft dan met de zitkamer.<br />

Afbeelding 10: keuken Lijsterbesstraat 33,1956.<br />

De foto's op de tentoonstelling gaven interessante<br />

informatie over de ontwikkeling van de keuken.<br />

Op de foto van de keuken in de Lijsterbesstraat<br />

zien we een schouw. Dat betekent dat er een trekgat<br />

is voor de afzuiging, er is geen ventilatiekap of<br />

ventilator. Er staat een tweepits gasstel op een<br />

plank boven een nis met een plank of spijlen om<br />

wat op te bergen. Daarvoor is een praktisch gordijntje<br />

bevestigd, iets wat we tegenwoordig niet<br />

meer doen. Rechts is een aanrecht van granito, liggend<br />

op keukenkastjes die, net zoals de bovenkastjes,<br />

speciaal voor het project zijn gemaakt. De<br />

seriegrootte van de keukenkastjes en de aanrechtkastjes<br />

is de seriegrootte van de twintig woningen<br />

die in 1928 aan de Lijsterbesstraat-Goudsbloemstraat-Leliestraat<br />

werden gebouwd. Het zijn dus<br />

geen standaardproducten, zoals we die tegenwoordig<br />

bij bouwmarkten kopen. De granitowerker<br />

kwam in de keuken om ter plekke het granito<br />

aanrecht te maken. In die tijd was het heel<br />

gewoon, maar wie tegenwoordig een granitowerker<br />

in zijn keuken een aanrecht wil laten maken,<br />

zit al gauw in de topklasse van de keukens.<br />

Keuken in het Vrouwenhuis, jaren vijftig<br />

Afbeelding 11: het eeuwenoude Vrouwenhuis, gelegen<br />

aan de Melkmarkt, Korte Kamperstraat en<br />

Voorstraat, bestaat uit een aaneenschakeling van<br />

vertrekken en gangen. Dit keukentje is in de jaren<br />

vijftig ingebouwd in een zitslaapkamer in het<br />

Vrouwenhuis. Nu is het één van de stijlkamers:<br />

Afbeelding 10: keuken<br />

Lijsterbesstraat 33,1956<br />

(particuliere collectie)


Afbeelding u: keuken in<br />

het Vrouwenhuis,<br />

Melkmarkt 53, jaren<br />

vijftig (foto S. Zwiers,<br />

collectie Vrouwenhuis)<br />

Afbeelding 12 en 13: keuken<br />

aan de Molenweg,<br />

voor en na de renovatie,<br />

ca. 1980 (collectie HCO)<br />

22 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

het is een onvermoed origineel interieur uit de<br />

jaren vijftig. De kamer werd in die jaren bewoond<br />

door een oudere dame, de aanwezige meubels vertonen<br />

niet de moderne stijl die Goed Wonen in<br />

die jaren propageerde. Het keukentje is een<br />

Bruynzeel keuken, een standaard product, met<br />

standaard kastjes en een standaard aanrechtblad<br />

dat niet van granito, maar van een soort cementplaat<br />

of een bepaald betonachtig mengsel is<br />

gemaakt. Deze platen werden pre-fab gemaakt en<br />

in de ruimte op de kastjes gemonteerd.<br />

Keuken aan de Molenweg, voor en na de renovatie,<br />

circa 1980<br />

Afbeelding 12: vóór de renovatie stond er een keuken<br />

in de seriegrootte van de woningen die in de<br />

jaren dertig aan de Molenweg werden gebouwd.<br />

De keuken werd speciaal voor het project op maat<br />

gemaakt, met een granito aanrechtblad dat ter<br />

plekke werd gestort. De enkele kraan boven de<br />

gootsteen getuigt nog van de tijd dat er alleen<br />

koud stromend water was. In de planken vloer is<br />

een luikje gemaakt. Verder had de keuken een<br />

schouw met een natuurlijke trek.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Afbeelding 13: de kwaliteiten van zo'n ouderwetse<br />

keuken worden duidelijk, als we deze vergelijken<br />

met de standaard keuken na de renovatie.<br />

Nieuw is de gasgeiser. Het roestvrijstalen aanrecht<br />

is misschien wel praktisch, maar om het mooi te<br />

houden moet je je een ongeluk poetsen. De volslagen<br />

liefdeloosheid waarmee een leiding aan de<br />

muur is bevestigd en waar men de rest van zijn<br />

leven tegenaan moet kijken, spreekt van een<br />

gewijzigde opvatting over 'ambacht'.<br />

Studeerkamer en slaapkamer van Maria Anna<br />

van Gilse, Thorbeckegracht 28, circa 1910 -1915<br />

Afbeeldingen 14 en 15: Maria Anna van Gilse, dochter<br />

van een Zwolse doopsgezinde predikant, studeerde<br />

van 1910-1913 rechten te Utrecht, kwam<br />

daarna weer terug in Zwolle en woonde tot haar<br />

huwelijk in 1922 bij haar ouders op de Thorbeckegracht<br />

28 (zie ook het artikel van Jeanine Otten).<br />

Haar broer Peter van Gilse fotografeerde haar studerend<br />

achter haar bureau en in haar slaapkamer.<br />

De eerste foto toont een studerende jonge<br />

vrouw, modern gekleed, in een modern interieur.<br />

Het bureau in de studeerkamer is door de sobere<br />

decoratie omstreeks 1905-1906 te dateren. De uitvoering<br />

staat in groot contrast met het bureau van<br />

Stenfert Kroese uit het midden van de jaren tachtig<br />

van de negentiende eeuw.<br />

De foto van Maria Anna in haar slaapkamer<br />

toont haar zittend op haar ledikant. Het ledikant<br />

is strak vormgegeven en sober geornamenteerd,<br />

met in de hoeken een motief bestaande uit een<br />

paar lijnen. Dit motief komt ook voor op de wastafel<br />

met marmeren blad, waarop een lampetkan<br />

staat, op het handdoekenrek en op de kledingkast<br />

die nog juist in de spiegel zichtbaar is. Opvallend<br />

is verder de vloerbedekking in de studeerkamer en<br />

de slaapkamer. In de slaapkamer ligt een kleed en<br />

in de studeerkamer een (in die tijd heel moderne)<br />

biezen mat.<br />

* Bewerking door Jeanine Otten van bandopname<br />

28 september 2001.<br />

Afbeelding 14: studeerkamer<br />

van Anna Maria<br />

van Gilse, Thorbeckegracht<br />

28, ca. 1910 -1915<br />

(foto P.H.G. van Gilse,<br />

collectie HCO)<br />

Afbeelding 15: slaapkamer<br />

van Anna Maria<br />

van Gilse, Thorbeckegracht<br />

28, ca. 1910 -1915<br />

(foto P.H.G. van Gilse,<br />

collectie HCO)


Het Zwolse glazenmakersgilde in 1807<br />

Wim Huijsmans, Otto<br />

Schutte, Jean Streng A;an het schilderij van Adrianus Hulsbergen<br />

(1755-1827) waarop hij de leden, zichzelf<br />

-incluis, van het Zwolse glazenmakersgilde<br />

vastlegde, is reeds in diverse publicaties aandacht<br />

besteed. Terecht, want het is een bijzonder schilderij.<br />

Het is het enige groepsportret van Zwolse<br />

middenstanders. De aanleiding was ook bijzonder:<br />

het herstel van de gilden in 1807 nadat ze in<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

1798 waren opgeheven. In de praktijk hadden de<br />

gilden in afwachting van nadere wetgeving trouwens<br />

een sluimerend bestaan geleid. De heroprichting<br />

was te danken aan de hier uit Frankrijk<br />

gedropte koning Lodewijk Napoleon, die het overigens<br />

goed met dit voor hem vreemde land en<br />

zijn bewoners voor had.<br />

Het Zwolse glazenmakersgilde in 180/, groepsportret door Adrianus van Hulsbergen; hij beeldde zichzelf af staand uiterst links. Tussen de<br />

staande heren aan de rechterkant valt nog het restant van de hoge hoed te ontwaren van een 'weggemoffelde'persoon. Uiterst rechts<br />

staat, zonder hoed, een (onbekende) knecht. (Collectie Stedelijk Museum Zwolle)


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

De leden van het glazenmakersgilde schematisch weergegeven: 1. Johannes van Otten 2. Nicolaus terMeulen<br />

3. Klaas Voskuil 4. Jan Bouwmeester 5. Matthijs Hoefman 6. Adrianus Hulsbergen 7. Johannes Vernhout<br />

8. Leendert Parkementis 9. Evert Veenhuizen.<br />

De gilden in het hele land waren over het herstel<br />

van hun organisaties zeer te spreken, al waren<br />

er in de nieuwe reglementen beperkingen opgenomen<br />

die voorheen niet golden. Met groot enthousiasme<br />

vatte men overal de onderbroken<br />

continuïteit weer op. Het glazenmakersgilde vond<br />

het herstel belangwekkend genoeg om het in een<br />

collectief (zelf)portret vast te leggen. De gildeleden<br />

keken daarbij niet op een vierkante centimeter:<br />

het schilderij meet liefst 180 bij 235 centimeter.<br />

De geportretteerden zitten of staan rond<br />

een tafel met paperassen en ieder draagt een zelfde<br />

deftige hoge hoed. Sommigen roken een lange<br />

pijp. Alleen de knecht is zonder hoed, want waar<br />

zou het zonder sociaal onderscheid met de wereld<br />

heengaan? Duidelijke hoofdletters die het belangrijke<br />

momentum eens benadrukken, bejubelen<br />

het heugelijke feit:<br />

GLAZEMAKERS GILD HERBOREN<br />

DAT VERNIETIGD WAS TE VOREN<br />

WEER HERSTELD IN ZYN GEHEEL<br />

ADRIEANUS KUNST PENSEEL<br />

SCHILDERT ACHTIENHONDERDZEVEN<br />

DEZE LEDEN NAAR HET LEVEN<br />

DIE ZOO ALS MEN EERTYDS PLAG<br />

NU WEER HOUDEN GILDEDAG<br />

Nieuw licht<br />

Maar dit is allemaal bekend, waarom dit schilderij<br />

dan toch opnieuw tot onderwerp van een<br />

beschouwing gemaakt? Nader genealogisch<br />

onderzoek door Otto Schutte bracht meer over de<br />

afgebeelde leden van het gilde aan het licht. Wim<br />

Huijsmans bekeek het schilderij kritisch en wist<br />

een niet-afgebeeld of beter gezegd weggemoffeld<br />

gildelid te identificeren.


26 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Bovendien is inmiddels bekend dat Adrianus<br />

Hulsbergen een stiefbroer had die ook kunstschilder<br />

was, en wel in Friesland. Deze Christoffel<br />

Frederik Franck werd te Zwolle op 4 mei 1755 in de<br />

Lutherse kerk gedoopt. Hij was de zoon van<br />

Christiaan Franck (Vrancke) en Hendrika van<br />

Doesburg. Hendrika hertrouwde in 1772 met de<br />

weduwnaar en timmerman Lambertus Hulsbergen,<br />

de vader van Adrianus. Na de dood van<br />

Christoffel in 1821 werd Adrianus de enige erfgenaam<br />

van zijn nalatenschap. Adrianus ontving<br />

schilderijen, tekeningen, prenten, een schildersezel,<br />

een lessenaar, teken- en schildermateriaal,<br />

een tabaksdoos, een dwarsfluit, een paar zilveren<br />

broeksgespen en wat kleding. De schilderijen<br />

betroffen afbeeldingen met landschappen, portretten,<br />

een boerenkermis, een heremiet, de verrijzenis<br />

van Christus, een Maria en een armoedig<br />

gezin. Wat Adrianus met de schilderijen heeft<br />

gedaan is onduidelijk, vermoedelijk heeft hij ze te<br />

Zwolle verkocht.<br />

De gildeleden<br />

Op het schilderij van Hulsbergen staan de volgende<br />

personen afgebeeld:<br />

1. Johannes van Otten werd op 24 september<br />

1747 in Zwolle gedoopt. Hij trouwde in Zwolle op<br />

7 juni 1773 met Jantje Stolte en op 6 mei 1819<br />

wederom in Zwolle met Aartje Nouland. Johannes<br />

stierf in Zwolle op 1 juni 1832. Hij was verver en<br />

glazenmakersbaas.<br />

2. De rooms-katholieke Nicolaus ter Meulen<br />

werd op 29 november 1740 in de statie van de Koestraat<br />

gedoopt. Hij was de zoon van de molenaar<br />

Johannes ter Meulen en Johanna Kops. Nicolaus<br />

huwde twee maal in Zwolle. De eerste keer op 20<br />

mei 1776 met Johanna Paschala Tidink en<br />

opnieuw op 8 februari 1795 met Anna Maria van<br />

Berkum. Zijn beroep was verver, glazenmakersbaas<br />

en schilder. Nicolaus stierf op 21 juni 1816 in<br />

Zwolle.<br />

3. Op 27 september 1767 lieten de kleermaker<br />

Arent Voskuil en zijn vrouw Lamberta Pasman in<br />

de Grote Kerk hun zoontje Klaas dopen. Deze<br />

Klaas zou als verversknecht beginnen om als verver,<br />

glazenmaker en schilder zijn loopbaan te vervolgen.<br />

Klaas maakte ook aquarellen; in het Stede-<br />

lijk Museum Zwolle wordt er een bewaard. Op 23<br />

november 1789 huwde Klaas in Zwolle met Johanna<br />

Weemhof. Hij stierf in zijn geboorteplaats op<br />

28 juli 1842.<br />

4. Jan, de zoon die de schilder Klaas Bouwmeester<br />

en zijn vrouw Arentien van Arriën op 16<br />

september 1756 lieten dopen, zou hetzelfde vak als<br />

zijn vader kiezen. Jan verdiende gedurende zijn<br />

leven de kost als verver en glazenmakersbaas. Op 8<br />

augustus 1791 huwde hij in de Bethlehemse kerk<br />

met Anna Gesiena van Engelen. Op 28 september<br />

1813 stierf Jan in Zwolle.<br />

5. Matthijs Hoefman werd op 30 mei 1765 in de<br />

Grote Kerk gedoopt. Hij was de zoon van Jan<br />

Hoefman en Willemina Stuul. Bij zijn huwelijk in<br />

de Bethlehemse kerk met Jacoba Erdtsiek op 17<br />

mei 1790 was hij nog verversknecht. Spoedig daarna<br />

werd hij verver en glazenmakersbaas. Hij stierf<br />

in Zwolle op 1 april 1821.<br />

6. Het bekendste personage in dit groepsportret<br />

is de reeds vaker genoemde Adrianus Hulsbergen,<br />

de maker van dit schilderij. Hij werd in<br />

Nijmegen gedoopt op 30 maart 1755 als zoon van<br />

de timmerman Lambertus Hulsbergen en Berendina<br />

van der Linde. Adrianus was aanvankelijk als<br />

fijnschilder en meesterschilder lid van het schildersgilde,<br />

maar na een verzoek aan de magistraat<br />

mocht hij zich inschrijven in het glazenmakersgilde.<br />

Hij meende als verver en glazenmakersbaas<br />

beter voor zijn huishouding te kunnen zorgen.<br />

Adrianus huwde driemaal. De eerste keer op 8<br />

april 1776 in Zwolle met linnennaaister Ida Bouwman.<br />

De tweede maal in het afgelegen Koekange<br />

op 6 november 1791 met de dienstmeid Hendrikje<br />

ten Oever of Oeven. Tenslotte huwde hij in Zwolle<br />

op 16 oktober 1817 met de veel jongere Gesina Platel.<br />

Zij was in 1788 als dochter van de looiersknecht<br />

Simon Platel en Antonia Nieuwmeijer geboren.<br />

Adrianus stierf op 31 mei 1827 als aanspreker. Gesina<br />

overleefde haar man bijna vijftig jaar, zij stierf<br />

in 1875.<br />

7. Te Zwolle lieten Hendrik Jan Vernhout en<br />

Rebekka van den Berg op 28 september 1749 hun<br />

zoon Johannes dopen. Zijn leven lang was hij verver<br />

en glazenmakersbaas. In Wezel huwde hij op<br />

19 augustus 1781 met Geertruid Anthonetta<br />

Rochel. Johannes stierf op 31 mei 1813 in Zwolle.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

8. Antonij, de bierdrager met de deftige achternaam<br />

Parkementis liet op 29 mei 1768 zijn zoon<br />

Leendert in de Broerenkerk dopen. Hij was volgens<br />

het doopregister getrouwd met Jacoba van<br />

Uunen, vermoedelijk een verschrijving want ze<br />

komt als Jacoba van Neuringen in andere bronnen<br />

voor. Leendert verdiende overigens niet met het<br />

bewerken van lamsvellen zijn brood, maar als<br />

schilder en glazenmaker. In de Grote Kerk huwde<br />

hij op 11 mei 1794 met Zwaantje Hassink. Leendert<br />

stierf in Zwolle op 15 mei 1837. Hij was toen de<br />

echtgenoot van Johanna Gesina Weenink.<br />

9. Op 21 juni 1806 werd Evert Veenhuizen<br />

kleinburger van Zwolle. Hij was op 28 april 1776 in<br />

Wijhe geboren als zoon van de schilder Jan Veenhuizen<br />

en Angenis Voerman. In Zwolle zette Evert<br />

het beroep van zijn vader voort. In dezelfde stad<br />

huwde Evert op 25 mei 1806 met Petronella Broekhuizen<br />

en stierf hij op 13 december 1849.<br />

Weggemoffeld<br />

Wanneer je het schilderij van het glazenmakersgilde<br />

bekijkt, lijkt het net of er een persoon is verwijderd.<br />

Een restant van zijn hoge zwarte hoed is nog<br />

zichtbaar, en het is duidelijk dat de aanwezigheid<br />

van een persoon op juist die plek het totaalbeeld<br />

evenwichtiger zou maken.<br />

Wat zou de reden kunnen zijn? Wie was dit<br />

weggemoffelde gildelid?<br />

De meest voor de hand liggende verklaring<br />

zou kunnen zijn het overlijden van een glazenmaker<br />

op het moment dat Adrianus aan het schilderij<br />

werkte. Deze glazenmaker zou dan in 1807 gestorven<br />

moeten zijn, omdat het schilderij in dat jaar<br />

voltooid werd. Een archiefstuk met een opgave<br />

van de glazenmakers en ververs uit het begin van<br />

de negentiende eeuw is helaas niet bewaard gebleven.<br />

Onderzoek in de begraafboeken had uitsluitsel<br />

kunnen geven, maar leverde jammer genoeg<br />

niets op omdat het beroep niet altijd vermeld<br />

werd. Dankzij het kaartsysteem van het voormalige<br />

Gemeentearchief Zwolle (inmiddels opgegaan<br />

in het HCO) was het toch mogelijk verder te zoeken.<br />

Dat kon door in de rubriek 'hoedanigheden'<br />

de fiches met 'glazenmaker' en 'verver' door te<br />

nemen. Van hen zou er een voor december 1807<br />

overleden moeten zijn om in aanmerking te<br />

komen. Uit de periode rond 1800 leverde dat een<br />

dertigtal namen van glazenmakers en ververs op.<br />

Een van deze dertig personen zou dus in 1807<br />

overleden moeten zijn.<br />

Inderdaad was er in september 1807 ene Peter<br />

van Santen overleden. Hij was 34 jaar oud en<br />

woonde in de Smeden, zonder vermelding van<br />

zijn beroep. Met grote waarschijnlijkheid is hij de<br />

op het schilderij weggemoffelde persoon. De<br />

opdrachtgevers wensten blijkbaar dat bij het herstel<br />

van de gilden alleen de levende gildeleden op<br />

het schilderij werden afgebeeld.<br />

Peter van Santen werd op 11 juni 1773 katholiek<br />

gedoopt in de statie in het Hoornsteegje als Petrus,<br />

zoon van Jacob van Santen en Maria Fortuin. Hij<br />

trouwde op 15 mei 1799 in Zwolle met Hendrica<br />

Tentman, die op 29 mei 1805 overleed en in de<br />

Broerenkerk werd begraven. Uit dit zesjarig huwelijk<br />

ontsproten geen kinderen. Op 28 juli 1806<br />

werd aan Peter - evenals aan de andere afgebeelde<br />

personen - patent verleend om het beroep van<br />

verver en glazenmaker uit te oefenen. Als baas of<br />

meester betaalde hij daarvoor vier gulden. De glazen<br />

makersknechten en verversknechten waren<br />

voor dit patent een gulden kwijt. Slechts korte tijd<br />

heeft hij van dit recht kunnen genieten. Hij overleed<br />

op 4 september 1807 en werd vier dagen later<br />

's avonds om 10 uur in de Broerenkerk bij zijn<br />

vrouw begraven. Voor het luiden van de klokken<br />

betaalden zijn erfgenamen twee gulden en 16 stuivers,<br />

waaruit een zekere gegoedheid valt af te leiden.<br />

Bronnen en literatuur<br />

<strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong>: de( generale index Zwolle<br />

en het patentregister uit 1806.<br />

E.A. van Dijk, 'Hulsbergen, Adrianus (1755-1827) ku'fistschilder',<br />

in: <strong>Overijssel</strong>se biografieën 2, Meppel-Arn^<br />

sterdam 1992,76-79.<br />

E.A. van Dijk, Schilders in Zwolle, Zwolle 1993,34-35.<br />

A. Meddens-van Borseen, 'Christoffel Frederik Franck<br />

(1755-1816). Een veelzijdig kunstschilder in Friesland',<br />

in: Fryslan 6 (2000), 22-25.<br />

J.C. Streng, Vrijheid, gelijkheid, broederschap en gezelligheid.<br />

Het Zwolse Sint Nicolaasgilde tijdens het ancien<br />

régime, Hilversum 2001,157-178.


28<br />

Boekbesprekingen<br />

Hilde van Wijngaarden, Zorg voor de kost. Armenzorg,<br />

arbeid en onderlinge hulp in Zwolle 1650 -1700.<br />

Prometheus/Bert Bakker, Amsterdam 2000.<br />

ISBN 90 5333 9671- 346 pagina's. Prijs ƒ 52,75.<br />

De tekeningen van Gesina ter Borch en haar<br />

broers of van Gerrit en Jan Grasdorp behoren tot<br />

de bekendste beelden van het zeventiende-eeuwse<br />

Zwolle. De levendige en realistische figuurtjes van<br />

mannen, vrouwen en kinderen vormen scènes uit<br />

het straatleven waarmee het stadsbeeld, dat we van<br />

de topografische schilderijen en prenten zo goed<br />

kennen, kan worden ingevuld. De ventsters, werklieden<br />

en straatschoffies blijven echter naamloos;<br />

het zijn tenslotte geen portretten.<br />

Toch kunnen we sinds kort een veel beter idee<br />

krijgen van het dagelijks geploeter van deze mensen<br />

aan de arme kant van de Gouden Eeuw. Hilde<br />

van Wijngaarden heeft ze dichterbij gebracht met<br />

haar studie over de armenzorg, waarop ze vorig<br />

jaar in Groningen promoveerde en waarvoor ze in<br />

2000 terecht de Prijs voor de Zwolse Geschiedenis<br />

ontving. Dat ze deze studie heeft kunnen uitvoeren<br />

was behalve aan haar eigen motivatie te danken<br />

aan twee factoren: de inpassing in een landelijk<br />

onderzoeksproject en de aanwezigheid van<br />

uniek archiefmateriaal. Het feit dat er in het Zwolse<br />

gemeentearchief bedeeldenregisters, visitatiebcjeken<br />

en registers van andere uitdelingen zoals<br />

kleding en turf uit ongeveer dezelfde periode<br />

bewaard zijn gebleven, maakte het mogelijk om<br />

een groot aantal mensen gedurende langere tijd te<br />

volgen.<br />

Zwolle was in de tweede helft van de zeventiende<br />

eeuw de grootste stad van <strong>Overijssel</strong> geworden<br />

met 11 a 12.000 inwoners. Daarvan werd ongeveer<br />

zes procent bedeeld, dat wil zeggen dat deze<br />

min of meer structureel steun ontving van de<br />

Stadsarmenkamer. Dit is in vergelijking met ande-<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

re steden tijdens de Republiek geen extreem hoog<br />

aantal, waarbij overigens wel moet worden gezegd<br />

dat de gegevens en de interpretatie ervan vaak heel<br />

verschillend en vooral onzeker zijn. Zo rekenden<br />

de Zwolse armbestuurders niet per huishouden -<br />

alle mensen die in één huis woonden - maar per<br />

gezin. Een moeder en een bij haar inwonende volwassen<br />

dochter konden dus ieder afzonderlijk<br />

steun ontvangen omdat zij ieder als 'gezin' werden<br />

beschouwd. Hilde van Wijngaarden volgt deze<br />

redenatie en komt zo, anders dan in veel vergelijkbare<br />

studies, tot een realistischer beeld van de<br />

zeventiende-eeuwse werkelijkheid.<br />

Het boek is systematisch opgezet en volgt een<br />

vrij strak schema. Dit heeft het grote voordeel, dat<br />

de verschillende aspecten van de armenzorg helder<br />

kunnen worden uiteengezet en dat op deze<br />

manier ondanks het unieke materiaal toch een<br />

vergelijking kan worden gemaakt met de situatie<br />

in andere steden. Nadeel is, dat de mensen zelf wat<br />

achter de theorie verborgen blijven, al raakt men<br />

in de loop van het boek met sommigen van hen<br />

wel enigszins vertrouwd. Nu en dan gunt de<br />

schrijfster ons doorkijkjes a la Van Deursen in het<br />

echte doen en laten van de hoofdpersonen, die<br />

doen verlangen naar meer. Maar het schrijven van<br />

een collectieve biografie was natuurlijk niet het<br />

oogmerk van haar studie. Dat we ons nu een veel<br />

diepgaander voorstelling kunnen maken van de<br />

armenwoninkjes in de Broerentrans dan de<br />

bekende tekening van Gerrit Grasdorp (afgebeeld<br />

op p. 228) is tenslotte al geen geringe verdienste.<br />

Zoals de titel al aangeeft, behandelt Hilde van<br />

Wijngaarden drie aspecten van de armenzorg. Na<br />

een heldere inleiding over armoede in het algemeen<br />

en het dagelijks leven in het zeventiendeeeuwse<br />

Zwolle gaat zij allereerst in op de organisatie<br />

en het functioneren van de armenzorg. De<br />

Stadsarmenkamer, gevestigd in de later afgebro-


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

ken verbinding tussen Bethlehemsekerk en Refter,<br />

had in beginsel de zorg voor alle Zwollenaren die<br />

beneden het bestaansminimum dreigden te<br />

komen. Daarbij werd geen onderscheid gemaakt<br />

tussen officiële burgers en inwoners; een goede<br />

reputatie, een langdurig verblijf en eventuele<br />

vroegere verdiensten voor de stad waren belangrijker.<br />

Er bestond ook toen waarschijnlijk al een<br />

uitgebreide informele netwerkstructuur, waarvan<br />

nu en dan sporen terug te vinden zijn in de beslissingen<br />

over het al dan niet verlenen van steun.<br />

Ook de religie speelde in beginsel geen rol. De<br />

gereformeerde diaconie was bij de armenkamer<br />

ondergebracht en lidmaten kregen vaak wel iets<br />

extra's. Maar aan de andere kant kon ook de voorspraak<br />

van een pastoor van een van de schuilkerken<br />

er toe leiden, dat een katholieke arme een uitkering<br />

van de stad ontving.<br />

Het tweede aspect dat aan de orde komt is dat<br />

van de arbeid. Dit levert nu en dan zeer directe<br />

confrontaties op met de echte strijd om het<br />

bestaan. Dat geldt bijvoorbeeld voor de kinderarbeid.<br />

Vergelijking met de algemene situatie in de<br />

zeventiende eeuw blijkt heel slecht mogelijk,<br />

omdat de stelling dat de economie toen mede<br />

door de inzet van kinderen draaiende werd<br />

gehouden niet gebaseerd blijkt te zijn op diepgaand<br />

onderzoek. Het gegeven, dat Zwolse ouders<br />

hun kinderen bewust weghielden van het speciaal<br />

voor hun opgerichte werkhuis (dat mede daardoor<br />

mislukte), lijkt erop te wijzen dat deze<br />

exploitatie niet zo vanzelfsprekend werd gevonden<br />

als historici wel denken. Kijken we hier soms<br />

teveel door een negentiende-eeuwse bril? Een<br />

ander gemis in dit deel van Zorg voor de kost is dat<br />

van een goede sociaal-economische beschrijving<br />

van Zwolle in de vroegmoderne tijd. Zoals veel<br />

schrijvers moet ook Hilde van Wijngaarden terugvallen<br />

op de inmiddels sterk verouderde onderzoeksgegevens<br />

van Slicher van Bath. Zo is haar<br />

stelling op pagina 163, dat de linnenindustrie in<br />

Zwolle en Kampen 'van weinig betekenis was' in<br />

verhouding tot die in Twente onhoudbaar, en<br />

wordt deze trouwens door haar eigen gegevens<br />

over de aantallen beroepsbeoefenaren gelogenstraft.<br />

Een ander interessant aspect is dat van de<br />

knopenmakerij. Deze huisindustrie, die vooral<br />

door (arme) kinderen werd uitgevoerd, had in<br />

Zwolle een enorme omvang aangenomen en de<br />

vraag hoe dit mogelijk was kan niet direct worden<br />

beantwoord. Mijn idee is, dat deze net als het sterk<br />

verbreide schoenmakersvak een direct gevolg is<br />

van de Zwolse veehandel. Knopen werden immers<br />

gemaakt van been. Wellicht kan de archeologie<br />

ons daar meer over vertellen.<br />

Het laatste deel van Hilde van Wijngaardens<br />

studie is gewijd aan de onderlinge hulpverlening.<br />

Deze kon plaatsvinden onder verwanten, tussen<br />

buren, dankzij bekenden maar ook via de al eerder<br />

genoemde, in de bronnen vrijwel ongrijpbare,<br />

informele netwerken. Dat hierover toch iets<br />

gezegd kan worden is een voorbeeld van inlevingsvermogen<br />

maar ook van minutieuze wetenschappelijke<br />

interpretatiekunst. Zorg voor de kost<br />

is daarmee een fraaie tegenhanger geworden van<br />

Zwolle in de Gouden Eeuw door Jean Streng en<br />

Lydie van Dijk. De geschiedschrijving zal er wel bij<br />

varen.<br />

Frits David Zeiler<br />

ï<br />

Woningen in de Broerentrans,<br />

doorGerrit<br />

Grasdorp (collectie Stedelijk<br />

Museum Zwolle).<br />

Afbeelding uit besproken<br />

boek.


Schnitgerorgel in de<br />

Grote of Sint Michaé'lskerk.<br />

Afbeelding uit<br />

besproken boek.<br />

30 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

J. Erdtsieck, M.P. Logtenberg en J.M. de Ruiter<br />

(t), Koninklijke instrumenten rond de Peperbus.<br />

Kampen (Stichting IJsselacademie) 2001.<br />

ISBN 90-6697-132-0; prijs €20,40.<br />

In de Hanzesteden Deventer, Kampen en Zwolle<br />

kreeg de orgelbouwkunst in een vroeg stadium<br />

een kans. Voor de orgelhistoricus zijn de oudste<br />

archiefstukken over Zwolse orgels van groot<br />

belang. Deze stukken hebben betrekking op de<br />

Onze Lieve Vrouwe Kerk, de Grote of Sint<br />

Michaëlskerk en de kloosterkerken.<br />

Maarten Albert Vente, de eerste onderzoeker<br />

in ons land die de orgelkunde op academisch<br />

niveau beoefende, heeft velen gestimuleerd bij<br />

orgelhistorisch onderzoek. 1 Door zijn aanstelling<br />

in 1958 als wetenschappelijk hoofdmedewerker<br />

aan het Instituut voor Muziekwetenschap te<br />

Utrecht werd het mogelijk de orgelkunst als verplicht<br />

onderdeel in de studie van de muziekwetenschap<br />

op te nemen. De laatste decennia zijn grote<br />

vorderingen gemaakt op een terrein dat bij het<br />

aantreden van Vente nagenoeg geheel braak lag.<br />

Saillant detail is dat Vente kort voor zijn overlijden<br />

kennis nam van de gewelfschilderingen in de<br />

Broerenkerk, in het bijzonder de schildering die<br />

het middeleeuwse orgel omlijstte. 2 Van zijn hand<br />

verscheen in 1971 het eerste boek van enige<br />

omvang met beschouwingen over de Zwolse<br />

orgelgeschiedenis. 3 Recentelijk verscheen een<br />

kloek boek onder de titel Koninklijke instrumenten<br />

rond de Peperbus.<br />

Dinsdagavond 11 december 2001 vond de presentatie<br />

van dit boek plaats in de Grote of Sint<br />

Michaëlskerk. Voor de muzikale omlijsting zorgde<br />

organist Toon Hagen. De eerste twee exemplaren<br />

werden uitgereikt aan de heer J. Berends, wethouder<br />

van de gemeente Zwolle en aan de heer<br />

J.M. Meulenkamp, directeur van Vestia Projectontwikkeling<br />

BV.<br />

In Koninklijke instrumenten worden de in de<br />

Zwolse kerken, het conservatorium, de Isala klinieken<br />

en het Zonnehuis aanwezige orgels<br />

beschreven en middels een kleurenfoto afgebeeld.<br />

Een hele klus, zeker als men zich realiseert dat het<br />

fotograferen van orgels geen sinecure is wegens de<br />

veelal ongunstige omstandigheden ter plaatse. Een<br />

compliment verdient daarom M.J. Heilhof, want<br />

hij is erin geslaagd met zijn kleurenfotografie een<br />

substantieel aandeel te leveren in de aantrekkelijkheid<br />

van het boek. Slechts een enkele foto is van<br />

mindere kwaliteit (Bethlehemkerk, Broerenkerk,<br />

Noorderkerk).<br />

De ordening van de beschrijvingen vindt<br />

plaats binnen vier tijdsperioden: orgels uit kerken<br />

van voor de reformatie (6), kerken uit de periode<br />

1600 tot 1900 (4), kerken uit de periode 1900 tot<br />

1 95° (4) en kerken uit de periode 1950 tot heden


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

(17); in totaal 31 orgels. Binnen de gehanteerde<br />

perioden zijn de kerken alfabetisch op naam geordend<br />

en het toeval wil dat in de eerste twee perioden<br />

een chronologische reeks is ontstaan.<br />

De gehanteerde systematiek bij het kopje<br />

'orgel' voldoet niet. Men vergelijke Windesheim,<br />

hervormde kerk, met de Onze-Lieve-Vrouwe ten<br />

Hemelopnemingbasiliek. Het kerkgebouw van<br />

het Apostolisch Genootschap aan de Pilotenlaan<br />

bezit een orgel van Michael Maarschalkerweerd<br />

uit 1993, aldus het kopje. Maar Maarschalkerweerd<br />

leefde van 1838 tot 1915.<br />

In het Vooraf (blz. 7) wordt gerefereerd aan de<br />

encyclopedie Het historische orgel in Nederland.<br />

De chronologische volgorde in deze encyclopedie<br />

wordt strikt bepaald door de ouderdom van het<br />

oorspronkelijke orgel, voor zover delen, inclusief<br />

kas, resteren en in het huidige instrument zijn verwerkt.<br />

Het eerste deel verscheen overigens twintig<br />

jaar later dan Logtenberg ons wil doen geloven;<br />

prins Claus ontving op 19 februari 1997 in de Dom<br />

te Utrecht het eerste exemplaar.<br />

Iedere orgelbeschrijving wordt voorafgegaan<br />

door een korte geschiedenis van het kerkgebouw.<br />

Waar nodig wordt het kerkgenootschap nader<br />

belicht. Dit facet was bij J. Erdtsieck in vertrouwde<br />

handen.<br />

Voor wat de orgelhistorische aspecten betreft<br />

volstaan we met enige op- en aanmerkingen, die<br />

kunnen worden opgevat als zijnde illustratief voor<br />

het geheel. Voor de orgels gebouwd tot 1840 kon<br />

men te rade gaan bij de gedetailleerde dispositiegegevens<br />

in de encyclopedie. In dit verband is het<br />

merkwaardig dat alleen het eerste deel in de literatuurlijst<br />

staat vermeld.<br />

De volledige orgelgeschiedenis van de Grote<br />

Kerk verdient een fraaie monografie. Met het<br />

onderhavige werk dient men bereid te zijn concessies<br />

te accepteren. In mindere mate speelt deze<br />

overweging een rol bij de Bethlehemkerk, waar<br />

met zevenmijls laarzen door de orgelgeschiedenis<br />

van voor 1825 wordt gestapt op basis van een niet<br />

authentieke bron uit 1965.<br />

Bij de Lutherse kerk staat vermeld: 'Het orgel<br />

werd in 1788 gerenoveerd door Frans Caspar'.<br />

Men leze: Frans Caspar Schnitger, die overigens in<br />

1729 was overleden. Terecht kan worden tegenge-<br />

worpen dat in het kasboek bij de datum 17 juli 1786<br />

wel degelijk melding wordt gemaakt van F.C.<br />

Schnitger. We hebben hier te doen met Frans Caspar<br />

Schnitger junior (1724-1799), die, zoals de jaartallen<br />

laten zien, het vak niet van zijn vader heeft<br />

geleerd: 'aan d'orgelmaker F.C. Schnitger voor het<br />

renoveren van het orgel ingevolge Resolutie van<br />

de Groten Kerkenraad L.Q. (- luydt quitansie)<br />

bet. ad. 130.-.' 4<br />

We zouden dit geen renovatie of restauratie<br />

willen noemen maar een schoonmaakbeurt, eventueel<br />

met herstel van kleine gebreken, waarover<br />

Knock in 1788 berichtte.<br />

Op dezelfde bladzijde 57 wordt een dispositie<br />

uit 1926 vermeld, hoewel het Schnitger-orgel in<br />

1917 was ingeruild voor een pneumatisch instrument<br />

van Standaart. Opvallend is het dat de dispositie<br />

vrijwel geheel overeenkomt met die van<br />

Knock. Waarschijnlijk is hier sprake van een simpele<br />

lees- en drukfout; in plaats van 1726 is zonder<br />

bronvermelding abusievelijk 1926 overgenomen.<br />

Bij de Sint Jozefkerk lezen we dat niet meer te<br />

achterhalen is wie het orgel maakte. Het orgel is<br />

afkomstig uit een Benedictinessenklooster te<br />

Driebergen. Zonder voorbehoud kan het instrument<br />

worden toegeschreven aan Friedrich Fleiter<br />

(1836-1924), die in het jaar 1872 te Munster een<br />

orgelmakerij oprichtte. Dit bedrijf bestaat tot op<br />

de huidige dag. De spelling van de Duitse registernamen<br />

zijn niet alle correct. Het is opmerkelijk<br />

dat de dispositie geen enkele vulstem bezit. Fleiter<br />

bouwde ook het orgel van het inmiddels gesloopte<br />

klooster Bethlehem aan de Molenstraat te Oldenzaal,<br />

in de volksmond aangeduid met het Duitse<br />

klooster. Als gevolg van de politieke situatie waren<br />

de zusters Benedictinessen in 1875 gedwongen hun<br />

klooster in Osnabrück te verlaten. Zij zochten in<br />

Tegelen, Driebergen en Oldenzaal veilige vestigingsplaatsen<br />

voor nieuwe kloosters.<br />

Verdwenen orgels zijn ten dele vermeld,<br />

slechts voor zover zij bij de beschrijvingen van de<br />

huidige instrumenten worden gememoreerd, terwijl<br />

aan kabinet-, secrétaire- en andere huispijporgels<br />

geen aandacht is geschonken. Terecht zijn<br />

de instrumenten van de Ichtus-, Sions- en Stinskerk<br />

niet opgenomen. Organisten zijn buiten<br />

beeld gebleven.


De kassen zijn niet vergeten, maar de behandeling<br />

is summier en beperkt zich doorgaans tot<br />

het noemen van de houtsoort en de delen waaruit<br />

het front is opgebouwd. Interessant zou zijn<br />

geweest ze in een kunsthistorische context te<br />

plaatsen en/of de plaats in het oeuvre van de<br />

maker te verklaren. De auteurs wagen zich niet<br />

aan beoordelingen over de klank van de orgels.<br />

Belangrijke bronnen, als Bouwstenen, Broekhuyzen,<br />

Fock, Knock en de dissertatie van Vente, zijn<br />

niet geraadpleegd.<br />

Onwillekeurig gaat men deze uitgave vergelijken<br />

met Orgels in Kampen, eveneens een uitgave<br />

van de IJsselacademie. 5 Het Kamper orgelboek is<br />

anders van opzet, terwijl het uiterlijk, dat wordt<br />

bepaald door typografie, layout, fotografie, bindwijze<br />

en papiersoort, zonder twijfel onderdoet<br />

voor de Zwolse uitgave. De Kamper uitgave biedt<br />

echter een geluidsdocument in de vorm van een<br />

bijbehorende CD en een professionelere integratie<br />

van de geschiedschrijving van de oude(re) instrumenten.<br />

Dit komt mede tot uitdrukking in de verantwoording<br />

via noten, dertig bladzijden bijlagen,<br />

een literatuurlijst met ruim honderdzestig titels en<br />

registers op persoons- en plaatsnamen.<br />

De Zwolse uitgave komt er wat bekaaid af met<br />

de literatuur en de verklarende woordenlijst. Een<br />

persoonsregister ontbreekt. Zou de gemiddelde<br />

lezer de betekenis kennen van tremulant, temperatuur<br />

en evenredig zwevend, om maar enkele termen<br />

te noemen? Samenvattend: Kampen scoort<br />

met de orgelhistorische inhoud hoger, Zwolle<br />

heeft een aantrekkelijk kijk- en leesboek over<br />

orgels.<br />

Tot aangename verrassing van de aanwezigen<br />

onthulde wethouder Berends tijdens de presentatie<br />

dat hij overweegt een stadsorganist aan te stellen.<br />

Dit betekent meer dan het herstellen van een<br />

zinvolle traditie. Toen het gemeentelijke Scheuerorgel<br />

dreigde te worden verwaarloosd, heeft<br />

schrijver dezes publiekelijk voor het aanstellen<br />

van een dergelijke functionaris gepleit.<br />

Voorheen was de stad eigenaresse van het<br />

orgel in de Grote Kerk en benoemde uit dien<br />

hoofde de stadsorganist (een situatie die in Haar-<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

lem nimmer is gewijzigd). In het stadhuis stond<br />

het stadsclavecimbel van Johan Friederich Kirchmann<br />

opgesteld. Het benoemen van een stadsorganist<br />

of een stadsorganist/beiaardier - naar analogie<br />

van de huidige beiaardier - zou Zwolle meer<br />

representatie en uitstraling bezorgen; het is een<br />

extra culturele impuls en het kan worden gezien<br />

als de oplossing voor de zorgplicht ten aanzien<br />

van het Scheuer-orgel.<br />

Het imago van het orgel in het algemeen is er<br />

mee gediend dat het onder de aandacht van velen<br />

wordt gebracht: een universeel instrument met<br />

ongekende muzikale mogelijkheden en een rijke<br />

en boeiende geschiedenis. Om met Hendrik<br />

Andriessen te besluiten: 'Het orgel is in ons land<br />

tegelijkertijd het populairste en het meest miskende<br />

instrument. En het zou een beklagenswaardig<br />

instrument zijn als het zich niet boven de misverstanden,<br />

vergissingen en aanrandingen kon blijven<br />

verheffen door zijn machtig karakter.' 6<br />

H.C.]. Wullink<br />

Noten<br />

1 Maarten Albert Vente (1915-1989) studeerde geschiedenis<br />

aan de Utrechtse universiteit. Na zijn<br />

doctoraal examen was hij achtereenvolgens geschiedenisleraar<br />

in Leeuwarden, Zwolle en Utrecht. In<br />

1942 promoveerde hij bij A. Smijers in Utrecht op<br />

Bouwstoffen tot de geschiedenis van het Nederlandse<br />

orgel in de 16de eeuw. Vente was vanaf 1958 als wetenschappelijk<br />

hoofdmedewerker verbonden aan<br />

het Instituut voor Muziekwetenschap te Utrecht,<br />

later respectievelijk als lector en hoogleraar in de instrumendcunde,<br />

speciaal de orgelkunde.<br />

2 Maarten A. Vente, Utrechtse historische verkenningen.<br />

Bijdragen tot de geschiedenis der orgelcultuur in<br />

de Lage landen tot omstreeks 1630 (Utrecht 1989)<br />

p.'si3O,222,395.<br />

3 Maarten A.Vente, Vijf eeuwen Zwolse orgels 1447-<br />

1971. Een terugblik naar aanleiding van het 250-jarig<br />

bestaan van het Schnitgerorgel in de St. Michaels-<br />

of Grote Kerkte Zwolle 1721-1971. (Amsterdam<br />

1971)-<br />

4 O.B. Wiersma, 'Het voormalig orgel van de Lutherse<br />

kerk te Zwolle, thans in de N.H. kerk te Duurswoude',<br />

Het Orgel 68(1972), 266-269, aldaar 267.<br />

5 W.D. van der Kleij en W.H. Zwart, Orgels en organisten<br />

in Kampen ( Kampen 1995).<br />

6 Idem.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 33<br />

Mededelingen<br />

Jaarvergadering Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />

Op woensdag 24 april a.s. om 19.30 uur vindt in het Stedelijk<br />

Museum Zwolle, Melkmarkt 41, de jaarvergadering plaats van de<br />

Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging. Iedereen is van harte welkom.<br />

Op de agenda staan de volgende zaken:<br />

verenigings- en bestuurszaken door voorzitter Hans Dijkstra<br />

het jaarverslag van penningmeester Thijs van Ulsen<br />

verslag van de kascommissie<br />

het jaaroverzicht van secretaris Aad Arendsen<br />

benoeming nieuwe bestuursleden<br />

afscheid van aftredende bestuursleden<br />

discussie over het gevoerde beleid<br />

De leden krijgen de agenda, het financiële overzicht van de penningmeester<br />

en het jaaroverzicht van de secretaris toegestuurd.<br />

Na de pauze, om 20.30 uur, zal de heer dr. Jean C. Streng een<br />

lezing houden over het St. Nicolaasgilde te Zwolle. Hij publiceerde<br />

onlangs een boek over de geschiedenis van dit gezelschap.<br />

Bestuursvacatures<br />

In verband met haar verhuizing zal Jeanine Otten het bestuur verlaten.<br />

Gelukkig is er in deze vacature voorzien. Het nieuwe kandidaat-bestuurslid<br />

is Pieter Winters. Omdat Aad Arendsen (secretaris)<br />

en Thijs van Ulsen (penningmeester) twee bestuurstermij -<br />

nen hebben voltooid, zijn zij aftredend en niet herkiesbaar. Zo<br />

lang er geen nieuwe bestuursleden zijn gevonden zullen zij hun<br />

functie blijven vervullen.<br />

Zwolse <strong>Historisch</strong>e Quiz<br />

Dit jaar wordt weer de Zwolse <strong>Historisch</strong>e Quiz georganiseerd.<br />

Op zaterdag 27 april verschijnt de voorronde in de Zwolse Courant.<br />

Iedereen kan daaraan meedoen en zijn kennis van de Zwolse<br />

geschiedenis testen. De veertig beste inzenders worden uitgenodigd<br />

om deel te nemen aan de finale op zaterdag 28 september a.s.<br />

in de Statenzaal aan de Diezerstraat. Zij zullen dan samen met een<br />

aantal bekende inwoners van Zwolle laten zien wat zij van de<br />

geschiedenis van Zwolle weten.<br />

Aan de finale zijn fraaie prijzen verbonden:<br />

Rabobank Zwolle stelt de eerste prijs beschikbaar van € 500<br />

Van der Reijd Makelaars BV looft de tweede prijs uit van € 250<br />

Waanders Uitgevers en Boekverkopers stelt de derde prijs<br />

beschikbaar: Van Dale's Spreekwoordenboek<br />

Bovendien biedt Boekhandel Waanders alle deelnemers een fraai<br />

boekwerk aan over de stad Zwolle.<br />

Informatie over de quiz treft u ook aan op de website van de<br />

Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging.<br />

De Zwolse <strong>Historisch</strong>e Quiz wordt georganiseerd door de Zwolse<br />

<strong>Historisch</strong>e Vereniging in samenwerking met de Zwolse Courant,<br />

het <strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong> en de Bibliotheek Zwolle.<br />

Nieuw websiteadres ZHV<br />

De website van de Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging is nu sneller te<br />

bereiken via een nieuw adres:<br />

www.zwolsehistorischevereniging.nl<br />

De site wordt regelmatig bijgewerkt, neemt u eens een kijkje.<br />

Afscheid redactielid Jean Streng<br />

Ons zeer gewaardeerd mederedactielid Jean Streng (Dr. J.C.<br />

Streng) is per 1 januari <strong>2002</strong> teruggetreden als redacteur van het<br />

Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift. Jean, die sinds 1994 deel heeft uitgemaakt<br />

van de redactie, wil zijn aandacht en tijd nu weer geheel<br />

aan zijn eigen projecten kunnen wijden. Hoewel wij uiteraard zijn<br />

besluit respecteren, zullen we Jeans specifieke deskundigheid op<br />

het gebied van de zeventiende en achttiende-eeuwse Zwolse<br />

geschiedenis node missen. Jean, we willen je bij deze bedanken<br />

voor de uitermate plezierige samenwerking in de afgelopen zeven<br />

jaar en we wensen je veel succes met je komende publicaties.<br />

Cultuurhistorische @tlas Zwolle<br />

Het Oversticht is bezig om van alle <strong>Overijssel</strong>se steden een cultuurhistorische<br />

atlas op cd-rom te maken. De cultuurhistorische<br />

@tlas van Zwolle is inmiddels verschenen. In deze @tlas staan<br />

tientallen verschillende soorten kaarten van Zwolle en omgeving,<br />

zoals een plattegrond waarop alle archeologische interessante<br />

plekken te vinden zijn, kaarten met verschillende monumenten,<br />

enzovoort. Al die archeologische en monumentale 'objecten' zijn<br />

voorzien van een beschrijving, ze zijn terug te vinden op de kaart<br />

en bovendien zijn ze op foto's te bekijken. Daarnaast bevat de<br />

@tlas een 'fotoalbum', een woordenboek en een spel waarmee de<br />

lezer zijn historische kennis van de streek kan testen.<br />

De cd-rom is te koop in de boekhandel en in de Gemeentewinkel<br />

voor € 9,10.<br />

Inbinden Tijdschrift<br />

U kunt uw laatste drie jaargangen, 1999 - 2000 - 2001, van het<br />

Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift weer van het fraaie blauwe bandje<br />

met opdruk laten voorzien bij de firma H. Habes, Handboekbinderij,<br />

Thomas a Kempisstraat 91, tel. 4215969. Kosten € 25.


34<br />

Auteur Colofon<br />

Drs. DirkH. Baaiman (1950), is architectuurhistoricus<br />

en werkzaam bij Het Oversticht te Zwolle. Het<br />

Oversticht is het genootschap tot bevordering en in<br />

stand houding van stedelijk en landelijk schoon in<br />

<strong>Overijssel</strong> en Flevoland. In de rij van publicaties die<br />

in het kader van het Jaar van het <strong>Historisch</strong> Wooninterieur<br />

zijn uitgebracht, verscheen in 1999 het<br />

Jaarboek van het Cuypersgenootschap, in zijn geheel<br />

gewijd aan bronnen voor interieur-historisch<br />

onderzoek. Hierin publiceerde Dirk Baaiman over<br />

de plattegrondtekening als historische bron.<br />

Drs. Annèt H.M. Bootsma - van Hulten (1953) studeerde<br />

geschiedenis. Momenteel werkt zij als freelance<br />

historicus.<br />

Wim A. Huijsmans (1948) is als medewerker verbonden<br />

aan het <strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong>.<br />

Drs. Jeanine Otten (1959) is kunsthistoricus en beheerder<br />

van de Topografisch - <strong>Historisch</strong>e Atlas van het<br />

<strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong>.<br />

Drs. Miriam Schneiders (1953) is kunst- en architectuurhistoricus.<br />

De toelichting op het nieuwe omslag<br />

schreef zij in haar hoedanigheid als bestuurslid van<br />

de Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging.<br />

Mr. O(tto) Schutte is secretaris van de Hoge Raad van<br />

Adel. Hij publiceert regelmatig over genealogische<br />

onderwerpen.<br />

Dr. Jean C. Streng (1945) studeerde geschiedenis. Hij is<br />

free-lance historicus en veelvuldig publicist.<br />

H.C.J. Wullink (1944) is als medewerker verbonden<br />

aan Het Oversticht te Zwolle. Hij publiceert over aspecten<br />

van de kunst- en muziekgeschiedenis.<br />

Drs. Frits David Zeiler (1949) is historicus. Hij organiseert<br />

onder meer tentoonstellingen en publiceert<br />

regelmatig over regionaal-historische onderwerpen,<br />

zowel West- als Oost-Nederland betreffende.<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Het Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift is een uitgave van de<br />

Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging en verschijnt viermaal<br />

per jaar. Leden van de vereniging krijgen het tijdschrift<br />

gratis toegezonden.<br />

Bestuur Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />

H. Dijkstra, voorzitter<br />

A. Arendsen, secretaris, telefoon: 038-4652369<br />

M.M.H, van Ulsen, penningmeester<br />

G.J. van der Horst, M. van der Laan, J. Otten,<br />

M. Schneiders, leden<br />

Secretariaat<br />

Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging, postbus 1448,<br />

8001 BK Zwolle<br />

Ledenadministratie<br />

telefoon: 038-4654617<br />

Bezorging tijdschrift:<br />

J. van Ulsen-Nijkamp, telefoon: 038-4654617<br />

Internet adres:<br />

www.zwolsehistorischevereniging.nl<br />

e-mail ZHV: info@zwolsehistorischevereniging.nl<br />

Financiën: girorekening Postbank: 5570775<br />

t.n.v. Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />

Tarieven lidmaatschap:<br />

65+ (wonend binnen Zwolle) en studenten € 18 /jaar<br />

overige leden € 22/jaar<br />

huisleden € 4 /jaar<br />

Redactie Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift<br />

A.H.M. Bootsma-van Hulten (eindredacteur),<br />

W. Cornelissen, E.A. van Dijk, W.A. Huijsmans,<br />

M. van der Laan, H.A. Stalknecht.<br />

Redactie-adres: Wipstrikkerallee 71,8023 DV Zwolle<br />

e-mail: annetbootsma@home.nl<br />

Vormgeving: Rob van den Elzen bNO (t)<br />

Vormgeving omslag: Ontwerpbureau Thijs Verster<br />

Opmaak: Different Design Deventer<br />

Druk: Waanders, Zwolle<br />

ISSN 0926-7476 © Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/<br />

of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie,<br />

microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande<br />

schriftelijke toestemming van de uitgever.


historisch centrum <strong>Overijssel</strong><br />

fr •f i (-<br />

kijk ook op<br />

www.historischcentrumoverijsseL.nl<br />

vooratte actuele informatie<br />

Te Koop gevraagd:<br />

Histöriscke kantoorpanden<br />

4/bpuwjiaar voor 1,900<br />

Inlich|ingen: 038-421 32 90<br />

Valri der Rei)d Makelaars B.V.<br />

VANDERREIJD<br />

Makelaars B.V.<br />

VBO f MAKELAAR<br />

UDNBK4<br />

ADVERTENTIES<br />

We zijn net zo thuis<br />

in de buurt als u<br />

De Rabobank is een bank met een idee. Dat idee heet<br />

samenwerken. Met wortels in de plaatselijke gemeenschap<br />

hebben wij als geen ander een traditie van samenwerken<br />

en bouwen aan relaties.<br />

De Rabobank is een bank van mensen voor mensen.<br />

R$bobank<br />

Zwolle<br />

Daarom zijn wij niet alleen thuis in de<br />

financiële wereld, Maar ook bij u in de<br />

buurt. We weten wat er keft. ook als<br />

het niet om bankzaken gaat. Kortom,<br />

we zijn net zo thuis in de buurt als u.<br />

Met de Rabobank sta je<br />

er niet alleen voor<br />

55 Tel. 038-422120Ó<br />

8011 TM Zwolle Fax 038-4224318<br />

De. letters-te tof f ie I/OA<br />

• Heeft V wfti te i/ierav,<br />

• E-lte OJM wetea nieuwe expositie-....<br />

Ê-en. w-t<br />

• En. een. M&cirOMiLe- pielL MOT de 2-wolse <strong>Historisch</strong>e Verem


WAANDERS<br />

uitgevers drukkers boekverkopers<br />

boekverkopers<br />

Eiland 9, Zwolle<br />

Telefoon (038) 421 53 92<br />

uitgevers / drukkers<br />

Faradaystraat 17, Zwolle<br />

Telefoon (038) 465 86 28 / 465 70 01


Terborchstraat 10<br />

2 - € 5,75


Annèt Bootsmavan<br />

H uiten en<br />

Wim Huijsmans<br />

ZWOLLE, — hoek Statlonsw<br />

en Van Nagelstraat<br />

ÏD 51<br />

{Collectie Stedelijk Museum Zwolle)<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Groeten uit Zwolle<br />

Ansichtkaart hoek Stationweg en Van Nagellstraat<br />

Poststempel 14 november 1911<br />

'Eerwaarde Broeder,<br />

Uw brief hebben we Zaterdag in goede gezondheid<br />

ontvangen en met genoegen gezien dat U het ook<br />

goed maakt, maar druk. Nu zoo gaat het mij ook,<br />

van den morgen tot de avond bezet. G. Meijnders is<br />

Zaterdagavond nog een poosje hier geweest, hij is al<br />

druk voor St. Nicolaas. Met den H.E. Heer Deken<br />

aan het hoofd is hier een comité gevormd om Z.E.<br />

Kardinaal v.Rosschum een huldeblijk aan te bieden.<br />

Ook de Heeren Geestelijken uit Zw. geboren met de<br />

Proost Deken Mulder van Wolvega hebben zooiets<br />

op touw gezet.<br />

Nu Heer broer de hartelijke groeten van Vader en<br />

Moederen van Uw Zus Anna.'<br />

Jarenlang was Wilhelmus Marinus van Rossum de<br />

trots van katholiek Zwolle. Deze in 1854 geboren<br />

Zwollenaar maakte een indrukwekkende kerkelijke<br />

loopbaan met als bijzonder hoogtepunt de<br />

benoeming tot kardinaal door paus Pius X in<br />

november 1911. Deze eer was slechts twee Nederlanders<br />

te beurt gevallen en de laatste keer was bijna<br />

vier eeuwen geleden. In Zwolle werd deze<br />

heuglijke benoeming onder meer gevierd met een<br />

plechtig lof en een feestpredikatie in de Dominicanenkerk.<br />

In de ansicht wordt, met verkeerd gespelde<br />

naam van de kersverse kardinaal, aan de<br />

voorbereiding van deze huldeblijken gerefereerd.<br />

De genoemde geestelijke Mulder, proostdeken<br />

van Wolvega, was een boerenzoon uit Wijthmen.<br />

De Van Nagellstraat (met dubbel 1) was in het<br />

begin van de twintigste eeuw een nieuwe straat, de<br />

meeste huizen zijn er gesierd met fraaie Jugendstil-tegeltableau's.<br />

Het gebied waar de straat werd<br />

aangelegd was voordien eigendom van de familie<br />

Van Nagell.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 39<br />

Redactioneel Inhoud<br />

In deze aflevering van het Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift<br />

speelt de negentiende eeuw een belangrijke<br />

rol.<br />

Maria Hansen beschrijft het korte leven van<br />

een meisje 'van stand', Sophie van Haersolte.<br />

Ondanks haar zwakke gezondheid nam zij deel<br />

aan uitjes naar familie, en, juist ter verbetering van<br />

haar gesteldheid, maakte zij reizen naar het buitenland.<br />

Vader Johan Christiaan, lid van de Tweede<br />

Kamer, liet niets achterwege om haar de beste<br />

verzorging te geven. Het mocht niet baten: op 35jarige<br />

leeftijd werd zij op Bergklooster begraven.<br />

Een van de fraaiste straten in Zwolle is de Terborchstraat.<br />

Theo de Boer beschrijft het pand<br />

waarin hij zelf tot voor kort woonde en als antiquaar<br />

gevestigd was: Terborchstraat 10. Hij beschrijft<br />

tevens het ontstaan van de straat. De succesvolle<br />

architect Steven Trooster was verantwoordelijk<br />

voor deze imposante villa, een 'plaatje'<br />

in de stijl van de neorenaissance. De Boer begon al<br />

met het pand in oude luister te herstellen, de nieuwe<br />

eigenaar, makelaar Chris van Beek, zal dit voltooien.<br />

Jan ten Hove zet in zijn artikel uiteen hoe het<br />

nieuwe standaardwerk over de Zwolse geschiedenis<br />

opgezet wordt en hoe de vorderingen zijn. Hij<br />

geeft nu al vast de feiten rond een paar Zwolse<br />

eigenaardigheden weer, nl. de verklaring van de<br />

Zwolse blauwvingers en, zoals hij het noemt, de<br />

Hanzemythe. Het geeft aan hoe elke tijd de<br />

geschiedenis gebruikt om de stad er zo voordelig<br />

dan wel roemrijk mogelijk uit naar voren te laten<br />

komen.<br />

In december 2000 wilde Wim Coster informatie<br />

over een dienstmakker van zijn opa. Wat zijn<br />

oproep opleverde, kunt u in dit nummer lezen.<br />

Feestelijkheden van katholiek Zwolle komen<br />

aan bod bij de beschrijving van de ansichtkaart en<br />

in de bespreking van het boek Carnaval in Zwolle.<br />

Groeten uit Zwolle Annèt Bootsma-van Hulten en Wim Huijsmans 38<br />

Terborchstraat 10: over een likeurstoker, een oubaas,<br />

een bottendokter en een antiquaar Theo de Boer 40<br />

Een nieuwe Geschiedenis van Zwolle Jan ten Hove 56<br />

Een 'redelyk zoet'meisje, Sophia Cornelia<br />

baronesse van Haersolte, 1838-1873 Maria L. Hansen 62<br />

Werd vervolgd: Een oude dienstmakker Wim Coster 73<br />

Recent verschenen Marieke Schaap-Steegmans 75<br />

Boekbesprekingen 77<br />

Mededelingen 80<br />

Auteurs 82<br />

Omslag: Terborchstraat 10-12, een zeer rijk pand in neorenaissancestijl en het<br />

enige in de Terborchstraat dat zowel van binnen (nr. 10) als van buiten nog veel<br />

originele stijlelementen bevat. (Collectie HCO)


Theo de Boer<br />

Plattegrond van Zwolle<br />

uit de Atlas van Kun,<br />

1845. Er is nog nauwelijks<br />

sprake van bebouwing<br />

buiten de stadsgracht.<br />

De huidige Stationswijk<br />

heette toen de<br />

'Landen achter de<br />

Hoven'. Duidelijk valt<br />

het hoornwerk te onderscheiden,<br />

een verdedigingswerk<br />

in de vorm<br />

van een 'M', gelegen<br />

waar nu de Van Karnebeekstraat,<br />

de Zuiderkerkstraat<br />

en de Zeven<br />

Alleetjes lopen. (Particuliere<br />

collectie)<br />

40<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Terborchstraat 10: over een likeurstoker, een<br />

oubaas, een bottendokter en een antiquaar<br />

In 1850 was Zwolle een kleine provinciestad. De<br />

bebouwing bevond zich nog grotendeels binnen<br />

de grachtengordel. Het kaartbeeld uit die<br />

tijd verschilt maar weinig van de vroegste kaart<br />

van Zwolle, rond 1560 getekend door Jacob van<br />

Deventer. Al die tijd had het leven zich binnen de<br />

grachten afgespeeld. Daarbuiten woonden alleen<br />

boeren en tuinders.<br />

De 'uitleg' van de stad begon rond 1860. Met<br />

de aanleg van Assendorp werd een begin gemaakt.<br />

Daartoe was al in 1861 de Sassenpoortenbrug verbeterd<br />

door de bekende Zwolse aannemer B.H.<br />

Trooster. Notabelen begonnen aan de overkant<br />

van de stadsgracht, de huidige Van Roijensingel,<br />

fraaie villa's te bouwen. Omstreeks dezelfde tijd,<br />

in 1864, kreeg Zwolle zijn station; toen nog een<br />

houten gebouwtje bij de Willemsvaart, ver buiten<br />

de bebouwde kom gelegen. Dit stationnetje bleek<br />

al snel te klein. In 1868 verrees een nieuw emplacement,<br />

gelegen op de huidige locatie en gebouwd<br />

volgens de eisen van de hoogste bouwklasse van de<br />

spoorwegen. De aanwezigheid van dit station gaf<br />

een enorme impuls aan de ontwikkeling van de<br />

daar in de buurt gelegen wijken. De Stationsstraat<br />

werd na de gereedkoming van het station aangelegd<br />

als eerste verbinding tussen station en het<br />

stadshart. Straten waren daar verder nog nauwelijks:<br />

van de Terborchstraat valt in deze tijd nog


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

niets te bespeuren. Enkele straten bestonden al<br />

wel: de Zeven Alleetjes (welke indertijd een wandelplaats<br />

was voor de binnenstadsbewoners,<br />

beplant met zeven niet even lange rijen lindebomen);<br />

de Deventer Dwarsstraat (de huidige Zuiderkerkstraat)<br />

en de Achtersteeg (de huidige<br />

Tuinstraat). De directe omgeving van de huidige<br />

Terborchstraat heette Hertenkamp. De naam van<br />

de huidige Hertenstraat is hier nog een verwijzing<br />

naar. Het terrein ten zuiden van de gracht, de huidige<br />

Stationswijk, heette oorspronkelijk de 'Landen<br />

achter de Hoven', zoals op een kaart uit 1845 is<br />

te zien. Duidelijk valt daarop het 'hoornwerk' te<br />

onderscheiden, één van de twee voorwerken welke<br />

Zwolle rijk is geweest. Een hoornwerk was een<br />

zeventiende-eeuws verdedigingswerk gelegen buiten<br />

de ommuring en stadsgracht in de vorm van<br />

een 'M'. Deze 'M' is nu nog terug te vinden in de<br />

loop van de Van Karnebeekstraat, de Zuiderkerkstraat<br />

en de Zeven Alleetjes. In 1875 werd een plan<br />

voor een nieuwe wijk tussen station en stadscen-<br />

trum getekend door de Zwolse stadsarchitect J.L.<br />

van Essen. Dit plan werd later uitgebreid doordat<br />

er de Van Nagellstraat en de Hertenstraat aan toe-<br />

Opname halverwege de<br />

Terborchstraat, vanaf<br />

de kant van het station.'<br />

Omstreeks 1885. Het<br />

pand 10-12 is nog niet<br />

gebouwd. (Collectie<br />

HCO)<br />

Al een zeer herkenbare<br />

Terborchstraat,<br />

omstreeks 1885, gefotografeerd<br />

vanaf de kant<br />

van het station. Het eerste<br />

pand links in de<br />

straat, met overdekte<br />

veranda, is Terborchstraat<br />

22. De nummers<br />

10-12 zijn nog niet<br />

gebouwd. (Collectie<br />

HCO)


Steven H.J. Trooster<br />

(1849-1910) in 1885.<br />

(Particuliere collectie)<br />

gevoegd zijn. Het was een gedurfd project, waar de<br />

veemarkt direct naast de spoorbaan geprojecteerd<br />

werd.<br />

Aanleg Terborchstraat<br />

In 1882 werd een tweede straat tussen de inmiddels<br />

grotendeels bebouwde gracht en het station aangelegd:<br />

de huidige Terborchstraat. Deze straat was<br />

het verlengde van de Zeven Alleetjes. Enkele Zwolse<br />

gemeenteraadsleden maakten zich zorgen dat de<br />

aanleg van de nieuwe straten, waaronder de Terborchstraat,<br />

tot een financieel debacle zou leiden.<br />

De discussie in de gemeenteraad getuigt hiervan.<br />

De architect had de kosten in 1880 begroot op<br />

13.163,- gulden bij een breedte van 12 meter en<br />

inclusief aanschaf van de grond, welke nog van het<br />

Weeshuis verworven moest worden. Het college<br />

zag wel heil in de aanleg en vermoedde dat er snel<br />

bebouwing zou plaatsvinden, met name van burgerwoonhuizen.<br />

Mr. J. Gratama, lid van de Zwolse<br />

gemeenteraad, was een van de weinige gemeenteraadsleden<br />

met een vooruitziende blik. Hij<br />

betoonde zich een groot voorstander van de aan te<br />

leggen straat: 'Overal breiden zich de steden bij de<br />

stations uit, de bevolking verplaatst zich bij voorkeur<br />

naar den omtrek van stationsgebouwen'. Ook<br />

de heer J.H. Schellwald was een voorstander: 'Dat<br />

zal een kalme aangename binnenweg zijn, in het<br />

klein gelijk aan de Stationsweg' en spreker hoopte<br />

dan ook, dat er enige villa's zullen worden<br />

geplaatst. Hij achtte het tot stand komen 'van den<br />

weg bepaald een verbetering voor de Gemeente'.<br />

Mr. G. Roijer was een van de tegenstanders, hij<br />

beargumenteerde dat: '... de grond bij het station<br />

daar jaren heeft gelegen voor hij kopers vond...<br />

Wellicht wakkert de lust aan [! ]'. Uiteindelijk werd<br />

het voorstel met dertien tegen vier stemmen aangenomen.<br />

Dit alles speelde zich in het voorjaar van<br />

1880 af. In oktober 1881 werd én het plan voor de<br />

riolering én het bestek goedgekeurd en in 1882 kon<br />

de nieuwe straat aangelegd worden. De straat werd<br />

vernoemd naar de vermaarde zeventiende-eeuwse<br />

Zwolse schilder Gerard Terborch. 'Gerard Terborchlaan'<br />

zou een betere benaming zijn geweest:<br />

de straat werd omzoomd door lommerrijke<br />

bomen en was bijzonder rustig gelegen tussen het<br />

station en het stadshart. Uiteindelijk heeft de heer<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Schellwald gelijk gekregen en werden de villa's<br />

gebouwd. Anno 2001 staan er nog steeds aan beide<br />

zijden bomen: in de winter klimmen de boomklevers<br />

hierin omhoog en in het voorjaar broeden de<br />

pimpel- en koolmezen in nestkastjes. In 1864<br />

woonden er 20.500 mensen in Zwolle, anno 2001<br />

meer dan 105.000; de Terborchstraat heeft als één<br />

van de weinige haar originele karakter behouden.<br />

De gevels van bijna alle panden zijn nagenoeg<br />

identiek aan de oorspronkelijke gevels. De meeste<br />

huizen zijn tussen 1880 en 1890 gebouwd; alleen het<br />

pand met de huisnummers 9-11 dateert uit 1914 en<br />

nummer 17 dateert uit 1924. De aarde die eerst<br />

woest en ledig was, zou omgetoverd worden tot de<br />

'doktersstroate' van Zwolle. Een plattegrond van<br />

Zwolle uit 1904, waar de gehele Stationswijk op<br />

staat, geeft al bijna, op de genoemde latere panden<br />

na, de huidige situatie weer.<br />

ZWOLLE<br />

Frillikutil.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 43<br />

De architect<br />

De architect van Terborchstraat 10 is Stephanus<br />

Hermannus Joseph Trooster, roepnaam Steven.<br />

Steven Trooster werd geboren te Zwolle op 22<br />

december 1849 en is overleden te Utrecht op 26<br />

november 1910. Hij was een zoon van de boven al<br />

genoemde bekende Zwolse aannemer, beter<br />

gezegd projectontwikkelaar avant la lettre, Bernardus<br />

H. Trooster. Over Bernardus is in 2000 in<br />

dit tijdschrift een uitgebreid en aardig artikel verschenen<br />

van de hand van een nazaat. De eerste<br />

levensjaren van Steven zullen wel onbekommerd<br />

zijn geweest daar zijn vader, toen nog, een bemiddeld<br />

man was. Regelmatig verhuisde het gezin<br />

Trooster naar één van de door Bernardus nieuw<br />

gebouwde huizen. Het tot dan bewoonde pand<br />

werd vervolgens, met de nodige winst, verkocht.<br />

Over de opleiding van Steven tot architect is niets<br />

Bouwtekening van het<br />

vooraanzicht van Terborchstraat<br />

10-12 van de<br />

hand van de architect,<br />

Steven J.H. Trooster.<br />

(Collectie HCO)


Plan van de bei-etage<br />

van Terborchstraat 10-<br />

12 van de hand van de<br />

architect, Steven J.H.<br />

Trooster. (Collectie<br />

HCO)<br />

44<br />

concreets bekend, maar vermoedelijk heeft de<br />

zoon het vak van zijn vader geleerd en daarnaast<br />

gestudeerd. Zijn eerste bouwwerk dateert uit 1872,<br />

een verbouwing van een huis aan de Zeven Alleetjes.<br />

In 1881 trouwt Steven met Cornelia Maria<br />

Kamphuis uit Zaandam, de dochter van een welgestelde<br />

familie van houtkopers. Vader Trooster<br />

ging in 1883 failliet. Steven stond zowel zijn vader<br />

als zijn beide broers Bernard Jr. en Martinus<br />

financieel bij. Dit moet een behoorlijke belasting<br />

voor hem betekend hebben; het vermogen dat hij<br />

desondanks bezat is vermoedelijk voor een groot<br />

gedeelte afkomstig geweest van zijn schoonfamilie.<br />

Want Trooster was op het eind van zijn leven<br />

geenszins een onbemiddeld man, hetgeen duidelijk<br />

blijkt uit de akte van scheiding en deling na<br />

zijn overlijden in 1910. Hij liet zijn vrouw de volgende<br />

onroerende zaken, ter waarde van circa<br />

135.000,- gulden, na: vijf huizen in de Terborch-<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

straat; tien huizen in de Celestraat; de steenfabriek<br />

'De Koppel' te Houten en een bouwterrein aan het<br />

Wilhelminapark te Utrecht.<br />

Troosters werk<br />

Architect Trooster was in Zwolle zeer succesvol en<br />

bouwde in de tachtiger en negentiger jaren tal van<br />

imposante villa's. Bijna al zijn ontwerpen zijn in<br />

de neorenaissancestijl, een stijl die jarenlang verfoeid<br />

is, maar die tegenwoordig meer en meer<br />

erkenning begint te krijgen.<br />

Panden die hij naast de huizen in de Terborchstraat<br />

ontworpen heeft zijn onder meer:<br />

1882 Het Bestevaershofje, Potgietersingel 5 (nu<br />

Monuta Stichting);<br />

1883 De villa van wijnhandelaar J.F.G. van Reede,<br />

Burgemeester van Roijensingel 18 (nu:<br />

Bramer Bedrijfsmakelaardij);<br />

1884 Ter Pelkwijkpark 18, het voormalig gemeentehuis<br />

van Zwollerkerspel (nu<br />

uitvaartcentrum);<br />

1883 Stationsweg 2. In dit pand is geruime tijd<br />

het Kadaster gehuisvest geweest. In de<br />

nieuwe behuizing van het Kadaster op het<br />

Hanzeland hangt achter de publieksbalie<br />

een zeer fraaie aquarel van Stationsweg 2<br />

van de hand van Trooster.<br />

1889 De Buitensociëteit. Bij de opening van de<br />

Buitensociëteit tegenover het station<br />

schreef het tijdschrift De Opmerker op 8<br />

februari 1890: 'Dezer dagen werd te Zwolle<br />

de nieuwe concertzaal van de Buitensociëteit<br />

feestelijk ingewijd. De geringe beschikbare<br />

middelen waren oorzaak dat bij den<br />

bouw de grootste economie moest worden<br />

betracht. Toch is het den architect, den<br />

heer S.J.H. Trooster, gelukt een gebouw te<br />

stichten dat blijkens de eenstemmige getuigenis<br />

in alle opzichten aan de verwachting<br />

beantwoordt. Aan het slot van de rede viel<br />

den architect een warme ovatie ten deel'.<br />

Ongetwijfeld heeft Trooster meer panden ontworpen<br />

in Zwolle. Hij genoot ook landelijke<br />

bekendheid. De man moet een goed katholiek<br />

geweest zijn, hetgeen blijkt uit de aanpassingen<br />

van het priesterkoor, de kapellen en catechisatie-


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 45<br />

lokaal en -kamer in 1888 en 1889 van de Onze-Lieve-Vrouwe<br />

Kerk (de Peperbus), die hij heeft<br />

mogen realiseren.<br />

Troosters visie<br />

In 1895 werd Trooster gekozen in de Zwolse<br />

gemeenteraad. Hij blijkt wederom een man van<br />

grote sociale gevoelens, nu niet alleen voor zijn<br />

armlastige familieleden maar in het bijzonder<br />

voor de arbeidende klasse. Trooster staat namelijk<br />

aan de wieg van de eerste bouwverordening in<br />

Zwolle. Hij had in de gemeenteraad verreweg de<br />

modernste ideeën over het bouwen voor 'Jan met<br />

de Pet'. Gedurende het gehele jaar 1897 weerde<br />

Trooster zich dapper om zijn opvattingen over<br />

bredere straten, grotere huizen, hogere huizen en<br />

huizen met plafonds in de bouwverordening te<br />

krijgen. Dit speelde vooral in de nieuwe wijk<br />

Assendorp, gebouwd als echte arbeidersbuurt<br />

voor de 'spoorhazen'. Helaas, de strijd werd gro-<br />

tendeels verloren door Trooster. Het college van B<br />

en W kwam met een veel 'bekrompener' bouwverordening,<br />

welke in december 1897 werd goedgekeurd.<br />

De handelingen van de Zwolse gemeenteraad<br />

getuigen hiervan:<br />

'Hij [Trooster] kan zich niet begrijpen, dat<br />

Burgemeester en Wethouders de cijfers van 't concept<br />

verlagen willen. Bij een hoogte van 3 M. zal<br />

een vertrek van 48 M 2 , nog niet meer zijn dan 4 bij<br />

4 M, en dat is toch werkelijk niet te veel voor de<br />

woonkamer van een gezin, dat er dan in den regel<br />

nog in slaapt ook en waarin gekookt en gegeten.<br />

Spr. kan het zich niet begrijpen hoe men die afmeting<br />

nog te groot kan noemen. Neem een gezin<br />

van 6 personen: man, vrouw en 4 kinderen, dan<br />

heeft men bij de afmetingen, in het concept aangegeven,<br />

juist 8 M 2 per persoon om te wonen en te<br />

slapen. Het is eigenlijk al te klein. Het geeft op verre<br />

na niet wat uit een oogpunt van gezondheid<br />

mag worden geëischt.'<br />

HOLLANDSCHË SOCIËTEIT VAN LEVENSVERZEKERINGEN, Opgericht in 't jaar 1807 te AMSTERDAA<br />

ZWOLLE. ,j X<br />

3 Bank vnn LMnlng.<br />

H BMhlohomneho Kort.<br />

l BroeroDkork.<br />

pgodo<br />

8 Doioliilrctiitir Kloos<br />

K, C. Kort.<br />

O OerecbUbof.<br />

13 öymnnnlutn.<br />

M UoofUwocbt,<br />

16 Hotel T. a. Oommlnsarts d<br />

Koningin,<br />

10 Induatrfcocbcol.<br />

17 Kseoroo. (Artillerie)<br />

ïïUttro * Voorboo<br />

(Stooradrukkcrt))<br />

CO Pent' an TOosnaf kantoer.<br />

81 RUfcf» U. B. School.<br />

3 &npoort,<br />

ulü.<br />

fU Slaiftm<br />

Btoomtmm.<br />

36 Ht. Ulohnftltitork.


46 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Dit zijn voor die tijd scherpe kritieken van de<br />

architect op het gemeentebestuur. Het bovenstaande<br />

citaat komt uit het raadsverslag van 29<br />

november 1897. Letterlijk alles wat Trooster naar<br />

voren brengt wordt genegeerd. Met een merkwaardig<br />

briefje neemt Trooster twee weken later<br />

afscheid van de Zwolse Raad:<br />

'Aan de raad der Gemeente Zwolle.<br />

Ondergetekende overtuigd dat zijn tegenwoordigen<br />

werkkring hem niet toelaat, het lidmaatschap<br />

van den Raad der Gemeente Zwolle<br />

naar behooren te blijven waarnemen gevoelt zich<br />

genoodzaakt bij deze als zodanig zijn ontslag te<br />

nemen get. 13 dec. 1897'.<br />

Op 14 december 1897, één dag later dan bovenstaand<br />

briefje, laat hij zich uitschrijven uit de<br />

gemeente Zwolle en vertrekt naar Utrecht om<br />

daar directeur / eigenaar van de steenfabriek 'De<br />

Koppel' te Houten te worden. Bij verhuizing naar<br />

een andere gemeente verliest een gemeenteraadslid<br />

zijn lidmaatschap automatisch en het briefje<br />

van de dag ervoor verhuld zeer waarschijnlijk zijn<br />

werkelijke beweegredenen.<br />

Hoewel een zeer succesvol architect in Zwolle,<br />

moet Steven Trooster bijzonder teleurgesteld zijn<br />

geweest in de stad en zijn bestuur. Stadsarchivaris<br />

Thom. de Vries schreef in 1954 achterop de originele<br />

bouwaanvraag van Terborchstraat 10:<br />

'S. Trooster - ofschoon een groot kunstenaarkon<br />

het hier te Zwolle niet volhouden, hij is later<br />

vertrokken naar Utrecht, waar hij eigenaar / directeur<br />

van een steenfabriek werd'.<br />

Waarom Trooster het hier niet vol kon houden<br />

lijkt duidelijk; zijn strijd met het gemeentebestuur<br />

zal hier debet aan zijn geweest. Nader historisch<br />

onderzoek naar deze politieke context en een<br />

oeuvre-catalogus van zijn werk zouden zeker op<br />

hun plaats zijn. Trooster is waarschijnlijk de<br />

belangrijkste Zwolse architect in de tweede helft<br />

van de negentiende eeuw geweest; niet alleen door<br />

zijn werk, maar ook daar hij de 'architect' was van<br />

de eerste bouwverordening in Zwolle van de<br />

moderne tijd.<br />

Ontstaan Terborchstraat 10<br />

Begin jaren tachtig van de negentiende eeuw<br />

kocht de stad Zwolle grote stukken grond rond<br />

het station op. Met als doel wegen, waterleiding en<br />

sloten aan te kunnen leggen. Projectontwikkeling<br />

en speculatie is iets van alle tijden. Steven Trooster,<br />

die behalve het bouwen ook het speculeren<br />

van zijn vader leerde, deed zeker niet voor hem<br />

onder. Hij kocht in oktober 1880 de gehele noordelijke<br />

lap grond gelegen aan de nieuwe Terborchstraat,<br />

de huidige nummers 2 tot en met 22, voor<br />

6704,- gulden. De overheid weerde zich reeds<br />

tegen speculanten met diverse bepalingen tijdens<br />

de verkoop van de grond. Er diende een vijftal villa's<br />

gebouwd te worden. De geveltekeningen<br />

moesten ter goedkeuring aan B en W overlegd<br />

worden en er diende voldoende ruimte voor een<br />

tuin rond de huizen over te blijven. Kortom, het<br />

zouden echte villa's of herenhuizen worden en de<br />

straat mocht niet geheel worden volgebouwd.<br />

Trooster, als een echte projectontwikkelaar, wist<br />

hier een mouw aan te passen en heeft alle villa's,<br />

op één na, paarsgewijs gebouwd en voortvarend<br />

verkocht. Er kwamen uiteindelijk elf huizen in<br />

plaats van vijf. De volgorde van bebouwing is goed<br />

af te lezen uit alle kadastrale kaarten, die bij de<br />

respectievelijke verkoop van de percelen en panden<br />

door Trooster vervaardigd zijn.<br />

Hij startte in 1882 met de verkoop van de nummers<br />

6 en 8 (een kleine tweeling-villa in neorenaissancestijl);<br />

vervolgens werd het enige vrijstaande<br />

huis aan deze kant van de straat gebouwd<br />

en verkocht (nummer 18 in eveneens neorenaissancestijl)<br />

in 1883. Daarna de panden 2, 4,14 en 16<br />

in 1884 en 20 en 22 in 1885. Zelf betrok de architect<br />

het pand nummer 14. Als laatste ontwierp hij de<br />

panden 10 en 12. In mei 1887 diende Trooster een<br />

bouwaanvraag in om de laatste twee huizen te<br />

mogen bouwen (de huidige nummers 10 en 12);<br />

deze aanvraag werd beoordeeld door de toenmalige<br />

stadsarchitect J.L. van Essen. De twee huizen<br />

werden gebouwd in de tuin van nummer 14,<br />

Troosters eigen huis. Op 18 Juni 1887 verleende de<br />

gemeente een bouwvergunning onder nadere<br />

voorwaarden. De beide huizen dienden wel te<br />

worden aangesloten op het gemeenteriool aan de<br />

voorkant en de privaten moesten volgens het tonnenstelsel<br />

aangelegd worden. De panden kwamen<br />

medio 1888 gereed. Gelukkig zijn de originele<br />

bouwtekeningen bewaard gebleven, zowel de


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 47<br />

tekening van de gevel als die van de bei-etage. De<br />

tekening van de gevel is er een van grote schoonheid<br />

en toont goed het kunstzinnige vermogen<br />

van de architect. Deze beide tekeningen bevinden<br />

zich in het gemeentearchief. Onlangs zijn uit een<br />

particuliere verzameling de overige originele<br />

bouwtekeningen opgedoken. Te weten een dwarsdoorsnede,<br />

het funderingsplan, het plan van de<br />

achtergevel en de dakconstructie, de eerste verdieping<br />

en de tweede verdieping. Dus het complete<br />

ontwerpplan, hetgeen wel uniek mag heten.<br />

De dubbelwoning Terborchstraat 10-12 werd<br />

gebouwd in een late neorenaissancestijl en is hier<br />

een schoolvoorbeeld van. De neorenaissance was<br />

de derde belangrijke en laatste neostijl en greep<br />

terug op de architectuur van de late zestiende,<br />

vroeg zeventiende eeuw. De panden bevatten veel<br />

decoratief metselwerk van gekleurde verblendsteen<br />

en vormen samen een rijk geheel met een<br />

torentje, portiek entrees en fraaie houten balkons<br />

met overdekte veranda's. De huizen hebben horizontale<br />

gevelbanden en rondbogen kenmerkend<br />

voor deze stijl.<br />

De bouw<br />

Het pand zou gebouwd worden door de aannemer<br />

J. Brals Jr., zoals blijkt uit de aanbesteding en het<br />

onderhandse contract van 15 Juni 1887. De bouw is<br />

niet eenvoudig geweest, getuige een notitie van de<br />

stadsarchivaris Thom. de Vries medio 1954: 'In<br />

1887 ging hij [Trooster] in zijn tuin deze dubbelwoning<br />

plaatsen, links was bestemd voor de bankier<br />

Kalff. Tijdens de bouw van het huizenpaar<br />

ging de aannemer failliet, het ijzerwerk voor het<br />

huis zou worden geleverd door den meestersmid<br />

Geesink aan de Buitenkant (vader van onze archivaris),<br />

maar omdat de aannemer niet betaalde, was<br />

dit voor den smid Geesink een grote strop.'<br />

De Terborchstraat<br />

omstreeks 1910, gezien<br />

naar het station. Het<br />

eerste pand rechts is nr.<br />

10. (Collectie HCO)


48 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Kamer en suite op de bei-etage in 2000. De vloer (Amerikaansgrenen) is afkomstig<br />

uit de St. Jozef Kerk uit de Assendorperstraat en is in 2995 in het pand aangebracht.<br />

(Particuliere collectie)<br />

Inderdaad blijkt uit de archieven van de rechtbank,<br />

dat op 4 februari 1888 het faillissement werd<br />

uitgesproken van aannemer Jan Brals Jr. Het is<br />

niet na te gaan, wie het pand heeft afgebouwd,<br />

misschien de aannemer G. van Unen, die ook een<br />

perceel grond van Trooster in de Terborchstraat<br />

kocht.<br />

Souterrain en bei-etage<br />

In het souterrain huisden natuurlijk de dienstmaagden<br />

in een kamer. Ook was hier een privaat<br />

aanwezig, daarnaast een provisiekamer, een<br />

brandstofkamer en de keuken. Nu bevindt zich<br />

hier een toilet, een pantry, een drietal kamers,<br />

evenals een grote kelderkast en een tweetal stookhokken.<br />

Onder de oorspronkelijke keuken was<br />

een reinwaterkelder aangelegd, welke ook op de<br />

dwarsdoorsnede te zien is. Hierin werd het regenwater<br />

opgevangen dat voor bijvoorbeeld de was<br />

gebruikt werd. Over modern gesproken. Deze kelder<br />

schijnt nog steeds aanwezig te zijn.<br />

De bei-etage verkeert nagenoeg in oorspronkelijke<br />

staat. Zo zijn de zware eikenhouten schuifdeuren<br />

naar de veranda aanwezig, waarachter<br />

metershoge dichte, bewerkte paneeldeuren van<br />

hout, die fungeren als gordijnen. De kamers en<br />

suite worden verdeeld door de oorspronkelijke<br />

houten bewerkte paneeldeuren. De originele kastdeuren,<br />

eveneens in paneel uitgevoerd, en de<br />

schuiframen aan de achterzijde van de kamer zijn<br />

er niet uitgesloopt. Zelfs een groot gedeelte van<br />

het origineel beslag is aanwezig en doet nog steeds<br />

dienst. In beide huiskamers bevinden zich fraaie,<br />

rijk bewerkte schouwen van Belgisch rood en<br />

zwart marmer. Alle tussendeuren zijn origineel.<br />

De voorkamer bezit nog het origineel gestucte plafond,<br />

dit valt moeilijk te beschrijven maar is een<br />

fraai staaltje van ambachtskunst. In de achterkamer<br />

bevindt zich een modernere versie, het oorspronkelijke<br />

plafond is daar in 1974 naar beneden<br />

gekomen. Het enige detail niet overeenkomstig de<br />

bouwtekening van 1887 is het rookkanaal dat in de<br />

keuken getekend staat; dit is in de loop van de<br />

jaren verwijderd.<br />

Men betreedt het pand via een grijze hardstenen<br />

trap van tien treden. Schellen met de originele<br />

bel is nog steeds mogelijk. De dubbele voordeur is


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 49<br />

rijk bewerkt en voorzien van bijzonder smeedwerk.<br />

In de gang liggen grote marmeren platen<br />

(geen tegels) en marmeren dorpels. De gang biedt<br />

plaats aan een toilet en het royale en imposante<br />

trappenhuis. De keuken op deze etage is waarschijnlijk<br />

de oorspronkelijke dienkeuken geweest.<br />

De eerste en tweede etage en de schacht<br />

Op de eerste etage treft men een viertal slaapkamers,<br />

alle met de originele plafonds, een ruime<br />

overloop, moderne badkamer en een apart toilet<br />

aan. De ouderslaapkamer, voorzien van een rijk<br />

bewerkt plafond, heeft een groot balkon. Dubbele<br />

deuren geven toegang tot dit balkon. De huidige<br />

indeling is gelijk aan de oorspronkelijke bouwtekening.<br />

Op de tweede etage is het mysterieuze torenkamertje<br />

gelegen, met fraai uitzicht over Assendorp<br />

en de Stationswijk. Op deze etage is eveneens een<br />

royale, volledig afgetimmerde zolder, voormalige<br />

vergaderruimte van een eerdere gebruiker.<br />

In het trappenhuis bevindt zich een lichtschacht<br />

welke gemeenschappelijk eigendom is<br />

met het belendende perceel (nr. 12). De schacht<br />

dient tot ontluchting van de toiletten en zorgt<br />

voor licht in het trappenhuis en staat reeds op de<br />

bouwtekening uit 1887. Hier rust een erfdienstbaarheid<br />

op en deze staat beschreven in de akte<br />

van verkoop van nr. 10 in 1919: 'De lichtkoker die<br />

tussen de genoemde twee percelen ter verlichting<br />

van de trappen en privaten is aangebracht, alsmede<br />

de daarin aangebrachte vaste ladder en glazen<br />

afkisting, zal zijn gemeen eigendom en niet van<br />

aard of bestemming worden veranderd'. Zelfs de<br />

genoemde, circa tien meter lange, ladder is nog<br />

aanwezig.<br />

Interieur<br />

De oorspronkelijke houten vloer (Amerikaans<br />

grenen) van de Sint Jozef kerk uit de Assendorperstraat<br />

is in 1995 in het pand aangebracht. De<br />

katholieke architect Trooster zou dit zeer welgevallig<br />

geweest zijn. Een aangename geur van wijwater<br />

verspreidt zich door het huis...<br />

In 1959 is de achtertuin van het pand volgebouwd<br />

door de toenmalige bewoner Dr. Harmsen<br />

met een garage en een privé-kliniek. Ook hiervan<br />

Het originele gestucte<br />

plafond in de voorkamer,<br />

een fraai staaltje<br />

van ambachtskunst.<br />

(Particuliere collectie)<br />

Het monumentale trappenhuis.<br />

Het licht is<br />

afkomstig uit de inpandige<br />

lichtschacht die<br />

gedeeld wordt met nr.<br />

12. (Particuliere collectie)


Detail van het torentje,<br />

met twee van de vier<br />

rode deurtjes. (Particuliere<br />

collectie)<br />

\m<br />

zijn de bouwtekeningen bewaard gebleven. Er<br />

kwamen een gang en vier kamers bij. Op het platte<br />

dak van deze uitbouw is een fraai dakterras aangelegd,<br />

welke vanuit de keuken op de bei-etage te<br />

bereiken valt.<br />

Kortom, een zeer rijk pand in neorenaissancestijl<br />

en het enige in de Terborchstraat, dat zowel<br />

van binnen als van buiten veel originele stijlelementen<br />

bevat.<br />

Uitbreidingen en verbouwingen<br />

In 1889 is er een akte opgesteld waarbij de sloot,<br />

gelegen achter de percelen 4 tot en met 18, werd<br />

verkocht aan de eigenaren van deze percelen. Op<br />

voorwaarde dat de sloot vervangen werd door een<br />

riool. Deze sloot staat al aangegeven op het eerder<br />

genoemde ontwerp van Van Essen. Een gezamenlijke<br />

schutting als erfafscheiding moest eveneens<br />

aangelegd worden.<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

De navolgende eigenaren schaften een stuk sloot<br />

aan:<br />

nr. 4, Samuel Cramer, predikant;<br />

nr. 6, Berend van Unen;<br />

nr. 8, Gerrit van Unen, timmerman;<br />

nr. 10, S.J.H. Trooster;<br />

nr. 12, Losecaat Vermeer, echtgenote van bankier<br />

J. Kalff;<br />

nr. 14, S.J.H. Trooster;<br />

nr. 16, A.H.C, van Riemsdijk, muziekleraar;<br />

nr. 18, S.J.H. Trooster.<br />

De verkopers waren de achterburen Baron<br />

d'Ivoy en Van Nahuijs, hun percelen lagen aan de<br />

Stationsweg. Het perceel van nr. 10 werd vergroot<br />

met circa 50 m 2 . Dit is de enige wijziging aan de<br />

perceelsgrootte zelf.<br />

In de zeventiger en tachtiger jaren van de twintigste<br />

eeuw vonden veel interne verbouwingen<br />

plaats, de bekende schrootjesplafonds en dergelijke.<br />

In 1995 is het woonhuis grotendeels teruggebracht<br />

in de oorspronkelijke staat, waarbij veel<br />

originele onderdelen die 'verstopt' waren nu weer<br />

in volle luister te zien zijn.<br />

De perceelsgrootte is 440 m 2 , waarvan 220 m 2 ,<br />

het souterrain en de uitbouw, anno 2001 in<br />

gebruik is als bedrijfsruimte. Het woonhuis<br />

bestaat uit drie lagen, elk met een oppervlakte van<br />

circa 100 m 2 , totaal 300 m 2 . De inhoud is circa<br />

2000 kubieke meter. In totaal vijftien kamers, vier<br />

toiletten, een badkamer, keuken, pantry, stookhok,<br />

gereedschapsruimte. Twee balkons aan de<br />

voorzijde ieder zeven m 2 , waarvan één overdekt,<br />

en een grote daktuin aan de achterzijde, groot 100<br />

m 2 . Voorts een zijtuin met meerdere parkeerplaatsen<br />

en een kleine voortuin.<br />

Bewoners en eigenaren<br />

Het spreekt vanzelf dat eigenaren en bewoners<br />

niet dezelfden behoeven te zijn. De eigenaren zijn<br />

eenvoudig bij het kadaster na te gaan; voor de<br />

bewoners ligt dit veel moeilijker daar in het bevolkingsregister<br />

niet gezocht kan worden op straat en<br />

huisnummer, maar alleen op naam. De adresboeken<br />

van Zwolle, de wijklijsten, het bevolkingsregister,<br />

alsmede de kohieren van de personele<br />

belastingen zijn van groot belang geweest om de<br />

bewoners in de beginjaren te kunnen opsporen.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

De familie Trooster was vanaf de bouw in 1887<br />

tot het jaar 1919 eigenaar van pand Terborchstraat<br />

10. Eerst S.J.H. Trooster zelf en na zijn dood zijn<br />

weduwe. Hoewel er geruchten zijn dat de bouwheer<br />

het pand bewoonde, is hier in het archief<br />

niets van gebleken. Voor deze theorie zou kunnen<br />

pleiten dat er in het plafond in de voorkamer<br />

metier gebonden versierselen zijn aangebracht,<br />

ondermeer een troffel en een meetlat.<br />

Voorts is het pand één van de rijkst versierde<br />

gebouwen in de Terborchstraat, fraaier uitgevoerd<br />

dan het soberder pand nummer 14. Verder siert de<br />

toren dit pand en niet het grotere nummer 12.<br />

Tenslotte zouden de nissen in het trappenhuis<br />

bedoeld kunnen zijn voor het herbergen van heiligenbeelden.<br />

Dit zijn echter louter veronderstellingen. Misschien<br />

was het wel Troosters voornemen, maar<br />

waren zijn financiële verplichtingen in de tachtiger<br />

jaren te groot. Hiervoor zijn enige aanwijzingen,<br />

zoals het opnemen van een extra hypotheek<br />

op andere percelen. Het is niet onwaarschijnlijk<br />

dat de geldelijke steun aan zijn familieleden en het<br />

failliet gaan van de aannemer, hem parten speelden.<br />

Hoe het ook zij, de Troosters bleven wonen<br />

op Terborchstraat nummer 14 tot hun vertrek uit<br />

Zwolle in december 1897.<br />

De eerste dertig jaar werd het pand dus niet<br />

verkocht, maar alleen verhuurd. Een bonte stoet<br />

huurders heeft in het pand gewoond.<br />

De eerste bewoner van het pand was Jan Salomon<br />

van Deventer; vlak voor de geboorte van zijn<br />

zoon, op 29 november 1888, was hij alweer vertrokken.<br />

Over Van Deventer later meer, hij zal<br />

nog opduiken als eigenaar.<br />

De volgende bewoner is de heer P.H.L. Verweij,<br />

Commies der Posterijen, met zijn gezin<br />

bestaande uit zijn vrouw en twee dochters. Zijn<br />

zoon Otto Arnold is op 18 maart 1895 geboren. Dit<br />

is waarschijnlijk het eerste kind waarvan de wieg<br />

op Terborchstraat 10 heeft gestaan. Het gezin Verweij<br />

woonde vanaf 1889 tot 1895 in Zwolle en vertrok<br />

vervolgens naar Amsterdam.<br />

Daarna betrok de leraar L.A.A. van Kervel met<br />

vrouw en twee zoons het pand. Van Kervel was<br />

leraar aan het Stedelijk Gymnasium gedurende de<br />

jaren 1878-1900. De Van Kervels hebben slechts<br />

één jaar (1896-1897) op Terborchstraat 10<br />

gewoond. Eén van de zoons, Joh. Ludolf Alex., is<br />

in 1913 omgekomen bij een vreselijk spoorwegongeluk<br />

te Mélun, Nederlands Indië.<br />

De vierde bewoner was van 1897 tot 1904 J. van<br />

Wijhe met zijn gezin. Over deze Van Wijhe is weinig<br />

te vinden. De man was boterhandelaar en<br />

medefirmant in de firma Van Son en Van Wijhe,<br />

Terborchstraat 10-12,<br />

een zeer rijk pand in<br />

neorenaissancestijl en<br />

het enige in de Terborchstraat<br />

dat zowel<br />

van binnen (nr. 10) als<br />

van buiten nog veel originele<br />

stijlelementen<br />

bevat. (Collectie HCO)


waarschijnlijk is dit een soort groothandel<br />

geweest. Hij woonde er met zijn vrouw en één<br />

kind en twee dienstbodes, de dames J. Lenters en<br />

Z. Zweers. In het jaar 1904 bleken alle huishoudens<br />

in de Terborchstraat volgens de wijklijsten<br />

tenminste één inwonende dienstbode te hebben,<br />

sommige twee en enkele zelfs drie. Anno 2001<br />

komt het fenomeen inwonende dienstbode niet<br />

meer voor in de straat (en waarschijnlijk ook niet<br />

meer in Zwolle).<br />

In 1905 en 1906 was het pand onbewoond.<br />

Waarom is niet bekend.<br />

De familie C.H. Thiebout verbleef er van 1907<br />

tot 1915. Mr. Carel Hendrik Thiebout was, volgens<br />

een artikel in dit tijdschrift in 2000, een zeer sportief<br />

mens en zelfs de eerste Zwollenaar met een<br />

fiets. Thom. de Vries schreef dat het niet een fiets<br />

was, maar een Draisinne - een loopfiets - die Thiebout<br />

in het midden van de tachtiger jaren van de<br />

negentiende eeuw importeerde. Opmerkelijk is dit<br />

wel: de Draisinne werd uitgedacht in 1816 door<br />

C.L.F.C. Freiherr von Drais von Sauerbrun en verscheen<br />

dus pas rond 1885 in het Zwolse straatbeeld.<br />

Nieuwigheden daar hielden / houden Zwollenaren<br />

niet van. Mr. Thiebout is één van de<br />

medeoprichters van de Vogelbescherming Nederland<br />

geweest. Hij studeerde rechten te Utrecht en<br />

werd vervolgens bankier te Zwolle bij de bank<br />

Frowein en Thiebout en gemeenteraadslid. De<br />

familie Thiebout had in 1914 - 1915 een Belgische<br />

vluchtelinge in huis, mej. C.G. Prince. Zij fungeerde<br />

tevens als lerares. Naast deze juf waren er twee<br />

dienstbodes. De Thiebouts waren een geziene<br />

Zwolse familie.<br />

In 1916 woonde mejuffrouw A.W. Cornelissen<br />

in het pand met D. Askamp als dienstbode. Het<br />

beroep van juffrouw Cornelissen wordt in de<br />

wijklijst omschreven als 'particulier'.<br />

Likeurstoker<br />

lan Salomon van Deventer huurde in 1917 het<br />

pand nogmaals. Hij had blijkbaar de smaak te<br />

pakken. Of rook hij zijn kans? Trooster was<br />

inmiddels overleden en mevrouw Trooster, de<br />

eigenaresse, was al aardig op leeftijd. Inderdaad,<br />

op 4 juni 1919 kocht hij het pand van de weduwe<br />

Trooster. Van Deventer hertrouwde in 1922, zijn<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

eerste vrouw was in 1916 overleden, en hij nam<br />

ook zijn nieuwe zwager in huis. Jan Salomon van<br />

Deventer was een bekende Zwollenaar. Hij was<br />

medefirmant van de likeurstokerij Doijer en Van<br />

Deventer en moet een vrolijk mens geweest zijn.<br />

Naast zijn drank-activiteiten was hij actief lid van<br />

het Oranje Comité. Je moest toch voor afzet zorgen,<br />

nietwaar? (Tegenwoordig wordt dat netwerken<br />

genoemd). De firma Doijer en Van Deventer<br />

werd in 1814 opgericht en was vanaf 1866 ruim<br />

honderd jaar gevestigd op de hoek Gasthuisplein /<br />

Wol weverstraat. Tot eind jaren zestig van de twintigste<br />

eeuw, toen het bedrijf verhuisde naar het<br />

industrieterrein de Marslanden. Het is vrij<br />

onlangs verplaatst, nu naar Nijkerk en de naam is<br />

gewijzigd in Intercaves. Het bedrijf stookt niet<br />

meer, maar houdt zich met de wijnhandel bezig.<br />

Van Deventer bewoonde Terborchstraat 10 tot<br />

1929 en verhuisde toen naar een kleiner huis in<br />

Zwolle.<br />

Een 'oubaas'<br />

Opnieuw kocht een in zijn dagen bekende Zwollenaar<br />

het pand. Nu werd de uit Harlingen afkomstige<br />

Mr. Pieter van Kleffens eigenaar. Van<br />

Kleffens was vrijgezel en woonde er met zijn eveneens<br />

ongehuwde zuster Eva. Dit soort gezinssamenstellingen<br />

komt nauwelijks meer voor! Hij<br />

moet een echte heer geweest zijn, fijnbesnaard en<br />

met een voorliefde voor antiek en kunst. Van<br />

Kleffens was jurist en eerst redacteur ter secretarie<br />

op de afdeling Bevolking en Burgerlijke Stand.<br />

Later werd hij (tevens?) plaatsvervangend kantonrechter.<br />

Mr. Pieter had één grote passie, de padvinderij.<br />

Hij was groepsleider bij de Vaandrig<br />

Lengtongroep van 1932 tot en met 1950 en werd in<br />

1945 zelfs 'oubaas', voorwaar een carrière. Pieter<br />

en Eva waren kinderloos, maar ze hadden wel een<br />

extra gezinslid, namelijk de Belgische herder 'Tippie'.<br />

Deze maakte net als zijn baas carrière bij de<br />

padvinders, het beest was namelijk de patrouillehond.<br />

Na de oorlog werden de Van Kleffens<br />

gedwongen een jong gezin in huis te nemen. Wie<br />

dit waren is helaas niet bekend. Er was een grote<br />

woningnood en de overheid besliste dit.<br />

In oktober 1950 kocht de uit onze Oost afkomstige<br />

familie Harmsen het pand. De vorige eigena-


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 53<br />

ren bleven nog een driekwart jaar in het pand<br />

wonen tezamen met de nieuwe bewoners. In de<br />

voorkamer woonde de familie Harmsen en achter<br />

de Van Kleffens, alleen gescheiden door de houten<br />

schuifdeur. Over privacy gesproken!<br />

De slaapkamers waren op een dergelijke wijze<br />

verdeeld. Gelukkig kwam het huis dat Van<br />

Kleffens in Heemstede liet bouwen spoedig klaar<br />

en konden ze verhuizen. Het contact tussen beide<br />

families is heel goed geweest, gelukkig maar.<br />

De bottendokter<br />

Dr. W.L. Harmsen was eerst algemeen chirurg en<br />

had zich gespecialiseerd in de orthopedie. Hij was<br />

de eerste orthopedisch chirurg te Zwolle. Zijn<br />

praktijk oefende hij uit in het souterrain. De praktijk<br />

floreerde en in 1959 werd de achtertuin volgebouwd.<br />

Hierdoor kwamen er meerdere behandel-<br />

kamers, zusterruimtes en wachtkamers en een<br />

archief. In 1967 besloot Dr. Harmsen zich in het<br />

ziekenhuis De Weezenlanden te vestigen: de<br />

moderne tijd brak aan voor de medische wereld.<br />

De in Zwolle bekende en geliefde dokter, bijgenaamd<br />

de 'bottendokter', heeft er met zijn vrouw<br />

Eva en drie kinderen gewoond. De kinderen vlogen<br />

uit en de praktijkruimte kwam leeg te staan;<br />

het huis werd te groot en het echtpaar verkocht<br />

het pand in 1969 aan Eurowoningen BV. De<br />

bestemming wijzigde, zoals bij veel grote panden<br />

in die tijd, van woonhuis naar kantoorruimte.<br />

Eurowoningen is een projectontwikkelaar en<br />

bestaat nog steeds. Het bedrijf is in Rotterdam<br />

gevestigd. De 'moderne' projectontwikkelaars<br />

zullen er wel geen weet van gehad hebben dat het<br />

pand gebouwd is door een van Zwolle's eerste<br />

projectontwikkelaars. Directeur van de Zwolse<br />

vestiging was de heer Harrie Tops, die medio<br />

zeventiger jaren bijna 'verongelukte' door het<br />

pand. De heer Tops had beide woonkamers in<br />

gebruik als kantoorruimte en was bezig een zeer<br />

groot project voor te bereiden: een groot winkelcentrum<br />

in Maassluis genaamd de Koningshoek.<br />

Door toevallige omstandigheden werd hij weggeroepen<br />

voor een bespreking in Groningen. Hij<br />

had de achterkamer nauwelijks verlaten of het<br />

kolossale gipsen plafond stortte zich op zijn<br />

Mr. Pieter van Kleffens<br />

(links) in zijn hoedanigheid<br />

als groepsleider<br />

bij de padvinderij. Van<br />

Kleffens bewoonde met<br />

zijn zuster (en hond)<br />

Terborchstraat 10 van<br />

1929 tot 1950. (Particuliere<br />

collectie)<br />

De Harmsens met gasten<br />

in de, toen nog<br />

bestaande, achtertuin<br />

in de vijftiger jaren.<br />

Rechts achter mevrouw<br />

Harmsen, links achter<br />

dokter Harmsen. (Particuliere<br />

collectie)


Dokter W.L. Harmsen,<br />

orthopaedisch chirurg,<br />

omstreeks 1960. (Particuliere<br />

collectie)<br />

54<br />

Het in het souterrain en<br />

de aanbouw gevestigde<br />

antiquariaat van Theo<br />

de Boer in 1998. (Particuliere<br />

collectie) __ J<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

bureau. De zware tekentafels op de bovenliggende<br />

etages zijn hier waarschijnlijk de oorzaak van<br />

geweest. Kon de geest van onze oude Zwolse<br />

architect zich niet verenigen met het nieuw te<br />

bouwen winkelcentrum? Eurowoningen BV en<br />

een aantal andere Beleggings BV's (eveneens uit<br />

de Pakhoed-organisatie) bleven eigenaar, maar<br />

het pand werd verlaten.<br />

Het werd verhuurd in 1984 aan wat in de volksmond<br />

'Raalte' heet. Een dependance van het Psychiatrisch<br />

<strong>Centrum</strong> St. Fransiscushof te Raalte.<br />

Patiënten kregen er dagbehandeling, in totaal was<br />

er plaats voor 36 patiënten. Ze woonden er niet.<br />

De directeur de heer Smilde sprak in een artikel in<br />

de Zwolse Courant medio 1984 dan ook over stoelen<br />

in plaats van bedden. In 1994 verhuisde de dagtherapie<br />

met meerdere andere psychiatrische<br />

instellingen (waaronder het Riagg) naar de Zwolse<br />

Poort en kwam het pand leeg.<br />

De antiquaar<br />

De beleggingsmaatschappij verkocht het pand in<br />

augustus 1995 aan Bea Boetje en Theo de Boer. Bea<br />

studeerde fiscaal recht in Groningen en was tot<br />

2000 werkzaam als fiscaliste bij Deloitte en Touche<br />

in Zwolle. Theo vestigde 'beneden' zijn internet-antiquariaat.<br />

Na zijn studie biologie bij 'Abraham<br />

Kuijper' startte hij in 1978 een tweedehands<br />

boekenzaak in de Steenstraat 4 te Zwolle. Na in<br />

diverse andere Zwolse panden gehuisvest geweest<br />

te zijn, werd Terborchstraat 10 betrokken. Het<br />

woonhuis werd weer in oude luister hersteld. Het<br />

antiquariaat is door de jaren heen sterk uitgebouwd.<br />

Het is gespecialiseerd in antiquarische<br />

boeken over de geschiedenis der geneeskunde en<br />

natuurwetenschappen en verkoopt inmiddels zijn<br />

titels naar 52 landen over de gehele wereld. Bea is<br />

sinds 2001 firmante in het antiquariaat. Hun<br />

dochter Anna Maartje werd op 26 januari 1996<br />

geboren.<br />

Zoals u wellicht al begrepen had, gaat het hier<br />

over ons. In april <strong>2002</strong> hebben wij de Terborchstraat<br />

verlaten; een romantisch pand hebben wij<br />

verruild voor een romantische omgeving in<br />

Drenthe.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Tot slot een makelaar<br />

Terborchstraat 10 is gekocht door makelaar Chris<br />

C. van Beek. Chris van Beek is geen onbekende in<br />

de Terborchstraat. In zijn jeugd woonde hij op<br />

nummer 16 waar zijn vader, oogarts C.J. van Beek<br />

woonde en praktiseerde. Tot 1993 bewoonde Van<br />

Beek Terborchstraat 14. Daarna vestigde hij zijn<br />

makelaardij op Terborchstraat 22 en ging daar ook<br />

wonen.<br />

Per 1 juli wordt 'Van Beek Makelaardij' in het<br />

aangebouwde gedeelte van Terborchstraat 10<br />

gevestigd. Momenteel worden nog de laatste jaren<br />

zeventig schrootjes in dat gedeelte van het huis<br />

verwijderd. Chris, Caroline en Max (geb. 1998)<br />

van Beek gaan het oude gedeelte bewonen, dat<br />

momenteel daarvoor in gereedheid wordt<br />

gebracht. Op de cv-installatie, de badkamer en de<br />

keuken na zal de woonsituatie dan weer nagenoeg<br />

oorspronkelijk zijn.<br />

Verantwoording<br />

De oorspronkelijk opzet van dit artikel was anders, het<br />

zou een groter werk worden, uit te geven ter gelegenheid<br />

van het vijfentwintig jarig bestaan in 2003 van ons<br />

antiquariaat. De geschiedenis van de Stationsbuurt zou<br />

hierin beschreven worden. Helaas hebben wij de vijfentwintig<br />

jaar in Zwolle niet volgemaakt, we hebben ons<br />

bedrijf en gezin in april <strong>2002</strong> naar Zandpol in het<br />

Drentse veenlandschap verplaatst. Om niet alle gegevens<br />

op de plank te laten liggen is gekozen voor een beschrijving<br />

van de geschiedenis van het pand en zijn bewoners.<br />

Het was een leuk en bijzonder inspirerend<br />

werk. Stoppen met onderzoeken bleek moeilijk. De<br />

meeste bewoners, voormalige eigenaren en gebruikers,<br />

reageerden enthousiast op mijn idee. Zij ontvingen mij<br />

allerhartelijkst en waren zeer behulpzaam met het geven<br />

van inlichtingen en historisch (beeld-)materiaal.<br />

De volgende personen wil ik dank zeggen:<br />

Mevrouw Harmsen, H.v.d. Sterren (Zwolse Poort),<br />

Ph.(Flip) Trooster, Familie Vajgr ( Vaandrig Lengton<br />

Groep), J. Zelle, Johan Admiraal (HCO), Wim Huijsmans<br />

(HCO), Jeanine Otten (HCO), Gert Oostingh,<br />

Donald Veenendaal (fotografie) en Bea Boetje.<br />

En vele anderen, die ik 'even iets mocht vragen'.<br />

Literatuur<br />

Berkenvelder, F.C., Zo was Zwolle rond 1900. Zwolle<br />

1970.<br />

Elberts, W.A., <strong>Historisch</strong>e wandelingen in en om Zwolle.<br />

Herdruk Zwolle 1973.<br />

Loo, G.J. van, Zwolle in woord en beeld. Zwolle 1904.<br />

Schalekamp, J., Scouting op een eigen wijze: negentig jaar<br />

Vaandrig Lengton Groep: groep I in Zwolle. Zwolle<br />

2000.<br />

Tromp Meesters, Th. 'De Zwolse familie Thiebout'. In:<br />

Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschriftrj (2000) 3 pp 76-82.<br />

Trooster, Ph.H., 'Aannemer Bernardus Hermannus<br />

Trooster (1814-1898)'. In: Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift.17<br />

(2000) 3 pp 82-90.<br />

Vries, Th.J. de., Geschiedenis van Zwolle. I en II, Zwolle<br />

1954,1961.<br />

Website <strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong>: www.historischcentrumoverijssel.nl<br />

55<br />

Terborchstraat 10 in<br />

2000. (Particuliere collectie)


Jan ten Hove<br />

Elke tijd schrijft zijn<br />

eigen geschiedenis en<br />

schept zijn eigen voorstelling<br />

van het verleden.<br />

Bij de viering van<br />

Zwolle 700 in september<br />

1930 werd op de Grote<br />

Markt uitgebeeld hoe<br />

bisschop Willebrand<br />

Zwolle in 1230 stadsrechten<br />

verleende. (Collectie<br />

HCO)<br />

Een nieuwe Geschiedenis van Zwolle<br />

Elke tijd schrijft zijn eigen geschiedenis en<br />

fabriceert zijn eigen verzinsels. Een prachtig<br />

voorbeeld is het fameuze verhaal van de<br />

Zwolse Blauwvingers. Gemeentebestuur, middenstand<br />

en bewoners lopen vandaag de dag graag<br />

met deze bijnaam te koop, maar dat lag in het verleden<br />

wel anders. Tegenwoordig wordt de herkomst<br />

van de term blauwvingers algemeen<br />

gezocht in het verhaal dat in het verre verleden de<br />

sluwe Zwollenaren een klokkenspel ver boven de<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

prijs aan hun Kamper buren hadden verkocht.<br />

Bovendien begon het carillon na de installatie<br />

beledigende liedjes voor de domme kopers te tingelen.<br />

De verontwaardigde Kampenaren besloten<br />

daarop de exorbitante koopsom in zakken vol<br />

stuivers te voldoen, zodat de Zwolse regeerders<br />

dagenlang hun vingers blauw telden.<br />

Een mooi verhaal, maar zoals zo veel mooie<br />

verhalen niet erg waarheidsgetrouw. Voor de historische<br />

oorsprong van de blauwe vingers van de


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 57<br />

Zwollenaren moeten we zo'n vijfhonderd jaar<br />

terug in de tijd, naar het begin van de zestiende<br />

eeuw. Zwolle viel toentertijd onder de heerschappij<br />

van de bisschop van Utrecht. Deze prelaat was<br />

niet alleen een geestelijk leider, maar ook een<br />

werelds heerser. Na een toloorlog met Kampen<br />

liepen de Zwollenaren, die vonden dat ze niet voldoende<br />

door de bisschop waren gesteund, in de<br />

zomer van 1521 over naar de hertog van Gelre. Het<br />

schenden van de eed van trouw aan de wettige<br />

landsheer was een vergrijp waaraan in deze tijd<br />

zeer zwaar werd getild. Zwolle keerde al snel weer<br />

terug in het bisschoppelijke kamp, maar in diverse<br />

documenten klaagden de bewoners erover dat ze<br />

in de buursteden 'schandelijk bejegent, voor Blauvingers<br />

uitgekreten, en met andere eerrovende<br />

bewoordingen uitgescholden waren.' De schimpnaam<br />

verwijst naar de opgestoken vingers, waarmee<br />

de Zwolse bestuurders bij de inhuldiging van<br />

de bisschop een zoals later zou blijken valse belofte<br />

hadden afgelegd.<br />

Legendevorming<br />

Het is interessant om te kijken hoe het verhaal van<br />

de Zwolse blauwvingers zich in de loop der<br />

geschiedenis heeft ontwikkeld. De herkomst van<br />

de weinig vleiende bijnaam was aanvang zeventiende<br />

eeuw nog niet vergeten. Een in deze jaren<br />

opgemaakt register met historische aantekeningen<br />

uit het Kamper gemeentearchief vermeldt<br />

onomwonden dat de Zwollenaren 'den naeme van<br />

blauvinghers van haer valsch sweren' hadden verkregen.<br />

Zo'n honderd jaar daarna had de benaming<br />

evenwel een nieuwe betekenis verworven.<br />

Blauwe vingers werden in de achttiende eeuw niet<br />

meer geassocieerd met het plegen van meineed,<br />

maar met het tellen van op twijfelachtige wijze<br />

verkregen geld. Deze verandering komt naar<br />

voren in een notitie uit 1733 van stadsgenoot Pieter<br />

Ie Clercq. Volgens hem deed inmiddels het verhaal<br />

de ronde dat de Zwollenaren in maart 1524 van de<br />

binnen hun muren opgesloten Karel van Gelre<br />

een groot losgeld hadden geëist, 'en dat zij hunne<br />

vingers aan dit geld blaauw getelt hebbende, daar<br />

van den spotnaam van Zwolsche blaauwvingers<br />

zouden gekregen hebben...'.<br />

Weer een eeuw later waren alle associaties met<br />

de Gelderse oorlog verdwenen. In een gedicht uit<br />

1827, dat de burgers van Zwolle moest opwekken<br />

gul te schenken voor de restauratie van de toren<br />

van de Onze Lieve Vrouwekerk, schreef de doopsgezinde<br />

gelegenheidsdichter H.Az. Doijer dat het<br />

klokkenspel van de Peperbus weleer uit armoede<br />

van de hand was gedaan, 'dat evenwel mij innig<br />

spijt, wijl men aan 't geld zich blaauwe vingers<br />

heeft geteld.' Hier wordt de kwalificatie van<br />

blauwvingers voor het eerst opgehangen aan de<br />

- gefingeerde - verkoop van een carillon. Aan welke<br />

partij het klokkenspel zou zijn verkocht blijft<br />

trouwens in het duister. Deze versie leefde in de<br />

volksmond voort tot het eind van de negentiende<br />

eeuw. De huidige lezing stamt voor zover bekend<br />

uit het in 1917 door Josef Cohen op papier gezette<br />

tweede deel van de Nederlandsche sagen en legenden,<br />

waarin het verhaal van de verkoop van het<br />

klokkenspel aan Kampen op smakelijke en uitvoerige<br />

wijze wordt verteld. Een bronvermelding<br />

geeft Cohen niet. Vermoedelijk heeft hij zelf de<br />

inmiddels zeer populaire verhalen over de spreekwoordelijke<br />

domheid van de Kampenaren - de<br />

Kamper uien - verweven met de verzonnen<br />

geschiedenis van een carillonverkoop door de stad<br />

Zwolle. De tegenwoordige 'legende' van de Zwolse<br />

blauwvingers is derhalve nog geen eeuw oud.<br />

Hanzemythe<br />

Een ander, moderner voorbeeld van mythevorming<br />

is de enorme nadruk die vandaag de dag,<br />

met name uit cultuur-toeristisch oogpunt, wordt<br />

gelegd op Zwolle en de Hanze. Het middeleeuwse<br />

Hanzeverbond zelf heeft sinds de recente, op<br />

Zwols initiatief ontstane herleving van de Internationale<br />

Hanzedagen welhaast legendarische vormen<br />

aangenomen. De handelsassociatie wordt<br />

soms zelfs voorgesteld als een voorloper van de<br />

Europese Unie, terwijl het weinig meer was dan<br />

een losse, opportunistische stedenbond, met als<br />

belangrijkste doel het tegenover buitenstaanders<br />

met hand en tand verdedigen van verkregen of<br />

vermeende monopolierechten op handelsgebied.<br />

Voor de economische geschiedenis van Zwolle is<br />

de Hanze nauwelijks van betekenis geweest. Het<br />

verbond richtte zich onder de leiding van Lübeck<br />

en andere Noord-Duitse havensteden vooral op


Verdwaald in de tijd.<br />

Rhijnvis Feith loopt hier<br />

gebroederlijk tussen<br />

middeleeuwse herauten<br />

in Park Eekhout tijdens<br />

de viering van Zwolle<br />

joo in september 1930.<br />

Zwolle stond tijdens<br />

deze festiviteiten in het<br />

teken van het verleden,<br />

dat onder meer aanschouwelijk<br />

werd<br />

gemaakt in een grote<br />

historische optocht.<br />

(Collectie HCO)<br />

de handel met het Oostzeegebied, waar we slechts<br />

zelden Zwolse kooplieden aantreffen. De Zwartewaterstad<br />

moest het vooral hebben van haar rol als<br />

schakelpunt tussen de handelsstromen van Westfalen<br />

en Nedersaksen enerzijds en Holland, Brabant<br />

en Vlaanderen anderzijds. Voor het floreren<br />

van de stedelijke handel waren rust en rechtszekerheid<br />

in het achterland en veilige verbindingen<br />

veel belangrijker dan de krampachtig door de<br />

Hanze verdedigde privileges in ver verwijderde<br />

landen. Grote koggeschepen zijn in de Zwolse<br />

haven vermoedelijk nooit gesignaleerd. Ook binnen<br />

de organisatie van het verbond speelde Zwolle<br />

slechts een figurantenrol.<br />

Zwolle's 'oudheden'<br />

Maar zoals gezegd, elke tijd schrijft zijn eigen<br />

geschiedenis. De eerste integrale geschiedenis van<br />

Zwolle, de vanaf 1767 in vijf delen verschenen en<br />

door de advocaat Burchard Joan van Hattum<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

geschreven Geschiedenissen der stad Zwolle, begon<br />

met de volgende woorden: 'Onder het gering getal<br />

Nederlandsche Steden, welkers oudheden vooralsnog<br />

onbekent zijn, en in de duisternis leggen, is<br />

een van de vermaardsten, en meest aansienlijcken<br />

de Hanze- en Rijksstad Zwolle, derde hoofdstad<br />

van <strong>Overijssel</strong>...'. Sinds Van Hattums informatieve<br />

en nog altijd lezenswaardige kroniek duurde<br />

het bijna tweehonderd jaar voordat er opnieuw<br />

een poging werd gewaagd een stadsgeschiedenis te<br />

schrijven: de tweedelige Geschiedenis van Zwolle<br />

van gemeente-archivaris Thom. J. de Vries, waarvan<br />

het laatste deel in 1961 het licht zag. De zeer<br />

goed in de Zwolse archieven ingevoerde De Vries<br />

presenteerde veel nieuwe feiten, maar zijn werk is<br />

sterk verouderd. Helaas ontbreekt ook een notenapparaat.<br />

In de decennia na het verschijnen van de boeken<br />

van De Vries is de geschiedschrijving van<br />

Zwolle in een stroomversnelling terechtgekomen.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 59<br />

Steeds meer aspecten van Zwolle's 'oudheden' zijn<br />

onderzocht en er zijn tal van nieuwe gezichtspunten<br />

gepubliceerd. Een nieuwe Geschiedenis van<br />

Zwolle is dus geen overbodige luxe. Op initiatief<br />

van het gemeentearchief, nu opgegaan in het <strong>Historisch</strong><br />

<strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong>, is men een aantal<br />

jaren geleden begonnen met het werven van fondsen<br />

voor de financiering van het project. In navolging<br />

van andere stadsgeschiedenissen lag het aanvankelijk<br />

in de bedoeling te werken met een collectief<br />

van auteurs, maar uiteindelijk is besloten<br />

het boek door één historicus te laten schrijven.<br />

Het nadeel van deze werkwijze is dat het boek<br />

slechts de visie van één persoon zal weerspiegelen,<br />

maar daar staat het voordeel tegenover dat de<br />

nieuwe Geschiedenis van Zwolle veel meer dan<br />

een verzameling losse verhalen kan worden. Over<br />

het eindresultaat zal de lezer te zijner tijd zelf moeten<br />

oordelen.<br />

Bij de totstandkoming van het boek is een<br />

breed samengestelde, deskundige redactie betrokken,<br />

die bestaat uit de volgende personen: drs.<br />

F.C. Berkenvelder, dr. H.H.C.C. Clevis, drs. W.<br />

Coster, drs. E.A. van Dijk, drs. J. Hagedoorn, prof.<br />

dr. J.M.M. Hermans, prof. dr. P. Kooij, dr. C. Ribbens,<br />

dr. C. Trompetter, dr. H.N. van Wijngaarden<br />

en drs. F.D. Zeiler. De coördinatie van het<br />

project is in handen van de Stichting IJsselacademie<br />

te Kampen, terwijl het boek zal worden gepubliceerd<br />

door Waanders Uitgevers te Zwolle.<br />

De opzet<br />

Ongeveer tweeënhalf jaar geleden ben ik mijn<br />

werkzaamheden begonnen met het maken van een<br />

opzet voor het boek, dat ongeveer 700 bladzijden<br />

zal tellen. De doelstelling is een wetenschappelijk<br />

verantwoorde weergave van de huidige stand van<br />

zaken met betrekking tot de kennis van het Zwolse<br />

verleden. De inhoud strekt zich uit vanaf het ontstaan<br />

van het landschap en de prehistorie tot de<br />

meest recente ontwikkelingen. Het boek is in<br />

beginsel gebaseerd op de bestaande literatuur.<br />

Nieuw onderzoek in de vele aanwezige bronnen<br />

moet gezien de beschikbare tijd tot een minimum<br />

beperkt blijven. Toch blijkt het in de praktijk geregeld<br />

nodig om ter controle of aanvulling van de<br />

bestaande gegevens alsnog zelf de archieven in te<br />

duiken. Verder dient het boek meer te worden dan<br />

uitsluitend een opsomming van reeds bekende feiten<br />

en moet het voor een groot publiek aantrekkelijk<br />

en makkelijk toegankelijk zijn. De doelgroep is<br />

niet de professionele historicus, maar de in de<br />

Zwolse geschiedenis geïnteresseerde leek. Aan de<br />

illustrering wordt veel aandacht besteed: er komen<br />

675 afbeeldingen in het boek.<br />

Bij de opzet voor de nieuwe Geschiedenis van<br />

Zwolle heb ik gekozen voor een verdeling in een<br />

tiental chronologisch geordende hoofdstukken.<br />

Hierin worden de verschillende aspecten van de<br />

stedelijke samenleving zoveel mogelijk in onderlinge<br />

samenhang en in ruimtelijk verband besproken.<br />

Het wordt dus geen verhaal waarin de politieke,<br />

economische, kerkelijke, sociale, culturele en<br />

geografische geschiedenis afzonderlijk van elkaar<br />

worden behandeld. Al deze elementen moeten in<br />

elk hoofdstuk in een lopend verhaal als het ware<br />

Vanzelf, aan bod komen. Om verder enige structuur<br />

in het verhaal te brengen wordt uitgegaan<br />

van twee centrale thema's, namelijk Zwolle en de<br />

buitenwereld en de geografische en ruimtelijke structuur<br />

van de stad.<br />

Zwolle en de buitenwereld<br />

Deze twee thema's zijn nauw met elkaar verweven:<br />

de scherpe scheiding tussen de stad en de buiten-<br />

Aanbieding op 27<br />

december 1954 van het<br />

eerste exemplaar van de<br />

door stadsarchivaris<br />

Drs. Th. de Vries<br />

geschreven 'Geschiedenis<br />

van Zwolle'. Van<br />

links naar rechts de<br />

auteur, burgemeester<br />

Mr. G.A. Strick van<br />

Linschoten en Mr. H.<br />

Bikkers, directeur<br />

Erven J.J.Tijl NV. (Foto<br />

DolfHenneke, collectie<br />

HCO)


Titelpagina van de<br />

'Geschiedenissen der<br />

stad Zwolle' door Mr.<br />

Burchardjoan van<br />

Hattum, uitgegeven in<br />

1767.<br />

6o ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

GESCHIEDENISSEN<br />

DER S TAP<br />

ZWOL L E,<br />

BÊHELSENDE E E.N VERHAAL PAN<br />

HAAR E E RSTE B ÉG INSEL'EN 6<br />

FERHEFFINGE TOT EEN STAD, .<br />

EN DE MERKWAARDIGSTE<br />

GEBEURTENISSEN ALDAAR.<br />

FA.N OU DS HER, TOT' BT<br />

NA DES E TT D EN TOE-,<br />

VOORGEVALLEN.<br />

UIT STADS KOEREN , ECTE STUKKEN EN OUDK<br />

•CHRONYKEN BY EEN VE,RGADEB.T,<br />

EN BESCHREVEN<br />

D O O R<br />

MR. BURCHARD JOAN VAN HATTÜM.<br />

EERSTE DEEL.<br />

T E - Z W O L L E<br />

S. CLEMENT, «Ï J.A.VAN SANTEN,<br />

Boekverkopers, i 7 6 -.<br />

wereld kreeg in ruimtelijke zin gestalte in de wallen,<br />

muren en poorten rondom Zwolle. Daarnaast<br />

is de natuurlijke ligging van Zwolle bepalend<br />

geweest voor de functie die de stad ten opzichte<br />

van de buitenwereld vervulde: die van belangrijk<br />

regionaal marktcentrum, knooppunt voor de<br />

doorvoerhandel en verbindingsschakel tussen<br />

oost en west. Welke voordelen hebben de Zwollenaren<br />

gehaald uit de natuurlijke ligging van hun<br />

stad en in hoeverre is de ruimtelijke structuur<br />

aangepast aan de behoeften van het moment?<br />

Deze vraagstelling speelt in op de actualiteit, aangezien<br />

Zwolle met een verzorgingsgebied van<br />

600.000 personen een grotere centrumfunctie<br />

heeft dan ooit en er momenteel tal van zaken spelen<br />

die hiermee in verband staan.<br />

De verwevenheid van beide thema's komt ook<br />

naar voren in de grensfunctie die de stad een groot<br />

deel van haar bestaan heeft vervuld. De nederzetting<br />

waaruit Zwolle voortkwam is omstreeks 800<br />

op een dekzandrug langs de Aa gesticht. Aan die<br />

zandheuvel dankt de stad ook haar naam: Zwolle<br />

is afgeleid van een Germaans woord dat zwelling<br />

oftewel verhoging betekent. Begonnen als een<br />

voorpost van het Karolingische rijk op de grens<br />

met Friesland en het gebied van de Saksen, bleef<br />

Zwolle in de Middeleeuwen onder het wereldlijk<br />

gezag van de bisschop van Utrecht lange tijd een<br />

belangrijke militair-strategische functie vervullen<br />

als uitvalspunt tegen de oproerige Drenten en<br />

Groningers. Ook met het oog op de hertog van<br />

Gelre, die de Veluwe controleerde en regelmatig<br />

de wapens tegen de bisschop opnam, is de grensfunctie<br />

van Zwolle van belang. Na 1528, toen het<br />

centrale Habsburgse gezag van de machtige keizer<br />

Karel V en zijn zoon Filips II in Brussel was gevestigd,<br />

lag <strong>Overijssel</strong> aan de 'uterste frontire' van de<br />

Nederlanden. Tijdens de republiek der Zeven Verenigde<br />

Provinciën bleef deze situatie min of meer<br />

gehandhaafd. Zwolle was aanvankelijk een frontierstad,<br />

gelegen op de grens van het Staatse en het<br />

Spaanse gebied. Ook na de Vrede van Munster in<br />

1648 werd Zwolle nog altijd beschouwd als een<br />

buitenpost in het Hollandse stedensysteem. In<br />

deze situatie kwam pas in het begin van de negentiende<br />

eeuw verandering, toen Zwolle deel uit ging<br />

maken van de eenheidsstaat van het Koninkrijk<br />

der Nederlanden.<br />

Het thema Zwolle en de buitenwereld zal<br />

onder meer worden toegespitst op de ontwikkeling<br />

van Karolingische nederzetting tot hoofdstad<br />

van <strong>Overijssel</strong> en de consequenties die deze 'verheffing'<br />

met zich meebracht. Zwolle, tijdens de


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 6l<br />

Middeleeuwen beschouwd als het 'kleine zusje'<br />

van Deventer en Kampen, bleef ook tijdens het<br />

ancien régime - de zeventiende en achttiende<br />

eeuw - officieel de derde hoofdstad van <strong>Overijssel</strong>,<br />

hoewel de stad haar zustersteden inmiddels ruimschoots<br />

had overvleugeld. Haar nieuwe status<br />

werd omstreeks 1800 bevestigd, toen Zwolle officieel<br />

de enige hoofdstad van de provincie werd.<br />

Geografische en ruimtelijke ontwikkeling<br />

Een tweede rode draad in het boek wordt gevormd<br />

door de beschrijving van de geografische en ruimtelijke<br />

ontwikkeling. Dit element vormt als het<br />

ware het decor, de fysieke achtergrond voor het<br />

verhaal. De eeuwenoude ruimtelijke structuur, die<br />

in Zwolle in veel opzichten opmerkelijk gaaf<br />

bewaard is gebleven, is immers het meest zichtbare<br />

aspect van de relatie tussen het heden en het<br />

verleden. Het natuurlijke milieu waarin Zwolle is<br />

ontstaan en gegroeid was bepalend voor de ontwikkelingsmogelijkheden<br />

van de bewoners en<br />

voor de verdere uitbouw van de stad. De loop van<br />

de bevolking, de sociaal-economische geschiedenis,<br />

bestuurlijke en kerkelijke aspecten weerspiegelen<br />

zich in het uiterlijk van de stad. Ook de<br />

geschiedenis van het dagelijks leven, zowel in zijn<br />

tastbare aspecten (materiële cultuur) als in immateriële<br />

zin (gewoonten en gebruiken, mentaliteit),<br />

speelt zich binnen de ruimtelijke structuur van<br />

Zwolle af.<br />

Langs lijnen van geleidelijkheid<br />

Als werktitel ga ik uit van het aan een boek van<br />

Louis Couperus ontleende Langs lijnen van geleidelijkheid.<br />

De loop van de Zwolse geschiedenis<br />

wordt naar mijn idee juist door deze woorden bij<br />

uitstek gekarakteriseerd. De ontwikkeling van de<br />

stad heeft zich steevast zeer geleidelijk voltrokken,<br />

zonder scherpe breuken met het verleden. Zo<br />

heeft Zwolle zich in een eeuwenlang proces langzaam<br />

maar zeker boven Deventer en Kampen uit<br />

weten te werken. Deze lijnen van geleidelijkheid<br />

zijn eigenlijk pas de laatste jaren doorbroken.<br />

Zwolle heeft zich sinds ca. 1980 op stormachtige<br />

wijze ontwikkeld en is razendsnel gegroeid. De<br />

Zwollenaren hebben het hen omringende milieu<br />

en de stedelijke bebouwing altijd aan de eisen van<br />

de tijd aangepast, maar nog nooit zo snel als in de<br />

afgelopen decennia. Geen wonder dat de ruimtelijke<br />

ontwikkeling van de gemeente op dit<br />

moment volop ter discussie staat.<br />

Na het maken van de opzet ben ik begonnen<br />

met het uitwerken van de hoofdstukken. Vragen<br />

over de voortgang van het boek worden gewoonlijk<br />

als volgt beantwoord: gestaag maar traag. De<br />

oorspronkelijke planning is inmiddels al geheel<br />

achterhaald. Het verzamelen van informatie, het<br />

controleren van de aanwezige gegevens en het<br />

vormgeven en schrijven van de hoofdstukken<br />

blijkt veel meer tijd te kosten dan aanvankelijk<br />

werd gedacht. Inmiddels ben ik aanbeland bij het<br />

zesde hoofdstuk, dat het tijdvak 1680-1780 omvat.<br />

Zo werk ik mij langzaam naar het heden toe.<br />

Gelukkig ben ik wel met veel plezier met deze<br />

enorme klus bezig. Per slot van rekening is het een<br />

unieke kans om je enkele jaren bezig te mogen<br />

houden met alle facetten van de geschiedenis van<br />

de eigen woonplaats. Ik hoef bij wijze van spreken<br />

de voordeur van mijn huis in de binnenstad maar<br />

achter me dicht te slaan om in mijn eigen boek te<br />

stappen. Een levenswerk moet het echter ook weer<br />

niet worden. Volgens de huidige planning zal het<br />

boek in het najaar van 2004 verschijnen. Welke<br />

'mythen' er dan weer aan de Zwolse geschiedschrijving<br />

zijn toegevoegd, zal de tijd moeten<br />

leren. Ik hoop op dat moment slechts hetzelfde te<br />

kunnen zeggen als mijn illustere voorganger Burchard<br />

Joan van Hattum aan het slot van zijn voorwoord<br />

deed: 'Sie daar dan de reden en oorsaak van<br />

dese mijn onderneminge: welke, ik vertrouwe, dat<br />

den leser genoegsaam voldoende agten zal, om dit<br />

mijn bestaan te verregtvaardigen, en mij van alle<br />

blaam van een ijdele schrijflust te bevrijden.'<br />

Verantwoording<br />

De tekst van dit artikel is grotendeels ontleend aan de<br />

door mij vervaardigde opzet voor de nieuwe Geschiedenis<br />

van Zwolle. Het verhaal van de Blauwvingers zal -<br />

voorzien van noten - ook in het boek verschijnen.


Maria L. Hansen<br />

Johan Christiaan baron<br />

van Haersolte, heer van<br />

Haerst, 1809 -1881.<br />

Vader van Sophie. (Iconographisch<br />

Bureau)<br />

62 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Een 'redelyk zoet' meisje<br />

Sophia Cornelia baronesse van Haersolte,<br />

1838-1873<br />

Van Sophie's korte leven is niet veel bekend.<br />

Eigenlijk maar een paar momentopnamen;<br />

als eerste zijn dat curieus genoeg de<br />

dagen rond haar prilste begin.<br />

De ouders van Sophie, Johan Christiaan baron<br />

van Haersolte (1809-1881) en Geertruid Agnes<br />

baronesse de Vos van Steenwijk (1813-1874),<br />

trouwden te Zwolle op 26 april 1837. De bruidegom<br />

behoorde tot de notabelen van Zwolle. Sinds<br />

een jaar was hij lid van de ridderschap van <strong>Overijssel</strong><br />

en in het jaar van zijn huwelijk werd hij burgemeester<br />

van Zwollerkerspel. Hij nam dat jaar<br />

ook zitting in de Provinciale Staten en werd later<br />

lid van de Tweede Kamer. 1 Het bruidspaar vertrok<br />

vanuit Zwolle op huwelijksreis in gezelschap<br />

van Annette en Reint de Vos van Steenwijk 2 in een<br />

door vier paarden getrokken calèche naar Emmerik.<br />

3 Daar stapten zij voor het eerste traject aan<br />

boord van een Rijnboot. De reis voerde hen naar<br />

Zuid-Duitsland, Zwitserland en Italië.<br />

Na een druk cultureel programma in Duitsland<br />

volgden de overweldigende bergen en watervallen<br />

midden in Zwitserland. Na de wetenschappers<br />

en de kunstenaars was het de beurt aan de<br />

toeristen het nog vrijwel onbekende alpenlandschap<br />

te ontdekken. Het gebied was slechts<br />

gebrekkig in kaart gebracht. Het Zwolse gezelschap<br />

genoot van de 'overheerlyke gezichten', 'die<br />

naar mate men vordert steeds indrukwekkender<br />

worden'. De Amsterdamse schilder H.W. Cremer<br />

legde in centraal Zwitserland in 1832 ongeveer<br />

dezelfde route af als het gezelschap Van Haersolte;<br />

Cremer vond het een moeizame tocht. 4 Van Haersolte<br />

had enkel bewondering voor wat hij zag; de<br />

'Grindelwalder vallij zyn aller treffendst en stout.<br />

De woeste toppen der Alpen dalen loodregt'. Men<br />

bewonderde de besneeuwde bergtoppen, door de<br />

opkomende zon verlicht en weerkaatst in spiegelglad<br />

water.<br />

Het viertal reisde door naar Genève. Rondom<br />

het meer van Genève was het rustig toeven. Het<br />

varen op het meer was 'allerliefst'. Zij maakten een<br />

kalm tochtje aan boord van de stoomboot die tussen<br />

Genève en Villeneuve pendelde. Op deze boot<br />

maakten zij kennis met de Nassause zaakgelastigde<br />

uit Den Haag en diens 'lief duitsch Vrouwtje'.<br />

Het was een plezierige ontmoeting, temeer daar er<br />

door de gestadige regenval weinig van de oevers te<br />

zien was. Zij wandelden door parken die langs het<br />

water gelegen waren; het waren verzamelplaatsen<br />

van kindermeiden met kinderen. Van Haersolte<br />

vond het daar 'veel liever' dan de botanische tuin<br />

die er naast lag.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Een van die dagen was Geertruid ziek, wat<br />

'haar noopte om byna de gehele dag te bed te blijven'.<br />

Johan Christiaan lastte een voorgenomen<br />

tocht af en bleef bij haar. Vanuit het hotelraam<br />

hadden zij een prachtig uitzicht op het meer en op<br />

een deel van Genève. Na twee dagen voelde Geertruid<br />

zich weer goed genoeg om een kleine wandeling<br />

te maken. De achtste augustus noteerde hij<br />

blij: 'Truitje zoo goed als hersteld', zodat zij hun<br />

reis vervolgden.<br />

De tocht verliep vanaf dat ogenblik anders dan<br />

verwacht. In Genua was cholera uitgebroken<br />

zodat Johan Christiaan een andere route uitstippelde.<br />

Genua, dat wel op hun reisprogramma had<br />

gestaan, werd in geen geval bezocht. Zij zouden<br />

Milaan en Turijn bezoeken en dan via Parma en<br />

Modena naar Bologna reizen, daarna een paar<br />

dagen in Florence verblijven en het Italiaanse<br />

gedeelte van de reis afsluiten in Venetië. Denkelijk<br />

in verband met oprukkende cholera veranderde<br />

Van Haersolte weer van reisroute; de Italiaanse<br />

toer werd bekort tot Como, Bergamo en Verona,<br />

en daarna ging men rap door Tirol naar het veiliger<br />

noorden. Na veertien weken kwamen zij weer<br />

in Zwolle terug. Het echtpaar Van Haersolte<br />

betrok het huis Koestraat 18.<br />

Op 11 mei 1838 werd Sophie geboren. Zij was<br />

vernoemd naar haar grootmoeder Sophia Cornelia<br />

Huygens, douarière van Carel de Vos van<br />

Steenwijk. 'Grootmama Vos' kwam regelmatig op<br />

bezoek in de Koestraat. Sophie zag haar grootouders<br />

Van Haersolte ook vaak; zij woonden in<br />

Zwolle aan het begin van de Melkmarkt, nu Grote<br />

Markt 12-13. Haar vader verbleef als lid van de<br />

Tweede Kamer voor langere perioden in Den<br />

Haag, maar hij schreef vele brieven naar huis.<br />

Sophie kreeg er in de loop der jaren twee broertjes<br />

en zes zusjes bij. 5<br />

Gezicht op het begin<br />

van de Melkmarkt<br />

omstreeks 1880. Sophie''s<br />

grootouders Coenraad<br />

W.A. van Haersolte<br />

en Louise C.E.F.<br />

Hora Siccama woonden<br />

in het derde pand van<br />

links, nu Grote Markt<br />

12-13. Tegenwoordig<br />

herbergt dit pand een<br />

Mac Donalds vestiging.<br />

(Collectie HCO)


64<br />

Brief van de zevenjarige Sophie aan haar vader (sterk verkleind weergegeven):<br />

'Zwolle ï descembre 1845. Lieve Papa! Ik wil u eindelijk eens schrijven. Ik leer'<br />

zonder humeur bij mijnheer Hempeenius, en ik houd veel meer van de piano te<br />

hooren. Ik leer veel bij defransche meester en hij geeft mij veel te doen, en Mama<br />

heeft hem verzocht mij wat minder op te geven. De zusjes en ik zijn redelijk zoet,<br />

en Willem is heel wel. Zondag is RudolfSloet hier geweest Ermanse kon niet<br />

komen, om dat zij bij Hansje Sandberg ging spelen. De zusjes en ik hebben ieder<br />

een heel mooi boekje gekregen van Tante Truitje. Heel veel complimenten van<br />

Louize en Annette. Ik noem mij U liefhebbende dochter Sophie van Haersolte.'<br />

(Familiearchief Van Haersolte, HCO)<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Het meisje Sophie<br />

Sophie was zoals zij zichzelf beschreef een 'redelyk<br />

zoet' meisje. Zij verdiende veel 'goede merkjes'<br />

en af en toe een 'leelijk'. Zij leerde eerst met potlood<br />

schrijven, en toen zij ongeveer vier jaar oud<br />

was mocht zij bij de meester met inkt schrijven.<br />

Als zij haar best deed, kon zij het heel mooi. In<br />

huis werd veel Frans gesproken. Voor de kinderen<br />

was er een Zwitserse 'bonne' en Sophie kreeg een<br />

energieke leraar Frans die haar overlaadde met<br />

huiswerk. Toen zij een jaar of tien was, schreef zij<br />

haar brieven in het Frans. Sophie werd op speelse<br />

wijze met de Engelse taal bekend gemaakt; zij had<br />

plakkertjes waarop de dagen van de week in het<br />

Engels stonden. Op elke plakker een andere dag.<br />

Er was ook een serie in het Frans. Zij gebruikte de<br />

plakkertjes als sluitzegel voor brieven.<br />

Sophie had geen hekel aan de lessen maar als<br />

een meester op vakantie ging, had zij net als de<br />

andere kinderen feest. Met muziekles had zij in<br />

eerste instantie weinig op. Zij reageerde weerspannig.<br />

Gelukkig voor haar moeder was het bijna<br />

'Sint Niklaas' en Sophie zou toch wel graag<br />

cadeautjes krijgen. Het bedekte dreigement stimuleerde<br />

Sophie en de muzieklessen werden leuker<br />

dan zij had gedacht. Met enorme koeienletters<br />

en de nodige taal en schrijffouten schreef de<br />

zevenjarige Sophie aan haar vader: 'Ik leer zonder<br />

humeur bij mijnheer Hempeenius, en ik houd<br />

veel meer van de piano te hooren'.<br />

Als de Sint in het land was, brachten Sophie en<br />

haar zusjes ieder een schoen naar 'Groot Mama,<br />

Tante en Mama'. Door de spanning waren de<br />

meisjes al vroeg wakker. 'Voort toen wij klaar<br />

waren, gingen wij zien wat hij bij Mama en Tante<br />

gebragt had'. De cadeautjes stonden op tafel. Sophie<br />

kreeg een loterijspelletje. Opgetogen liepen de<br />

meisjes naar hun grootouders aan de Melkmarkt.<br />

Vanuit het huis keken en luisterden zij naar de<br />

muzikanten die daar speelden. Na het concert<br />

kwam de 'bonne' met het jongste zusje en samen<br />

gingen zij kijken welke presentjes de goedheiligman<br />

bij grootmama Vos had achtergelaten. Voor<br />

Sophie was er een wastafeltje. Zij verzocht haar<br />

vader om Sinterklaas voor alle cadeaus te bedanken.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 65<br />

Ook met haar verjaardag kreeg Sophie cadeautjes<br />

en 'veel lekkers'. Op verzoek van haar moeder<br />

nam haar vader Haagse beschuitjes mee. Sophie<br />

hield van poppen en van poppenkleertjes. Zij<br />

spaarde een theeserviesje bij elkaar; op haar zesde<br />

verjaardag kreeg zij er een paar 'heele mooije porseleine<br />

kopjes en schoteltjes' bij. Zij was blij met<br />

'hele mooije theedoekjes', 'paars en wit van ieder<br />

soort twee'. De doekjes zoomde zij zelf. Handwerken<br />

hoorde bij de opleiding van meisjes. Diverse<br />

familieleden werden verblijd met gebreide kousenbanden,<br />

zelfgemaakte beursjes en speldenkussens.<br />

Als kind werd Sophie geportretteerd; op een<br />

kleine aquarel werd zij ten voeten uit afgebeeld.<br />

Toen zij veertien was, maakte de kunstenaar Hoffman<br />

een crayontekening van haar. Hoffman was<br />

de tekenleraar van Sophie. Mogelijk had hij een<br />

artistiek uiterlijk; Sophie's moeder wist dat hij een<br />

'Zwolsche jongen' was, maar zij zou het 'aan zijn<br />

voorkomen nooit zeggen'. Sophie vond hem 'Ie<br />

plus aimable de mes maitres'. Het portret beviel<br />

haar vader goed, want enige jaren later kreeg Hoffman<br />

de opdracht ook een van de andere dochters<br />

te portretteren. 6<br />

Sophie's lichaamshouding was niet goed. Op<br />

de leeftijd van zeven jaar kreeg zij ter correctie een<br />

'machine', een corset aangemeten. Toen zij het<br />

paste bleek het veel te wijd te zijn. Goed aangeregen<br />

vielen de baleinen aan de voorkant over elkaar<br />

terwijl het aan de achterkant nog veel te ruim<br />

bleef. Om het geval enigermate op de plaats te<br />

houden trok Sophie haar schouders op waardoor<br />

zij een 'misvormd figuur' kreeg. De machine ging<br />

retour en werd passend gemaakt. Het corset was<br />

niet genoeg om Sophie's houding voldoende te<br />

corrigeren, zij mocht niet te veel zitten en zij<br />

moest veel bewegen. Voor haar grootmoeder was<br />

Sophie levendig genoeg, zij mocht komen logeren.<br />

Haar broertje mocht niet mee, grootmoeder vond<br />

hem veel te wild.<br />

Met mooi weer was Sophie vaak in de tuin te<br />

vinden. Zij had een eigen kersenboompje. Het<br />

'groeit braaf, hield zij haar vader op de hoogte.<br />

Op Dikninge, het ouderlijk huis van haar moeder,<br />

hielp zij met het plukken van kruiden voor de<br />

kruidenazijn. Haar vader was een liefhebber van<br />

bloemen. Vanuit Den Haag stuurde hij regelmatig<br />

bloemen voor de tuin op. Sophie's moeder mopperde<br />

over zijn koopzieke gedrag toen hij alweer<br />

een mand met camelia's liet bezorgen.<br />

Sophie schreef haar 'Lieve Papa' ook over haar<br />

verjaardag, over haar schoolwerk, over haar<br />

gezondheid en ander nieuws: 'Annette bijt nooit<br />

geen nagels meer', het nieuwe neefje Godertje was<br />

gedoopt en met de zusjes had zij aan de jarige<br />

Caroline 'un petit ménage de bois' gegeven. Zij<br />

vertelde welke kinderen bij haar hadden gespeeld<br />

en hoeveel tanden bij haar broertje waren doorgekomen.<br />

Zij verwachtte dat haar vader terugschreef.<br />

Als hij in gebreke bleef, maande Sophie's<br />

moeder hem te schrijven; 'Sophie verlangt zeer<br />

naar een brief van U'. Maar het allermooiste was<br />

toch als hij naar Zwolle kwam. Zij verlangde meer<br />

dan eens dat hij 'weer in huis' kwam.<br />

Acht jaar oud werd Sophie erg verkouden. Zij<br />

hoestte veel en transpireerde. De dokter adviseerde<br />

's avonds voetbaden en 'pappen op de borst'.<br />

Zij werd twee weken boven in bed gehouden. Pas<br />

Sophie's grootvader Mr.<br />

Coenraad W.A. baron<br />

van Haersolte, heer van<br />

de Doorn etc, 1783 -<br />

1862. Sophie was vierentwintig<br />

toen haar beide<br />

grootouders van Haersolte,<br />

anderhalve<br />

maand na elkaar, overleden.<br />

(Iconographisch<br />

Bureau)


C«*<br />

Briefje van Sophie aan<br />

de 'LieveKaptein', 3<br />

maart 1849. Mogelijk<br />

schreef en verstuurde zij<br />

nog een tweede versie<br />

vanwege het 'ennetje'<br />

teveel achter Zwolle.<br />

(Fa m iliearch ief Va n<br />

Haersolte, HCO)<br />

66 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

toen zij weer iets gegeten had mocht zij naar beneden.<br />

De tuin mocht zij nog niet in. Haar hoest<br />

klonk steeds 'dieper' en zij gaf'nog al op'. De dokter<br />

constateerde een lichte vorm van kinkhoest.<br />

Het was in huis een complete ziekenboeg, de<br />

meeste kinderen hoestten en waren verkouden, of<br />

hadden kinkhoest. Twee maanden later was<br />

Sophie alle narigheid weer vergeten.<br />

\<br />

Een reislustige Sophie<br />

Van Haersolte had voor zijn huwelijk veel gereisd,<br />

voornamelijk per schip. Hij had de Middellandse<br />

Zee doorkruist, hij kende de kust van Zuid-Amerika,<br />

hij was de Stille Zuidzee overgestoken en hij<br />

was in Oost-Indië geweest. Sophie had van haar<br />

vader blijkbaar een voorliefde voor schepen en<br />

reizen geërfd. Zij was elf jaar toen het schip de<br />

Saramacca in het Zwartewater voor anker lag. Zij<br />

schreef een brief aan de 'Lieve Kaptein' met het<br />

verzoek 'mede op zee' te gaan. Sophie wilde het<br />

reisje samen met haar twee jaar jongere zusje<br />

Louise en hun gouvernante maken. Als de kapitein<br />

hen aan boord wilde hebben en hen 'een<br />

kamertje geven, wij zullen uw geen moeite en<br />

drukte veroorzaken. Wij zullen een klein koffertje<br />

mede nemen om er goed, boeken en schriften in te<br />

leggen, en de meesters zullen ons werk opgeven.<br />

Wij hebben er de geheele middag over gesproken;<br />

als het u belieft weigert het ons niet.' Zij ondertekende<br />

met: 'Ik noem mij Sophie van Haersolte'.<br />

Het is onwaarschijnlijk dat de Saramacca een zeewaardig<br />

schip was; het Zwartewater was geen zeehaven.<br />

Maar voor een klein meisje was het een<br />

imponerend schip.<br />

Zij schreef de brief zo mooi mogelijk op versierd<br />

briefpapier; de vier hoekornamentjes zijn<br />

helder rood. Toen zij klaar was, maakte zij een<br />

foutje. Of zij de brief nu opnieuw schreef vanwege<br />

een ennetje achter Zwolle te veel en de andere<br />

bewaarde, of dat het van verzenden nooit gekomen<br />

is; het doet niets af van de reislustige verlangens<br />

van een klein meisje.<br />

Jaren later, toen zij tweeëntwintig was, maakte<br />

Sophie eindelijk eens een zeereisje voor de kust<br />

van Den Haag. Het was niet zo plezierig als zij had<br />

verwacht. Echt zeeziek werd zij niet, maar zoals<br />

haar vader het noemde, zij werd 'zee dol'. Het<br />

diner van die avond liet zij passeren. Het tochtje<br />

had geen verdere gevolgen voor de gezondheid<br />

van Sophie.<br />

'Douce caquetage'<br />

Voor gezelschap hoefde Sophie het ouderlijk huis<br />

niet te verlaten. Het kon thuis gezellig druk zijn.<br />

Zij ging wel vaker voor korte of langere logeerpartijen<br />

naar familie en vrienden, zoals dat in de


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

hogere standen gebruikelijk was. Vooral in de<br />

zomermaanden was het bij hen een komen en<br />

gaan in de buitenhuizen. Haar grootvader bezat<br />

het huis Den Doorn, vlak bij Zwolle. Terwijl Sophie<br />

uit logeren ging hield zij door brieven contact<br />

met de anderen. Zij mopperde over de slecht leesbare<br />

brieven van Louise, en verzocht haar wat<br />

minder slordig te schrijven en vooral de puntjes<br />

op de i te zetten. Zusje Caroline was net zo min in<br />

staat netjes te schrijven. Zij schrapte en streepte,<br />

wat de leesbaarheid niet ten goede kwam. Henriëtte<br />

deed tenminste haar best duidelijk te schrijven.<br />

Sophie was 'weinig content' toen een van de<br />

zusjes haar niet terug schreef, maar wel een brief<br />

stuurde aan 'het freuletje van Heerdt'. 'Zy zal het<br />

U inpeperen' verzekerde hun vader de nalatige<br />

schrijfster.<br />

Een steeds terugkerend uitje waren de bezoeken<br />

aan kuuroorden. De kinderen uit het gezin van Van<br />

Haersolte hadden ieder zo hun eigen reden om de<br />

baden op te zoeken. Sophie leed aan kortademigheid,<br />

Caroline had last van zenuwpijnen en Betje<br />

kreeg astma. Willem ging op twaalfjarige leeftijd al<br />

naar Spa, wellicht uit voorzorg. Zoals Annette de<br />

baden van Scheveningen bezocht. Louise had vaak<br />

last van hoofdpijn en ging ook naar Scheveningen,<br />

Koestraat 18, het ouderlijk<br />

huis van Sophie. De<br />

•-—| foto dateert uit 1986.<br />

(Collectie HCO)


68<br />

samen met een nichtje en onder begeleiding van<br />

een juffrouw. Zij namen baden en op het strand<br />

reden zij op een ezeltje of wandelden langs de zee.<br />

Na twee dagen mooi zomerweer was Louise's<br />

hoofdpijn verergerd, maar een bezoek aan een badplaats<br />

was klaarblijkelijk niet alleen bedoeld voor de<br />

gezondheid.<br />

Het was altijd heerlijk om elkaar weer te zien.<br />

Van Haersolte amuseerde zich met de 'douce<br />

caquetage', het gebabbel en gekwetter van de<br />

begroetingen. Als hij zelf niet aanwezig was, vulde<br />

hij zijn brieven met nieuws 'voor een koffy discours'.<br />

Zo nu en dan was een van de gezinsleden echt<br />

ziek; in 1859 was Caroline zo ziek dat zij een paar<br />

weken het bed moest houden. Een bijkomend<br />

maar voor de jonge meisjes bepaald niet het kleinste<br />

probleem waren de haren van Caroline. Door<br />

het liggen zat het zo in de war dat Sophie meende<br />

dat het niet meer te ontwarren viel. Hun vader<br />

opperde een resolute oplossing: het haar moest<br />

maar afgesneden worden.<br />

De winter was het seizoen voor diners en soupers<br />

bij familie en vrienden. Nadat Sophie 'gepresenteerd'<br />

was, nam zij ook deel aan feesten en partijen<br />

en schouwburgbezoek. In de huiselijke kring<br />

maakte Betje muziek waar de anderen dan vrolijk<br />

op dansten. Voor Sophie was het plezier van het<br />

dansen niet weggelegd. Met regelmaat voelde zij<br />

zich niet goed. Zij tobde al op jeugdige leeftijd met<br />

haar gezondheid, zij had bij vlagen last van ernstige<br />

benauwdheid. Als Sophie zich wat beter voelde<br />

werd zij weer vrolijk en ging weer op stap. Zo ging<br />

het na een ongezonde periode in de zomer van<br />

1855 stukken beter. Zij had er plezier in met kennissen<br />

naar het Engelse Werk te gaan en aansluitend<br />

logeerde zij een paar dagen bij haar grootmoeder<br />

op Dikninge. Zij werd door haar oom<br />

Reint naar huis gebracht. Onderweg haalden zij de<br />

meisjes Van Ittersum op, die ook naar Zwolle<br />

teruggingen na een paar weken buiten gelogeerd<br />

te hebben.<br />

De 'Fièvre Gernicieuse'<br />

Waarschijnlijk in het begin van de jaren zeventig<br />

overkwam Sophie een 'accident' dat haar toch al<br />

slechte gezondheid ernstig aantastte. Soms had zij<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

pijn in haar rechter bovenbuik, vlak onder het<br />

middenrif. Men vermoedde dat het iets met de<br />

lever te maken had. Die pijn was steeds van tijdelijke<br />

aard maar de benauwdheid bleef. Sophie kon<br />

vrijwel niets meer doen. Ze lag maar op de canapé<br />

wat rond te kijken. In de perioden dat zij zich wat<br />

beter voelde, viel zelfs borduren haar nog te zwaar<br />

en ging het schrijven moeizaam.<br />

Sophie hield zich volgens haar vader meer dan<br />

andere gezonde mensen bezig met de dood en<br />

haar verwachtingen voor het hiernamaals. Het<br />

overlijden van haar beide grootouders Van Haersolte<br />

anderhalve maand na elkaar moet de toen<br />

vierentwintigjarige Sophie diep getroffen hebben.<br />

Zij hield de nagedachtenis aan de doden in leven,<br />

speciaal die van haar lievelingstante Henriëtte. Zij<br />

bezocht regelmatig haar graf in de familiegrafkelder<br />

op de begraafplaats Bergklooster te Zwolle.<br />

Haar vader vond dat het zo niet langer ging en<br />

stuurde Sophie in gezelschap van Louise naar<br />

Marburg. De daar residerende geneesheer wilde<br />

haar situatie eerst eens veertien dagen bekijken<br />

voor hij tot een behandeling overging die nadelige<br />

gevolgen kon hebben voor Sophie's zenuwgestel,<br />

dat door haar oude kwaal zeer was aangetast. Als<br />

zij na veertien dagen 'aanmerkelijk hersteld' zou<br />

zijn, was de behandeling misschien zelfs onnodig.<br />

Sophie begreep dat zij niet zo spoedig zou genezen<br />

als zij gehoopt had. Men was al tevreden als zij<br />

'altans niet verloor'. Vooreerst gaf de dokter het<br />

advies veel te wandelen, met koud water te wassen<br />

en 'gympartie'. Louise vreesde met de arts dat<br />

Sophie het laatste 'minder getrouw' zou doen.<br />

Maar ook de beide andere adviezen zullen Sophie<br />

niet meegevallen zijn.<br />

Na veertien dagen stelde de arts een kuur voor.<br />

Van Haersolte ging onmiddellijk accoord, en deed<br />

een voorstel een kuur van vier weken in Godesberg<br />

te houden. Als Sophie dat wilde doen, dan<br />

kwam Van Haersolte zijn dochters in Marburg<br />

ophalen en zou hij hen in Godesberg onder dak<br />

brengen. Maar eerst moest Sophie een beetje normaal<br />

kunnen leven, anders viel er aan reizen niet<br />

te denken.<br />

Sophie werd niet in Godesberg geïnstalleerd,<br />

maar in Neuheim. En Louise werd afgelost door<br />

Caroline. Sophie was ziek en zwak, zij verdroeg


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 69<br />

geen drukte. Op een dag stond nicht Elise de Vos<br />

van Steenwijk voor de deur. Na onenigheid met<br />

haar vader over een huwelijk met haar 'beau',<br />

zocht Elise haar toevlucht bij Caroline. Weg was<br />

de rust in Neuheim. Van op een afstand kwam<br />

Van Haersolte voor de geplaagde Sophie op. Elise's<br />

gedrag vond hij 'indringerig' en Caroline's<br />

gedrag was 'aller schandaligst'. Zij kreeg van haar<br />

vader opdracht Elise te verzoeken zo min mogelijk<br />

gebruik te maken van de salon omdat 'haar discours<br />

en drukte vooral Sophie onaangenaam' zou<br />

zijn. Bij het dejeuner en diner mocht slechts een<br />

klein en gesloten gezelschap aanwezig zijn. Als<br />

Caroline en Elise lawaai maakten, moesten ze dat<br />

maar op de slaapkamer doen in plaats van Sophie<br />

naar boven te verjagen. In een brief 'voor u en<br />

Sophie alleen' vertelde hun vader dat Elise niet<br />

gelogen had over haar vaders toestemming voor<br />

het huwelijk, maar de hele waarheid was het niet.<br />

Tegen zijn zin was De Vos van Steenwijk accoord<br />

gegaan omdat hij er anders door de rechter toe<br />

gedwongen zou worden. En trouwens, vroeg Van<br />

Haersolte, wat deed Elise eigenlijk in Neuheim?<br />

Baden gebruiken? Sarcastisch vroeg hij: 'of weet ze<br />

niet waar ze blijven moet?' Hij vreesde dat haar<br />

'beau' ook kwam.<br />

Half maart 1873 reisde Sophie met haar vader<br />

naar Leiden waar zij door ene professor Thomas<br />

behandeld zou worden. Sophie prees zich gelukkig,<br />

zij was ervan overtuigd dat de professor haar<br />

kon genezen. En inderdaad kon zij na korte tijd al<br />

veel ruimer ademhalen dan zij de laatste jaren<br />

gewend was geweest.<br />

Zij logeerde in het Leidse hotel De Zon, waar<br />

zij twee kamers huurde. In het logement was<br />

Sophie geliefd. De eigenaresse mevrouw Smits<br />

mocht haar graag, en haar medegasten leefden<br />

met Sophie mee. Ook de heer en mevrouw Rauwenhof<br />

7 toonden veel warme belangstelling.<br />

Caroline kwam ook naar Leiden; vanaf half<br />

april logeerde zij in de stad. Sophie was vol goede<br />

moed. Zij liet Caroline een borduurwerk zien<br />

waar zij drie jaar geleden aan was begonnen en<br />

merkte op dat zij 'het welleer zal opvatten en<br />

afmaken'.<br />

Een van de eerste dagen van de maand mei<br />

kreeg Sophie koorts. Mogelijk werd er daarom een<br />

ziekenverzorgster voor dag en nacht aangenomen.<br />

Er kwam ook een meid voor diverse werkzaamheden.<br />

Professor Thomas vermoedde dat zij leed aan<br />

de 'Fièvre Gernicieuse'. Dat was aldus de arts een<br />

bekende maar zelden voorkomende ziekte. Als<br />

Sophie de eerste koortsen doorstond, dan kon hij<br />

met geneesmiddelen een gunstig effect bereiken.<br />

Vóór die tijd was er weinig anders te doen dan het<br />

de patiënte zo prettig mogelijk te maken en te<br />

wachten en te hopen. De oorzaak van de ziekte<br />

was zelden aan te wijzen, zoals men dat ook bij<br />

gewone koortsen niet kon. Van één ding was de<br />

arts heel zeker: het accident van Sophie had niets<br />

met de zo plotseling opgekomen koorts te maken.<br />

De 'Fièvre Gernicieuse' was een gevaarlijke<br />

koorts. De familie herinnerde zich een zekere heer<br />

Buma die aan deze koorts was overleden en vermoedelijk<br />

was ook Napoleon de Derde eraan<br />

bezweken.<br />

Het sterfbed<br />

Op een zondagochtend werd Sophie wakker met<br />

hevige krampen. In allerijl werd de dokter geroepen<br />

die haar krampstillende middelen gaf en uitwendig<br />

met 'pappen' de krampen bestreed. De<br />

behandeling had effect; de pijn nam af. Maar zij<br />

bleef koortsig. Rond het middaguur kwam de arts<br />

terug en constateerde een verhoogde koorts maar<br />

zag nog geen reden tot grote zorg. Caroline stelde<br />

voor dat de dokter hun ouders in Zwolle zou<br />

waarschuwen maar het leek de arts niet nodig hen<br />

nodeloos te verontrusten. Hij was het er wel mee<br />

eens dat Caroline een telegram verzond. Samen<br />

stelden zij een bericht op. Het papier bleef onver-<br />

Overlijdensbericht van<br />

Sophie in de Zwolsche<br />

Courant van 10 mei<br />

1873.<br />

Den 4den Mei 1873 overleed te LEIDEN, aan eene<br />

hevige, -doch kortstondige ziekte, onze geliefde oudste<br />

Dochter SOPHIA COBNELIA, in den ouderdom van<br />

bijna 35 jaren.<br />

ZWOLLE, 9 Mei 1873.<br />

J. C. Baron VAN HAERSOLTE VAN HAERST.<br />

G. A. Baronnesse v. HAERSOLTE v. HAERST,<br />

Baronnesse DE VOS VAN STEENWIJK.


CL...-<br />

De rekening van de aanspreker Van Eijsselsteijn voor de kosten gemaakt voor de<br />

begrafenis van Sophie. De diverse posten getuigen van een begrafenis op stand:<br />

de bekendmaking door een knecht in Leiden van het overlijden; twee aansprekers<br />

en twee voorbellers; twaalf dragers en twee palfreniers; eerste klasse rouwmantels;<br />

politie in Zwolle en Zwollerkerspel; fooien voor twee koetsiers en voor bewakers<br />

aan het station; rouwkleden over de kist en baar; vijfentwintig paar grote<br />

witte handschoenen; het bestellen der begrafenis door drie aansprekers; de eerste<br />

aanspreker; de teraardebestelling door drie aansprekers; de rouw- en twee volgkoetsen<br />

en het logies van de aanspreker en tenslotte de begraafplaats Bergklooster.<br />

In totaal f145,70. Gedateerd 8 mei 1873. (Familiearchief Van Haersolte,<br />

HCO)<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

stuurd liggen omdat het met Sophie iets beter<br />

ging. De koorts week niet maar zij at wel een beetje<br />

en zij was helder van geest. Spreken deed zij niet<br />

veel. In de loop van de middag ging het met Sophie<br />

bergafwaarts. Caroline verstuurde het telegram<br />

dat zij adresseerde aan de Zwolse dokter<br />

Meines. Zij vroeg of hij contact wilde opnemen<br />

met haar vader en of zij beiden naar Leiden wilden<br />

komen. Een paar uren later leek het alarm overbodig<br />

te zijn geweest; de koorts was weg. De arts zag<br />

niet in waarom Caroline niet naar de kerk zou<br />

gaan. Juffrouw Smits van het logement zou dat<br />

uurtje bij Sophie blijven.<br />

Sophie zei tegen de juffrouw: 'Juff moest my<br />

maar alleen laten want ik kan myzelf wel redden<br />

en de Juf zal het wel druk in t logement hebben'.<br />

De juffrouw antwoordde haar: 'Het is Zondag en<br />

op t ogenblik heb ik niets te doen'. 'Neem dan dat<br />

boek dat op die tafel legt en gaat wat lezen'. Zij<br />

antwoordde Sophie: 'Ik dank U wel maar ik blyf<br />

liever by U zitten doch zal my wat van t bed verwyderen<br />

daar U t spreken misschien hinderlyk is' en<br />

zij ging elders in de kamer zitten. Al snel zei<br />

Sophie: 'Als gy toch op de kamer blyft komt dan<br />

by myn bed dan kunnen wy nog wat praten' en zij<br />

was 'zeer gewoon spraakzaam en helder'. Zij spraken<br />

over de recente verbetering van Sophie's<br />

gezondheid en hoe jammer het was dat 'dit accident<br />

nu tusschen beiden' kwam. De kwaliteiten<br />

van professor Thomas passeerden ook de revue.<br />

Toen Caroline uit de kerk kwam, was Sophie<br />

nog steeds koortsvrij maar haar krachten namen<br />

met een verbazingwekkende snelheid af. Halsoverkop<br />

werd professor Thomas geroepen; hij<br />

stond versteld over de verandering. Hij voelde<br />

Sophie's pols en constateerde een 'snel wegzinken<br />

der krachten'. Hij diende geneesmiddelen toe 'tot<br />

opwekking van de levenskrachten'. Het bleek<br />

vruchteloos. Radeloos geworden riep de professor<br />

de hulp van een confrater in: professor Huet, een<br />

man van klein postuur. Huet onderzocht haar<br />

hart en lever. Daar was niets verontrustends mee<br />

aan de hand. Waarom de koorts gezakt was, kon<br />

geen van beide artsen verklaren. Sophie had het<br />

onderzoek gelaten over zich heen laten gaan en<br />

vroeg na afloop aan Caroline: 'Wat zegt dat mannetje<br />

toch van my?'.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Professor Thomas vond de situatie nu wel ernstig<br />

genoeg om er een telegram aan te wijden. Om<br />

acht uur 's avonds seinde hij naar Zwolle: 'Toestand<br />

door toeneemende koorts en benaauwdheid<br />

zeer zorgelyk'. Het was voor de professor buiten<br />

twijfel dat Sophie's leven in gevaar was. Thomas<br />

waarschuwde dat het zeer waarschijnlijk nog die<br />

nacht zou aflopen. Sophie was de enige die dacht<br />

dat het wel weer goed kwam.<br />

Caroline trok zich terug in de naastliggende<br />

kamer terwijl mevrouw Rauwenhof bleef waken.<br />

Gedurende de rest van de avond bleef Sophie's<br />

toestand stabiel. Om half elf kwam juffrouw Smits<br />

haar goedenacht wensen. Sophie hoopte de slaap<br />

te kunnen vatten. Zij was van plan de volgende<br />

ochtend uit bed te komen en dan zo beloofde zij<br />

de juffrouw 'kunnen wy wederom wat praten'.<br />

Juffrouw Smits gaf Sophie een hand en schrok<br />

hevig. Sophie's hand en ook de onderarm waren<br />

ijskoud, 'als van een lyk'.<br />

Om elf uur kwam de ziekenverzorgster het<br />

drankje brengen dat Sophie gewoon was met wat<br />

water weg te spoelen. Dit keer gaf zij aan dat zij<br />

even rechtop wilde zitten. De vrouw hielp haar<br />

overeind. Zij gaf haar het drankje te drinken en<br />

reikte haar het waterglas aan. Sophie nam een paar<br />

slokjes, zij gaf het glas terug en viel dood achterover.<br />

Het was 4 mei 1873.<br />

'Zieke vannacht overleden'<br />

De geschrokken verzorgster riep naar Caroline in<br />

de kamer ernaast. De beide vrouwen stonden hulpeloos<br />

naast het bed. Dat het snel zou aflopen hadden<br />

zij wel begrepen, maar niet zo snel. De dokter<br />

had immers verwacht dat het enige uren zou duren<br />

voordat Sophie's lichaam de strijd zou opgeven.<br />

De professor kwam naar het logement en<br />

betuigde zijn medeleven. Gealarmeerd kwamen<br />

meneer en mevrouw Rauwenhof onmiddellijk naar<br />

De Zon. Mevrouw vroeg Caroline met haar mee<br />

naar huis te gaan maar Caroline wilde bij Sophie<br />

blijven. Slapen deed zij niet. Zij schreef die nacht<br />

een brief naar huis. In Zwolle was men al op de<br />

hoogte gebracht door een telegram van professor<br />

Thomas: 'Niets hielp. Zieke vannacht overleden'.<br />

Johan Christiaan van Haersolte nam zo snel<br />

mogelijk de trein naar Leiden. Hij vond er zijn<br />

zoon Willem die meteen uit Arnhem gekomen<br />

was. Caroline was zeer opgewonden. De gespannen<br />

situatie had zijn weerslag op haar gehad, zij<br />

was de laatste dagen weer door zenuwpijnen<br />

gekweld geweest. Maar nu Sophie dood was, viel<br />

de spanning van haar af en was de pijn verdwenen.<br />

Zij hield zich goed, al verwachtte Van Haersolte in<br />

een later stadium wel een reactie. Van Haersolte<br />

bezocht de professor die herhaalde dat hij er niets<br />

van begreep, en Van Haersolte de verzekering gaf<br />

dat de fatale koorts geen verband hield met<br />

Sophie's kwaal noch met het accident.<br />

Kort daarna arriveerde zus Annette uit Rotterdam.<br />

Zij dineerden met z'n allen, waarna Willem<br />

weer naar huis ging; naar zijn vrouw die bijna vijf<br />

maanden zwanger was van hun eerste kind.<br />

Annette hielp Caroline met het inpakken van<br />

Sophie's spullen. Haar kleding, boeken en borduurwerk,<br />

drankjes en pillen, en een aangebroken<br />

fles Eau des Cartnes. Het was een geurtje waar<br />

Sophie veel van gehouden had.<br />

Ook de volgende dag was er aanloop. Annette's<br />

man Albert Roest kwam naar Leiden. Hij<br />

bracht Annette naar de trein en nam Caroline mee<br />

voor een wandeling 'om haar wat lucht te doen<br />

scheppen'. Van Haersolte ontving zijn zwager de<br />

predikant Carel de Moen. Zij dronken samen<br />

thee. Later in de avond toen iedereen weer naar<br />

huis was en Caroline in bed lag, was Van Haersolte<br />

alleen.<br />

Hij beschreef Sophie's laatste levensdag aan<br />

zijn vrouw. Sophie was 'zonder lyden en geheel<br />

present van geest' overleden. Het was zo gauw<br />

gegaan dat zij het zelf niet had bemerkt. Zij had<br />

niet geweten 'dat het sterven is'. Zij lag met een<br />

kalm gezicht en met een glimlach op de lippen in<br />

de kussens. 'Geen de minste teekens van lyden'.<br />

Sophie's moeder had het zwaar met de dood van<br />

haar oudste kind. Eerst ontving zij telegram na<br />

telegram met onheilstijdingen; het laatste met de<br />

bevestiging van haar bange vermoedens. Troostrijke<br />

brieven konden het leed nauwelijks verzachten.<br />

Zij raakte enige dagen onwel.<br />

Van Haersolte kweet zich van alle financiële<br />

taken. 8 Hij betaalde de openstaande rekeningen<br />

van artsen en apotheek, van hotels, de wasvrouw,<br />

de ziekenverzorgster en de meid. Hij betaalde


Briefhoofd van de logementhouder<br />

en rijtuigenverhuurder<br />

T. Tenthof,<br />

die de koetsen en<br />

koetsier bij de begrafenis<br />

van Sophie verzorgde.<br />

(Familiearchief Van<br />

Haersolte, HCO)<br />

voor de verleende extra service en deelde fooien<br />

uit. Speciaal bedankte hij juffrouw Smits uit De<br />

Zon met vijfentwintig gulden als 'souvenir'.<br />

De begrafenis<br />

Van Haersolte liet het doodsbericht in Leiden<br />

bekend maken. De stad was 'vervult van het plotselinge<br />

en onverwachte sterfgeval' verzekerde hem de<br />

heer Rauwenhof. De bekendmaking te Zwolle werd<br />

in handen van de aanspreker Van Eijselsteijn gegeven.<br />

De begrafenis van Sophie werd vastgesteld op<br />

donderdagochtend om acht uur. Van Haersolte had<br />

besloten dat Sophie werd bijgezet in het graf van tante<br />

Henriëtte 'die zy zoo liefhad' gehad. Hij kocht een<br />

doodskist, huurde een lijkbezorger en een wagen van<br />

het Hollands Spoor; het lijk van Sophie werd met de<br />

laatste avondtrein naar Zwolle gebracht.<br />

Voor de begrafenis te Zwolle huurde Van<br />

Haersolte twee volgkoetsen bij het logement van<br />

de heer Tenthof, elk met twee koetsiers. De kist<br />

was bedekt door een rouwkleed en rustte op een<br />

baar. Twaalf dragers in eerste klasse rouwmantels<br />

gehuld en met witte handschoenen droegen Sophie<br />

naar haar laatste rustplaats op de begraafplaats<br />

Bergklooster. Van Haersolte, Sophie's beide<br />

broers en haar zwager volgden de baar. Haar oom,<br />

de predikant Carel de Moen was ook naar Zwolle<br />

gekomen. Het was geen gewoonte dat er dames in<br />

de lijkstoet meegingen. Alle kinderen kregen een<br />

geldbedrag van hun vader voor het dragen van<br />

rouw. 9<br />

vi/i. cl e. .i-oi_a.u^w t^j de o?cu) (e Kvp oox b .<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Johan Christiaan van Haersolte vroeg zich<br />

treurig af wie als tweede uit het gezin zou volgen<br />

nu er één schakel 'in onze familie ketting gebroken<br />

is'. Het werd zijn echtgenote, zijn 'Lieve Truitje'.<br />

Zij volgde haar dochter Sophie een jaar later in het<br />

graf.<br />

Bron<br />

De gegevens zijn tenzij anders vermeld afkomstig uit<br />

het <strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong> Familiearchief Van<br />

Haersolte (237.1), inv. nrs. 112, 113, 119, 121, 178, 179,<br />

182,189 en 207.<br />

Noten<br />

1. Nederland's Adelsboek 1994, 68.<br />

2. Anna Adriana (Annette) de Vos van Steenwijk was<br />

een zus van de bruid, zij was getrouwd met haar volle<br />

neef Reint de Vos van Steenwijk.<br />

3. Van Haersolte hield van het eerste gedeelte van de<br />

reis een dagboek bij: <strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong><br />

FA Van Haersolte (237.1), inv. nr. 112. Het journaal<br />

is onlangs uitgegeven als deel 11 in de reeks <strong>Overijssel</strong>se<br />

handschriften: M.L.Hansen, Aller Treffendst en<br />

Stout. De huwelijksreis van J.C. baron van Haersolte<br />

naar Duitsland, Zwitserland en Italië in 183/. Epe<br />

<strong>2002</strong>.<br />

4. Th.H. von der Dunk, 'De ontdekking van de Alpen.<br />

Alpinisme en Alpentoerisme tot de late achttiende<br />

eeuw', in: Opossum, jaargang 4, nummer 13^4 (zomer/herfst<br />

1994), 8396.<br />

5. Louise (1840), Annette (1842), Willem (1845), Caroline<br />

(1846), Betje (1848), Henriëtte (1851), Johan<br />

(1854) en Geertruid (1861).<br />

6. Het formaat van de aquarel was 16 x 13 cm. De maker<br />

is onbekend. De crayontekening van A.F.C.<br />

Hoffman is uit 1852, en was 26 x 20 cm. groot. Beide<br />

portretjes van Sophie en ook dat van haar zusje<br />

zijn in 1945 verbrand (Iconografisch Bureau).<br />

7. Waarschijnlijk bekenden die in Leiden woonden. In<br />

1786 was ene Rauwenhof burgemeester te Elburg.<br />

8. Naar aanleiding van de verzorging, de behandeling<br />

en de begrafenis van Sophie ontving Van Haersolte<br />

meer dan vijftig rekeningen, met een totaal bedrag<br />

van ruim drieduizend gulden.<br />

9. De getrouwde kinderen (Willem en Annette) kregen<br />

elk tweehonderdvijftig gulden, en de ongetrouwde<br />

kinderen (Louise, Caroline, Betje en Henriëtte)<br />

kregen elk tweehonderd gulden. Voor Johan<br />

en Geertruid, allebei nog minderjarig, betaalde Van<br />

Haersolte waarschijnlijk zelf.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 73<br />

Werd vervolgd: Een oude dienstmakker<br />

In het Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift van december<br />

2000 schreef ik over mijn grootvader Klaas<br />

Coster (1892-1965) uit Staphorst en zijn oude<br />

dienstmakker Hendrik Nijmeijer. In de (meestal<br />

sterke, maar voor mij fantastische) verhalen over<br />

mijn grootvaders diensttijd was Nijmeijer één van<br />

de personages. Ik wilde daarom graag meer over<br />

hem weten.<br />

Blijkens het opschrift van een foto die ik vond<br />

tussen de oude papieren was hij afkomstig uit<br />

Westenholte. Nadere informatie leerde dat hij was<br />

geboren op 7 november 1892 en in 1920 getrouwd<br />

met Geertruida Hendrika Buijn. Nijmeijer was<br />

toen inmiddels arbeider bij de Gemeentereiniging<br />

in Zwolle.<br />

Krabbelaar<br />

Het artikel met de vraag om informatie in het<br />

ZHT werd op 12 januari 2001 opgepikt door<br />

'Krabbelaar' in de Zwolse Courant. Het leverde in<br />

eerste instantie weinig op. Maar in juli kreeg ik<br />

dankzij deze rubriek contact met de enige nog<br />

levende dochter van Nijmeijer. Via deze mevrouw<br />

J.L. van Houten-Nijmeijer en haar echtgenoot<br />

H.J.A. van Houten in Warnsveld kwam er een<br />

schat aan informatie los.<br />

Mijn vader, zo schreef Van Houten mij, was<br />

samen met Nijmeijer in Ede opgekomen voor<br />

dienst bij de Landstorm. Beiden kregen ze hun<br />

eerste opleiding bij de cavalerie en later kwamen<br />

ze terecht rondom Leiden, waar ze paarden moesten<br />

africhten voor zowel het berijden als het trekken<br />

van kanonnen (in het leger 'stukken staal'<br />

genoemd). Deze paarden werden tijdens de Eerste<br />

Wereldoorlog via Ierland aangevoerd uit Amerika,<br />

na een, vanwege de Duitse duikboten, gevaarlijke<br />

tocht over zee.<br />

Nijmeijer verdiende graag een centje bij met<br />

de handel in koeken. Ondertussen vond hij ook<br />

nog de tijd om in Leiden zijn toekomstige vrouw<br />

te leren kennen. Hij keerde terug naar zijn geboorteplaats<br />

en trouwde, zoals gezegd, in 1920. Binnen<br />

vier jaar werden er drie kinderen geboren, waarna<br />

Nijmeijer van zijn vader het dringende advies<br />

kreeg eerst maar eens 'pas op de plaats' te maken.<br />

'Gevolg: dochter Johanna Lucia werd acht jaar<br />

later, 8 juli 1931, geboren'.<br />

Op 3 april 1918 (dus nog vóór het einde van de<br />

oorlog) was Nijmeijer in dienst gekomen van de<br />

Gemeente Zwolle. Op 1 mei 1919, zo blijkt uit zijn<br />

personeelsdossier, werd hij op proef aangesteld<br />

als voerman bij de Gemeentereiniging met een<br />

weekloon van twintig gulden. Een jaar later kwam<br />

hij in vaste dienst tegen een loon van f 24,75 P er<br />

week. Weer drie jaar later werd hij naast zijn werk<br />

als voerman in tijdelijke dienst benoemd tot ontsmetter<br />

bij de oven van de gemeentelijke ontsmettingsdienst.<br />

Ovenontsmetter<br />

Tot zijn taak behoorde ook het ontsmetten van<br />

woningen en vaartuigen en van goederen in de<br />

ontsmettingsinrichting van het Sophia ziekenhuis.<br />

Voor dit werk kreeg hij vijftien cent per uur,<br />

boven zijn gewone loon. Ondanks de aantrekkelijke<br />

financiële regeling vroeg hij in 1926 ontslag als<br />

ontsmetter, omdat hij het bezwaarlijk vond telkens<br />

aan zijn gewone werk onttrokken te worden.<br />

Hij was inmiddels chauffeur op een vuilnisauto en<br />

het werk als ontsmetter kostte hem ongeveer een<br />

dag in de week. Hoewel zijn collega Beldman het<br />

werk wel wilde overnemen, werd het ontslag aan<br />

Nijmeijer niet verleend.<br />

De ambtenaar DJ. Sollaart, die was belast met<br />

de leiding van de gemeentelijke ontsmettingsdienst,<br />

gaf namelijk een negatief advies aan B en<br />

W. Het werk van de ontsmetter was volgens hem<br />

zeer verantwoordelijk en kon niet zomaar door<br />

Wim Coster


74<br />

iemand anders worden overgenomen. Zeker niet,<br />

omdat de oven al verouderd was en niet voldeed<br />

aan de eisen des tijds. (!) 'Nijmeijer kent hiervan al<br />

de eigenaardigheden,' schreef Sollaart, 'bovendien<br />

krijg ik zelf al genoeg aanmerkingen te hooren op<br />

de ovenontsmettingen, die indirect tot mij komen<br />

en niet zijn te controleeren, maar door het publiek<br />

gaarne worden verspreid.'<br />

Nijmeijer had zich maar te schikken naar de<br />

wensen van zijn superieur. Nog twintig jaar ging<br />

hij daarmee door, tot er in 1946 een einde aan<br />

kwam. Volgens de directeur van de Gemeentereiniging<br />

veroorzaakten de vrijkomende dampen<br />

van de stoom- en formalineontsmettingen bij Nijmeijer<br />

hevige benauwdheden op de borst. Na zijn<br />

'tijdelijk' dienstverband kreeg hij daarom op 11<br />

februari 1946 eindelijk het lang verwachte ontslag<br />

als ontsmetter. Drie weken later werd hij bevorderd<br />

tot chauffeur 1ste klasse. (Van het werken<br />

met de kwalijke dampen heeft hij volgens zijn kinderen<br />

verder nooit nadelige gevolgen ondervonden).<br />

Op 7 november 1957, dus op zijn 65ste verjaardag,<br />

verliet hij de gemeentelijke dienst. Hij verdiende<br />

op dat moment f 78,72 per week. Bij zijn<br />

afscheid ontving hij van de Gemeente een tinnen<br />

bord (geleverd door H. Kamphof Luttekestraat<br />

14). Zijn echtgenote was het jaar tevoren overleden.<br />

Nog ruim 37 jaar kon hij genieten van zijn<br />

pensioen. De oudste drie van zijn vier kinderen<br />

overleden vóór zijn honderdste verjaardag. De dag<br />

waarop hij die mijlpaal bereikte, begon Nijmeijer<br />

met de woorden 'op naar de tweehonderd'. Hij<br />

wandelde rond die tijd nog regelmatig van het<br />

bejaardencentrum de Polbeek in Zutphen naar<br />

zijn dochter in Warnsveld.<br />

Op 12 juni 1994 overleed hij, op de leeftijd van<br />

101 jaar. *<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Werd vervolgd<br />

Zoals uit bovenstaande mag blijken kreeg ik op de<br />

vraag uit mijn artikel van december 2000 een<br />

alleszins bevredigend antwoord en werd mijn<br />

grootvaders dienstmakker een man van vlees en<br />

bloed. Maar daardoor ontstonden wel nieuwe,<br />

boeiende, vragen. Hoe en waar functioneerde de<br />

gemeentelijke ontsmettingsdienst en wat was er<br />

toch aan de hand met die oven?<br />

Met belangstelling kijk ik uit naar een artikel<br />

waarin op die vragen antwoorden worden gegeven!<br />

De kans is groot, dat ook die antwoorden<br />

weer vragen opleveren. En: daarmee zou een nieuwe<br />

rubriek in dit tijdschrift geboren kunnen zijn:<br />

Werd vervolgd.<br />

Met dank aan de heer en mevrouw van Houten-Nijmeijer<br />

te Warnsveld en aan Wim Huijsmans, werkzaam<br />

op het <strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong>. Hij<br />

verschafte de genealogische informatie voor het<br />

eerste artikel en maakte een samenvatting van het<br />

nog bewaard gebleven en niet openbare personeelsdossier,<br />

berustend op het Stadhuis. Dit dossier zal<br />

op korte termijn worden vernietigd. Hoewel wettelijke<br />

richtlijnen dit voorschrijven, valt het mijns inziens<br />

toch te betreuren, dat dergelijke stukken systematisch<br />

de papiervernietiger ingaan. Ze kunnen<br />

immers belangwekkende informatie verschaffen en,<br />

zoals in dit geval, een (aanvullend) beeld geven van<br />

arbeidsomstandigheden en voorwaarden. Maar de<br />

gedachte aan enige selectie vooraf, bijvoorbeeld<br />

door medewerk(st)ers van het HCO, zal waarschijnlijk<br />

overeenkomen met een illusie.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 75<br />

Recent verschenen<br />

Amsman, Michael (red.), Zwolle mijn stad: een<br />

stadswandeling van A naar Z, Zwolle 2000 .<br />

Losbladige uitgave waarvan inmiddels deel 17<br />

(St-Ti) is verschenen.<br />

Beek, H.J. van (red.), Boeren, burgers en buitenlui:<br />

supplement op kwartierstaten uit het gebied van de<br />

NGVafdelingIJssellanden, Zwolle 2001.<br />

Aanvulling op het in 1992 door de afdeling uitgebrachte<br />

eerste kwartierstatenboek: Boeren, burgers<br />

en buitenlui.<br />

Bethlehem, Bart... [et al.] (tekst), 225 Jaar oliemolen<br />

'De Passiebloem', Zwolle 2001 (Informatieblad<br />

Monumentenzorg en Archeologie in Zwolle; nr.<br />

26).<br />

Clevis, Hemmy, Zwolle ondergronds: zeven blikvangers<br />

van archeologische vondsten in Zwolle,<br />

Zwolle 2001.<br />

Coster, Wim, Kort krediet: een geschiedenis van de<br />

Bank van Lening, de Kredietbank en de Stadsbank<br />

van Zwolle, 1636-1999, Zwolle 2001<br />

Beschrijving van de wederwaardigheden van<br />

een kleine vier eeuwen Zwolse volkskredietverstrekking.<br />

Coster, Wim (red.), Een kleine staalkaart van het<br />

Zwols industrieel erfgoed, Zwolle [etc] 2001,<br />

(Zwolse <strong>Historisch</strong>e Reeks; nr. 2), (Publicaties<br />

van de IJsselacademie; nr. 142).<br />

Dibbets, G.R.W., Predikant en toerist: het dagboek<br />

van Joannes Vollenhove, Engeland 17 mei — 30 oktober<br />

1674, Hilversum 2001.<br />

'Journael' van de domineedichter dat hij bijhield<br />

tijdens zijn verblijf in Engeland dat hij met<br />

de ambassade in 1674 bezocht na het beëindigen<br />

van de Derde Engelse Oorlog.<br />

Joannes Vollenhove die leefde van 1631-1708<br />

was ondermeer predikant te Zwolle.<br />

Dynamiek van Oud & Nieuw. Zwols monumenten<br />

en archeologiebeleid na de eeuwwisseling. Zwolle<br />

2001.<br />

Uitgave van de Gemeente Zwolle. Hierin<br />

wordt uitleg gegeven over het Zwols cultuurhistorisch<br />

beleid en wordt informatie gegeven over<br />

onderhoud, restauratie en verbouw, vergunningen<br />

en subsidies.<br />

Erdtsieck, J, J.M. de Ruiter en M.P. Logtenberg,<br />

Koninklijke instrumenten rond de Peperbus, Kampen<br />

2001. (Publicaties van de IJsselacademie; nr.<br />

145)-<br />

Gelderen, Jaap van (red.), Cruuthof: opstellen voor<br />

Kees de Kruijter, Kampen 2001.<br />

Vriendenboek voor Kees de Kruijter (1941),<br />

een Zwolse jongen, die in juni 2001 afscheid nam<br />

als actuarius: 'ambtelijk secretaris van de gereformeerde<br />

synode'.<br />

Grenzen: verhalen en gedichten in de streektaal ,<br />

Kampen 2001 (Publicaties van de IJsselacademie;<br />

nr.139).<br />

Uitgave waarin o.a. verhalen van Tonnie Veldkamp<br />

en Minke Kraijer, in Zwols dialect, opgenomen<br />

zijn.<br />

Haan, Jaap de, Tussen Vecht en dal: een historische<br />

reis van Coevorden naar Zwolle in 1843, Enschede<br />

2000.<br />

In modern Nederlands omgezet verslag van<br />

een reis door drie heren per postkoets van Coevorden<br />

naar Zwolle in 1843, voorzien van een<br />

hedendaagse toelichting.<br />

Marieke Schaap-<br />

Steegmans


Deze uitgave is een bewerking van: Een<br />

Drentsch gemeenteassessor met zijne twee neven<br />

op reis naar Amsterdam in 't voorjaar van 1843,<br />

Groningen 1845.<br />

Kook, Mareen ... [et al] (rapportagecommissie),<br />

Rapportage Kwaliteitspanel Holtenbroek: resultaten<br />

onderzoek 2000, Zwolle 2001.<br />

Resultaat van een onderzoek dat door de<br />

bewoners van Holtenbroek is gehouden naar<br />

overlastbeleving in hun wijk.<br />

Streng, J.C., Vrijheid, gelijkheid, broederschap en<br />

gezelligheid. Het Zwolse Sint Nicolaasgilde tijdens<br />

het ancien régime. Hilversum 2001.<br />

Veen, Willem van der, Zwolle in de achteruitkijkspiegel,<br />

deel 3, Zwolle cop. 2001.<br />

Deel drie van de herinneringen van journalist<br />

Willem van der Veen.<br />

Verbeek, Astrid (red.), 75 jaar SV Zwolle: jubileumkrant<br />

juni 1926 -juni2001, [Zwolle] 2001.<br />

Verdaas, Co ... [et al.] (tekstbijdragen), De staat<br />

van de stad: het Zwolse verhaal 'Gewoon blijven<br />

bewegen', Zwolle 2001.<br />

Uitgave van de Gemeente Zwolle naar aanleiding<br />

van de studiedag op 29 maart 2001 waarin de<br />

Zwolse aanpak ten aanzien van de stedelijke ontwikkeling<br />

centraal stond.<br />

Wetering, Jan van de, Vergeten levens, Geschiedenissen<br />

van het Sallandse land. Kampen 2001.<br />

(Publicaties van de IJsselacademie: nr. 144).<br />

Aan de hand van de wederwaardigheden van<br />

een aantal Sallandse families wordt het dagelijks<br />

leven in plaatsen als Wilsum, Zalk en Dieze<br />

beschreven, met nadruk op de achttiende en<br />

negentiende eeuw.<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Oproep: foto van een Schutte bus met gasgenerator<br />

gezocht<br />

Hans Schutte is een boekje aan het samenstellen<br />

over personeel en materieel van het gelijknamige<br />

Zwolse busbedrijf. De tekst zal van de<br />

hand van Willem van der Veen zijn, terwijl<br />

Bert Evenboer het boekje uitgeeft. Wat er nog<br />

ontbreekt is een foto uit de oorlogsjaren van<br />

een bus met een gasgenerator. Wie heeft nog<br />

zo'n foto voor ons?<br />

Hans Schutte, Weteringpark io, 8025 AM<br />

Zwolle, 038-4533566.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 77<br />

Boekbesprekingen<br />

Bert Jan Hartman, Illegaliteit in Zwolle 1940-1945.<br />

De effectiviteit van het illegale werk (Zwolle 2000)<br />

98 p. [Uitgave in eigen beheer; in te zien bij het<br />

<strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong>].<br />

De fascinatie voor de Tweede Wereldoorlog is in<br />

sterke mate gericht op twee beeldbepalende elementen:<br />

het verzet en de jodenvervolging. Ook in<br />

lokaal historisch onderzoek gaat de belangstelling<br />

hier veelal naar uit. De doctoraalscriptie waarmee<br />

Bert Jan Hartman zijn studie geschiedenis aan de<br />

Vrije Universiteit heeft voltooid, is gewijd aan de<br />

geschiedenis van het georganiseerde verzet in<br />

Zwolle, bekend onder de aanduiding 'illegaliteit'.<br />

Na een korte uitwijding over de door J.C.H.<br />

Blom aangezwengelde goed- fout discussie, geeft de<br />

auteur aan dat er nog het nodige lokale onderzoek<br />

in Zwolle valt te verrichten. Niettemin leunt het<br />

door hem vervaardigde overzicht sterk op het eerder<br />

verschenen werk van Hilbrink en Ribbens en de<br />

door hen geraadpleegde bronnen. Van de drie<br />

interviews die de auteur met betrokkenen heeft<br />

gehouden, is weinig terug te vinden in de tekst. Tot<br />

nog toe onbestudeerd gebleven archieven met relevant<br />

materiaal zijn blijkbaar niet gevonden. De<br />

bekende collecties van het Gemeentearchief Zwolle<br />

(tegenwoordig HCO), het NIOD (merkwaardig<br />

genoeg steeds NVO genoemd) en het Ministerie<br />

van Defensie duiken ook hier weer op.<br />

Het bescheiden streven van Hartman is het in<br />

kaart brengen van de effectiviteit van de Zwolse<br />

illegaliteit. Impliciet formuleert hij als doel van de<br />

illegaliteit het afbreuk doen aan het optreden van<br />

de Duitse bezetter, die vier doelstellingen kende in<br />

zijn beleid. Het betrof de gelijkschakeling van<br />

Nederland tot een nationaalsocialistische steunpilaar,<br />

de exploitatie van het Nederlands economisch<br />

potentieel, de deportatie van joden en<br />

zigeuners en het voorkomen van steunverlening<br />

aan vervolgde groepen. De laatste doelstelling<br />

wordt een pagina verderop ook ietwat slordig,<br />

want feitelijk alle doelstellingen overkoepelend<br />

omschreven als het ongestoord kunnen uitvoeren<br />

van het politieke en ideologische beleid. In zijn<br />

conclusie over de effectiviteit van de Zwolse illegaliteit,<br />

die nauwelijks afwijkt van het landelijke<br />

beeld, doet Hartman duidelijke maar weinig verrassende<br />

uitspraken. De gelijkschakeling is mislukt,<br />

maar de illegaliteit heeft hierin een beperkte<br />

rol gespeeld. De inspirerende rol van de ondergrondse<br />

pers wordt wat dit betreft belangrijker<br />

geacht, al wordt in deze studie niet ingegaan op<br />

het bereik van bladen als De Stem van Londen.<br />

Ook op het terrein van de economische uitbuiting<br />

kon de illegaliteit niet bogen op een groot aantal<br />

opzienbarende resultaten, al wisten veel arbeidskrachten<br />

op door de illegaliteit verzorgde locaties<br />

onder te duiken. Pogingen om de jodenvervolging<br />

te weerstaan waren zelfs nog minder succesvol.<br />

Daarentegen zou van de vierde doelstelling van de<br />

nazi's (het ongestoord uitvoeren van hun beleid),<br />

zeker in Zwolle, niets terecht zijn gekomen. Deze<br />

laatste conclusie van de auteur is te ongenuanceerd.<br />

De hulp aan piloten mag redelijk succesvol<br />

zijn geweest - al heeft Hartman ongelijk met zijn<br />

bewering dat er in de omgeving van Zwolle nooit<br />

piloten zijn opgepakt - de georganiseerde hulp aan<br />

de vervolgde joden was, met name in de eerste<br />

helft van de bezetting, zeer gering. Hartman gaat<br />

grotendeels voorbij aan het feit dat de bestaande<br />

afwijzende houding tegenover het nazisme niet<br />

automatisch heeft geleid tot verzet in al dan niet<br />

georganiseerde vorm. Hij benadrukt enkele malen<br />

de antinationaal-socialistische opvattingen die<br />

ook al voor de oorlog in Zwolle geuit werden. Hij<br />

maakt echter niet precies duidelijk in hoeverre een<br />

direct verband valt te leggen met het optreden van<br />

de latere illegaliteit.


Bij het bestuderen van de illegaliteit heeft de<br />

auteur zich voornamelijk beperkt tot de vier<br />

grootste organisaties in Zwolle: de OD, de LO, de<br />

Groene (waarvan hij de medewerkers eerst typeert<br />

als gematigd links en vervolgens elke politieke<br />

binding ontkent) en de BS. Hij beschrijft deze<br />

groeperingen op ordelijke en vrij adequate wijze<br />

maar brengt nauwelijks nieuwe gegevens boven<br />

water. Wellicht was het interessanter geweest<br />

indien Hartman zich meer had gericht op de kleinere<br />

verzetsgroeperingen (zoals die waarin de<br />

door Hartman wel genoemde maar onjuist gespelde<br />

Eddy van den Berg een rol speelde), waar de<br />

auteurs van voorgaande publicaties slechts in<br />

beperkte mate aan zijn toegekomen. Daarover vallen<br />

wellicht nog nieuwe gegevens te achterhalen.<br />

De nu gepresenteerde bevindingen over de effectiviteit<br />

van de illegaliteit voegen helaas weinig toe<br />

aan de bestaande kennis.<br />

Kees Ribbens<br />

Wim Coster (red.) Gerrit van der Kooy, Jos Norp,<br />

Peter Renckens, Carnaval in Sassendonk. 4 x 11 jaar<br />

rond De Eileuvers. Kampen, IJsselacademie 2001.<br />

144 blz. ISBN 90 66971223. Prijs € 18,13.<br />

Je kijkt er tijden van tevoren naar uit, of je kijkt<br />

met enige verbazing en meewarigheid naar die<br />

verklede gekken die zich in februari een paar<br />

dagen lang lopen uit te sloven. Veel andere opvattingen<br />

over carnaval bestaan er waarschijnlijk<br />

niet. Het is duidelijk dat tenminste drie van de<br />

auteurs enthousiaste carnavalsvierders - en Eileuvers<br />

- zijn: Gerrit van der Kooy en Jos Norp zijn<br />

allebei prins carnaval geweest en Peter Renckens<br />

heeft allerlei functies binnen de Eileuvers gehad.<br />

Bovendien heeft hij met een vorstelijke broer ook<br />

een beetje prinselijk bloed in de aderen stromen.<br />

Die betrokkenheid heeft zeker voordelen. Na<br />

een inleiding van Wim Coster beschrijven de drie<br />

heren met verve en kennis van zaken het ontstaan<br />

en het reilen en zeilen van 44 jaar De Eileuvers.<br />

Om het zottengetal in ere te houden, vieren carnavalsverenigingen<br />

hun jubilea om de elf jaar. Jos<br />

Norp beschreef de twee eerste perioden, Peter<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Renckens de periode 1979-1990 en Gerrit van der<br />

Kooy de jaren 1990-2001.<br />

De Eileuvers kwamen voort uit een samenwerkingsverband<br />

van verschillende katholieke verenigingen.<br />

In 1956 staken een paar leden van de<br />

Rooms Katholieke Sportclub Zwolle en van de<br />

Katholieke Jongeren Middenstandsvereniging de<br />

koppen bij elkaar. Resultaat was een gezamenlijke<br />

feestavond op 3 maart 1957, die alleen toegankelijk<br />

was voor katholieken.<br />

Het volgende jaar werd de organisatie uitgebreid.<br />

De 'hogere regionen' van katholiek Zwolle<br />

bleken echter geen prijs te stellen op een gezamenlijke<br />

carnavalsviering. Zo wilde kapelaan Bos, de<br />

geestelijk adviseur van het Katholiek Jongeren<br />

Contact, liever zicht houden op de katholieke<br />

jeugd. Het KJC vierde dus zelf feest. Contacten<br />

met de inmiddels in 1962 officieel opgerichte Carnavalsverenigng<br />

De Eileuvers, bleven beperkt.<br />

Wel brachten De Eileuvers in 1964 een bezoek aan<br />

het feest van het KJC.<br />

Hoe de feesten verliepen, wie er allemaal kwamen<br />

en hoe de stemming was, blijft een beetje<br />

onduidelijk. Een klein tipje van de sluier wordt<br />

opgelicht door de tekst van een uitnodiging die De<br />

Eileuvers in 1964 aan het Zwolse bedrijfsleven<br />

richtte. Het feest was niet bedoeld Voor teenagers<br />

en twennies. (...) carnaval is voor de betere middengroepen<br />

met een leeftijdsgrens zo vanaf 30<br />

jaar'. Meer een dansavond dus met een dansorkest.<br />

In de jaren zestig mocht de boerenkapel<br />

D'Heigeneimers de muziek tijdens de polonaise<br />

verzorgen. Gezongen werd er ook. Jaarlijks werd<br />

een lied met de hele zaal ingestudeerd. Het lied uit<br />

1962 'Ik ben een Zwollenaar' is inmiddels uitgegroeid<br />

tot een soort Zwols volkslied.<br />

Heel geleidelijk groeide het carnaval. In de<br />

jaren zestig gingen De Eileuvers zich bezighouden<br />

met het bejaardencarnaval. Ook kwam er een kindercarnaval<br />

waarbij de kinderen vanuit de Zwolse<br />

clubhuizen in optocht naar de binnenstad trokken.<br />

De naam Sassendonk dateert uit 1970. In<br />

november deden de toenmalige prins en zijn adjudanten<br />

een inval in de raadsvergadering. Daar<br />

werd vervolgens geproclameerd dat Zwolle tijdens<br />

de carnavalsperiode omgedoopt zou worden tot<br />

Sassendonk.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 79<br />

Een paar jaar later kreeg Sassendonk voor het<br />

eerst een Stadsprins. Deze werd toen nog gekozen<br />

door De Eileuvers en D'Oelewappers, een andere<br />

carnavalsvereniging. Het jaar daarop was het<br />

gedaan met de samenwerking: de stadsprins was<br />

een Eileuver en D'Oelewappers hadden een eigen<br />

prins.<br />

Sinds de jaren zestig komt de prins jaarlijks<br />

met een speciale trein op het station in Zwolle aan.<br />

Nadat hij daar door een steeds toenemend aantal<br />

carnavalsverenigingen is verwelkomd, gaat de<br />

tocht naar het stadhuis. Daar worden de prins en<br />

zijn gevolg ontvangen door de burgemeester, die<br />

de stadssleutel aan de prins overhandigt. Op dinsdagavond<br />

geeft de prins de stadssleutel weer terug.<br />

Afgezien van deze 'officiële' handelingen, kwamen<br />

er meer en meer nieuwe festiviteiten. De<br />

optocht is voor de niet-carnavalvierende Zwollenaren<br />

het meest opvallende element. Andere<br />

zaken zoals het Zotte Ermenieën Konkoers en het<br />

Concours d'Ouwe'oer vonden en vinden plaats in<br />

besloten gezelschap. De traditionele carnavalslocaties<br />

zoals Suisse en de (Nieuwe) Buitensociëteit,<br />

kregen gezelschap van vele kroegen. Desondanks<br />

ontstond in de jaren negentig een capaciteitsprobleem<br />

en stonden er voor sommige café's lange<br />

rijen wachtenden. Burgemeester Hermans liet<br />

weten dat degene die een feesttent in de stad liet<br />

neerzetten, op zijn steun kon rekenen. Aanvankelijk<br />

was niet iedereen gelukkig met dat initiatief.<br />

Toch beviel de tent die vanaf 1994 op het Grote<br />

Kerkplein verscheen zo goed, dat het een jaarlijks<br />

terugkerende carnavalsaccommodatie is geworden.<br />

Het boek eindigt met een korte beschouwing<br />

over de veranderingen binnen De Eileuvers en het<br />

Zwolse carnaval. Aanvankelijk was het een feest<br />

met uitsluitend binnenactiviteiten voor de eigen<br />

leden. Later kwamen er steeds meer mensen die<br />

buiten verenigingsverband in café's carnaval vierden.<br />

De verenigingen behielden desondanks hun<br />

eigen feestavonden en activiteiten.<br />

Al met al is dit een heel lezenswaardig boek<br />

geworden met veel foto's. Alleen, de titel van het<br />

boek geeft niet aan waar het over gaat. Het boek<br />

gaat over De Eileuvers, niet over het Zwolse carnaval.<br />

Sterker, het boek gaat over de actieve leden<br />

van De Eileuvers. Er is weinig tot niets te vinden<br />

over spontane feestvierders, voorbereidingen<br />

voor de optocht of over origineel uitgedoste individuele<br />

Eileuvers. Hoeveel mensen deelnamen<br />

aan het carnaval en wat ze deden blijft onbekend.<br />

Van andere carnavalsverenigingen en van de vele<br />

muziekkapellen ontbreekt elk spoor. Aan het in<br />

1981 opgerichte overlegorgaan Gezamenlijke Carnavalsverenigingen,<br />

worden slechts 3,5 pagina's<br />

gewijd. Van de discussie die eind jaren negentig<br />

gevoerd werd over de opzet en mogelijke verbeteringen<br />

van de carnavalsviering, is helemaal niets<br />

terug te vinden. Hetzelfde geldt min of meer voor<br />

de foto's. Ook hier zijn veel Eileuvervorsten te<br />

bewonderen en veel officiële gebeurtenissen. De<br />

'gewone' carnavalsvierder blijft een beetje buiten<br />

beeld.<br />

Het boek is hierdoor wel een 'feest der herinnering<br />

en herkenning' geworden, zoals op de achterkant<br />

staat te lezen. Het zijn echter vooral de<br />

goede herinneringen van het Eileuvervorstendom.<br />

Ingrid Wormgoor


8o ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Mededelingen<br />

Rectificatie onderschrift<br />

In het vorige nummer van het Zwols <strong>Historisch</strong><br />

Tijdschrift, ZHT 19 nr. 1, is helaas een vervelende<br />

fout geslopen in het onderschrift bij de afbeelding<br />

van het schilderij van het glazenmakersgilde op<br />

pagina 24. De maker van het schilderij en lid van<br />

het gilde Adrianus van Hulsbergen beeldde zichzelf<br />

niet staand af, maar zit links aan de tafel. Het<br />

onderschrift bij de schematische weergave van de<br />

geschilderde personen op pagina 25 is wel correct.<br />

Bestuurswisseling ZHV<br />

Op de jaarvergadering van de Zwolse <strong>Historisch</strong>e<br />

Vereniging op 24 april jl. werd afscheid genomen<br />

van drie bestuursleden: Aad Arendsen, Thijs van<br />

Ulsen en Jeanine Otten. De eerste twee traden<br />

wegens het voltooien van hun statutaire bestuurstermijnen<br />

af; Jeanine Otten heeft helaas haar<br />

bestuurszetel moeten opgeven vanwege verhuizing<br />

naar Friesland.<br />

Gelukkig kon in alle bestuursvacatures voorzien<br />

worden. Frank Oude Ophuis, docent geschiedenis,<br />

is benoemd tot nieuwe secretaris; mevrouw<br />

Ruth Tillema-Hanf, welbekend in Zwolle, is<br />

benoemd tot penningmeester en Pieter Winters,<br />

student journalistiek, tot gewoon bestuurslid.<br />

Publicaties Werkgroepen ZHV<br />

Op de jaarvergadering van de Zwolse <strong>Historisch</strong>e<br />

Vereniging werden ook de activiteiten van de<br />

werkgroepen nog eens belicht. Dankzij de Werkgroep<br />

Zwols Industrieel Erfgoed werd in september<br />

2001 de publicatie Een kleine staalkaart van het<br />

Zwols industrieel erfgoed uitgebracht. Dit boek<br />

geeft eerst een algemene rondgang door het Zwols<br />

industrieel verleden en biedt vervolgens deelstudies<br />

over industrie en scheepvaart, Zwolse bruggen,<br />

rijtuigbouw en wagenmakers, textiel, rijwielindustrie<br />

en -handel en tenslotte - inmiddels<br />

actueel - een geschiedschrijving van Schaepman's<br />

Lakfabrieken BV. Het boek, geredigeerd door<br />

Wim Coster en uitgebracht als deel twee in de<br />

Zwolse <strong>Historisch</strong>e Reeks, is rijk geïllustreerd.<br />

Alleen al dit aspect zal vele oudere Zwollenaren<br />

aanspreken, maar inhoudelijk verdient Een kleine<br />

staalkaart ook een ruim lezerspubliek.<br />

In april jl. werd bij de officiële opening van het<br />

nieuwe Eiland het boek Het oude Eiland, de verdwenen<br />

Jordaan van Zwolle gepresenteerd. Dit<br />

boek is de neerslag van het eerste project van de<br />

Werkgroep Zwolse Mondelinge Geschiedenis.<br />

Onder de bezielende leiding van coördinator en<br />

eindredacteur van het boek Jeanine Otten interviewden<br />

de leden van de werkgroep oudbewoners<br />

van het Eiland en omgeving en verrichten verder<br />

aanvullend onderzoek in archieven en literatuur.<br />

Het HCO verrichte daarbij hand en spandiensten.<br />

Het eindresultaat van deze gemeenschappelijke<br />

inspanningen is prachtig geworden; het boek geeft<br />

een beeld van het dagelijks leven op het Eiland<br />

Het oude Eiland<br />

DE VERDWENEN JORDAAN<br />

tlffitó<br />

VAN ZWOLLE Ar'


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 8l<br />

maar daarnaast komen ook de historische aspecten<br />

van het gebied aan de orde. Dankzij subsidie<br />

van ING Vastgoed Ontwikkeling BV kon het boek<br />

ook zeer fraai uitgevoerd worden.<br />

Beide genoemde boeken zijn verkrijgbaar in de<br />

boekhandel, de Kleine Staalkaart is met reductie<br />

voor leden van de ZHV ook te bestellen bij de<br />

ledenadministratie.<br />

Stedelijk Museum Zwolle:<br />

objecten uit Zwolle terug in museum<br />

Dat een officiële erkenning als museum met opname<br />

in het Museumregister geen garantie biedt tot<br />

voortbestaan, bewijzen de lotgevallen van de<br />

stichting Nederlands Meetinstituut, Museum IJkwezen<br />

in Delft. Dit museum had een grote collectie<br />

historisch belangrijke maten, gewichten, meet -<br />

en weegwerktuigen en ijkmateriaal. Het was<br />

ondergebracht in een vleugel van het Techniekmuseum.<br />

Aangezien de financiële ondersteuning van het<br />

museum werd stopgezet, is het opgeheven. Enkele<br />

medewerkers van het Instituut Collectie Nederland<br />

hebben de afbouw in goede banen geleid. Zij<br />

probeerden onderdelen van de collectie zoveel<br />

mogelijk op een historisch juiste plaats onder te<br />

brengen. Dat wil zeggen dat de 'originele' meter<br />

en de kilo op hun plaats zijn in de historische collectie<br />

van het Rijksmuseum. Voor wat Zwolle<br />

betreft behoorden een aantal voorwerpen die hier<br />

of gemaakt, of gebruikt zijn op het voormalige<br />

IJkkantoor tot de collectie van het museum. Het<br />

Stedelijk Museum Zwolle werd gepolst voor<br />

onderbrenging van dit deel van de collectie.<br />

Zo kwamen onlangs 58 voorwerpen, variërend<br />

van balansen, gewichten, pijlmaten en foto's van<br />

het Zwolse IJkkantoor terug naar Zwolle. De<br />

gewichten zijn gemaakt bij de firma G.J. Wispelwey<br />

& Co. en in de Ijzer en Metaalgieterij Sallandia<br />

van Schaepman en Helmich.<br />

Voorwerpen die niet in openbare collecties<br />

ondergebracht konden worden, zijn in april <strong>2002</strong><br />

bij Sotheby's in Amsterdam geveild.<br />

Een mooie aanvulling van een andere voormalige<br />

bedrijfstak ontving het museum in het voorjaar<br />

van 2001: een grote lithografie met het interieur en<br />

de gevel van de Stoom-Tabaksfabriek van de Wed.<br />

CD. van den Helm. Deze fabriek stond tussen<br />

Diezerstraat en Gasthuisplein. Ook drie oude<br />

pruimtabakspotten en twee gietijzeren beeldjes<br />

die aan de gevel waren bevestigd, behoorden tot<br />

deze schenking.<br />

Eén van de in Zwolle teruggekeerde foto's uit de collectie van het voormalige<br />

Museum IJkwezen: de opening van het IJkkantoor in de Govert Flinckstraat in<br />

Zwolle, 14 mei 1964. Op de voorste rij v.l.n.r.: de heer Van Weelden (plaatsvervangend<br />

hoofd personeelszaken Economische Zaken), de heer K.M.C. Zevenboom<br />

(directeur van het IJkkantoor Zwolle), burgemeester Roeien en mr. Gross<br />

(vertegenwoordiger Dir. Generaal voor Middenstand en Toerisme). Op de tweede<br />

rij, achter Roeien zit mr. J. ten Doesschate, secretaris van de Kamer van Koophandel.<br />

(Collectie Stedelijk Museum Zwolle)<br />

Index Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift<br />

Dr. BJ. Kam heeft de index van het Zwols <strong>Historisch</strong><br />

Tijdschrift bijgewerkt. Deze is op diskette of<br />

op cd-rom bij hem te bestellen, tel. 4214314, of via<br />

bjkam@home.nl


82 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Auteur Colofon<br />

Drs. Annèt H.M. Bootsma - van Hulten (1953) studeerde<br />

geschiedenis. Momenteel werkt zij als freelance<br />

historicus.<br />

Theo S. T. de Boer (1954) studeerde biologie aan de<br />

Vrije Universiteit. In 1978 startte hij een tweedehands<br />

boekenzaak in de Steenstraat te Zwolle. Deze<br />

zaak groeide uit tot het Antiquariaat Theo de Boer,<br />

Medicine 8t Science; een internet-antiquariaat gespecialiseerd<br />

in boeken over de geschiedenis van geneeskunde<br />

en natuurwetenschappen.<br />

Drs. Wim Coster (1953) is historicus en slavist. Hij is<br />

freelance publicist.<br />

Drs. Jan ten Hove (1960) studeerde geschiedenis te<br />

Groningen. Hij is werkzaam als zelfstandig histori-<br />

Wim A. Huijsmans (1948) is als medewerker verbonden<br />

aan het <strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong>.<br />

Marieke Schaap — Steegmans (1957) is als bibliothecaris<br />

verbonden aan het <strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong>.<br />

Dr. Kees (C.R.) Ribbens (1967) is historicus. Hij schreef<br />

ondermeer Bewogen Jaren, Zwolle in de Tweede<br />

Wereldoorlog. Ribbens promoveerde in 2001. Momenteel<br />

is hij als onderzoeker verbonden aan het<br />

Onderzoeksinstituut voor Geschiedenis en Cultuur<br />

van de Universiteit Utrecht.<br />

Drs. Ingrid Wormgoor (1956) studeerde geschiedenis.<br />

Momenteel werkt zij als freelance historicus.<br />

VAN<br />

BEEK<br />

Deze uitgave kwam mede tot stand<br />

dankzij een bijdrage van:<br />

'Van Beek Makelaardij'<br />

Terborchstraat 10 te Zwolle<br />

Het Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift is een uitgave van de<br />

Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging en verschijnt viermaal<br />

per jaar. Leden van de vereniging krijgen het tijdschrift<br />

gratis toegezonden.<br />

Bestuur Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />

H. Dijkstra, voorzitter<br />

F. Oude Ophuis, secretaris<br />

R. Tillema-Hanf, penningmeester<br />

G.J. van der Horst, M. van der Laan, M. Schneiders,<br />

P. Winters, leden<br />

Secretariaat Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging,<br />

postbus 1448,8001 BK Zwolle, telefoon: 038-4211695<br />

Ledenadministratie en bezorging tijdschrift:<br />

J. van Ulsen-Nijkamp, telefoon: 038-4654617<br />

Internet adres:<br />

www.zwolsehistorischevereniging.nl<br />

e-mail ZHV: info@zwolsehistorischevereniging.nl<br />

Financiën: girorekening Postbank: 5570775<br />

t.n.v. Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />

Tarieven lidmaatschap:<br />

65+ (wonend binnen Zwolle) en studenten € 18 /jaar<br />

overige leden € 22/jaar<br />

huisleden € 4 /jaar<br />

Redactie Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift<br />

A.H.M. Bootsma-van Hulten (eindredacteur),<br />

W. Cornelissen, E.A. van Dijk, I. Hermans,<br />

W.A. Huijsmans, M. van der Laan, H.A. Stalknecht.<br />

Redactieadres: Wipstrikkerallee 71,8023 DV Zwolle<br />

e-mail: annetbootsma@home.nl<br />

Vormgeving: Rob van den Elzen bNO (t)<br />

Vormgeving omslag: Buro 1 Hoog<br />

Opmaak: Different Design Deventer<br />

Druk: Waanders, Zwolle<br />

ISSN 0926-7476 © Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/<br />

of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie,<br />

microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande<br />

schriftelijke toestemming van de uitgever.


historisch centrum <strong>Overijssel</strong><br />

kijk ook op<br />

www.historischcentrumoverijssel.nl<br />

vooratte actuele informatie<br />

Te Koop gevraagd:<br />

<strong>Historisch</strong>e kantoorpanden<br />

bouwjaar voor 1900<br />

Inlichtingen: 038 42132 90<br />

Van der Reijd Makelaars B.V.<br />

VAN DER REIJD<br />

Makelaars B.V.<br />

VBOl MAKELAAR<br />

UDNBK4<br />

ADVERTENTIES<br />

We zijn net zo thuis<br />

in de buurt als u<br />

De Rabobank is een bank met een idee. Dat idee heet<br />

samenwerken. Met wortels in de plaatselijke gemeenschap<br />

hebben wij als geen ander een traditie van samenwerken<br />

en bouwen aan relaties.<br />

De Rabobank is een bank van mensen voor mensen.<br />

R$bobank<br />

Zwolle<br />

Daarom zijn wij niet alleen thuis in de<br />

financiële wereld, Maar ook bij u in de<br />

buurt. We weten wat er leeft, ook als<br />

het niet om bankzaken gaat. Kortom,<br />

we zijn net zo thuis in de buurt als u.<br />

ne "fHet Vliege>4\uys"<br />

55 Tel. 038-4221206<br />

8011 TM Zwolle Fax 038-4224318<br />

rdss,ex[& '-fc<br />

De. letterste Hof f ie. I/OA Z.uoUe....<br />

• Heeft V mak ie- i/iereti, wCULig-naax<br />

• Ë-lHe. QJM weZ-eMV nieuwe* expositie.<br />

E-en. pfl/ui w-fc<br />

• E-a een. «ertrawuite. plet «Kr de. 2.wolsa Utsioristbe. 'J&reniejpneff.<br />

E-ea owv ie


N<br />

mmer


Annèt Bootsmavan<br />

Hulten en<br />

Wim Huijsmans<br />

> fes. Ktiss, Amstaröarri. Ho. BOS!<br />

/-*.-<br />

AAN..<br />

86 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Drukwerk<br />

BRIEFKAART<br />

Algemeene Postve<br />

jjde. voor het adrc '<br />

(CA.HTE POSTALE)<br />

-• Universelle)<br />

Oude ViFtcbimirkt. ZWOLLE.!<br />

j B<br />

,.ilrul«iit','divr>Drdio<br />

trlt (taart IA<br />

CIMI poauli doorichfsppift<br />

ID allim<br />

naam in datun ir<br />

ip schiijm.<br />

(Collectie Stedelijk Museum Zwolle)<br />

Groeten uit Zwolle<br />

Prentbriefkaart Oude Vis(ch)markt<br />

De prentbriefkaart toont een prachtig tafereel van<br />

een rustige Oude Vismarkt met op de achtergrond<br />

de Grote Markt en de sociëteit De Harmonie. De<br />

Oude Vismarkt dankt zijn naam aan het feit dat<br />

hier tot 1792 de verkoop van vis plaats vond. Daarna<br />

werd de vis op het Rodetorenplein verkocht.<br />

Onder de Oude Vismarkt stroomde de Grote Aa,<br />

die rond 1860 gedempt werd.<br />

De foto is gemaakt op Koninginnedag. Dat<br />

feest werd vanaf 1898 gevierd op 31 augustus. Vele<br />

vlaggen met wimpels sieren de huizen. Het is hoog<br />

zomer; de man met de mand loopt in hemdsmouwen<br />

over straat en de bomen zitten volop in het<br />

blad.<br />

Het straatbeeld werd nog niet verstoord door<br />

schreeuwende reclames en flikkerende neonverlichting.<br />

De enige reclameuiting bestond uit het<br />

aanbrengen van een uithangbord, zoals links op<br />

de voorgrond: Paul van Hulzen, beddenfabriek.<br />

Rechts zien we op het uitspringende pand Oude<br />

Vismarkt 7 tussen de eerste en tweede verdieping<br />

de naam F.J. Schoemaker. Dit was een stoommeubelfabriek.<br />

We zien de in 1901 gemoderniseerde<br />

gevel. Na een brand in 1907 werd het pand nogmaals<br />

verbouwd en door architect M. Meijerink in<br />

Jugendstil opgetrokken. Meer over de geschiedenis<br />

van de firma Schoemaker kunt u lezen vanaf<br />

pagina 103 in dit themanummer.<br />

Uit het pand van Schoemaker en de adreszijde<br />

van de kaart valt op te maken dat de opname tussen<br />

1901 en 1905 gemaakt is. Vanaf 1905 is de adreszijde<br />

van prentbriefkaarten in tweeën gesplitst: het<br />

rechterdeel voor adresgegevens, het linkerdeel om<br />

te beschrijven. Voor 1905 was de adreszijde uitsluitend<br />

bestemd voor het adres; vandaar dat op<br />

die prentbriefkaarten teksten op de voorzijde<br />

voorkomen.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

111<br />

Inhoud<br />

Groeten uit Zwolle Annèt Bootsma-van Hulten en Wim Huijsmans 86<br />

Zwolse koopmansgeest Redactioneel 88<br />

De Oude Gaper en de firma J. ten Doesschate<br />

Annèt Bootsma-van Hulten 89<br />

Tabaksfabriek Van den Helm Lydie van Dijk 93<br />

Doijer en Van Deventer, likeurstokerij en bitterfabriek<br />

Annèt Bootsma-van Hulten 98<br />

'Richt u in naar uw zin'de firma F.J. Schoemaker & Zn. (1843-1958)<br />

Miriam Schneiders 103<br />

Tingieterij Kamphof (1864-1938) Annèt Bootsma-van Hulten 108<br />

Biljartfabriek Princesse J.A. Hoffscholze Wim Huijsmans en<br />

Menno van der Laan 111<br />

Geweermakers aan de Luttekestraat, de firma H.J. Bremer<br />

Annèt Bootsma-van Hulten 115<br />

Gevavi Wim Huijsmans en Menno van der Laan 117<br />

Walter Stern Wil Cornelissen 119<br />

IJsmakers Talamini op de Grote Markt Jeanine Otten 122<br />

Smederij en rijwielhandel Tensen in Berkum Theo de Kogel 127<br />

Runhaar; specialist in zonweringen en rolluiken Wim Huijsmans 130<br />

Auteurs 134<br />

Omslag: De Oude Gaper, Diezerstraat 14, in volle bedrijvigheid in 1903. Duidelijk<br />

zijn de in de gevel ingehouwen woorden 'Drogerijen' en 'Verfwaren' te zien.<br />

(Particuliere collectie)


Redactioneel<br />

88<br />

Zwolse koopmansgeest<br />

Zwolle heeft bij sommigen altijd de naam<br />

gehad een beetje saaie ambtenarenstad te<br />

zijn. Dat beeld is zeker niet juist. Zwolle was<br />

van oudsher een Hanzestad maar vooral ook een<br />

regionaal centrum waar de handel floreerde. De<br />

industrie nam een bescheidener plaats in maar<br />

was wel degelijk aanwezig. Tegenwoordig zijn er<br />

in de industrie zelfs zo'n 9.000 arbeidsplaatsen<br />

voor handen en daarmee neemt deze bedrijfstak<br />

een volwaardige plaats in het arbeidsbestel in.<br />

Kenmerkend voor een middelgrote stad als<br />

Zwolle waren de vele bedrijven die ter plekke productie<br />

en handel combineerden. Sommige daarvan<br />

bestaan nog steeds. Het zijn de bedrijven die<br />

Zwolle in de vorige eeuw kleur hebben gegeven.<br />

De meeste waren gevestigd in de binnenstad en<br />

konden dan ook niet over het hoofd worden<br />

gezien. Vele Zwollenaren hebben herinneringen<br />

aan zo'n bedrijf.<br />

In het kader van het thema van Open Monumentendag<br />

<strong>2002</strong> ('Koopmansgeest') besteedt het<br />

Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift in een extra dik nummer<br />

aandacht aan Zwolse ondernemingen waarbij<br />

ambachtelijk vakmanschap en handel hand in<br />

hand gingen: ze combineerden in oorsprong een<br />

werkplaats met een winkel waar de producten ter<br />

plekke verkocht konden worden.<br />

De keuze van de beschreven bedrijven is verder<br />

tamelijk willekeurig en voor een deel bepaald<br />

door de beschikbaarheid van literatuur of archiefmateriaal.<br />

Sommige bedrijven bestaan nog, zoals<br />

Talamini, andere zijn reeds lange tijd opgeheven,<br />

zoals tingieter Kamphof. Sommige zijn eeuwenoud<br />

geworden, zoals drogisterij de Oude Gaper<br />

(vanaf 1782), andere zijn pas in 1937 gesticht (Walter<br />

Stern). Bijna allen waren in hartje binnenstad<br />

gevestigd, twee in Zwollerkerspel (smederij Tensen<br />

in Berkum en Gevavi in Westenholte).<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Eén ding hebben ze gemeenschappelijk: na de<br />

start was het jarenlang hard werken, waarna<br />

meestal een succesvolle uitbreiding volgde.<br />

Een niet onaanzienlijk deel van de starters<br />

kwam overigens van buiten Zwolle. Meubelmaker<br />

Schoemaker kwam uit Twello, Jurriaan ten Doesschate<br />

kwam uit Goor. Johannes Hoffschulte<br />

kwam in 1840 uit het Duitse Neuenhaus naar<br />

Zwolle, Heinrich Joseph Bremer kwam in 1865<br />

eveneens uit Duitsland en Walter Stern vluchtte in<br />

1936 voor de nazi's naar Nederland. Pietro Talamini<br />

vertrok in 1932 naar Nederland. En daarmee<br />

is het verhaal van de typisch Zwolse ondernemingen<br />

ook een beetje een verhaal van Zwolse nieuwkomers.<br />

Ondernemende types en harde werkers,<br />

die met hun specifieke kennis, zoals het maken<br />

van geweren maar ook ijs, iets wisten toe te voegen<br />

aan de plaatselijke cultuur.<br />

Tot de sanering in de jaren zestig waren vele<br />

bedrijven en bedrijfjes nog in de binnenstad<br />

gevestigd. De meesten kampten met ruimtegebrek,<br />

versnipperde huisvesting en werden geconfronteerd<br />

met verkeerstechnische problemen. De<br />

biljartfabriek Hoffscholze zat aan Achter de Broe-<br />

"ren. Likeurstokerij Doijer en Van Deventer (wie<br />

herinnert zich niet de penetrante zoete geur) had<br />

de hele hoek Gasthuisplein en Wolweverstraat in<br />

gebruik. En de 'markies van de Voorstraat', Runhaar,<br />

maakte, repareerde en verhandelde zijn zonweringen<br />

in de twee panden aan de Voorstraat en<br />

de Ossenmarkt. Vanaf de jaren zestig vestigden<br />

met name de bedrijven waarbij de winkelfunctie<br />

ondergeschikt was of was geworden, zich op nieuwe<br />

industrieterreinen en zijn daarmee een beetje<br />

uit het blikveld van de Zwollenaar verdwenen.<br />

Andere zijn er nog steeds. Samen hebben ze de<br />

geur en kleur van Zwolle bepaald en laten ze zien<br />

dat Zwollenaren een nijver en ondernemend volkje<br />

vormen.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 89<br />

De Oude Gaper en de firma J. ten Doesschate<br />

De bekendmaking in 1990 dat drogisterij de<br />

Oude Gaper haar deuren ging sluiten veroorzaakte<br />

veel beroering in Zwolle. De<br />

drogisterij was al ruim 200 jaar, sinds 1782, in hetzelfde<br />

pand aan de Diezerstraat (nr. 14) gevestigd<br />

en was in de loop der jaren uiterlijk nauwelijks van<br />

karakter veranderd. De winkel was daarmee meer<br />

dan alleen een locale bijzonderheid geworden; het<br />

was ook de oudste drogisterij in Nederland. In de<br />

Oude Gaper was het tot 1990 nog mogelijk allerlei<br />

bijzondere producten te verkrijgen die ter plekke<br />

werden afgevuld in stopflesjes of afgewogen in<br />

papieren zakjes met opdruk. Het oorspronkelijke<br />

karakter van de winkel en de traditionele wijze<br />

waarop het drogisterijvak uitgevoerd werd, spraken<br />

velen aan maar was aan het eind van de twintigste<br />

eeuw niet meer rendabel.<br />

De firma J. ten Doesschate<br />

Dat was in de twee eeuwen daarvoor wel anders.<br />

In 1782 werd er in het pand Diezerstraat 14 een<br />

kaarsenmakerij annex grutterszaak gevestigd.<br />

Wanneer de verkoop van drogerijen daarbij kwam<br />

is niet helemaal zeker, maar dat was in ieder geval<br />

zeker vanaf 1785 het geval. De bedrijfsvoering in<br />

drogerijen bleef vervolgens aan het pand gekoppeld.<br />

Vanaf 1785 waren de achtereenvolgende eigenaren<br />

ook regelmatig aan elkaar verwant.<br />

Rond 1900 bestond de Oude Gaper niet alleen<br />

uit een drogisterij maar ook uit een grossierderij<br />

in drogerijen en verfwaren. Het bedrijf was in die<br />

tijd eigendom van de heer J. ten Doesschate en<br />

zijn echtgenote J. ten Doesschate - Nellensteijn.<br />

De winkel droeg de naam In d'Oude Gaper maar<br />

de grossierderij werd gevoerd onder de naam de<br />

firma J. ten Doesschate. De zaak telde in 1903 elf<br />

personeelsleden.<br />

Jurriaan ten Doesschate (1842-1916) was<br />

afkomstig uit Goor en stamde uit een textielfami-<br />

lie. Hij trouwde in 1878 de Zwolse apothekersdochter<br />

Jansje Nellensteijn (1846-1924). Volgens<br />

de familieoverlevering was Jans (zoals zij<br />

genoemd werd) Nellensteijn een flinke en intelligente<br />

vrouw. Jurriaan en zij moeten hun kennis<br />

van zaken in de praktijk opgedaan hebben, waarbij<br />

(schoon)vader Nellensteijn ongetwijfeld ook<br />

een rol gespeeld heeft.<br />

De grossierderij omvatte de handel in drogerijen,<br />

specerijen, chemicaliën, de fabricage en<br />

handel in verf en de import en handel in levertraan.<br />

In het pand aan de Diezerstraat was behalve<br />

de winkel een kantoor gevestigd, een kruidenzolder<br />

en een verfwarenzolder, een verfkamer en een<br />

chloorafweging, een taplokaal voor olijf- en slaolie,<br />

een taplokaal voor de levertraan, een kistenmakerij<br />

en een schaftlokaal. De firma bezat daarnaast<br />

ook nog een pakhuis aan de Bitterstraat,<br />

gelegen recht tegenover de Nutsschool. De knechten<br />

die in het pakhuis aan de Bitterstraat werkten,<br />

Annèt Bootsma -<br />

van Hulten<br />

De verfkamer in de<br />

Oude Gaper in 1903.<br />

(Particuliere collectie)


In 1888 liet Jurriaan ten Doesschate een nieuw huis aan de Oude Vismarkt 7<br />

bouwen, waar hij met zijn gezin ging wonen. De familie Ten Doesschate woonde<br />

naast de meubelfabriek Schoemaker. Dit bedrijf half zichtbaar op de foto, wordt<br />

elders in dit tijdschrift beschreven. (Particuliere collectie)<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

moesten zich 's morgens eerst in de winkel aan de<br />

Diezerstraat melden.<br />

In 1888 liet Ten Doesschate aan de Oude Vismarkt<br />

7, in het verlengde van Diezerstraat 14, een<br />

nieuw huis bouwen waar hij zelf met zijn gezin<br />

ging wonen. Beide panden stonden met elkaar in<br />

verbinding, een situatie die tegenwoordig nog<br />

steeds zo is. De werktijden waren lang, in de jaren<br />

tachtig van de negentiende eeuw begon men om<br />

zes uur 's morgens en werd er tot ongeveer acht<br />

uur 's avonds doorgewerkt. Wel hield men zeker<br />

twee pauzes, om tien uur en om vier uur, waarbij<br />

het personeel koffie en thee kreeg, iets wat toen<br />

nog lang niet algemeen gebruikelijk was. Het echtpaar<br />

Ten Doesschate - Nellensteijn stond in aanzien<br />

bij hun medewerkers. Ter gelegenheid van<br />

hun 25-jarig huwelijk in 1903 kregen ze van het<br />

gezamenlijke personeel een prachtig fotoalbum<br />

cadeau waarin onder meer het hele bedrijf op de<br />

gevoelige plaat werd vastgelegd. Dit album<br />

bevindt zich nog in familiebezit, de bij dit artikel<br />

afgedrukte foto's zijn hieruit afkomstig.<br />

Levertraan en verf<br />

Tot in de jaren zestig van de twintigste eeuw<br />

moesten alle Nederlandse kindertjes in de wintermaanden<br />

levertraan slikken. De levertraan van<br />

Ten Doesschate was wijd en zijd vermaard. Ten<br />

Doesschate importeerde de levertraan zelf rechtstreeks<br />

uit Noorwegen. Hij ging ook zelf op zakenreis<br />

naar Noorwegen. De levertraan werd aangevoerd<br />

in vaten en in de Diezerstraat overgetapt in<br />

flessen die vervolgens hun weg door heel Nederland<br />

vonden. Deze zogeheten 'Lotodinsche' levertraan<br />

werd verkocht onder de naam 'In de<br />

Gekroonde Oude Gaper'. Opmerkelijk was dat de<br />

levertraan in vierkante flessen zat, een idee van<br />

Ten Doesschate omdat vierkante flessen beter in<br />

kisten verpakt konden worden. Op de flessen zat<br />

statiegeld, zij werden, na in sodawater te zijn uitgekookt,<br />

eindeloos hergebruikt.<br />

Een ander vermaard product van de firma Ten<br />

Doesschate betrof verf. Niet toevallig staat nog<br />

altijd op de gevel van Diezerstraat 14 met grote<br />

ingehouwen letters de woorden 'drogerijen' en<br />

'verfwaren' te lezen. De verkoop hiervan beleefde<br />

altijd een hausse in het vroege voorjaar wanneer


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

GAPER DiezeRSTRAAT.<br />

de grote schoonmaak werd gehouden. Het was<br />

met name onder de boeren een goed gebruik met<br />

de schoonmaak ook een en ander van een fris<br />

laagje verf te voorzien. De grondleggers van de<br />

huidige verffabriek Van Wijhe leerden het vak bij<br />

Ten Doesschate; D.H. van Wijhe en D. Vermeulen<br />

werkten eerst in de Oude Gaper voor zij in 1916 in<br />

de Goudsteeg voor zichzelf begonnen met een<br />

groothandel in drogerijen en verfwaren. Ten<br />

Doesschate bleek overigens ook een leerschool<br />

voor Zwolse drogisten, de heren Westenberg en<br />

Kinket werkten in de Oude Gaper voordat zij<br />

eigen zaken begonnen.<br />

A.J. ten Doesschate<br />

Rond 1885 nam het echtpaar Ten Doesschate -<br />

Nellensteijn een verweesde neef uit Goor op in<br />

huis. Deze neef, genaamd Anthonij Judany ten<br />

Doesschate (geb. 1862), stak veel kennis op bij zijn<br />

oom en tante; hij bracht dit in praktijk door in<br />

1899 in dezelfde branche voor zichzelf te beginnen.<br />

Er ontstond toen een verwarrende situatie,<br />

twee firma's die zich in dezelfde stad onder bijna<br />

dezelfde naam, firma J. en firma A.J., met dezelfde<br />

handel bezighielden. Ter illustratie, de firma J. ten<br />

Doesschate verkocht zijn levertraan onder de<br />

naam 'In de Gekroonde Oude Gaper'; de firma<br />

A.J. ten Doesschate, in dezelfde vierkante flessen,<br />

onder de naam 'De 3 Gapers'. A.J. was overigens<br />

Het fotoalbum dat het<br />

echtpaar Ten Doesschate<br />

- Nellensteijn ter<br />

gelegenheid van hun 25jarig<br />

huwelijk in 1903<br />

van het personeel aangeboden<br />

kreeg, was versierd<br />

met originele pentekeningen.<br />

Deze fraaie<br />

Jugendstilafbeelding is<br />

daaruit afkomstig.<br />

(Particuliere collectie)<br />

Etiket van de 'Lotodinsche'<br />

levertraan van de<br />

firma J. ten Doesschate,<br />

in de vierkante flessen<br />

verkocht onder de naam<br />

'De Gekroonde Oude<br />

Gaper'. (Collectie<br />

HCO)


De Oude Gaper, Diezerstraat<br />

14, in volle<br />

bedrijvigheid in 1903.<br />

Duidelijk zijn de in de<br />

gevel ingehouwen woorden<br />

'Drogerijen' en<br />

'Verfwaren' te zien.<br />

(Particuliere collectie)<br />

zeer succesvol, uit zijn bedrijf ontstond de bekende<br />

in Wapenveld gevestigde onderneming Euroma,<br />

producent van kruiden, specerijen, mengsels,<br />

sauzen etc. Beide firma's Ten Doesschate bestonden<br />

lang naast elkaar, maar uiteindelijk ging dit<br />

ten koste van de firma J. ten Doesschate. Het<br />

duurde overigens nog tot eind jaren zestig voordat<br />

de firma J. ten Doesschate officieel overgenomen<br />

werd door de toenmalige Handelsvereniging A.J.<br />

ten Doesschate.<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Drie generaties Piquet<br />

Drogisterij de Oude Gaper en de fima J. ten Doesschate<br />

waren toen al lang verschillende wegen<br />

ingeslagen. Jurriaan ten Doesschate was in 1916<br />

overleden. Zijn twee zoons Anton en Gezienus<br />

traden niet in de voetsporen van hun vader maar<br />

begaven zich wel op een aanverwant terrein, zij<br />

werden allebei arts. De dochter van Jurriaan en<br />

Jans ten Doesschate - Nellensteijn, Wilhelmina<br />

Johanna (geb. 1881), trouwde met Jacques Sully<br />

Piquet (1879-1928). Dit echtpaar Piquet - ten<br />

Doesschate zette de Oude Gaper en aanvankelijk<br />

ook de firma J. ten Doesschate voort. De in 1928<br />

weduwe geworden mevrouw Piquet - ten Doesschate<br />

verkocht de firma J. ten Doesschate in 1936<br />

aan de heer B. Deuzeman; haar zoon Jurriaan<br />

Piquet (geb. 1909) zette toen de drogisterij voort.<br />

De Oude Gaper bleef in de twintigste eeuw een<br />

familiebedrijf. Jurriaan Piquet bepaalde tientallen<br />

jaren lang het gezicht van de Oude Gaper; menig<br />

Zwollenaar zal zich hem nog voor de geest kunnen<br />

halen, een kleine levendige man die in witte jas<br />

achter de antieke toonbank van de drogisterij<br />

stond. Vanaf 1957 mocht Piquet zich hofleverancier<br />

noemen, dat predikaat werd aan de Oude<br />

Gaper verleend in 1957 bij het 175-jarig bestaan.<br />

Jurriaan Piquet overleed in 1987. Het was zijn<br />

zoon Eelco Piquet die zich in 1990 gedwongen zag<br />

de deur van de drogisterij te sluiten, waarmee een<br />

eind kwam aan een 218 jaar oud Zwols bedrijf.<br />

Epiloog<br />

Toen de oorspronkelijke drogisterij in 1990 sloot<br />

ontstond er spontaan een actiecomité ter behoud<br />

van pand en interieur. Onder voorwaarde dat het<br />

vertrouwde uiterlijk gehandhaafd werd, was er<br />

van 1992 tot 1996 een Trekpleister-filiaal gevestigd.<br />

Daarna werd het in 1997 een Benetton-winkel. De<br />

Oude Gaper verloor daarmee waarschijnlijk<br />

definitief zijn drogisterijbestemming, maar het<br />

oorspronkelijke karakter is nog herkenbaar.<br />

* Bij deze wil ik graag postuum dank zeggen aan de<br />

heer Mr. J. ten Doesschate, die mij waardevolle informatie<br />

verschafte over zijn grootouders Ten<br />

Doesschate - Nellensteijn. Helaas heeft de heer Ten<br />

Doesschate de verschijning van dit artikel niet meer<br />

mogen meemaken, hij overleed in juni <strong>2002</strong>.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 93<br />

Tabaksfabriek Van den Helm<br />

Het <strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong> bewaart<br />

in haar collectie drie plakboeken waarin<br />

de laatste eigenaar van de tabaksfabriek<br />

Van den Helm, de heer BJ. Roelfsema, de geschiedenis<br />

van het bedrijf reconstrueert.<br />

In deze plakboeken zijn ook enkele archiefstukken,<br />

brieven en verpakkingsmateriaal opgenomen.<br />

Het onderstaande is op de beschrijving van<br />

Roelfsema gebaseerd en op gegevens uit het<br />

archief van de Kamer van Koophandel te Zwolle.<br />

Kruidenier en tabakshandel<br />

Celius Dirk van den Helm (1749-1833) begon in<br />

1805 met een tabakskerverij. Deze kerverij groeide<br />

in korte tijd uit tot een tabaksbedrijfje in combinatie<br />

met een kruidenierswinkel. Winkel en<br />

bedrijf waren gevestigd in de Diezerstraat op het<br />

huidige nummer 56. Dit pand, 'Het groene Rad'<br />

genaamd, was in 1747 gekocht van de med. dr. Van<br />

Sonsbeek door de vader van Celius Dirk, Jacobus<br />

Casparus van den Helm. Jacobus Casparus woonde<br />

zelf niet in het pand, maar in een erachter gele-<br />

%*•••?%<br />

Lydie van Dijk<br />

Reclameplaat met doorsnede<br />

van de fabriek<br />

aan het Gasthuisplein<br />

(collectie Stedelijk<br />

Museum Zwolle)


Ansichtkaart van de<br />

winkel in de Diezerstraat<br />

met de twee<br />

gevelbeelden (collectie<br />

Stedelijk Museum<br />

Zwolle)<br />

94<br />

gen huis aan het huidige Gasthuisplein. Hij was<br />

lakenhandelaar en gemeensman en overleed in<br />

1795. Zijn kleinzoon Coenraad Derk (1787-1849),<br />

zoon van Celius Dirk, wordt in het patentregister<br />

in 1810 vermeld als winkelier in tabak, snuif, koffie<br />

en thee. Deze Coenraad Derk zette dus het bedrijf<br />

van zijn vader voort. Na zijn dood werd de firmanaam<br />

gewijzigd in Wed. CD. van den Helm.<br />

Overname<br />

De weduwe was Anna Gesina Wispelweij, de tweede<br />

vrouw van Coenraad Derk. Zij leidde het<br />

bedrijf tot haar overlijden in 1856. Daarna heeft<br />

Jacobus Casparus van den Helm, een zoon uit het<br />

eerste huwelijk van Coenraad Derk met Magdalena<br />

van Rees, het bedrijf enige tijd beheerd. In 1872<br />

verkochten de drie kinderen uit het eerste huwelijk<br />

de panden aan de Diezerstraat en het Gasthuisplein<br />

aan Anthonij Dengerink. Bij de koopsom<br />

van f 12.000 waren voorraden ruwe tabak,<br />

MM<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Receptuur<br />

Johannes van den Helm heeft in november1872<br />

zijn inkoopkennis en receptuur van snuif via een<br />

receptenbrief overgedragen aan Anthonij Dengerink.<br />

Volgens de aantekeningen van de heer<br />

Roelfsema is dit document van een ontwapenende<br />

eenvoud.<br />

Voorbeelden hiervan zijn:<br />

• Oud Snuif 20 et verkoop: fabriek stelen<br />

• Roode Snuif 50 et verkoop: gekleurde stelen,<br />

fijn gezeefd, goed vochtig en reuk olie naar<br />

verkiezing (Nagelolie en Bergamot)<br />

• Zwarte reuk Snuif 80 et verkoop: Brokling en<br />

fabriek stelen, fijn ziften, alleen Bergamotolie<br />

Memorandum<br />

• De snuif moet gezeefd worden naar verkiezing<br />

(grof of fijn)<br />

• De reuk olie bij droppels door de aangemaakte<br />

snuif doen, en laten doortrekken I niet door<br />

de pekel doen, dan blijft er te veel aan de rand<br />

van depot waar de pekel in is, hangen. Zoo<br />

kan men alle soort van reuksnuif maken.<br />

(Archief Van den Helm, HCO)<br />

apparatuur en inventaris niet inbegrepen, deze<br />

worden althans niet in de akte van verkoop<br />

genoemd. Ook het kruideniersbedrijf is onvermeld.<br />

Blijkbaar hield men zich vóór 1872 uitsluitend<br />

bezig met de tabaksproductie, met de verkoop<br />

daarvan en met sigarenhandel. De nieuwe<br />

eigenaar Dengerink beschikte kennelijk in ruime<br />

mate over middelen, want in korte tijd waren alle<br />

kosten van koop en overname betaald.<br />

De firma Van den Helm was in die tijd lang<br />

niet de enige tabakskerverij in Zwolle. Rond 1880<br />

waren er dertien tabaksfabrieken in de stad. Landelijk<br />

gezien was het onrustig in deze bedrijftak.<br />

In sigarenfabrieken kwamen stakingen veelvuldig<br />

voor. Dit zal een van de aanleidingen zijn geweest<br />

voor de oprichting van de Vereeniging van<br />

Tabaksfabrikanten in Nederland op 14 februari<br />

1906. De overige tabaksindustrie heeft echter nauwelijks<br />

last gehad van stakingen.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 95<br />

fOA<br />

Gevelbeelden en tabakspotten<br />

Anthonij Dengerink handhaafde aanvankelijk de<br />

naam firma Wed. CD. van den Helm, later gewijzigd<br />

in firma A. Dengerink v/h Wed. CD. van den<br />

Helm. Na zijn dood in 1906 zetten zijn twee zonen<br />

het bedrijf voort. Eigenaar was Hendrik Sybrand<br />

Dengerink. Deze woonde aan het Gasthuisplein<br />

nr. 5. In 1924 verhuisde hij naar Van Nahuysplein<br />

8, in 1937 naar nr. 12. Briefpapier vari 1907 laat de<br />

volgende bedrijfsnaam zien: Stoom-tabaksfabriek<br />

Het Wapen van Amsterdam, opgericht 1805. De<br />

brief is ondertekend met A. Dengerink, voorheen<br />

Wed. CD. van den Helm. Deze naam en het<br />

beeldmerk Het Wapen van Amsterdam werd in<br />

1909 als merk gedeponeerd.<br />

In een van de plakboeken in het HCO zit een<br />

(niet erg scherpe) ansichtkaart van het interieur<br />

van de winkel in de Diezerstraat. Hierop zijn twee<br />

snuiftabakspotten te zien zijn die de heer Roelfsema<br />

enkele jaren geleden heeft overgedragen aan<br />

het Stedelijk Museum Zwolle. Behalve deze<br />

tabakspotten kwamen toen ook de beide beelden<br />

die de ingang van de winkel flankeerden, evenals<br />

een reclameplaat die een doorsnede van de fabriek<br />

laat zien, in bezit van het museum. De gevelbeelden<br />

zijn van beschilderd gietijzer en stellen twee<br />

mannen voor steunend op een karot. Een karot<br />

zijn tabaksbladeren, ontdaan van de hoofdnerf,<br />

om elkaar gewikkeld, gedroogd en vermalen tot<br />

snuif. Op het voetstuk van het ene beeld staat<br />

'sigaren', op dat van het andere 'tabak'.<br />

Volautomatisch<br />

Tot ver in de jaren dertig vervaardigden de meeste<br />

tabaksfabrieken uitsluitend pruim- en pijptabak.<br />

Slechts enkele grote bedrijven fabriceerden daarnaast<br />

ook shagtabak, hoofdzakelijk bestemd voor<br />

de export. In Nederland werd shag vooral verkocht<br />

aan zeelui en verlofgangers en gepensioneerden<br />

uit Nederlands-Indië. De firma Wed.<br />

CD. van den Helm was een van de eerste ondernemingen<br />

die dit betrekkelijk nieuwe artikel met<br />

veel succes op de markt bracht. Een volautomati-<br />

Eén van de twee gevelbeelden<br />

die de winkel<br />

aan de Diezerstraat<br />

flankeerden. Het gevelbeeld<br />

is gemaakt van<br />

beschilderd gietijzer en<br />

stelt een man voor steunend<br />

op een zogeheten<br />

karot. De hoogte van<br />

het beeld is 66 cm. (Collectie<br />

Stedelijk Museum<br />

Zwolle)<br />

Sigarenautomaat trekt aandacht<br />

De winkel van weduwe Van der Helm in de Diezerstraat mag zich verheugen<br />

in ruime belangstelling. Reden is het nieuwtje dat Van der Helm voor haar<br />

zaak heeft geplaatst: een sigarenautomaat. Na inworp va een dubbeltje krijgt<br />

men naar keuze 3,4,5 of 6 sigaren. Een pakje sigaretten kan ook. Sommigen<br />

zien het als een stap in de richtingvan eerbiediging van de zondagsrust. Nu<br />

kunnen de mensen immers op zondag een rokertje kopen zonder dat een<br />

ander er voor hoeft te werken. Critici van de automaat wijzen er echter op dat<br />

de keuze die de machine biedt wel erg beperkt is.<br />

(Zwolsche Courant, 25 oktober 1904, bewerkt)


Door de firma Van den<br />

Helm gebruikte verpakking<br />

(collectie HCO).<br />

Ansichtkaart Thorbeckegracht;<br />

situatie vlak<br />

voor de tabaksfabriek<br />

zich er vestigde (collectie<br />

Stedelijk Museum<br />

Zwolle).<br />

Thorbeckegracht.<br />

96<br />

sche pakmachine, een Quester uit Keulen, werd<br />

daarvoor aangekocht. Het was de laatste gewone<br />

machine die dit Duitse bedrijf nog leverde, daarna<br />

werd volledig omgeschakeld op oorlogstuig.<br />

In 1936 kocht H.S. Dengerink het pand Thorbeckegracht<br />

nr. 8 en verhuisde het bedrijf. Later<br />

wordt ook het aangrenzende pand gekocht. Deze<br />

verhuizing was ongetwijfeld een belangrijke verbetering,<br />

maar een groot bezwaar was dat de<br />

betrekkelijk zware machines op de eerste verdie-<br />

Zicolle,<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

ping moesten worden geplaatst, omdat kantoren,<br />

magazijn en expeditie te veel van de ruimten op de<br />

begane grond in beslag namen.<br />

Een tweede overname<br />

Uit een rapport van de gemeente Zwolle naar de<br />

welvaartsbronnen van de stad blijkt dat er in 1937<br />

nog maar één bedrijf over is van de vele tabaksfabriekjes<br />

die er zestig jaar daarvoor waren. De afzet<br />

is, volgens dit rapport, geheel regionaal georiënteerd,<br />

hetgeen de transportkosten drukt. Voor de<br />

werkgelegenheid was de betekenis gering, er<br />

waren maar elf arbeiders in dienst. In 1876 had de<br />

tabaksindustrie nog 28 werknemers.<br />

Op 1 januari 1938 trad H.S. Dengerink uit de<br />

firma. De handelsnaam werd weer gewijzigd in<br />

Firma Wed. CD. van den Helm. Blijkbaar was de<br />

negentiende-eeuwse naam nog steeds een begrip.<br />

Het bedrijf werd eind 1938 overgenomen door<br />

Johannes Lubbert Roelfsema uit Winschoten, die<br />

in Zwolle aan de Stationsweg 7 ging wonen. Roelfsema<br />

was afkomstig uit de tabaksindustrie. Zijn<br />

familie had in Winschoten ook een fabriek.<br />

Het Zwolse bedrijf had een goede naam. Dit<br />

kwam tot uiting in de koopsom. In totaal moest<br />

Roelfsema f52.000 betalen, waarvan f 10.000 voor<br />

goodwill, f 7.000 voor de machines en f 35.000<br />

voor de voorraad tabak. Het machinepark<br />

bestond uit een grote kerfbank, een kleine kerfbank,<br />

een droogtrommel, een koel- en zeefmachine,<br />

een messenslijpmachine, twee pakmachines,<br />

een banderolleerapparaat en een goederenlift.<br />

De overdracht vond plaats op 1 januari 1939.<br />

De huurprijs voor de panden Thorbeckegracht 7<br />

en 8 bedroeg f 1.500.<br />

Moeilijke oorlogsjaren<br />

Het eerste jaar onder J.L. Roelfsema was succesvol.<br />

Er werd een winst gemaakt van ca. f 7.000. Kort<br />

daarop brak de Tweede Wereldoorlog uit. Zoals<br />

voor vele bedrijven, was dit ook voor de tabaksindustrie<br />

een rampzalige tijd. De bezetter richtte het<br />

Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten op.<br />

Dit bureau saneerde de bedrijfstak, waardoor er in<br />

het hele land nog maar twaalf tabaksbedrijven<br />

over bleven. Hieronder waren de Wed. CD. van<br />

den Helm en de firma Roelfsema in Winschoten.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 97<br />

Bij de volgende sanering vielen de beide bedrijven<br />

echter uit de boot. Om het bedrijf draaiende te<br />

houden en om aan de vraag tegemoet te komen,<br />

werd toestemming gevraagd zogenaamde amateur-tabak<br />

te mogen verwerken. Deze 'amateurtabak'<br />

is tabak die verkregen wordt uit door particulieren<br />

gekweekte tabaksplanten. Deze 'amateurs'<br />

wisten natuurlijk niet hoe zij van de bladeren<br />

goede tabak moesten maken.<br />

De toestemming van het Rijksbureau werd pas<br />

verkregen na herhaalde verzoeken en het toestoppen<br />

van steekpenningen in de vorm van cosmetica.<br />

De firma had te horen gekregen dat men voor<br />

de tabak zelf geen belangstelling had (daar kon<br />

men genoeg van krijgen), en dus werd tabak eerst<br />

geruild tegen cosmetica en dit werd meegenomen<br />

naar het bureau. Voor het verkrijgen van deze toestemming<br />

moest wel een volledige lijst van alle<br />

werknemers worden ingeleverd. Dit kon als<br />

gevolg hebben dat werknemers werden opgeroepen<br />

om in Duitsland te gaan werken. Geen van<br />

hen is echter daar te werk gesteld.<br />

Het einde<br />

Na de Tweede Wereldoorlog werd de firma in<br />

Winschoten opgeheven. Berend Jan Roelfsema, de<br />

zoon van J.L. Roelfsema, werkte aanvankelijk in<br />

Winschoten, maar werdvervolgens mede-eigenaar<br />

van de Vereenigde Tabaksfabrieken Roelfsema<br />

van den Helm in Zwolle. De vennootschap<br />

legde zich toe op de vervaardiging van en handel<br />

in tabaksproducten en aanverwante artikelen, dit<br />

alles in de ruimste zin. Wat onder dit laatste verstaan<br />

werd, blijkt uit een vermelding bij de Kamer<br />

van Koophandel: vanaf 1 april 1953 was de NV Verenigde<br />

Tabaksfabrieken Roelfsema van den Helm<br />

tevens groothandel in rokersartikelen, metaalwaren,<br />

huishoudelijke artikelen, galanteriën, zoetwaren,<br />

luchtbuksen en luchtbukskogels, mondharmonica's.<br />

De groothandel werd gevoerd onder de<br />

naam 'Pyro'.<br />

In 1956 verkocht Roelfsema de Verenigde<br />

Tabaksfabrieken aan collega-tabakshandelaar de<br />

Gebroeders Jakobs uit Meppel. Kort hierop kwam<br />

het in handen van Theodorus Niemeijer uit Groningen.<br />

Toen was het snel afgelopen met de<br />

tabaksindustrie in Zwolle.<br />

Roelfsema ging door met de bovengenoemde<br />

groothandel onder de naam handelsonderneming<br />

Roelfsema - van den Helm, gevestigd aan de<br />

Thorbeckegracht 7. In 1960 waren hier nog negen<br />

personen werkzaam, vier jaar later nog zes.<br />

Het definitieve einde kwam op 1 oktober 1965,<br />

toen de groothandel werd overgenomen door BV<br />

Vipero te Meppel. B.J. Roelfsema aanvaardde een<br />

functie als bedrijfsleider bij de sigarenfabriek Smit<br />

en Ten Hove in Kampen.<br />

Het pand Thorbeckegracht 8 werd al in 1957<br />

verkocht aan Handelsvereniging AJ. ten Doesschate,<br />

die in 1965 ook nummer 7 kocht. Rond<br />

1980 zijn deze panden afgebroken en zijn op deze<br />

plaats nieuwe woningen gebouwd.<br />

Pakmachine aan de<br />

Thorbeckegracht (collectie<br />

HCO).


Annèt Bootsma -<br />

van Hulten<br />

98 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Doijer en Van Deventer, likeurstokerij en<br />

bitterfabriek<br />

De firma Doijer en Van Deventer was jarenlang<br />

een klassiek Zwols familiebedrijf. De<br />

familie Van Deventer bleef met drie generaties<br />

tot 1935 bij het bedrijf betrokken, de familie<br />

Doijer met zes generaties zelfs tot 1989. Hoe de<br />

families Van Deventer en Doijer tot het maken van<br />

alcoholhoudende dranken zijn gekomen, is onbekend.<br />

Wat wel vast staat is de exacte oprichtingsdatum<br />

van het bedrijf en waar het van start ging.<br />

Roode Bessenwijn<br />

'19 Juli 1894. Roode Bessenwijn gemaakt van de<br />

Roode Bessen van Cnopius (208 K°) en van<br />

Wagenberg Festen te Vlijmen (1456 K°). Verhouding<br />

45 K° Bessen & 30 K° Melis op 100 Liter.<br />

Dit jaar besloten de Bessenwijnen te liggen in<br />

het Strooppakhuis, zijnde deze plaats veel warmer<br />

als het Vruchtenpakhuis. De ondervinding<br />

heeft geleerd dat sinds de Bessenwijn gelegen heeft<br />

in het Vruchtenpakhuis, wij ook last hebben<br />

gehad van gistige Bessenwijn, wat wij toeschrijven<br />

aan de vochtigheid van dat lokaal, daarom<br />

dit jaar een proef genomen met het strooppakhuis.<br />

Verder is genomen voor de fabricatie<br />

eenigszins verwarmd water. Het leidingwater<br />

toch is zeer koud & daardoor niet bevorderlijk<br />

voor de gisting. Er is daarom gebruikt 5 liter<br />

kokend water op 40 liter, om de koude weg te<br />

nemen. De te maken fusten zijn op circa 5 liter na<br />

vol gemaakt & iedere avond en morgen na gisting<br />

weer aangevuld met lauw water. Het overloopend<br />

drafis opgevangen voorloopig in een vat<br />

gebracht om later opgestookt te worden'.<br />

(Verslag van de rode bessenwijnproductie uit<br />

1894, archief Doijer en Van Deventer).<br />

'Stookerij van fijne likeuren'<br />

Op 2 mei 1814 werd een likeurstokerij opgericht<br />

door Hendrik Arnoldus van Deventer (1788-1839),<br />

echtgenoot van Sara Catharina Doijer (1788-1871),<br />

met zijn oom Thomas Doijer (1754-1833) als commanditaire<br />

vennoot. Het bedrijf werd gevestigd in<br />

het pand Diezerstraat 58, waar daarvoor bierbrouwerij<br />

'De Witte Leeuw' gevestigd was. Afbeeldingen<br />

van biervaten en een leeuw in de fraaie gevel<br />

herinneren daar heden ten dage nog aan. Dat juist<br />

deze locatie eerst een bierbrouwerij en vervolgens<br />

een likeurstokerij huisvestte, kwam doordat zich<br />

in de tuin een wel bevond, een natuurlijke waterbron,<br />

die zowel voor de brouwerij als de likeurstokerij<br />

een belangrijke grondstof vormde.<br />

Het bedrijf ging van start als een 'Stookerij van<br />

fijne Likeuren, Aromatiek Zwolsch Bitter, Ordinaire<br />

Likeuren' enz. De eerste jaren opereerde de<br />

firma onder de naam H.A. van Deventer en Co. In<br />

1826 werd Van Deventers neef Jan Jacob Doijer<br />

(1801-1875, zoon van Thomas Doijer) mede-firmant;<br />

vanaf dat moment was er ook officieel sprake<br />

van de firma Doijer en Van Deventer.<br />

In het pand aan de Diezerstraat waren aan de<br />

straatkant de winkel en het kantoor gevestigd; aan<br />

de tuinkant, bij de wel, lag de stokerij. De kelder<br />

en zolder dienden voor opslag. De firma maakte<br />

likeuren, bitters, jenever, limonadesiropen en na<br />

enige tijd ook vruchtenwijnen. De opslag van met<br />

name bessenwijn vereiste al spoedig extra pakhuis<br />

en kelderruimte die her en der gehuurd werden.<br />

Oude Vismarkt<br />

Vanwege ruimtegebrek verhuisde het bedrijf in<br />

1866 naar een pand op de Oude Vismarkt, hoek<br />

Wolweverstraat. Dit pand zou goed honderd jaar<br />

de hoofdvestiging van de firma blijven; de gevel<br />

vermeldt nog altijd de naam Doijer en Van<br />

Deventer, Likeurstokerij en de jaartallen 1814 en


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 99<br />

FoL<br />

1866. De voorgevel lag weliswaar aan de Oude Vismarkt,<br />

maar het officiële adres was Wolweverstraat.<br />

In dit pand was daarvoor een jeneverstokerij<br />

gevestigd, genaamd 'De Eendracht'. Tegelijkertijd<br />

werd ook de mouterij waar het graan voor de<br />

jeneverstokerij te kiemen werd gelegd aangekocht,<br />

Wolweverstraat 7. Vanwege die graanopslag huisden<br />

hier veel ratten, maar volgens overlevering<br />

werden die door de toenmalige firmant J.J. Doijer<br />

effectief uitgeroeid. De nieuwe behuizing was weliswaar<br />

ruimer, maar had het bezwaar dat men niet<br />

meer kon beschikken over een eigen waterbron.<br />

Zwolle beschikte pas in 1892 over een eigen waterleiding.<br />

Voor de vervaardiging van de vele producten<br />

was veel water nodig dat moest worden<br />

aangedragen vanaf de stadspomp in de Sassenstraat,<br />

hoek Koestraat.<br />

Het ging het bedrijf voor de wind, in de jaren<br />

tachtig werden nog meer panden in de Wolweverstraat<br />

en aan het aangrenzende Gasthuisplein aan-<br />

gekocht voor de opslag en productie. De dranken<br />

werden onder de eigen naam in het hele land, weliswaar<br />

in die tijd nog met de nadruk op het oosten<br />

en noorden, verkocht. Er werd ook geëxporteerd<br />

naar het buitenland.<br />

Rond 1900 waren firmant de heren Jan Jacob<br />

Doijer Jzn. (1859-1920, kleinzoon van de eerste Jan<br />

Jacob) en Jan Salomon van Deventer (geb. 1858,<br />

kleinzoon van Hendrik Arnoldus). Volgens een<br />

beschrijving uit 1947 van 'baas' M. Hendriks,<br />

meesterknecht van 1895 tot 1935, werkten er in die<br />

tijd twee personen op het kantoor, was er een<br />

parttime boekhouder en waren er twee reizigers.<br />

In de fabriek werkten negen vaste krachten: een<br />

meesterknecht, een machinist, een kuiper, twee<br />

kruikenvullers, twee tappers, een knecht en een<br />

jongmaatje voor boodschappen en dergelijke.<br />

Afhankelijk van het seizoen maakte men veelvuldig<br />

gebruik van tijdelijke krachten en werd er,<br />

indien nodig, gewoon langer gewerkt (zie ook<br />

Intercommunaal<br />

telefoonnummer<br />

Briefhoofd van de firma<br />

Doijer en Van Deventer<br />

uit 1918, met daarop<br />

afgebeeld het hoofdpand<br />

aan de Oude Vismarkt/Wolweverstraat.(Briefhoofdencollectie,<br />

HCO)


Door Teun van der<br />

Veen gemaakte schets<br />

van het hoofdgebouw<br />

van Doijer en Van<br />

Deventer aan de Oude<br />

Vismarkt en de door het<br />

bedrijf gebruikte panden<br />

aan de Wolweverstraatuit<br />

1968, vlak<br />

voor de verhuizing naar<br />

de Marslanden. Op de<br />

schets is de neonreclame<br />

in de vorm van een<br />

schenkende fles en een<br />

glas zichtbaar die in die<br />

tijd aan de gevel van het<br />

hoofdgebouw bevestigd<br />

was. (Particuliere collectie)<br />

100 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

kader). Omstreeks 1875 werd ook de fabricage van<br />

parfumerieën onder het merk Idoze, afgeleid van<br />

J(an) Do(ijer) Z(woll)e, ter hand genomen. In<br />

1903 werd het merk officieel ingeschreven. Oorspronkelijk<br />

legde men zich hoofdzakelijk toe op<br />

Eau de Cologne die in mandflessen en in fusten<br />

aan de groothandel werd geleverd. Later specialiseerde<br />

men zich ook op flaconverpakkingen en<br />

werd de sortering belangrijk uitgebreid. Idoze<br />

bleef in productie tot 1963, toen het merk werd<br />

verkocht aan een collega in Zutphen.<br />

Vooruitgang<br />

Goed twintig jaar na de aanleg van de waterleiding<br />

deed elektriciteit in Zwolle zijn intrede, in 1915.<br />

Daarvoor werd de verlichting geregeld met gaslampen<br />

en als het nodig was werd er bijgelicht met<br />

kaarsen. In de donkere dagen voor de decemberfeestdagen,<br />

wanneer er erg lange werkdagen werden<br />

gemaakt (zie kader) was dit moeizaam werken.<br />

Elektrische verlichting betekende daarom<br />

een enorme vooruitgang. Van elektrische apparatuur<br />

werd verder overigens nog nauwelijks<br />

gebruikt gemaakt, dat begon pas na de Tweede<br />

Wereldoorlog een grote vlucht te nemen. Omdat<br />

gedistilleerd de hoofdmoot van de bedrijvigheid<br />

uitmaakte, vormden de distilleerketels het belangrijkste<br />

bezit van de firma. Tijdens de oorlog wist<br />

men ze met moeite uit handen van de Duitsers te<br />

houden, onder het mom dat ze gebruikt moesten<br />

worden in de Zwolse gaarkeuken. Zover is het niet<br />

gekomen. Er was een prachtige collectie, een grote<br />

stoomketel voor de distilleerketels, suikersmelters,<br />

een advocaatmachine en alles in rood koper<br />

uitgevoerd. De productie kon in de oorlog maar<br />

zeer beperkt doorgaan, vanwege de rantsoenering<br />

van belangrijke grondstoffen als alcohol en suiker.<br />

Ook na de oorlog duurde het geruime tijd voordat<br />

deze artikelen weer normaal te verkrijgen waren.<br />

Naoorlogse expansie<br />

Na de oorlog veranderde de drankenmarkt snel.<br />

De belangrijkste verandering betrof de massale<br />

overstap op glas (in plaats van aardewerk). Doijer<br />

en Van Deventer was een van de eerste distillateurs<br />

die daarop over ging. Het bedrijf introduceerde<br />

in die tijd ook 'Red Berry', een goede en<br />

lekkere vruchtenwijn. Dit product sloeg aan, er


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 101<br />

Uit vroeger tijden; een impressie van de dagelijkse<br />

gang van zaken bij Doijer en Van Deventer<br />

rond 1900.<br />

'Flesschen kregen we per wagon uit Duitschland en<br />

we waren een heelen dag bezig met lossen en opbergen.<br />

Hierbij hielpen de Wijndragers en de welbekende<br />

Gait Mulder (toen nog een jong mensch van<br />

± 18 jaar) met de verhuiswagen om flesschen te<br />

brengen en lege manden terug te nemen.<br />

Glas van kapotte flesschen ging in de glaskelder,<br />

die meteen luik gesloten was en zich ook nog onder<br />

de straat bevond. Ééns in 't jaar moest die leeg. Het<br />

gruisglas ging per schipper naar Loenen a/d Vecht,<br />

vanwaar we ook nieuwe flesschen kregen. Kruiken<br />

kwamen uit Duitschland (Girmscheidt). Stroop<br />

(10 a 20 vaten), suiker (20 zakken a 100 kilo) en<br />

citroenen (80 groote kisten) werden gebracht.<br />

Brandewijn, jenever, cognac, rum, arac, spriritus<br />

96% werden bezorgd door de Wijndragers.<br />

Voor de spiritus waren twee reservoirs, één van<br />

11.000 L inhoud, en één van 13.000 liter. Hieruit<br />

ziet ge dat er veel werk gebeurde buiten het personeel<br />

zelf en kunt ge begrijpen dat er zoo groote<br />

kwantums dagelijks de fabriek konden verlaten.<br />

Iedere dag was de groote wagen vol geladen met<br />

manden, kisten en vaten voor het spoor.<br />

Voorjaars en in 't najaar ging de heer Van<br />

Deventer de groote Twentsche reis maken. Hij was<br />

daar drie weken voor noodig. Daarna ging de heer<br />

Doijer op reis naar Amsterdam en verder geheel N.<br />

Holland, tot Den Helder. Deze reizen gaven veel<br />

commissies en was er volop werk.<br />

De maanden Nov. en Dec. waren drukke<br />

maanden, niet alleen met de verzending, maar dan<br />

kwam er het citroenenpersen ook bij. Twee vrouwen<br />

schilden per dag drie kisten citroenen en twee<br />

mannen waren voor het uitpersen. Twee noodhulpen<br />

vulden het personeel aan om zoo alles op tijd<br />

voor elkaar te krijgen. De feestdagen als St. Nicolaas,<br />

Kerstmis en Nieuwjaar gaven extra werk, en<br />

dan ging het doorgaans tot negen uur 's avonds<br />

door. Tegen dien tijd werden een groot aantal kisten<br />

met likeur in 't voren klaar gemaakt, er stonden<br />

dan welyo stuks om vlotte aflevering te bewerken.<br />

Dan waren er ook vaak orders voor het buitenland.<br />

De commiezen moesten de kisten verzegelen.<br />

Om iets te noemen: 6 kisten met halve flesschen<br />

"Zwolsch Bitter" [maag elixer] naar Egypte, kisten<br />

met likeur naar Batavia, Buitenzorg, Semarang,<br />

Soerabaja. Kisten met Elixer Longue Vita, ook voor<br />

Indië. Kisten met likeur op kruikjes van ïdl. naar<br />

Zweden. Verder ook nog verzending naar Amerika<br />

(Argentinië). Ten tijde van de Transvaalsche Oorlog<br />

naar de Delagoabaai, 48 kisten diverse wijnen, enz.<br />

In het begin van het jaar ging alles gewoon van<br />

7 tot 7. Overwerk werd betaald met 10 cent per uur.<br />

In Juni begon het voorbereidende werk voor de bessencampagne.<br />

Voor de kuiper was er dan veel werk.<br />

De stukvaten AA, BB, enz, 26 in getal, moesten<br />

klaar voor de bessenwijn plus nog een 30tal oxhoofden,<br />

dan 12 stukvaten voor zwarte bessen en 2 voor<br />

boschbessen en 15 halve booten voorframboozen.<br />

Het persen van de roode bessen gebeurde in de<br />

stokerij, maar daar was maar ruimte voor één pers,<br />

waardoor slechts 4 vaten per dag gemaakt konden<br />

worden, en 's middags het werk doorging. De heer<br />

Doijer bleef dan aan de fabriek. Van 's morgens 6<br />

uur tot 's avonds 8 uur was men daarmee bezig.<br />

Later ging dit werk naar de overkant [Wolweversstraat],<br />

waar met 2 persen gewerkt kon worden en<br />

dus per dag meer gemaakt. Daarna kwam de<br />

motor om te draaien, zoodat het toen nog vlugger<br />

ging.<br />

Als de bessen genoeg getrokken waren, kwam<br />

tegen de Zwolsche kermis de verzending. Wij werkten<br />

dan van 's morgens 6 tot 's avonds 9 uur en<br />

zagen anderen kermis vieren, 's Middags in schofttijd<br />

van 5 tot half 6 kwam een kermisman met zijn<br />

orgel een poosje muziek maken. Hij kreeg wat centen<br />

in zijn pet, een bittertje en zijn vrouw een glaasje<br />

limonade. Ze gingen dan weer verder en we gingen<br />

weer aan 't werk met bessen afwegen en in de<br />

vaten brengen voor den volgende dag'.<br />

(Fragment uit een toespraak van de oud-meesterknecht<br />

M. Hendriks - werkzaam bij de firma<br />

van 1895 tot 1935 - ter gelegenheid van de opening<br />

van een nieuwe fabrieksafdeling in juni 1947.<br />

Archief Doijer en Van Deventer).


102 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

werden jaarlijks zo'n honderdduizend flessen van<br />

verkocht. Een ander succesvol product was het<br />

merk '1814', onder welke naam binnenlands gedistilleerd<br />

verkocht werd.<br />

Er kwam ook steeds meer systematiek in de<br />

manier van werken; voorheen verpakte men op<br />

order maar geleidelijk ging men steeds meer vooruit<br />

verpakken en op voorraad in het magazijn zetten.<br />

Marslanden<br />

Het bedrijf expandeerde, maar liep daarbij tegen<br />

een oud probleem aan: ruimtegebrek. In de loop<br />

der jaren had het bedrijf een complex panden aan<br />

de Wolweverstraat en het Gasthuisplein aangekocht,<br />

waar eindeloos in was verbouwd en verplaatst.<br />

De verzameling oude panden vereiste echter<br />

veel onderhoud, was bovendien structureel te<br />

klein en totaal ongeschikt om efficiënt naar de<br />

eisen des tijds te kunnen werken. Bovendien<br />

beschikte men midden in de stad niet over een<br />

open opslagterrein en werd de bereikbaarheid<br />

door het toenemende verkeer ook steeds problematischer.<br />

Er bestonden daarom al lang plannen<br />

om de binnenstad te verlaten en tot algehele<br />

nieuwbouw over te gaan. In 1966 kon eindelijk<br />

met verwezenlijking daarvan begonnen worden,<br />

als eerste fase werd toen een nieuwe vruchtenwijnfabriek<br />

geopend op het nieuwe bedrijventerrein<br />

van de Marslanden. Medio 1968 kon het hele<br />

bedrijf daar een gloednieuwe behuizing betrekken<br />

en werd de periode in de binnenstad afgesloten.<br />

Omstreeks dezelfde tijd werden de Zwolse<br />

drankengroothandel Koekkoek en de Delftse distilleerderij<br />

Hellebrekers overgenomen.<br />

Intercaves<br />

In de jaren zeventig schakelde het bedrijf steeds<br />

meer over op wijn. Begin jaren tachtig besloot<br />

toenmalig directeur H.H. Doijer, geboren in 1926<br />

en laatste telg uit de familie die bij het bedrijf<br />

betrokken was, om samenwerking te zoeken met<br />

een vooraanstaande branchegenoot. Er was geen<br />

opvolging uit de familie en Doijer wilde op deze<br />

manier de voortzetting van het bedrijf zo goed<br />

mogelijk waarborgen. Zo kwam in 1982 de fusie<br />

met distilleerderij M. Dirkzwager, onder meer<br />

producent van Florijn, tot stand. De productie<br />

van het gedistilleerd verhuisde naar Schiedam en<br />

de wijnbelangen werden in Zwolle geconcentreerd.<br />

Doijer en Van Deventer heette voortaan<br />

Intercaves. De heer Doijer combineerde zijn<br />

afscheid van het bedrijf met het 175-jarig bestaan<br />

in 1989. De heer A.J. Brouwer, al mededirecteur<br />

sinds 1968, zette de directie voort met de heer<br />

R.J.A. Würzer.<br />

De heer Brouwer was in 1989 al jaren bij het<br />

bedrijf werkzaam en maakte de periode in de binnenstad<br />

nog uitgebreid mee. Hij was tot 1999 bij<br />

het bedrijf betrokken.<br />

De periode aan de Marsweg behoort inmiddels<br />

ook definitief tot het verleden; Intercaves verhuisde<br />

in juli 2001 naar Nijkerk vanwege een in de<br />

bedrijfsgeschiedenis van Doijer en Van Deventer<br />

- Intercaves bekende reden: ruimtegebrek en<br />

logistieke overwegingen. In tegenstelling tot het<br />

voormalige hoofdpand aan de Oude Vismarkt,<br />

dat er nog steeds staat, zijn de panden aan de<br />

Marsweg gesloopt.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 103<br />

'Richt u in naar uw zin'<br />

de firma FJ. Schoemaker & Zn. (1843-1958)<br />

De Zwolse firma F.J. Schoemaker & Zn.,<br />

opgericht in 1843 en opgeheven in 1958,<br />

dreef jarenlang handel onder het motto:<br />

'Richt u in naar uw zin'. De 'Stoommeubelfabriek<br />

& Behangerij F.J. Schoemaker en Zonen' was<br />

gedurende haar 115-jarig bestaan voor lange tijd<br />

gevestigd aan de Oude Vismarkt 9.<br />

Wat weten we van deze meubelfabrikant en<br />

wat is er bewaard gebleven van de producten die<br />

dit bedrijf leverde, dat ook hofleverancier was van<br />

onze toenmalige koningin Wilhelmina, de koningin-moeder<br />

Emma en de sultan van Koetei.<br />

Economische situatie in Zwolle<br />

Rond 1900 was Zwolle, naast hoofdstad van de<br />

provincie en zetel van het gewestelijk bestuur, een<br />

industriestad in ontwikkeling. Op het gebied van<br />

handel, scheepvaart en het marktwezen beleefde<br />

de stad in korte tijd een snelle groei door de sterk<br />

verbeterde infrastructuur. Zwolle was door de<br />

opening van de Willemsvaart toegankelijker<br />

geworden voor de scheepvaart en de aanleg van<br />

het spoorwegnet zorgde voor een snellere verbinding<br />

over land. Voor de nijverheid van destijds,<br />

die nauw verbonden was met handel, scheepvaart<br />

en het marktwezen betekenden deze structurele<br />

verbeteringen een stimulerende factor. Dit leidde<br />

in 1902 tot de oprichting van 'De Maatschappij<br />

van Nijverheid te Zwolle'. 1 Weliswaar bestond het<br />

Departement Zwolle van Nijverheid al een tiental<br />

jaren, terwijl de Maatschappij van Nijverheid,<br />

voortgekomen uit de opheffing van de gilden, al in<br />

1777 opgericht was. Door behartiging van belangen<br />

fuseerden de twee landelijke verenigingen, de<br />

'Groote' en de 'Kleine' Nijverheid tot de Maatschappij<br />

van Nijverheid. Aanleiding tot deelname<br />

van Zwolle aan de nieuwe vereniging was een door<br />

Kampen georganiseerde wedstrijd voor werklieden<br />

met een daaraan verbonden vaktentoonstel-<br />

ling. Eén van de Zwolse industriëlen die deel uitmaakten<br />

van de jury was Lodevicus M.H. Schoemaker,<br />

zoon van de oprichter van de firma Frederikus<br />

Johannes Schoemaker. 2<br />

Meubelindustrie<br />

In de loop van de negentiende eeuw ontstonden in<br />

Nederland twee soorten meubelindustrie: de luxemeubel-<br />

en de massa-meubelindustrie. De eerste<br />

groep was het oudst en nog rechtstreeks voortgekomen<br />

uit de gilden. Het ging daarbij meestal om<br />

kleine werkplaatsen. Meubelen of complete<br />

inrichtingen die aan de hand van voorbeelden in<br />

modelkamers of -boeken werden besteld, werden<br />

vervaardigd door vakkundige en gespecialiseerde<br />

meubelmakers. Goede kwaliteit kon worden gegarandeerd<br />

door de zorgvuldige afwerking en het<br />

gebruik van dure houtsoorten. De prijs van de<br />

producten lag hoog, wat echter voor de opdrachtgever<br />

geen bezwaar was, omdat hij voor zichzelf<br />

iets exclusiefs wilde. 3<br />

Miriam Schneiders<br />

Het vignet met het motto<br />

'Richt u in naar uw<br />

zin'. (Uit: 'Zwolle als<br />

industriestad', 1914,<br />

HCO)


104<br />

De firma Schoemaker<br />

De meubelfabriek Schoemaker werd in januari<br />

1843 op zeer bescheiden schaal opgericht. Frederikus<br />

Johannes Schoemaker (1821-1880), afkomstig<br />

uit Twello en gehuwd met de Zwolse Catharina<br />

Hermanna van der Kolk (1818-1902), vestigde zich<br />

Het pand van Schoema- in Zwolle als timmerman. Uit dit huwelijk werden<br />

ker op de Oude Vis- vijf kinderen geboren, onder wie twee zonen die<br />

markt omstreeks 1900, hun vader later in het bedrijf zouden opvolgen. Al<br />

voor de verbouwingen spoedig gingen de zaken zo goed dat men op zoek<br />

van 1901 en 1907 (collec- moest naar een grotere ruimte. In 1851 werd in de<br />

tie HCO).<br />

Diezerstraat een pand gekocht, dat zowel aan de<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

zijde van de Diezerstraat als aan de zijde van de<br />

Oude Vismarkt voor meubelinrichting en fabricage<br />

werd ingericht. Stelselmatig vond uitbreiding<br />

plaats, zodat in 1872 nog een tweede magazijn in<br />

de Diezerstraat aangekocht werd, waar de meer<br />

courante meubelen verkocht zouden worden.<br />

De firma Schoemaker nam geregeld deel aan<br />

vaktentoonstellingen en zelfs wereldtentoonstellingen.<br />

Zo behaalde de firma Schoemaker op de<br />

tentoonstelling te Zwolle in 1862 voor zijn inzending<br />

een bronzen medaille. En over de tentoonstelling<br />

van 1879 wordt geschreven dat er een toenemende<br />

aandacht is besteed aan een correcte<br />

navolging van stijlen zoals het genre renaissance,<br />

Louis XIV en Louis XVI. Verschillende malen<br />

wordt in de Officieele Gids vermeld dat meubels<br />

'streng' of 'keurig in stijl' waren uitgevoerd. De<br />

firma F.J. Schoemaker en Zonen uit Zwolle wordt<br />

speciaal genoemd omdat zij exposeerde met<br />

'... meubelen, die ieder afzonderlijk beschouwd,<br />

streng het karakter toonen van het tijdvak, waarnaar<br />

ze zijn vervaardigd. Het schijnt dat genoemde<br />

firma hier een proef wil leveren, een ieder naar<br />

zijn keuze, hetzij uit het tijdvak van Henri II, Louis<br />

XIV, XV, XVI of uit den Griekschen stijl een greep<br />

te doen, waarnaar gemakkelijk een geheele salon,<br />

boudoir of eetzaal is in te richten.' 4 Met deze<br />

beschrijving krijgen we een aardige indruk van<br />

wat de meubelfabrikant leverde. Deze firma<br />

behoorde inderdaad tot de 'luxe'-meubelindustrie<br />

van die tijd.<br />

In 1876, toen de firma F.J. Schoemaker het<br />

grootste meubelbedrijf in Zwolle was, werkten er<br />

zestien volwassen knechts en vier jongens. Schoemaker<br />

had in dat jaar een inkomen tussen ƒ 2.400<br />

en ƒ 3.000. Nadat de beide zonen Lodevikus Maria<br />

Hermanus (1848-1917) en Hermanus Johannes<br />

(1852-1913) in de zaak waren gekomen, werd de<br />

naam van het bedrijf veranderd in: F.J. Schoemaker<br />

en Zonen, Stoommeubelfabriek, Behangerij,<br />

Zwolle. (Onder deze naam werd overigens in 1880<br />

een tweede werkplaats opgericht voor de productie<br />

van biljarttafels, die echter na 1901 door uittreding<br />

van een der firmanten niet meer onder deze<br />

naam werd gevoerd). Ook de zoon van Lodevikus,<br />

Frederikus J.G.M. Schoemaker (geb. 1876), werd<br />

lid van de firma.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 105<br />

Landelijke afzet<br />

De verkochte goederen werden geproduceerd in<br />

de eigen werkplaats. Een advertentie van 1878 vermeldt<br />

dat men meubelen, stoelen, spiegels, lijsten<br />

en complete ameublementen maakte in alle stijlen.<br />

Landelijk stond het bedrijf goed bekend. Van<br />

de productie werd bijna alles landelijk afgezet,<br />

slechts '/8 deel vond in Zwolle aftrek. Onder de<br />

clientèle in Zwolle bevond zich in ieder geval de<br />

gemeente. Op een betalingsbewijs van 24 december<br />

1904 staat een bedrag van ƒ 28,78 voor de levering<br />

van meubelen voor het bureau van de afdeling<br />

Gemeentewerken, getekend door de gemeentearchitect<br />

Lourens Krook. De meubelen werden<br />

hoofdzakelijk met handmatig vervaardigd, maar<br />

de firma liet het grovere werk machinaal verrichten.<br />

Iets waar men trots op was, aangezien de<br />

arbeidsomstandigheden ook in de luxe-meubelfabriekën<br />

over het algemeen slecht waren. Toch<br />

bleef het werk in de ambachtelijke werkplaatsen<br />

zwaar en ook in de gemechaniseerde bedrijven<br />

zorgden stof, lawaai en lijmdampen voor problemen.<br />

Bovendien waren de machines niet altijd<br />

even veilig. De waarborg voor een uitstekende<br />

kwaliteit van de meubelen lag volgens de firma<br />

Schoemaker aan het gebruik van prima grondstoffen<br />

en de grote voorraden droog hout, opgestapeld<br />

in houtstekken aan de Wolweverstraat en het<br />

Eiland.<br />

Vaktentoonstellingen<br />

Op de vele vaktentoonstellingen mocht de firma<br />

zich intussen blijven verheugen in de hoogste<br />

onderscheidingen. Op de tentoonstelling te<br />

Amsterdam in 1877 kreeg Schoemaker een eervolle<br />

vermelding omdat hij ijverig scheen te zoeken 'om<br />

op den goeden weg te geraken: de uitvoering der<br />

ornamentatie is niet slecht, doch alle samenhang<br />

ontbreekt.' 5 Het neigt haast naar een vernietigende<br />

kritiek, omdat het er op lijkt dat Schoemaker de<br />

neostijlen met elkaar vermengde, maar het bleek<br />

toch voldoende te zijn voor een eervolle vermelding.<br />

Twee jaar later in 1879 exposeerde de firma<br />

in Arnhem met een 'cabinet style Henri II, ƒ 650,-,<br />

een ingelegde salonkast, fantasie, ƒ 340,-, een<br />

damessecretaire genre neogrec, ƒ 225,- en ander<br />

meubilair'. Maar dan wordt al weer geschreven<br />

'f -<br />

• * J<br />

K « -X- ZWOLLE * -X- «<br />

STOQM-MEUBEIFABRIEK<br />

GORDIJNEN ï: TAPIJTEN, enz.<br />

_ , , , , Nu. 2H Kunloor -:- -:- -:-<br />

T.IOO» l«—»l. N)|_ 2„ Hu|s ... ... ... ...<br />

OIEZERSTRAAT l(i (Hooldraüuiln)<br />

OUUE VISCIIMARKT 69 -:- -:-<br />

HOFuratncieis<br />

. . . VAK - - -<br />

B. M. dl Koilnjln. - - -<br />

Z. H. ds Sollin 1. Kotld.<br />

Fabriek -:- -:- -:- -:-<br />

OUDE VISCIIMARKT.<br />

Briefhoofd van de firma F.J. Schoemaker uit 1908 met links een afbeelding van<br />

het pand aan de Diezerstraat en rechts het hofleverancierwapen (collectie briefhoofden,<br />

HCO).<br />

dat er een toenemende aandacht is besteed aan<br />

een correcte navolging van stijlen. Blijkbaar heeft<br />

Schoemaker de eerdere kritiek positief opgevat.<br />

Jj


io6 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Het 'hoofdmagazijn' van Schoemaker aan de Diezerstraat 16. (Uit: 'Zwolle als<br />

industriestad', 1914, HCO).<br />

De meubelmakerij, afdeling handwerk, van Schoemaker aan de Oude Vismarkt<br />

9. (Uit: 'Zwolle als industriestad', 1914, HCO).<br />

Predikaat<br />

Volgens een verschenen uitgave van vóór 1914<br />

over de Nederlandse meubelindustrie behoorde<br />

de firma Schoemaker & Zonen tot de zeer weinige<br />

meubelfabrikanten die aan haar producten de<br />

'hoogsten eischen' stelden, iets wat slechts bij 15 %<br />

van de fabrikanten het geval scheen te zijn. In 1905<br />

mocht Schoemaker leveren aan het hof, zodat het<br />

nu gerechtigd was tot het voeren van het koninklijke<br />

wapen van koningin-moeder Emma. In 1906<br />

viel hem nog eens deze eer ten deel voor koningin<br />

Wilhelmina. In datzelfde jaar was de firma Schoemaker<br />

ook nog eens gerechtigd het wapen te voeren<br />

van de Sultan van Koetei. Maar waar ligt Koetei?<br />

Op Borneo? En wat deed de sultan van Koetei<br />

in 1906 met een biljartzaal van Schoemaker als<br />

blijkt dat er na 1901 geen biljarttafels meer geleverd<br />

werden onder naam van Schoemaker?<br />

Oude Vismarkt 9<br />

Ter ere van het 50-jarig bestaan in 1893 werd het<br />

pand Diezerstraat nr. 16 voorzien van een nieuwe<br />

gevel. In 1901 liet men ook de gevel aan de Oude<br />

Vismarkt 'moderniseren', maar deze brandde in<br />

1907 af. De Zwolse architect M. Meijerink kreeg de<br />

opdracht een nieuw pand te ontwerpen. Het<br />

resultaat is het nu nog steeds bestaande gebouw.<br />

Het pand is in Jugendstilarchitectuur opgetrokken<br />

en staat tegenwoordig geregistreerd als<br />

gemeentelijk monument. Volgens de mode van<br />

die tijd is gebruik gemaakt van geglazuurde witte<br />

verblendsteen, afgewisseld met een blauwe steen<br />

in de horizontale gevelbanden. Het gebruik van<br />

gekleurde materialen was kenmerkend voor de<br />

Jugendstil. Opvallende elementen zijn de halfronde<br />

bovenetalages en de gepleisterde nissenreeksen.<br />

De meubelmakerij had oorspronkelijk een winkelruimte<br />

op de begane grond, het magazijn en de<br />

werkplaats bevonden zich op de twee bovenverdiepingen.<br />

De dubbele pakhuisdeur met hijsbalk<br />

in de kap herinnert nog aan deze functie. De ruime<br />

vensters zorgden voor een goede verlichting<br />

van de werkplaatsen.<br />

Overname en opheffing<br />

In het Handelsregister van de Kamer van Koophandel<br />

en Fabrieken wordt de firma voor het eerst


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 107<br />

genoemd in 1918 als het zich als Stoommeubelfabriek<br />

& Behangerij laat inschrijven als vennootschap<br />

onder de naam van de toenmalige eigenaar<br />

Frederikus J.G.M. Schoemaker (kleinzoon van de<br />

oprichter) wonende Emmawijk 19. De zaak werd<br />

gedreven met hulp van geleende gelden, schuldbrieven,<br />

één van ƒ 15.000 zonder onderpand tegen<br />

5 %. De aangever was enig firmant . 6<br />

In 1949 verkocht F.J.G.M. Schoemaker de firma<br />

en verhuisde naar Den Haag. 7 De ooit zo<br />

beroemde firma werd overgenomen door<br />

G.J.Th.J. Leering, afkomstig uit Enschede. Leering<br />

handhaafde de bedrijfsnaam F.J. Schoemaker, nu<br />

met de omschrijving 'Kleinhandel in meubelen en<br />

woningtextielgoederen'. De productie van de<br />

exclusieve meubelen waar Schoemaker nationaal<br />

zoveel furore mee maakte bleek niet langer haalbaar.<br />

De heer Leering stuurde op 30 december<br />

1957 zijn clientèle een brief, waarin hij aankondigde<br />

zijn zaak per 1 januari 1958 verkocht te hebben<br />

aan de NV Batjes, Interieurinrichtingsbedrijven.<br />

Leering vertrok naar Den Haag om firmant te<br />

worden van een Perzische tapijtenhandel. 8 Dit<br />

betekende het definitieve einde van de firma F.J.<br />

Schoemaker & Zonen, 1843-1958.<br />

Het Stedelijk Museum Zwolle heeft enkele meubelen<br />

van de firma Schoemaker in de collectie.<br />

Wellicht heeft uzelf nog een origineel exemplaar<br />

van Schoemaker in uw bezit. Schoemaker signeerde<br />

haar meubelen (voor het eerst in 1929?) met het<br />

brandmerk: F.J. Schoemaker<br />

Hofleveranciers<br />

Zwolle<br />

De gunst dit predikaat te mogen gebruiken is<br />

zeker benut.<br />

Noten<br />

1 Zwolle als industriestad in 1914, Uitgegeven ter gelegenheid<br />

van de Algemeene Vergadering van de<br />

Maatschappij van Nijverheid te Zwolle, op 25,26 en<br />

27 juni 1914, p.III-IV.<br />

2 Idem, p.V.<br />

3 E. Bergvelt et all, Industrie & Vormgeving in Nederland<br />

1850-1950, Amsterdam 1985,<br />

4 J.M.W. van Voorst tot Voorst, Tussen Biedermeier<br />

en Berlage. Meubel en Interieur in Nederland 1835-<br />

1895, Amsterdam 1992, p226 en 234.<br />

Idem, p.283.<br />

HCO Zwolle, Handelsregister van de Kamer van<br />

Koophandel en Fabrieken te Zwolle, Jaarletter A,<br />

no.6, dossiernr. 6.<br />

Idem, Jaarletter AL, no.2226, dossiernr. 6.<br />

HCO Zwolle, Briefhoofdencollectie.<br />

Het in 1907 voor de firma Schoemaker gebouwde Jugendstilpand Vismarkt 9. De<br />

foto dateert uit 1972, het pand was toen nog in gebruik door Batjes. (collectie<br />

HCO) •••^^^^^«B


Annèt Bootsma -<br />

van Hulten<br />

io8 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Tingieterij Kamphof (1864-1938)<br />

Van 1864 tot 1938 was in Zwolle de tingieterij<br />

Kamphof gevestigd. Het grootste deel van<br />

deze periode, van 1875 tot 1938, was dit<br />

bedrijfin het geboortehuis van Potgieter, Luttekestraat<br />

14, gehuisvest. In het algemeen was de twee-<br />

de helft van de negentiende eeuw een slechte tijd<br />

voor de tinnegieterij; het ambacht bevond zich in<br />

een crisis waar slechts weinig gieterijen aan wisten<br />

te ontkomen. Kamphof was zo'n gieterij. Het was<br />

een gerenommeerd en landelijk bekend bedrijf.<br />

Afnemende vraag<br />

Eeuwenlang hadden tinnen voorwerpen een substantieel<br />

deel uitgemaakt van het huisraad maar in<br />

de loop van de negentiende eeuw nam de vraag<br />

naar tinnen gebruiksvoorwerpen sterk af. De productie<br />

beperkte zich toen voornamelijk tot het<br />

gieten van lepels, bordjes, bedkruiken, thee- en<br />

koffiepotten en vloeistofmaten. Er bestond nog<br />

wel wat behoefte aan siertin, in het laatste kwart<br />

van de eeuw beleefde de vraag daarnaar zelfs weer<br />

een lichte opleving, maar daaraan kon echter<br />

gemakkelijk door een klein aantal gieters voldaan<br />

worden. Deze ontwikkelingen werden in 1953 zeer<br />

beeldend door J.A. Kamphof zelf beschreven:<br />

'Men wilde geen tin meer. Steeds meer ging men<br />

over tot het gebruik van aardewerk en porcelein,<br />

dat wel brak maar geen onderhoud vroeg. De<br />

geheele inventaris van de eens zoo schitterende<br />

"tinkast" werd soms ineens opgeruimd. Prachtige<br />

verzamelingen met gegraveerde familie-wapens,<br />

collecties die nu in ieder museum een eereplaats<br />

zouden vinden, werden bij zakken vol verkocht en<br />

gesmolten voor het maken van soldeer en door de<br />

enkele gieters vergoten tot boerenlepels, ruwe<br />

theepotten, bedkruiken etc. Maakten de gieters<br />

voorheen kandelaars, tafelcomforen, sauskommen,<br />

schalen, kannen en borden, thans maakten<br />

deze in overeenstemming met de smadelijke<br />

ondergang van het vak meest nog een onmisbaar<br />

gebruiksartikel dat men, als niet brekend, toch<br />

nog van tin prefereerde.'<br />

De tinnegieterij Kamphofaan de Luttekestraat 14 omstreeks 1895. Voor de<br />

ramen staan de tinnen voorwerpen geëtaleerd. (Foto Deutmann, collectie Stede- Vele nog bestaande bedrijven werden in die<br />

lijk Museum Zwolle).<br />

jaren dan ook opgeheven. Hun voornaamste


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 109<br />

gereedschap, de bronzen gietvormen die de kern<br />

van het bedrijf uitmaakten, verdwenen of in de<br />

smeltkroes of werden door de overblijvende<br />

bedrijven opgekocht. In Zwolle nam zo tingieter<br />

Arend ten Klooster (geb. 1783) de gietvorm collecties<br />

van twee Zwolse gieters en één Kampenaar<br />

over. Ten Klooster overleed in 1860. Zijn weduwe<br />

verkocht de gieterij per 1 januari 1864 aan de toen<br />

31-jarige tingieter en geboren Zwollenaar Hendrik<br />

Kamphof.<br />

Hendrik Kamphof<br />

Ten Klooster had zijn bedrijf uitgeoefend aan de<br />

Melkmarkt. Van Kamphof is bekend dat hij aan de<br />

Nieuwstraat woonde, het valt aan te nemen dat hij<br />

daar ook zijn werkplaats had. Hij zette de gieterij<br />

in ieder geval onder zijn eigen naam voort. In 1875<br />

kocht hij Luttekestraat 14. Hierin werd aan de<br />

voorkant een winkel gevestigd, aan de achterkant<br />

aan de Ossenmarkt was de werkplaats en boven<br />

woonde de tingieter met zijn gezin.<br />

Aanvankelijk vervaardigde Kamphof de boven<br />

beschreven gewone gebruiksvoorwerpen, zoals<br />

lepels en vloeistofmaten, voor de stad en naaste<br />

omgeving. De eerste grote uitbreiding van de zaak<br />

vond plaats met de overname van een gieterij uit<br />

Deventer met een collectie van onder meer originele<br />

zeventiende-eeuwse gietvormen. Daarna<br />

begon Kamphof meer gieterijen over te nemen:<br />

een bedrijfin Leeuwarden, in Alkmaar, Hoorn en<br />

drie in Amsterdam. Sommige van deze gieters verkochten<br />

hun bedrijf onder voorwaarde dat in hun<br />

oorspronkelijke vormen gegoten artikelen nog<br />

voorzien moesten worden van hun eigen meestermerk.<br />

Zo verscheen hier en daar 'oud tin' met de<br />

merken van vroegere gieters maar uit Kamphof s<br />

bedrijf afkomstig.<br />

In 1902 wist Kamphof bij een publieke veiling het<br />

belendende perceel, Luttekestraat 16 - een pas<br />

gebouwd fraai Jugendstil-neorenaissance pand -<br />

te verwerven voor f 9.650. Vanaf dat moment<br />

werd in de beide panden een winkel gevestigd niet<br />

alleen voor tin, maar ook voor galanterieën,<br />

goud-, zilver-, nikkelwerken, etc. Toen Kamphof<br />

overging tot deze uitbreiding van de winkel was<br />

hij al 69 jaar. Waarschijnlijk deed hij dit ten<br />

behoeve van drie ongetrouwde dochters, die met<br />

z'n drieën de winkel runden en vanaf 1913 ook officieel<br />

firmant werden in hun eigen firma H. Kamphof,<br />

handel in huishoudelijke en luxe artikelen,<br />

galanterieën etc. Hendrik Kamphof had in totaal<br />

zes kinderen, vier dochters en twee zonen. Zijn<br />

oudste zoon, Jacobus Arnoldus (geb. 1871), trad in<br />

de voetsporen van zijn vader en werd ook tinnegieter.<br />

Dit tinnen inktstel werd<br />

omstreeks 1925 door de<br />

firma Kamphof vervaardigd.<br />

Het bevindt<br />

zich tegenwoordig in de<br />

collectie van het Stedelijk<br />

Museum Zwolle.<br />

(Collectie Stedelijk<br />

Museum Zwolle).


Door de firma Kamphof<br />

in de loop der jaren<br />

gebruikte merken. (Uit:<br />

Dubbe, 'Tin en tinnegieters<br />

in Nederland').<br />

110 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Jacobus Arnoldus Kamphof<br />

Toen J.A. Kamphof het bedrijf van zijn vader<br />

overnam, gaf hij al vrij spoedig de productie van<br />

gewone artikelen op. Hij nam nog enkele gieterijen<br />

over, uit Delft en Breda, en diepte toen uit de<br />

inmiddels aanwezige kapitale collectie alles op wat<br />

uit een historisch of artistiek oogpunt waardering<br />

verdiende. Hij voerde ook veel nieuwe ontwerpen<br />

uit en speelde daarmee in op de aan het eind van<br />

de negentiende eeuw ontstane opleving in de<br />

belangstelling voor siertin. Men begon, zoals<br />

Kamphof in het boven al eerder geciteerde artikel<br />

beschrijft, die oude schotels en kannen 'toch wel<br />

aardig' te vinden. Vooral in een oud interieur, op<br />

een oude kast 'deed' tin het. J.A. Kamphof: 'Zooals<br />

reeds is gezegd is het reveil van het oude vak voor<br />

de nog bestaande gieters een aangename tijd<br />

geweest: te beleven, dat na zooveel onrecht en<br />

minachting het tin weer recht gedaan en in eere<br />

hersteld werd; te zien dat voor een goed stuk weer<br />

een goede plaats was; te weten dat het vak weer een<br />

naam had onder de kunstambachten. Die eeuwige<br />

boerenlepels in een hoek te kunnen gooien en in<br />

die oude vormen te gaan zoeken naar mooie dingen;<br />

die weer te kunnen maken en daarvoor koopers<br />

en waardeering te vinden; zelfs voortwerkende<br />

in de oude stijl; met nieuwe stukken de oude collecties<br />

te kunnen uitbreiden, dat alles was als de<br />

herstelling na een zware ziekte: een tijd om nooit<br />

te vergeten.'<br />

Direct achter het pand aan de Luttekestraat,<br />

aan de Ossenmarkt, werd een nieuwe ruime gieterij<br />

ingericht. Men had een uitgebreide clientèle<br />

onder de detailhandel en er werd geëxporteerd<br />

naar Engeland, Amerika en Nederlands-Indië.<br />

Dit alles duurde tot 1937. J.A was inmiddels<br />

66 jaar. Zijn huwelijk met Gesiena W. de Vries<br />

(geb. 1882) was kinderloos gebleven. Bij gebrek<br />

aan een opvolger, uit de familie of daarbuiten,<br />

werd het bedrijf per 1 januari 1938 opgeheven.<br />

Hendrik Kamphof was in 1923 op negentigjarige<br />

leeftijd overleden; net als zijn vader bereikte ook<br />

Jacobus Arnoldus een achtenswaardige leeftijd, hij<br />

overleed in 1961. De gezusters Kamphof hadden<br />

hun zaak in galanterieën etc. per 1 januari 1930<br />

overgedaan aan hun neefje Hendrik van den<br />

Oever, zoon van hun enige getrouwde zuster.<br />

Deze H. van den Oever (geb. 1908) bleef in Luttekestraat<br />

14 onder de naam van zijn grootvader de<br />

winkel voortzetten tot 1972, zodat de naam Kamphof,<br />

zij het niet al die tijd als tinnegieterij, bijna<br />

een eeuw met dit pand verbonden bleef.<br />

Nederlands Openlucht Museum<br />

Enkele stukken gemaakt door de firma Kamphof<br />

bevinden zich tegenwoordig in het Stedelijk<br />

Museum Zwolle. De meeste gietvormen van bijzondere<br />

waarde en oude meestermerken die vader<br />

en zoon Kamphof in de loop der jaren hadden<br />

verzameld zijn echter terechtgekomen in het<br />

Nederlands Openlucht Museum te Arnhem en<br />

vallen daar nu nog te bewonderen. De daar aanwezige<br />

tinverzameling is voor het merendeel uit<br />

het bezit van de firma Kamphof afkomstig.<br />

Literatuur<br />

J.A. Kamphof, 'Oud tin', in: Verslagen en Mededelingen<br />

<strong>Overijssel</strong>s Regten Geschiedenis (1953), p 99 -108.<br />

B. Dubbe, Tin en Tinnegieters in Nederland, 2e druk<br />

(1978).


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 111<br />

Biljartfabriek Princesse J.A. Hoffscholze<br />

Bij café Stroomberg staat er één, een biljart<br />

van de Zwolse biljartfabriek Princesse voorheen<br />

J.A. Hoffscholze. Het is een hele goede<br />

en staat op een speciaal metalen onderstel. Onder<br />

het met de hand geweven laken zit een stuk leisteen<br />

van wel 5 cm dik. Die plaat is helemaal vlak<br />

geschuurd, allemaal handwerk. De stootkussens<br />

worden ook handmatig aangebracht. De hoogte is<br />

millimeterwerk: één millimeter te laag en de ballen<br />

zouden onder de middellijn worden aangetikt<br />

en dus uit het biljart vliegen. Tjebbe de Vries is<br />

eigenaar van de biljartfabriek aan de Grote Voort<br />

nr. 7 en kan smakelijk over zijn ambacht vertellen.<br />

Voor hem hoeven moderne fratsen niet. De klantenkring<br />

houdt hij precies bij in een met de hand<br />

vol geschreven kaartenbak. Belt een klant met een<br />

klacht, dan ziet Tjebbe na enig bladeren direct wie<br />

de klant is, waar hij woont, wanneer het biljart is<br />

geplaatst en wat er nu wel eens aan kon mankeren.<br />

'Oh, ik sta in de computer, hoor ik', zegt de klant<br />

dan vaak. 'Ja hoor, u staat in de computer', zegt<br />

Tjebbe dan maar voor het gemak.<br />

De eerste Hoffschulte<br />

In 1840 kwam de 28-jarige Johannes Ignatius<br />

Hoffschulte naar Zwolle om zijn geluk te beproeven.<br />

De katholieke schrijnwerker was geboren in<br />

Neuenhaus bij Lingen. De zich ontwikkelende<br />

provinciehoofdstad Zwolle trok in die tijd meer<br />

nieuwelingen aan. Enige jaren voor Hoffschulte,<br />

in 1836, kwam de jonge Jan Marten Willem Waanders<br />

vanuit Haaksbergen naar Zwolle en nam er<br />

een drukkerijtje over. Katholieken kregen ook<br />

steeds meer kansen; bovendien was in die tijd<br />

reeds een kwart van de 20.000 Zwollenaren van<br />

het katholieke geloof. In diezelfde jaren vestigde<br />

zich ook weer Bernardus Trooster in Zwolle. Hij<br />

was er wel geboren, maar was naar het westen<br />

getrokken. Terug in Zwolle zou deze katholieke<br />

aannemer veel succes krijgen. De drie heren zullen<br />

elkaar ongetwijfeld gekend hebben. Johannes<br />

Hoffschulte was geboren in 1812, evenals Jan<br />

Waanders en Bernardus Trooster was van 1814.<br />

Johannes Ignatius Hoffschulte begon in 1843<br />

een meubelfabriekje aan de Nieuwstraat. Het jaar<br />

erop trouwde hij met de Zwolse Jurriana de Jong.<br />

Hoffschulte was de Duitse familienaam en de<br />

Duitse uitspraak ervan bleef een beetje in de familie<br />

rondzingen. In Zwolle werd dat waarschijnlijk<br />

verstaan als 'Hoffscholze' en onder die naam vonden<br />

ook de bedrijfsactiviteiten plaats. Zo dreef de<br />

zoon van Johannes Ignatius, schrijnwerkersbaas<br />

Joannes Alexander, in 1891 op Diezerstraat 62 het<br />

'Magazijn van Spiegels en Lijsten - Fabriek van<br />

meubelen stoelen enz. J.A. Hoffscholze'. De meubelfabriek<br />

- het zal meer een meubelmakerij zijn<br />

geweest waar een baas en een paar knechten kasten,<br />

tafels en stoelen maakten - was in 1865 verhuisd<br />

naar dit pand naast de latere bioscoop De<br />

Kroon.<br />

Joannes Alexander heeft waarschijnlijk gezorgd<br />

voor enige ontwikkeling in het bedrijf. Hij<br />

was geboren in 1849 en trouwde in 1878 met Kornelia<br />

Prins. Drie jaar ervoor was Hoffschulte in<br />

het pand Nieuwstraat 100 begonnen met het fabriceren<br />

van biljarten. 1875 is dus het echte beginpunt<br />

van biljartfabriek Princesse. Het biljartspel was in<br />

die jaren in opkomst, vooral omdat men na 1860<br />

overstapte op het carambole-spel: drie ballen<br />

waarvan één de andere twee moest raken. De biljartfabriek<br />

zal toen nog niet 'Princesse' hebben<br />

geheten. Mogelijk is de naam in 1909 gegeven bij<br />

de geboorte van prinses Juliana, met een knipoog<br />

naar een van de grootste concurrenten, biljartfabriek<br />

Wilhelmina uit Amsterdam. In 1918 werden<br />

de speeltafels uitsluitend gefabriceerd aan de<br />

Nieuwstraat en de meubels gemaakt en verhandeld<br />

in de Diezerstraat. Om de meubelfabricage<br />

Wim Huijsmans en<br />

Menno van der Laan


Kwitantie, 1891. Het<br />

bedrijf van Hoffschulte<br />

onder de naam J.A.<br />

Hoffscholze was toen<br />

nog gevestigd in de Diezerstraat<br />

E35, nu Diezerstraat<br />

62. Later verhuisde<br />

B.J. Hoffschulte<br />

(1882-1980) naar Diezerstraat<br />

61. Dit pand<br />

kwam aan de achterzijde<br />

uit in de Nieuwstraat<br />

(100) waar de meubels<br />

en biljarts gemaakt werden<br />

(collectie briefhoofden<br />

HCO).<br />

112<br />

C-=i<br />

meer ruimte te geven, was al het aan Nieuwstraat<br />

100 grenzende huis in de Diezerstraat (nummer<br />

61) er bij gekocht.<br />

De eerste nozem<br />

Nummer 61 werd in die jaren bewoond door Bernardus<br />

Julianus Hoffschulte. Hij was als zoon van<br />

Joannes Hoffschulte in 1882 geboren. De vader<br />

overleed al op jonge leeftijd in 1896 toen de zoon<br />

nog maar veertien jaar oud was. Bernard groeide<br />

daarom wat zonder strakke leiding op en stond<br />

binnen de familie later ook wel bekend als de 'eerste<br />

nozem van Zwolle'. Toch was hij het die de<br />

onderneming groot maakte en in 1965 zelfs nog de<br />

eerste steen legde voor het nieuwe complex aan de<br />

Grote Voort.<br />

Bernard trouwde in 1909 in Utrecht met<br />

Christina Klijn. De zaken "gingen dusdanig voorspoedig<br />

dat hij het zich in 1930 kon veroorloven<br />

naar Ter Pelkwijkpark 17 te verhuizen. Of de<br />

revenuen nu voornamelijk kwamen uit de fabricage<br />

van biljarten of van de handel in en de vervaardiging<br />

van allerlei meubels is niet te zeggen. Eind<br />

jaren dertig was het niet florissant, althans volgens<br />

Fabriek van<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

prof. Van Vuuren die Zwolle op economisch terrein<br />

de temperatuur mat. Biljartmakers hadden<br />

veel te lijden van 'werklooze billardmakers die<br />

reparaties ten plattelande verrichtten'.<br />

Aan het eind van de oorlog, in 1944, kwam<br />

Bernards zoon Bé als vennoot in de onderneming.<br />

Hij was de helft van een tweeling en geboren in<br />

1915. Bernardus (Bé) Julianus Antonius bleek erg<br />

geschikt voor het bedrijfsleven. Hij was op aandringen<br />

van zijn vader eerst 'in betrekking' gegaan<br />

op de meubelafdeling van de V&D-vestiging in<br />

Eindhoven en Rotterdam. In de laatste stad leerde<br />

Bé zijn toekomstige vrouw, Agnes Steekelenburg,<br />

kennen. Ze trouwden in 1944 en kregen vijf dochters<br />

en twee zonen. De andere helft van de tweeling,<br />

Jacobus (Jacques) Alexander Gerardus, studeerde<br />

na de oorlog tandheelkunde, werkte nog<br />

korte tijd in het bedrijf en ging daarna zijn eigen<br />

weg.<br />

Het ging goed na de oorlog met de firma Hoffscholze.<br />

Er was veel vernietigd geraakt in de oorlogsjaren<br />

en dat moest weer worden geleverd.<br />

Allereerst zullen meubels aan de beurt zijn<br />

geweest, maar toen het leven in Nederland weer


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 113<br />

wat normaler werd moest ook het biljart vernieuwd.<br />

Vader en zoon plukten er de vruchten<br />

van. In 1953 leidden zij de verhuizing van de<br />

Nieuwstraat naar voormalige bedrijfsruimten van<br />

grootgrutter Schuitema aan Achter de Broeren 20-<br />

28, ongeveer op de plek waar nu de fietsenstalling<br />

op het Meerminneplein is. Hier hadden de zes<br />

werknemers meer armslag. Tegelijkertijd werd de<br />

firma omgezet in een naamloze vennootschap<br />

onder naam 'Billardfabriek Princesse J.A. Hoffscholze'.<br />

De directie werd gevoerd door Bernard<br />

(al weer 71 jaar), zoon Bé en schoonzoon Johannes<br />

Schuttelaar. De omzet van het bedrijf droeg een<br />

kleine twee ton; winst werd er ook gemaakt:<br />

32.400 gulden. Bernard kon tevreden zijn en een<br />

stap terug doen. Hij verhuisde in 1955 naar Den<br />

Haag, maar bleef tot ver daarna zich met het<br />

bedrijf bezighouden. Zo legde hij nog tien jaar<br />

later als mede-directeur de eerste steen voor het<br />

nieuwe pand aan de Grote Voort. Hij overleed in<br />

1980 op bijna honderdjarige leeftijd.<br />

Meneer Hoffschulte<br />

Bé nam langzamerhand het stokje over. Hij had<br />

een bepaalde uitstraling die het vanzelfsprekend<br />

deed zijn dat hij met 'meneer Hoffschulte' werd<br />

aangesproken. Hij was een ijverig mens, die zijn<br />

energie niet alleen in de biljartfabriek kwijt kon.<br />

Hij zorgde ervoor dat de meubelfabriek en de<br />

meubelgroothandel nieuw leven werd ingeblazen.<br />

De zes verdiepingen aan Achter de Broeren stonden<br />

dan ook vol met zo'n tienduizend stoelen. De<br />

fauteuils in de Buitensociëteit kwamen bijvoorbeeld<br />

bij Hoffscholze vandaan.<br />

Bé Hoffschulte zat ook vanaf 1952 voor de KVP<br />

in de gemeenteraad en was er geducht om zijn kritische<br />

kanttekeningen. De interesse van de katholieke<br />

fractievoorzitter ging vooral uit naar openbare<br />

werken en woningbouw. In 1955 kon hij het<br />

niet laten tijdens een interview de journalist van<br />

de Zwolse Courant mee te nemen naar het platte<br />

dak van Achter de Broeren. Daar liet hij zien hoe<br />

erg de buurt aan het vervallen was en welke verbeteringen<br />

volgens hem aan te brengen waren. Pas in<br />

1970 nam hij afscheid van de raad. De kersverse<br />

burgemeester Drijber memoreerde zijn 'niet altijd<br />

onbeperkt vertrouwen in het overheidsbedrijf,<br />

maar gelukkig ook zijn 'gevoel voor humor'. Om<br />

Hoffschulte te karakteriseren citeerde hij Boutens<br />

met de woorden: 'Vergeet, vergeef wat ooit mijn<br />

lippen morden, maar stel op den reddeloozen<br />

boedel orde.'<br />

Hoffscholze groeide in de binnenstad uit zijn<br />

jasje. De onderneming had in 1963 een omzet van<br />

bijna 1 miljoen gulden die met twaalf personeelsleden<br />

werden verdiend. Hoffschulte zelf woonde<br />

nog in de binnenstad, aan het Van Nahuysplein,<br />

een van de bolwerken rond de stad. Het plan van<br />

Van Embden om die bolwerken te slechten en er<br />

een brede weg aan te leggen, ging niet door. Dat<br />

was te danken aan een eenzame interventie van Bé<br />

Hoffschulte in de gemeenteraad. Toen burgemeester<br />

J.A.F. Roeien op 27 juni 1966 in een raadsvergadering<br />

in Odeon het voorstel daartoe unaniem<br />

wilde afhameren, zei Hoffschulte: 'Meneer<br />

de voorzitter, ik wil geacht worden te hebben<br />

tegengestemd.' Een tegenstem was van belang om<br />

het besluit later door Gedeputeerde Staten te kunnen<br />

laten vernietigen. Hetgeen later geschiedde.<br />

Wel ging de sanering van het stuk binnenstad<br />

rond Bitterstraat en Achter de Broeren door, want<br />

ook Zwolle groeide uit zijn jasje. Hoffscholze<br />

moest verhuizen. In 1965 werd de eerste steen<br />

gelegd van de nieuwe biljartfabriek op het nieuwe<br />

bedrijventerrein Voorst. Bernard Hoffschulte Sr.<br />

VJ.<br />

Broerenkerkplein met<br />

speeltuin, ca. 1960. De<br />

biljartfabriek Princesse<br />

was gevestigd Achter de<br />

Broeren 20-28 en is links<br />

op de foto te zien. Boven<br />

de fabriek steekt de<br />

toren van de R.K.<br />

Michaëlskerk uit, die in<br />

1965 werd afgebroken.<br />

Rechts een doorkijkje in<br />

de Waterstraat tot aan<br />

de Vispoortenplas (foto<br />

DolfHenneke, collectie<br />

HCO).


Drie generaties Hoffschulte<br />

metselen een<br />

gedenksteen in het nieuwe<br />

pand aan de Grote<br />

Voort7, mei 1965 (collectie<br />

Hoffschulte).<br />

Het bedrijfspand van<br />

Hoffscholze in volle glorie<br />

aan de Grote Voort,<br />

ca. ïgyo (collectie Tjebbe<br />

de Vries).<br />

114<br />

was ervoor uit Den Haag overgekomen. Het meest<br />

in het oog springende onderdeel van het bedrijf<br />

was het drie verdiepingen hoge verkoopgedeelte<br />

met showrooms voor meubels.<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Vertrekkende bedrijven uit de binnenstad<br />

waren in die jaren zestig aan de orde van de dag.<br />

Zo vertrok de achterkleinzoon van de Jan Waanders<br />

die de eerste Hoffschulte goed moet hebben<br />

gekend in die tijd eveneens uit de binnenstad.<br />

Wim Waanders liet een nieuwe drukkerij bouwen<br />

op de Marslanden en verhuisde in 1967 vanuit de<br />

Nieuwstraat, niet ver van Achter de Broeren, naar<br />

de Ampèrestraat.<br />

In 1981 ging Bé Hoffschulte met pensioen, hij<br />

vond dat hij genoeg had gewerkt. Zijn beide zonen<br />

stonden aanvankelijk niet te springen om het roer<br />

over te nemen, maar hebben het later toch een<br />

aantal jaren gedaan. Eerst Ben, en nadat de meubelfabriek<br />

was verkocht heeft Paul nog enige jaren<br />

de biljartfabriek geleid. De laatste wilde er in 1992<br />

mee ophouden en men begon rond te kijken naar<br />

iemand die het bedrijf wilde kopen. En zo kwam<br />

men uit bij Tjebbe de Vries, die als biljartmaker<br />

reeds eerder bij Hoffscholze had gewerkt. In 1992<br />

werd hij eigenaar. Hij bracht het aantal personeelsleden<br />

terug tot drie, waarvan één directeur,<br />

hijzelf. 'Hoffscholze' maakt na 127 jaar nog steeds<br />

op ambachtelijke wijze biljarts en zonder hulp van<br />

de computer.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 115<br />

Geweermakers aan de Luttekestraat,<br />

de firma HJ. Bremer<br />

In de gevel van Luttekestraat 46 staat nog altijd<br />

het opschrift 'Wapenfabriek' te lezen. Deze<br />

betiteling is weliswaar niet meer van toepassing<br />

op de huidige situatie, maar geeft wel, zij het<br />

met een wat weidse benaming, de activiteiten in de<br />

beginperiode van de firma Bremer weer. De eerste<br />

Bremers waren geweermakers en hielden zich<br />

daarnaast voornamelijk bezig met de handel in<br />

schiet- en jachtbenodigdheden.<br />

Heinrich Joseph Bremer<br />

In 1865 streek de geweermaker Heinrich Joseph<br />

Bremer (1837-1908) neer in Zwolle. Bremer was<br />

afkomstig uit Bensberg bij Keulen. Aanvankelijk<br />

verbleef hij in een koffiehuis in de Diezerstraat; in<br />

een 'Berigt aan Heeren Jagers' in de Zwolsche<br />

Courant van 30 augustus 1865 beval hij zich van<br />

daaruit minzaam aan tot 'het leveren, repareren<br />

en al wat verder tot het Geweermaken behoort, bij<br />

de Heeren Jagtliefhebbers'. Vervolgens vestigde<br />

Bremer zich in Zwolle en begon hij onder zijn<br />

eigen naam een geweermakerij aan de Nieuwe<br />

Markt. Blijkbaar bestond er in Zwolle een goede<br />

markt voor zijn producten, want in 1878 verhuisde<br />

hij naar een groter pand in de Luttekestraat; de<br />

locatie waar de firma anno <strong>2002</strong> nog steeds is<br />

gehuisvest. Bremer trad in het huwelijk met de<br />

Zwolse Hermanna Tenthof (1834-1906). Hun<br />

oudste zoon Theodoor (1872-1933) trad in de voetsporen<br />

van zijn vader. Hij werd eveneens geweermaker<br />

en nam rond 1900 het bedrijf over.<br />

Tot de vuurwapenwet van 1919 waren wapens<br />

in Nederland vrij verkrijgbaar. Weliswaar moest<br />

men een jachtakte bezitten, maar die was makkelijk<br />

te krijgen. De firma Bremer richtte zich dan<br />

ook in de eerste plaats op de jagers. Een catalogus<br />

van de firma uit 1910 voor 'Jachtgeweren, jachtbuksen,<br />

schijfbuksen, automatische pistolen en<br />

munitie' toont een keur aan geweren en jacht-,<br />

schijf- en windbuksen. De geweren varieerden in<br />

prijs van ƒ 20,- tot ƒ 500,-. Naast schietgerei en<br />

-benodigdheden verkocht Bremer ook alle mogelijke<br />

accessoires voor de jacht, zoals patroonkoffers,<br />

-tassen en -gordels, beenkappen, jachttassen,<br />

rugzakken, kniebeschermers, wildlokkers,<br />

veldflessen, vingerbeschermers, slobkousen,<br />

jacht- en zakmessen, aluminium bekers en broodtrommels,<br />

rijkarwatsen, en dergelijke. Voor de<br />

jachthonden werd ook van alles geleverd: halsbanden,<br />

muilkorven, kettingen, borstels, dog cakes,<br />

enzovoort. De echte 'Münchener Loden Regenjassen<br />

(waterdicht)' completeerden de uitrusting van<br />

de jager. In het assortiment werden verder nog<br />

automatische pistolen, revolvers, klewangs, politiesabels,<br />

handboeien, wapenstokken en allerlei<br />

accessoires gevoerd.<br />

Annèt Bootsma -<br />

van H uiten<br />

Theodoor Bremer<br />

junior, 1918-1998, als<br />

kind. (Foto Eelsingh,<br />

collectie HCO)


n6<br />

Geweermakers<br />

Heinrich J. Bremer en zijn zoon Theodoor waren<br />

zelf nog echte geweermakers. Zij bewerkten ruwe<br />

onderdelen tot hanen en bovenstukken (toplevers)<br />

van een geweer en maakten de kolven en<br />

lopen zelf. De door hen gebruikte onderdelen<br />

kwamen vooral uit België en Duitsland. Door de<br />

firma verkochte kant-en-klare wapens kwamen<br />

ook uit die twee landen en uit Engeland, landen<br />

met meer wapen- en jachttraditie dan Nederland.<br />

In de twintigste eeuw werd het onder invloed van<br />

het toenemende industriële aanbod al snel te duur<br />

om zelf nog lopen te maken; ze werden vervolgens<br />

geïmporteerd. In de tweede helft van de twintigste<br />

eeuw werden de diverse onderdelen steeds nauwkeuriger<br />

gemaakt en werd steeds minder nabewerking<br />

vereist.<br />

Theodoor Bremer was toen al lang overleden,<br />

hij stierf in 1933. Zijn enige zoon, ook Theodoor<br />

(Theo) geheten, was op dat moment nog maar 15<br />

jaar oud. Om de periode tot zijn volwassenheid te<br />

overbruggen werd een Duitse geweermaker ingehuurd<br />

om het bedrijf draaiende te houden. Deze<br />

heer Seibold werd kort voor de Tweede Wereldoorlog<br />

het land uitgezet vanwege vermeende verdachte<br />

activiteiten. Theodoor jr. nam zo al op jonge<br />

leeftijd de leiding van de zaak over.<br />

Kruitopslag<br />

Het pand aan de Luttekestraat was in 1908 ingrijpend<br />

verbouwd en van een nieuwe voorgevel<br />

voorzien door de in deze contreien bekende<br />

Jugendstilarchitect G.G. Post. De familie Bremer,<br />

die aanvankelijk boven de zaak woonde, verhuisde<br />

in 1918 naar Prins Hendrikstraat 4 (toen nieuwbouw),<br />

een huis dat nog steeds door de familie<br />

bewoond wordt. In de Luttekestraat werd de eerste<br />

verdieping daarna gebruikt als werkplaats en<br />

kantoor, de tweede verdieping werd bewoond en<br />

op de derde verdieping was de kruitopslag. Voor<br />

deze kruitopslag bezat de firma een vergunning,<br />

waarin uitvoerig de condities waaronder het kruit<br />

bewaard moest worden beschreven stonden. In de<br />

vergunning uit 1908 stond: 'In de bewaarplaats<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

mag nimmer meer dan zeven en dertig en een half<br />

kilogram buskruit voorhanden zijn, dat daarin<br />

moet zijn geborgen in koperen, messingen, zinken<br />

of goed vertinde blikken bussen of trommels of in<br />

houten vaatjes, welke van een houten deksel voorzien<br />

en met haren of wollen kleeden omwikkeld<br />

moeten zijn; op niet meer dan 1.5 M van de<br />

bewaarplaats moet steeds een ton met tenminste<br />

100 liter water geplaatst zijn, waarin de voorwerpen<br />

met buskruit bij brand moeten kunnen worden<br />

ondergedompeld.' Ondanks de nog vele paragrafen<br />

doorgaande voorschriften, maakt het idee<br />

van de opslag van 37 kilo buskruit op de derde verdieping<br />

in een betrekkelijk smal pand midden in<br />

een dichtbevolkte stad tegenwoordig toch een<br />

minder verantwoorde indruk. Gelukkig is er nooit<br />

brand uitgebroken. Op de begane grond waren tot<br />

de oorlog nog munitiekasten in gebruik. In de<br />

jaren twintig gebruikte de firma een extra munitieopslagplaats<br />

op Hofvliet, het toenmalige eiland<br />

in het Zwarte Water, tegenover het Rodetorenplein.<br />

Ruiterbenodigdheden<br />

Door de boven al geschetste ontwikkeling in de<br />

fabricage van geweren en door de terugloop van<br />

de populariteit van de jacht begon de firma Bremer<br />

in de jaren zestig naast het vertrouwde assortiment<br />

met de verkoop van ruitersportbenodigdheden,<br />

toen een sport in opkomst. Tevens begon<br />

men met de verkoop van klassieke Engelse kleding.<br />

Een goede zet; deze twee pijlers maken nu<br />

een belangrijk deel van het aanbod uit. Kleine<br />

reparaties aan geweren worden nog wel gedaan<br />

maar ingewikkelde zaken worden uitbesteed aan<br />

een specialistisch bedrijfin België.<br />

De firma heeft tegenwoordig twee panden in<br />

de Luttekestraat in gebruik, het oorspronkelijke<br />

pand nummer 46 en nummer 48. Nummer 46 valt<br />

onder Monumentenzorg, de gevel is onlangs<br />

gerestaureerd. De zaak wordt nu geleid door de<br />

vierde generatie, de heer J.C.Th. Bremer (geb.<br />

1956). Sinds het 125-jarig bestaan in 1990 mag de<br />

firma het predikaat 'Hofleverancier' voeren.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT "7<br />

Gevavi<br />

-w-e kunt er nog steeds op lopen, op een echte<br />

I V.V.-klomp van Gevavi. Ze worden alleen niet<br />

I meer in Westenholte gemaakt, maar in de<br />

Achterhoek. In 1993 stopte Gevavi met de productie<br />

van klompen aan de weg naar Kampen. De 45<br />

gebouwen en gebouwtjes werden enkele jaren<br />

later afgebroken. Aan een 59 jaar oude geschiedenis<br />

was toen een einde gekomen.<br />

Van klomp tot muil<br />

In de jaren dertig was bijna de hele oppervlakte<br />

van de gemeente Zwollerkerspel (zo'n 14.000 hectare)<br />

gebruikt voor de landbouw. Industrie was er<br />

weinig en de industrie die er was richtte zich op de<br />

boeren. Zo was er in Westenholte, aan de weg naar<br />

Kampen, sedert 1934 het bedrijf Van Vilsteren<br />

gevestigd. Anton van Vilsteren (geb. 1915), die<br />

woonde in een boerderij aan de Voorsterweg, ging<br />

in de jaren dertig met paard en wagen, beladen<br />

met potten, pannen en galanterieën, langs markten<br />

en huizen. Hij verkocht ook klompen. In die<br />

crisisjaren legde hij grote afstanden af, tot de Achterhoek,<br />

Amersfoort en Hilversum aan toe. Later<br />

kwam zijn broer Cornelis (Kees, geb. 1914) bij de<br />

handel, die werd uitgebreid met manufacturen,<br />

matten en dergelijke artikelen. De klompen gingen<br />

een steeds grotere rol spelen. Op het erf van de<br />

boerderij aan de Voorsterweg bouwden de<br />

Wim Huijsmans en<br />

Menno van der Laan<br />

Echte V. V. -klompen<br />

van Van Vilsteren.<br />

(Foto B. Meulenbelt,<br />

collectie HCO)


118 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

gebroeders een schuur, waar ze de klompen<br />

schuurden en beschilderden. Toen na de oorlog<br />

de derde broer Jan (geb. 1920) erbij kwam, breidde<br />

de klompenhandel zich nog meer uit. Er werd een<br />

jeep aangeschaft om de boer op te gaan. Er was<br />

werk genoeg, zodat ook de vierde broer Wim (geb.<br />

1928) ging meehelpen. De grondslag voor de<br />

bedrijfsnaam GEVAVI (GEbroeders VAn Vllsteren)<br />

was er.<br />

Behalve klompen gingen de Van Vilsterens<br />

laarzen verkopen, die zij kochten van Vredestein.<br />

Ook pantoffels werden verhandeld. Er kwamen<br />

steeds meer gebouwen en loodsen. In 1958 ging de<br />

familie zelf klompen maken en nam daartoe<br />

klompenmakers in dienst die het peppelhout<br />

bewerkten tot een klomp van hoge kwaliteit en<br />

draagcomfort. De zaken gingen uitstekend en het<br />

bedrijf groeide snel. In de jaren zeventig was<br />

Gevavi de grootste klompenfabriek van Nederland.<br />

Het fabriekscomplex strekte zich uit van de<br />

Voorsterweg tot aan de spoorlijn naar Kampen en<br />

grensde aan de westzijde aan de eeuwenoude allee<br />

naar de havezate Werkeren. Er werkten 100 klompenmakers,<br />

die zo'n half miljoen klompen per jaar<br />

vervaardigden.<br />

In die tijd kwam ook de schoenklomp of<br />

'Zweedse muil' in de mode. Eerst werden de houten<br />

zolen gekocht, maar al spoedig werden zij in<br />

de fabriek gemaakt. De leren kap lieten de Van<br />

Vilsterens er opzetten. De verkoop van deze muilen<br />

maakte een stormachtige ontwikkeling door.<br />

Teruggang<br />

In de jaren tachtig liep echter de verkoop van<br />

klompen en schoenklompen terug. De verkoop<br />

van klompen zakte naar 135.000 per jaar, te weinig<br />

om de kosten te dekken. Er werd van alles geprobeerd<br />

om de productiviteit te verhogen (tot en<br />

met 'sovjetmethoden', in de vorm van borden met<br />

streefaantallen) en het bedrijf werd gereorganiseerd.<br />

Door de reorganisatie onder een nieuwe,<br />

daadkrachtige directeur (G. Zonnenberg) werd<br />

alles wel doorzichtiger. Gevavi werd gesplitst in<br />

een houtzagerij, een groothandel in agrarisch<br />

schoeisel en een klompenfabriek. Op een omzet<br />

van 20 miljoen gulden per jaar maakte alleen de<br />

groothandel winst. De klompenfabriek draaide<br />

verlies en sloot in 1993 de deuren. De dertien<br />

medewerkers moesten worden ontslagen. Gevavi<br />

had de overstap naar de toeristische klomp - die<br />

niet meer bedoeld was om op te lopen - niet willen<br />

maken. Het bedrijf in de Achterhoek dat het<br />

model V.V. (Van Vilsteren) overkocht, was die<br />

gang wel gegaan.<br />

De groothandel verhuisde naar het industrieterrein<br />

Voorst en is inmiddels de grootste wat<br />

betreft agrarisch schoeisel en aanverwante artikelen.<br />

Een zoon van één van de vier gebroeders Van<br />

Vilsteren heeft nog de houtzagerij overgenomen,<br />

maar uit Gevavi heeft de familie zich teruggetrokken.<br />

Zo is er na meer dan een halve eeuw een einde<br />

gekomen aan de bemoeienissen van de gebroeders<br />

bij Gevavi.<br />

* Dit artikel is voor een groot gedeelte gebaseerd op<br />

Ank Meliesie-Appelhof, 'Als de Dag van Gisteren -<br />

Zwolle' deel 11, Zwollerkerspel.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 119<br />

Walter Stern<br />

Ik zit nog niet zo lang met Walter Stern, de<br />

eigenaar van het gelijknamige partyservicebedrijf,<br />

te praten, of hij zegt emotioneel: 'Weet je<br />

waarom ik zo begaan ben met die asielzoekers?<br />

Omdat mijn ouders in precies dezelfde omstandigheden<br />

verkeerden. In 1936 kwamen ze naar<br />

Nederland omdat de toestand in Duitsland<br />

onhoudbaar werd. Mijn vader, Walter Stern,<br />

geboren op 31 maart 1904 in Hemmerde, kon als<br />

jood in Lünen zijn slagerij niet meer voortzetten.'<br />

Walter Stern sr.<br />

Walter Stern sr. (1904-1964) trouwde op 26 oktober<br />

1933 in Lünen met de niet-joodse Erna Kröner.<br />

Zij werd op 1 december 1907 in Obermassen geboren.<br />

De beruchte Neurenberger rassenwetten<br />

begonnen het na 1933 voor joden onmogelijk te<br />

maken als zakenman een toekomst op te bouwen.<br />

Bood Nederland kansen? Er waren veel meer<br />

joden die in die tijd naar ons land uitweken. Velen<br />

meenden hier veilig te zijn. Nederland zou wel<br />

weer neutraal blijven als het tot een oorlog zou<br />

komen. Neutraal, zoals dat ook in de jaren 1914-<br />

1918 was gegaan. 'Mijn vader was een prima vakman',<br />

vertelt Walter jr. 'Hij zou overal de kost<br />

kunnen verdienen. En mijn moeder zou de ellende<br />

kunnen ontlopen als mijn ouders zich zouden<br />

laten scheiden. Het is allemaal anders gelopen. Er<br />

Wil Cornelissen<br />

Walter Stern sr. (geheel<br />

rechts, let op de voorhamer!)<br />

in de jaren twintig<br />

aan het werk in<br />

Duitsland (collectie<br />

Stern).


De liquidatie op basis<br />

van de 'Verordening tot<br />

verwijdering van joden<br />

uit het bedrijfsleven'<br />

april 1943. (Kamer van<br />

Koophandel Zwolle).<br />

120<br />

is over dat onderwerp later thuis nooit meer<br />

gesproken.'<br />

Zwolle<br />

De Sterns belandden in Zwolle. De burgerlijke<br />

stand schreef hen hier in op 6 december 1936. In<br />

deze stad maakten zij in de gaarkeuken kennis met<br />

de Amsterdammer Wilhelm (Willi) Rosenthal en<br />

zijn gezin. Walter en Willi werden partners. Er<br />

DEPARTEMENT VAN HANDEL, NIJVERHEID EN SCHEEPVAA<br />

BEZUIDENHOUTSCHEWEG 30 - 'S-GRAVENHAGE - TEL. 720060* INTERL. IETT.<br />

v.d.B.<br />

benoeming bewindvoerder<br />

1 bijlag.<br />

•>


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 121<br />

maart 1944 opgeheven slagerij was 'Omnia Treuhandgesellschaft<br />

m.b.H.' te Arnhem. Het Handelsregister<br />

van de Kamer van Koophandel en<br />

Fabrieken te Zwolle vermeldt: 'Die Liquidation ist<br />

am 13. April beendet. Das Geschaft ist aufgelöst<br />

worden.' De zaak ging dicht...<br />

Walter junior werd op 5 juni 1943, midden in<br />

de oorlog, geboren. Hij is (was dat een veiligheidsmaatregel?)<br />

toen gedoopt. 'Geweldige hulp<br />

gehad van dominee Horreüs de Haas en van de<br />

vrouwenarts dokter J. ten Brink. Die laatste heeft<br />

de pasgeborene ook op het stadhuis aangegeven.'<br />

Walter kreeg als tweede naam Jan, de voornaam<br />

van Ten Brink. 'Mijn vader zat toen in het kamp<br />

Havelte. Hij kon als jood mij uiteraard niet aangeven<br />

bij de burgerlijke stand. Hij was in '42 opgepakt.'<br />

Later kon hij onderduiken bij de buren en<br />

nota bene in zijn eigen huis. De zaak is toen overigens<br />

vernield door Zwollenaren(!).<br />

Heropening<br />

Op 14 april 1945 werd Zwolle bevrijd. Ruim twee<br />

weken later, op 2 mei, werd de zaak weer geopend,<br />

niet nadat Stern nog was gearresteerd en in de<br />

marechausseekazerne aan de Meppelerstraatweg<br />

was verhoord. Als Duitser zou hij tot de vroegere<br />

vijand behoren...<br />

In 1954 werd hij genaturaliseerd , maar goed en<br />

foutloos Nederlands heeft hij nooit kunnen spreken.<br />

Walter sr. overleed in 1964. Moeder Erna<br />

Stern - Kröner stierfin 1976.<br />

En de verdere (joodse) familie? Dat verhaal<br />

komt de interviewer helaas maar al te bekend<br />

voor. Het gaat over Sterns zusters en broers, de<br />

tantes en ooms, de neven en de nichten, oud en<br />

jong, die in Auschwitz, Sobibor en andere oorden<br />

van verschrikking het leven lieten.<br />

Walter Stern jr.<br />

Na het overlijden van de ouders kwam de zaak op<br />

naam van de enige zoon Walter Jan Stern. Die<br />

leerde het veekopen vooral van David Steren (de<br />

naam is toeval!) uit Dalfsen. Dat betekende vooral<br />

bij de boeren in de omgeving en op de wekelijkse<br />

veemarkt onderhandelen over de kwaliteit en de<br />

vlees~vleeswaren~<br />

party service<br />

walter<br />

traiteurs<br />

prijzen van de koeien en ander vee. Die werden<br />

dan na de koop naar het abattoir afgevoerd. Met<br />

grote voldoening ziet Stern op die leertijd terug.<br />

Samen met zijn vrouw Ineke bracht hij de zaak<br />

tot verdere bloei, niet in het minst door de<br />

omschakeling van 'alleen maar slagerij' naar 'party-service<br />

en traiteur'. Dat was in 1975 nog iets<br />

geheel nieuws en onbekends in Zwolle. Stern:<br />

'Denk er aan: ik heb geen personeel, wel medewerkers.'<br />

De zaak van Walter Stern is in onze stad en ver<br />

daarbuiten een begrip. Maar wie weet nog dat de<br />

oorsprong ligt bij de vluchtelingen Erna en Walter<br />

Stern uit Lünen? En is het geen wonderlijke speling<br />

van het lot dat juist Lünen vele jaren later een<br />

partnerschap met Zwolle kreeg?<br />

Logo 2000 van de traiteurs<br />

en party-service<br />

Walter Stern (collectie<br />

Stern).


Jeanine Otten<br />

De Grote Markt<br />

omstreeks 1948. Op<br />

Grote Markt/, in het<br />

hoekpand met de Diezerstraat,<br />

was ijssalon<br />

'Gino Ijs' gevestigd,<br />

zoals op de gevel te lezen<br />

staat. (Collectie HCO)<br />

122 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

IJsmakers Talamini op de Grote Markt<br />

De Nederlanders zijn met de consumptie<br />

van zes tot zes-en-half liter ijs per jaar niet<br />

zulke grote ijseters als de Zweden (dertien<br />

liter) en de Amerikanen (twintig liter). Gek<br />

genoeg eten we weer meer ijs dan de Italianen en<br />

de Spanjaarden. In Zwolle kan men op diverse<br />

plekken ijs kopen: in snackbars en lunchrooms,<br />

aan ijskarretjes, uit de diepvries van supermarkten<br />

en in drie ijssalons.<br />

Ijssalon Talamini<br />

Eén van de drie Zwolse ijssalons is ijssalon Talamini<br />

op Grote Markt 10. Het ijs wordt er nog<br />

steeds volgens oud geheim familierecept gemaakt.<br />

In de loop van de tijd is het aanbod uitgebreid:<br />

behalve heerlijk Italiaans ijs kan men hier cappuccino,<br />

espresso, frisdranken, gebak en heerlijke Italiaans<br />

belegde broodjes (Talamini Panini) nuttigen.<br />

Er wordt ook bier geschonken, maar uit de<br />

fles en van het luxe soort. Bij mooi weer is er een<br />

terras op de Grote Markt. De ijssalon is geopend<br />

van ongeveer half februari, begin maart tot ongeveer<br />

eind september, begin oktober, afhankelijk<br />

van het weer. In de winter is de zaak gesloten. De<br />

ruimte wordt dan verhuurd aan een discounter<br />

die ze volstapelt met schoenendozen.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 123<br />

Bedrijfsleidster van de ijssalon is Gianna Talamini<br />

(geboren Vodo di Cadore, Italië, 1956). Gianna<br />

kwam in 1984 vanuit Deventer naar Zwolle om<br />

hier te gaan werken. Sinds 1986 woont zij ook in<br />

Zwolle.<br />

Keizerlijk ijs<br />

Omstreeks 1860 begon de betovergrootvader van<br />

Gianna, Pietro Talamini, met het verkopen van ijs<br />

in Wenen. Hij was afkomstig uit het armoedig<br />

bergdorp Vodo di Cadore in de voormalige Republiek<br />

Venetië. Het gebied was in die tijd, dus nog<br />

voor de éénwording van Italië (1866-1870), onderdeel<br />

van de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije.<br />

Zijn zoon Giovanni stond in Wenen met een<br />

ijskar op een vaste standplaats tegenover het paleis<br />

van de Habsburgse keizer Frans Jozef. Personeelsleden<br />

van de keizerlijke hofhouding kochten bij<br />

hem citroenijs. Zo kwam het ijs van Talamini op<br />

een gegeven moment bij de keizer zelf terecht en<br />

mocht Giovanni Talamini ijs leveren voor de feesten<br />

aan het hof. Eind negentiende eeuw kwam er<br />

een nieuwe wet: als je ijs maakte, moest je een 'Ai<br />

Gewerbeschein' (certificaat) hebben. Zo behaalde<br />

Giovanni Talamini in 1892 in Wenen zijn certificaat<br />

als 'Zuckerbacker' en gold hij vanaf dat<br />

moment als een veredelde banketbakker. Het<br />

maken van ijs was moeizame arbeid: het ijsdraaien<br />

duurde uren en ging nog geheel met de hand.<br />

Daar diepvriezers nog niet bestonden, werd de<br />

massa bevroren in tonnen met pekel en ijsblokken.<br />

Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog,<br />

waarbij Oostenrijk en Italië met elkaar in oorlog<br />

raakten, zocht de familie Talamini de veiligheid in<br />

het vaderland. Later vestigde de familie Talamini<br />

zich in België.<br />

In 1932 vertrok Giovanni's zoon Pietro Talamini<br />

(de grootvader van Gianna Talamini), uit<br />

België naar Nederland. Van zijn laatste spaarcenten<br />

kocht hij een ijskar. Hij koos Deventer uit als<br />

standplaats. Vrienden en familieleden zaten al in<br />

andere delen van Nederland: een oom van Pietro<br />

Talamini zat in Rotterdam, de bevriende gebroeders<br />

Gregori zaten in Arnhem, in het oosten zat<br />

nog niemand. Voor het eerst proefden de Deventernaren<br />

Italiaans ijs op waterbasis. Tot op dat<br />

moment kenden zij alleen het roomijs van<br />

Hunink. Al snel haalde Pietro zijn vrouw en andere<br />

familieleden naar Nederland.<br />

Ijssalon 'Venezia' en ijssalon 'Gino'<br />

Volgens de overlevering is de naam Zangrando<br />

een verbastering van 'Jan de Groot' en stammen<br />

de Noord-Italiaanse Zangrando's af van de Noormannen<br />

die op hun veroveringstochten bij de<br />

Alpen bleven steken. 'Vandaar dat veel Noord-Italianen<br />

lang en blond zijn', aldus Gianna Talamini.<br />

De Zangrando's werden door het huwelijk tussen<br />

Pietro Talamini en Giovanna Zangrando familie<br />

van de Talamini's. De schoonouders van Pietro<br />

Talamini, Ernesto Zangrando (geb. Vodo di<br />

Cadore 1869) en Amalia Zangrando-Zangrando<br />

(geb. Vodo di Cadore 1888) zaten van 1890 tot de<br />

Eerste Wereldoorlog in Katowice (Silezië, toen<br />

Duitsland, nu Polen) in het ijs. In 1913 werd daar<br />

Ijssalon Talamini, Grote<br />

Markt 7, gefotografeerd<br />

vanuit de Diezerstraat,<br />

omstreeks 1965.<br />

(Foto B. Meulenbelt,<br />

collectie HCO)


IJssalon Talamini, Grote<br />

Markt 10, met terras<br />

in 1972. (Collectie<br />

HCO)<br />

124<br />

hun zoon Gino geboren. Toen Italië in 1916 met<br />

Duitsland in oorlog raakte, moest familie Zangrando<br />

Katowice verlaten. Alle ijskarren en alles<br />

wat ze verdiend hadden, moesten ze achterlaten.<br />

De familie vestigde zich in Gent (België) om daar<br />

een ijssalon te beginnen. In 1932, hetzelfde jaar dat<br />

zijn zwager Pietro Talamini zich in Deventer vestigde,<br />

verhuisde Gino Zangrando met zijn moeder<br />

van Gent naar Zwolle. Gino begon een ijssalon in<br />

Bitterstraat 67. In 1936 kwam ook vader Ernesto<br />

Zangrando vanuit Gent naar Zwolle. De familie<br />

verhuisde naar Oude Vismarkt 29. In 1937 hadden<br />

de Zangrando's twee ijssalons: op Blijmarkt 3 en<br />

Oude Vismarkt 29. De Zangrando's bleven tijdens<br />

de Tweede Wereldoorlog zo lang mogelijk in<br />

Zwolle, uit angst dat ze, net als in de Eerste<br />

Wereldoorlog, weer alles zouden verliezen. Uit-<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

eindelijk gingen Ernesto en zijn vrouw Amalia<br />

terug naar Italië. Hun dochter Giovanna Talamini-Zangrando<br />

vergezelde hen naar Italië omdat zij<br />

in de buurt van haar zoon Elio Ernesto, die in Italië<br />

op kostschool zat, wilde zijn. Na de oorlog ging<br />

Giovanna met haar zoon Elio Ernesto Talamini<br />

(vader van Gianna) terug naar haar man Pietro<br />

die in Deventer was gebleven.<br />

Ijssalon 'Venezia-ijs' van Gino Zangrando was<br />

van 1933 tot 1937 gevestigd in Bitterstraat 67, vanaf<br />

!937 op Blijmarkt 3 en Oude Vismarkt 29. Vanaf<br />

1947 was op Grote Markt 7 eerst ijssalon 'Veneziaijs',<br />

later veranderde de naam in ijssalon 'Gino'.<br />

Uit angst voor een Derde Wereldoorlog emigreerde<br />

Gino Zangrando, net als veel andere Italianen,<br />

in 1946 naar Argentinië om in Buenos Aires een<br />

ijssalon te beginnen. Daar trouwde hij ook. Zijn<br />

moeder woonde echter in Italië en omdat dat zo<br />

ver weg was, begon Gino Zangrando in het Duitse<br />

München een tweede ijssalon. Hij werkte 'veertien<br />

maanden per jaar': als het in Argentinië zomer<br />

was, was het in Duitsland winter. Als Gino<br />

's zomers naar Duitsland ging, bleef zijn vrouw<br />

nog een maand in Argentinië doorwerken, en<br />

omgekeerd. Tot halverwege de jaren vijftig heette<br />

de ijssalon op Grote Markt 7 'Gino', tot 1969 'Talamini'.<br />

Oorlog<br />

Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren de grondstoffen<br />

voor de bereiding van ijs gerantsoeneerd.<br />

Het geluk van de Talamini's was dat ze in Deventer<br />

wel twintig en in Zwolle ook vrij veel ijskarren<br />

hadden. Per ijskar kreeg je wat rantsoen om<br />

grondstoffen te kopen. Daardoor konden de twee<br />

ijssalons van Talamini in Deventer in stand<br />

gehouden worden. Ijs was overigens niet, als vele<br />

andere voedingsmiddelen op de bon: zolang er<br />

nog grondstoffen waren, kon men in de oorlog in<br />

de ijssalon een ijsje kopen. In Deventer waar Gianna's<br />

grootvader Pietro woonde, zaten er wel eens<br />

onderduikers tussen de vloeren en zolders van de<br />

ijssalon verborgen. De ijssalon Broederenstraat 21<br />

had twee zij-uitgangen in de Duivengang, die werden<br />

graag gebruikt door mensen die voor de Duitsers<br />

vluchtten: men liep de ijssalon in en vluchtte<br />

via de ijsbereidplaats in de Duivengang (ook 'pot'


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 125<br />

genoemd) naar buiten. De Duitsers hebben Pietro<br />

Talamini hiervoor zelfs erg toegetakeld.<br />

Groei van het bedrijf<br />

Na de Tweede Wereldoorlog hield Pietro Talamini<br />

vele jaren toezicht op de Zwolse zaak van Gino<br />

Zangrando. Tot 1969 was de firma Talamini gevestigd<br />

op Grote Markt 7 op de hoek met de Diezerstraat,<br />

vanaf 1969 op Grote Markt 10. In 1984<br />

namen Pietro's kleindochter Gianna en haar man<br />

Kees Schreuders de leiding over. Andere Talamini's<br />

zitten elders in het land, maar dat is verre<br />

familie.<br />

Het familiebedrijf is door Gianna Talamini en<br />

haar man gaandeweg uitgebreid. Van een ijskar in<br />

Zwolle begin jaren dertig van de vorige eeuw is<br />

Talamini uitgegroeid tot een familiebedrijf met<br />

ijssalons in Zwolle, Zutphen en Deventer, waar in<br />

totaal tweehonderd personeelsleden werkzaam<br />

zijn, sommigen fulltime, anderen parttime. In de<br />

vakantieperiode werken er veel scholieren als<br />

vakantiewerker.<br />

Samen met haar man is Gianna ook eigenaar<br />

van broodjeszaak 'Vito' op Grote Markt 11. In<br />

'Vito' worden ambachtelijk bereide sandwiches<br />

verkocht. Haar man beheert restaurant 'La Meridiana',<br />

Grote Markt 11. Het restaurant is genoemd<br />

naar de zonnewijzer die sinds 1759 boven in de<br />

gevel prijkt. Vroeger was in dit pand Hotel 'Heerenlogement',<br />

later Hotel Dijkstra gevestigd. 'De<br />

Patio', onderdeel van de ijssalon, is een overdekte<br />

en verwarmde tuin die ook wordt gebruikt door<br />

restaurant La Meridiana. In juni <strong>2002</strong> opende<br />

Talamini aan de Grote Markt 11 Café Luca, een<br />

zaak waar behalve drankjes ook antipasti (Italiaanse<br />

voorgerechten) kunnen worden genuttigd.<br />

Productie<br />

Het ijs wordt al lang niet meer, zoals overgrootvader<br />

Giovanni deed, met behulp van tonnen, pekel<br />

en ijsblokken gemaakt. Het ijs wordt in Twello<br />

geproduceerd. Een supermoderne machine draait<br />

in drie kwartier zeventien liter ijs. Het oude geheime<br />

familierecept is hier en daar wat aangepast. Zo<br />

worden noten niet meer zelf gemalen, maar<br />

gebruikt men kant-en-klare notenpasta's die vanuit<br />

Italië worden geïmporteerd. Vanuit de familie-<br />

traditie maakt Talamini het ijs op vruchten- en<br />

waterbasis. Dat geeft het ijs een fris karakter en de<br />

smaken komen ook beter tot hun recht. Aanvankelijk<br />

was het Italiaanse ijs in Nederland echt iets<br />

nieuws, het leek niet op het wat zoetere en vettere<br />

ijs op melk- en roombasis waar de Nederlander<br />

aan gewend was. Omdat de Nederlanders het<br />

waterijs in het begin maar niets vonden, is Talamini<br />

ook ijs op melkbasis gaan maken. Zelf vinden<br />

de Talamini's het ijs op melk- en roombasis aan de<br />

te vette kant, het ligt zwaarder op de maag dan het<br />

traditionele Italiaanse ijs.<br />

Talamini produceert dus zowel vruchtenijs op<br />

waterbasis als ijs op melk/roombasis. In de zomer<br />

is de helft van het verkochte ijs vruchtenijs op<br />

waterbasis. Wanneer het wat kouder wordt, loopt<br />

het aandeel zo'n veertig procent terug. Een aantal<br />

soorten wordt uitsluitend op waterbasis gemaakt,<br />

zoals citroen, sinaasappel, frambozen en bessen.<br />

Talamini kan 52 verschillende soorten produceren,<br />

maar doorgaans worden er 40 verschillende<br />

soorten aangeboden. Volgens het oude recept<br />

mogen alleen natuurproducten gebruikt worden<br />

bij het maken van het ijs. Talamini gebruikt alleen<br />

vers fruit of haalt de grondstoffen uit Italië. In de<br />

winter komen de vruchten uit de diepvries. De felle<br />

kleuren die tussen de ijssoorten zitten, worden<br />

niet gemaakt met behulp van chemische stoffen,<br />

Talamini gebruikt alleen natuurlijke kleurstoffen.<br />

De zonnewijzer die al<br />

sinds 1759 in de gevel<br />

prijkt van Grote Markt<br />

11 en waaraan het in<br />

dit pand gevestigde restaurant<br />

La Meridiana<br />

haar naam ontleent.<br />

Talamini heeft de zonnewijzer<br />

in 1998 laten<br />

restaureren. (Collectie<br />

HCO)


126 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Nieuwe soorten<br />

Minstens één keer per jaar bezoekt de familie<br />

Talamini Italië. Traditiegetrouw verblijft de familie<br />

achttien man sterk met kerstmis in Vodo di<br />

Cadore. De familie is oorspronkelijk uit dit dorp<br />

afkomstig. In Vodo di Cadore leven nog oma Giovanna<br />

Talamini - Zangrando en neven en nichten<br />

van Gianna's vader. Vodo di Cadore heeft meer<br />

ijsfamilies voorgebracht, zoals familie van de kant<br />

van overgrootmoeder Talamini. In Italië doet de<br />

familie inspiratie op voor nieuwe ijssoorten. Op<br />

de nieuwe basissoorten kunnen weer een groot<br />

aantal variaties gemaakt worden. Zo probeert<br />

Talamini het aanbod afwisselend en steeds weer<br />

nieuw te houden. Tien jaar geleden waren ijs op<br />

basis van mascarpone (Italiaanse room) en<br />

yoghurt nieuw. Dit jaar heeft Gianna Talamini als<br />

Familiefoto Talamini: eerste rij van links naar rechts: Stefano Bouwhuis (kind<br />

op grond), Ernesto Elio Talamini (vader van Gianna Talamini), Luisa Talamini<br />

(moeder van Gianna Talamini), Cinzia Schreuders (kind), Gianni Schreuders<br />

(kind), Stella Bouwhuis (kleuter) in de armen van Pietro Talamini (broer<br />

van Gianna Talamini).<br />

Tweede rij van links naar rechts: Lucia Bouwhuis-Talamini, Kees Schreuders,<br />

Gianna Talamini, Manuela Talamini, Fabio Bouwhuis (kind), Eggie Bouwhuis,<br />

Nienke (ex-vriendin van Pietro Talamini). (Particuliere collectie)<br />

nieuwigheden een fris smakend ijs op basis van<br />

groene thee en gelato caldo (warm ijs), een romiger<br />

ijs dat, hoewel de temperatuur onder nul is,<br />

door de hoeveelheid vetten toch niet zo koud aanvoelt.<br />

Het duurt soms een poosje voor een nieuwe<br />

soort goed gaat lopen. Tegenwoordig kan je van<br />

alles ijs maken: dropijs heeft Gianna ook wel eens<br />

gehad, maar het verkocht niet. Ijs moet binnen<br />

twee dagen op en als het niet loopt, verkoop je oud<br />

ijs 'en dat willen we niet', aldus Gianna Talamini.<br />

Bij koud weer houdt Gianna zich bij de klassieke<br />

ijssoorten. Die verkopen altijd goed. Twee jaar<br />

geleden verkocht ze mascarpone-ijs met brownies,<br />

pannacotta-ijs met brownies en vanille-ijs met<br />

cantuccini-koekjes. Vorig jaar was de nieuwe<br />

smaak watermeloen. Het duurt vrij lang, soms wel<br />

twee jaar, voordat een nieuwe ijssoort goed verkoopt.<br />

De klanten hebben veel tijd nodig om aan<br />

iets nieuws te wennen. Gianna's eigen lievelingsijsje<br />

wisselt nogal eens, maar ze houdt nog het<br />

meeste van de fris-zure smaken van citroenijs,<br />

yoghurt met frambozenijs en mango-ijs.<br />

Talamini werd in drie achtereenvolgende jaren<br />

tot 'IJsvakman van het jaar' uitgeroepen, in 1995,<br />

1996 en 1997.<br />

Geheim van het succes<br />

Het geheim van het succes van Talamini is, behalve<br />

het leveren van goede producten, ook de locatie<br />

aan de Grote Markt en het feit datje als eigenaar je<br />

gezicht laat zien en deelneemt aan de Zwolse<br />

samenleving. Omdat de zaak aan een gezichtsbepalend<br />

punt in de stad zit, heeft Talamini in juni<br />

1998 de oude zonnewijzer in de gevel van Grote<br />

Markt 11 hersteld.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 127<br />

Smederij en rijwielhandel Tensen in Berkum<br />

De Berkumse firma Tensen is een goed<br />

voorbeeld van een bedrijf dat zich nooit<br />

heeft gespecialiseerd in één product. Van<br />

het begin af aan heeft het bedrijf op de vraag van<br />

de klanten ingespeeld en heeft het zich op meerdere<br />

producten gericht. Het heeft ook twee gezichten<br />

gehad. Aan de ene kant was het een landbouwsmid<br />

voor de in de omtrek wonende agrariërs, aan<br />

de andere kant was het een dorpswinkel voor de<br />

particulier.<br />

Dorpssmid<br />

Johan Tensen begon in april 1931 een smederij aan<br />

de Campherbeeklaan 1 in Berkum, dat toen nog<br />

tot Zwollerkerspel hoorde. Johan was in 1906<br />

geboren als zoon van een kruidenier. De techniek<br />

sprak hem meer aan dan het kruideniersvak van<br />

zijn vader. Hij was een precies man die veel van<br />

het verleden van het bedrijf heeft bewaard. In de<br />

uitgebreide plakboeken die hij maakte zijn bijvoorbeeld<br />

de bouwtekeningen van de eerste smederij<br />

terug te vinden en de offertes van de aannemers<br />

voor de bouw van het pand. De hoogste<br />

inschrijving daarvoor bedroeg f 1.028, de laagste<br />

f748.<br />

In het begin was Tensen een echte dorpssmid<br />

die paarden besloeg en verder vooral landbouwwerktuigen<br />

en kachels repareerde. Hij maakte in<br />

die tijd zo'n duizend hoefijzers per jaar. Hij begon<br />

ook meteen al met het repareren van fietsen en<br />

werd dealer van Union. De crisistijd van de jaren<br />

dertig was een moeilijke tijd om met een zaak te<br />

beginnen. Johan Tensen vertelde later dan ook: 'In<br />

1931 was ik gauw klaar met het opmaken van de<br />

balans. Ik had nog precies 36 cent over.'<br />

Oorlog<br />

De oorlogstijd was voor de familie Tensen spannend<br />

en vooral aan het einde moeilijk. De eerste<br />

jaren van de oorlog werden in de zaak twee onderduikers<br />

verborgen. Onder de winkel was een<br />

schuilplaats gemaakt die uitkwam in een hoop<br />

hout achter de winkel. De onderduikers werkten<br />

mee in de zaak en maakten noodkachels en sneden<br />

massieve fietsbanden van oude autobanden.<br />

In die tijd waren er namelijk geen binnenbanden<br />

meer te krijgen. Men improviseerde daarom dit<br />

soort fietsbanden. Het fietste niet fijn maar je kon<br />

er in ieder geval de weg mee op. In die tijd maakte<br />

het bedrijf ook tabakssnijmachines en handkorenmolens.<br />

In de oorlog werd veel met dit soort<br />

machines geïmproviseerd omdat de industrie en<br />

de buitenlandse handel waren stilgevallen.<br />

In het laatste oorlogsjaar werd de smederij<br />

gevorderd door de Duitsers. Er werd een broodmagazijn<br />

in gevestigd. De Duitsers namen alles uit<br />

de smederij mee. Johan Tensen had het er na de<br />

oorlog nog vaak over: 'Het enige wat ik nog over<br />

had na de oorlog was een smidsvuur, een boormachine,<br />

smeedhamer, vuurtang en aambeeld. Daar<br />

moest ik weer een nieuwe zaak mee opbouwen. Ik<br />

ben eigenlijk twee keer begonnen'.<br />

CT ^7 /<br />

jfa. c/oh<br />

Theo de Kogel<br />

Briefhoofd uit de jaren<br />

zestig (collectie Tensen).<br />

Campherbeeklaan 1 en 11, Berkum bij Zwolle • Postgiro 805156 - Tel. 13875<br />

Landbouwmechanisatiebedrijf<br />

• Haarden • Kachels<br />

Huishoudelijke artikelen<br />

cr<br />

. Tienden<br />

JJPA<br />

Zwollerkerspel,<br />

NOTA voor Dhr./Mow^ej. .../£. .'.<br />

en z£^,oy\Qv\.<br />

Rijwielen • Hulpmotoren<br />

Dealer: Gascoigne Melk-<br />

|j machines • BungartzenSolo<br />

" Tuinbouwmachines<br />

/L...r..*..«A ,96-.


Foto van de smederij<br />

eindjaren dertig (collectie<br />

Tensen).<br />

Foto van de zaak begin<br />

jaren zeventig. Deze is<br />

gebruikt voor een kalender<br />

van de plaatselijke<br />

voetbalvereniging vv<br />

Berkum. Te zien zijn<br />

van links naar rechts<br />

Hans Tensen, Klaas<br />

Weiland van de voetbalvereniging,<br />

Willem<br />

Tensen en uiterst rechts<br />

Henk Heidoorn van de<br />

voetbalvereniging. Verder<br />

een aantal jeugdleden<br />

van de voetbalvereniging<br />

(collectie Tensen).<br />

128 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Die eerste jaren na de oorlog was alles in<br />

opbouw en waren veel dingen nog moeilijk te krijgen.<br />

Veel was nog op de bon, zoals fietsbanden. In<br />

de plakboeken van Johan Tensen zitten nog bon-<br />

nen die het recht gaven op het kopen van fietsbanden.<br />

Naoorlogse groei<br />

Na de oorlog groeide het bedrijf gestaag en werd<br />

de zaak regelmatig verbouwd en uitgebreid. In<br />

1949 werd de smederij vergroot. In 1957 werd de<br />

houten winkel naast de smederij vervangen door<br />

een uit steen opgetrokken en groter geheel. Hierdoor<br />

kon meer aandacht worden besteed aan de<br />

rijwieltak. Naast fietsen werden toen ook bromfietsen<br />

in het assortiment opgenomen. In 1962<br />

werd een nieuwe werkplaats gebouwd. De oude<br />

smederij werd nu ook omgebouwd tot winkel. In<br />

1978 kwam er een totaal nieuwe winkel. Dit was de<br />

laatste grote verbouwing.<br />

Assortiment<br />

Na de oorlog veranderde langzamerhand het<br />

assortiment van de zaak. De smederij bleef nog<br />

wel maar werd minder belangrijk. Het aandeel<br />

fietsen groeide. Tensen werd naast Union ook<br />

dealer van Gazelle en Batavus. Het aandeel kachels


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 129<br />

werd ook belangrijker. Na de oorlog waren dat<br />

vooral kolenkachels. De landbouwmachines bleven<br />

die eerste jaren na de oorlog ook onderdeel<br />

uitmaken van het bedrijf. Het ging in die tijd<br />

vooral om reparatie van hooimachines, kunstmeststrooiers<br />

en soms om het uitsmeden van<br />

ploegscharen.<br />

Omstreeks 1965 werd gestopt met het smederijgedeelte.<br />

In de jaren daarna werd het aandeel<br />

kolenkachels snel kleiner en vervangen door gaskachels.<br />

Omstreeks 1975 stopte Tensen met de<br />

handel in kachels. In de jaren zestig en zeventig<br />

werd ook witgoed verkocht zoals wasmachines en<br />

koelkasten. Daar kwam omstreeks 1980 een einde<br />

aan. Met de bromfietsen stopte men in 1990.<br />

In de jaren tachtig en negentig waren de twee<br />

belangrijkste pijlers van de zaak fietsen en tuingereedschap<br />

en tuinmeubilair. De fietsen waren<br />

goed voor ongeveer 40 % van de omzet en de tuingereedschappen<br />

voor ongeveer 60 %.<br />

Een Berkumse zaak<br />

De groei van de zaak na de oorlog kwam voor een<br />

belangrijk deel door de groei van Berkum. Vooral<br />

de fietsen, kachels en het witgoed werden in Berkum<br />

afgezet. Voor de tuinmachines en tuinbenodigdheden<br />

had Tensen een veel bredere klantenkring.<br />

Toch was Tensen vooral een Berkumse<br />

zaak. Jaarlijks stond Tensen met een stand op de<br />

plaatselijke middenstandsbeurs. De foto bij dit<br />

artikel komt uit een kalender die de voetbalvereniging<br />

w. Berkum in de jaren zeventig uitgaf. Het<br />

geeft een goed beeld van het bedrijf in die tijd.<br />

Helemaal rechts op de foto staat een oude fiets die<br />

de vader van Johan Tensen omstreeks 1890 tweedehands<br />

had gekocht. Het is vermoedelijk een<br />

Michaux waarin later een kleiner achterwiel is<br />

gezet. Deze fiets is gemaakt door een smid uit Hattem<br />

en is steeds in de familie gebleven.<br />

Familiebedrijf<br />

Tensen is tot het einde toe een familiezaak gebleven.<br />

Johan Tensen stopte er in 1975 mee. Hij overleed<br />

in 1979. Zijn twee zoons Willem Jan (geboren<br />

in 1934) en Gerrit (geboren in 1936) namen de zaak<br />

over. Vlak na de oorlog hadden ze maximaal zes<br />

werknemers. De laatste twintig jaar waren er<br />

behalve de twee broers nog twee tot drie werknemers.<br />

Op 31 augustus 2001, vlak na het 70-jarig<br />

jubileum, stopten de broers met de zaak. Beiden<br />

waren inmiddels de 65 gepasseerd en wilden van<br />

hun oude dag gaan genieten. Niemand van de derde<br />

generatie wilde het bedrijf overnemen.<br />

Momenteel is het bedrijfspand in gebruik bij de<br />

firma Takman die zich heeft gespecialiseerd in de<br />

verkoop van tuingereedschap en -machines en zo<br />

de zaken voortzet.


Wim Huijsmans<br />

130<br />

Runhaar; specialist in zonweringen<br />

en rolluiken<br />

Vele, met name oudere Zwollenaren, zullen<br />

bij het horen van de naam Runhaar<br />

meteen denken aan markiezen en rolluiken.<br />

Jarenlang was de winkel van Runhaar gevestigd<br />

in de Voorstraat. De werkplaats was daarachter<br />

gelegen aan de Ossenmarkt. Gekscherend werd<br />

Jan Runhaar senior wel 'de markies van de Voorstraat'<br />

genoemd. Sinds 1998 is het bedrijf gevestigd<br />

op het bedrijventerrein Voorst aan de Branderweg<br />

waar Jan junior nu de scepter zwaait.<br />

Zon uit huis<br />

Een beetje zon in huis is aangenaam, te veel zon<br />

echter niet. Eeuwenlang hebben mensen geprobeerd<br />

te veel zon in huis te weren. Dat gebeurde<br />

op verschillende manieren. Daar, waar voldoende<br />

ruimte was, zoals op het platteland, werden lindebomen<br />

voor het huis of de boerderij geplant. Met<br />

hun dicht bladerdek werd de zon geweerd. Zo<br />

bleef het zomers koel in huis.<br />

In de stad werden bij al te felle zon de luiken<br />

gesloten. Ontbraken die, dan gebruikte men kranten<br />

of lakens. De middenstand had er baat bij dat<br />

de producten in de etalage toch zichtbaar bleven<br />

bij zonnig weer. Op die manier zou de markies<br />

ontstaan zijn, van oorsprong een opvouwbaar<br />

zonnescherm.<br />

Ook de gegoede burgerij volgde later dit voorbeeld<br />

en voorzag de woning van markiezen. De<br />

markies vormde als het ware de finishing touch<br />

van de duurdere woningen. Volgens kenners was<br />

de markies dè zonwering met stijl. Uit de jaren<br />

vijftig van de vorige eeuw dateren de ballastoren,<br />

de papieren plissés, die vreselijk vergeelden, vaak<br />

waterkringen vertoonden en uiteindelijk scheurden.<br />

Wie kent ze niet? In de jaren zestig en daarna<br />

werd een groot assortiment aan zonweringproducten<br />

ontwikkeld zoals jaloezieën, rolgordijnen,<br />

rolluiken, luifels, screens etc.<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Ontstaan<br />

Het bedrijf van Runhaar is ontstaan in de crisistijd<br />

van de jaren dertig van de vorige eeuw. Jan Runhaar<br />

(1911-1990) was de zoon van een bakker uit de<br />

Wipstrik. Hij volgde op de Ambachtsschool, die<br />

toen nog gevestigd was in het (wat nu heet) Flevogebouw,<br />

een opleiding tot timmerman. Daarna<br />

ging hij bij een baas aan de slag en ontwikkelde<br />

zich tot een kundig vakman met grote belangstelling<br />

voor het fijnere werk. De crisistijd dreigde<br />

hem werkloos te maken. In 1934 begon hij voor<br />

zichzelf in een werkplaatsje in de Spinhuis Bredehoek<br />

8. Hij zag een gat in de markt op het gebied<br />

van tuinmeubilair. Runhaar begon met het maken<br />

van tuinmeubelen, telkens in een andere uitvoering.<br />

Daarna breidde hij het assortiment in zijn<br />

fabriek, zoals hij zijn werkplaats in een advertentie<br />

noemde, uit met markiezen en rolluiken. De<br />

benaming 'fabriek' lijkt wel wat groots voor zijn<br />

bedrijf, waar slechts een knecht in dienst was.<br />

Maar als jong ondernemer zag hij het blijkbaar wel<br />

zitten. De eerste jaren, toen Nederland gebukt<br />

ging onder economisch zware tijden, leverde het<br />

bedrijf hem een dun belegde boterham op. In de<br />

verzuilde maatschappij van de jaren dertig en ook<br />

na de Tweede Wereldoorlog behoorden vele<br />

Zwollenaren van gereformeerde huize tot zijn<br />

klantenkring. De katholieken waren klant bij de<br />

markiezen- en rolluikenfabriek van J.F.G. van der<br />

Molen aan de Deventerstraatweg 129, later 181. De<br />

hervormden kochten hun zonwering veelal bij<br />

Peter van Heerde in de Borneostraat 20.<br />

Voorstraat 11 tot 1945<br />

Op 6 april 1939 trouwde Jan Runhaar met<br />

Gretchen (Gé) Kurten, die in 1912 in Amsterdam<br />

geboren was. Zij hadden elkaar leren kennen op<br />

de Bondsdag van de gereformeerde jongelingenverenigingen<br />

in Zwolle en hadden zich met Pasen


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

1931 al verloofd. Aan het eind van de jaren dertig<br />

was Jan Runhaar eigenaar geworden van Voorstraat<br />

11. Hij betaalde er ruim 6.000 gulden voor.<br />

Dit pand was tot dan toe hotel geweest. Zo was<br />

F.Th. Wientjes hier hotelhouder geweest tot 1929,<br />

het jaar waarin hij zich aan de Stationsweg vestigde.<br />

De vader van Jan Runhaar trok met zijn gezin<br />

bij hem in. Het huis was immers groot genoeg. De<br />

huur, die zijn vader betaalde, bood Jan enige<br />

financiële zekerheid in de onzekere tijden.<br />

Om het historische pand het aanzien van een<br />

winkel te geven diende Jan Runhaar in augustus<br />

1939 een verzoek in bij de gemeente om de onderpui<br />

van Voorstraat 11 te mogen wijzigen. Die toestemming<br />

kreeg hij na betaling van één gulden<br />

legeskosten. Er kwam een groot winkelraam met<br />

een fraai portiek, voorzien van met de hand<br />

gevormde tegeltjes. Boven het winkelraam werden<br />

horizontaal zeven kleine glas-in-lood ramen aangebracht.<br />

Aan de gevel kwam in kapitale letters<br />

van zink de naam Runhaar te staan, die elk ca. 40<br />

cm. hoog en ca. 50 cm. breed waren. Na enig uitstel<br />

kwam de verbouwing in 1940 gereed. Op dit<br />

moment herinneren alleen nog de glas-in-lood<br />

ramen aan deze verbouwing.<br />

In 1940 liet Jan Runhaar zich ook inschrijven<br />

bij de Kamer van Koophandel. Hij gaf toen op dat<br />

hij al op 20 april 1934 met de fabricage van markiezen<br />

en rolluiken gestart was. Hij had een knecht in<br />

dienst, Claas Visser, die hem twintig jaar trouw<br />

zou blijven.<br />

Drie generaties Runhaar woonden boven en achter<br />

de winkel. De werkplaats lag eerst op de eerste<br />

etage en de voorraden lagen op zolder. In latere<br />

tijden werd de werkplaats met grote, openslaande<br />

deuren verplaatst naar Ossenmarkt 9. In diezelfde<br />

ruimte, die voorheen als vergaderlokaal had<br />

gediend en bekend stond als 'De Atlas', was in 1894<br />

de SDAP opgericht. In die werkplaats werden de<br />

markiezen en rolluiken gemaakt. Daarboven<br />

lagen de voorraden opgeslagen. De zonweringen<br />

werden samen met andere goederen, zoals tuinmeubelen,<br />

vlaggen en doek in de winkel aan de<br />

man gebracht. Toen er nog geen auto was, werden<br />

de verkochte goederen op een transportfiets bij de<br />

klant bezorgd en ter plekke gemonteerd.<br />

Winkel van Runhaar, Voorstraat 11, anno 1972. In latere jaren was 'oma' Runhaar<br />

een vaste verschijning achter het rechterraam op de eerste etage. Van daaruit<br />

hield zij contact met de buurt tot zij in 2001 naar een verzorgingshuis ging<br />

(collectie HCO).<br />

De oorlogsperiode was ook voor de Runhaars<br />

een moeilijke tijd. Er werd weinig verkocht. Wel<br />

was er grote vraag naar verduisteringsgordijnen.<br />

De voorraad rood-wit-blauwe vlaggen werd goed<br />

verstopt. In de Voorstraat vonden veel razzia's


132<br />

plaats. Er woonden vele joden. Mevrouw Runhaar<br />

was zelf ook van oorspong joods. Desalniettemin<br />

hielden Jan Runhaar en zijn vrouw lange tijd<br />

joden verborgen op de zolderverdieping van hun<br />

huis. Het grote pand met al zijn kamers en gangen<br />

was voor de Duitsers moeilijk te doorgronden. De<br />

Werkplaats van Runhaar, Ossenmarkt 9, anno 1972. In dit pand werd in 1894 de<br />

SDAP, nu PvdA, opgericht. Het heette toen 'vergaderlocaal' De Atlas. Die naam<br />

is enkele jaren geleden in ere hersteld voor het 'Drank en Spijslokaal' dat er nu<br />

gevestigd is (collectie HCO).<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

ondergedoken joden zaten op een zolder die<br />

bereikbaar was via een luik. Omdat de planken<br />

nauw aan elkaar sloten, was dat luik niet te zien.<br />

Bovendien hingen er tabaksplanten aan te drogen.<br />

Bij huiszoekingen werden de ondergedoken joden<br />

nooit gevonden. Vanwege haar verdienstelijke<br />

werk tijdens de oorlogsperiode ontving mevrouw<br />

Runhaar in 2000 de Yad Vashem-onderscheiding<br />

van de Israëlische ambassadeur in Nederland.<br />

Voorstraat 11 na 1945<br />

Na de oorlog breidde het bedrijf zich geleidelijk<br />

uit. Na de aanschaf van een auto werd de actieradius<br />

groter. Jan Runhaar probeerde ook in de<br />

regio een klantenkring op te bouwen en zijn producten<br />

af te zetten. Om op de hoogte te blijven<br />

van de ontwikkelingen op zijn vakgebied bezocht<br />

hij beurzen in Duitsland. Dat was dan tevens zijn<br />

vakantie. Met hard werken werd een steeds grotere<br />

klantenkring opgebouwd. Service stond bij<br />

Runhaar hoog in het vaandel. In de winkel was<br />

mevrouw Runhaar de baas. Hoewel maar klein<br />

van gestalte stond zij haar mannetje. Na het horen<br />

van de winkelbel kwam zij met snelle tred de trap<br />

af. Omdat zij goed van de tongriem gesneden was,<br />

ging bijna niemand de winkel uit zonder iets te<br />

kopen, al was het maar een stuk touw voor de<br />

vlaggenmast. Ondertussen werden de laatste<br />

Zwolse nieuwtjes uitgewisseld. Zoals toen nog<br />

heel gewoon, was er aandacht voor de klant.<br />

De zaken gingen steeds beter, maar het was wel<br />

een tijd van hard werken en lange dagen maken.<br />

Van de drie zonen volgde Geert Jan Runhaar<br />

(1947) - roepnaam Jan - de Ambachtsschool met<br />

het doel het bedrijf van zijn vader later over te<br />

nemen. Na zijn opleiding deed hij vervolgens de<br />

nodige praktische ervaring op door mee op klus te<br />

gaan. Met de komst van Jan jr. breidde de zaak<br />

zich aanzienlijk uit. Het eerste montagebusje met<br />

de naam Runhaar verscheen in het Zwolse straatbeeld.<br />

De verkoop van zonweringen en rolluiken<br />

verschoof hoe langer hoe meer van particulieren<br />

naar bedrijven en instellingen. Met name in<br />

moderne kantoorgebouwen op bedrijventerreinen<br />

viel 's zomers niet te werken zonder degelijke<br />

zonweringen. Ondertussen breidde het assortiment<br />

aan zonweringproducten zich behoorlijk


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 133<br />

uit. Waren het aanvankelijk vooral markiezen,<br />

jaloezieën en rolluiken, in de jaren tachtig en<br />

negentig voegde Jan Runhaar jr. daar onder andere<br />

vouwgordijnen, houten optrekgordijnen, knikarmschermen,<br />

uitvalschermen en verduisteringsrolgordijnen<br />

aan toe. In het laatste decennium<br />

werd ook de foldikap of partytent zowel bij horecaondernemers<br />

als particulieren bijzonder populair.<br />

Branderweg<br />

De moeilijke bereikbaarheid van winkel en werkplaats<br />

in de binnenstad noopte Jan Runhaar jr. uit<br />

te zien naar een andere locatie. Hij vond in 1998<br />

een nieuwe bedrijfsruimte aan de Branderweg 1 F<br />

in Westenholte. Van daaruit is een gediplomeerd<br />

team van zes personen actief. In het bedrijfspand<br />

aan de Branderweg bevindt zich een volledig ingerichte<br />

showroom met een grote diversiteit aan<br />

zonweringproducten. Dagelijks zijn er drie volledig<br />

ingerichte montagebussen op pad in het hele<br />

land. In Zwolle zijn bijvoorbeeld de rode markiezen<br />

van Hotel Wientjes een product van Runhaar.<br />

Ook de villa, die prins Willem-Alexander en prinses<br />

Maxima in Wassenaar gaan betrekken en die<br />

voorheen bewoond werd door prinses Christina,<br />

is beschermd tegen al te felle zon (en nieuwsgierige<br />

blikken) door zonwering van Runhaar.<br />

Kwaliteit en service zijn al jarenlang de pijlers<br />

van Runhaar Zonweringen. Een advertentie uit de<br />

jaren vijftig gaf dat op een treffende manier aan:<br />

een markies van Runhaar overschaduwt alles.<br />

Jaarlijks onderhoud van<br />

uitvalschermen is uitermate<br />

belangrijk. Een<br />

medewerker van Runhaar<br />

aan het werk bij<br />

Digitaal in Utrecht,<br />

1996 (collectie Runhaar).


134<br />

Auteurs Colofon<br />

Drs. Annèt H.M. Bootsma - van Hulten (1953) studeerde<br />

geschiedenis. Zij werkt als freelance historicus.<br />

Wil Cornelissen (1928) was werkzaam in het onderwijs,<br />

laatstelijk als adjunct-directeur van de Ambelt<br />

te Zwolle. Hij houdt zich momenteel onder andere<br />

bezig met de locale geschiedenis. Vooral de periode<br />

rond de Tweede Wereldoorlog heeft zijn belangstelling.<br />

Drs. Lydie (E.A.) van Dijk (1945) is kunsthistoricus en<br />

werkzaam als conservator bij het Stedelijk Museum<br />

Zwolle.<br />

Wim A. Huijsmans (1948) is als medewerker verbonden<br />

aan het <strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong>.<br />

Theo J. de Kogel (1952) is beleidsmedewerker natuur en<br />

landschap van de provincie <strong>Overijssel</strong>. Hij verzamelt<br />

historische fietsen en daarmee verbonden objecten.<br />

Drs. Menno van der Laan (1955) is historicus en als redacteur<br />

werkzaam bij Waanders Uitgevers.<br />

Drs. Jeanine Otten (1959) is kunsthistoricus en beheerder<br />

van de Topografisch - <strong>Historisch</strong>e Atlas van het<br />

<strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong>.<br />

Drs. Miriam Schneiders (1953) is kunst- en architectuurhistoricus.<br />

Zij publiceert over onderwerpen uit<br />

de (bouw)geschiedenis van Zwolle en <strong>Overijssel</strong>.<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Het Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift is een uitgave van de<br />

Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging en verschijnt viermaal<br />

per jaar. Leden van de vereniging krijgen het tijdschrift<br />

gratis toegezonden.<br />

Bestuur Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />

H. Dijkstra, voorzitter<br />

F. Oude Ophuis, secretaris<br />

R. Tillema-Hanf, penningmeester<br />

G.J. van der Horst, M. van der Laan, M. Schneiders,<br />

P. Winters, leden<br />

Secretariaat Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging,<br />

postbus 1448,8001 BK Zwolle, telefoon: 038-4211695<br />

Ledenadministratie en bezorging tijdschrift:<br />

J. van Ulsen-Nijkamp, telefoon: 038-4654617<br />

Internet adres:<br />

www.zwolsehistorischevereniging.nl<br />

e-mail ZHV: info@zwolsehistorischevereniging.nl<br />

Financiën: girorekening Postbank: 5570775<br />

t.n.v. Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />

Tarieven lidmaatschap:<br />

65+ (wonend binnen Zwolle) en studenten € 18 /jaar<br />

overige leden € 22/jaar<br />

huisleden € 4 /jaar<br />

Redactie Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift<br />

A.H.M. Bootsma-van Hulten (eindredacteur),<br />

W. Cornelissen, E.A. van Dijk, I. Hermans,<br />

W.A. Huijsmans, M. van der Laan, H.A. Stalknecht.<br />

Redactieadres: Wipstrikkerallee 71, 8023 DV Zwolle<br />

e-mail: annetbootsma@home.nl<br />

Vormgeving: Rob van den Elzen bNO (t)<br />

Vormgeving omslag: Buro 1 Hoog<br />

Opmaak: Different Design Deventer<br />

Druk: Waanders Drukkers, Zwolle<br />

ISSN 0926-7476 © Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/<br />

of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie,<br />

microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande<br />

schriftelijke toestemming van de uitgever.


historisch centrum <strong>Overijssel</strong><br />

kijk ook op<br />

www.historischcentrumoverijssel.nl<br />

voor alle actuele informatie<br />

Te Koop gevraagd:<br />

<strong>Historisch</strong>e kantoorpanden<br />

. /bouwjaar voor 1900<br />

Inlichtingen: 038 421 32 90<br />

Van dër Réijd Makelaars B.V<br />

VAN DER REIJD<br />

Makelaars B.V.<br />

VBO f MAKELAAR<br />

UDNBK4<br />

ADVERTENTIES<br />

We zijn net zo thuis<br />

in de buurt als u<br />

De Rabobank is een bank met een idee. Dat idee heet<br />

samenwerken. Met wortels in de plaatselijke gemeenschap<br />

hebben wij als geen ander een traditie van samenwerken<br />

en bouwen aan relaties.<br />

De Rabobank is een bank van mensen voor mensen.<br />

Rabobank<br />

Zwolle<br />

Daarom zijn wij niet alleen thuis in de<br />

financiële wereld. Maar ook bij u in de<br />

buurt, We weten wat er )eeft, ook al$<br />

het niet om bankzaken gaat. Kortom,<br />

we zijn net zo thuis in de buurt als u.<br />

Brassene ""Het<br />

AJieuws+raat 55 Tel. 038-4-221206<br />

8011 TM Zwolle Fax 038-4224318<br />

D& letüerste tof f ie. KOR Zwolle....<br />

te «eren, \K0Xu>g n&cur<br />

Ê-lUe aeM ueZ.en. nj'e^we. e-xposiiie.<br />

hm. pcu/uL w-fc<br />

E-n. een. •jexhroiMiie. ple£ ucor iLe. Z-*x&s& <strong>Historisch</strong>e, fereni^m^-.<br />

plet owv -fce onJzhou/Lm.


J.<br />

<strong>2002</strong> m<br />

•i


Annèt Bootsmavan<br />

Hulten en<br />

Wim Huijsmans<br />

(Collectie Dijk)<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Groeten uit Zwolle<br />

Ansichtkaart Meppelerweg<br />

(nu Meppelerstraatweg)<br />

Poststempel 15 oktober 1913<br />

'W.F. -.-<br />

Kom morgen donderdag met de 7.17 trein thuis. We<br />

zijn gisteravond naar de bioscoop geweest en daarvan<br />

daan Ep van de trein gehaald. Wij gaan alle<br />

dagen een rijtoertje maken, en 's morgens gaan we<br />

wandelen de stad in. Hoe gaat alles, goed, ik denk<br />

het van wel.<br />

Hier alles wel. Groetend E. Keijer - K[...]'<br />

Op wat tegenwoordig de hoek van de Meppelerstraatweg<br />

en de Hogenkampsweg is, zijn deze twee<br />

in 1905 en 1906 gebouwde panden, een stal en een<br />

villa, nog steeds te vinden. Ze werden gebouwd<br />

voor de familie Dijk, hengstenhouders, maar<br />

vooral ook internationale paardenhandelaars.<br />

Rechts naast de villa, gescheiden door een klein<br />

weggetje, lag een boerderij die eveneens van de<br />

familie was. Links lag (en ligt nog altijd) de Algemene<br />

Begraafplaats. Schuin tegenover de familie<br />

Dijk bevond zich het station van de Dedemsvaartsche<br />

Stoomtramwegmaatschappij (DSM), een<br />

tramweg die heeft bestaan tot 1947.<br />

De kaart komt uit een reeks die in eigen beheer<br />

door de familie Dijk werd uitgegeven. Ongetwijfeld<br />

voor correspondentie- en reclamedoeleinden,<br />

maar ook, volgens de heer J.E. Dijk (geb. 1920),<br />

omdat zijn vader Egbert (geb. 1891) iedere dag een<br />

kaart naar zijn verloofde stuurde. Dit betrof een<br />

meisje Keijer uit het Groningse Weiwerd (bij Delfzijl).<br />

De kaart was ook aan deze familie geadresseerd.<br />

De 'Ep' waarover gesproken wordt, is<br />

Egbert Dijk. Hij en zijn verloofde trouwden in<br />

1917. Lees meer over de familie Dijk en hun bedrijf<br />

vanaf pagina 140.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 139<br />

Redactioneel Inhoud<br />

In dit Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift spelen het paard<br />

en de weg vanuit de stad naar de Agnietenberg een<br />

belangrijke rol. Het was in het jaar 1407 dat de<br />

Zwolse schepen Berend van Yrte te paard naar<br />

Lübeck ging om te bewerkstelligen dat Zwolle<br />

opnieuw in de Hanze werd opgenomen. Na acht<br />

weken kwam hij terug, echter zonder zijn eigen<br />

bestepaard, dat hij in Meppen (vlak voor de grens)<br />

moest achterlaten. Met een geleende viervoeter<br />

volbracht hij de thuisreis.<br />

Of Berend van Yrte en Thomas a Kempis<br />

(1380-1471) elkaar in Zwolle, waar toen circa 4000<br />

mensen woonden, ontmoet hebben is onbekend.<br />

De kans is echter groot. En wellicht was dat dan op<br />

de weg tussen de stad en de Agnietenberg, waar<br />

Thomas woonde. Deze weg kreeg, voor zover die<br />

binnen de stedelijke bebouwing lag, aan het eind<br />

van de negentiende eeuw de naam Thomas a<br />

Kempisstraat, als eerbetoon aan deze grote Zwollenaar.<br />

Verderop heette die weg toen Meppelerweg,<br />

nu Meppelerstraatweg. En hier woonde de<br />

familie Dijk, die de laatste anderhalve eeuw een<br />

florerende handel in paarden en koeien dreef. Aan<br />

de gevel van hun huis is dat nog steeds te zien.<br />

Ging het bij Berend van Yrte om zijn beste paard,<br />

bij Dijk betrof het luxe paarden.<br />

De Zwolsche Mixed Hockey Club bestaat<br />

100 jaar, speelt op en vindt vertier bij het hockeyveld<br />

aan de Haersterveerweg, de weg richting<br />

Agnietenberg. Uit het artikel wordt andermaal<br />

duidelijk dat vroeger de beste paarden op stal werden<br />

gezocht... Kortom: de redactie hoopt dat u na<br />

het voorgaande een (lees)honger heeft als een<br />

paard.<br />

Groeten uit Zwolle Annèt Bootsmavan<br />

Hulten en Wim Huijsmans 138<br />

Dijk, van alle markten thuis<br />

Honderd jaar internationale paardenen<br />

koeienhandel vanuit Zwolle<br />

Siem van der Weerd 140<br />

Een zeppelin boven de Zwolse<br />

binnenstad JeanineOtten 150<br />

De Hottinger-kaart van Zwolle<br />

en omgeving (1783) Herman Versfeit 152<br />

Thomas a Kempis Ton Hendrikman 156<br />

'Een club der vrijage van<br />

de goede standen', 100 jaar ZMHC<br />

Willem van der Veen 164<br />

Boeken 166<br />

Mededelingen 169<br />

Auteurs 170<br />

Omslag: Zondagmorgen 13 oktober 1929 8.20 uur;<br />

ondanks het vroege tijdstip zijn vele Zwollenaren op<br />

de Grote Markt ooggetuige van de zeppelin boven de<br />

stad. (Foto SMZ)


Siem van der Weerd<br />

Fragment uit het voorwoord<br />

van de memoires<br />

van de toen bijna tachtigjarige<br />

Jacob Dijk,<br />

1971: 'Er zullen altijd<br />

wel mensen zijn die veel<br />

meer hebben beleefd,<br />

maar dus altijd baas<br />

boven baas. Het gaat<br />

dus alleen om mijn<br />

eigen belevenis van deze<br />

jaren. De schrijver, J.<br />

Dijk.'(CollectieDijk)<br />

140<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Dijk, van alle markten thuis<br />

Honderd jaar internationale paarden- en koeienhandel<br />

vanuit Zwolle<br />

Eeuwenlang was Zwolle een belangrijk handelscentrum<br />

voor grootvee. De rundvee- en<br />

paardenmarkten van de stad behoorden tot<br />

de belangrijkste van het land. Paardenmarkten<br />

werden altijd op de laatste donderdag van de<br />

maand gehouden. Veel meer nog dan op de vrijdagse<br />

veemarkt kwamen de paarden en de handelaren<br />

van ver. Tot de bekende handelaren behoorde<br />

vanaf 1875 de familie Dijk. Op grote schaal handelde<br />

deze familie gedurende tientallen jaren vanuit<br />

Zwolle op internationaal niveau in paarden.<br />

De mechanisatie in de landbouw verdrong de<br />

paarden. Omstreeks 1960 kwam er vrijwel een<br />

eind aan de paardenfokkerij voor landbouwgebruik<br />

en waren de hoogtijdagen van de paardenhandel<br />

voorbij.<br />

De familie Dijk is al meer dan een eeuw gevestigd<br />

aan het begin van de Meppelerstraatweg, naast de<br />

Algemene Begraafplaats. Jan Egbert Dijk (1920),<br />

bij boeren en paardenliefhebbers in de regio<br />

bekend als de 'jonge Jan', nam nog volop deel aan<br />

de paardenhandel en herinnert zich tal van feiten.<br />

De oudere familie- en bedrijfsgeschiedenis is<br />

gelukkig ook bewaard gebleven. Oom Jacob, één<br />

£-•*<br />

f<br />

van de vroegere firmanten, schreef in 1971, op bijna<br />

tachtigjarige leeftijd zijn herinneringen op. Met<br />

een schrift van zeventig bladzijden vol herinneringen<br />

liet hij een rijke bron aan feiten en anekdotes<br />

na. Talrijke familiefoto's en krantenartikelen helpen<br />

mee de verhalen tot leven te wekken. In die<br />

krantenartikelen werd meestal geschreven over<br />

hun bekende hengstenhouderij of over hun grote<br />

vakkennis op het gebied van paardenkeuringen en<br />

jureringen tijdens concoursen. De paardenhandel<br />

echter, de financiële basis van het bedrijf, kreeg tot<br />

nu toe veel minder aandacht.<br />

Goed voorbereid<br />

Jan Egbert Dijk jr. vertelde voor dit artikel wat hij<br />

nog wist over de afgelopen zestig jaar. Zijn vader<br />

Egbert (1891) en diens broer Jacob (1892) stamden<br />

uit een familie van boeren en handelaren in Dieze.<br />

Zijn overgrootvader, Egbert uit 1842, had altijd al<br />

veel paarden voor de handel op voorraad. Zijn<br />

grootvader Jan Egbert sr. (1867) scheen voor de<br />

handel geboren te zijn. Deze besefte al snel dat zijn<br />

zonen, Egbert en Jacob, naast het rijden met de<br />

bokkenwagen en het voetballen met een opgepompte<br />

varkensblaas ook moesten worden voor-


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 141<br />

bereid op de boerderij en de handel. Met de<br />

knechten trokken de twee jongens er al vroeg met<br />

paard en wagen op uit om mee te helpen bij het<br />

hooien of het uitspreiden van de mest. Moeder<br />

Hendrikien Dijk-Jans hield van orde en aanpakken<br />

en had oog voor anderen. Ze zorgde dat er op<br />

donderdag enkele vierduiten in de vensterbank<br />

lagen voor de langskomende bedelaars.<br />

Meestal brachten de dienstmeisjes de melk van<br />

de boerderij naar de klanten in de stad. Soms, als<br />

ze 'aan het spinnen waren', vrijaf hadden, moesten<br />

de broers de melk rondbrengen. Ze werden<br />

ook wel eens op pad gestuurd om overtollige melk<br />

te verkopen. Dat kon op de Grote Markt voor de<br />

Harmonie, waar vooral schippers de afnemers<br />

waren. Voor een mengel (1 liter) betaalde je acht<br />

cent, een oord (halve liter) was ook mogelijk.<br />

Als veel koeien in een zelfde periode hadden<br />

gekalfd, was er veel meer melk dan de vaste klantenkring<br />

vroeg. Melk van pas afgekalfde koeien<br />

bevat weinig vet en werd door de klant als waterig<br />

beoordeeld. Als Egbert en Jacob de melk in de<br />

buurt wilden verkopen, kregen ze aan de deur<br />

soms te horen: 'We schrobben vandaag niet.'<br />

Binnen het netwerk van handelscontacten dat<br />

hun vader Jan Egbert vóór 1900 had opgebouwd<br />

kwamen ook veel buitenlanders voor. Dat was de<br />

aanleiding voor Jan Egbert zijn zonen talen te<br />

laten leren. Egbert en Jacob werden naar de Franse<br />

school van meester Brouwer aan het Grote Kerkplein<br />

gestuurd. Egbert ging in april 1906 naar een<br />

kostschool in Boskoop om Duits en Engels te<br />

leren. Hij bleef daar bijna twee jaar. In Boskoop<br />

studeerden ook veel kinderen van buitenlandse<br />

handelaren.<br />

Jacob volgde na de Franse school lessen aan<br />

het instituut Loman aan de Emmawijk 1. Onderweg<br />

moest hij vaak met de schooltas op de rug nog<br />

enkele koeien of een paard meenemen naar de<br />

markt of afleveren aan de Veelading aan de Willemsvaart.<br />

Het Veeladingcomplex naast het<br />

spoorlijntje naar Kampen bestond uit een laadperron<br />

en een grote veestalling.<br />

Later werden de beide broers naar België<br />

gestuurd om het Frans nog vlotter te leren spreken.<br />

Egbert ging naar Visé en Jacob werd als<br />

volontair geplaatst bij een bekende, de joodse vee-<br />

handelaar Jacques Samuël aan de Rue des Paradis<br />

in Luik. Eens per veertien dagen kocht Samuël<br />

zo'n dertig koeien in Zwolle. Jacob moest ze dan<br />

in Luik melken. Afgemolken koeien gingen terug<br />

naar Zwolle voor de slacht. De handel naar België<br />

nam flink toe.<br />

In 1908 kocht vader Jan Egbert in opdracht van<br />

Mornard Relinne honderden koeien in Zwolle en<br />

Leeuwarden. Per stuk verdiende hij dan 10 gulden.<br />

Jan Egbert Dijk, 1867 -<br />

1941. De vader van<br />

Egbert (1891) en Jacob<br />

(1892). (Collectie Dijk)<br />

De hengst Patriarch<br />

wordt getoond achter de<br />

boerderij aan de Meppelerstraatweg.<br />

Op de<br />

achtergrond is de marechausseekazernezichtbaar<br />

en de achterkant<br />

van de huizen aan de<br />

Jupiterstraat. De foto is<br />

genomen omstreeks<br />

1950. (Collectie Dijk)


De nieuwe stal uit 1905,<br />

met uitstekend paardenhoofd<br />

en de uitgebeitelde<br />

woorden 'ƒ.<br />

Dijk' en 'Luxe paarden'.<br />

Deze stal is nu<br />

verbouwd tot woning<br />

van de familie].E. Dijk.<br />

Rechts naast de stal lag<br />

de een jaar later<br />

gebouwde villa, zie ook<br />

de rubriek 'Groeten uit<br />

Zwolle. (CollectieDijk)<br />

142<br />

Jacob mocht vervolgens in 1909 met zijn vader<br />

mee naar de Cinquantenaire, de markthallen in<br />

Brussel, om Belgische trekpaarden te kopen.<br />

Omstreeks 1910, toen de broers tegen de twintig<br />

waren, hadden ze een stevige theoretische en<br />

praktische opleiding achter de rug. Jacob schreef<br />

openhartig: 'Wij zijn vader wel dankbaar dat hij<br />

ons zo heeft laten leren.'<br />

Op de markt<br />

In die tijd werden vanuit de boerderij aan de Meppelerstraatweg<br />

al veel paarden verhandeld, maar<br />

niet alle paarden vonden een nieuwe eigenaar. De<br />

overgebleven exemplaren gingen naar tientallen<br />

markten en jaarmarkten. Extra treinen reden op<br />

marktdag vanaf de Veelading aan de Willemsvaart<br />

naar Leeuwarden, Utrecht, Gorinchem of Haarlem.<br />

Na aankomst op het station maakten vader<br />

en zoons Dijk vaak gebruik van het gereedstaande<br />

hotelrijtuig, een service die de betere hotels hun<br />

gasten boden. De paardenknechts brachten de<br />

paarden te voet naar de markt. Vanaf station<br />

Leeuwarden naar de markt in Kollum was dat nog<br />

zeker enige uren lopen.<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Iedere maand werd aan de Zwolse Brink en<br />

Diezerkade paardenmarkt gehouden. Het in stap<br />

en draf laten zien van de paarden, het 'monsteren',<br />

gebeurde op de Rhijnvis Feithlaan of op het Diezerplein.<br />

De boeren verkochten daar vaak hun<br />

afgerichte paarden en keerden huiswaarts met een<br />

jong nog niet beleerd paard.<br />

In Utrecht deed vader Jan Egbert altijd veel<br />

zaken met Worms, een handelaar uit Colmar in<br />

Elzas-Lotharingen. In Rotterdam had Dijk een<br />

vaste klantenkring in het havengebied. Vele<br />

'petroleumpaarden', werkzaam op de olieraffinaderijen,<br />

werden door Dijk geleverd.<br />

Dijk haalde veel paarden uit de omgeving van<br />

Aurich en Oldenburg, omdat die in Noord-Oost<br />

Nederland erg op prijs werden gesteld. Honderden<br />

hengsten uit dit gebied vonden via Dijk een<br />

nieuwe eigenaar, hij exporteerde zelfs naar Amerika.<br />

Regelmatig ging hij naar Duitsland om<br />

geschikte dekhengsten te zoeken voor het dekstation<br />

in Zwolle. In de tijd dat Dijk nog geen telefoon<br />

had maar wel regelmatig telegrammen moest<br />

beantwoorden, gebruikte hij de telefoon van grutter<br />

Bartels uit de Vechtstraat. Ook vanuit het bui-


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 143<br />

tenland belde vader Jan Egbert naar Bartels, exact<br />

om zeven uur 's avonds, omdat er dan één van zijn<br />

zoons aanwezig was.<br />

Paarden voor de strijd<br />

Vanaf 1913 kocht Dijk geen paarden meer in het<br />

buitenland, maar kochten de Duitsers en de Fransen<br />

paarden in ons land. Het was een voorbode<br />

van de wereldoorlog. De grote legers werden op<br />

'paardensterkte' gebracht. Hoewel Nederland buiten<br />

de oorlog bleef, vorderde de overheid wel veel<br />

paarden voor de mobilisatie. Boeren en paardenfokkers<br />

moesten paarden en stallen afstaan voor<br />

het leger. Militairen namen ook bij Dijk de paardenstal,<br />

de zolders en het koetshuis in beslag. Jan<br />

Egbert Dijk sr. en de bekende Zwolse stalhouder<br />

Zwartjens kregen de taak de gevorderde paarden<br />

uit Zwolle en omgeving op de Turfmarkt te taxeren.<br />

Nu was het Rijk altijd al een belangrijke afnemer<br />

van paarden van Dijk geweest. De firma leverde<br />

veel paarden aan de marechaussee van de<br />

kazernes in Zwolle, Leeuwarden en Arnhem.<br />

Soms kwamen de jonge marechaussees uit Zwolle<br />

met de trenzen (de hoofdstellen) en al naar de<br />

stallen om een paard van hun keuze uit te zoeken,<br />

ongeveer zoals jonge ICT-managers bij de dealer<br />

hun lease-auto ophalen. Tijdens de diensttijd<br />

bereed men zijn 'eigen' paard. Dijk wees iedereen<br />

al in de stal 'zijn' paard toe, waarop de jonge<br />

De broers Jacob (links)<br />

en Egbert (rechts) Dijk<br />

in 1910. De broers<br />

scheelden net geen jaar,<br />

Egbert werd op 22<br />

november 1891 geboren,<br />

Jacob op 21 november<br />

1892. In december 1893<br />

kregen ze nog een zusje,<br />

Hendrika Frederika.<br />

Jacob schreef in 1971 zijn<br />

memoires, Egbert is de<br />

vader van Jan Egbert<br />

Dijk, de 'jonge Jan'.<br />

(Collectie Dijk)<br />

De Veelading aan de<br />

Weerallee, 1921. Het<br />

Veeladingcomplex<br />

bevond zich naast het<br />

spoorlijntje naar Kampen<br />

en bestond uit een<br />

laadperron en een grote<br />

veestalling. (Foto Eelsingh,<br />

collectie G. de<br />

Weger)


Een pasje van Egbert<br />

Dijk voor de nationale<br />

en internationale landbouwtentoonstelling<br />

in<br />

Den Haag van de<br />

'Koninklijke NederlandscheLandbouwvereeniging'<br />

in 1913. (Collectie<br />

Dijk)<br />

144<br />

Koninklijke Nederig Landbouwvereenïgïno.<br />

Nat. in Intern. Lplbouwtentoonstelliiig<br />

g.—15 Se?t. 1913.<br />

Handteekemng<br />

DOORLOOPEND BEWIJS VAN4H5ANG VOOR<br />

bediende van<br />

J<br />

?..JLi6...Z..<br />

£07<br />

De Secretaris derl(. N. L.<br />

V. R. Y. CKOESEN.<br />

knaap dan ook trots terug reed naar de kazerne.<br />

Het africhten van de paarden voor marechausseedienst<br />

gebeurde in de Konijnenbelten in Westenholte.<br />

Rijksveearts dr. Lubberink en overste Wijnand<br />

deden de geneeskundige keuring en de aankopen.<br />

De boer deugde dus ook niet<br />

Toen Dijk eens rond 1920 zeer vroeg in de ochtend op de fiets richting Veelading<br />

reed om te controleren of de treinwagons gereed stonden, hoorde hij een<br />

paard draven op de Beestenmarkt, nu de Harm Smeengekade. Het bleek een<br />

best Belgisch paard te zijn, begeleid door twee mensen op de fiets. De mannen<br />

wilden het paard wel verkopen. Dijk kocht het paard voor 575 gulden, een veel<br />

te lage prijs. Er zat iets niet pluis. Het paard werd ondergebracht in één van de<br />

veestallen aan de Harm Smeengekade en Dijk riep stiekem de politie. Terwijl<br />

de mannen bij hem aandrongen op betalen arriveerden de agenten en werden<br />

de heren ingerekend. De echte eigenaar van het paard vond later in de veestal<br />

zijn paard terug en beloofde Dijk eerste recht van koop. Later verkocht hij het<br />

paard toch aan een ander voor 1400 gulden. De boer deugde dus ook niet.<br />

L<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Later werden de aankopen door het Rijk centraal<br />

geregeld. Militairen van de remontecommissie<br />

zorgden er voor dat het leger steeds over voldoende<br />

paarden beschikte. De paarden, 'remonten',<br />

moesten geleverd worden aan een paar leveringsplaatsen,<br />

zoals Culemborg. Meestal reisde de<br />

remontecommissie langs de handelaren om te kijken<br />

wie hoeveel paarden mocht leveren. De eindkeuring<br />

vond dan plaats in Culemborg. Op een<br />

keer moest Dijk daar twaalf zwarte paarden laten<br />

keuren. Hij verscheen echter met dertien paarden,<br />

twaalf zwarte en een donkerbruine. Bij de keuring<br />

op verrichtingen en gebreken werd het bruine<br />

paard om zijn kleur geweigerd. Dit paard wilde<br />

niet aangespannen worden en moest dus als ruiterpaard<br />

verkocht worden. Als dat niet zou lukken<br />

betekende dat een flinke verliespost. Het legeronderdeel<br />

van de marechaussee gebruikte geen menpaarden,<br />

maar alleen rijpaarden. Het paard liet<br />

zich bij het voordraven van z'n beste kant zien en<br />

Egbert duidde de remontecommissie dat hij juist<br />

dit paard had meegenomen omdat hij het zo'n<br />

typisch 'marechausseepaard' vond. Na een week<br />

beraad was ook nummer dertien verkocht en had<br />

Dijk een zorg minder.<br />

Midden onder de Eerste Wereldoorlog, in<br />

1916, kondigde een Duitse tussenpersoon aan dat<br />

op zekere dag bij de Veelading paarden voor uitvoer<br />

naar Duitsland aangeboden konden worden.<br />

De Duitse tussenhandelaren die de paarden moesten<br />

kopen waren echter al een dag eerder gearriveerd.<br />

Jan Egbert Dijk nodigde ze prompt bij hem<br />

thuis uit en liet ze 77 paarden zien. De inkopers<br />

vonden er 75 goed genoeg voor export naar Duitsland.<br />

De volgende dag kon Dijk fluitend naar de<br />

Veelading. Jacob herinnert zich dat het hem 'duizelde'<br />

toen hij de cheque kreeg van 75 keer 1325<br />

gulden, samen bijna een ton. De twee overgebleven<br />

paarden werden voor een zacht prijsje verloot<br />

onder de aanwezige boeren.<br />

Het vredesjaar<br />

Vanaf 1918 handelden de broers Egbert en Jacob<br />

ook voor eigen rekening, buiten hun vader om.<br />

Een eerste zorg na de oorlogstijd was het te gelde<br />

maken van alle Duitse marken die ze nog in hun<br />

bezit hadden. Omwisselen bij de bank betekende


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 145<br />

verlies lijden, er iets voor kopen was dus het beste.<br />

Nadat de broers een importvergunning hadden<br />

bemachtigd, kochten ze enkele dure Duitse hengsten.<br />

Omdat Nederland buiten de oorlog was gebleven,<br />

was hier de veestapel nog redelijk op peil.<br />

Veel Belgische vluchtelingen probeerden bij<br />

terugkeer naar hun land met koeien van hier hun<br />

uitgedunde veestapel weer aan te vullen. Direct na<br />

de oorlog probeerde Dijk voor terugkerende Belgen<br />

ongeveer 200 'vluchtelingenkoeien' naar België<br />

te exporteren. Een kleine proefzending koeien<br />

liep bij Maastricht in de fuik en werd door de Belgische<br />

douane in beslag genomen. Tot overmaat<br />

van ramp brak onder de koeien ook nog mond- en<br />

klauwzeer uit. Hoewel de rest van de zending bijtijds<br />

terug naar Zwolle werd gedirigeerd, kostte<br />

deze exportpoging veel geld.<br />

Interbellum<br />

Omstreeks 1920 kwam de paardenhandel naar<br />

Duitsland weer op gang, omdat de politieke situatie<br />

verbeterde. De vraag naar paarden was<br />

enorm, omdat duizenden paarden tijdens de oorlog<br />

waren gedood. Van vrije invoer was voorlopig<br />

geen sprake zolang Duitsland bezet gebied bleef.<br />

Toch leverde Dijk in deze periode vele honderden<br />

paarden. Om voldoende verkoopvoorraad te hebben<br />

moesten overal in Nederland paarden worden<br />

aangekocht. Dijk plaatste in een krant op Texel<br />

een advertentie met de mededeling dat de firma<br />

op marktdag paarden wenste aan te kopen. Het<br />

werd een succesvolle dag en met 21 paarden stak<br />

men 's avonds over naar Den Helder.<br />

Na enige tijd echter stagneerde de handel met<br />

Duitsland opnieuw. Per paard moesten 500 marken<br />

invoerrechten worden neergeteld en dat was<br />

te veel om nog winst te maken. De export viel weg,<br />

maar de politieke situatie bleef voor 1930 in Duitsland<br />

redelijk stabiel. Dijk probeerde voortdurend<br />

nieuwe handelsterreinen te vinden. Zo leverde de<br />

firma toch nog tientallen paarden aan Duitse bierbrouwerijen.<br />

In Neu-Brandenburg kocht Dijk<br />

merries voor verkoop in Nederland. Vanuit Brandenburg<br />

vervoerde hij ook paarden en kalveren<br />

per trein naar Tsjechië of Slowakije. Bij een dergelijk<br />

lang transport ging een kleine verzameling<br />

List en Bedrog<br />

Niet altijd zat het goed met de centen. Aan huis werden<br />

eens twee beste paarden voor een stevige prijs<br />

verkocht aan een dame uit Rotterdam. De levering<br />

zou ook in Rotterdam plaatsvinden. Na de koop<br />

werd keurig een cheque uitgeschreven. Maar toen<br />

Jacob net voor de aflevering in Rotterdam toch nog<br />

even informeerde naar de kredietwaardigheid van de<br />

dame, kreeg hij argwaan. Hij besloot alsnog contant<br />

geld te vragen. Zijn handelsinstinct bedroog hem<br />

niet, de dame bleek inderdaad geen cent te bezitten.<br />

Is dat niet mijn koe?<br />

Op weg naar zijn stamcafé kwam Jacob op een zaterdagavond eens een man<br />

tegen die een koe begeleidde. De man was onderweg naar de nachtboot op<br />

Amsterdam. Omdat Dijk vermoedde dat het een koe van hemzelf was, sommeerde<br />

hij de man de koe af te staan. Verschrikt liet deze de koe los en rende<br />

weg. Na enig zoeken werd de dief ontdekt in een heg, maar opnieuw volgde<br />

een vluchtpoging. Verscholen in een greppel van een twijgwaard, met een<br />

groot mes op zak, werd hij even later aangehouden.<br />

Jan EgbertDijk, de 'jonge<br />

Jan', geb. 1920, met<br />

een paard op de Grote<br />

Markt op weg naar<br />

waarschijnlijk de Veelading<br />

of de Veemarkt,<br />

eindjaren dertig. Op de<br />

achtergrond het pand<br />

hoek Grote Markt I<br />

Oude Vismarkt, waar<br />

nu 'HetNotenwinkeltje'<br />

is gevestigd. (Collectie<br />

Dijk)


Het ouderlijk huis van<br />

Jacob en EgbertDijk, de<br />

boerderij aan de Meppelerstraatweg.<br />

Op de<br />

voorgrond staan Egbert<br />

en zijn echtgenote,<br />

Annechien Jantina<br />

Keijer (geb. 1891).<br />

Egbert en Annechien<br />

trouwden in 191/, de<br />

foto moet omstreeks die<br />

tijd genomen zijn.<br />

Linksonder is het begin<br />

van wat nu de Hogenkampsweg<br />

is, zichtbaar.<br />

Links naast de boerderij,<br />

aan de andere kant<br />

van deze voorloper van<br />

de Hogenkampsweg,<br />

lagen de nieuwe villa en<br />

stal van de familie.<br />

(Collectie Dijk)<br />

Jan EgbertDijk (geb.<br />

1920) in 1924 met zijn<br />

moeder A.]. Dijk-Keijer<br />

en zusje Betsy (geb.<br />

1918) voor de deuren<br />

van de dekstal. (Collectie<br />

Dijk)<br />

146 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

geneesmiddelen en hulpmiddelen voor het vee<br />

mee. Indien zich onderweg een tepelbeschadiging<br />

voordeed, beschikte men over melknaalden en<br />

melkbotjes om toch de uiers te kunnen legen.<br />

Crisistijd<br />

'Toen kwamen de slechte jaren', zo beschreef<br />

Jacob in zijn herinneringen de periode vanaf 1930.<br />

Overproductie van vee en een neergaande economie<br />

waren de kenmerken van de jaren tot aan de<br />

Tweede Wereldoorlog. Het was zelfs zo dat als<br />

drachtig vee werd gedood er slachtpremies konden<br />

worden opgestreken. Handel met Duitsland,<br />

die voor Dijk van groot belang was, kon alleen nog<br />

als ruilhandel doorgaan. Voor alles was een vergunning<br />

nodig. Wie niet over durf en financiële<br />

reserves beschikte, viel af want de betalingen vonden<br />

pas na enige weken plaats. Dijk exporteerde<br />

nog wel via het Belgisch paardenstamboek naar<br />

Duitsland. De paarden kocht hij dan rond<br />

Dedemsvaart, waar de boeren veel Belgische paarden<br />

gebruikten.<br />

Eens kon Dijk samen met een collega uit<br />

Brummen 64 kleine 'Belgen' leveren voor de keukenwagens<br />

van het Nederlandse leger. Dat was<br />

echter moeilijker dan gedacht, want ze konden er<br />

maar 59 vinden. En de vraag van het leger werd


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 147<br />

nog groter, ook omdat een andere collega eveneens<br />

te weinig paarden kon leveren. Dankzij de<br />

'jodenman Lazerus' uit Winschoten kon Dijk toch<br />

nog twaalf paarden bijkopen.<br />

Vanaf de voormobilisatie in 1939 kocht het<br />

leger veel paarden en vanaf de algemene mobilisatie<br />

in augustus had de krijgsmacht nog veel meer<br />

paarden nodig. Jacob Dijk kreeg de opdracht de<br />

vorderingscommandant in Meppel te helpen en<br />

moest proberen in één dag een trein vol paarden<br />

naar Den Haag te sturen. De burgemeester van<br />

Meppel zorgde voor de betaling van de 180 paarden.<br />

Jacob werd treincommandant en kreeg vijftien<br />

helpers mee. De bekende Zwolse paardenman<br />

Huib Dubbeldam, die toen in Den Haag wachtmeester<br />

was, kwam de paarden met soldaten afhalen.<br />

Luit de Jonge, een andere bekende Zwollenaar<br />

die in Den Haag bij een exportbureau voor vee<br />

werkte, regelde de terugreis voor de begeleiders.<br />

Toch ging in dat jaar ook de gewone handel<br />

door. Zo had een Italiaanse graaf die bij Van Gijtenbeek<br />

aan het Stationsplein logeerde, gehoord<br />

van de exportactiviteiten van Dijk. Hij kwam<br />

langs en in het Frans werd onderhandeld. De graaf<br />

kocht veertig koeien, die Egbert naar Italië bracht.<br />

De zoon van Egbert, Jan Egbert jr. die toen<br />

negentien jaar oud was, deed ook ervaring op in<br />

het buitenland. Hij bracht paarden naar Parijs<br />

voor koning Faroek van Egypte. De voorkeur van<br />

de koning ging uit naar bruine ruinen met weinig<br />

Monstering<br />

Het in een korte tijd aankopen van grote aantallen<br />

paarden voor de export was een omvangrijk<br />

en intensief gebeuren. Tal van boeren werden<br />

bezocht en de afspraken verschilden per aankoop.<br />

De joodse veehandelaarEduard Keizer, die in het<br />

begin van de vorige eeuw aan de Emmawijk 11<br />

woonde, voerde het systeem van monstering in.<br />

Het vond veel navolging. Bij een monstering werd<br />

in een advertentie een oproep gedaan paarden<br />

van een bepaalde soort en leeftijd op een aangegeven<br />

plaats te laten zien. Zo werd op initiatief van<br />

de handelaar een kleine markt gecreëerd, een plek<br />

waar vraag en aanbod elkaar ontmoetten. In de<br />

regio Zwolle was dat vaak de 'Toerist' in Berkum<br />

of 'Waanders' in Staphorst. Het monsteren, het<br />

laten voordraven van de paarden, vond dan daar<br />

plaats. Met de eigenaar van het paard kwam men<br />

daarna al dan niet tot aankoop.<br />

Een export collectie voor<br />

Spanje staat opgesteld<br />

op de monsterbaan achter<br />

het bedrijf.<br />

Omstreeks 1938. (Collectie<br />

Dijk)


Negen bruine ruinen<br />

bestemd voor koning<br />

Faroek van Egypte.<br />

Klaar om naar Parijs<br />

getransporteerd te worden,<br />

1939. Links vooraan<br />

staat Jacob Dijk.<br />

(Collectie Dijk)<br />

De boerderij aan de<br />

Meppelerstraatweg eind<br />

jaren dertig. Op de<br />

voorgrond is nog een<br />

stukje rails te zien van<br />

de tram naar Dedemsvaart.<br />

In deze tijd<br />

bewoonde Jacob de<br />

boerderij en Egbert de er<br />

links naastgelegen 'villa',<br />

waarvan nog een<br />

stukje te zien is. De<br />

boerderij werd rond<br />

1960 gesloopt om plaats<br />

te maken voor de<br />

Hogenkampsweg. (Collectie<br />

Dijk)<br />

148 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

wit. Jan Egbert jr. kende Parijs, waar hij talen had<br />

gestudeerd. Zijn middelbare-schooltijd had hij<br />

doorgebracht aan de Handelsschool in het Refter.<br />

Opnieuw oorlog<br />

In 1939 moesten alle paarden in het gebied van de<br />

waterlinie, tussen Muiden en de Biesbosch, wor-<br />

den getaxeerd. Jacob Dijk was een van de taxateurs.<br />

Van onder water zetten kwam in de meidagen<br />

van 1940 echter niets, schrijft Jacob: 'De Duitsers<br />

vlogen er toch over heen.'<br />

Over de oorlog wordt in zijn memoires nauwelijks<br />

geschreven. Met allerlei baantjes werd de<br />

tijd gevuld en taxaties waren aan de orde van de<br />

dag. De boerderij zorgde nog enigszins voor een<br />

vaste bron van inkomsten.<br />

In die oorlogsjaren werd de Noordoostpolder<br />

drooggelegd en in cultuur gebracht. Dierenarts<br />

Bakker uit Kampen zorgde voor de nodige paarden,<br />

die hij als afgekeurde dekhengsten uit Limburg<br />

haalde. De hengsten voldeden echter niet,<br />

want ze waren niet geschikt om te werken. Omdat<br />

Dijk de dierenarts kende kreeg hij van hoofdinspecteur<br />

CL. van Steen van de Directie Wieringermeer<br />

de opdracht eens tien paarden als probeersel<br />

te leveren. Het pakte goed uit. 'Koop maar<br />

door', was de vervolgopdracht. Jaren achtereen<br />

werden vanuit Zwolle paarden in de polder ingezet.<br />

Uiteindelijk leverde Dijk er wel 900. Afgerekend<br />

werd steeds in het tegenwoordige Flevogebouw<br />

aan de Menno van Coehoornsingel.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 149<br />

Hofleverancier<br />

Na de oorlog kocht Dijk tientallen jaren lang paarden<br />

voor het Koninklijk Staldepartement. De stalmeester<br />

van 1946 tot 1980, W.F.K. Bishoff van<br />

Heemskerck, was een graag geziene gast van de<br />

familie. Het viel soms niet mee om aan de vereiste<br />

maatvoering en spanvorming te voldoen, zeker<br />

omdat ook aan de betrouwbaarheid niet getornd<br />

mocht worden en de paarden geen opzichtige<br />

kleur mochten hebben. Vanwege de goede relatie<br />

tussen Dijk en het Staldepartement vond in de<br />

jaren vijftig in het Gemeentelijk Sportpark aan de<br />

Ceintuurbaan een demonstratie plaats van koetsen<br />

en paarden van het Koninklijk Huis. Toen<br />

werd er ook gereden met de beroemde 'crème<br />

calèche', die was bespannen met vier paarden.<br />

PK's versus paardenkracht<br />

De verkoop van grote aantallen paarden ging tot<br />

ver na de oorlog door. Zo werden eens meer dan<br />

duizend paarden naar Italië geleverd, een gebeurtenis<br />

die ook in de pers veel aandacht trok. Maar<br />

Dijk leverde ook dichter bij huis. De grutters Bartels<br />

uit de Vechtstraat en Marsman aan de Thorbeckegracht,<br />

de slepers Lenderink en De Munnik,<br />

de biscuitfabriek van Helder uit de Kamperpoort,<br />

de zeepfabriek van Broek aan het Broerenkerkplein<br />

en de oliefabriek van Reinders, zij allen vervoerden<br />

met paarden die door de handslag van<br />

Dijk waren gekocht. Reinders hield de plaatselijke<br />

besteldienst met paard en wagen zelfs in stand tot<br />

1962, het jaar dat koetsier Jochem de Velde Harsenhorst<br />

met pensioen ging.<br />

Maar de komst van de tractor was niet meer te<br />

stuiten. De paarden legden het af tegen de vele<br />

pk's van de McCormick of de Fordson. De edele<br />

viervoeters mochten nog een tijdje op de boerderij<br />

blijven, maar werden niet meer ingezet op het<br />

land. In de jaren zestig verdwenen de paarden van<br />

het boerenerf. Het merendeel ging naar de slacht.<br />

In de nadagen van het paard was het vooral de<br />

jonge Jan Egbert die nog in paarden handelde.<br />

Zijn vader Egbert en oom Jacob waren intussen de<br />

zeventig gepasseerd en hadden afstand genomen<br />

van het bedrijf. De boerderij op de noordelijke<br />

hoek van de Hogenkampsweg en de Meppelerstraatweg<br />

was inmiddels ingeklemd door de nieu-<br />

we huizen van Dieze-Oost. Toch bleef er handel in<br />

paarden. Vooral de opkomende ruitersport deed<br />

de animo voor paarden weer toenemen. Op<br />

bescheiden schaal speelde Dijk daarin tot 1990 een<br />

rol.<br />

De stal aan de Meppelerstraatweg uit 1905 is<br />

voor de familie Dijk verbouwd tot geriefelijke<br />

woning. Hoog in de gevel steekt een paardenhoofd<br />

uit de muur, met aan weerszijden de onlosmakelijk<br />

met elkaar verbonden begrippen 'J-Dijk'<br />

en 'luxe paarden'.<br />

Inladen voor Italië. De<br />

gebroeders Rivolta, met<br />

bontkraag, paardenhandelaren<br />

uit Milaan<br />

aan wie meer dan 1000<br />

paarden geleverd werden,<br />

zijn ook aanwezig.<br />

Eindjaren veertig.<br />

(Collectie Dijk)<br />

Een aanspanning van Reinders Oliefabrieken omstreeks 1930. Op de bok zit links<br />

de bekende koetsier Jochem de Velde Harsenhorst. De wagen heet de Aloë en<br />

behoorde bij de gelijknamige fabriek van Reinders. Op de wagen liggen lijnoliekoeken,<br />

een restproduct van de olieproductie en uitstekend geschikt als veevoer.<br />

Op de achtergrond staat de Rode Molen uit 1724, die in 1934 werd gesloopt om<br />

plaats te maken voor de Ceintuurbaan. Rechts is nog net iets van de Passiebloem<br />

te zien. (Collectie van Dijk)


Jeanine Otten<br />

150 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Een zeppelin boven de Zwolse binnenstad<br />

Nadat de Zwolse Courant al dagen tevoren<br />

over de mogelijke route van de Graf Zeppelin<br />

boven Nederland had bericht, verscheen<br />

op zondagmorgen 13 oktober 1929 om tien<br />

voor half negen het luchtschip boven Zwolle. Het<br />

was de vorige dag 12 oktober om kwart over elf<br />

's avonds vertrokken uit het Duitse Friedrichshafen,<br />

waar de zeppelins gebouwd werden, met<br />

aan boord een journalist van de Zwolse Courant.<br />

Zijn verslag van de reis is paginagroot vier kolommen<br />

breed te lezen in de Zwolse Courant van<br />

maandag 14 oktober 1929.<br />

Na een tocht over Delfzijl (6.52 uur), Groningen<br />

(7.15 uur), Meppel, Staphorst (8.10 uur),<br />

Zwolle (8.20 uur), Olst (8.35 uur), Deventer (8.38<br />

uur), Apeldoorn met een ererondje en revérence<br />

boven Paleis het Loo (8.50 uur), Den Bosch (9.50<br />

uur), Waalhaven, Dordrecht, Rotterdam, Delft,<br />

Den Haag, Scheveningen, Leiden, Sassenheim,<br />

Haarlem, Amsterdam (waar boven Schiphol een<br />

postzak werd uitgeworpen), Utrecht, Doorn, Nijmegen,<br />

Beek (12.50 uur) en een sprookjesachtige<br />

reis over de Rijn was de Graf Zeppelin om zeven<br />

uur 's avonds weer terug in Friedrichshafen. De<br />

tocht boven Nederland had precies zes uur en tien<br />

minuten geduurd. De belangstelling op de grond<br />

was overweldigend. Overal dromden mensenmassa's<br />

samen op pleinen en markten.<br />

In de krant van 14 oktober 1929 is een ooggetuigenverslag<br />

opgenomen over de Graf Zeppelin<br />

boven Zwolle. Hieronder volgt de letterlijke tekst<br />

(in de oude spelling):<br />

'Zwolle, "Graf Zeppelin" boven de stad<br />

In den vroegen Zondagmorgen<br />

Het prachtige weer maakte het vroeg opstaan gisterochtend<br />

niet al te moeilijk en wie omstreeks<br />

zeven uur naar buiten wandelde zag zijn moeite<br />

beloond door een kostelijk uitzicht over de velden<br />

in morgennevels onder de blauwe lucht. De meeste<br />

stadsgenooten verwachtten het luchtschip nog<br />

lang niet, ofschoon het vertrek op een vervroegd<br />

uur hen had kunnen waarschuwen. De verwachting<br />

dat het om negen uur zou komen, was gebaseerd<br />

op het eerst aangekondigde vertrek<br />

omstreeks half twaalf. Maar Zaterdagavond werd<br />

nog door den omroep bericht, dat het luchtschip<br />

om kwart voor elf was vertrokken en zoo kon het<br />

ook zooveel eerder hier zijn.<br />

Berichten omtrent den loop der reis bleven uit<br />

en eerst omstreeks acht uur werd hier en daar verteld,<br />

dat de "Graf Zeppelin" te Steenwijk was<br />

gezien. Toen hoorden wij sinds eenigen tijd al<br />

waar wij stonden een ver verwijderd dof gebrom,<br />

dat uit het Noorden scheen te komen.<br />

In zicht<br />

Opeens wees iemand een blanke ronde vlek aan,<br />

als een wolkje met een kern, die zichtbaar werd<br />

boven de verre gebouwen en boomen, en weldra<br />

was er geen twijfel meer aan, het was het naderende<br />

luchtschip. Het bleek te komen uit de richting<br />

van Meppel en Zuidwaarts te koersen, werd grooter<br />

en duidelijker, totdat het eenigszins van richting<br />

veranderde en meer Westwaarts stevende. De<br />

scheepswand blonk helder in het zonlicht, de<br />

voorsteven schitterde als metaal, de gondels werden<br />

zichtbaar.<br />

In allerijl waarschuwden nu de uitkijkers hun<br />

thuisgebleven huisgenooten en grappige tooneeltjes<br />

speelden zich af op balcons en in tuinen, waar<br />

velen zich nu kwamen vertoonen in nachtgewaad,<br />

aangevuld met haastig aangetrokken jassen enz.<br />

Anderen vonden geen gelegenheid meer om zich<br />

te kleeden en bleven uit bed kijken als dit mogelijk<br />

was.<br />

Zoo kwam het, dat op de straten en buitenwegen<br />

weinig mensen bijeen waren, maar dat het


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 151<br />

luchtschip toch door iedereen is gezien. Het voer<br />

hoog, statig nader, naar het scheen op halve<br />

kracht. Tenminste was het motorgebrom niet<br />

sterk en de vaart betrekkelijk gering.<br />

Boven Zwolle<br />

Na zijn koers gewijzigd te hebben, is de "Graf Zeppelin"<br />

dwars over de stad gekomen, zeker op een<br />

paar honderd meter hoogte, van Oost naar West,<br />

over het Noordelijk deel, ongeveer boven de<br />

Thorbeckegracht langs. Het was toen ongeveer<br />

kwart na acht. Hij voer vrij ver Noordelijk langs de<br />

Peperbus, waar de vlag was uitgestoken, over de<br />

nieuwe stadswijk in het Westen [Schildersbuurt],<br />

iets ten Noorden daarvan, boog daarna weer om<br />

naar het Zuiden, werd boven het Engelsche werk<br />

gezien en voer zeer snel langs de IJssel, ver links<br />

van het torentje van Hasselt zuidwaarts.<br />

Het is een onvergetelijk gezicht geweest, zooals<br />

het gevaarte rustig en met kalme vaart voorbijging,<br />

blinkend grijs, de motorgondels en de kajuit<br />

met groote ramen. Het was niet mogelijk menschen<br />

op te merken. Wel werd beneden hangend<br />

de Duitsche handelsvlag zwart wit rood gezien en<br />

duidelijk was in roode letters de naam Graf Zeppelin<br />

te lezen, evenals in zwart de letters en het<br />

nummer van het luchtschip. Op het oogenblik,<br />

dat het passeerde, begonnen de locomotieven op<br />

het emplacement de begroeting met de stoomfluit,<br />

welke aan boord ook gehoord is, zooals men<br />

elders in dit nummer kan lezen. Overal zag men<br />

kijkers met foto-toestellen in de weer en menige<br />

mooie opname werd gemaakt.<br />

Zoo langzaam voer het grootsche luchtvaartuig,<br />

dat velen trachtten mee te loopen om het te<br />

zien verder gaan. Eenmaal over de Willemsvaart<br />

echter ontwikkelde het dadelijk weer een groote<br />

snelheid, zoodat men het nog alleen kon zien verdwijnen<br />

aan den Zuidelijken hemel, waar het nog<br />

lang zichtbaar bleef.<br />

Natuurlijk was het luchtschip het gesprek van<br />

den heelen verderen dag. "Heb je hem gezien?"<br />

was de inleiding van elk gesprek en ieder had hem<br />

nog weer mooier gezien dan de vorige. Daarover<br />

echter is wel iedereen het eens, dat alles heeft meegewerkt<br />

om ons dezen Zondagmorgen iets onvergetelijks<br />

te doen zien.'<br />

De Zwolse Courant wordt bewaard in het <strong>Historisch</strong><br />

<strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong>. Het oudste exemplaar<br />

dateert uit 1791. Om de kranten tegen schade door<br />

raadplegen te beschermen, zijn ze op microfilm gezet.<br />

Iedereen kan gratis in het <strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong><br />

<strong>Overijssel</strong> de kranten op een speciale reader-printer<br />

lezen. Een fotokopie van een pagina kost € 0.57.<br />

Het <strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong> is gevestigd aan<br />

de Eikenstraat 20 te Zwolle. De toegang is gratis.<br />

Openingstijden: dinsdag t/m zaterdag 9-17 uur.<br />

Tel. 038 4266300, e-mail: info@hcov.nl, website:<br />

http://www.historischcentrumoverijssel.nl<br />

Zondagmorgen 13 oktober<br />

1929 8.20 uur;<br />

ondanks het vroege tijdstip<br />

zijn vele Zwollenaren<br />

op de Grote Markt<br />

ooggetuige van de zeppelin<br />

boven de stad.<br />

(Foto SMZ)


Herman Versfeit<br />

152 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

De Hottinger-kaart van Zwolle en omgeving<br />

(1783)<br />

Ruim tweehonderd jaar geleden hebben militaire<br />

ingenieurs de streek rond Zwolle en<br />

andere delen van <strong>Overijssel</strong> in kaart<br />

gebracht. De door hen vervaardigde kaarten, die<br />

lang verborgen hebben gelegen in de voor buitenstaanders<br />

niet toegankelijke militaire archieven,<br />

zijn in vrijwel alle gevallen de oudste betrouwbare<br />

en gedetailleerde kaarten van het gekarteerde<br />

gebied. Zij maken deel uit van de 'Atlas Topographique<br />

van het frontier des IJssels, Wedde en Westerwoldingerland'.<br />

Deze als de 'Hottinger-atlas'<br />

bekend staande verzameling van 112 handschriftkaarten<br />

van Noord- en Oost-Nederland, vervaardigd<br />

tussen 1773 en 1792, berust in het Nationaal<br />

Archief te Den Haag. Van deze kaartenserie hebben<br />

64 geheel of gedeeltelijk betrekking op <strong>Overijssel</strong>.<br />

Een van de kaarten geeft een fraai beeld van<br />

Zwolle en omgeving, in het jaar 1783. In dit artikel<br />

zal het ontstaan van de <strong>Overijssel</strong>se kaarten worden<br />

beschreven. De kaarten uit de Hottinger-atlas<br />

zullen in juni 2003 door de Drentse <strong>Historisch</strong>e<br />

Vereniging als atlas worden uitgegeven. 1<br />

Militaire kartografie<br />

Veel van de kaarten die in het verleden van ons<br />

land zijn vervaardigd hebben een militaire achtergrond.<br />

Voor de legerleiding is door de eeuwen<br />

heen een goede kennis van het gebied waarop de<br />

strijd zich zou kunnen afspelen van groot belang<br />

geweest. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-<br />

1648) en de tijd daarna waren de krijgshandelingen<br />

voornamelijk gericht op het veroveren van<br />

vijandelijke en de verdediging van eigen vestingsteden<br />

en schansen. Eenmaal in het bezit van dergelijke<br />

versterkingen viel het omliggende gebied<br />

welhaast automatisch toe aan de bezitter van de<br />

vesting. In die tijd was er dan ook vooral behoefte<br />

aan stadsplattegronden en tekeningen van schansen.<br />

In de loop der tijd verschoven de krijgshandelingen<br />

echter steeds meer in de richting van een<br />

strijd tussen grote legereenheden te velde. Begin<br />

negentiende eeuw, ten tijde van de Napoleontische<br />

oorlogen, zouden dit soort veldslagen de<br />

uitslag van de oorlogvoering zelfs vrijwel geheel<br />

gaan bepalen. Door deze veranderingen ontstond<br />

er bij de militairen een toenemende behoefte aan<br />

gedetailleerde topografische terreinkaarten. In<br />

ons land betrof dat vooral kaarten van de gebieden<br />

die voor de verdediging van belang waren. Een<br />

aanzienlijk deel van het grondgebied van de Republiek<br />

werd omsloten door natuurlijke barrières,<br />

die voor een vijandelijk leger een flinke belemmering<br />

vormden. Van noord naar zuidwest waren<br />

dat de moerassen in het oosten van Groningen en<br />

Drenthe, die langs de zuidgrens van Drenthe, de<br />

IJssel, Maas, Rijn en Waal en de Zeeuwse wateren.<br />

Een relatief groot deel van de militaire topografische<br />

kaarten die in het verleden werden vervaardigd<br />

hebben daardoor op die gebieden betrekking.<br />

Ook andere grensgebieden, zoals het oosten<br />

van <strong>Overijssel</strong> en Gelderland, waren als mogelijk<br />

strijdtoneel van militair belang en werden dus<br />

gekarteerd.<br />

De kartering van de rivieren<br />

Zoals hiervoor genoemd, hebben de IJssel en<br />

delen van de Rijn en de Waal vroeger een belangrijke<br />

rol gespeeld in de verdediging van ons land<br />

tegen aanvallen vanuit het oosten. Betrouwbare<br />

kaarten waren voor de legerleiding dan ook van<br />

groot belang. In juli 1773 gaf stadhouder Willem V<br />

luitenant ingenieur Herman van Hooff opdracht<br />

om 'Eene Kaarte te formeeren van het terrein tusschen<br />

Nijmegen, de Rivier de Whaal op, en de Rijn<br />

af, over Arnhem, langs den IJssel, over Doesburg,<br />

Zutphen, Deventer, Zwolle en Campen, tot aan<br />

Zwarte-Sluis, met de situatie daar annex, bijzon-


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 153<br />

derlijk de gefortificeerde Steeden en Forten, Rivieren,<br />

Watergangen, Dijken en Sluijzen'. 2<br />

Van Hooff is ruim vijfjaar met het opmeten en<br />

tekenen van de kaarten bezig geweest. Het gebied<br />

dat hij karteerde bestond uit de rivieren en een<br />

strook land aan weerszijden ervan. De breedte van<br />

die strook wisselde, meestal bedroeg hij ongeveer<br />

één uur gaans, zo'n vijf kilometer dus. In februari<br />

1779 kon hij het resultaat van zijn arbeid, een kaart<br />

met een omvang van maar liefst 630 x 270 centimeter,<br />

aan de Raad van State toezenden. Drie jaar<br />

later was ook het nette exemplaar van de kaart<br />

gereed. Hij tekende dit met hulp van de extraordinaris<br />

ingenieurs M.A. Snoeck en J.A. van Kesteren.<br />

Op 26 februari 1782 overhandigde hij deze<br />

'Caart van een gedeelte der Whaalstroom, gedeelte<br />

van de rivier den Rhijn en den geheelen IJsselstroom<br />

met de situatie daar annex' aan de Raad<br />

van State. Zowel deze nette kaart als de eerder<br />

genoemde brouillonkaart bevinden zich nu in het<br />

Nationaal Archief. 3<br />

Zijn werk moet in de smaak gevallen zijn, want<br />

de Raad gaf hem direct na ontvangst van de nette<br />

kaart opdracht nog een tweede exemplaar te vervaardigen.<br />

Ditmaal moesten de bladen een dusdanig<br />

formaat hebben dat zij in een atlas konden<br />

worden opgenomen. Zij moesten daar echter ook<br />

weer uitgenomen kunnen worden om ze desgewenst<br />

aaneen te kunnen voegen. Dit exemplaar<br />

was al in oktober 1783 gereed.<br />

De kartering van Salland<br />

Het gebied ten oosten van de IJssel is in de loop<br />

der eeuwen herhaaldelijk het toneel van strijd<br />

geweest. Veel meer dan het westen van ons land<br />

heeft het in het verleden geleden onder invallen<br />

van vijandelijke legers, van belegeringen van vestingsteden<br />

en van verwoestingen op het platteland.<br />

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog heeft Holland<br />

alleen in de beginperiode te maken gehad<br />

met Spaanse invallen. In Oost-Nederland daarentegen,<br />

is tijdens deze oorlog tot eind twintiger<br />

jaren van de zeventiende eeuw gevochten. Later in<br />

die eeuw heeft het gebied ook nog twee Munsterse<br />

en een Franse inval te verduren gehad. Voor de<br />

verdediging van de Republiek hadden deze delen<br />

van <strong>Overijssel</strong> en Gelderland een grote strategi-<br />

Het in Oost-Nederland gekarteerde gebied is op dit kaartje met lichtgrijs aangegeven.<br />

De rechte lijnen markeren de uiterste grens van de kaartbladen. De militaire<br />

ingenieurs vervaardigden tussen 1773 en 1787 in totaal go kaarten, alle op<br />

een schaal van honderd roeden op een Rijnlandse duim (1:14.400). De niet<br />

gekarteerde stroken langs de Duitse grens werden in 1812 alsnog door Franse<br />

militaire ingenieurs in kaart gebracht.<br />

sche waarde. Betrouwbare kaarten van het gebied<br />

waren voor de legerleiding dan ook van groot<br />

belang. 4<br />

De Raad van State gaf daarom in 1785 de ervaren<br />

ingenieur J.F. Wollant opdracht Salland en de


Detail van de kaart met<br />

Zwolle en omgeving. In<br />

de nieuwe atlas zullen<br />

de kaarten in kleur<br />

opgenomen worden,<br />

wat de details beter tot<br />

hun recht doet komen.<br />

Voor 'ons gevoel' moet<br />

de kaart een kwartslag<br />

gedraaid worden,<br />

omdat het noorden<br />

links ligt in plaats van<br />

boven.<br />

154<br />

Graafschap in kaart te brengen. Hij moest zijn<br />

kaarten op de door Van Hooff vervaardigde<br />

rivierkaarten laten aansluiten. Na een jaar alleen<br />

aan het werk te zijn geweest kreeg hij versterking.<br />

In maart 1786 werd extraordinaris ingenieur M.A.<br />

Snoeck bij de werkzaamheden ingeschakeld en in<br />

het voorjaar 1787 kwam ook extraordinaris ingenieur<br />

H.J. van der Wijck de gelederen versterken. 5<br />

Zonder problemen verliepen de terreinopnames<br />

niet. De ingenieurs werden door de inwoners<br />

van de streken waar zij hun werkzaamheden<br />

moesten verrichten soms zeer onvriendelijk bejegend.<br />

Zo schreef Wollant in september 1786 dat<br />

hij: 'te platten lande door de bewoonders op eene<br />

verregaand licentieuse wijse in deselve quartieren<br />

gemaltraiteert werd'. Ondanks deze moeilijkheden<br />

kon Wollant de gereedgekomen kaarten in<br />

oktober 1787 bij de Raad inleveren. Tezamen bestreken<br />

zij de provincie <strong>Overijssel</strong> (met uitzondering<br />

van Noordwest-<strong>Overijssel</strong> en Twente) en, op<br />

enkele stroken langs de Duitse grens na, de gehele<br />

Graafschap Zutphen. Ook de door Van Hooff c.s.<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

vervaardigde rivierkaarten maakten er deel van<br />

uit. Deze waren, zoals in een voorgaand hoofdstuk<br />

beschreven, tijdens de kartering van de rivieren<br />

tussen 1773 en 1783 niet vol getekend. In de volgende<br />

karteringsfase werden de wit gebleven delen<br />

van de kaarten alsnog ingevuld. De door het drietal<br />

vervaardigde kaarten maken nu deel uit van de<br />

Hottinger atlas in het Nationaal Archief te Den<br />

Haag. Wel werden de 25 kaarten wegens het<br />

onhandig grote formaat - een van de kaarten had<br />

bijvoorbeeld een afmeting van 90 bij 180 cm - in<br />

een later stadium in 74 kleinere opgedeeld. 6<br />

In een volgende karteringsfase werden ook van<br />

Twente, Zuidoost-Drenthe en Westerwolde kaarten<br />

vervaardigd. Dat gebeurde onder leiding van<br />

de van oorsprong Zwitserse kapitein ingenieur<br />

J.H. Hottinger, aan wie de kaartenverzameling<br />

zijn naam ontleend. De niet gekarteerde stroken<br />

langs de Duitse grens in het oosten en zuiden van<br />

de Graafschap en Twente werden in 1812 alsnog<br />

door Franse en Nederlandse militaire ingenieurs<br />

onder leiding van chef d'escadron d'Epailly in


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 155<br />

kaart gebracht. De acht door hen op een schaal<br />

van 1:20.000 vervaardigde kaarten berusten in het<br />

militaire archief te Vincennes. In het Rijksarchief<br />

in Gelderland zijn foto's van deze kaarten aanwezig.<br />

7<br />

De kaart van Zwolle<br />

Weliswaar woonden de inwoners van Zwolle aan<br />

het eind van de achttiende eeuw nog grotendeels<br />

binnen de wallen, maar daarbuiten begon naar het<br />

noord- en zuidoosten toch al bebouwing te ontstaan.<br />

Die bebouwing is op de kaart huis voor huis<br />

te herkennen. In de stad zelf is de bebouwing gegeneraliseerd,<br />

maar het nu nog vrijwel geheel<br />

bestaande stratenpatroon is goed zichtbaar. Anno<br />

<strong>2002</strong> is Zwolle enorm gegroeid, onder andere tot<br />

aan de op de kaart getoonde plaatsen Berkum en<br />

Zalné. Nabij de stad lagen de met arcering aangegeven<br />

essen, waarop de landbouw werd bedreven<br />

en daarbuiten strekten de hooi- en graslanden<br />

zich over grote afstanden uit.<br />

Opvallend op de kaart zijn de vele buitenplaatsen<br />

in de omgeving van de stad. Ten zuidoosten is<br />

bijvoorbeeld het aan de weg naar Almelo gelegen<br />

Boschwijk te zien, vanaf 1783 de woning van de<br />

dichter Rhijnvis Feith. Tot zijn dood in 1824<br />

gebruikte hij dit buiten als zomerverblijf. Ook de<br />

andere buitens stelden welgestelde inwoners van<br />

Zwolle in staat de drukte en warmte van de<br />

zomerse stad te ontvluchten om op het platteland<br />

verkoeling te zoeken.<br />

De atlas<br />

In de door de Drentse <strong>Historisch</strong>e Vereniging uit<br />

te geven atlas zullen alle kaarten van de Hottingeratlas<br />

van Noord en Oost-Nederland worden opgenomen.<br />

In totaal bestrijken deze kaarten Salland,<br />

Twente, de Graafschap, de streek rond Arnhem en<br />

Nijmegen, Zuidoost-Drenthe en Westerwolde.<br />

Ook de zes tussen 1792 en 1794 door Hottinger<br />

c.s. vervaardigde kaarten van de omgeving van de<br />

stad Groningen zullen worden opgenomen.<br />

De oorspronkelijke kaarten zijn alle op een<br />

schaal van honderd roeden op een Rijnlandse<br />

duim (1:14.400) getekend. In de uit te geven atlas<br />

zullen zij op een kleinere schaal worden afgebeeld.<br />

De details zullen echter goed herkenbaar blijven.<br />

De atlas, die een formaat krijgt van 33,5 x 24 cm,<br />

zal in kleurendruk worden uitgevoerd. Juist het<br />

kleurgebruik op de kaarten maakt details, zoals<br />

bijvoorbeeld de bebouwing, goed zichtbaar. Het<br />

kaartgedeelte zal worden voorafgegaan door een<br />

uitgebreide historische inleiding, waarin van elk<br />

van de gekarteerde gebieden een beschrijving zal<br />

worden gegeven van het militaire belang ervan en<br />

van de wijze waarop de kaarten tot stand kwamen.<br />

Naschrift<br />

Het initiatief van de Drentse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />

verdient alle lof. De kaarten zullen door deze uitgave<br />

voor een groot publiek toegankelijk zijn. Hoewel Zwolle<br />

met haar omgeving maar een klein deel in deze uitgave<br />

beslaat, is zij vanwege de precieze en fraaie weergave van<br />

belang.<br />

De atlas kan besteld worden bij de Drentse <strong>Historisch</strong>e<br />

Vereniging, Postbus 243,9400 AE Assen. Tot juni 2003<br />

bedraagt de voor intekenprijs € 40 (excl. verzendkosten).<br />

Een briefje of een e-mail naar dhv@dhvdrenthe.info<br />

met vermelding van 'Bestelling Hottingeratlas'<br />

is voldoende. U krijgt de atlas dan eind juni, begin<br />

juli met een acceptgiro voor de betaling toegezonden.<br />

Noten<br />

1. Nationaal Archief (NA), Geniearchief, OSK IJ 11, W<br />

17, OSPV G 41. In het Nationaal Archief wordt onder<br />

nummer IJ lla ook een verkleinde versie van de<br />

kaarten, op een schaal van 1:44.600, bewaard.<br />

2. Scholten, F.W.J., Militair topografische kaarten en<br />

stadsplattegronden van Nederland 1579-1795, Alphen<br />

aan de Rijn 1989,115; NA, Geniearchief, Memoriën<br />

4.OMM, inv.nr. 202, IJ 41, bijlage; NA,<br />

RvSt, inv.nr. 329, resolutie 31.8.1773.<br />

3. Scholten, 115,116; NA, RvSt, inv.nr. 341, resolutie<br />

3.9.1779; inv.nr. 345 resolutie 29.11.1781; inv.nr.<br />

346, resoluties 6.2.1782, 26.2.1782; Geniearchief,<br />

Memoriën 4.OMM, inv.nr. 202, IJ 41. De brouillon<br />

en de nette kaart worden onder nummer 4 OSK IJ<br />

10 c en 4 OSK IJ 10 in het Nationaal Archief bewaard.<br />

4. Meij, PJ. e.a., Geschiedenis van Gelderland 1492-<br />

1795, Boek II, Zutphen 1975,109,131.<br />

5. NA, RvSt, inv.nr 358, resoluties 28.3.1786,5.4.1786,<br />

Scholten, 118,119.<br />

6. NA, RvSt, inv.nr. 1146, ingekomen stukken,<br />

31.10.1786; Scholten 119.<br />

7. Zie ook: Versfeit, H.J., De Franse kaarten van<br />

Drenthe en de noordelijke kust, Groningen 2001,36.


Ton Hendrikman<br />

Thomas van Kempen<br />

op de Agnietenberg bij<br />

Zwolle. Schilderij op<br />

doek, anoniem, vermoedelijk<br />

zeventiende eeuw.<br />

(Collectie Onze Lieve<br />

Vrouwebasiliek). Een<br />

vrijwel identiek schilderij<br />

hangt in het Stedelijk<br />

Museum Zwolle.<br />

156 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Thomas a Kempis<br />

Door een bijzondere samenloop van<br />

gebeurtenissen stond het jaar 2001 in het<br />

teken van Thomas a Kempis (of van Kempen).<br />

Aan het begin van dat jaar vond er een fusie<br />

plaats tussen de Zwolse rooms-katholieke<br />

parochies (met uitzondering van de Dominicanenkerk<br />

of, officieel, het Rectoraat Thomas van<br />

Aquino) die verder gingen onder de koepelnaam<br />

Parochie Thomas a Kempis. De Zwolse beeldhouwer<br />

Torn Waterreus kreeg de opdracht een nieuw<br />

beeld van Thomas a Kempis te vervaardigen ter<br />

vervanging van het oude verweerde beeld uit 1904,<br />

mede in verband met het toen op handen zijnde<br />

eeuwfeest van Dominicanenkerk en -klooster in<br />

het jaar <strong>2002</strong>. Kunstenaar Jan Snoeck kreeg van de<br />

gemeente Zwolle de opdracht, gebaseerd op en<br />

geïnspireerd door de nagelaten werken van Thomas,<br />

een werkstuk te maken voor de Thomas a<br />

Kempiszaal in het oude stadhuis. De componist<br />

en oud-directeur van het Conservatorium Zwolle,<br />

Jacques Reuland, liet zich onder meer inspireren<br />

door het geestelijk erfgoed van Thomas en componeerde<br />

een klein oratorium onder de titel<br />

Thomas a Kempis in Monte Sanctae Agnetis. In het<br />

najaar van 2001 maakte de KRO-televisie een programma<br />

over Thomas a Kempis in de reeks Mysti-


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 157<br />

ci van Hadewijch tot Hillesum. Bij Ten Have/Agora<br />

verscheen de vierde uitgave van De navolging<br />

van Christus in de vertaling van Gerard Wijdeveld.<br />

En tenslotte werden er in het jaar 2001 initiatieven<br />

genomen voor een tentoonstelling in het Stedelijk<br />

Museum Zwolle over Thomas a Kempis. Deze<br />

tentoonstelling is inmiddels gerealiseerd in<br />

samenwerking met het Stadtische Kramermuseum<br />

in Kempen. De opening vond plaats op<br />

9 november <strong>2002</strong> en de tentoonstelling zal nog te<br />

bezichtigen zijn tot 12 januari 2003.<br />

Al met al aanleiding genoeg in te gaan op de<br />

persoon van Thomas a Kempis, zijn plaats binnen<br />

de Moderne Devotie, de beweging van Geert Grote<br />

(1340-1384) uit Deventer, en op de geestelijke<br />

nalatenschap van deze beweging, waarvan Thomas<br />

tot de belangrijkste vertegenwoordigers mag<br />

worden gerekend.<br />

De beginjaren<br />

Thomas Hemerken of Hamerken werd in 1379 of<br />

in 1380 in het - tegenwoordig in Duitsland gelegen<br />

- stadje Kempen geboren. Kempen behoorde tot<br />

het aartsbisdom Keulen, waaronder toen ook een<br />

groot deel van de noordelijke Nederlanden ressorteerde.<br />

De vader van Thomas was een ambachtsman,<br />

vermoedelijk zilversmid, getuige het hamer -<br />

tje dat hij in het familiewapen voerde. Thomas<br />

had nog een vijftien jaar oudere broer, Johannes.<br />

Deze Johannes behoorde tot de kloosterlingen van<br />

het eerste uur van het Mariaklooster in Windesheim;<br />

hij was in 1387 betrokken bij de stichting<br />

ervan. Evenals zijn broer voelde Thomas Hemerken<br />

zich aangesproken door de roep die van de<br />

religieuze en kerkelijke vernieuwingsbeweging<br />

van Geert Grote uitging en die reeds een grote<br />

bekendheid had gekregen binnen het bisdom<br />

Utrecht waarvan Zwolle en Deventer de regionale<br />

uitstralingscentra waren. De Moderne Devotie<br />

verzette zich tegen het toenemend geestelijk verval<br />

in kerk en maatschappij. Het kerkelijk gezag van<br />

de paus was ernstig aangetast door het Westers<br />

Schisma (1378-1417). Twee pausen resideerden er<br />

toen; één in Avignon, de andere in Rome. In alle<br />

geledingen van de kerkelijke hiërarchie was het<br />

verwerven van betaalde ambten en carrièremakerij<br />

als een sluipende ziekte doorgedrongen. In de<br />

samenleving stond materieel gewin hoger aangeschreven<br />

dan het gedrag van een innerlijk evenwichtig<br />

levend mens. Het kon niet uitblijven dat<br />

dit gevolgen had voor de kwaliteit van het geestelijk<br />

leven en het daaruit voortvloeiend gedrag. De<br />

Moderne Devotie stond ten opzichte van deze<br />

misstanden een mentaliteitsverandering voor. In<br />

het bijzonder richtte zij zich op jonge mensen;<br />

scholieren, schoolgaand aan de verschillende<br />

Latijnse stads- en kapittelscholen waarvan diverse<br />

door onderwijshervormingen die nieuwe levenshouding<br />

uitdroegen. De stadsschool van Zwolle<br />

onder leiding van de onderwijshervormer magister<br />

Johan Cele (ca. 1340-1417) en de kapittelschool<br />

van Sint-Lebuïnus te Deventer onder leiding van<br />

Willem Vreden waren toonaangevend in Thomas'<br />

tijd.<br />

Zo trok in 1392 de twaalfjarige scholier Thomas<br />

vanuit Kempen naar het klooster Windesheim.<br />

Zijn broer stuurde hem terug naar Deventer<br />

met een aanbevelingsbrief voor Florens Rade-<br />

Thomas a Kempis.<br />

Fragment uit de houtsnede<br />

'St. Augustinus,<br />

vader der reguliere<br />

kanunniken en leraar'.<br />

Anoniem, ca 1480.<br />

Staatsmuseum voor<br />

Kunst, Kopenhagen.


Thomas a Kempis, foto<br />

van het oorspronkelijke<br />

vijftiende-eeuwse schilderij<br />

dat zich in Keulen<br />

bevond en in 1942 verloren<br />

is gegaan. Het schilderij<br />

werd toegeschreven<br />

aan de Zwolse schilderJohan<br />

van den<br />

Mynnesten (1435? -<br />

1504).(Collectie SMZ)<br />

158 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

wijns, een van Geert Grote's goede vrienden. In<br />

Deventer werd Thomas opgenomen in het convict<br />

(kosthuis) voor arme scholieren (domus pauperum)<br />

onder de hoede van heer Florens, die als<br />

Thomas' mentor optrad. Florens Radewijns was<br />

ook de stichter van het eerste fraterhuis in Deventer,<br />

waar de grondslag werd gelegd voor de latere<br />

huizen van de Broeders van het Gemene (gemeenschappelijke)<br />

Leven. Het betrof een gemeenschap<br />

van leken, die geen kloostergeloften aflegden,<br />

maar gehoorzaamheid beloofden aan de rector<br />

van het huis en met elkaar wilden leven volgens<br />

het ideaal van de vroege kerk.<br />

Intrede in het klooster op de Agnietenberg<br />

In 1399, na zijn schoolloopbaan te hebben beëindigd,<br />

keerde Thomas naar Windesheim terug.<br />

Vandaaruit trok hij verder naar Zwolle. Vermoe-<br />

VROMAS AKEMPISl<br />

delijk volgde hij nog enkele lessen aan de beroemde<br />

Latijnse school van meester Cele en kerkte hij<br />

in de Onze Lieve Vrouwekapel aan de Ossenmarkt,<br />

waarvan de eerste bouwfase net was voltooid.<br />

Naar gebruik van die tijd en om geld voor<br />

de bouw te genereren, was aan het bidden in de<br />

druk bezochte kapel een aflaat verbonden. Zo trad<br />

ook Thomas hier in de voetsporen van de vele pelgrims<br />

want De Onze Lieve Vrouwekapel was toen<br />

ook een bedevaartskerk, mede toegewijd aan de<br />

pestheilige Antonius Abt. In hetzelfde jaar, hij was<br />

toen 18 of 19, meldde Thomas van Kempen zich<br />

aan de kloosterpoort van het Agnietenklooster op<br />

de Nemelerberg vlak bij de Vecht, waar naar het<br />

Deventer voorbeeld in 1386 vanuit de Praubstraat<br />

een fraterhuis was gesticht en onder de schutse<br />

gesteld van Sint-Agnes. Thomas ontmoette hier<br />

voor de tweede keer zijn broer. Het broederhuis<br />

werd namelijk in 1398 omgevormd tot een klooster<br />

van Reguliere kanunniken van Windesheim volgens<br />

de regel van Augustinus en behoorde tot de<br />

kloosterfederatie het Kapittel van Windesheim.<br />

Tot eerste prior werd benoemd Johannes van<br />

Kempen. Dit klooster zou Thomas, behoudens<br />

twee onderbrekingen, niet meer verlaten. De eerste<br />

keer in 1402 om samen met zijn broer de nalatenschap<br />

van zijn ouders te regelen in Kempen en<br />

de tweede keer gedurende een conflict rond de<br />

Utrechtse bisschopsbenoeming, toen de communiteit<br />

moest uitwijken naar Ludingakerke bij Franeker<br />

(1429-1432).<br />

Schrijf- en vormingswerk<br />

Na een noviciaatsperiode van zeven jaar deed<br />

Thomas in 1406 zijn eeuwige professie, maar het<br />

duurde nog tot 1413 of 1414 voordat hij zich tot<br />

priester liet wijden. Waarom hij met dat besluit zo<br />

lang heeft getalmd, is onbekend. In 1425 werd<br />

Thomas benoemd tot subprior. Dat hield onder<br />

meer in dat hij de taak van novicenmeester uitvoerde.<br />

Dit was hem op het lijf geschreven. Thomas<br />

heeft een belangrijke rol gespeeld bij de opleiding<br />

en vorming van jonge kloosterlingen. In die<br />

tijd schreef hij talloze geestelijke tractaten (opstellen),<br />

die met die novicenmeesterstaak samenhingen.<br />

Alles in het Latijn, naar het gebruik van die<br />

tijd. Latijn was immers de universele taal van kerk


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 159<br />

en wetenschap. Intussen was Thomas ook begonnen<br />

met het verzamelen van uitspraken en kernachtige<br />

bijbelspreuken, die in kringen van de<br />

Moderne Devotie opgeld deden; zij noemden dit<br />

het geestelijk notitieboekje otRapiarium. Hiermee<br />

legde Thomas vanaf 1420 de basis voor het al tijdens<br />

zijn leven beroemd geworden boek De Imitatione<br />

Christi (Over de Navolging van Christus).<br />

Twintig jaar lang voegde Thomas aan deze tractaten<br />

verbindende teksten toe, herschreef en redigeerde<br />

ze. Hij structureerde de tekst in uiteindelijk<br />

vier 'boeken', die samen de Navolging vormen. Al<br />

tijdens zijn leven werden diverse redacties gekopieerd,<br />

verspreid en gelezen binnen en buiten de<br />

kringen van de Moderne Devoten. Vandaar dat er<br />

verschillende redactionele versies bekend zijn. In<br />

1441 sloot Thomas dat project af. De definitieve<br />

handgeschreven redactie, voorzien van het jaartal<br />

1441 en van zijn naam, bevindt zich in de Koninklijke<br />

Bibliotheek in Brussel.<br />

Tot op de dag van vandaag blijkt dit boek een<br />

bron van grote geestelijke en mystieke rijkdom te<br />

zijn met veel praktische wenken voor de opbouw<br />

van een persoonlijk geestelijk leven. De populariteit<br />

van de Navolging blijkt ook uit de vroege vertalingen<br />

die er bekend zijn in diverse toenmalige<br />

landstalen. Zo is er al een Middelnederlandse vertaling<br />

bekend uit omstreeks 1440, een Middelengelse<br />

vertaling uit circa 1475 en een Middelfranse<br />

uit rond 1490, afgezien nog van de vele drukken<br />

die vanaf het derde kwart van de vijftiende eeuw<br />

verschijnen.<br />

In de periode tussen 1427 en 1439 kopieerde<br />

Thomas van Kempen ook de gehele bijbel in vijf<br />

delen. Dit op de Agnietenberg tot stand gekomen<br />

en door enkele medebroeders rijk geïllustreerde<br />

werk is te bewonderen in de Hessische Hochschul-<br />

& Landesbibliothek in Darmstadt. Een<br />

ander belangrijk werk is de kroniek van het Agnesklooster.<br />

Op de hoge leeftijd van 84 jaar begon<br />

Thomas op aandringen van zijn medebroeders<br />

aan dit karwei. Hij heeft de geschiedenis van het<br />

huis tot aan zijn dood in 1471 bijgehouden. Hij<br />

beschreef daarin de periode van 1386 tot 1471. Veel<br />

heeft hij dus nog kunnen optekenen uit mondelinge<br />

overleveringen. Een onbekend gebleven<br />

medebroeder zette de geschiedschrijving nog<br />

J<br />

1<br />

ik/oosécrhof<br />

vopcfrnv'//5o(?/ï //*> C7Ê-<br />

öoScCWnC- Kyvi>SGancr<br />

Irmvrls u/er.<br />

Qoro. \Nild


Het door de kunstenaar<br />

F. W. Mengelberg ontworpen<br />

monument voor<br />

Thomas a Kempis in de<br />

oude Sint Michaëlkerk<br />

aan de Roggenstraat.<br />

Het monument was 8<br />

meter hoog en werd in<br />

1897 onthuld. Onderin<br />

bevond zich de schrijn<br />

met het gebeente van<br />

Thomas. Op de zwart<br />

marmeren onderbouw<br />

stond, in het Latijn:<br />

'Ter ere, niet ter herinneringvan<br />

Thomas a<br />

Kempis, wiens naam<br />

langer blijft dan elk<br />

monument'. Profetische<br />

woorden, want het<br />

monument werd bij de<br />

sloop van de kerk in<br />

1965 evenmin gespaard.<br />

Op de tentoonstelling in<br />

het SMZ is een reconstructie<br />

gemaakt met de<br />

brokstukken die men<br />

her en der heeft kunnen<br />

traceren. (Uit: Ach Lieve<br />

Tijd, deel 9)<br />

i6o ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

voort tot 1477. De oudst bekende vertaling in het<br />

Nederlands van de in het Latijn geschreven<br />

Chronicon Canonicorum Regularium Montis SanctaeAgnetis<br />

door Johannes Kattenbelt verscheen in<br />

1718. Johannes Kattenbelt was een neef van<br />

Arnold(us) Waeyer, die in de schuilkerkentijd veel<br />

betekend heeft voor de zielzorg onder de Zwolse<br />

katholieken.<br />

Bij zijn dood liet Thomas van Kempen een<br />

omvangrijk oeuvre na. De rector van het Gymnasium<br />

Thomaeum in Kempen, Michael Josephus<br />

Pohl, verzorgde tussen 1902 en 1922 een zevendelige<br />

uitgave van het verzameld werk van Thomas,<br />

de Opera Omnia. Ter gelegenheid van het eeuwfeest<br />

van het eerste deel in de reeks is in het Duitse<br />

Kempen dat feit dit jaar met een internationaal<br />

congres gevierd.<br />

Na Thomas' dood<br />

Toen Thomas van Kempen op 25 juli 1471, de<br />

feestdag van Sint-Jacobus, in het klooster op de<br />

Agnietenberg 's avonds na de completen overleed,<br />

werd hij begraven in het oostelijk deel van de<br />

trans, die deel uitmaakte van de kruisgang. In een<br />

bescheiden hoekje in de directe nabijheid van een<br />

van de steunberen van de kloosterkerk werd Thomas'<br />

lichaam bijgezet. Later zal deze informatie<br />

van groot belang blijken te zijn voor het vinden<br />

van Thomas' stoffelijke resten twee eeuwen na zijn<br />

dood. Het Sint-Agnesklooster op een uur gaans<br />

van de binnenstad was toen vrijwel verdwenen, al<br />

moeten er toen nog muurresten in het terrein op<br />

Bergklooster zichtbaar geweest zijn.<br />

De zestiende eeuw was een tijdperk van grote<br />

onrust. De conflicten met de hertog van Gelder en<br />

later de godsdiensttwisten en de daaruit voortvloeiende<br />

Tachtigjarige Oorlog hadden een verwoestende<br />

uitwerking op het Agnietenklooster. In<br />

1561, nog geen honderd jaar na Thomas overlijden,<br />

werd het klooster opgeheven. Tien jaar later<br />

werd de kloosterbibliotheek verkocht en raakten<br />

de kostbare boeken verstrooid. Enkele gebouwen<br />

werden afgebroken en het overig deel verkocht<br />

aan de zusters Augustinessen van het Zwolse<br />

klooster 'Op die Maet', die er hun intrek namen.<br />

Vanaf 1575 nam allerhande krijgsvolk bezit van het<br />

strategisch gelegen gebouwencomplex nabij de<br />

Vecht. In 1580 kreeg het Zwolse stadsbestuur, dat<br />

toen de kant van de reformatie had gekozen, de<br />

goederen van het Agnietenklooster definitief in<br />

handen. Een jaar later besloten schepenen en


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

raden het klooster af te breken. Met het vrijgekomen<br />

materiaal werden ondermeer de vestingwerken<br />

aangelegd. De openbare uitoefening van de<br />

katholieke eredienst werd verboden en de tijd van<br />

de schuilkerken brak aan.<br />

Reliekschrijn<br />

In 1672, in de geschiedenis bekend als het 'Rampjaar',<br />

bezetten troepen van de bisschoppen van<br />

Munster en Keulen ondermeer Zwolle. Deze<br />

bezetting zou twee jaren duren. In de middeleeuwen<br />

viel ons land kerkelijk bijna in zijn geheel<br />

onder het bisdom Utrecht dat op zijn beurt weer<br />

deel uitmaakte van het aartsbisdom Keulen. Er<br />

bestonden dus oude historische banden met deze<br />

streek. De Keulse keurvorst en kardinaal-aartsbisschop<br />

Maximiliaan Hendrik Ernst van Beieren liet<br />

de boven al eerder genoemde Arnold Waeyer,<br />

priester in de schuilkerkentijd van de statie in de<br />

Spiegelsteeg en goed bekend met de kloosterkroniek,<br />

de plek aanwijzen op Bergklooster waar<br />

Thomas van Kempen begraven was. Aanvankelijk<br />

had de Keulse bisschop de bedoeling de stoffelijke<br />

resten van Thomas als relikwieën naar zijn Keulse<br />

residentie mee te nemen, omdat hij vreesde dat<br />

Thomas' grafplaats in de Calvinistische republiek<br />

niet veilig was. Zover is het niet gekomen en nog<br />

altijd rust Thomas' gebeente (maar beslist niet<br />

alles!) in een reliekkist uit 1674 met het opschrift:<br />

Reliquiae pii Thomae a Kempis (de relieken van de<br />

vrome Thomas van Kempen). Ondanks een<br />

poging in 1676 van Maximiliaan van Beieren om<br />

het gebeente van Thomas te verwerven, zag Waeyer<br />

er op toe dat dit niet gebeurde. Ook de prior van<br />

het klooster van reguliere koorheren Groenendaal<br />

bij Brussel, Herman Soly, deed een tweetal pogingen<br />

de relieken van Thomas in bezit te krijgen.<br />

Het is Waeyers verdienste dat Thomas voor Zwolle<br />

behouden bleef. Helaas gingen zijn opvolgers er<br />

wat lichtzinniger mee om. Zij schonken op verzoek<br />

delen van Thomas' gebeente weg als relikwie.<br />

Wedstrijd<br />

Na de samenvoeging van de staties in de 'Spiegelsteeg'<br />

en 'Onder den Bogen' in 1809 werd de<br />

reliekschrijn opgesteld in de laatst genoemde sta-<br />

Gebeeldhouwde kop<br />

van Thomas van Kempen,<br />

afkomstig van het<br />

in 1965 gesloopte monument<br />

uit de Michaëlkerk<br />

in de Roggenstraat.<br />

(Particuliere collectie)


Grafschrijn uit 1674 met<br />

het gebeente van Thomas<br />

a Kempis. De grafschrijn<br />

bevindt zich<br />

tegenwoordig in de<br />

nieuwe Michaëlkerk<br />

aan de bisschop Willebrandlaan.<br />

(Uit: Als de<br />

dag van Gisteren, deel<br />

3)<br />

1Ó2 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

tie. Later, in 1855, kwam hieruit de Sint-Michaëlparochie<br />

voort. Na diverse bouwactiviteiten<br />

kwam de schrijn terecht in de neogotische<br />

Michaëlkerk aan de Roggenstraat/Nieuwstraat,<br />

die in 1892 gereed kwam. Om Thomas' nalatenschap<br />

te eren werd in 1894 een prijsvraag uitgeschreven<br />

voor het ontwerpen van een Thomas a<br />

Kempismonument, waarin de reliekschrijn een<br />

waardige plek moest krijgen. In de jury hadden<br />

onder anderen zitting Herman J.A.M. Schaepman,<br />

de bekende priester-staatsman en de<br />

befaamde architect Pierre (Petrus) Cuypers uit<br />

Roermond. Intussen ontving de voorbereidingscommissie<br />

giften van koningin-regentes Emma en<br />

van paus Leo XIII, maar ook van vele vooraanstaande<br />

personen uit diverse Europese landen en<br />

uit de Verenigde Staten om het gedenkteken te<br />

kunnen bekostigen. Daarvoor was toen een fonds<br />

nodig van maximaal ƒ 10.000,-; een heel bedrag<br />

voor die tijd. Zeker als men in aanmerking neemt<br />

dat de gehele nieuwbouw van de kerk, inclusief<br />

toren, aan de Roggenstraat toen voor de som van<br />

ƒ 112.700,- werd aangenomen. Op 15 januari 1895<br />

sloot de inzendtermijn en op 11 februari daaropvolgend<br />

werd de uitslag bekend gemaakt.<br />

Van de achttien ontwerpen, allen anoniem en<br />

van een bepaald motto voorzien, werden de twee<br />

bekroonde inzendingen door de jury bekend<br />

gemaakt. Het uitverkoren ontwerp bleek te zijn<br />

ingestuurd door het toen bekende kerkelijke<br />

kunstatelier van Friedrich Wilhelm Mengelberg<br />

uit Utrecht. Dit monument werd in natuursteen<br />

uitgevoerd en op 10 november 1897 plechtig onthuld<br />

door de aartsbisschop van Utrecht, Henricus<br />

van de Wetering. De glazen binnenkist van de<br />

schrijn werd door de bisschop verzegeld en ook de<br />

bijbehorende oorkonde werd van zijn zegel voorzien.<br />

Daarna werd de kist onder in het gedachtenismonument<br />

geplaatst. Daar zou hij blijven staan<br />

tot het jaar 1965, toen door de sloop van kerk en<br />

monument dit gedenkteken definitief verloren<br />

ging-<br />

Het ontwerp dat de tweede prijs kreeg, maar<br />

nooit werd uitgevoerd in kalksteen of marmer,<br />

was een ontwerp van de Leuvense kunstenaar<br />

Benoit van Uytvanck en zijn compagnon Camille<br />

Goffaerts. Het schaalmodel, vervaardigd van hout<br />

en gips, bevindt zich tegenwoordig in het trefcentrum<br />

van de Michaëlkerk aan de bisschop Willebrandlaan.<br />

Thomas en de actualiteit<br />

Door de tijden heen is de herinnering aan Thomas<br />

van Kempen blijven bestaan, al waren er perioden<br />

waarin de belangstelling voor hem en de Moderne<br />

Devotie, de vernieuwingsbeweging waar hij voor<br />

stond, verflauwde. Het eind van de negentiende<br />

en het begin van de twintigste eeuw laten een opleving<br />

zien. De eerder genoemde prijsvraag gaf dat<br />

al aan. Rond 1904 werd er een beeld aan de buitengevel<br />

van het Dominicanenklooster geplaatst;<br />

geen beeld van Thomas van Aquino - wiens naam<br />

de Dominicanenkerk officieel draagt - maar van<br />

Thomas van Kempen! Op 11 juni 1919 sprak pater<br />

G.A. Meijer o.p., historicus en subprior van het<br />

Dominicanenklooster, op de Agnietenberg een<br />

rede uit ter gelegenheid van de plaatsing van een<br />

grote Thomas a Kempisgedenksteen. Het was de<br />

befaamde architect Cuypers, die het ontwerp<br />

maakte in opdracht van de Vereeniging tot Beoefening<br />

van <strong>Overijssel</strong>sch Regt en Geschiedenis<br />

(VORG). Thans staat deze steen samen met een<br />

tweetalig informatiepaneel over het klooster Sint-<br />

Agnietenberg bij de ingang van de begraafplaats


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 163<br />

Bergklooster, vlakbij de plaats waar eens de kloosterkerk<br />

stond. In het laatste kwart van de twintigste<br />

eeuw is, tegen de geest van de tijd in, een hernieuwde<br />

belangstelling voor de Moderne Devotie<br />

en daarmee ook voor de persoon van Thomas van<br />

Kempen ontstaan. Talrijke publicaties in boek- of<br />

artikelvorm wijzen daarop.<br />

Zoals aan het begin van dit artikel opgemerkt<br />

zijn de katholieke kerken in Zwolle gefuseerd tot<br />

Parochie Thomas a Kempis. De nieuwe parochie<br />

beschikt over verschillende (kunst)voorwerpen,<br />

die met Thomas te maken hebben: diverse schilderijen<br />

en afbeeldingen verspreid over de verschillende<br />

kerklocaties, de reliekschrijn en het ontwerp<br />

Thomas-gedachtenismonument. De nieuwe<br />

wapenspreuk van de Onze Lieve Vrouwebasiliek,<br />

'Regnum Dei intra vos est' (het rijk van God is in<br />

uw binnenste), is ontleend aan De navolging van<br />

Christus. Maar ook elders in de stad houden<br />

namen (onderwijsinstellingen, straten), beelden<br />

en informatieborden de herinnering aan deze<br />

periode uit de Zwolse religieuze geschiedenis<br />

levend.<br />

* Dit artikel verscheen eerder in twee afleveringen in<br />

het april en oktobernummer <strong>2002</strong> van Thomas, het<br />

parochie-informatie blad voor katholiek Zwolle.<br />

Literatuur<br />

P.H.T. Braam, Levensschets van Thomas a Kempis<br />

(Zwolle, 1881)<br />

J.H. Mooren, Nachrichten über Thomas a Kempis nebst<br />

einem Anhange von meistens noch ungedruckten Urkunden<br />

(Arnheim/Krefeld, 1855)<br />

Thomas a Kempis, De navolging van Christus (vert.<br />

Gerard Wijdeveld), Kampen/Kapellen 1995.<br />

Thomas van Kempen, Een klooster ontsloten. De kroniek<br />

van Sint-Agnietenberg bij Zwolle in vertaling en met<br />

commentaar (vert.Udo de Kruijf), Kampen 2000.<br />

W.G.A.J. Röring, Thomas a Kempis zijne voorgangers en<br />

zijne tijdgenooten (Utrecht, 1902)<br />

Th. J. de Vries, Gedenkboek van de Sint-Michaël-<br />

Parochie te Zwolle eertijds Statie 'Onder den Bogen'<br />

bij haar300-jarig bestaan. 1641-1941 (Zwolle, 1941)<br />

CTQ<br />

ADVERTENTIE<br />

24 uur per dag op internet<br />

elke dag<br />

gratis toegang tot het<br />

Stedelijk Museum Zwolle<br />

elke maand<br />

een <strong>Historisch</strong>e Avond<br />

elke twee maanden<br />

het Zwols<br />

<strong>Historisch</strong> Café<br />

elke drie maanden<br />

het Zwols <strong>Historisch</strong><br />

Tijdschrift<br />

eikjaar<br />

een presentatie op<br />

Open Monumentendag<br />

elke twee jaar<br />

een Zwolse <strong>Historisch</strong>e Quiz


Willem van der Veen<br />

164 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

'Een club der vrijage van de goede standen',<br />

wojaarZMHC<br />

De Zwolsche Mixed Hockeyclub werd honderd<br />

jaar geleden opgericht door twee<br />

vrouwen. Opmerkelijk detail uit een tijd<br />

dat vrouwenemancipatie in de prilste kinderschoenen<br />

stond. Het zogeheten zwakke geslacht<br />

werd toen inderdaad als zwak beschouwd en niet<br />

geacht andere dan huishoudelijke initiatieven te<br />

ontplooien. Maar Nettie Bierens de Haan en<br />

Mena de Vries waren dan ook niet gevormd naar<br />

het algemeen burgerlijk model. Het waren dames<br />

met een eigen maatschappelijke wil, bovendien<br />

dochters uit de bevoorrechte klasse, die in die<br />

jaren het privilege bezat om zich met zo'n dwaze,<br />

nutteloze bezigheid als sport bezig te houden. Zij<br />

hadden zich als leraressen in het middelbaar<br />

onderwijs een onafhankelijke positie verworven,<br />

hetgeen toen een hoge uitzondering was.<br />

Club der vrijage van de goede standen<br />

In de eerste twintig jaren van haar bestaan aan het<br />

begin van de vorige eeuw fluisterde men over de<br />

ZMHC dat het 'een club der vrijage van de goede<br />

standen' was. Heren konden - niet dan na strenge<br />

ballotage - lid worden als ze de leeftijd van twintig<br />

jaar hadden bereikt. Voor de dames gold een iets<br />

minder strak omlijnde limiet. Op hen was de leeftijd<br />

van toepassing waarop ze bij de verschillende<br />

Zwolse families werden 'gepresenteerd' en dan<br />

mochten deelnemen aan de bals en diners, teneinde<br />

voor een huwelijk van stand te worden klaar<br />

gestoomd. In de regel was die leeftijd omstreeks<br />

achttien jaar. Het is wel duidelijk dat hockey in<br />

die jaren uitsluitend was weggelegd voor de betere<br />

standen. Wat heet: de allerbeste families! Een aantal<br />

namen uit oude ledenlijsten: jhr. E.J.C. Greven,<br />

S. van Roijen, J.W. baronesse de Vos van Steenwijk-van<br />

Roijen, A. baronesse van Ittersum-van<br />

Reede, mevrouw Braakman-Quarles de Quarles,<br />

ridder J. Bosch van Rosenthal, J. Schaepman,<br />

J. Doyer en H. van Velzen Coster, allen telgen uit<br />

de meest vooraanstaande Zwolse families.<br />

Accomodatie<br />

In schrille tegenstelling daarmee stond de uiterst<br />

gebrekkige sportaccomodatie die de ZMHC in de<br />

eerste helft van haar bestaan ten dienste stond.<br />

Aan het begin van de Haersterveerweg was niet<br />

veel meer te vinden dan een houten hok zonder<br />

sanitaire voorzieningen en een grasvlakte die<br />

's zomers door de schapen van boer Dijk werd<br />

begraasd. Het vertier na afloop van de strijd vond<br />

plaats in de nabij gelegen uitspanning De Pelikaan,<br />

die haar naam aan het huidige sportpark gaf.<br />

De waardin Moeke Dijk zwaaide daar gemoedelijk<br />

de scepter achter haar tapkast.<br />

Beroemd in wijde omtrek was de ceremonie<br />

die aan de wedstrijden in Zwolle vooraf ging.<br />

Wanneer de gasten - meestal per trein - in de stad<br />

waren gearriveerd, togen zij naar hotel De Keizerskroon,<br />

Kamperstraat 12, waar ze zich konden<br />

verkleden. Daarna ging het per Jan Plezier in<br />

optocht door de stad naar het veld. De Zwolse<br />

hockeyers reden er op de fiets achteraan.<br />

Om na de wedstrijd het bezwete en bemodderde<br />

lichaam te kunnen reinigen, wandelden de<br />

heren een meter of vijftig naar de pomp die aan de<br />

buitengevel van de uitspanning De Pelikaan<br />

bevestigd zat. Terwijl een junior de zwengel<br />

bediende, stelden de hockeyheren lijf en leden<br />

bloot aan de koude straal water. De dames lieten<br />

het uiteraard niet zo ver komen. Lange rokken en<br />

hooggesloten blouses werden pas afgelegd in de<br />

intieme beslotenheid van haar boudoirs te eigen<br />

huize.<br />

Oudste club<br />

De ZMHC, die bij de zeven oudste hockeyclubs<br />

van ons land hoort en in elk geval de oudste buiten


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 165<br />

de Randstad is, groeide na de Tweede Wereldoorlog<br />

uit tot een moderne sportclub met een eigentijdse<br />

outillage en een ledental dat anno <strong>2002</strong> de<br />

800 royaal is gepasseerd. In overeenstemming<br />

daarmee waren de prestaties in de afgelopen<br />

decennia, die onder meer oostelijke kampioenschappen<br />

alsmede een langdurig verblijf in de<br />

hoogste landelijke afdelingen te zien gaven, zowel<br />

bij dames als heren.<br />

Een minder verwacht aspect in de geschiedenis<br />

van de club is de rol die zij op artistiek-cultureel<br />

terrein in de Zwolse gemeenschap heeft gespeeld.<br />

En dat in letterlijke zin. Op het toneel van<br />

schouwburg Odeon leefden Zwolse hockeyers<br />

zich in in de personages die gedurende tientallen<br />

jaren de lustrumrevue's en -musicals bevolkten.<br />

Zang- en acteertalent waren daarbij aanzienlijk<br />

belangrijker dan vaardigheid met de hockeystick.<br />

Deze activiteit leidde zelfs tot bekendheid bij een<br />

groot Zwols publiek. De musicals van Willem van<br />

der Veen werden op verzoek van schouwburg<br />

Odeon omgewerkt voor openbare voorstellingsreeksen<br />

die volle zalen trokken, onder meer in<br />

1980 toen Zwolle herdacht dat het 750 jaar geleden<br />

stadsrechten kreeg. Op deze manier werd de<br />

ZMHC-musical de natuurlijke opvolger van de<br />

roemruchte ZAC-revue van die andere oude<br />

sportvereniging, die in de eerste helft van de twintigste<br />

eeuw een hoogtepunt van het Zwolse uitgaansleven<br />

was.<br />

Jubileumboek<br />

Dit alles staat te lezen in het rijk geïllustreerde<br />

jubileumboek dat de 100-jarige club ter gelegenheid<br />

van haar eeuwfeest in december <strong>2002</strong> uitgeeft.<br />

Het is samengesteld en geschreven door<br />

twee Zwolse journalisten, Willem van der Veen en<br />

Steven ten Veen, die beiden op de Pelikaan (sinds<br />

1906 het ZMHC-domein) met de hockeystick<br />

zwaaien. De eerste was een prominent speler in de<br />

jaren vijftig en zestig, de tweede maakt deel uit van<br />

het uitgebreide contingent van veteranen en leverde<br />

zijn aandeel in de jubileumcommissie. Het<br />

boek biedt een nagenoeg volledig overzicht van<br />

alle bemerkenswaardige activiteiten en prestaties<br />

die de ZMHC tot een steunpilaar van het Zwolse<br />

sportleven hebben gemaakt.<br />

In een portrettengalerij wordt een beeld gegeven<br />

van prominente ZMHC-ers, zoals de inmiddels<br />

overleden bestuurders Theo Föster, die 'Mister<br />

ZMHC' werd genoemd, en Joop Meursing, de<br />

Zwolse huisarts die bekend stond om zijn sterke<br />

persoonlijkheid. Verder markante voorzitters als<br />

Bonno van Dijken en Hans van Giffen, alsmede<br />

twee echtparen die in bestuurlijk opzicht veel voor<br />

de club hebben betekend: Max en Rie Spits en Jan<br />

Willem en Marlou Schuit. Belangrijk voor de<br />

ZMHC was ook coach-trainer Rob van Kessel die<br />

meehielp het eerste damesteam naar de landelijke<br />

hoofdklasse te brengen. Sportieve uitblinkers als<br />

de internationals Harriët Dijsselhoff, Ingeborg<br />

Evenblij en Toos Bax worden niet vergeten.<br />

De 100-jarige ZMHC staat in de eenentwintigste<br />

eeuw voor belangrijke beslissingen. De moderne<br />

sportbeoefening stelt steeds hogere eisen, niet<br />

alleen op het prestatieve vlak, maar vooral ook op<br />

het gebied van accommodatie. Het onlangs in<br />

gebruik genomen 'waterveld' is daarvan een kostbaar<br />

bewijs. De tijden van het verkleden in de koestal<br />

van Moeke Dijk en de schapenkeutels op het<br />

eerste speelveld zijn lang geleden.<br />

* De ZMHC werd op 10 december 1902 opgericht.<br />

Het jubileumboek heet 100 jaar Zwolsche Mixed<br />

Hockey Club en is verkrijgbaar vanaf medio december.<br />

Prijs € 12,50. ^^^^_^_^^^^_<br />

Een foto uit 1905 toen de<br />

Zwolsche Mixed Hockey<br />

Club nog niet op<br />

haar vaste domein - De<br />

Pelikaan aan de<br />

Haersterveerweg - was<br />

aangeland. De Zwolse<br />

hockeyers speelden toen<br />

nog op een veldje in<br />

Frankhuis achter houthandel<br />

Eindhoven. Precies<br />

in het midden (links<br />

naast de in het donker<br />

geklede heer met het<br />

petje en de snor) staat<br />

Nettie Bierens de Haan,<br />

een van de twee oprichtsters<br />

van de club. (Collectie<br />

ZMHC)


166 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Boeken<br />

J. van de Wetering, Vergeten Levens. Geschiedenissen<br />

van hetSalland.se land. Kampen 2001.<br />

(Publicaties van de IJsselacademie nr. 144). 384<br />

pag. ISBN 90-6697-131-2. Prijs € 13,48.<br />

Geschiedenissen van het Sallandse land is de ondertitel<br />

van het boek Vergeten Levens dat door Jan van<br />

de Wetering in een periode van nog geen tweeëneenhalfjaar<br />

werd geschreven, een mammoetprestatie<br />

als men zich realiseert dat zijn werk als voorlichter<br />

bij de belastingdienst gewoon doorging.<br />

Hij is uitgegaan van de gewone genealogische<br />

hobby maar werd getroffen door de franje van de<br />

genealogie: wat is er nog méér te vinden anders<br />

dan de data van geboorte en huwelijk, en de<br />

namen van de partners?<br />

Het blijkt steeds weer opnieuw dat het zin<br />

heeft om buiten de gebaande wegen van Rijks- en<br />

Gemeentearchieven te gaan kijken. De schrijver<br />

vond in de archieven van de kleine Sallandse<br />

gemeenten Zalk, Wilsum en IJsselmuiden een<br />

schat aan gegevens. Daarnaast had hij het geluk<br />

dat zijn moeder een hoge leeftijd bereikte en hem<br />

ondanks enige communicatieproblemen veel kon<br />

verduidelijken over haar jeugd en de omstandigheden<br />

waaronder haar eigen ouders leefden.<br />

Het resultaat is een stevig boek van bijna 400<br />

pagina's druk, door de IJsselacademie uitgegeven<br />

in de voortreffelijke vormgeving van Albert van de<br />

Wetering. Geen 'saaie' genealogische tabellen<br />

waarin men zich een ongeluk moet zoeken, maar<br />

als bijlage enkele korte familieoverzichten waarin<br />

alleen de onderlinge relaties duidelijk worden<br />

gemaakt zonder de ballast van geboorte- en sterfdata.<br />

De genealoog pur-sang zal dus aan de hand<br />

van het uitgebreide notenapparaat aan de voor<br />

hem relevante gegevens moeten zien te komen,<br />

wat echter door de duidelijke verwijzingen geen<br />

moeite zal kosten.<br />

Wat is het boek dan wél?<br />

Het is een beschrijving van het plattelandsleven<br />

in de kleine buurtschappen (en vroeger zelfstandige<br />

gemeentes) Zalk, Veecaten en Wilsum,<br />

met een korte uitstap naar de buurtschap Dieze<br />

ten noorden van Zwolle. Wat vooral tot uiting<br />

komt is hoe verschrikkelijk hard de plattelander<br />

moest werken om een stuk droog brood op tafel te<br />

krijgen. Hoe onvoorstelbaar voor de huidige lezer<br />

de werkomstandigheden waren waaronder hele<br />

gezinnen in één kamer samengeperst matten<br />

vlochten. Hoeveel moeite het kostte om die mattenmakerij<br />

wat te moderniseren, waartoe de diakenen<br />

in 1851 de aanstoot gaven. Hoe, waarschijnlijk<br />

door de benauwde werkomstandigheden<br />

(hele gezin in één kamer), de tuberculose<br />

rondwaarde en het sterftecijfer aan die ziekte: bijna<br />

het dubbele van het landelijke, men zie de<br />

tabellen op pagina 314.<br />

Het boek bevat een wereld aan details over het<br />

leven in de genoemde gemeenschappen. Met de


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 167<br />

overspelige liefde van de domineesvrouw van Zalk<br />

(hoe is het haar later vergaan?), met de herhaalde<br />

ellende van langstrekkende militairen. Met de<br />

natuurrampen: de bijna jaarlijks terugkerende<br />

wateroverlast die pas na de aanleg van de Afsluitdijk<br />

was beheerst. Het is dan ook jammer dat het<br />

zakenregister ontbreekt: men moet zich behelpen<br />

met de (zij het uitgebreide) inhoudsopgave voor<br />

in het boek. Het notenapparaat is voortreffelijk en<br />

met zorg samengesteld.<br />

Het valt moeilijk om kritiek te leveren op dit<br />

zo voortreffelijk geschreven en zeer leesbare verhaal.<br />

Aan die leesbaarheid wordt nog al eens<br />

afbreuk gedaan door de lengte van de citaten,<br />

waardoor de schrijver niet ontsnapt aan herhalingen.<br />

Ik kan mij niet voorstellen dat men in 1800<br />

(pag. 260) al kon beschikken over vaccins tegen de<br />

veepest, maar een zoektocht op Internet heeft ook<br />

uw criticus hierover niet veel wijzer gemaakt.<br />

Maar het staat buiten kijf dat deze veeziekte ook in<br />

onze streken de boeren bij herhaling immense<br />

schadeposten heeft bezorgd, te vergelijken met de<br />

mond- en klauwzeer epidemie van 2001.<br />

De schrijver heeft niet verzuimd om ook het<br />

oog te blijven houden op de algemene geschiedenis<br />

van Nederland en Europa. Hierdoor zijn niet<br />

alleen de plaatselijke ontwikkelingen in de Patriottentijd<br />

goed te volgen.<br />

Ik mis een moderne kaart van het besproken<br />

gebied, waarop met name de plaatsen van de vaak<br />

vermelde (voet)veren over de IJssel zijn aangegeven.<br />

Voor de niet ter plaatse goed ingevoerde buitenstaander<br />

geeft dat problemen door de oostwest<br />

verschuiving van de gemeentes tegenover<br />

elkaar, terwijl men uit de tekst vaak de indruk<br />

krijgt dat ze wél recht tegenover elkaar liggen. De<br />

kaart op pagina 18 is typografisch onduidelijk en<br />

die op pagina 173 mist Zalk.<br />

Het boek is rijk geïllustreerd en daardoor ook<br />

een lust voor het oog, omdat de illustraties van een<br />

zeer goede kwaliteit zijn, mede te danken aan het<br />

gebruikte zware papier. Al met al is deze uitgave<br />

een schot in de roos voor de streekgeschiedenis<br />

van Salland. Zowel de uitgever, maar vooral de<br />

schrijver verdient ondanks wat kleine tekortkomingen,<br />

alle lof. Van harte aanbevolen!<br />

B.J. Kam<br />

J. ten Hove, Zandhove. Van buitenplaats tot verpleeghuis,<br />

Zwolle <strong>2002</strong>. 96 pag. ISBN 90 400 9596 5.<br />

Prijs € 12,70.<br />

Het boekje mocht wat kosten: glossy papier, kleurendruk,<br />

gebonden met stofomslag en geschreven<br />

door een professioneel historicus. Het bestuur van<br />

de stichting Zorgspectrum Het Zand heeft de<br />

recent gerealiseerde nieuwbouw niet onopgemerkt<br />

laten passeren en gaf opdracht tot het<br />

schrijven en uitgeven van een geschiedenis van<br />

hun pied-a-terre, de voormalige buitenplaats<br />

Zandhoven.<br />

Welnu, men begint in historische werken niet<br />

altijd bij het vroegste begin, maar in dit geval is dat<br />

wel het geval: vanuit de prehistorie trekt de geschiedenis<br />

van het huis en de wijde omgeving aan<br />

de lezer voorbij. Is men in de zeventiende eeuw<br />

aangekomen dan krijgen de bezitters een naam en<br />

zijn hun persoonlijke deugden en ondeugden te<br />

memoreren. Het 'Huis op 't Zandt' had toen een<br />

classicistische gevel en een bescheiden formele tuin.<br />

De glorietijd van het landgoed was echter de<br />

negentiende eeuw, toen het in bezit raakte van de<br />

puissant rijke Johannes Sebastiaan van Naamen.<br />

Hij behoorde tot de Nederlandse bovenbazen, en<br />

was een conservatief die in de hiërarchische<br />

samenleving bij alles wat hij deed vooral de maatschappelijke<br />

status quo wenste te handhaven.


168 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Zowel het royaal steunen van caritatieve instellingen<br />

als het kleingeestig afpingelen bij particulieren<br />

waren de kop en munt van die strategie.<br />

Maar Zandhove voer wel bij de rijkdom van de<br />

eigenaars, het huis kreeg een nieuwe gevel en het<br />

landgoed werd belangrijk vergroot en opgesierd<br />

met kunstmatige vijvers, koekampjes, bruggetjes,<br />

lanen en bosjes met buitenlandse bomen. Wandelroutes<br />

voerden langs en door dit stukje bijgeschaafde<br />

en opgepoetste natuur. Het resultaat is<br />

goed te zien op een mooie foto met twee dames op<br />

'De Knuppelbrug'. Met een stoet aan gedienstig<br />

personeel was het voor de familie Van Naamen en<br />

haar deftige bezoekers op Zandhove goed toeven.<br />

Nadat het landgoed in 1974 in handen van de<br />

gemeente Zwolle kwam was het gedaan met de<br />

opulente idylle en ging het van kwaad tot erger. De<br />

diverse bestemmingen en ruimtelijke ingrepen<br />

tastten de inrichting van het huis en de omgeving<br />

aan. En ook de feestelijke reden voor dit fraaie<br />

boekje was de realisering van een nogal deprimerende<br />

nieuwbouw. Veelbelovend zijn echter de<br />

nieuwe plannen voor de inrichting van de omliggende<br />

parkaanleg. Voor de huidige Zwollenaar<br />

biedt dit weinig soelaas, maar er blijft hoop.<br />

Afbeelding uit 'Aangaande<br />

Assendorp'.<br />

Jean Streng<br />

Pas verschenen<br />

Dick en Coleta Hogenkamp, Aangaande Assendorp,<br />

z.p. <strong>2002</strong>.103 pag. Prijs € 15.<br />

Op 6 november <strong>2002</strong> mocht wethouder Jaap<br />

Hagedoorn het eerste exemplaar van Aangaande<br />

Assendorp in ontvangst nemen. Hagedoorn viel<br />

deze eer te beurt omdat in zijn persoon een aantal<br />

belangrijke kwalificaties daartoe verenigd zijn: hij<br />

bekleedt een belangrijke functie in Zwolle, hij is<br />

van origine historicus, maar de doorslag gaf het<br />

feit dat hij in Assendorp woont.<br />

Want het boek is in eerste instantie gemaakt<br />

door Assendorpers voor Assendorpers; het gaat<br />

over en toont mensen die in deze wijk woonden,<br />

werkten en leefden. Dick en Coleta Hogenkamp<br />

hebben voor de samenstelling geput uit hun<br />

omvangrijke, meer dan 4000 foto's tellende fotoarchiefvan<br />

oud Zwolle. De foto's zijn dan ook de<br />

kracht van het boek, maar zegt één foto dikwijls<br />

niet meer dan vele woorden? Het is een prachtig<br />

bladerboek geworden, mooi vorm gegeven en,<br />

ondanks de 'Assendorp restrictie', ook zeker de<br />

moeite waard voor iedereen die geïnteresseerd is<br />

in (oud) Zwolle. We kijken uit naar deel twee.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 169<br />

Mededelingen<br />

Wethouder Hagedoorn winnaar Zwolse <strong>Historisch</strong>e<br />

Quiz<br />

Op zaterdagmorgen 28 september vond de finale<br />

van de tweede editie van de Zwolse <strong>Historisch</strong>e<br />

Quiz plaats. Dit door de ZHV georganiseerde evenement<br />

was wederom een succes. In de Statenzaal<br />

moesten 66 deelnemers twintig pittige meerkeuze<br />

vragen beantwoorden. In een barrage van drie<br />

personen ging oud-voorzitter en erelid van de<br />

ZHV en huidig wethouder Jaap Hagedoorn met<br />

de overwinning strijken. De wethouder maakte<br />

daarop een vorstelijk gebaar, hij schonk zijn prijs<br />

van € 500 aan de ZHV, de Stichting Collectie<br />

Zwolle 1940-1945 en de Vereniging Vrienden van<br />

de Stadskern.<br />

Saramacca<br />

Naar aanleiding van het artikel over Sophia van<br />

Haersolte in het Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift 19<br />

nr. 2 van de hand van Maria Hansen, ontving de<br />

redactie een mail van de heer H. Ehrhardt uit<br />

Leeuwarden die wij hier graag laten volgen. De<br />

heer Ehrhardt heeft inmiddels voor het ZHT een<br />

artikel over zijn Zwolse zeevarende voorouders<br />

geschreven, dat in een van de volgende afleveringen<br />

opgenomen zal worden.<br />

'Geachte redactie,<br />

Op een opmerking over het goede schip de<br />

"Saramacca" in het aardige artikel over Sophia<br />

Cornelia barones van Haersholte wil ik even<br />

reageren.<br />

Het schip was namelijk wel degelijk zeewaardig.<br />

De "Saramacca" was een van de twaalf schepen<br />

die voor de rederijen van Doijer en Kalff in<br />

Zwolle buitengaats hebben gevaren.<br />

Het schip is gebouwd op de werf van Willem<br />

Roelof van Goor in de jaren 1848 en 1849; te water<br />

gelaten in Zwolle op 6 december 1848 en aldaar<br />

geregistreerd op 21 maart 1849. De 'Saramacca'<br />

was dus net gereed toen de kleine barones haar<br />

briefje schreef. Klaar voor de vaart naar buiten.<br />

Het schip heeft achttien jaar voor Doijer en Kalff<br />

gevaren, waarna het in 1867 door het ijs - overigens<br />

zonder slachtoffers - is gezonken. Kapitein was<br />

sinds 1853 Klaas Geerts de Vries. Het was groot 96<br />

last of 182 ton.<br />

De "lieve kaptein" was Berend Jans Jonkers, die<br />

het schip tot 1853 heeft bevaren. Jonkers was<br />

nadien tien jaar kapitein op de "Tasmania", een<br />

nieuw schip eveneens door Willem Roelof van<br />

Goor gebouwd. Deze "Tasmania" is in 1864 door<br />

Doijer en Kalff uit de hand naar Noorwegen verkocht.<br />

Er lag weer een nieuw schip op Jonkers te<br />

wachten. Een tweede "Tasmania", in 1866 gekocht<br />

door Doijer en Kalff van de scheepsbouwer Ipe<br />

Annes Hooites in Hoogezand, die het schip dat<br />

jaar had voltooid. Het einde was tragisch. De "Tasmania"<br />

vertrok onder Berend Jans Jonkers op<br />

24-11 1871 van Archangel naar Amsterdam en<br />

sindsdien is er niets meer van het schip of de<br />

bemanning vernomen. Een niet geheel uitzonderlijke<br />

gebeurtenis; van de twaalf schepen die voor<br />

Doijer en Kalff voeren, vergingen er drie met man<br />

en muis. Drie verongelukten er zonder slachtoffers.<br />

Ik hoop dat in het nieuwe boek dat gaat verschijnen<br />

over de Zwolse geschiedenis ook aandacht<br />

zal worden gegeven aan de korte maar boeiende<br />

periode van de Zwolse koloniale scheepsbouw<br />

en scheepvaart. Een hoofdaccent van het<br />

boek zal, naar ik begrepen heb, liggen op "Zwolle<br />

en de buitenwereld". De reisdoelen van deze<br />

scheepvaart zijn, voor die tijd, de verst denkbare<br />

buitenwereld.<br />

Met vriendelijke groeten, uw Hein Ehrhardt.'<br />

(Website: http://hein.ehrhardt.nl/)<br />

Stedelijk Museum Zwolle<br />

In het Stedelijk Museum Zwolle valt nog tot<br />

12 januari 2003 de tentoonstelling Thomas a Kempis,<br />

1380 -1471 te bezichtigen. In het kader van deze<br />

tentoonstelling houdt dr. R.Th.M. van Dijk op<br />

zondag 5 januari 2003 om 15.00 uur in het museum<br />

een lezing getiteld 'Thomas a Kempis anno<br />

nu'. ^__^_^___^^^^


170 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Auteurs Colofon<br />

Drs. Annèt H.M. Bootsma - van Hulten (1953) studeerde<br />

geschiedenis. Zij is werkzaam als free-lance<br />

historicus.<br />

A.J. (Ton) Hendrikman (1943) is oud-leraar aardrijkskunde<br />

M.O. van het Agnieten College in Zwolle. Hij<br />

is voorzitter van de Stichting Thomas a Kempis en<br />

mederedacteur van Collatie, informatieblad over<br />

'Moderne Devotie'.<br />

Wim A. Huijsmans (1948) is als medewerker verbonden<br />

aan het <strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong>.<br />

Dr. B.J. Kam (1924) was huisarts te Zwolle. Hij houdt<br />

zich al jaren bezig met de locale geschiedenis.<br />

Drs. Jeanine Otten (1959) is kunsthistoricus en beheerder<br />

van de Topografisch - <strong>Historisch</strong>e Atlas van het<br />

<strong>Historisch</strong> <strong>Centrum</strong> <strong>Overijssel</strong>.<br />

Dr. Jean C. Streng (1945) studeerde geschiedenis. Hij is<br />

free-lance historicus en veelvuldig publicist.<br />

Willem van der Veen (1932) is oud-kunstredacteur van<br />

de Zwolse Courant en de Pers Unie. Hij speelde gedurende<br />

21 jaar in het eerste elftal van de ZMHC.<br />

Herman J. Versfeit is secretaris van de Drentse <strong>Historisch</strong>e<br />

Vereniging. Hij publiceert regelmatig over onderwerpen<br />

die betrekking hebben op de Drentse geschiedenis,<br />

vooral op het gebied van de krijgsgeschiedenis<br />

en de kartografie. Voor zijn pensionering<br />

heeft hij voor de Shell groep en de Nederlandse<br />

Aardolie Maatschappij gewerkt.<br />

Siem van der Weerd (1939) was als projectingenieur<br />

werkzaam bij Arcadis en adviseerde voor stadsvernieuwing<br />

en revitaliseringsprojecten. Hobbymatig<br />

houdt hij zich bezig met de geschiedenis en het gebruik<br />

van het Nederlandse paard.<br />

Het Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift is een uitgave van de<br />

Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging en verschijnt viermaal<br />

per jaar. Leden van de vereniging krijgen het tijdschrift<br />

gratis toegezonden.<br />

Bestuur Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />

H. Dijkstra, voorzitter<br />

F. Oude Ophuis, secretaris<br />

R. Tillema-Hanf, penningmeester<br />

G.J. van der Horst, M. van der Laan, M. Schneiders,<br />

P. Winters, leden<br />

Secretariaat Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging:<br />

postbus 1448,8001 BK Zwolle, telefoon: 038-4211695<br />

Ledenadministratie en bezorging tijdschrift:<br />

J. van Ulsen-Nijkamp, telefoon: 038-4654617<br />

Internet adres:<br />

www.zwolsehistorischevereniging.nl<br />

e-mail ZHV: info@zwolsehistorischevereniging.nl<br />

Financiën: girorekening Postbank: 5570775<br />

t.n.v. Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />

Tarieven lidmaatschap:<br />

65+ (wonend binnen Zwolle) en studenten € 18 /jaar<br />

overige leden € 22/jaar<br />

huisleden € 4 /jaar<br />

Redactie Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift<br />

A.H.M. Bootsma-van Hulten (eindredacteur),<br />

W. Cornelissen, E.A. van Dijk, I. Hermans,<br />

W.A. Huijsmans, M. van der Laan, H.A. Stalknecht.<br />

Redactieadres: Wipstrikkerallee 71,8023 DV Zwolle<br />

e-mail: annetbootsma@home.nl<br />

Vormgeving: Rob van den Elzen bNO (t)<br />

Vormgeving omslag: Buro 1 Hoog<br />

Opmaak: Different Design Deventer<br />

Druk: Waanders Drukkers, Zwolle<br />

ISSN 0926-7476 © Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/<br />

of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie,<br />

microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande<br />

schriftelijke toestemming van de uitgever.


historisch centrum <strong>Overijssel</strong><br />

3 EMüii<br />

W/'/r oo/r op<br />

www.historischcentrumoverijssel.11L<br />

vooratie actuele informatie<br />

Te Koop gevraagd:<br />

<strong>Historisch</strong>e'Muitoorpanden<br />

,/bjouwjaar voor 1900<br />

• VANDERREIJD<br />

Makelaars B.V.<br />

VBOfö MAKELAAR<br />

UDNBK4<br />

ADVERTENTIES<br />

We zijn net zo thuis<br />

in de buurt als u<br />

De Rabobank is een bank met een idee. Dat idee heet<br />

samenwerken. Met wortels in de plaatselijke gemeenschap<br />

hebben wij als geen ander een traditie van samenwerken<br />

en bouwen aan relaties.<br />

De Rabobank is een bank van mensen voor mensen.<br />

Rabobank<br />

Zwolle<br />

Daarom zijn wij niet alleen thuis in de<br />

financiële wereld. Maar ook bij u in de<br />

buurt, We weten wat er keft. ook als<br />

het niet om bankzaken gaat Kortom,<br />

we zijn net zo thuis in de buurt als u.<br />

Met de Rabobank sta je<br />

er niet alleen voor<br />

"-Hei Vlieget'Kwys"<br />

AJiewws+faat 55 Tel. 038-4221206<br />

8011 TM Zwolle Fax 038-4224318<br />

De. letters-te tof f ie.<br />

kt, \iieren<br />

Ê-lte Cuchb weten meuwe expositie-<br />

B-n. een. MO-kcoiMiLe, plet MOOT (Le. ZvJdse- Historisct* te<br />

E-en. piet oi*v -te<br />

w-t

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!