RAD 21: Vermeulen B. & M. H. Bartels, 2007. Boeren voor de stad ...
RAD 21: Vermeulen B. & M. H. Bartels, 2007. Boeren voor de stad ...
RAD 21: Vermeulen B. & M. H. Bartels, 2007. Boeren voor de stad ...
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
50<br />
in 1832 eigendom van Hendrina Heering en bestond uit een akkerareaal aan <strong>de</strong><br />
zuidzij<strong>de</strong> en een wei<strong>de</strong>gebied aan <strong>de</strong> noordzij<strong>de</strong>. Direct ten zui<strong>de</strong>n van Wannink lag<br />
een twee<strong>de</strong>, naamloze boer<strong>de</strong>rij, die eigendom was van Hendrikus Alink. Dit erf<br />
stond ook wel bekend als Klein of Schuur Wannink en wordt pas in 1822 <strong>voor</strong> het<br />
eerst genoemd. 15 Dit verklaart ook waarom het erf niet op <strong>de</strong> Hottingerkaart te<br />
zien is. De naam doet vermoe<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong> bezittingen <strong>voor</strong>heen <strong>de</strong>el uitmaakten van<br />
het bezit van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse boer<strong>de</strong>rij Wannink. Het bezit van Klein Wannink<br />
bestond uit twee kleine wei<strong>de</strong>n en een akker direct ten westen van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij.<br />
Aan <strong>de</strong> oostzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij lagen een twee<strong>de</strong> akker en een an<strong>de</strong>re grotere<br />
wei<strong>de</strong>. Tot slot bezat Alink nog een perceel akkergrond in <strong>de</strong> bocht van <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong><br />
Rielerweg. De boer<strong>de</strong>rij Warmboldink was in 1832 eigendom van Klaas Baltink. Hij<br />
bezat een kleine wei<strong>de</strong> naast <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij met een akker ten zui<strong>de</strong>n daarvan.<br />
Daarnaast maakten akkerpercelen aan <strong>de</strong> buitenzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> bocht in <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong><br />
Rielerweg, ten westen van <strong>de</strong> bezittingen van Mensink en ten zui<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Oerdijk<br />
<strong>de</strong>el uit van het bezit van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij Warmboldink. Opvallend is dat <strong>de</strong>ze boer<strong>de</strong>rij<br />
<strong>voor</strong>al akkergrond en nauwelijks wei<strong>de</strong>grond bezat.<br />
5.4 Kuilen en greppels aan <strong>de</strong> zuidrand van <strong>de</strong> Rielerenk (vindplaats 3)<br />
Het oudste mid<strong>de</strong>leeuwse grondspoor binnen het on<strong>de</strong>rzoeksgebied is te dateren<br />
in <strong>de</strong> 12 <strong>de</strong> of 13 <strong>de</strong> eeuw. Het was een kuil met een doorsne<strong>de</strong> van 1,2 m en een<br />
diepte van 0,8 m, die aan <strong>de</strong> zuidrand van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied lag (afb. 5.11). 16 In<br />
<strong>de</strong> vulling wer<strong>de</strong>n kogelpotscherven uit <strong>de</strong> 12 <strong>de</strong> of 13 <strong>de</strong> eeuw gevon<strong>de</strong>n. De functie<br />
van <strong>de</strong> kuil is niet dui<strong>de</strong>lijk, maar het zou een afvalkuil kunnen zijn geweest. Twee<br />
meter ten westen van <strong>de</strong> eerste kuil werd een twee<strong>de</strong> kuil met vrijwel gelijke<br />
afmetingen gevon<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong>ze kuil bevon<strong>de</strong>n zich scherven van grijsbakkend aar<strong>de</strong>werk<br />
uit <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> of 15 <strong>de</strong> eeuw. 17 Aan <strong>de</strong> oostzij<strong>de</strong> van vindplaats 3 wer<strong>de</strong>n een drietal<br />
sloten aangesne<strong>de</strong>n. Omdat <strong>de</strong> drie sloten elkaar oversne<strong>de</strong>n en dateerbaar<br />
vondstmateriaal bevatten, was het mogelijk <strong>de</strong>ze goed te dateren. De oudste sloot<br />
bevatte scherven van 12 <strong>de</strong> -eeuws pingsdorf aar<strong>de</strong>werk en kogelpotten uit <strong>de</strong> 12 <strong>de</strong><br />
tot 14 <strong>de</strong> eeuw. 18 Deze oudste sloot werd oversne<strong>de</strong>n door een twee<strong>de</strong> sloot, waarvan<br />
<strong>de</strong> vulling grijsbakkend aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> -15 <strong>de</strong> eeuw en een scherf siegburg<br />
keramiek uit het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> kwart van <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw bevatte. 19 De <strong>de</strong>r<strong>de</strong> sloot oversneed<br />
op zijn beurt <strong>de</strong> twee<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> vulling van <strong>de</strong>ze sloot wer<strong>de</strong>n naast grijs aar<strong>de</strong>werk<br />
ook enkele fragmenten roodbakkend aar<strong>de</strong>werk en een steengoed scherf uit <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong><br />
Afb. 5.11<br />
De sporen van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse sloten (vindplaats 3).<br />
15<br />
Kloosterboer & Mul<strong>de</strong>r, 1998, nr. 203.<br />
16<br />
S 50-046.<br />
17<br />
S 50-044.<br />
18<br />
S 50-064. Voor <strong>de</strong> beschrijving van kogelpot en pingsdorf aar<strong>de</strong>werk uit Deventer zie: Mittendorff, 2004.<br />
19<br />
S 50-069.