Hofboek 1598-1686 acten en notities - diachronie.nl

Ex. adv. Den Hr. Admodiateur verbijfft bij sijn vooriges
fol. 232 – Ex adv. Doctor Theben vertrouwt dat sijn Hoocheit als Genadige Hoffheer van sijn Princ. boovens Recht van haer
ouwde possessie geensins sal soecken te beswaeren sullenden die selve oock nae haer schuldige plicht ten allen tijden als
gehoorsaeme onderdaenen ende Hoffmannen van Sijne Hoocheit leeven ende sterven.
Ex adv. Hr. Admodiateur persisteert bij sijn vooriges.
Erschenen in specie Lambert Booijnck alias Giesinck, seijde op die remonstrantie in dato den 15 Julij 75 dat hij gien kennis
daervan heeft, als alleen dat het peerdt nae ‘t overlijden van Jan Giesinck door die dochter is wegh gehaelt doch bij .. soone aen
die …. dochter Wijmont gegeeven gelijck Tenckinck verklaert.
Tenckinck beloofft wegens het versterff van sijn moeder affdracht te maecken.
fol. 232 v –Benninck protesteerde dat hem het goedt bij sijn vaeders leevende lijffe was overgedraegen, oock doet niets was
geweest, edoch præsenteerde voor soo voele daer was geweest, affdracht te maecken.
Scholte te Bockel allegeerde dat sijn vrouwe zaliger gebooren van Manschot in Hervel en vrij persoon is geweest, oock vrij
gestorven, dienvolgens niet schuldich affdracht te maecken ende dat hij van die voorige vrouwen verstorven affdracht gemaeckt
hadde, uitt genoomen die vrouwe van Ratum in den laesten Munstersen oorlogh gestorven, als wanneer hij met all sijn goedt door
den vijandt is verdorven.
Het versterff weegens Lintums moeder is met den Heer verdragen.
Het hoffhoorige Goedt Huijninck in Aelten blijfft in staedt.
Scholte Harman Roerdinck verklaert dat sijn moeder off Derck het selve goedt noch onder handen heeft.
fol. 232 – ende sustineerde dat hem het selffs noch toequam.
Den Hr. Admodiateur reserveerde sich alle het gegevene ter eener off ander tijdt mochte gefonden worden.
fol. 234 – Lunæ den 14 Februarij 1681 - Stadtholder Joost ter Vile – Coernooten Johan Gijsen, Jacob Evers.
Erschenen Hendrick ten Gussinckloe, Hoffman des Huises Bredevoort ende vertoonde een Ed. Gerichte seeckere dispositie bij
hem Comparant onder sijne ende daertoe gerequireerde Getuigen handteijckeninge opgericht den 10. Februarij 1680. Ende gelet
hij comparant deselve dispositie alnoch was insereerende ende daerbij persisteerende, wilde deselve ten Landtrechte, bester ende
bestendichster forme doenlick ende geschieden kan off magh, met allen sijnen continuen ende clausulen besteedigen, gelijck hij
die selve bestediget ende confirmeert bij deesen, versoeckende
fol. 234 v – versoeckende dat tot dien eijnde deselve dispositie ten protocolle van woorde tot woorde mooge geinsereert ende voor
een Gerichtlicke dispositie gereputeert worden, niet anders als off die selve bij haere constitutie gerichtlick gepasseert waere, dat
oock die selve sijne dispositie tot meerdere confirmatie der Hoffprotocollo offte Hoffboecks mooge geinsereert worden. Volgt die
voorseijde dispositie, luijdende als volgt:
fol. 235 – Pargharsen (?) 12. 8 (LS)
In den naem der Heijligen Drievuldicheijt. Amen.
Ick Hendrick ten Gussinckloe hoffman des huises Bredevoort hebbende mij te gemoete gevoert ende betracht de broosheidt ende
sterfflickheidt der menschelicker nature in’t gemein, ende mijns selffs in’t besonder, hebbe, uijt sonderlinge, mij daertoe
beweegende reedenen ende motiven, ende insonderheidt tot voorkoominge van geschillen ende oneenicheeden, soo nae mijnen
doode tusschen mijn huijsvrouw ende Erffgenaemen soude moogen ontstaen soo over de successie mijnes Hoffgoedts het
Gussinckloe genaemt, met des selffs Gerechtigheit, ap- ende dependentien van dien, als meede over
fol. 235 v – anders mijne naelaetenschap gedisponeert, gelijck ick disponeere krafft deeses in voegen als hier nae uijtgedruckt
ende beschreeven. In den eersten is mijnen wille ende dispositie, dat nae mijn overlijden mijne teegenwoordige huijsvrouw Mette
Eppinck den Hoff the Gussinckloe met sijnen toebehoor besitten, cultiveeren ende gebruijcken sal tot ter tijdt thoe dat mijn
ouwste soon met haer geprocreëert offte bij ontstentenis van den selven de tweede soon, ende bij ontstentenis van beijde, de
ouwste dochter bij de voorn. mijne huisvrouw Mette Eppinck geprocreëert sal offte sullen respectivelick mondigh ende tot
soodaenige Jaeren ende tot bestaedinge gekoomen zijn, ende de eerste off eendere soon offte dochter als voorn. geseijt, bequaem
om den voorseijden mijnen Hoff thoe Gussinckloe te kunnen cultiveeren ende regeren, ende sulcks sal koomen te geschie-
fol. 236 –den, ende de culture des Haeves als vooren getransfereert zijn, sal gemelte mijnen huijsvrouw tot haeren keus een
kaemer offte wooninge int huijs offte op de Cavenstede, Haeckstede offte Leeverincks steede genoembt, hebben ende daerbij
thuchtswijse den tijdt haeres levens gebruijcken ende genieten, deselve Cavenstede met haeren toebehoor mitsgaeders de Groote
Mathe mette Horst ende den halven olden gaerden neffens die Nielande des Hoogen Pas in het Hoecksken, twee beesten, mede op
die sporrie te setten, als meede vrijen brandt. Voorts sal die toekompstige besitter offte besittersche des Hoffs thoe Gussinckloe
sijne soo halffsusteren in eerste Ehe bij mij geprocreëert als volle susteren nae Haeves Rechte ende nae vermoegen des Goedes
offte soo als dan de staat des voorseijden Hoffs sal kunnen draegen, affgoeden ende van de Hoffhoricheit /: die deselve als dan
mochten subject zijn :/ tot sijnen kosten, offte
fol. 236 v – tot Laste des Haeves vrijen, blijvende het vrije Goedt, gereede penningen , mitsgaeders peerden, beesten , linnen
enden wullen voorts alle huisgerackheit ende mobilien bij mij naegelaeten onder mijne Erffgenaemen deijlbaer nae Landtrechte:
Reserveerende mij de macht ende authoriteit om deese mijne dispositie ten allen tijden te moogen anderen, verminderen offte