22.08.2013 Views

RAD 21: Vermeulen B. & M. H. Bartels, 2007. Boeren voor de stad ...

RAD 21: Vermeulen B. & M. H. Bartels, 2007. Boeren voor de stad ...

RAD 21: Vermeulen B. & M. H. Bartels, 2007. Boeren voor de stad ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

BOEREN VOOR DE STAD<br />

archeologisch, historisch en landschappelijk on<strong>de</strong>rzoek<br />

van <strong>de</strong> Rielerenk (Gemeente Deventer)<br />

RAPPORTAGES ARCHEOLOGIE DEVENTER<br />

nummer <strong>21</strong><br />

redactie: BART VERMEULEN & MICHIEL BARTELS<br />

DEVENTER 2007


COLOFON<br />

COLOFON<br />

© 2007, Gemeente Deventer, Deventer (met uitzon<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> in <strong>de</strong> verantwoording<br />

van <strong>de</strong> afbeeldingen genoem<strong>de</strong> copyrighthou<strong>de</strong>rs)<br />

Auteur: diverse auteurs<br />

Redactie: Bart <strong>Vermeulen</strong> en Michiel H. <strong>Bartels</strong><br />

Titel: <strong>Boeren</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>stad</strong>.<br />

Archeologisch, historisch en landschappelijk on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> Rielerenk<br />

(Gemeente Deventer).<br />

Reeksnaam: Rapportages Archeologie Deventer, nummer <strong>21</strong>.<br />

Vormgeving Meriam Appels Grafische vormgeving, Nordhorn.<br />

Tekstredactie: Edith Haveman.<br />

Druk: Drukkerij Salland-De Lange, Deventer.<br />

Oplage: 700 exemplaren.<br />

ISSN: 978 90-1569-3678<br />

Trefwoor<strong>de</strong>n: Deventer, geschie<strong>de</strong>nis, archeologie, landschap, prehistorie,<br />

mid<strong>de</strong>leeuwen, landbouw<br />

Dit rapport is een productie en uitgave van:<br />

Archeologie Deventer<br />

Gemeente Deventer<br />

Postbus 5000<br />

7400 GC Deventer<br />

Ne<strong>de</strong>rland<br />

Telefoon: (0031)-(0)570-671155<br />

www.<strong>de</strong>venter.nl<br />

www.archeologie<strong>de</strong>venter.nl<br />

verkoop via: www.halos.nl<br />

Niets van <strong>de</strong>ze uitgave mag wor<strong>de</strong>n verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door<br />

mid<strong>de</strong>l van druk, film, fotokopie, digitaal of geautomatiseerd systeem zon<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong><br />

toestemming van <strong>de</strong> copyrighthou<strong>de</strong>rs en <strong>de</strong> auteurs.<br />

De uitgever heeft <strong>de</strong> inhoud met <strong>de</strong> grootst mogelijke zorgvuldigheid samengesteld.<br />

Ondanks <strong>de</strong>ze zorgvuldigheid kunnen gegevens zijn veran<strong>de</strong>rd of onjuist zijn weergegeven.


INHOUD<br />

DANKWOORD<br />

1 INLEIDING<br />

MICHIEL BARTELS<br />

1.1 De zes fases van het grondgebruik<br />

1.2 De waar<strong>de</strong>ring van essen als bron van on<strong>de</strong>rzoek<br />

2 VRAAGSTELLING, METHODIEK EN<br />

WERKVERLOOP<br />

BART VERMEULEN & MICHIEL BARTELS<br />

2.1 Projectgegevens & begrenzing vindplaats<br />

2.2 Vraagstelling<br />

2.3 Proefon<strong>de</strong>rzoek (2002)<br />

2.4 Definitief On<strong>de</strong>rzoek (2003)<br />

2.5 Noodon<strong>de</strong>rzoek in <strong>de</strong> bouwput van ziekenhuis (2004)<br />

2.6 Metaal<strong>de</strong>tectie<br />

2.7 Historisch on<strong>de</strong>rzoek<br />

3 LANDSCHAP EN BODEM<br />

THEO SPEK & BERT GROENEWOUDT<br />

3.1 Invloed van ijs, wind en water<br />

3.2 De bo<strong>de</strong>mtypes in het on<strong>de</strong>rzoeksgebied<br />

3.3 De vorming van het es<strong>de</strong>k<br />

4 DE PREHISTORIE VAN DE RIELERENK<br />

IVO HERMSEN & NORBERT EELTINK<br />

4.1 Een kuil van een kampplaats uit <strong>de</strong> late fase van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n steentijd<br />

(vindplaats 9)<br />

4.2 Vondsten uit <strong>de</strong> steentijd<br />

4.3 Ne<strong>de</strong>rzettingssporen uit <strong>de</strong> bronstijd (vindplaats 2)<br />

4.4 Vondsten uit <strong>de</strong> bronstijd<br />

4.5 Ne<strong>de</strong>rzettingsporen uit <strong>de</strong> ijzertijd (vindplaatsen 1 & 6)<br />

4.6 Vondsten uit <strong>de</strong> ijzertijd<br />

4.7 Vondsten uit <strong>de</strong> Romeinse tijd, Romeinse munten<br />

5 DE RIELERENK IN DE MIDDELEEUWEN EN<br />

NIEUWE TIJD<br />

BART VERMEULEN & NORBERT EELTINK<br />

5.1 Inleiding<br />

5.2 Het bestuur over <strong>de</strong> Rielerenk, van bisschop tot gemeente Diepenveen<br />

5.3 De verkaveling en bezitsverhoudingen op <strong>de</strong> Rielerenk<br />

5.4 Kuilen en greppels aan <strong>de</strong> zuidrand van <strong>de</strong> Rielerenk (vindplaats 3)<br />

5.5 Erve Mensink (vindplaats 4)<br />

5.6 Een omgracht perceel naast Erve Mensink (vindplaats 5)<br />

5.7 Het erf Warmboldink (vindplaats 7)<br />

5.8 De hopplantage (vindplaats 8)<br />

3<br />

5<br />

7<br />

7<br />

9<br />

14<br />

14<br />

14<br />

15<br />

17<br />

22<br />

23<br />

23<br />

24<br />

24<br />

25<br />

26<br />

28<br />

28<br />

29<br />

31<br />

32<br />

32<br />

35<br />

40<br />

41<br />

41<br />

41<br />

48<br />

50<br />

51<br />

55<br />

61<br />

86<br />

INHOUD<br />

3


4<br />

6 DE HOPPLANTAGE OP DE RIELERENK EN DE<br />

CONSUMPTIE VAN HOPBIER IN MIDDELEEUWS<br />

DEVENTER<br />

MICHIEL BARTELS<br />

6.1 Inleiding<br />

6.2 Vraagstelling<br />

6.3 Consumptie en smaak<br />

6.4 De productie van meststoffen in <strong>de</strong> <strong>stad</strong><br />

6.5 Ruimtelijke neerslag op het platteland<br />

6.6 De hopplantage op <strong>de</strong> Rielerenk<br />

6.7 Hopplantages in <strong>de</strong> archeologie<br />

6.8 Ruimtelijke neerslag van het brouwproces in <strong>de</strong> <strong>stad</strong><br />

6.9 Veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> smaak, veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> materiële cultuur?<br />

6.10 Productieafval, veevoer en mest<br />

6.11 De Deventer hop-bier cyclus<br />

7.CONCLUSIE<br />

BART VERMEULEN<br />

7.1 Inleiding<br />

7.2 Het landschap van <strong>de</strong> Rielerenk: Van laag en nat naar hoog en droog<br />

7.3 De prehistorie: Aan <strong>de</strong> periferie van het cultuurlandschap<br />

7.4 De mid<strong>de</strong>leeuwen: Opname in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke voedseleconomie<br />

7.5 Besluit<br />

BRONNEN & LITERATUUR<br />

BIJLAGE: METAALCATALOGUS<br />

HERKOMST VAN DE AFBEELDINGEN<br />

RAPPORTAGES ARCHEOLOGIE DEVENTER<br />

95<br />

95<br />

95<br />

96<br />

97<br />

100<br />

102<br />

105<br />

105<br />

110<br />

111<br />

111<br />

113<br />

113<br />

113<br />

114<br />

114<br />

115<br />

117<br />

124<br />

161<br />

162


DANKWOORD<br />

Het on<strong>de</strong>rzoek op <strong>de</strong> Rielerenk heeft veel fases doorlopen. In <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 2001-<br />

2006 zijn vele mensen bij verschillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>bereiding, het on<strong>de</strong>rzoek,<br />

<strong>de</strong> uitwerking en rapportage actief geweest.<br />

Door het hele proces is dhr. M. Breedijk, projectmanager nieuwbouw Deventer<br />

Ziekenhuis het aanspreekpunt en <strong>de</strong> contactpersoon tussen ziekenhuis en archeologen<br />

geweest. Naar hem en zijn collega’s C. van Mil en R. van Putten, gaat grote<br />

dank uit <strong>voor</strong> hun betrokkenheid. Hun geduld werd zeker in <strong>de</strong> uitwerkingsfase op<br />

<strong>de</strong> proef gesteld. De gron<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Rielerenk-Oost waren tot 2002 on<strong>de</strong>r het<br />

beheer van <strong>de</strong> Stichting IJssellandschap. Dank gaat uit naar directeur Jaap Starkenburg<br />

en rentmeester b.d. Evert ten Kate.<br />

De betrokkenen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ambtelijke en bestuurlijke <strong>voor</strong>bereiding vanuit <strong>de</strong> Gemeente<br />

Deventer waren Arie Nijman (Economie & Vastgoed), Ton Duiven<strong>voor</strong><strong>de</strong>,<br />

Hans Mag<strong>de</strong>lijns (Volkshuisvesting & Monumentenzorg) en <strong>de</strong> toenmalige archeologie-wethou<strong>de</strong>rs<br />

Gosse Hiemstra en Jos Fleskes.<br />

De inhou<strong>de</strong>lijke <strong>voor</strong>bereiding was niet mogelijk zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> steun van Michel<br />

Groothed<strong>de</strong> (nu: Gemeente Zutphen), die 28 augustus 1998 <strong>de</strong> eerste resten uit <strong>de</strong><br />

Bronstijd ont<strong>de</strong>kte in het wegcunet van <strong>de</strong> Bolkesteinlaan. De adviezen van Bert<br />

Groenewoudt en Theo Spek (Rijksdienst <strong>voor</strong> Archeologie, Cultuurlandschappen en<br />

Monumentenzorg, Amersfoort) leid<strong>de</strong>n ertoe dat een vrij onbekend landschappelijk<br />

gebied met een hel<strong>de</strong>re vraagstelling tegemoet kon wor<strong>de</strong>n getre<strong>de</strong>n. Hun steun tij<strong>de</strong>ns<br />

en na het on<strong>de</strong>rzoek was onontbeerlijk.<br />

Voor <strong>de</strong> eerste fase van het proefon<strong>de</strong>rzoek (juni-augustus 2002) gaat dank uit naar<br />

Françoise Appels als projectlei<strong>de</strong>r en Michael van <strong>de</strong>r Wees als veldtechnicus die<br />

samen met Norbert Eeltink <strong>de</strong> eerste gegevens uit het soms weerbarstige en omvangrijke<br />

terrein wisten te halen.<br />

De twee<strong>de</strong> fase (zomer-herfst 2003) was archeologisch gezien <strong>de</strong> omvangrijkste. De<br />

binnen het proefon<strong>de</strong>rzoek bekend gewor<strong>de</strong>n ne<strong>de</strong>rzettingsterreinen wer<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rzocht.<br />

Norbert Eeltink had samen met Monique Barwasser <strong>de</strong> veldleiding op<br />

zich genomen, bijgestaan door Natasja <strong>de</strong> Bruin, Ivo Hermsen, Emile Mittendorff en<br />

Femke Tomas (veldarcheologie). De veldtechniek was afwisselend in han<strong>de</strong>n van<br />

Michael van <strong>de</strong>r Wees, Rob Houkes, Victor Klinkenberg en Jos van Oijen.<br />

In <strong>de</strong>ze fase wer<strong>de</strong>n veel stu<strong>de</strong>nten betrokken bij het veldwerk.<br />

De inzet van Deventer (Paul van Bree), Leidse (Charlotte Peen, Jelle Schokker, Suzanne<br />

Hendriks, Sonya Swarte, Jeffrey Bex) en Amsterdamse stu<strong>de</strong>nten (Universiteit<br />

van Amsterdam: Peter Vos, Barbara van Puffelen Hubert-Jan Dijk, Vrije Universiteit<br />

Amsterdam: Birgit Berk). Vanuit <strong>de</strong> Universiteit van Tórun (Polen) werkten mee<br />

Joanna Dabal, Magda ‘Ita’ Warminska.<br />

Het grondwerk werd verricht door <strong>de</strong> firma Flierman & Zn. uit Colmschate.<br />

De <strong>de</strong>r<strong>de</strong> fase in <strong>de</strong> zomer van 2004, eigenlijk niet gepland, was te danken aan <strong>de</strong><br />

oplettendheid van Huub Scholte Lubbering (Deventer) die tij<strong>de</strong>ns het bouwrijp<br />

maken <strong>de</strong> driedubbele omgrachting ont<strong>de</strong>kte. Dankzij <strong>de</strong> flexibiliteit van Marien<br />

Breedijk (Deventer Ziekenhuis) en het mobiliseren van een veldteam door Bart<br />

<strong>Vermeulen</strong>, kon <strong>de</strong> sleutel tot <strong>de</strong> archeologische vraagtekens op <strong>de</strong> Rielerenk wor-<br />

DANKWOORD<br />

5


6<br />

<strong>de</strong>n opgelost. Dank gaat hier uit naar Michael van <strong>de</strong>r Wees, Victor Klinkenberg en<br />

<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Jeugdbond ter Bestu<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> Geschie<strong>de</strong>nis (NJBG), die als<br />

hulptroepen snel inzetbaar bleken.<br />

In alle veldfases on<strong>de</strong>rsteun<strong>de</strong>n <strong>de</strong> vrijwilligers van Archeologie Deventer: Rob<br />

Bloemen, San<strong>de</strong>r Clement, Susan Dalstra, Winnie von En<strong>de</strong>, Henk Feil, Chrétienne<br />

Fitsch, Jolan<strong>de</strong> Huisman, Carla Jong, Jeniffer Kamman, Erik Katgerman, Henriëtte<br />

Put, Nico Saak, Esther Schenkels, Dirk Schütten, Liz Taroenodikromo, Ellis van Wijk<br />

en Willem Hei<strong>de</strong>man.<br />

Het historisch on<strong>de</strong>rzoek in <strong>de</strong> Deventer archieven werd uitgevoerd door Dirk<br />

Schütten. Bij <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntificatie en vergelijking van het opgegraven hopveld gaat dank<br />

uit naar Prof. Dr. Bjorn-Uwe Abels, Bayrisches Amt für Bo<strong>de</strong>n<strong>de</strong>nkmalpflege <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> archeologische informatie met betrekking tot <strong>de</strong> Beierse hopvel<strong>de</strong>n, Magnus<br />

Wintergerst (Universiteit Bamberg, Duitsland) en Johan Anund (Riksantevarietamtet,<br />

Uppsala, Zwe<strong>de</strong>n)<br />

De discussies over <strong>de</strong> perifere boer<strong>de</strong>rijen op <strong>de</strong> Oost-Ne<strong>de</strong>rlandse zandgron<strong>de</strong>n<br />

werd aangescherpt door Michel Groothed<strong>de</strong> en Bert Fermin (gemeente Zutphen)<br />

en Bart <strong>Vermeulen</strong>. Luuk Keunen (Landbouwuniversiteit Wageningen) <strong>voor</strong>zag <strong>de</strong><br />

eerste analyses van zinvol commentaar in het ka<strong>de</strong>r van het Oost-Ne<strong>de</strong>rlandproject<br />

van NWO (Bo<strong>de</strong>marchief in Beheer in Ontwikkeling).<br />

De rapportage kwam vanaf 2005 on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> <strong>voor</strong>tvaren<strong>de</strong> leiding van Bart <strong>Vermeulen</strong>,<br />

die samen met Emile Mittendorff, Dieuwertje Smal, Edith Haveman, Leon<br />

Scheffer en Hülya Özöçal het rapport wist te voltooien.<br />

Tenslotte rest dank <strong>voor</strong> Piet Floors die <strong>voor</strong> <strong>de</strong> logistieke zaken <strong>de</strong> <strong>stad</strong> met <strong>de</strong><br />

Rielerenk verbond. Een laatste maar hoogste woord van dank gaat uit naar <strong>de</strong> oudste<br />

en trouwste vrijwilliger van Archeologie Deventer <strong>de</strong> ereburger Piet Nap. Door<br />

zijn geduld en wijsheid wist hij op zowel archeologisch als sociaal terrein tij<strong>de</strong>ns het<br />

on<strong>de</strong>rzoek en <strong>de</strong> uitwerking <strong>de</strong> schapen in een hok te hou<strong>de</strong>n.<br />

MICHIEL BARTELS<br />

GEMEENTELIJK ARCHEOLOOG


1. INLEIDING · MICHIEL BARTELS<br />

1.1 De zes fases van het grondgebruik<br />

De bevolkingsaanwas in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen, <strong>de</strong> verste<strong>de</strong>lijking en <strong>de</strong> hiermee verbon<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong> voedselproductie, noopten <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse bewoners van <strong>de</strong> Lage Lan<strong>de</strong>n<br />

om meer gron<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> landbouw te ontwikkelen. In het westen; Holland, Zeeland<br />

en Vlaan<strong>de</strong>ren, werd dit gedaan door veengebie<strong>de</strong>n droog te malen of binnenzeeën<br />

te omdijken en leeg te pompen. Dit heeft in het huidige landschap herkenbare<br />

pol<strong>de</strong>rs en dijken opgeleverd.<br />

In Oost-Ne<strong>de</strong>rland, op <strong>de</strong> zandgron<strong>de</strong>n, lag <strong>de</strong> zaak an<strong>de</strong>rs. Hier was eveneens veel<br />

water aanwezig, verstopt in grote moerassen, zompige hei<strong>de</strong>vel<strong>de</strong>n en on<strong>de</strong>rgelopen<br />

bouwgron<strong>de</strong>n. Deze wer<strong>de</strong>n afgewisseld door het ‘zan<strong>de</strong>ilan<strong>de</strong>nrijk’, <strong>de</strong> holocene<br />

en pleistocene zandkoppen die uit <strong>de</strong>ze nattigheid staken. Hierop werd door<br />

<strong>de</strong> prehistorische mens al gewoond. In <strong>de</strong> prehistorie, <strong>de</strong> inheems Romeinse tijd en<br />

<strong>de</strong>els in <strong>de</strong> vroege mid<strong>de</strong>leeuwen, wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> zandgron<strong>de</strong>n licht geploegd en bemest<br />

<strong>voor</strong> betere resultaten, <strong>de</strong> eerste fase van het agrarisch landgebruik. De hoeveelheid<br />

landbouwgrond bleek echter volstrekt onvoldoen<strong>de</strong> toen <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n en zeker<br />

Deventer in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen begonnen te groeien.<br />

Tot <strong>de</strong> 13 <strong>de</strong> eeuw kon nog in <strong>de</strong> behoefte aan landbouwproducten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>stad</strong><br />

wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>zien door binnen en direct buiten <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse ne<strong>de</strong>rzetting tuingron<strong>de</strong>n,<br />

akkers en wei<strong>de</strong>n te creëren, <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> fase van uitbreiding van het landbouwareaal.<br />

1 Daarna nam <strong>de</strong> ruimtebehoefte van <strong>de</strong> <strong>stad</strong> steeds grotere vormen<br />

aan. Nieuwe landbouwgebie<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n in gebruik genomen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke landbouwproductie.<br />

Gebie<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Voor<strong>stad</strong>, rond <strong>de</strong> Molenbelt en <strong>de</strong> Rielerweg, wer<strong>de</strong>n<br />

steeds intensiever benut. 2 Deze <strong>de</strong>r<strong>de</strong> fase in <strong>de</strong> benutting van <strong>de</strong> extensieve<br />

landbouwgebie<strong>de</strong>n; <strong>de</strong> ontwikkeling naar steeds intensiever bebouw<strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n kon<br />

alleen bereikt wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> toename van <strong>de</strong> hoeveelheid meststof. Hier<strong>voor</strong><br />

werd naast <strong>de</strong> gebruikelijke bio-organische meststof van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij en <strong>de</strong> akkers<br />

nu ook ste<strong>de</strong>lijk vuil gebruikt. De incorporatie van <strong>de</strong>ze, relatief dicht bij <strong>de</strong> <strong>stad</strong><br />

gelegen hoge gron<strong>de</strong>n, bleek echter niet voldoen<strong>de</strong> om te <strong>voor</strong>zien in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke<br />

consumptiebehoefte.<br />

Ook <strong>de</strong> zeer ongunstige gebie<strong>de</strong>n, zoals <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n van Relo (later Rielerenk), waar<br />

zandverstuivingen en grote zompigheid elkaar afwissel<strong>de</strong>n, bleken als vier<strong>de</strong> keus<br />

bruikbaar. Een meer dan 30 ha groot gebied, nu Brinkgreve, Rielerenk West, Rielerenk<br />

Oost en <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n tussen <strong>de</strong> Bolkesteinlaan en het latere Overijssels<br />

Kanaal, werd in <strong>de</strong>ze vier<strong>de</strong> fase van <strong>de</strong> uitbreiding van het landbouwgron<strong>de</strong>n geschikt<br />

geacht <strong>voor</strong> cultivatie. Dit kon alleen bereikt wor<strong>de</strong>n door grote gecoördineer<strong>de</strong><br />

inspanningen vanuit <strong>de</strong> kapitaalkrachtige <strong>stad</strong> Deventer. Het aanvankelijk<br />

marginale landbouwgebied werd vanaf <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw geëgaliseerd, bemest en opgenomen<br />

in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke landbouweconomie. Deze langzame ‘inpol<strong>de</strong>ring’ was qua<br />

inspanningen overeenkomstig met een Hollandse of Zeeuwse pol<strong>de</strong>r. Kenmerkend<br />

<strong>voor</strong> Oost-Ne<strong>de</strong>rland ging <strong>de</strong> ontwikkeling echter langzaam maar onafgebroken<br />

ver<strong>de</strong>r tot een goe<strong>de</strong> landbouwgrond was bereikt. Dui<strong>de</strong>lijk zichtbare landschapselementen<br />

zoals dijken en pol<strong>de</strong>rs waren er niet maar <strong>de</strong> hoeveelheid landbouwgrond<br />

nam toe en <strong>de</strong> boeren boer<strong>de</strong>n steeds beter op hun bestaan<strong>de</strong> akkers.<br />

De vijf<strong>de</strong> fase van het landgebruik trad aan het eind van <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> eeuw in. De natuurlijke<br />

mest en <strong>de</strong> <strong>stad</strong>sdrek wer<strong>de</strong>n vervangen door kunstmest. De handarbeid<br />

1 Binnen <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rzetting: <strong>Vermeulen</strong>, 2006A, 33-51: <strong>de</strong> 9-10 <strong>de</strong> -eeuwse boer<strong>de</strong>rij en 9 <strong>de</strong> -13 <strong>de</strong> -eeuwse tuinbouwgron<strong>de</strong>n en<br />

akkers aan <strong>de</strong> Bagijnenstraat. Mittendorff & <strong>Vermeulen</strong>, 2004: <strong>de</strong> grootschalige ophogingen en tuinen/akkers aan <strong>de</strong> Bruynssteeg<br />

uit <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1050-1300.<br />

Vlak buiten <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rzetting: <strong>de</strong> Driebergenbuurt en <strong>de</strong> Vaaltakkers als extensief landbouwgebied, uit opgravingen Driebergenbuurt<br />

(Klinkenbeltsweg, Moerakkerstraat): Haveman, 2005, 7-9; <strong>Vermeulen</strong>, 2006B, 8-9.<br />

2 Hermsen, 2005, <strong>21</strong>-24.<br />

1. INLEIDING<br />

7


8<br />

Afb. 1.1<br />

De ligging van Deventer in Ne<strong>de</strong>rland.<br />

Afb. 1.2<br />

De ligging van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied op <strong>de</strong> Rielerenk in <strong>de</strong> gemeente Deventer.


Afb. 1.3<br />

De aanleg van<br />

een proefsleuf.<br />

3 Van Es & Verwers, 1985.<br />

4 Van Es, 2006, 11-23.<br />

in <strong>de</strong> landbouw werd steeds ver<strong>de</strong>r gemechaniseerd, het kenmerken<strong>de</strong> kampenlandschap<br />

met pa<strong>de</strong>n, heggen, houtwallen, slootjes en greppels verdween om plaats te<br />

maken <strong>voor</strong> grote ruilverkavel<strong>de</strong> akkers, die met enorme landbouwmachines te bewerken<br />

waren. De ‘efficiëntie’ in <strong>de</strong> grootschalige landbouw <strong>de</strong>ed <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> aanblik<br />

van het landschap verdwijnen. Zoals zoveel landbouwgron<strong>de</strong>n in Ne<strong>de</strong>rland wer<strong>de</strong>n<br />

ook in het platteland rond Deventer in <strong>de</strong> zes<strong>de</strong> fase van het grondgebruik <strong>de</strong><br />

akkers om <strong>de</strong> <strong>stad</strong> langzaam <strong>voor</strong> bebouwing in gebruik genomen. Fabrieken, woonwijken,<br />

sportvel<strong>de</strong>n en ook ziekenhuizen bouw<strong>de</strong>n in Deventer enorme complexen<br />

buiten <strong>de</strong> oorspronkelijke <strong>stad</strong>. Deze ontwikkeling zette na 15 jaar <strong>voor</strong>bereiding in<br />

2004 ook op <strong>de</strong> Rielerenk in. Pal op <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> grens tussen Deventer en Diepenveen,<br />

wer<strong>de</strong>n landbouwgron<strong>de</strong>n uit gebruik genomen om <strong>de</strong>el uit te gaan maken van <strong>de</strong><br />

verste<strong>de</strong>lijkte woonomgeving. Zes fases in drie millennia leid<strong>de</strong>n tot waar nu het<br />

nieuwe Deventer Ziekenhuis staat. Wat <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> fase zal zijn, is <strong>voor</strong> een verre<br />

generatie van archeologen en an<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>rzoekers.<br />

1.2 De waar<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> essen als bron van on<strong>de</strong>rzoek; van terra incognita naar<br />

culturele biografie van het landschap<br />

Omgekeerd evenredig aan het verdwijnen van het historische landschap ontwikkel<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> archeologische en aca<strong>de</strong>mische studie ervan. Overijssel zat gezien <strong>de</strong><br />

archeologische interesse <strong>voor</strong> omliggen<strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n als Drenthe, <strong>de</strong> Veluwe en Zuidoost-Gel<strong>de</strong>rland<br />

in het achterste bankje van het on<strong>de</strong>rzoek. Enkele amateurs en<br />

beroepsarcheologen in perifere gebie<strong>de</strong>n als het dal van <strong>de</strong> Overijsselse Vecht en<br />

Twente <strong>de</strong><strong>de</strong>n hier on<strong>de</strong>rzoek. 3 De stand van wetenschappelijk bo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek<br />

veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, toen Overijssel in 1969 een echte archeoloog kreeg toegewezen en<br />

meer systematisch on<strong>de</strong>rzoek werd uitgevoerd. 4 De provincie bleef echter verstoken<br />

van <strong>de</strong> aandacht van wetenschappelijke instituten en het ontbrak aan een op het<br />

platteland gerichte archeologische amateurvereniging. Dit in tegenstelling tot bij-<br />

9


10<br />

<strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> provincie Noord-Brabant, waar amateurs en universiteiten actief samenwerkten<br />

om <strong>de</strong> archeologie in het landschap op <strong>de</strong> kaart te zetten. In 1977<br />

werd door Van Es en Verlin<strong>de</strong> <strong>de</strong> stand opgemaakt. Langs <strong>de</strong> Regge, <strong>de</strong> Schipbeek<br />

(Colmschate) en <strong>de</strong> Overijsselse Vecht bleken vindplaatsen bekend, <strong>de</strong> binnenlan<strong>de</strong>n<br />

van Salland bleven een terra incognita, geheel leeg aan archeologische vondsten.<br />

5 Buiten <strong>de</strong> afwezigheid van belangstelling werd <strong>de</strong>ze onbekendheid ook veroorzaakt<br />

door het ontbreken van grootschalige bouwactiviteiten op het vredige<br />

platteland. In navolging van <strong>de</strong> naoorlogse grootschalige bouw die in <strong>de</strong> Rand<strong>stad</strong><br />

heerste en <strong>de</strong> steeds ‘efficiëntere’ landbouw en ruilverkaveling waar ook Overijssel<br />

mee te maken kreeg, werd het landschap van Salland langzaam maar zeker ook opgenomen<br />

in <strong>de</strong> vaart <strong>de</strong>r volkeren.<br />

De es of enk, <strong>de</strong> door <strong>de</strong> mens opgebrachte akkerlaag ter verbetering van <strong>de</strong> kwaliteit<br />

van <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m <strong>voor</strong> landbouw, kwam als bo<strong>de</strong>mtype in Salland vaak <strong>voor</strong>. Dit<br />

langzame proces uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen en <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne tijd had er<strong>voor</strong> gezorgd, dat<br />

<strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m tussen <strong>de</strong> 30 cm en soms wel 200 cm was opgehoogd. Hierdoor was het<br />

ou<strong>de</strong> reliëf, met hierop <strong>de</strong> (pre-)historische leefgebie<strong>de</strong>n aan het zicht van archeologen<br />

onttrokken. Het besef, dat het essenlandschap archeologisch van grote waar<strong>de</strong><br />

kon zijn en dat <strong>de</strong> afwezigheid van archeologische vindplaatsen het gevolg was<br />

van <strong>de</strong> ontwikkeling van een bepaald type antropogene bo<strong>de</strong>m, ontstond in <strong>de</strong> late<br />

jaren ’80 en vroege jaren ’90 van <strong>de</strong> vorige eeuw. De afwezigheid van vindplaatsen<br />

werd niet zozeer veroorzaakt door het ontbreken van culturele resten, maar doordat<br />

het es<strong>de</strong>k <strong>de</strong>ze resten af<strong>de</strong>kte en beter dan waar ook bewaar<strong>de</strong>. Juist on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

essen in Salland bleek het bo<strong>de</strong>marchief in zeer goe<strong>de</strong> conditie. 6<br />

Het was echter vijf <strong>voor</strong> twaalf. Door het ontbreken van beken<strong>de</strong> vindplaatsen was<br />

het nauwelijks mogelijk om een verwachting uit te spreken waar welke resten<br />

te<strong>voor</strong>schijn zou<strong>de</strong>n komen. Grote behoefte bestond om <strong>de</strong>ze vindplaatsen te karteren,<br />

te waar<strong>de</strong>ren en <strong>de</strong>ze archeologisch te beschermen of te on<strong>de</strong>rzoeken. Hier<strong>voor</strong><br />

wer<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rzoeksmo<strong>de</strong>llen ontwikkeld en karteringsmetho<strong>de</strong>s bedacht. 7 De<br />

klassieke metho<strong>de</strong> van veldkartering, het verzamelen van vondsten als potscherven<br />

en fragmenten vuursteen aan <strong>de</strong> oppervlakte in open veld, bleek niet voldoen<strong>de</strong>. De<br />

methodiek van het boren met <strong>de</strong> megaboor, een grondboor met een diameter van<br />

soms wel 20 cm, en het trekken van lange en bre<strong>de</strong> proefsleuven tot op het on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong><br />

zand bleek een betere wijze van <strong>voor</strong>on<strong>de</strong>rzoek te zijn.<br />

Inmid<strong>de</strong>ls stond ook in Salland <strong>de</strong> tijd niet stil. Niet alleen <strong>de</strong> <strong>stad</strong> maar ook dorpen<br />

als Raalte en Heeten breid<strong>de</strong>n zich in rap tempo uit. Wat niemand <strong>de</strong>rtig jaar<br />

<strong>voor</strong>dien <strong>voor</strong> mogelijk had gehou<strong>de</strong>n bleek waar: on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> essen die om <strong>de</strong>ze dorpen<br />

en zelfs ver daarvandaan lagen, kwamen bijzon<strong>de</strong>re resten uit <strong>de</strong> prehistorie, <strong>de</strong><br />

Romeinse tijd en <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen te<strong>voor</strong>schijn. In <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1985-2005 werd wat<br />

betreft het archeologisch on<strong>de</strong>rzoek een inhaalslag gemaakt, <strong>de</strong> archeologie van<br />

Salland kwam van <strong>de</strong> achterste bankjes in <strong>de</strong> klas nu ergens in het mid<strong>de</strong>n terecht.<br />

De ste<strong>de</strong>n in en om Salland, Zwolle en Deventer gingen zich, omdat zij zagen dat <strong>de</strong><br />

ontwikkelingen niet alleen ten gunste van <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n maar ook ten na<strong>de</strong>el van het<br />

behoud van het bo<strong>de</strong>marchief verliepen, serieus bezig hou<strong>de</strong>n met het beheer en<br />

on<strong>de</strong>rzoek van het bo<strong>de</strong>marchief. Grootschalige on<strong>de</strong>rzoeken wer<strong>de</strong>n opgestart.<br />

Ook in <strong>de</strong> dorpen ontstond het besef, dat het landschap en <strong>de</strong> resten hieron<strong>de</strong>r<br />

eenmalig waren en on<strong>de</strong>rzoek behoef<strong>de</strong>n. Buiten <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n werd door een breed<br />

scala aan bedrijven, diensten en amateur-verban<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rzoek gedaan. Een neveneffect<br />

van <strong>de</strong>ze na 1995 ingezette positieve ontwikkeling was, dat het al snel ont-<br />

5 Van Es & Verlin<strong>de</strong>, 1977, 15-17.<br />

6 Groenewoudt, 1994, 175-187.<br />

7 Groenewoudt, 1994, 183-187.


8 Spek et al., 2004, 177-209.<br />

9 Heidinga, 1987, Spek, 2004<br />

10 Bloemers, 2004, 10-17.<br />

11 Kolen, 2005, 11-18.<br />

12 Keunen & Van Beek, 2005, 61-63.<br />

brak aan overzicht van welk on<strong>de</strong>rzoek waar plaatsvond en wat daar <strong>de</strong> resultaten<br />

van waren.<br />

Niet alleen het gebrek aan on<strong>de</strong>rzoeksmatige koppeling en terugkoppeling werd als<br />

een gemis ervaren, ook <strong>de</strong> informatie<strong>voor</strong>ziening vanuit het on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong><br />

ruimtelijke or<strong>de</strong>ningsprocessen was onvoldoen<strong>de</strong>. Ontwikkelaars, gemeentes en<br />

landbouwers moesten opeens rekening gaan hou<strong>de</strong>n met gevolgen <strong>voor</strong> het bouwproces,<br />

als een bepaald gebied archeologisch waar<strong>de</strong>vol leek.<br />

De archeologische ka<strong>de</strong>rs <strong>voor</strong> het buitengebied wer<strong>de</strong>n vastgelegd in <strong>de</strong> Nationale<br />

On<strong>de</strong>rzoeksagenda Archeologie (NOaA), waarin <strong>de</strong> stand van zaken in 2004 werd<br />

beschreven en <strong>de</strong> doelen <strong>voor</strong> het toekomstig on<strong>de</strong>rzoek wer<strong>de</strong>n geformuleerd. 8<br />

De methodiek van bureau-, proef- en <strong>de</strong>finitief on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> Oost-Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

zandgron<strong>de</strong>n werd beschreven in <strong>de</strong> richtlijnen en kwaliteitsnormen <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandse Archeologie (KNA). Daarnaast werd kaartmateriaal vervaardigd, waar<br />

niet alleen beken<strong>de</strong> vindplaatsen maar ook <strong>de</strong> archeologische verwachting van sommige<br />

gebie<strong>de</strong>n op te zien waren. Vroege, vrij grootschalige kaarten als <strong>de</strong> Indicatieve<br />

Kaart van Archeologische Waar<strong>de</strong>n (IKAW) wer<strong>de</strong>n langzaam maar zeker vervangen<br />

door gebiedsstudies, bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> De Graafschap en <strong>de</strong> gemeenten<br />

Dalfsen, Zwolle en Deventer.<br />

Het inhou<strong>de</strong>lijke verhaal, een overkoepelen<strong>de</strong> studie naar <strong>de</strong> ontwikkeling van <strong>de</strong><br />

essen, esdorpen, <strong>de</strong> prehistorische, historische ontwikkelingen en <strong>de</strong> landbouwhistorie,<br />

moet <strong>voor</strong> Overijssel en zeker <strong>voor</strong> Salland nog wor<strong>de</strong>n geschreven. Ook<br />

hier liggen <strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n die Overijssel omringen weer <strong>voor</strong>. Voor <strong>de</strong> Veluwe en<br />

Drenthe zijn <strong>de</strong>rgelijke studies al enige tijd of zeer recentelijk beschikbaar. 9 Er is<br />

echter een nieuwe ontwikkeling ingezet. Getracht wordt naast een studie van het<br />

landschap en <strong>de</strong> ontwikkeling hiervan ook <strong>de</strong> meerwaar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ruimtelijkmaatschappelijke<br />

ontwikkelingen niet uit het oog te verliezen. De koppeling van<br />

on<strong>de</strong>rzoek en ruimtelijk-maatschappelijke thema’s moet <strong>de</strong> brug slaan tussen actief<br />

on<strong>de</strong>rzoek, behoud van landschappen en <strong>de</strong> mogelijkheid tot ontwikkeling. Selectie<br />

van archeologische gebie<strong>de</strong>n en duurzaamheid zijn hierbij <strong>de</strong> kernthema’s. 10<br />

Vanwege <strong>de</strong> gebleken eindigheid van het landschap zoals tientallen generaties dat<br />

hebben gekend, is het <strong>de</strong>nken over het han<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> mens in dit landschap een<br />

belangrijk thema van studie gewor<strong>de</strong>n. Het zichtbare landschap zoals akkers, woeste<br />

gron<strong>de</strong>n, dorpjes en wegen waren <strong>voor</strong> duizen<strong>de</strong>n jaren <strong>de</strong> leefomgeving en zijn<br />

hiermee <strong>de</strong> biografie van het menselijk han<strong>de</strong>len en <strong>de</strong>nken gaan vormen. Deze<br />

landschapsgenese, <strong>de</strong> transformatie, is een weerslag van maatschappelijk <strong>de</strong>nken en<br />

han<strong>de</strong>len. 11 Deze processen zijn wellicht <strong>de</strong> laatste twee eeuwen uit ook uit historisch<br />

bronnenon<strong>de</strong>rzoek verklaarbaar. Voor <strong>de</strong> hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n tot duizen<strong>de</strong>n jaren<br />

hier<strong>voor</strong> is het on<strong>de</strong>rzoek naar (<strong>de</strong> gedachten achter) het menselijk han<strong>de</strong>len in het<br />

landschap aangewezen op antropologische en archeologische verklaringsmo<strong>de</strong>llen.<br />

Nu in Salland veel <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n, zoals archeologische vindplaatsen, historische en<br />

geografische kennis en een theoretisch en praktisch on<strong>de</strong>rzoekska<strong>de</strong>r, <strong>voor</strong> een<br />

landschapsbiografie zijn geschapen, is ook hier het proces van het ontrafelen van <strong>de</strong><br />

culturele biografie van het landschap begonnen. 12 In een samenwerkingsverband<br />

tussen <strong>de</strong> Landbouwuniversiteit Wageningen (LU) en <strong>de</strong> Rijksdienst <strong>voor</strong> Archeologie,<br />

Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) is het project Bo<strong>de</strong>marchief in<br />

Behoud en Ontwikkeling (BBO) geïnitieerd. Dit project wordt on<strong>de</strong>rsteund door <strong>de</strong><br />

ste<strong>de</strong>n in het gebied. Kern van het project is, dat het landschap en het bo<strong>de</strong>marchief<br />

hieron<strong>de</strong>r niet alleen meer gezien wor<strong>de</strong>n als een neerslag van menselijk han<strong>de</strong>len<br />

en een boeien<strong>de</strong> bron van on<strong>de</strong>rzoek. Ook dient er een vertaalslag naar <strong>de</strong> maat-<br />

11


12<br />

schappelijke ontwikkelingen en <strong>de</strong> toegenomen druk op <strong>de</strong> omgeving te wor<strong>de</strong>n gemaakt.<br />

Wat wil <strong>de</strong> maatschappij nu met het landschap, hoe kan het archeologisch<br />

on<strong>de</strong>rzoek binnen het ruimtelijke beleid bijdragen aan duurzaamheid en tegelijkertijd<br />

ontwikkeling. Het zijn vragen die op een gemeentelijk, provinciaal en rijksniveau<br />

spelen en waarvan <strong>de</strong> beantwoording moet lei<strong>de</strong>n tot keuzes <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toekomst.<br />

Voor <strong>de</strong> Rielerenk geldt, dat een mo<strong>de</strong>rne gezondheidszorg baat heeft bij een goed<br />

ziekenhuis, over <strong>de</strong> maatschappelijke relevantie daarvan valt niet te twisten. Dat<br />

hier<strong>voor</strong> een <strong>voor</strong> velen nauwelijks herkenbaar historisch landschap transformeert,<br />

is een bewuste keus. De toekomstige zorgboulevard tussen <strong>de</strong> Brinkgreverweg en<br />

het Overijssels Kanaal zorgt er<strong>voor</strong> dat alle zorgfuncties geconcentreerd wor<strong>de</strong>n<br />

en dat het beslag op <strong>de</strong> ruimte alleen hier plaatsvindt. De concentratie van meer<strong>de</strong>re<br />

complexen op één locatie zorgt er<strong>voor</strong> dat veel an<strong>de</strong>re gebie<strong>de</strong>n hun open en<br />

groene karakter blijven behou<strong>de</strong>n, het bo<strong>de</strong>marchief incluis.<br />

De Rielerenk Oost vormt met dit archeologische on<strong>de</strong>rzoek een nieuw puzzelstukje<br />

in het landschappelijke mozaïek. Vele onverwachte, nog niet eer<strong>de</strong>r aangetoon<strong>de</strong><br />

zaken zijn te<strong>voor</strong>schijn gekomen en hebben bijgedragen aan <strong>de</strong> grote biografie van<br />

het landschap. Rentmeesterschap <strong>voor</strong> <strong>de</strong> maatschappij, <strong>de</strong> gezon<strong>de</strong> omgeving en<br />

het landschap is daarmee een langdurig en gezamenlijk proces. Bij <strong>de</strong> ontwikkeling<br />

van het nieuwe Deventer Ziekenhuis is het gelukt om dit gezamenlijke rentmeesterschap<br />

toe te passen.<br />

Afb. 1.5, pag. 13<br />

Overzicht van <strong>de</strong> proefsleuven met <strong>de</strong> sporen.


2 VRAAGSTELLING, METHODIEK EN WERKVERLOOP<br />

14<br />

2 VRAAGSTELLING, METHODIEK EN<br />

WERKVERLOOP · BART VERMEULEN & MICHIEL BARTELS<br />

2.1 Projectgegevens & begrenzing vindplaats<br />

Projectgegevens:<br />

Gemeente Deventer-projectnummer: 226<br />

Archisnummer: 27G-35Z<br />

CISco<strong>de</strong>: 7097<br />

Gemeente Deventer-projectnaam: Rielerenk-Oost, Gemeente Deventer<br />

Centrumcoördinaten: X: 209.930<br />

Y: 475.122<br />

Kadasternummer: Sectie G percelen 769, 773, 3555, 3668<br />

en 4181<br />

Opdrachtgever fase 1 & 2: Deventer Ziekenhuis, Deventer<br />

Opdrachtgever fase 3: Gemeente Deventer<br />

Projectleiding archeologisch: Françoise Appels, Monique Barwasser,<br />

Norbert Eeltink, Bart <strong>Vermeulen</strong><br />

Uitvoering veldarcheologie: Femke Tomas, Natasja <strong>de</strong> Bruijn,<br />

Ivo Hermsen en Emile Mittendorff.<br />

Uitvoer<strong>de</strong>r technisch: Michael van <strong>de</strong>r Wees, Jos van Oijen<br />

Inhou<strong>de</strong>lijke supervisie: Michiel <strong>Bartels</strong><br />

Begrenzing vindplaats:<br />

De vindplaats wordt aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> begrensd door <strong>de</strong> Nico Bolkesteinlaan. Aan<br />

<strong>de</strong> westzij<strong>de</strong> wordt <strong>de</strong> grens gevormd door het Mensinkdijkje, aan <strong>de</strong> noordzij<strong>de</strong><br />

loopt <strong>de</strong> grens van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied gelijk aan <strong>de</strong> noor<strong>de</strong>lijke perceelsgrens<br />

van kadastraal perceel G-3668. Aan <strong>de</strong> oostzij<strong>de</strong> wordt het on<strong>de</strong>rzoeksgebied<br />

begrensd door <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Rielerweg. Ten oosten van <strong>de</strong>ze weg maakt alleen <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke<br />

helft van kadastraal perceel G-4181 <strong>de</strong>el uit van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied.<br />

2.2 Vraagstelling<br />

Voorafgaand aan het proefon<strong>de</strong>rzoek doormid<strong>de</strong>l van proefsleuven wer<strong>de</strong>n een aantal<br />

vraagstellingen geformuleerd. 1 Deze vraagstellingen waren allereerst gebaseerd<br />

op algemene vraagstellingen gel<strong>de</strong>nd binnen het on<strong>de</strong>rzoek op es<strong>de</strong>kken. Daarnaast<br />

was <strong>de</strong> vraagstelling specifiek afgestemd op <strong>de</strong> verhouding tussen <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse<br />

<strong>stad</strong> Deventer en het omliggen<strong>de</strong> platteland. De ten behoeve van het <strong>voor</strong>on<strong>de</strong>rzoek<br />

geformuleer<strong>de</strong> vraagstellingen luid<strong>de</strong>n als volgt:<br />

1. Uit welke perio<strong>de</strong>s zijn resten aanwezig en van welke perio<strong>de</strong>s valt bewoning in<br />

het gebied aan te treffen?<br />

2. Wat is <strong>de</strong> aard, locatie duur en omvang van <strong>de</strong>ze bewoning?<br />

3. Zijn landschappelijke of an<strong>de</strong>re indicatoren doorslaggevend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> locatie van<br />

<strong>de</strong> bewoning?<br />

4. Is <strong>de</strong> locatie in <strong>de</strong> volle mid<strong>de</strong>leeuwen bewoond en zo ja, hoe verhoudt zich dit<br />

tot <strong>de</strong> <strong>stad</strong> Deventer?<br />

1 <strong>Bartels</strong>, 2002, 10-11.


Afb. 2.1<br />

De grenzen van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied.<br />

5.Is er op basis van (metaal)vondsten uit het es<strong>de</strong>k iets te zeggen over het afvalpatroon<br />

en <strong>de</strong> monetaire economie van <strong>de</strong> <strong>stad</strong>, het transport van <strong>stad</strong>sdrek en<br />

over <strong>de</strong> relatie <strong>stad</strong> - platteland in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong>?<br />

Na het afron<strong>de</strong>n van het proefon<strong>de</strong>rzoek werd <strong>de</strong> vraagstelling per vindplaats niet<br />

ver<strong>de</strong>r aangescherpt. De bestaan<strong>de</strong> vragen bleven gel<strong>de</strong>n, maar wer<strong>de</strong>n specifieker<br />

gericht op <strong>de</strong> binnen het on<strong>de</strong>rzoeksgebied aanwezige perio<strong>de</strong>s. 2 Aangezien <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

fase van het on<strong>de</strong>rzoek niet gepland was, wer<strong>de</strong>n hier<strong>voor</strong> geen specifieke vragen<br />

opgesteld. De hier aangetroffen resten pasten echter naadloos binnen <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r<br />

geformuleer<strong>de</strong> vraagstellingen.<br />

2.3 Proefon<strong>de</strong>rzoek (2002)<br />

2 Eeltink, 2002, 8-10.<br />

3 <strong>Bartels</strong>, 2002.<br />

4 Stichting <strong>voor</strong> Bo<strong>de</strong>mkartering, 1979 & 1983.<br />

In 2002 werd een Standaard Archeologische Inventarisatie (SAI) over <strong>de</strong> Rielerenk<br />

geschreven. 3 Uit dit bureauon<strong>de</strong>rzoek bleek, dat een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Rielerenk een dikke<br />

zwarte enkeerdgrond had. 4 Deze door landbouw ontstane gron<strong>de</strong>n behoren tot<br />

<strong>de</strong> rijkste archeologische terreinen in <strong>de</strong> zandgebie<strong>de</strong>n van Ne<strong>de</strong>rland. Vandaar dat<br />

<strong>de</strong> Rijksdienst <strong>voor</strong> het Oudheidkundig Bo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek (ROB) aan <strong>de</strong> Rielerenk<br />

een hoge waar<strong>de</strong> heeft toegeschreven op <strong>de</strong> Indicatieve Kaart van Archeologische<br />

15


16<br />

Waar<strong>de</strong>n (IKAW). 5 Uit <strong>de</strong> directe omgeving van het plangebied waren <strong>voor</strong>afgaand<br />

aan het on<strong>de</strong>rzoek al verschillen<strong>de</strong> archeologische vondsten en vindplaatsen bekend.<br />

Dit versterkte het beeld van <strong>de</strong> Rielerenk als archeologisch interessant gebied.<br />

6 Op basis van <strong>de</strong> beschikbare informatie werd besloten een booron<strong>de</strong>rzoek<br />

over te slaan en direct met on<strong>de</strong>rzoek door proefsleuven aan te vangen.<br />

In 2002 werd doormid<strong>de</strong>l van proefsleuven een Aanvullend Archeologisch On<strong>de</strong>rzoek<br />

(AAO) uitgevoerd (afb. 2.4). 7 Om <strong>de</strong> 20 m wer<strong>de</strong>n over het gehele terrein<br />

proefsleuven met een breedte van 2 m aangelegd. Het grootste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> proefsleuven<br />

werd noord zuid aangelegd. Dit maakt <strong>de</strong> kans om <strong>de</strong> veelal oost west<br />

georiënteer<strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rijen uit <strong>de</strong> prehistorie en mid<strong>de</strong>leeuwen aan te snij<strong>de</strong>n het<br />

grootst. De eerste werkput werd echter gegraven in <strong>de</strong> lengte van het terrein om<br />

een goed beeld te krijgen van <strong>de</strong> landschapsinrichting. Werkput 1 <strong>de</strong>el<strong>de</strong> het gebied<br />

ten westen van <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Rielerweg in twee ongeveer even grote <strong>de</strong>len. Aan <strong>de</strong><br />

zuidzij<strong>de</strong> van werkput 1 wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> ongeveer 155 m lange werkputten 2 tot 13 aangelegd<br />

met een on<strong>de</strong>rlinge afstand van 20 m. Alleen in het lager gelegen gebied wer<strong>de</strong>n<br />

werkputten 10, 11 en 12 met een tussenafstand van 40 m aangelegd. In werkput<br />

2 werd ter hoogte van een sporencluster uit <strong>de</strong> ijzertijd een kleine uitbreiding aangelegd.<br />

Het gebied ten noor<strong>de</strong>n van werkput 1 werd in twee <strong>de</strong>len ver<strong>de</strong>eld door een oost<br />

west lopen<strong>de</strong> houtwal. Ten zui<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> houtwal lagen <strong>de</strong> sleuven 14 tot 26, die<br />

5 IKAW: ROB, 2000.<br />

6 <strong>Bartels</strong>, 2002, 7-10.<br />

7 Eeltink, 2002.<br />

Afb. 2.3<br />

Het tekenen van grondsporen.


allen exact in het verleng<strong>de</strong> van <strong>de</strong> sleuven ten zui<strong>de</strong>n van werkput 1 lagen. Ter<br />

hoogte van werkput 26 werd een uitbreiding (werkput 27) aangelegd om meer dui<strong>de</strong>lijkheid<br />

te krijgen over <strong>de</strong> in <strong>de</strong> proefsleuf aangetroffen laatmid<strong>de</strong>leeuwse structuren.<br />

Ten noor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> houtwal lagen <strong>de</strong> werkputten 33 tot 47, elk ongeveer 20<br />

m van elkaar geschei<strong>de</strong>n. De werkputten 44 tot 47, ter hoogte van het mid<strong>de</strong>leeuwse<br />

erf Warmboldink, wer<strong>de</strong>n iets dichter bij elkaar aangelegd om een vollediger<br />

beeld van <strong>de</strong>ze vindplaats te krijgen. Ook wer<strong>de</strong>n er op erve Mensink (werkput<br />

33) en erve Warmboldink (werkput 44) om <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n uitbreidingen aangelegd.<br />

Tot slot werd ook aan <strong>de</strong> oostzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Rielerweg een serie proefsleuven<br />

getrokken. Werkput 28 lag ongeveer noord zuid en volg<strong>de</strong> <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong><br />

Rielerweg. De werkputten 29, 30, 31, 32, 48 en 49 wer<strong>de</strong>n allen noordoost zuidwest<br />

gegraven. Tegen werkput 32 wer<strong>de</strong>n twee kleine uitbreidingen aangelegd om meer<br />

zicht te krijgen op <strong>de</strong> palenrijen in <strong>de</strong>ze werkput. Werkput 48 werd met hetzelf<strong>de</strong><br />

doel direct bre<strong>de</strong>r gemaakt. Tot slot werd aan <strong>de</strong> uiterste zuidzij<strong>de</strong> van het terrein<br />

nog een oost west gelegen werkput (50) aangelegd. Aan het oostelijke uitein<strong>de</strong><br />

hiervan werd nog een uitbreiding gegraven.<br />

Alle sleuven zijn gedocumenteerd en ingemeten. Op regelmatige afstan<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n<br />

in alle proefsleuven <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>mprofielen beschreven om een goed beeld te krijgen<br />

van <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>mopbouw op verschillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> Rielerenk. In fase 1 werd alleen<br />

gecoupeerd op <strong>de</strong> plaatsen waar in het Definitief On<strong>de</strong>rzoek geen aanvullend on<strong>de</strong>rzoek<br />

zou plaats vin<strong>de</strong>n. De vindplaatsen <strong>voor</strong> het Definitief On<strong>de</strong>rzoek wer<strong>de</strong>n<br />

ver<strong>de</strong>r niet na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzocht. De sporen zijn per werkput uitge<strong>de</strong>eld. Een spoornummer<br />

bestaat dus steeds uit een putaanduiding en een eigenlijk spoornummer.<br />

Ook <strong>de</strong> vond<strong>stad</strong>ministratie is per werkput opgezet. De fotoadministratie ken<strong>de</strong><br />

wel een doorlopen<strong>de</strong> nummering.<br />

Op basis van het AAO zijn zeven vindplaatsen aangewezen. Voor drie van <strong>de</strong>ze vindplaatsen<br />

werd opgraven geadviseerd. Drie an<strong>de</strong>re vindplaatsen wer<strong>de</strong>n als behou<strong>de</strong>nswaardig<br />

aangemerkt. Dit bleek echter in geen van <strong>de</strong> drie gevallen een optie,<br />

zodat ook <strong>de</strong>ze vindplaatsen tij<strong>de</strong>ns het Definitief On<strong>de</strong>rzoek zijn opgegraven. Een<br />

zeven<strong>de</strong> vindplaats werd op basis van <strong>de</strong> onvolledigheid en kwaliteit afgeschreven.<br />

2.4 Definitief On<strong>de</strong>rzoek (2003)<br />

Tij<strong>de</strong>ns het Definitief On<strong>de</strong>rzoek wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> zes na het proefon<strong>de</strong>rzoek geselecteer<strong>de</strong><br />

vindplaatsen on<strong>de</strong>rzocht. Deze hebben samen met <strong>de</strong> vindplaatsen uit het<br />

noodon<strong>de</strong>rzoek in 2004 een doorlopen<strong>de</strong> vindplaatsnummering gekregen die in <strong>de</strong><br />

rest van <strong>de</strong> rapportage als uitgangspunt dient (afb. 2.6). De nummering van <strong>de</strong> vindplaatsen<br />

is gebaseerd op <strong>de</strong> volgor<strong>de</strong> van <strong>de</strong> uitwerking en is dus niet chronologisch.<br />

Ook in <strong>de</strong>ze fase wer<strong>de</strong>n alle sporen gedocumenteerd, gecoupeerd en afgewerkt.<br />

De sporen, vondsten en fotoadministratie sloot aan op het <strong>voor</strong> het <strong>voor</strong>on<strong>de</strong>rzoek<br />

opgezette systeem.<br />

Vindplaats 1: Een spieker uit <strong>de</strong> vroege of mid<strong>de</strong>n ijzertijd (800 tot 250 v. Chr.)<br />

In werkput 2, gelegen in <strong>de</strong> zuidwesthoek van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied, werd tij<strong>de</strong>ns<br />

het proefon<strong>de</strong>rzoek een kleine concentratie sporen en vondsten aangetroffen. Rond<br />

<strong>de</strong>ze plek werd in 2003 een groter opgravingsvlak opengelegd. In <strong>de</strong>ze 19 m bij 8,5<br />

m grote werkput wer<strong>de</strong>n alleen <strong>de</strong> resten van een geïsoleerd gelegen spieker aangetroffen.<br />

De werkput kreeg hetzelf<strong>de</strong> putnummer als <strong>de</strong> proefsleuf (werkput 2).<br />

17


18<br />

Afb. 2.4<br />

Overzicht van alle in 2002, 2003 en 2004 aangeleg<strong>de</strong> werkputten met nummers.


Afb. 2.5<br />

Een overzicht van <strong>de</strong> opgravingsvlakken in 2002, 2003 en 2004.<br />

19


20<br />

Vindplaats 2: Losse sporen uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n bronstijd (1800 tot 1050 v. Chr.)<br />

Op <strong>de</strong> hogere <strong>de</strong>kzandrug aan <strong>de</strong> uiterste zuidzij<strong>de</strong> van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied werd<br />

in 1998 <strong>de</strong> Nico Bolkesteinlaan aangelegd. Bij <strong>de</strong> aanleg van <strong>de</strong>ze weg zijn in het cunet<br />

sporen aangetroffen uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n bronstijd. Omdat sporen en aar<strong>de</strong>werk uit<br />

<strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> zeldzaam zijn, werd besloten om parallel aan <strong>de</strong> sporen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Nico<br />

Bolkesteinlaan een werkput aan te leggen van ongeveer bij 70 m bij 8 m. Hierbij<br />

werd dui<strong>de</strong>lijk, dat langs <strong>de</strong> noordkant van <strong>de</strong> Nico Bolkesteinlaan geen intacte prehistorische<br />

akkerlaag meer aanwezig was en ook dateerbare sporen ontbraken.<br />

Vermoe<strong>de</strong>lijk lag <strong>de</strong> grens van het bewoningsareaal in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> net ten zui<strong>de</strong>n<br />

van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> huidige weg. Ver<strong>de</strong>r naar het noor<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n<br />

dan ook geen putten meer aangelegd.<br />

Vindplaats 3: Enkele greppels uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen<br />

Bij <strong>de</strong> aanleg van <strong>de</strong> uitbreiding van werkput 50 ten behoeve van het opgraven van<br />

vindplaats 2, wer<strong>de</strong>n ook een aantal mid<strong>de</strong>leeuwse greppels aangetroffen en gedocumenteerd.<br />

Deze greppels lijken <strong>de</strong> eerste fase van mid<strong>de</strong>leeuwse ontginning te<br />

markeren.<br />

Vindplaats 4: Erve Mensink<br />

Aan <strong>de</strong> westzij<strong>de</strong> van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied tegen het Mensinkdijkje wer<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns<br />

het proefon<strong>de</strong>rzoek in 2002 <strong>de</strong> resten van het historische erf Mensink aangetroffen.<br />

Dit erf strekte zich uit aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> van het Mensinkdijkje en kon dus in<br />

2003 slechts ten <strong>de</strong>le wor<strong>de</strong>n opgegraven. Op <strong>de</strong> plaats van het erf werd een 75 m<br />

lange en 15 à 20 m bre<strong>de</strong> werkput aangelegd, waarin <strong>de</strong> resten van een schaapskooi,<br />

tientallen losse paalkuilen en verschillen<strong>de</strong> greppels wer<strong>de</strong>n aangetroffen.<br />

Afb. 2.6<br />

De vindplaatsnummering op <strong>de</strong> Rielerenk.


Afb. 2.7<br />

De aanleg van een groot opgravingsvlak ter hoogte van Erve Mensink aan het Mensinksdijkje.<br />

Vindplaats 7: De erven Warmboldink en Baltink<br />

Aan <strong>de</strong> oostzij<strong>de</strong> van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied wer<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns het proefon<strong>de</strong>rzoek op<br />

twee plaatsen resten teruggevon<strong>de</strong>n, die <strong>de</strong>el uitmaakten van het mid<strong>de</strong>leeuwse<br />

erf Warmboldink en het later ontstane Baltink. Ter hoogte van werkput 44 uit het<br />

proefsleuvenon<strong>de</strong>rzoek werd een 30 m lange en 20 m bre<strong>de</strong> werkput (54) aangelegd.<br />

Hierin wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> resten van een 17 <strong>de</strong> of 18 <strong>de</strong> eeuwse boer<strong>de</strong>rij, een erfafscheiding<br />

en een zandstenen waterput aangetroffen. Ter hoogte van <strong>de</strong> proefsleuven<br />

werkput 26 en 27 werd werkput 51 aangelegd. In <strong>de</strong>ze 150 m bij 30 m grote werkput<br />

wer<strong>de</strong>n sloten en bijgebouwen behorend bij het erf Warmboldink aangetroffen.<br />

Tot slot wer<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> noor<strong>de</strong>lijke grens van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied <strong>de</strong> bre<strong>de</strong> proefsleuven<br />

werkput 52 en 53 aangelegd, in <strong>de</strong> hoop hier het mid<strong>de</strong>leeuwse hoofdgebouw<br />

aan te treffen. Hiervan ontbrak echter ie<strong>de</strong>r spoor.<br />

Vindplaats 8: De hopplantage<br />

Tij<strong>de</strong>ns het proefon<strong>de</strong>rzoek wer<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> werkputten 32, 48 en 49 sporenclusters<br />

gevon<strong>de</strong>n, die een <strong>voor</strong>lopige interpretatie als landweer meekregen. Tij<strong>de</strong>ns het<br />

Definitief On<strong>de</strong>rzoek werd over <strong>de</strong>ze proefsleuven een 45 m lange en 45 m bre<strong>de</strong><br />

werkput aangelegd. Deze kreeg <strong>de</strong> werkputnummers 32 en 48 naar <strong>de</strong> proefsleuven<br />

uit het <strong>voor</strong>on<strong>de</strong>rzoek. In <strong>de</strong>ze werkput wer<strong>de</strong>n tientallen lange rijen palen aangetroffen,<br />

die vermoe<strong>de</strong>lijk als een hopplantage moeten wor<strong>de</strong>n geïnterpreteerd. Bij<br />

<strong>de</strong>ze hopplantage lagen enkele sloten en spiekers.<br />

<strong>21</strong>


22<br />

Vindplaats 9: Een kuil uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n steentijd<br />

In werkput 50 werd tij<strong>de</strong>ns het proefon<strong>de</strong>rzoek een enkele kuil met een dui<strong>de</strong>lijk<br />

uitgespoel<strong>de</strong> en behoorlijk gehomogeniseer<strong>de</strong> lichtgrijs getinte vulling aangetroffen.<br />

De kuil werd bemonsterd en <strong>de</strong> houtskoolmonsters uit <strong>de</strong>ze kuil zijn 14C gedateerd.<br />

De houtskool<strong>de</strong>eltjes waren te dateren tussen 57<strong>21</strong> en 5567 v. Chr. (mid<strong>de</strong>n<br />

steentijd). Omdat <strong>de</strong> kuil op zichzelf leek te liggen, heeft hier geen vervolgon<strong>de</strong>rzoek<br />

plaats gevon<strong>de</strong>n.<br />

2.5 Noodon<strong>de</strong>rzoek in <strong>de</strong> bouwput van het ziekenhuis (2004)<br />

Eind juli 2004 werd een begin gemaakt met het verwij<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> bovengrond op<br />

een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Rielerenk. De toekomstige bouwputten wer<strong>de</strong>n tot op het natuurlijke<br />

gele zand van hun <strong>de</strong>klaag ontdaan. Op <strong>de</strong>ze wijze kwamen een aantal grote<br />

vlakken bloot te liggen (afb. 2.5). Het grootste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong>ze vlakken was reeds<br />

eer<strong>de</strong>r in het zicht geweest en lever<strong>de</strong> geen nieuwe informatie op. Twee bouwkuipen<br />

vorm<strong>de</strong>n hierop <strong>de</strong> uitzon<strong>de</strong>ringen en wer<strong>de</strong>n archeologisch gedocumenteerd.<br />

Hierbij speel<strong>de</strong> <strong>de</strong> inzet van <strong>de</strong> vrijwilligers van Archeologie Deventer en <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandse Jeugdbond <strong>voor</strong> Geschie<strong>de</strong>nis (NJBG) een belangrijke rol. In <strong>de</strong> eerste<br />

bouwkuip, meer dan 60 m bij 20 m groot, wer<strong>de</strong>n verschillen<strong>de</strong> grote sloten aangetroffen,<br />

die dien<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> lage <strong>de</strong>len van het gebied te ontwateren (werkput<br />

100). In <strong>de</strong>ze bouwkuip werd alleen het vlak getekend en gewaterpast. Er was geen<br />

tijd om <strong>de</strong> sporen te couperen.<br />

Afb. 2.8<br />

Het couperen van sporen tij<strong>de</strong>ns het Definitief<br />

On<strong>de</strong>rzoek.


Vindplaats 5: Een laatmid<strong>de</strong>leeuwse door grachten omgeven structuur<br />

De twee<strong>de</strong> bouwkuip was 75 m bij 65 m groot en lag iets ten oosten van het opgegraven<br />

perceel van erve Mensink. Hier wer<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> proefsleuven geen sporen van<br />

enige omvang waargenomen. Bij het verwij<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> bovengrond kwam een door<br />

dubbele en driedubbele sloten omgeven terrein aan het licht. Allereerst wer<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong>ze sloten gedocumenteerd, daarna werd het binnenterrein opgeschaafd. Dit was<br />

echter in het verle<strong>de</strong>n al <strong>voor</strong> een groot <strong>de</strong>el afgetopt, zodat alleen een tweetal<br />

dieper gefun<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hooibergen en <strong>de</strong> resten van een dassenburcht kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n<br />

gedocumenteerd.<br />

Vindplaats 6: Een afvalkuil uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n tot late ijzertijd<br />

Tussen <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse en natuurlijke sporen van vindplaats 5 werd hier ook een<br />

enkele afvalkuil uit <strong>de</strong> ijzertijd aangetroffen die veel aar<strong>de</strong>werk bevatte. In <strong>de</strong> omgeving<br />

van <strong>de</strong> kuil wer<strong>de</strong>n enkele losse sporen uit <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> perio<strong>de</strong> aangetroffen.<br />

Ook na het opschaven van het omliggen<strong>de</strong> vlak viel hierin geen structuur te herkennen.<br />

2.6 Metaal<strong>de</strong>tectie<br />

De Rielerenk stond on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>tectoramateurs al jaren bekend als een zoeklocatie bij<br />

uitstek. Uit heel Ne<strong>de</strong>rland kwamen mensen om hier met een metaal<strong>de</strong>tector te<br />

zoeken. Ook tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> opgraving had het team vaak last van ongeno<strong>de</strong> gasten, die<br />

niet alleen <strong>de</strong> storten maar ook <strong>de</strong> vlakken met hun bezoek vereer<strong>de</strong>n. Gelukkig<br />

waren ook veel <strong>de</strong>tectoramateurs te goe<strong>de</strong>r trouw. Een <strong>de</strong>el werkte mee met het<br />

veldteam en lever<strong>de</strong> alle vondsten in. An<strong>de</strong>ren kwamen achteraf met grote collecties<br />

metaalvondsten langs, waardoor een goed beeld ontstond van <strong>de</strong> rijkdom van<br />

vondsten op <strong>de</strong> Rielerenk. De metaalvondsten van <strong>de</strong> <strong>de</strong>tectoramateurs, die meewerkten<br />

aan het on<strong>de</strong>rzoek, wer<strong>de</strong>n zoveel mogelijk gekoppeld aan <strong>de</strong> werkputten.<br />

Het grootste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> vondsten is afkomstig uit het <strong>stad</strong>safval dat op <strong>de</strong> Rielerenk<br />

werd gedumpt. Het kan dus wor<strong>de</strong>n gebruikt om <strong>de</strong> totstandkoming van het<br />

es<strong>de</strong>k te dateren. De metaal<strong>de</strong>tectoramateur Johan Koning te Leeuwar<strong>de</strong>n (DDA)<br />

coördineer<strong>de</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>terminatie van <strong>de</strong>ze objecten en vul<strong>de</strong> <strong>de</strong> database. Hij werd<br />

bijgestaan door: H.J.E. van Beuningen, K. Bot, W. van <strong>de</strong>n Brandhof, A. van Herwijnen,<br />

R. Holtman, K. Leenheer, R. Reijnen en J. Zijlstra. Deze <strong>de</strong>terminaties vorm<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

basis <strong>voor</strong> <strong>de</strong> catalogus.<br />

2.7 Historisch On<strong>de</strong>rzoek<br />

In <strong>de</strong> <strong>stad</strong>srekeningen van Deventer wer<strong>de</strong>n vanaf <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw <strong>de</strong> uitgaven en<br />

inkomsten van <strong>de</strong> <strong>stad</strong> bijgehou<strong>de</strong>n. Dirk Schütten nam <strong>de</strong> uitgegeven rekeningen<br />

door op zoek naar vermeldingen van <strong>de</strong> Rielerenk en/of <strong>de</strong> daar gelegen erven.<br />

Daarnaast on<strong>de</strong>rzocht hij <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> erven Warmboldink en Mensink<br />

aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> in het Stadsarchief en Atheneumbibliotheek beschikbare bronnen.<br />

Tot slot wer<strong>de</strong>n door Bart <strong>Vermeulen</strong> <strong>de</strong> kadastrale kaart van 1832 en <strong>de</strong> aanwijzen<strong>de</strong><br />

tabellen (OAT) bekeken.<br />

23


3 LANDSCHAP EN BODEM<br />

24<br />

3 LANDSCHAP EN BODEM 1 · THEO SPEK & BERT GROENEWOUDT<br />

3.1 Invloed van ijs, wind en water<br />

De Rielerenk ligt in het zui<strong>de</strong>lijke Jonge Dekzandlandschap van Salland. 2 Tij<strong>de</strong>ns een<br />

perio<strong>de</strong> van ijstij<strong>de</strong>n: het Pleistoceen, een geologische perio<strong>de</strong> tussen 2,5 miljoen en<br />

iets meer dan 10.000 jaar gele<strong>de</strong>n, is <strong>de</strong> basis van het huidige landschap gelegd op<br />

een miljoenen jaren oud fundament van vast gesteente en an<strong>de</strong>re geologische afzettingen.<br />

3 Het landschap van <strong>de</strong> Rielerenk is opgebouwd uit zand op een dieper<br />

aanwezig pakket pleistocene rivierafzettingen. Het zand bestaat uit twee pakketten<br />

met zandafzettingen die behoren tot <strong>de</strong> Formatie van Twente.<br />

Het on<strong>de</strong>rste en ou<strong>de</strong>re van <strong>de</strong>ze twee zandpakketten is gevormd tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>nfase<br />

van <strong>de</strong> Weichselien-ijstijd, tussen 55.000 en 13.000 jaar gele<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong>ze<br />

laatste ijstijd was Ne<strong>de</strong>rland niet be<strong>de</strong>kt met landijs. Dat was geduren<strong>de</strong> het Weichselien<br />

niet ver<strong>de</strong>r gekomen dan ongeveer ter hoogte van Hamburg. In <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>nfase<br />

van <strong>de</strong>ze ijstijd ken<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rland afwisselend een poolwoestijn- of een toendraklimaat<br />

en bijbehoren<strong>de</strong> landschapstypen. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze omstandighe<strong>de</strong>n ontstond<br />

een afzetting, bestaand uit sterk lemig en grindhou<strong>de</strong>nd zand. De afzetting is fluvioperiglaciaal,<br />

dat wil zeggen ontstaan door <strong>de</strong> werking van smeltwater, dat in <strong>de</strong><br />

zomers over het gebied stroom<strong>de</strong> en <strong>de</strong> sedimenten meedroeg en afzette. Omdat<br />

<strong>de</strong> afzetting weinig reliëf bezat, wordt aangenomen dat <strong>de</strong>ze na <strong>de</strong>positie door<br />

erosie weer werd afgevlakt. Op een paar plekken in <strong>de</strong> noordwestelijke hoek van<br />

het on<strong>de</strong>rzoeksgebied zijn geulen ingesne<strong>de</strong>n in het zandpakket door snelstromend<br />

smeltwater, dat ook concentraties grind achterliet.<br />

Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> laatste fase van het Weichselien, ongeveer 13.000 tot ruim 10.000 jaar<br />

gele<strong>de</strong>n, is een pakket zogenaamd Jong Dekzand ontstaan op <strong>de</strong> door smeltwater<br />

gevorm<strong>de</strong> zandafzetting. Deze afzetting is eolisch, dat wil zeggen gevormd door <strong>de</strong><br />

werking van wind, die zand meevoer<strong>de</strong> en el<strong>de</strong>rs <strong>de</strong>poneer<strong>de</strong>. Het zand van <strong>de</strong>ze<br />

afzetting is leemarm tot zwak-lemig. Het resultaat van <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>positie door <strong>de</strong> wind<br />

was een sterk golvend zandpakket met zich dui<strong>de</strong>lijk aftekenen<strong>de</strong> hogere en lagere<br />

<strong>de</strong>len. Het is dit Jonge Dekzand dat het natuurlijke landschap zijn <strong>de</strong>finitieve vorm<br />

en het oorspronkelijke reliëf gaf, waar mensen vervolgens door bewoning en agrarisch<br />

gebruik hun invloed tot in <strong>de</strong> huidige tijd op zou<strong>de</strong>n gaan uitoefenen.<br />

Omdat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rste van <strong>de</strong> twee zandpakketten sterk lemig was, kon regenwater<br />

moeilijk door <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m sijpelen. Het regenwater vloei<strong>de</strong> daarom door het bovenste<br />

veel min<strong>de</strong>r lemige zandpakket naar <strong>de</strong> laagste <strong>de</strong>len. Het liep zijwaarts over <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> slecht doorlaatbare lemige zandlaag weg. In <strong>de</strong> laagste <strong>de</strong>len bleef het<br />

lang genoeg staan om beperkte veenvorming op gang te brengen. Op vijf plekken in<br />

het on<strong>de</strong>rzoeksgebied zijn veenlagen of moerige gron<strong>de</strong>n aangetroffen. Minstens<br />

twee van <strong>de</strong>ze plekken waren zeker tot in <strong>de</strong> 20 ste eeuw open water, wat door<br />

buurtbewoners werd bevestigd. In <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> na 1945 zijn <strong>de</strong>ze twee vennetjes<br />

gebruikt als vuilstort en aan het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> 20 ste eeuw dichtgeschoven. Dat is vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1965-1980 gebeurd. Streepjesco<strong>de</strong>s en ingrediëntenlijst<br />

ontbreken op <strong>de</strong> plastic verpakkingen die in <strong>de</strong> vulling van <strong>de</strong> vennetjes wer<strong>de</strong>n<br />

aangetroffen.<br />

Hoewel <strong>de</strong> IJssel tegenwoordig slechts een paar kilometer ten westen van <strong>de</strong> Rielerenk<br />

stroomt en <strong>de</strong> Douweler Kolk, een afgesne<strong>de</strong>n mean<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse<br />

IJssel, maar een paar hon<strong>de</strong>rd meter ten oosten van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied<br />

ligt, heeft <strong>de</strong> rivier geen echte invloed uitgeoefend op <strong>de</strong> vorming van het huidige<br />

1<br />

Deze tekst is een bewerking door <strong>de</strong> redactie van het bo<strong>de</strong>mkundig rapport opgesteld door Theo Spek en Bert<br />

Groenewoudt naar aanleiding van het veldwerk in <strong>de</strong> zomer van 2002: Spek & Groenewoudt, 2002.<br />

2<br />

Spek, Zeiler & Raap, 1996, 9-45.<br />

3<br />

Rappol, 1993, 17-100.


landschap. Indien dat wel het geval zou zijn geweest, was rivierduinzand of komklei<br />

afgezet. Geduren<strong>de</strong> het on<strong>de</strong>rzoek wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze laatstgenoem<strong>de</strong> sedimenten echter<br />

niet vastgesteld in het on<strong>de</strong>rzoeksgebied. Op <strong>de</strong> waterhuishouding in het gebied zal<br />

<strong>de</strong> IJssel echter zeker invloed hebben gehad.<br />

Ook tegenwoordig is water een belangrijke factor in het gebied. In <strong>de</strong> natte seizoenen<br />

staan <strong>de</strong> lagere <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> Rielerenk vrij snel blank. Het lemige zand in <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rgrond maakt <strong>de</strong> afvoer van het water moeilijk. Het drassige karakter heeft<br />

ook het archeologisch on<strong>de</strong>rzoek bemoeilijkt. In het hele on<strong>de</strong>rzoeksgebied zijn<br />

zeer veel sporen van sloten aangetroffen, meer dan te verwachten indien <strong>de</strong> sloten<br />

enkel <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verkaveling waren gegraven (afb. 5.18, pag. 73). Blijkbaar bestond een<br />

grote behoefte aan afwatering. Een an<strong>de</strong>re bevestiging van het natte karakter van<br />

het landschap kwam naar voren bij het couperen en afwerken van <strong>de</strong> grondsporen.<br />

In veel gevallen liepen <strong>de</strong> diepere coupes snel vol met grondwater. Dat was <strong>voor</strong>al<br />

bij vindplaats 8 een probleem. Op <strong>de</strong> diepte waar het grondwater zich manifesteer<strong>de</strong>,<br />

verschenen tevens <strong>de</strong> eerste tekenen van reductie. Het zand is in een reductiezone<br />

niet geel of een aanverwante kleur, maar grijs tot grijs-blauw (afb. 3.1,<br />

pag. 66). Door <strong>de</strong> permanente verzadiging met water heeft het zand bij gebrek aan<br />

zuurstof niet tot <strong>de</strong> gebruikelijke geeltinten kunnen oxi<strong>de</strong>ren.<br />

3.2 De bo<strong>de</strong>mtypes in het on<strong>de</strong>rzoeksgebied<br />

De landschappelijke elementen op <strong>de</strong> Rielerenk zijn <strong>de</strong>kzandruggen en <strong>de</strong>kzandlaagten.<br />

De ruggen kunnen in hoge, mid<strong>de</strong>lhoge en lage <strong>de</strong>kzandruggen wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n.<br />

Door <strong>de</strong> inwerking van flora en fauna, zoals wortels van planten en<br />

graafactiviteiten van dieren als insecten, mollen en wormen en het water, heeft in<br />

het zand bo<strong>de</strong>mvorming plaatsgevon<strong>de</strong>n (afb. 3.3). De bovenste laag op <strong>de</strong> Rielerenk<br />

is over het algemeen sterk humeus door het organische materiaal dat planten en<br />

dieren op en in <strong>de</strong> grond hebben achter gelaten. Dieper in <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m heeft verbruining<br />

van het zand plaats gevon<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> verwering. Door <strong>de</strong>ze 'afbraak' van <strong>de</strong><br />

in het zand aanwezige mineralen en door <strong>de</strong> uitspoeling van stoffen door het doorsijpelen<strong>de</strong><br />

water is een podzolbo<strong>de</strong>m ontstaan. Zo is het ijzer uit <strong>de</strong> bovenste lagen<br />

van <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m opgelost op on<strong>de</strong>r invloed van het door het zand zakken<strong>de</strong> water en<br />

is het ijzer dieper in <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m weer afgezet in <strong>de</strong> vorm van roest, waardoor er<br />

roodbruine tot oranje vlekken of zelfs hele roestige lagen zoals oerbanken zijn<br />

ontstaan (afb. 3.4, pag. 66). De directe werking van flora en fauna bestond uit het<br />

vermengen van het materiaal door wortelwerking en graafactiviteiten. Hierdoor is<br />

<strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m beter doorlaatbaar gewor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> water en lucht.<br />

Op <strong>de</strong> hoge <strong>de</strong>kzandruggen zijn mo<strong>de</strong>rpodzolgron<strong>de</strong>n aanwezig. Mo<strong>de</strong>rpodzolen,<br />

vroeger wegens het algemene kleurbeeld 'bruine bosgron<strong>de</strong>n' genoemd, zijn ontstaan<br />

op hogere zandgron<strong>de</strong>n waar als natuurlijke vegetatie bos gestaan heeft. Op<br />

<strong>de</strong> Rielerenk stond vermoe<strong>de</strong>lijk een eik-lin<strong>de</strong>nbos of eiken-berkenbos. De mid<strong>de</strong>lhoge<br />

<strong>de</strong>kzandruggen, die wat vegetatie betreft lijken op <strong>de</strong> hoge <strong>de</strong>kzandruggen,<br />

hebben een gecombineerd bo<strong>de</strong>mtype. Bovenin <strong>de</strong> stratigrafie, <strong>de</strong> gelaagdheid, is net<br />

als op <strong>de</strong> hoge <strong>de</strong>kzandruggen een mo<strong>de</strong>rpodzol gevormd, maar dieper (50-70 cm)<br />

waren oranje vlekken te zien. Het op <strong>de</strong> diepere lemige zandlaag stagneren<strong>de</strong> water<br />

heeft ijzeroxi<strong>de</strong> achter gelaten, letterlijk roest. De lage <strong>de</strong>kzandruggen echter hebben<br />

een dik veldpodzol, herkenbaar aan donkere humeuze grond bovenin, gevolgd<br />

door een bleke grijze laag, waar stoffen zijn uitgespoeld, en daar weer on<strong>de</strong>r een<br />

bruine laag, waar <strong>de</strong> uitgespoel<strong>de</strong> stoffen zijn afgezet. Ook op <strong>de</strong>ze bo<strong>de</strong>m stond<br />

25


26<br />

ooit bos, al zal het een natter bos zijn geweest dan op <strong>de</strong> hogere gebieds<strong>de</strong>len.<br />

De <strong>de</strong>kzandlaagten om <strong>de</strong> <strong>de</strong>kzandruggen heen, die zijn opgebouwd uit sterk lemig<br />

zand, hebben een dunne veldpodzol. Hoewel hier eveneens bos zal hebben gestaan,<br />

was het <strong>de</strong>rmate nat dat <strong>de</strong>els moerige, bijna venige, bo<strong>de</strong>ms zijn ontwikkeld. De<br />

dalvormige laagten bezitten geen podzol, maar bestaan uit gooreerdgron<strong>de</strong>n: een<br />

zwarte sterk humeuze laag bovengrond op bleke geelgrijze on<strong>de</strong>rgrond. Inwerking<br />

van smeltwater, dat het zand wegspoel<strong>de</strong>, heeft op <strong>de</strong>ze plaatsen grindconcentraties<br />

veroorzaakt. Op <strong>de</strong>ze bo<strong>de</strong>m groei<strong>de</strong> een zogenaamd broekbos met elzen en berken.<br />

De laagste <strong>de</strong>len van het gebied, <strong>de</strong> komvormige laagten, bezaten geen mogelijkheid<br />

het water af te voeren wat zelfs tot enige veenvorming leid<strong>de</strong>. Deels bleef<br />

dit open stilstaand water in <strong>de</strong> vorm van vennen bestaan.<br />

Het gevarieer<strong>de</strong> boslandschap werd vanaf <strong>de</strong> late prehistorie door menselijke invloed<br />

in <strong>de</strong> eerste instantie omgevormd tot een zogenaamd parklandschap, een<br />

relatief open bosgebied. In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> tijd zal het ver<strong>de</strong>r naar hei<strong>de</strong>- en graslan<strong>de</strong>n<br />

zijn veran<strong>de</strong>rd, waar in <strong>de</strong> lagere <strong>de</strong>len gras en zegge groei<strong>de</strong>n. Deze gebie<strong>de</strong>n<br />

wer<strong>de</strong>n gebruikt als woeste grond. Toen <strong>de</strong> Rielerenk in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen en direct<br />

daarna echt als landbouwgebied in gebruik werd genomen, nam <strong>de</strong> omvorming naar<br />

wei<strong>de</strong>- en akkerland een aanvang.<br />

3.3 De vorming van het es<strong>de</strong>k<br />

Doordat op <strong>de</strong> Rielerenk bij <strong>de</strong> ontginning en tij<strong>de</strong>ns gebruik als landbouwgebied<br />

allerlei meststoffen en grond ter verbetering wer<strong>de</strong>n aangebracht, is op <strong>de</strong> natuurlijke<br />

on<strong>de</strong>rgrond een cultuur<strong>de</strong>k ontstaan, <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> 'zwarte grond'. De lagere <strong>de</strong>len<br />

wer<strong>de</strong>n langzaam opgevuld met es<strong>de</strong>k, waardoor het natuurlijke reliëf afvlakte.<br />

Sinds <strong>de</strong> grootschalige landbouwmechanisatie is <strong>de</strong> Rielerenk met mo<strong>de</strong>rne machines<br />

bewerkt en vlakte reliëf nog ver<strong>de</strong>r af. Zo is er in <strong>de</strong> landschappelijke geschie<strong>de</strong>nis<br />

van <strong>de</strong> Rielerenk een algemene ten<strong>de</strong>ns tot afnemen<strong>de</strong> variatie waar te nemen.<br />

In hoeverre bij het opwerpen van het es<strong>de</strong>k gebruik werd gemaakt van plaggen en<br />

grond van el<strong>de</strong>rs, is moeilijk te zeggen. De profielen toon<strong>de</strong>n ten aanzien van <strong>de</strong><br />

samenstelling van het es<strong>de</strong>k een vrij uniform beeld. Het es<strong>de</strong>k was vrij donker en<br />

bevatte een grote organische component. De meer grijze lagen in het es<strong>de</strong>k, die bij<br />

Afb. 3.3<br />

Voorbeeld van een bo<strong>de</strong>m.


plaggenbemesting ontston<strong>de</strong>n, zijn op <strong>de</strong> Rielerenk geduren<strong>de</strong> het on<strong>de</strong>rzoek nergens<br />

waargenomen. Toch is het aannemelijk, dat ook an<strong>de</strong>r materiaal dan alleen <strong>de</strong><br />

<strong>stad</strong>sdrek werd toegepast. Het on<strong>de</strong>rzochte <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Rielerenk is ongeveer 11<br />

hectare of 110.000 m 2 groot. Bij een <strong>voor</strong>zichtige schatting, uitgaan<strong>de</strong> van een<br />

gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> dikte van het es<strong>de</strong>k van 50 cm, zou dat betekenen dat minimaal 55.000<br />

m 3 <strong>stad</strong>sdrek naar het on<strong>de</strong>rzochte <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Rielerenk moet zijn vervoerd. De<br />

werkelijke hoeveelheid moet groter zijn, gezien <strong>de</strong> afnamefactor van <strong>de</strong> organische<br />

bestand<strong>de</strong>len. De aanvoer van <strong>de</strong>rgelijke hoeveelhe<strong>de</strong>n is gezien <strong>de</strong> tijdspanne van<br />

<strong>de</strong> storting zeker mogelijk. Een storting met alleen <strong>stad</strong>sdrek zou echter slecht<br />

zuurstof- en waterdoorlaten<strong>de</strong>, kwalitatief min<strong>de</strong>re landbouwgrond, opleveren. Het<br />

is daarom waarschijnlijk, dat bijmenging van plaggen, bosstrooisel of grond aan <strong>de</strong><br />

drek is toegevoegd om <strong>de</strong> kwaliteit verbeteren.<br />

Het on<strong>de</strong>rzoek toon<strong>de</strong> aan, dat <strong>de</strong> Rielerenk geen klassiek gevorm<strong>de</strong> es was. Gewoonlijk<br />

bestaat <strong>de</strong> natuurlijke on<strong>de</strong>rgrond uit een drogere, behoorlijke grote en<br />

hoge <strong>de</strong>kzandrug. In het on<strong>de</strong>rzochte <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Rielerenk bevond zich uitsluitend<br />

aan <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke rand (<strong>de</strong> flank) van het gebied een 'echte' <strong>de</strong>kzandrug. Ver<strong>de</strong>r lagen<br />

in het on<strong>de</strong>rzochte <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Rielerenk uitsluitend kleinere en relatief lagere<br />

<strong>de</strong>kzandafzettingen. De waterhuishouding was ook natter dan gebruikelijk. El<strong>de</strong>rs in<br />

<strong>de</strong> gemeente Deventer, ten westen van Colmschate nabij <strong>de</strong> kruising Siemelinksweg-<br />

Holterweg, werd bij eer<strong>de</strong>r archeologisch on<strong>de</strong>rzoek ook vastgesteld, dat op relatief<br />

lage en natte afzettingen toch een cultuur<strong>de</strong>k is ontstaan.<br />

De bo<strong>de</strong>mprofielen bij het on<strong>de</strong>rzoek doen vermoe<strong>de</strong>n, dat in <strong>de</strong> laatste <strong>de</strong>cennia<br />

sterk is geëgaliseerd. De dikte van het es<strong>de</strong>k liep van manshoog in het zui<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>el<br />

van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied tot niet meer dan een dunne bouw<strong>voor</strong> nabij vindplaats<br />

4 bij <strong>de</strong> knik in het Mensinkdijkje (afb. 2.6, pag. 20). De combinatie van een natuurlijk<br />

on<strong>de</strong>rliggend reliëf met <strong>de</strong> egalisatie heeft dit verschil veroorzaakt.<br />

Afb. 3.5<br />

De uitvoering van het bo<strong>de</strong>mkundig on<strong>de</strong>rzoek door Theo Spek en Bert Groenewoudt.<br />

27


4 DE PREHISTORIE VAN DE RIELERENK<br />

28<br />

4 DE PREHISTORIE VAN DE RIELERENK1 · IVO HERMSEN &<br />

NORBERT EELTINK<br />

Al in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n steentijd, omstreeks 5600 v. Chr., betra<strong>de</strong>n mensen het gebied dat<br />

nu <strong>de</strong> Rielerenk heet. Op dat moment was op en in <strong>de</strong> omgeving van <strong>de</strong> Rielerenk,<br />

<strong>voor</strong>al op <strong>de</strong> hogere <strong>de</strong>len, veel bos aanwezig. Het noord<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Rielerenk,<br />

waarvan een groot stuk is on<strong>de</strong>rzocht, lag vrij laag en was <strong>de</strong>els erg drassig. Vooral<br />

in natte perio<strong>de</strong>n zullen hier vennetjes zijn ontstaan. In <strong>de</strong> steentijd vorm<strong>de</strong> het<br />

overgangsgebied tussen <strong>de</strong> hogere <strong>de</strong>kzandrug gelegen in het zui<strong>de</strong>n van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied<br />

en <strong>de</strong> lagere <strong>de</strong>len van het landschap ten noor<strong>de</strong>n hiervan een aantrekkelijke<br />

vestigingslocatie. Juist in <strong>de</strong>ze overgangszone van hoog naar laag land<br />

kwam een grote variatie aan planten, struiken en bomen <strong>voor</strong> en hiel<strong>de</strong>n zich veel<br />

verschillen<strong>de</strong> soorten dieren op. Hiervan wisten <strong>de</strong> jagers, vissers en verzamelaars<br />

uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n steentijd te profiteren. In dit soort omgevingen waren veel voedingsmid<strong>de</strong>len<br />

en grondstoffen <strong>voor</strong> het vervaardigen van kleding, gereedschappen<br />

en het bouwen van hutten en <strong>de</strong>rgelijke te vin<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> latere prehistorie, toen <strong>de</strong><br />

mens niet langer op zoek naar voedsel en an<strong>de</strong>re zaken door het landschap trok,<br />

maar een boerenbestaan leid<strong>de</strong>, was het gunstiger om een hoger en droger gelegen<br />

vestigingsplaats uit te kiezen om een huis te bouwen en akkers aan te leggen. Deze<br />

hogere gron<strong>de</strong>n lagen on<strong>de</strong>r meer vlak ten zui<strong>de</strong>n en ten westen van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied.<br />

In <strong>de</strong> bronstijd (2000-800 v. Chr.) en <strong>de</strong> ijzertijd (800-12 v. Chr.) was<br />

het on<strong>de</strong>rzochte ge<strong>de</strong>elte van <strong>de</strong> Rielerenk een marginaal gebied. 2<br />

4.1 Een kuil van een kampplaats uit <strong>de</strong> late fase van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n steentijd<br />

(vindplaats 9)<br />

Tij<strong>de</strong>ns het proefsleuven on<strong>de</strong>rzoek werd in werkput 50 langs <strong>de</strong> zuidrand van het<br />

on<strong>de</strong>rzoeksgebied een ron<strong>de</strong> kuil met een doorsne<strong>de</strong> van circa 1 m en een diepte<br />

van circa 0,5 m aangetroffen. 3 Deze kuil met een tamelijk vlakke bo<strong>de</strong>m en verticale<br />

wand bevatte geen vondsten (afb. 4.1, pag. 68). De dui<strong>de</strong>lijk uitgespoel<strong>de</strong> en<br />

behoorlijk gehomogeniseer<strong>de</strong> lichtgrijs getinte vulling –het zand was bleek door het<br />

doorsijpelen<strong>de</strong> water en egaal van kleur door vermenging– paste het beste bij een<br />

prehistorische datering. Op grond van vormgelijkenis met prehistorische <strong>voor</strong>raadkuilen<br />

die on<strong>de</strong>r meer uit Colmschate bekend waren en gezien <strong>de</strong> ligging van dit<br />

spoor op geringe afstand van <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r opgegraven kuilen uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n bronstijd,<br />

werd in eerste instantie vermoed dat <strong>de</strong>ze kuil uit <strong>de</strong> bronstijd dateer<strong>de</strong>. 4 Verspreid<br />

in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rste helft van <strong>de</strong> kuil wer<strong>de</strong>n vrij veel brokjes houtskool gevon<strong>de</strong>n.<br />

Dit werd bemonsterd <strong>voor</strong> 14 C-on<strong>de</strong>rzoek. Dit on<strong>de</strong>rzoek werd uitgevoerd<br />

door het Centrum <strong>voor</strong> Isotopenon<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> Rijksuniversiteit Groningen en<br />

toon<strong>de</strong> aan dat <strong>de</strong>ze kuil werd gegraven tussen 57<strong>21</strong> en 5567 v. Chr., veel vroeger<br />

dus dan in eerste instantie werd gedacht. 5 Dit tijdvak valt in <strong>de</strong> late fase van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n<br />

steentijd, het laat mesolithicum (6450-4900 v. Chr.).<br />

Kuilen uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n steentijd van dit type, met rechte wan<strong>de</strong>n en houtskool in <strong>de</strong><br />

vulling, wor<strong>de</strong>n meestal geïnterpreteerd als haardkuilen. In <strong>de</strong>ze kuilen kon op zeer<br />

effectieve en efficiënte wijze voedsel wor<strong>de</strong>n bereid <strong>voor</strong> directe consumptie en<br />

om het langer te bewaren. Op <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m van dit soort kuilen werd een flink vuur<br />

gestookt. Na verloop van tijd wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> te verwerken voedingsmid<strong>de</strong>len, zoals<br />

vlees, vis, noten of an<strong>de</strong>re dierlijke of plantaardige producten, –al dan niet verpakt<br />

in bla<strong>de</strong>ren– op of boven <strong>de</strong> gloeien<strong>de</strong> houtskool gelegd dan wel gehangen. In<br />

<strong>de</strong>rgelijke relatief diepe kuilen kon <strong>de</strong> warmte lange tijd wor<strong>de</strong>n vastgehou<strong>de</strong>n. 6 In<br />

1<br />

Norbert Eeltink heeft <strong>de</strong> vondsten uit <strong>de</strong> steentijd ge<strong>de</strong>termineerd, Ivo Hermsen het vondstmateriaal uit <strong>de</strong> bronstijd en<br />

ijzertijd.<br />

2<br />

<strong>Bartels</strong> & Eeltink, 2003.<br />

3<br />

S 50-34.<br />

4<br />

Hermsen, 2003, 10-12.<br />

514<br />

C-analyseco<strong>de</strong>: GrN-28786, resultaat: 6760 ± 40 BP.<br />

6<br />

Groenendijk, 1987.


dit geval werd slechts een enkele haardkuil uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n steentijd aangetroffen,<br />

maar van vindplaatsen el<strong>de</strong>rs is bekend, dat ze vaak in clusters <strong>voor</strong>komen. Zo is in<br />

Epse-Noord een groep van meer dan 60 haardkuilen opgegraven en lagen ook in <strong>de</strong><br />

Driebergenbuurt in Deventer meer<strong>de</strong>re haardkuilen bij elkaar. 7 De haardkuil in het<br />

on<strong>de</strong>rzoeksgebied bevond zich precies op <strong>de</strong> rand van <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijker gelegen grote<br />

<strong>de</strong>kzandrug. Het is aan te nemen, dat op <strong>de</strong>ze hoge plaats in het landschap meer<br />

resten van bewoning uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n steentijd aanwezig zijn geweest en wellicht nog<br />

steeds zijn.<br />

Gezien <strong>de</strong> aangetroffen haardkuil hebben jager-verzamelaars in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n steentijd<br />

enige tijd op <strong>de</strong> Rielerenk gekampeerd. Het is op grond van <strong>de</strong>ze ene kuilvondst<br />

moeilijk te zeggen of dit verblijf van korte of lange duur is geweest en of dit verblijf<br />

<strong>de</strong>el uitmaakte van een patroon van regelmatige terugkeer naar dit gebied.<br />

Vanwege het ontbreken van begelei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> vuursteenvondsten valt <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze vindplaats<br />

als eerste te <strong>de</strong>nken aan een kortstondig, misschien maar één of enkele<br />

dagen, bewoon<strong>de</strong> kleine kampplaats. Van hieruit kan in <strong>de</strong> omgeving op wild zijn<br />

gejaagd of voedsel zijn verzameld, waarna het groepje mensen weer ver<strong>de</strong>r trok<br />

door het landschap.<br />

4.2 Vondsten uit <strong>de</strong> steentijd<br />

Van <strong>de</strong> in totaal acht stukken vuursteen die tij<strong>de</strong>ns het on<strong>de</strong>rzoek wer<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n,<br />

vertoont één stuk dui<strong>de</strong>lijke sporen en één stuk mogelijk sporen van menselijke<br />

bewerking. Twee zijn te beschouwen als <strong>de</strong>len van knollen en <strong>de</strong> overige vier<br />

vuurstenen als gewone zwerfsteentjes. Zeven van <strong>de</strong>ze vuursteenvondsten wer<strong>de</strong>n<br />

bij het aanleggen van proefsleuven en werkputten met <strong>de</strong> graafmachine aangetroffen<br />

in <strong>de</strong> bovengrond. Eén stuk vuursteen was een oppervlaktevondst. Doordat<br />

geen van <strong>de</strong>ze vuursteenvondsten in een grondspoor is gevon<strong>de</strong>n, zijn <strong>de</strong>ze niet<br />

zon<strong>de</strong>r meer te koppelen aan prehistorische bewoning ter plaatse. De kans is zelfs<br />

groot, dat <strong>de</strong>ze vondsten met het opbrengen van mest van buiten het opgegraven<br />

gebied op <strong>de</strong> Rielerenk terecht zijn gekomen.<br />

Eén stuk vuursteen is met zekerheid aan <strong>de</strong> prehistorie toe te wijzen. Hoogstwaarschijnlijk<br />

dateert dit stuk uit het laatste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> steentijd, het laat<br />

paleolithicum (circa 12.000-8800 v. Chr.) of uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n steentijd, het mesolithicum<br />

(8800-4900 v. Chr.). Het is een <strong>de</strong>el van een kling (afb. 4.2). Klingen zijn<br />

lemmetvormige stukken vuursteen met twee ongeveer parallelle zij<strong>de</strong>n, die minimaal<br />

twee keer zo lang als breed zijn. Klingen wer<strong>de</strong>n met grote vaardigheid van<br />

vuursteenknollen afgeslagen en wer<strong>de</strong>n vaak ver<strong>de</strong>r bewerkt tot specifieke werktuigen,<br />

die in een handgreep van hout, been of gewei kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n gevat.<br />

Eén klein fragment vuursteen is mogelijk te beschouwen als een afslag. Een afslag is<br />

een met een steen of een an<strong>de</strong>r werktuig van een groter stuk vuursteen afgeslagen<br />

'schilfer'. Afslagen kunnen ontstaan als afval, maar ook als bewuste tussenproducten<br />

bij vuursteenbewerking, bij<strong>voor</strong>beeld bij het maken van vuurstenen werktuigen of<br />

halffabricaten. Deze vondst kan zowel uit <strong>de</strong> steentijd als uit <strong>de</strong> bronstijd dateren.<br />

Afb. 4.2<br />

Fragment van een vuurstenen kling uit het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> steentijd of<br />

<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n steentijd, gevon<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> Rielerenk.<br />

7 Hermsen, 2006 en <strong>Bartels</strong>, Klomp & Hermsen, 2001.<br />

29


30<br />

Twee aangetroffen stukken vuursteen zijn <strong>de</strong>len van kleine vuursteenknollen waarop<br />

<strong>de</strong> cortex nog aanwezig is. Cortex is een dunne buitenlaag van het oorspronkelijke,<br />

meestal kalkrijke zachte gesteente waar <strong>de</strong> vuursteenknollen in zijn ontstaan.<br />

In Oost-Ne<strong>de</strong>rland zijn vuursteenknollen van dit kaliber in grote hoeveelhe<strong>de</strong>n aan<br />

te treffen, <strong>voor</strong>al in stuwwallen zoals die van <strong>de</strong> Sallandse Heuvelrug. De daarin aanwezige<br />

vuursteen is in <strong>de</strong> één na laatste ijstijd, <strong>de</strong> Saale-ijstijd, door gletsjers aangevoerd<br />

vanuit Scandinavië en is daardoor fragmentair, <strong>de</strong>els kapotgevroren, en gesleten.<br />

De twee <strong>de</strong>len van vuursteenknollen moeten door menselijk han<strong>de</strong>len op <strong>de</strong><br />

Rielerenk zijn terechtgekomen. Hoe en wanneer is moeilijk te zeggen. Het kunnen<br />

artefacten uit <strong>de</strong> prehistorie zijn, maar in <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw en daarna werd ook vuursteen<br />

gebruikt. Bij<strong>voor</strong>beeld om ‘ketsen’ van te maken, <strong>de</strong> vuurstenen wiggen die<br />

on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el waren van het ontstekingsmechanisme van pistolen en musketten (een<br />

vuursteenslot of een tandradslot). Ook is vuursteen lange tijd gebruikt in combinatie<br />

met een metalen vuurslag om vonken en daarmee vuur te produceren. Ook<br />

<strong>voor</strong> dat doel kunnen <strong>de</strong> knollen dus zijn aangevoerd. Ver<strong>de</strong>r is het goed mogelijk,<br />

dat <strong>de</strong> knollen, net als <strong>de</strong> vuursteen fragmenten, met mest, plaggen of <strong>stad</strong>sdrek van<br />

el<strong>de</strong>rs zijn meegekomen. Als <strong>de</strong> knollen via plaggenmateriaal op <strong>de</strong> Rielerenk terecht<br />

zijn gekomen, zou dat kunnen wijzen op een nog onbeken<strong>de</strong> archeologische<br />

vindplaats in <strong>de</strong> omgeving. Een vindplaats met dui<strong>de</strong>lijke concentraties vuursteen uit<br />

<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n steentijd is on<strong>de</strong>re an<strong>de</strong>re ont<strong>de</strong>kt aan <strong>de</strong> Oerdijk ten oosten van<br />

Schalkhaar. 8 Ook uit het nabij gelegen archeologisch rijke gebied rond Colmschate<br />

zijn drie vuursteenvindplaatsen bekend. 9<br />

Uit <strong>de</strong> jonge steentijd, het Neolithicum (4900-2000 v. Chr.), zijn op <strong>de</strong> Rielerenk<br />

geen grondsporen of vondsten aangetroffen.<br />

8<br />

ARCHIS-meldingsnummer 45620.<br />

9<br />

Verlin<strong>de</strong>, 2000, 12.<br />

Afb. 4.3<br />

Tekening van het opgravingsvlak on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

Nico Bolkesteinlaan met sporen uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n<br />

bronstijd (genummerd) en een recente<br />

verstoring (R).


4.3 Ne<strong>de</strong>rzettingssporen uit <strong>de</strong> bronstijd (vindplaats 2)<br />

De mid<strong>de</strong>n bronstijd (1800-1100 v. Chr.) is na <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n steentijd <strong>de</strong> eerstvolgen<strong>de</strong><br />

perio<strong>de</strong> die op <strong>de</strong> Rielerenk aantoonbaar sporen én vondsten heeft nagelaten. In<br />

1998 werd <strong>de</strong> huidige Nico Bolkesteinlaan aangelegd in verband met het te bouwen<br />

ziekenhuis en <strong>de</strong> nieuwbouwwijk De Vijfhoek. In het cunet van <strong>de</strong>ze weg werd verspreid<br />

over een oppervlak van 120 m 2 een cluster grondsporen uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n bronstijd<br />

ont<strong>de</strong>kt en on<strong>de</strong>rzocht. 10 (afb. 4.3) Dit sporencluster bestond uit drie grote<br />

afvalkuilen, waarvan mogelijk enkele oorspronkelijk in gebruik waren als <strong>voor</strong>raadkuil,<br />

één kleinere afvalkuil en een haardkuil (afb. 4.4). Ver<strong>de</strong>r waren nog een paar<br />

vondstloze (paal)kuilen aanwezig, die niet aan een specifieke prehistorische perio<strong>de</strong><br />

waren toe te schrijven. Vlakbij <strong>de</strong>ze groep grondsporen, die werd doorsne<strong>de</strong>n door<br />

een recente verstoring, werd later nog een afvalkuil ont<strong>de</strong>kt. Normaliter zou<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong>ze sporen, die zich in het ongeroer<strong>de</strong> gele zand bevon<strong>de</strong>n, beschouwd mogen<br />

wor<strong>de</strong>n als kuilen die zijn gegraven aan <strong>de</strong> rand van een boerenerf. Dit zou betekenen<br />

dat aan <strong>de</strong> noord-, west- of zuidkant op <strong>de</strong> <strong>de</strong>kzandhoogte binnen een straal<br />

van min<strong>de</strong>r dan 50 m <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij mag wor<strong>de</strong>n verwacht. Waarnemingen<br />

in eer<strong>de</strong>re opgravingen manen echter tot enige <strong>voor</strong>zichtigheid bij het<br />

interpreteren van dit soort groepjes kuilen. In <strong>de</strong> omgeving is namelijk op verschillen<strong>de</strong><br />

plaatsen, zoals op <strong>de</strong> Colmschater Enk en aan <strong>de</strong> Oxersteeg in Sworminkslan<strong>de</strong>n,<br />

een patroon vastgesteld van een geïsoleerd cluster kuilen uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n<br />

bronstijd, zon<strong>de</strong>r dat daarbij paalsporen van gebouwen of an<strong>de</strong>re soorten ne<strong>de</strong>rzettingssporen<br />

<strong>voor</strong>kwamen. 11<br />

Afb. 4.4<br />

Coupetekeningen van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Nico Bolkesteinlaan opgegraven kuilen uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n bronstijd.<br />

10 Groothed<strong>de</strong>, 1998.<br />

11 Verlin<strong>de</strong>, 2000, 41-42.<br />

Direct boven <strong>de</strong> sporen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> huidige Nico Bolkesteinlaan lag een 25 cm dikke<br />

ou<strong>de</strong> akkerlaag, ontstaan uit een geroer<strong>de</strong> veldpodzol. Het bovenste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong><br />

stratigrafie bestond op <strong>de</strong>ze plaats uit een 70 cm dik es<strong>de</strong>k. Tij<strong>de</strong>ns het on<strong>de</strong>rzoek<br />

van 2002 en 2003 werd langs <strong>de</strong> noordkant van <strong>de</strong> Nico Bolkesteinlaan geen intacte<br />

ou<strong>de</strong> prehistorische akkerlaag waargenomen. Zodoen<strong>de</strong> markeert <strong>de</strong>ze zone waar-<br />

31


32<br />

schijnlijk ongeveer <strong>de</strong> zuidgrens van het prehistorische akkergebied, dat zich ver<strong>de</strong>r<br />

uitstrekte over <strong>de</strong> <strong>de</strong>kzandrug ten zui<strong>de</strong>n van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied. Daar was al<br />

van nature sprake van goe<strong>de</strong> akkerbouwomstandighe<strong>de</strong>n. Ook bij een booron<strong>de</strong>rzoek<br />

op het iets westelijker gelegen terrein van het psychiatrisch ziekenhuis Brinkgreven<br />

werd <strong>de</strong> aanwezigheid van een ou<strong>de</strong> akkerlaag vastgesteld. 12<br />

4.4 Vondsten uit <strong>de</strong> bronstijd<br />

In <strong>de</strong> hierboven genoem<strong>de</strong> afvalkuilen uit <strong>de</strong> bronstijd werd relatief veel aar<strong>de</strong>werk<br />

en verkoold plantaardig materiaal gevon<strong>de</strong>n. De licht- en donkerbruine scherven<br />

zijn afkomstig van broos tot zeer broos, overwegend dikwandig handgevormd aar<strong>de</strong>werk<br />

dat gemagerd is met kwartsiet. ‘Gemagerd’ wil zeggen, dat aan <strong>de</strong> pottenbakkersklei<br />

een materiaal werd toegevoegd om te <strong>voor</strong>komen, dat het aar<strong>de</strong>werk<br />

door het optre<strong>de</strong>n van interne spanningen tij<strong>de</strong>ns het bakken en gebruik snel zou<br />

barsten. Uit <strong>de</strong> scherven zijn meer<strong>de</strong>re potten met een eenvoudige tonvorm, een<br />

platte bo<strong>de</strong>m en een rechte of iets schuin naar buiten staan<strong>de</strong> rand te reconstrueren.<br />

In een enkel geval is een rij nagelindrukken on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> rand aanwezig. Dit<br />

aar<strong>de</strong>werk is karakteristiek <strong>voor</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n bronstijd, tussen<br />

1500 en 1100 v. Chr.<br />

In het archeobotanische laboratorium van <strong>de</strong> Rijksdienst <strong>voor</strong> het Oudheidkundig<br />

Bo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek (ROB) te Amersfoort wer<strong>de</strong>n monsters uit <strong>de</strong> vulling van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n<br />

bronstijd kuilen on<strong>de</strong>rzocht. 13 Al <strong>de</strong>ze kuilen bleken in meer of min<strong>de</strong>re mate<br />

botanische resten, zoals granen, noten, eikels of krui<strong>de</strong>n, te bevatten. Door <strong>de</strong><br />

vondst van verkool<strong>de</strong> graankorrels en kaf werd dui<strong>de</strong>lijk, dat <strong>de</strong> bewoners van <strong>de</strong><br />

Rielerenk akkerbouw bedreven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n bronstijd. Zij verbouw<strong>de</strong>n gerst en<br />

emmertarwe. Ook <strong>de</strong> resten van wil<strong>de</strong> planten, die als akkeronkruid bekend staan,<br />

zoals schapezuring en zwarte nachtscha<strong>de</strong>, waren met akkerbouw in verband te<br />

brengen. Naast enkele resten van hazelnoten kwamen in <strong>de</strong> kuilen veel verkool<strong>de</strong><br />

eikels <strong>voor</strong>. Dat hazelnoten op het menu van <strong>de</strong> prehistorische mens ston<strong>de</strong>n, zal<br />

niemand verbazen. Maar dat ook eikels wer<strong>de</strong>n genuttigd, zal tegenwoordig door<br />

velen als vreemd wor<strong>de</strong>n ervaren. Buiten Europa is het gebruik van eikels als voedingsmid<strong>de</strong>l<br />

beter bekend. Zij kunnen on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re gemalen wor<strong>de</strong>n om er brood<br />

van te bakken of een soort koffie van te zetten. Voordat eikels <strong>voor</strong> consumptie<br />

geschikt zijn, moeten ze eerst wor<strong>de</strong>n ontdaan van hun schil en wor<strong>de</strong>n geroosterd,<br />

in <strong>de</strong> grond wor<strong>de</strong>n gestopt of enige tijd wor<strong>de</strong>n gespoeld in water, om <strong>de</strong> erin aanwezige<br />

giftige en bittere stof tannine te verwij<strong>de</strong>ren. Ook op an<strong>de</strong>re vindplaatsen<br />

uit <strong>de</strong> bronstijd en ijzertijd zijn verkool<strong>de</strong> eikels in ne<strong>de</strong>rzettingskuilen een veel<br />

<strong>voor</strong>komend verschijnsel.<br />

4.5 Ne<strong>de</strong>rzettingssporen uit <strong>de</strong> ijzertijd (vindplaatsen 1 & 6)<br />

Rond <strong>de</strong> plek in werkput 2 waar tij<strong>de</strong>ns het proefsleuven on<strong>de</strong>rzoek in 2002 een<br />

paar grondsporen en wat scherven prehistorisch aar<strong>de</strong>werk zijn gevon<strong>de</strong>n, werd in<br />

2003 een groter opgravingsvlak opengelegd. Daarbij bleken <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r waargenomen<br />

sporen <strong>de</strong>el uit te maken van <strong>de</strong> plattegrond van een geïsoleerd gelegen vierpalige<br />

spieker, die op basis van het aar<strong>de</strong>werk dat er direct naast is gevon<strong>de</strong>n zeer<br />

waarschijnlijk in <strong>de</strong> ijzertijd (800-12 v. Chr.) kan wor<strong>de</strong>n gedateerd (afb. 4.5).<br />

Spiekers zijn kleine gebouwtjes die vanaf <strong>de</strong> bronstijd frequent wor<strong>de</strong>n aangetroffen<br />

in <strong>de</strong> omgeving van boer<strong>de</strong>rijen. De algemene interpretatie van <strong>de</strong>ze structuren<br />

is dat ze wer<strong>de</strong>n gebruikt om (een <strong>de</strong>el van) <strong>de</strong> oogst in op te slaan. Aangenomen<br />

12 Eeltink, 2004.<br />

13 Buurman, 1998.


Afb. 4.5<br />

Plattegrond van <strong>de</strong><br />

vierpalige spieker in<br />

werkput 2.<br />

14<br />

S 2-6, S 2-7, S 2-20 en S 2-22.<br />

15<br />

S 2-19.<br />

wordt, dat dit soort bijgebouwtjes met ingegraven hoekpalen vaak een verhoog<strong>de</strong><br />

vloer bezaten. Door <strong>de</strong> vloer van het gebouwtje een stuk boven <strong>de</strong> grond te plaatsen,<br />

had men min<strong>de</strong>r last van uit <strong>de</strong> grond optrekkend vocht en werd het <strong>voor</strong> ongedierte<br />

moeilijk of onmogelijk om bij <strong>de</strong> opgeslagen oogst te komen. Om <strong>de</strong> opgeslagen<br />

producten tegen weer en wind te beschermen, zullen spiekers meestal van<br />

een dak <strong>voor</strong>zien zijn geweest en mogelijk ook van wan<strong>de</strong>n (afb. 4.6). De op <strong>de</strong><br />

Rielerenk aangetroffen spieker uit <strong>de</strong> ijzertijd bezat een rechthoekige plattegrond<br />

en mat 1,5 bij 2 m. 14 De diameter van <strong>de</strong> vier paalsporen bedroeg 20 tot 30 cm, <strong>de</strong><br />

resteren<strong>de</strong> diepte tussen <strong>de</strong> 15 en 26 cm. Door bioturbatie en uitspoeling waren<br />

<strong>de</strong>ze vaalgrijze grondsporen sterk vervaagd. Dit verschijnsel is karakteristiek <strong>voor</strong><br />

sporen van prehistorische ou<strong>de</strong>rdom. De spieker lag op een zandkopje met een<br />

doorsne<strong>de</strong> van ongeveer 4,5 m in een relatief laag en nat gebied, dat wordt gekenmerkt<br />

door roestige afzettingen in <strong>de</strong> grond. Op een afstand van 3,5 m zuidoostelijk<br />

van <strong>de</strong> spieker lag nog een losse vondstloze (paal)kuil met eenzelf<strong>de</strong> soort vulling.<br />

15 Meer sporen, die bij <strong>de</strong>ze vindplaats kunnen hebben gehoord, wer<strong>de</strong>n niet<br />

waargenomen. Gezien <strong>de</strong> geïsoleer<strong>de</strong> ligging te mid<strong>de</strong>n van een laag gelegen gebied,<br />

wordt aangenomen dat <strong>de</strong>ze spieker níet op een boerenerf heeft gestaan. Het erf<br />

lag eer<strong>de</strong>r op een geruime afstand, vermoe<strong>de</strong>lijk meer<strong>de</strong>re tientallen meters hier<br />

vandaan, bij<strong>voor</strong>beeld ten zui<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Nico Bolkesteinlaan of aan <strong>de</strong> overzij<strong>de</strong> van<br />

het Mensinkdijkje, in <strong>de</strong> al eer<strong>de</strong>r genoem<strong>de</strong> hoger gelegen hoek van het Brinkgreventerrein.<br />

Deze spieker lag vermoe<strong>de</strong>lijk in het open veld en kan hebben gediend<br />

om vlak naast of op een akker of weiland tij<strong>de</strong>lijk graan, veevoer of landbouwgereedschappen<br />

in op te bergen.<br />

In werkput 101 werd tij<strong>de</strong>ns het on<strong>de</strong>rzoek in 2004 circa 200 m noordoostelijk van<br />

<strong>voor</strong>noem<strong>de</strong> spieker <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rkant van een grote kuil uit <strong>de</strong> ijzertijd aangetroffen<br />

33


34<br />

Afb. 4.6<br />

Reconstructie van een vierpalige spieker.<br />

Afb. 4.7<br />

De ligging van <strong>de</strong> afvalkuil uit <strong>de</strong> ijzertijd tussen <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse greppels (vindplaats 6).


16 S101-195.<br />

17 Groenewoudt, 2006, 117.<br />

(afb. 4.7). 16 Deze kuil lag in het mid<strong>de</strong>n van een door vierkante mid<strong>de</strong>leeuwse greppels<br />

omsloten zandkop. In het gele <strong>de</strong>kzand teken<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze kuil zich af als een stompovaal<br />

spoor met een doorsne<strong>de</strong> van 2,3 m. De vrijwel horizontale bo<strong>de</strong>m van <strong>de</strong>ze<br />

kuil lag 25-35 cm on<strong>de</strong>r het opgravingsvlak. Aan <strong>de</strong> zijkanten liep <strong>de</strong> kuilwand gebogen<br />

omhoog. De vulling van <strong>de</strong> kuil bestond uit donkerbruingrijs zand met daarin<br />

wat geliger en bruiniger zones. Dui<strong>de</strong>lijke overblijfselen van houtskool wer<strong>de</strong>n hierin<br />

niet waargenomen. Wel was verspreid in <strong>de</strong>ze kuil een grote hoeveelheid scherven<br />

aar<strong>de</strong>werk aanwezig. Op basis van <strong>de</strong>ze vondsten kan dit spoor wor<strong>de</strong>n gedateerd<br />

in <strong>de</strong> gevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n ijzertijd of <strong>de</strong> eerste helft van <strong>de</strong> late ijzertijd, tussen<br />

circa 350 en 100 v. Chr. Rondom <strong>de</strong>ze kuil lagen veel natuurlijke grondverkleuringen,<br />

die zowel het gevolg zijn van ingegroei<strong>de</strong> boomwortels als van <strong>de</strong> graafactiviteit<br />

van dieren. Vermel<strong>de</strong>nswaardig is <strong>de</strong> aanwezigheid van een dassenburcht<br />

op <strong>de</strong>ze locatie. Deze was herkenbaar als een uitgebreid stelsel van later met akkergrond<br />

opgevul<strong>de</strong> gangen, die uitstulpingen lieten zien op <strong>de</strong> plaatsen van holen<br />

waarin <strong>de</strong> dassen verbleven. De aanwezigheid van een dassenburcht vertelt iets<br />

over het landschap. Dassen hou<strong>de</strong>n zich bij <strong>voor</strong>keur op in halfopen cultuurlandschap<br />

op enige afstand van menselijke woonplaatsen. Dit wijst erop dat <strong>de</strong>ze locatie<br />

wel <strong>de</strong>el uitmaakte van het ingerichte landschap, maar op enige afstand van <strong>de</strong><br />

woonplaatsen lag. 17 Behalve dit soort fenomenen van natuurlijke aard, bevon<strong>de</strong>n<br />

zich binnen een straal van zo’n 5-10 m rondom <strong>de</strong> grote kuil uit <strong>de</strong> ijzertijd nog<br />

enkele sporen waarvan het karakter moeilijk viel te dui<strong>de</strong>n. Dit waren hoofdzakelijk<br />

ron<strong>de</strong> en onregelmatige lichtbruine en lichtgrijze vlekken met een doorsne<strong>de</strong><br />

van 20-80 cm en van een diepte maximaal 20 cm. In <strong>de</strong> meeste gevallen leek het<br />

hierbij eveneens te gaan om natuurlijke verkleuringen, hoewel enkele misschien <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rkanten van paalsporen <strong>voor</strong>stel<strong>de</strong>n. Uit <strong>de</strong>ze sporen zijn geen vondsten<br />

afkomstig. Wanneer dit daadwerkelijk restanten van door mensenhand gegraven<br />

kuilen geweest zijn, is <strong>de</strong> kans groot dat <strong>de</strong>ze gelijktijdig waren met <strong>de</strong> grote vondstrijke<br />

kuil uit <strong>de</strong> ijzertijd. Doordat <strong>de</strong> zandkop is afgetopt, bestaat een reële kans<br />

dat sporen van relatief ondiep ingegraven kuilen geheel zijn verdwenen. Dit bemoeilijkt<br />

<strong>de</strong> interpretatie van <strong>de</strong>ze vindplaats uit <strong>de</strong> ijzertijd aanzienlijk. Gezien <strong>de</strong> geringe<br />

oppervlakte van <strong>de</strong> zandhoogte –nauwelijks 40 bij 40 m– valt uit te sluiten, dat zich<br />

hier een boerenerf heeft bevon<strong>de</strong>n. Daar<strong>voor</strong> is <strong>de</strong> ruimte eenvoudigweg te klein.<br />

Boer<strong>de</strong>rijen ston<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> prehistorie namelijk altijd op plaatsen waar voldoen<strong>de</strong><br />

ruimte was <strong>voor</strong> het aanleggen van een akker. Wel geeft het typische ne<strong>de</strong>rzettingsafval<br />

uit <strong>de</strong> kuil een aanwijzing, dat <strong>de</strong> woonplaats van <strong>de</strong> mensen die dit<br />

materiaal weggooi<strong>de</strong>n nooit ver weg kan hebben gelegen. Vermoe<strong>de</strong>lijk lag <strong>de</strong>ze op<br />

<strong>de</strong> <strong>de</strong>kzandhoogte aan <strong>de</strong> zuidkant of <strong>de</strong> westkant van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied.<br />

Misschien wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> resten van kapotte potten tegelijk weggedaan met resten<br />

organisch afval, waarvan in <strong>de</strong> droge zandbo<strong>de</strong>m geen overblijfselen bewaard zijn<br />

gebleven. Zo zou<strong>de</strong>n bij<strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> stinken<strong>de</strong> botten met vleesresten van een pas<br />

geslacht dier kunnen zijn samen geraapt met scherven aar<strong>de</strong>werk en buiten <strong>de</strong><br />

woonplaats zijn begraven om stankoverlast te <strong>voor</strong>komen. Maar dit is slechts één van<br />

<strong>de</strong> mogelijke interpretaties van <strong>de</strong>ze vindplaats op <strong>de</strong> Rielerenk.<br />

4.6 Vondsten uit <strong>de</strong> ijzertijd<br />

Een eerste, kleine concentratie aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> ijzertijd was aanwezig rondom en<br />

tussen <strong>de</strong> paalsporen van <strong>de</strong> spieker in werkput 2. Het betreft zo'n twintig scherfjes,<br />

waarvan er vijf zijn verbrand. Deze scherven hebben een licht roodbruine tot<br />

bruingrijze kleur. De dikte van <strong>de</strong> scherven ligt tussen 6 en 10 mm. Dit aar<strong>de</strong>werk<br />

is variabel gemagerd met zand, granietgruis en potgruis. Vanwege hun overwegend<br />

35


36<br />

kleine afmetingen –<strong>de</strong> grootste van <strong>de</strong>ze scherven is niet langer dan 3,5 cm– en<br />

geringe aantal, laten <strong>de</strong>ze scherven zich moeilijk <strong>de</strong>termineren en niet heel nauwkeurig<br />

dateren. De verschillen<strong>de</strong> baksels kunnen wor<strong>de</strong>n aangetroffen in <strong>de</strong> gehele<br />

ijzertijd (800-12 v. Chr.). Vooral een randfragment van een drieledige pot, met versiering<br />

bestaan<strong>de</strong> uit nagelindrukken op <strong>de</strong> bovenkant van een korte verticaal staan<strong>de</strong><br />

hals, (afb. 4.8, links) is karakteristiek <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong>. Deze pot is gemagerd<br />

met granietgruis en heeft een ruw oppervlak. De tamelijk slechte afwerking van het<br />

boven<strong>de</strong>el van <strong>de</strong>ze pot pleit <strong>voor</strong> een datering in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n of late ijzertijd (500-<br />

12 v. Chr.). Ook een wandscherf waarop een rij nagelindrukken zichtbaar is, is vervaardigd<br />

in ijzertijd-traditie (afb. 4.8, rechts).<br />

In <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> zandkop in werkput 101 gelegen grote kuil werd een twee<strong>de</strong>,<br />

veel omvangrijkere concentratie aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> ijzertijd aangetroffen. 18 Deze<br />

bestaat uit 618 scherven, on<strong>de</strong>r te ver<strong>de</strong>len in 72 randfragmenten van minimaal zeventien<br />

verschillen<strong>de</strong> stuks vaatwerk, 530 wandfragmenten en 16 bo<strong>de</strong>mfragmenten.<br />

Het totaalgewicht van dit aar<strong>de</strong>werk bedraagt ruim 4 kg.<br />

Vrijwel al <strong>de</strong>ze scherven bezitten een bruingrijze tot donkergrijze kern en een overwegend<br />

lichtgrijsbruin binnenoppervlak. Het buitenoppervlak is overwegend lichtbruinoranje<br />

tot roodbruin gekleurd. De relatief lichte kleur van het buitenoppervlak<br />

lijkt in veel gevallen te zijn ontstaan door lichte verbranding aan <strong>de</strong> buitenzij<strong>de</strong><br />

van het aar<strong>de</strong>werk. Samen met het <strong>voor</strong>komen van roetaanslag en verbrand aankoeksel<br />

op sommige scherven, geeft dit <strong>de</strong> indruk dat het grootste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong><br />

scherven afkomstig is van aar<strong>de</strong>werk dat op het vuur dienst heeft gedaan als kookpot.<br />

Uit een scherp en parallel breukpatroon van <strong>de</strong> scherven bij één van <strong>de</strong>ze potten<br />

was af te lei<strong>de</strong>n, dat bij het met <strong>de</strong> hand opbouwen van <strong>de</strong>ze pot gebruik is gemaakt<br />

van rollen klei, die na het op elkaar leggen wer<strong>de</strong>n platgeknepen en uitgewreven<br />

tot repen met een breedte van circa 3,5 cm. De dikte van <strong>de</strong> wandscherven<br />

varieert tussen 6 en 12 mm. Scherven met een wanddikte tussen 7,5 en 10 mm vormen<br />

meer dan driekwart van al het aar<strong>de</strong>werk. Alle wandscherven zijn beoor<strong>de</strong>eld<br />

op <strong>de</strong> afwerking van het buitenoppervlak en op <strong>de</strong> aard van <strong>de</strong> magering. Deze karakteristieken<br />

wor<strong>de</strong>n in on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> twee tabellen kwantitatief weergegeven.<br />

Opvallend is dat het overgrote <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> scherven aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> grote kuil<br />

een buitenoppervlak heeft, dat onafgewerkt ruw, bewust met een takje dan wel met<br />

<strong>de</strong> hand opgeruwd, of met klod<strong>de</strong>rs klei besmeten is. Opzettelijk glad gewreven of<br />

nog zorgvuldiger glanzend gepolijst aar<strong>de</strong>werk behoort in dit aar<strong>de</strong>werkcomplex<br />

18 Vondstnummer 20<strong>21</strong>.<br />

Afb. 4.8<br />

Een met nagelindrukken versierd<br />

randfragment (links) en wandfragment<br />

(rechts) van aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> ijzertijd,<br />

gevon<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> spieker in werkput 2.


Afb. 4.9<br />

Frequentiever<strong>de</strong>ling afwerking buitenoppervlak van wandfragmenten aar<strong>de</strong>werk.<br />

Afb. 4.10<br />

Frequentiever<strong>de</strong>ling aard magering van wandfragmenten aar<strong>de</strong>werk.<br />

tot <strong>de</strong> zeldzaamhe<strong>de</strong>n. Ook het binnenoppervlak van dit aar<strong>de</strong>werk is vrijwel nooit<br />

glad afgewerkt, maar is bijna altijd mat gelaten of iets ruw. In een klein aantal gevallen<br />

zijn aan <strong>de</strong> binnenzij<strong>de</strong> vrij grove, ongeveer horizontale strijkbanen aanwezig.<br />

Het meren<strong>de</strong>el van het aar<strong>de</strong>werk is gemagerd met zand en in iets min<strong>de</strong>re mate<br />

met granietgruis. Heel frequent zijn in het aar<strong>de</strong>werk ook ijzerconcreties aanwezig,<br />

die vermoe<strong>de</strong>lijk van nature in <strong>de</strong> klei <strong>voor</strong>komen. Daarnaast zijn re<strong>de</strong>lijk vaak<br />

negatiefafdrukjes van organisch, plantaardig materiaal in <strong>de</strong> gebakken klei zichtbaar,<br />

altijd in combinatie met an<strong>de</strong>re soorten mageringsmateriaal. Deze afdrukjes lijken<br />

hoofdzakelijk van grassen afkomstig en bevin<strong>de</strong>n zich <strong>voor</strong>namelijk aan het oppervlak<br />

van het aar<strong>de</strong>werk. Soms zijn dit soort grasachtige indrukken in <strong>de</strong> kern van<br />

het aar<strong>de</strong>werk te zien. Dit duidt er waarschijnlijk op, dat bij het afwerken van het<br />

oppervlak van veel van <strong>de</strong>ze potten regelmatig bun<strong>de</strong>ls gras zijn gebruikt als een<br />

soort borstels, waarbij vaak grasjes in <strong>de</strong> klei bleven steken. Zodoen<strong>de</strong> mogen <strong>de</strong><br />

organische inclusies in veel gevallen waarschijnlijk niet als opzettelijke mageringsbestand<strong>de</strong>len<br />

wor<strong>de</strong>n beschouwd.<br />

Eén wandscherf valt door zijn afwijken<strong>de</strong>, licht oranjeroze kleur en zachte, krijtige<br />

baksel sterk uit <strong>de</strong> toon. Dit aar<strong>de</strong>werk is gebakken van Holocene klei en is ook<br />

als enige gemagerd met potgruis in combinatie met fijne grasachtige <strong>de</strong>eltjes.<br />

37


Afb. 4.11, pag. 38<br />

Fragmenten van ne<strong>de</strong>rzettingsaar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n of late ijzertijd, gevon<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> grote kuil<br />

in het mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> zandhoogte in werkput 101.<br />

19 Klomp & Hermsen, 2002, 8-14.<br />

Hoogstwaarschijnlijk werd dit stuk aar<strong>de</strong>werk geïmporteerd uit <strong>de</strong> kuststreek of<br />

het Mid<strong>de</strong>n-Ne<strong>de</strong>rlandse rivierengebied.<br />

Vooral <strong>de</strong> aangetroffen randfragmenten geven een indruk van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> vormen<br />

aar<strong>de</strong>werk die vertegenwoordigd zijn. Hieron<strong>de</strong>r bevin<strong>de</strong>n zich on<strong>de</strong>r meer<br />

drie eenledige schotels of kommen met een ruw afgewerkte buitenzij<strong>de</strong>, waarvan<br />

enkele op <strong>de</strong> rand zijn <strong>voor</strong>zien van vingertopindrukken (afb. 4.11, 1-3). Eén onversier<strong>de</strong><br />

randscherf is afkomstig van een heel wijd uitlopen<strong>de</strong>, relatief kleine schaal of<br />

<strong>de</strong>ksel. Deze heeft een glad oppervlak (afb. 4.11, 4). Tussen het aar<strong>de</strong>werk bevin<strong>de</strong>n<br />

zich scherven van twee grote tweeledige <strong>voor</strong>raadpotten met een gelei<strong>de</strong>lijk verlopen<strong>de</strong><br />

overgang van <strong>de</strong> schou<strong>de</strong>r naar <strong>de</strong> buik. Deze bei<strong>de</strong> potten zijn besmeten<br />

en bovenop <strong>de</strong> rand versierd met indrukken. Het ene exemplaar meet aan <strong>de</strong> rand<br />

30 cm in doorsne<strong>de</strong>, het an<strong>de</strong>re exemplaar 36 cm (afb. 4.11, 5-6). Het meest komen<br />

drieledige potten met een korte of iets langere, over het algemeen weinig markant<br />

van <strong>de</strong> schou<strong>de</strong>r afgezette hals, <strong>voor</strong>. Wanneer <strong>de</strong>ze potten een ruw of geruwd buitenoppervlak<br />

bezitten, gaat dit gepaard met vingertopindrukken op <strong>de</strong> bovenkant<br />

van <strong>de</strong> rand. Dit zijn kookpotten (afb. 4.11, 7-14). Daarentegen zijn <strong>de</strong> drieledige<br />

potten met een iets min<strong>de</strong>r ruw buitenoppervlak geen van alle <strong>voor</strong>zien van randversiering.<br />

Deze laatste categorie potten heeft vermoe<strong>de</strong>lijk ook een an<strong>de</strong>re functie<br />

gehad, bij<strong>voor</strong>beeld als kleine <strong>voor</strong>raadpotten <strong>voor</strong> kortstondige opslag van voedingsmid<strong>de</strong>len<br />

(afb. 4.11, 15-17). De aangetroffen bo<strong>de</strong>mscherven zijn zowel van<br />

grote als kleinere potten afkomstig (afb. 4.11, 18-23).<br />

Opmerkelijk is dat van alle 530 opgegraven wandscherven, geen enkele versiering<br />

op <strong>de</strong> wand vertoont. Versiering van dit aar<strong>de</strong>werk beperkt zich uitsluitend tot <strong>de</strong><br />

randzone.<br />

Om dit aar<strong>de</strong>werkcomplex zo nauwkeurig en gefun<strong>de</strong>erd mogelijk te kunnen dateren,<br />

moet naar <strong>de</strong> combinatie van alle kenmerken wor<strong>de</strong>n gekeken.<br />

Een eerste aanwijzing <strong>voor</strong> <strong>de</strong> datering is het <strong>voor</strong>komen van een grote hoeveelheid<br />

geruwd en besmeten aar<strong>de</strong>werk. Samen met het frequente <strong>voor</strong>komen van diepe<br />

en slordig aangebrachte vingertopindrukken op <strong>de</strong> bovenzij<strong>de</strong> van ran<strong>de</strong>n, wijst<br />

dit eenduidig op een datering in <strong>de</strong> ijzertijd (800-12 v. Chr.). Het volledig ontbreken<br />

van aar<strong>de</strong>werk dat aan <strong>de</strong> buitenzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> rand is <strong>voor</strong>zien van vingertopindrukken,<br />

duidt op een datering vóór <strong>de</strong> Romeinse tijd (12 v. Chr.-450 n. Chr.),<br />

mogelijk zelfs vóór 50 of 100 v. Chr. De meeste potten en <strong>de</strong> schalen zijn tot boven<br />

aan geruwd of besmeten, in plaats van glad gepolijst op een zone vlak on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

rand, op <strong>de</strong> hals of <strong>de</strong> schou<strong>de</strong>r. Dit kenmerk is in ie<strong>de</strong>r geval in Oost-Ne<strong>de</strong>rland<br />

typerend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n en late ijzertijd (500-12 v. Chr.). 19 Hetzelf<strong>de</strong> geldt <strong>voor</strong><br />

het overwegend ruw laten van het binnenoppervlak van aar<strong>de</strong>werk. In <strong>de</strong> late bronstijd<br />

(1100-800 v. Chr.), <strong>de</strong> vroege ijzertijd (800-500 v. Chr.) en <strong>de</strong> gevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> Romeinse<br />

tijd (100-450 n. Chr.) van Oost-Ne<strong>de</strong>rland is <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rste helft van aar<strong>de</strong>werken<br />

potten heel regelmatig <strong>voor</strong>zien van enige vorm van versiering, zoals vingertop-<br />

en nagelindrukken, groeven of –vanaf 800 v. Chr.– kamstreekmotieven. Het<br />

volledig ontbreken van aar<strong>de</strong>werk met wandversiering valt in dit gebied als eerste<br />

te verwachten in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> tussen circa 400 en 100 v. Chr. Vanaf het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong><br />

1 ste eeuw v. Chr. raken opzettelijk verdikte, meerledig afgestreken ran<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>.<br />

Voorbeel<strong>de</strong>n hiervan ontbreken in dit aar<strong>de</strong>werkcomplex. Indrukjes van gras-<br />

39


40<br />

sen, zoals bij dit aar<strong>de</strong>werk af en toe <strong>voor</strong>komen, zijn in Oost-Ne<strong>de</strong>rland beter bekend<br />

uit <strong>de</strong> late ijzertijd (250-12 v. Chr.) dan uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n ijzertijd (500-250 v.<br />

Chr.). Het kleine aantal tweeledige potvormen ten opzichte van het veel grotere<br />

aantal drieledige potvormen pleit <strong>voor</strong> een datering ná <strong>de</strong> eerste helft van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n<br />

ijzertijd, ná circa 350 v. Chr. Daar komt bij, dat in <strong>de</strong> gemeente Deventer het<br />

zeer nadrukkelijke gebruik van zand als magering van aar<strong>de</strong>werk tot nu toe <strong>voor</strong>al<br />

bekend is uit <strong>de</strong> late ijzertijd. 20 Al <strong>de</strong>ze dateringsaanwijzingen bij elkaar genomen,<br />

laat dit aar<strong>de</strong>werk zich het beste dateren tussen circa 350 en 100 v. Chr.<br />

Naast scherven aar<strong>de</strong>werk werd in <strong>de</strong> grote kuil ook een 1<strong>21</strong> g wegend brok verbran<strong>de</strong><br />

leem gevon<strong>de</strong>n, dat vermoe<strong>de</strong>lijk afkomstig is van een groot weefgewicht.<br />

Tenslotte wer<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>ze kuil 34 brokken sterk verweer<strong>de</strong> basaltlava, oftewel tefriet,<br />

met een gezamenlijk gewicht van 271 g aangetroffen. Deze hebben <strong>de</strong>el uitgemaakt<br />

van één of meer<strong>de</strong>re maalstenen, waarvan <strong>de</strong> vorm vanwege <strong>de</strong> sterke fragmentatie<br />

van <strong>de</strong> steen niet meer te bepalen is.<br />

4.7 Vondsten uit <strong>de</strong> Romeinse tijd, Romeinse munten<br />

Uit <strong>de</strong> Romeinse tijd (12 v. Chr.-450 n. Chr.), <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> tussen <strong>de</strong> prehistorie en<br />

<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen, zijn op <strong>de</strong> Rielerenk geen grondsporen te<strong>voor</strong>schijn gekomen.<br />

Wel zijn een aantal losse vondsten uit het es<strong>de</strong>k aan dit tijdvak toe te wijzen. Dit<br />

zijn enkele niet na<strong>de</strong>r ge<strong>de</strong>termineer<strong>de</strong> Romeinse munten, die door particulieren<br />

aan het oppervlak zijn opgespoord met behulp van een metaal<strong>de</strong>tector. Eén van<br />

<strong>de</strong>ze munten is binnen <strong>de</strong> grenzen van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied gevon<strong>de</strong>n. De overige<br />

Romeinse munten zijn afkomstig van <strong>de</strong> akker ten westen van het Mensinkdijkje.<br />

Omdat <strong>de</strong>ze vondsten uit <strong>de</strong> bovengrond afkomstig zijn en er zowel vóór als tij<strong>de</strong>ns<br />

<strong>de</strong> opgraving geen scherven aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> Romeinse tijd zijn gevon<strong>de</strong>n –een categorie<br />

vondsten die in grote hoeveelhe<strong>de</strong>n wordt aangetroffen op vindplaatsen uit<br />

<strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong>–, moet wor<strong>de</strong>n aangenomen dat <strong>de</strong>ze munten van el<strong>de</strong>rs zijn aangevoerd.<br />

Dit kan zijn gebeurd bij het bemesten met plaggen uit <strong>de</strong> directe of ver<strong>de</strong>re<br />

omgeving of bij het bemesten met <strong>stad</strong>sdrek. Omdat <strong>de</strong> kans erg klein is dat Romeinse<br />

<strong>voor</strong>werpen tussen het afval uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse <strong>stad</strong> zijn terecht gekomen,<br />

is <strong>de</strong> eerste optie het meest waarschijnlijk. De op <strong>de</strong> Rielerenk gevon<strong>de</strong>n<br />

Romeinse munten kunnen bij<strong>voor</strong>beeld oorspronkelijk hebben gecirculeerd in <strong>de</strong><br />

ne<strong>de</strong>rzettingen uit <strong>de</strong> Romeinse tijd die zo’n 1500 m ten oosten van <strong>de</strong> Rielerenk<br />

op <strong>de</strong> Colmschater Enk lagen. <strong>21</strong><br />

20 Hermsen & Eeltink, 2004, 18-27.<br />

<strong>21</strong> Verlin<strong>de</strong>, 2000, 47-48.


5 DE RIELERENK IN DE MIDDELEEUWEN EN<br />

NIEUWE TIJD · BART VERMEULEN & NORBERT EELTINK<br />

5.1 Inleiding<br />

1 CRD 1366, 595: Van Doorninck, 1888.<br />

Na <strong>de</strong> prehistorie is het karakter van het landschap van <strong>de</strong> Rielerenk vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

niet ingrijpend gewijzigd (afb. 5.1, pag. 69). Na het vertrek van <strong>de</strong> boeren uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n<br />

of late ijzertijd bleef het on<strong>de</strong>rzoeksgebied eeuwenlang onbewoond. Er zijn<br />

geen structuren aangetroffen uit <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> tussen 0 en 1100 na Chr. Wel wer<strong>de</strong>n<br />

enkele losse vondsten uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> gedaan. Als er al veran<strong>de</strong>ringen op <strong>de</strong> Rielerenk<br />

plaatsvon<strong>de</strong>n, ging dit vermoe<strong>de</strong>lijk om afname van <strong>de</strong> bewonings- en landbouwactiviteiten<br />

en een gelei<strong>de</strong>lijke verwil<strong>de</strong>ring van het landschap. Vanaf <strong>de</strong> 8 ste<br />

eeuw ontstond <strong>de</strong> <strong>stad</strong> Deventer op relatief korte afstand (2 km) van <strong>de</strong> Rielerenk.<br />

Aanvankelijk had dit <strong>voor</strong>al grote invloed op <strong>de</strong> directe omgeving van <strong>de</strong> <strong>stad</strong>. Met<br />

<strong>de</strong> gelei<strong>de</strong>lijke groei van <strong>de</strong> <strong>stad</strong> kwam ook <strong>de</strong> Rielerenk steeds meer in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke<br />

invloedssfeer. Het gebied ging <strong>de</strong>el uitmaken van <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke voedseleconomie<br />

en on<strong>de</strong>rging in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> van 1300 tot 1600 ingrijpen<strong>de</strong> wijzigingen. Uit <strong>de</strong><br />

<strong>stad</strong> wer<strong>de</strong>n grote hoeveelhe<strong>de</strong>n mest aangevoerd, er werd een hopplantage ingericht<br />

en er wer<strong>de</strong>n enkele boer<strong>de</strong>rijen gevestigd.<br />

5.2 Het bestuur over <strong>de</strong> Rielerenk, van bisschop tot gemeente Diepenveen<br />

De Rielerenk, gelegen in <strong>de</strong> buurschap Gooiermarke, maakte tot <strong>de</strong> gemeentelijke<br />

herin<strong>de</strong>ling in 1998 <strong>de</strong>el uit van <strong>de</strong> gemeente Diepenveen. De gemeente Diepenveen<br />

ontstond tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> Napoleontische herin<strong>de</strong>ling van het Koninkrijk Ne<strong>de</strong>rland in<br />

1811 uit het schoutambt Colmschate. Tot <strong>de</strong>ze datum nam het schoutambt Colmschate<br />

een bijzon<strong>de</strong>re positie in. Het maakte geen <strong>de</strong>el uit van <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke gron<strong>de</strong>n<br />

van Deventer, maar was wel volledig gericht op <strong>de</strong> <strong>stad</strong>. Zo waren er bij<strong>voor</strong>beeld<br />

geen eigen kerken en begraafplaatsen. Over <strong>de</strong> vroegmid<strong>de</strong>leeuwse geschie<strong>de</strong>nis<br />

van het gebied zijn vrijwel geen gegevens <strong>voor</strong> han<strong>de</strong>n. In 1399 werd een lijst<br />

opgemaakt van <strong>de</strong> bisschoppelijke bezittingen in het schoutambt Colmschate.<br />

Dit schoutambt werd bestuurd door een ambtman van <strong>de</strong> bisschop van Utrecht, die<br />

zetel<strong>de</strong> op <strong>de</strong> Hof van Colmschate. Deze hof lag ter hoogte van <strong>de</strong> A<strong>de</strong>laarshorst,<br />

het Go Ahead Eagles <strong>stad</strong>ion, aan <strong>de</strong> Vetkampstraat. In <strong>de</strong> buurschap Relo wer<strong>de</strong>n<br />

in totaal vijftien erven geregistreerd. De eerste twee erven, <strong>de</strong> Eysterhoff en <strong>de</strong><br />

Kin<strong>de</strong>rhoff, lagen binnen <strong>de</strong> muren van <strong>de</strong> <strong>stad</strong>, maar waren klaarblijkelijk om administratieve<br />

re<strong>de</strong>nen aan <strong>de</strong> buurschap Relo toegewezen. De ligging van Wermbaldinck,<br />

Werninck, Zeverdinck, Mensing, Alferdinck, Tolnerinck, Ten Dycke, Ter Stege,<br />

Ten Voir<strong>de</strong>, Ten Blecke, Wegele, Grote Baerle en Lutticken Baerle is weergegeven in<br />

afb. 5.2. Binnen het on<strong>de</strong>rzoeksgebied lagen in ie<strong>de</strong>r geval <strong>de</strong> erven Mensink, Warmboldink<br />

en Wannink (afb. 5.3). Aan <strong>de</strong> oostzij<strong>de</strong> van het gebied lag Erve Zeverdinck,<br />

dat vermoe<strong>de</strong>lijk later als Kreiken bekend stond. Het Erve Alferdinck is vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

het latere Erve ‘t Reele aan <strong>de</strong> noordzij<strong>de</strong> van het gebied.<br />

In een <strong>stad</strong>srekening over 1366 staat Johan Mensink vermeld, die een coelghaer<strong>de</strong>n<br />

(moestuin) buiten <strong>de</strong> Brinkpoort bezat. 1 Hoewel <strong>de</strong> Rielerenk aan het uitein<strong>de</strong> van<br />

<strong>de</strong> doorgaan<strong>de</strong> weg vanuit <strong>de</strong> Brinkpoort lag, is het gezien <strong>de</strong> afstand onwaarschijnlijk<br />

dat hier Erve Mensink op <strong>de</strong> Rielerenk bedoeld werd. In 1392 werd in <strong>de</strong><br />

ste<strong>de</strong>lijke rentelijst vermeld dat er een erf was waar<strong>voor</strong> Jan Mensink pacht betaal<strong>de</strong>.<br />

Het <strong>voor</strong>komen van dit erf in <strong>de</strong> rentelijst wijst erop, dat het hier om ste<strong>de</strong>-<br />

5 DE RIELERENK IN DE MIDDELEEUWEN EN NIEUWE TIJD<br />

41


42<br />

Afb. 5.2<br />

Boer<strong>de</strong>rijen in <strong>de</strong> omgeving van <strong>de</strong> Rielerenk die <strong>de</strong>el uitmaakten van het<br />

bezit van <strong>de</strong> bisschop in 1399. De cirkels geven het aantal waren (eenhe<strong>de</strong>n)<br />

aan dat <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rijen in <strong>de</strong> marke bezaten.<br />

Afb. 5.3<br />

De boer<strong>de</strong>rijen<br />

op <strong>de</strong> Rielerenk<br />

weergegeven op <strong>de</strong><br />

kadastrale kaart<br />

van 1832.


2<br />

CRD 1392, 430/431: De Meijer, 1968.<br />

3<br />

Nalis, 2003 (afb. 4).<br />

4<br />

Hogenstijn, 2005, 95.<br />

lijke grond gaat, terwijl Erve Mensink in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw bisschoppelijk eigendom was. 2<br />

Ook rond 1500 waren Mensink, Warmboldink en Werninck nog eigendom van <strong>de</strong><br />

bisschop. In <strong>de</strong> rekeningen van het bisdom zijn verschillen<strong>de</strong> pachtbetalingen van<br />

<strong>de</strong>ze erven terug te vin<strong>de</strong>n.<br />

In 1528 ging <strong>de</strong> politieke macht in het Oversticht van <strong>de</strong> bisschop over naar <strong>de</strong><br />

Spaanse koning Karel <strong>de</strong> Vijf<strong>de</strong>. Hij werd <strong>de</strong> nieuwe landsheer en daarmee ook <strong>de</strong><br />

heerser in het schoutambt Colmschate. In 1568 begon De Opstand tegen <strong>de</strong> Spaanse<br />

overheersing, beter bekend als <strong>de</strong> Tachtigjarige Oorlog, die tot 1648 zou duren.<br />

De onafhankelijkheidsstrijd van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n kostte het Spaanse koningshuis<br />

veel geld. Dit geldgebrek had grote gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> juridische status van <strong>de</strong> Rielerenk.<br />

De in 1555 aan <strong>de</strong> macht gekomen Philips, zoon van Karel <strong>de</strong> Vijf<strong>de</strong>, verpand<strong>de</strong><br />

in 1576 <strong>de</strong> bisschopshof aan <strong>de</strong> Nieuwe Markt en <strong>de</strong> Hof van Colmschate met bijbehoren<strong>de</strong><br />

lan<strong>de</strong>rijen aan <strong>de</strong> <strong>stad</strong>, in ruil <strong>voor</strong> een geldlening.<br />

Deventer on<strong>de</strong>rvond ook <strong>de</strong> na<strong>de</strong>len van het oorlogsgeweld tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> belegeringen<br />

van <strong>de</strong> <strong>stad</strong> door Staatse troepen in 1578 en 1591. Vooral het eerste beleg duur<strong>de</strong><br />

lang en rond <strong>de</strong> <strong>stad</strong> werd een stelsel van schansen, linies en legerkampen aangelegd.<br />

Ook <strong>de</strong> bewoners van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rijen op <strong>de</strong> Rielerenk zullen <strong>de</strong> gevolgen<br />

van het beleg hebben gevoeld. Niet alleen waren ze afgesloten van <strong>de</strong> <strong>stad</strong>, ook<br />

zullen <strong>de</strong> foerageren<strong>de</strong> belegeraars bij tijd en wijle <strong>voor</strong> onrust hebben gezorgd.<br />

Op een schil<strong>de</strong>rij en verschillen<strong>de</strong> tekeningen van het beleg in 1578 zijn echter geen<br />

legerkampen te zien op <strong>de</strong> plaats van <strong>de</strong> Rielerenk. Mogelijk lag <strong>de</strong>ze locatie te ver<br />

van <strong>de</strong> <strong>stad</strong>. 3 Wel wer<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> es<strong>de</strong>klaag grote hoeveelhe<strong>de</strong>n lo<strong>de</strong>n pistool- en<br />

musketkogels aangetroffen. Mogelijk zijn <strong>de</strong>ze ter plaatse verschoten bij schermutselingen,<br />

<strong>de</strong> jacht of schietoefeningen. An<strong>de</strong>re kogels zijn vermoe<strong>de</strong>lijk met <strong>stad</strong>safval<br />

op <strong>de</strong> Rielerenk terecht gekomen.<br />

In 1568 werd <strong>de</strong> <strong>stad</strong> Deventer zodoen<strong>de</strong> <strong>de</strong> feitelijke bestuur<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> Rielerenk.<br />

Naast <strong>de</strong> pachtinkomsten ging ook het privilege om recht te mogen spreken in ste<strong>de</strong>lijke<br />

han<strong>de</strong>n over. De <strong>stad</strong> nam direct <strong>de</strong> touwtjes stevig in han<strong>de</strong>n door een<br />

eigen rentmeester aan te stellen. Het stond het <strong>stad</strong>sbestuur vrij <strong>de</strong> pachtinkomsten<br />

aan te wen<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> allerlei doelein<strong>de</strong>n. Vooral <strong>de</strong> veelal noodlij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> gasthuizen<br />

in <strong>de</strong> <strong>stad</strong> wer<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> inkomsten on<strong>de</strong>rsteund. In dit licht moet waarschijnlijk<br />

ook het afdragen van Saetgewas aan het Rijke Fratershuis in 1594-1595<br />

door Erve Mensink wor<strong>de</strong>n gezien. Het Rijke Fraterhuis lag op het huidige Lamme<br />

van Dieseplein in Deventer.<br />

Na <strong>de</strong> Vre<strong>de</strong> van Münster in 1648 kreeg <strong>de</strong> Republiek <strong>de</strong>r Zeven Verenig<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n<br />

pas echt <strong>de</strong> gelegenheid om zich te ontwikkelen. Dat ging op veel plaatsen<br />

gepaard met een behoefte aan meer landbouwgrond en een betere organisatie van<br />

<strong>de</strong> productie. In het Gewest Holland wer<strong>de</strong>n bij<strong>voor</strong>beeld nieuwe pol<strong>de</strong>rs drooggelegd.<br />

Ook in het Gewest Overijssel wer<strong>de</strong>n nieuwe gebie<strong>de</strong>n ontgonnen. Deventer<br />

werd, evenals an<strong>de</strong>re ste<strong>de</strong>n, omgebouwd tot vesting<strong>stad</strong>.<br />

De Rielerenk bleef een rol spelen in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke voedsel<strong>voor</strong>ziening. In het inmid<strong>de</strong>ls<br />

protestantse Deventer wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> (katholieke) kerkelijke goe<strong>de</strong>ren en bezittingen<br />

verbeurd of verkocht. Zo kwamen <strong>de</strong> <strong>stad</strong> en <strong>de</strong> protestantse ste<strong>de</strong>lijke elite<br />

in het bezit van veel grond. De magistraat, het ste<strong>de</strong>lijke bestuur, verwierf daarmee<br />

indirect nog meer invloed. 4 Hun beleggingen in grond en daarmee niet alleen<br />

belastinginkomsten van <strong>de</strong> pachtboeren, maar ook <strong>de</strong> landbouwproducten, lever<strong>de</strong>n<br />

in goe<strong>de</strong> tij<strong>de</strong>n dubbele winsten op. Deze rijke burgers woon<strong>de</strong>n niet op <strong>de</strong> erven<br />

43


44<br />

maar waren wel <strong>de</strong> ‘gewaar<strong>de</strong>n’ of <strong>de</strong> ‘geërf<strong>de</strong>n’ in <strong>de</strong> marke en bepaal<strong>de</strong>n wat er<br />

moest gebeuren. Gezien <strong>de</strong> vele 17 <strong>de</strong> -eeuwse vondsten in het es<strong>de</strong>k bleef men <strong>de</strong><br />

gron<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> Rielerenk verbeteren met <strong>stad</strong>safval. Het is opvallend, dat het<br />

zwaartepunt van <strong>de</strong> dateringen van <strong>de</strong> muntvondsten binnen het on<strong>de</strong>rzoeksgebied,<br />

net als die afkomstig van <strong>de</strong> westelijke Rielerenk, in <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw ligt. Het aantal<br />

munten uit <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw is meer dan twee keer groter dan het aantal munten uit<br />

<strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw. Mogelijk heeft het er mee te maken, dat <strong>de</strong> Rielerenk toen ste<strong>de</strong>lijke<br />

grond was en geen bisschopsgrond. Hiermee werd het opbrengen van <strong>stad</strong>sdrek een<br />

investering in <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> eigen bezittingen en niet meer in die van <strong>de</strong> landsheer.<br />

Een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> grond ging in an<strong>de</strong>re han<strong>de</strong>n over. De nieuwe eigenaren van<br />

<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>rijen, <strong>de</strong> rijke burgers uit <strong>de</strong> <strong>stad</strong>, kwamen tot <strong>de</strong> conclusie, dat <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n<br />

op <strong>de</strong> Rielerenk aanzienlijk moesten wor<strong>de</strong>n verbeterd en hebben daarin geïnvesteerd.<br />

Het aantal munten uit <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw is geringer dan dat uit <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw. De<br />

aantallen zijn echter nog wel zo groot dat moet wor<strong>de</strong>n aangenomen dat men door<br />

is gegaan met <strong>de</strong> aanvoer van aanzienlijke hoeveelhe<strong>de</strong>n <strong>stad</strong>sdrek.<br />

De eerste nauwkeurige landkaart van <strong>de</strong> Rielerenk dateert uit het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong><br />

eeuw. Op <strong>de</strong> militaire Hottingerkaart werd nauwkeurige topografische informatie<br />

<strong>voor</strong> gebruik door het Ne<strong>de</strong>rlandse leger weergegeven (afb. 5.4). 5 De waar<strong>de</strong> van<br />

<strong>de</strong>ze kaarten werd blijkbaar zo hoog in geschat, dat ze pas in 1950 openbaar gemaakt<br />

wer<strong>de</strong>n. De karteringen van Overijssel ten behoeve van <strong>de</strong> kaart wer<strong>de</strong>n<br />

tussen 1785 en 1787 uitgevoerd. Op <strong>de</strong> kaart is <strong>de</strong> Rielerenk goed herkenbaar. De<br />

erven Mensink en Warmboldink liggen aan <strong>de</strong> ran<strong>de</strong>n van dui<strong>de</strong>lijk verkavel<strong>de</strong> percelen,<br />

met rijen bomen op <strong>de</strong> perceelsgrenzen rond <strong>de</strong> erven. Vanuit het noor<strong>de</strong>n<br />

lopen zandwegen naar <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rijen, het huidige Mensinkdijkje en <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong><br />

Rielerweg. Hoewel <strong>de</strong> wegen ten zui<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rijen smaller zijn weergegeven,<br />

liepen ze wel door tot aan <strong>de</strong> zandweg die vanuit <strong>de</strong> <strong>stad</strong> via het landgoed<br />

Brinkgreven naar het landgoed De Kolk bij <strong>de</strong> Douwelerkolk liep. Het areaal ten<br />

zui<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> bovengenoem<strong>de</strong> erven was niet verkaveld. Gezien <strong>de</strong> hoogteligging en<br />

<strong>de</strong> archeologisch vastgestel<strong>de</strong> grondverbeteringen mag wor<strong>de</strong>n aangenomen, dat<br />

het als akker in gebruik was. De grote <strong>de</strong>kzandrug, die begint aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> van<br />

het on<strong>de</strong>rzoeksgebied en on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> huidige sportvel<strong>de</strong>n ligt, is als een heuvel op <strong>de</strong><br />

kaart aangegeven. Een twee<strong>de</strong> heuvel ligt iets westelijker op <strong>de</strong> kaart bij het landgoed<br />

Brinkgreven. Het dorp Schalkhaar bestond aan het eind van <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw nog<br />

niet. Een bron uit 1785 spreekt <strong>voor</strong> het eerst over <strong>de</strong> Rieler Enk, daar<strong>voor</strong> werd<br />

steeds gesproken over Relo of Riele. 6 Een <strong>de</strong>rgelijk late toevoeging van het woord<br />

‘enk’ on<strong>de</strong>rschrijft mogelijk <strong>de</strong> relatief late vorming van het es<strong>de</strong>k. De Rielerenk<br />

was, in tegenstelling tot <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re enken of essen in <strong>de</strong> omgeving, van oorsprong<br />

geen bijzon<strong>de</strong>r geschikte landbouwgrond die door langdurige beakkering en bemesting<br />

in een es veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong>. Uitein<strong>de</strong>lijk is door <strong>de</strong> grote hoeveelheid bewust<br />

opgebracht cultuur<strong>de</strong>k het karakter van een es ontstaan.<br />

Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> overgang naar <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> eeuw maakte Ne<strong>de</strong>rland <strong>de</strong>el uit van het Napoleontische<br />

rijk. Het werd in 1794-1795 door Napoleon veroverd en bleef tot 1813<br />

<strong>de</strong>el uitmaken van <strong>de</strong> Franse invloedssfeer. Uit het ineenstorten<strong>de</strong> Franse rijk ontstond<br />

in 1813 het Koninkrijk <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> nadagen van <strong>de</strong> Franse tijd<br />

werd het schoutambt Colmschate losgemaakt van Deventer en omgevormd tot <strong>de</strong><br />

zelfstandige gemeente Diepenveen. Hiermee ging het bestuur over <strong>de</strong> Rielerenk<br />

opnieuw in an<strong>de</strong>re han<strong>de</strong>n over. In 1832 wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> kadasterkaarten van <strong>de</strong> gemeente<br />

Diepenveen gepubliceerd. De Rielerenk is te vin<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> secties E en H.<br />

Op <strong>de</strong> kaarten zijn <strong>de</strong> erven Mensink en Warmboldink met hun huizen en bijgebou-<br />

5 Versfelt, 2003.<br />

6 In<strong>de</strong>x op <strong>de</strong> erven, caterste<strong>de</strong>n en losse lan<strong>de</strong>n van het Groot Capittel, Kleine Capittel, Convent van Diepenveen, Mr. Geerts<br />

en Busques Cloosteren en Amptmanie van Colmschate, SAD Franse tijd nr. 351, 235.


Afb. 5.4<br />

Deventer en omgeving op <strong>de</strong> Hottingerkaart, met mid<strong>de</strong>nin <strong>de</strong> Rielerenk (situatie 1785 - 1787).<br />

wen ingetekend. De Ou<strong>de</strong> Rielerweg is doorgetrokken naar het zui<strong>de</strong>n, maar het<br />

zui<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el van het Mensinkdijkje is nog steeds een pad. De huidige Ou<strong>de</strong> Rielerweg<br />

en <strong>de</strong> weg op <strong>de</strong> plaats van <strong>de</strong> Nico Bolkesteinlaan richting <strong>stad</strong>, staan op <strong>de</strong><br />

kaart als <strong>de</strong> ‘Oerdijk’. Tegenwoordig ligt <strong>de</strong> Oerdijk noor<strong>de</strong>lijker en loopt door het<br />

dorpje Schalkhaar. De ou<strong>de</strong> Oerdijk liep dus over <strong>de</strong> Rielerenk en is pas later naar<br />

het noor<strong>de</strong>n verplaatst. De Ou<strong>de</strong> Rielerweg is zodoen<strong>de</strong> wel een ou<strong>de</strong> weg, maar<br />

geen ou<strong>de</strong> straatnaam. De invoering van het kadaster en <strong>de</strong> nieuwe bestuursvormen<br />

in het Koninkrijk <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n leid<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> opheffing van het markesysteem.<br />

Dit had als gevolg, dat ook <strong>de</strong> gezamenlijke gron<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n ver<strong>de</strong>eld of verkocht.<br />

Vanaf 1719 was het erf Brinkgreve het bezit van <strong>de</strong> familie Weerts. 7 Vanaf het mid<strong>de</strong>n<br />

van <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw ken<strong>de</strong> het geen pachters meer en was het als beschei<strong>de</strong>n<br />

buitenverblijf in gebruik. In 1789-1792 werd er een monumentale woning geplaatst,<br />

waarna <strong>de</strong> familie Weerts haar bezittingen op <strong>de</strong> Rielerenk sterk uitbreid<strong>de</strong>. Na<br />

1814 werd het landgoed verhuurd aan Gijsbertus Martinus Cort Heijligers die het<br />

in 1828 kocht. Op <strong>de</strong> kadastrale kaart van 1832 is <strong>de</strong> omvang van zijn bezittingen<br />

goed te zien (afb. 5.10, pag. 71). Hiermee veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> het karakter van <strong>de</strong> westelijke<br />

Rielerenk sterk. In 1874 kwam het landgoed Brinkgreve in han<strong>de</strong>n van het St. Elisabethgasthuis,<br />

dat er in 1878 <strong>de</strong> eerste patienten huisvestte. 8 Tot op he<strong>de</strong>n is het<br />

Psychiatrisch Centrum Brinkgreven op <strong>de</strong> Rielerenk gevestigd. In <strong>de</strong>cember 2006 zal<br />

zelfs een nieuwe locatie Psychiatrisch Centrum Rielerenk op <strong>de</strong> locatie van <strong>de</strong> uitgevoer<strong>de</strong><br />

opgraving wor<strong>de</strong>n geopend.<br />

7 <strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

De familie Weerts was een Deventer regentengeslacht en lever<strong>de</strong> in <strong>de</strong> late 17 en 18 eeuw schepenen en ra<strong>de</strong>n aan het<br />

<strong>stad</strong>sbestuur: Hogenstijn, 2005, 552 & 555.<br />

8<br />

Hogenstijn, 2004, 67-68.<br />

45


46<br />

Ook <strong>de</strong> 20 ste eeuw ging niet onopgemerkt aan <strong>de</strong> Rielerenk <strong>voor</strong>bij. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong><br />

Wereldoorlog leg<strong>de</strong>n <strong>de</strong> Duitsers een loopgraaf aan van het Overijssels Kanaal tot<br />

aan het dorp Schalkhaar. Een aantal boer<strong>de</strong>rijen achter <strong>de</strong> loopgraaf, waaron<strong>de</strong>r<br />

Warmboldink en Kreiken, wer<strong>de</strong>n ook van loopgraven <strong>voor</strong>zien (afb. 5.6). In werkput<br />

51 zijn bij het on<strong>de</strong>rzoek <strong>de</strong> resten van één van <strong>de</strong> loopgraven om <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij<br />

Warmboldink aangetroffen. Uit verslagen van <strong>de</strong> bevrijding in april 1945 is bekend, dat<br />

om het Overijssels Kanaal en dorp Schalkhaar zwaar gevochten is. Dit blijkt ook uit<br />

<strong>de</strong> vondst van granaatscherven en enkele mortiergranaten op het terrein. 9<br />

Kort na <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Wereldoorlog werd het vennetje ten zui<strong>de</strong>n van Warmboldink<br />

met afval gevuld en dichtgeschoven. Het noor<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>el van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied<br />

werd een keurig weiland en het zui<strong>de</strong>lijke en oostelijke <strong>de</strong>el van het gebied vorm<strong>de</strong>n<br />

een aaneengesloten vlakke akker. De ou<strong>de</strong> haag tussen akker en weiland bleef<br />

bestaan. In 1959 werd <strong>de</strong> gemeentegrens tussen Deventer en Diepenveen naar het<br />

noor<strong>de</strong>n verplaatst, waardoor een groot <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Rielerenk opnieuw <strong>de</strong>el uit<br />

ging maken van <strong>de</strong> gemeente Deventer. Op <strong>de</strong> nieuwe gemeentegrens wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> in<br />

afb. 5.7 afgebeel<strong>de</strong> grenssteen geplaatst. Op 1 januari 1999 herenig<strong>de</strong> Diepenveen<br />

9 Hermsen & Eeltink, 2004.<br />

Afb. 5.5<br />

De kadasterkaart van <strong>de</strong> Rielerenk uit 1832.


Afb. 5.6<br />

Luchtfoto genomen door <strong>de</strong> geallieer<strong>de</strong>n in maart 1945.<br />

Bovenin <strong>de</strong> foto ligt het dorp Schalkhaar, links loopt het<br />

Mensinksdijkje. De boer<strong>de</strong>rijen on<strong>de</strong>r en links op <strong>de</strong><br />

foto zijn omgeven door loopgraven.<br />

Afb. 5.7<br />

Grenssteen op <strong>de</strong> grens van <strong>de</strong> gemeenten Deventer<br />

en Diepenveen.<br />

10 Hogenstijn, 1991.<br />

zich met Deventer en kwam na <strong>de</strong> scheiding van 1813 ook het laatste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong><br />

Rielerenk opnieuw on<strong>de</strong>r ste<strong>de</strong>lijk bestuur.<br />

Aan het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> 20 ste eeuw werd <strong>de</strong> aanzet gegeven tot een <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Rielerenk<br />

zeer ingrijpen<strong>de</strong> ontwikkeling. Het huidige Deventer Ziekenhuis is in 1985 ontstaan<br />

uit een fusie van het St. Jozef ziekenhuis en het St. Geertrui<strong>de</strong>n ziekenhuis. 10 Bei<strong>de</strong><br />

47


48<br />

ziekenhuizen waren oorspronkelijk in <strong>de</strong> binnen<strong>stad</strong> van Deventer gevestigd. Het St.<br />

Geertrui<strong>de</strong>nziekenhuis lag in <strong>de</strong> late mid<strong>de</strong>leeuwen aan <strong>de</strong> Molenstraat, het huidige<br />

buurtcentrum aan het Muggeplein, en werd in 1884 naar <strong>de</strong> Singel verplaatst. In<br />

1940 verhuis<strong>de</strong> het opnieuw, ditmaal naar <strong>de</strong> H.J.Ph. Fesevurstraat. Het St. Jozefziekenhuis<br />

lag aanvankelijk aan <strong>de</strong> Nieuwstraat en werd in 1956 naar <strong>de</strong> Van Ol<strong>de</strong>nielstraat<br />

verplaatst. Aan het eind van <strong>de</strong> 20 ste eeuw waren bei<strong>de</strong> complexen van het<br />

inmid<strong>de</strong>ls gefuseer<strong>de</strong> Deventer Ziekenhuis aan renovatie toe. Men besloot op zoek<br />

te gaan naar een nieuwe locatie, waar bei<strong>de</strong> gebouwen in één mo<strong>de</strong>rn complex kon<strong>de</strong>n<br />

wor<strong>de</strong>n samengebracht. Deze locatie werd gevon<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> Rielerenk. Deze<br />

centrale locatie binnen Deventer zou voldoen<strong>de</strong> ruimte bie<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> parkeren<strong>de</strong><br />

bezoekers. Voorafgaand aan <strong>de</strong> nieuwbouw werd al in 1995 het erf Warmboldink<br />

gesloopt.<br />

5.3 De verkaveling en bezitsverhoudingen op <strong>de</strong> Rielerenk<br />

In <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw was het grootste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Rielerenk vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

niet verkaveld en niet als akker of wei<strong>de</strong>areaal in gebruik. Deze woeste<br />

gron<strong>de</strong>n waren van groot belang <strong>voor</strong> het functioneren van het laatmid<strong>de</strong>leeuwse<br />

boerenbedrijf. Op <strong>de</strong> hei<strong>de</strong> graas<strong>de</strong>n kud<strong>de</strong>n schapen, die er <strong>voor</strong> zorg<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong><br />

hei<strong>de</strong> in stand bleef en bomen geen kans kregen. Op veel plaatsen leid<strong>de</strong> het verdwijnen<br />

van <strong>de</strong> bomen en overbegrazing tot verstuiving. Ver<strong>de</strong>r wer<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> hei<strong>de</strong><br />

plaggen gestoken. In <strong>de</strong> winter stond het vee op stal in <strong>de</strong> schuren. Deze had<strong>de</strong>n<br />

een verdiepte stal, <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> potstal, waarin <strong>de</strong> plaggen wer<strong>de</strong>n neergelegd.<br />

De hele winter lang kwam <strong>de</strong> mest van <strong>de</strong> dieren op <strong>de</strong>ze plaggen terecht. Aan het<br />

eind van <strong>de</strong> winter wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> met mest verzadig<strong>de</strong> plaggen als bemesting uitgere<strong>de</strong>n<br />

over het akkerland. Over <strong>de</strong> eeuwen heen ontston<strong>de</strong>n zo dikke akkerlagen, <strong>de</strong><br />

zogenaam<strong>de</strong> es<strong>de</strong>kken. Tot slot lagen er op <strong>de</strong> woeste gron<strong>de</strong>n percelen met hagen<br />

of rijen hakhout, die bouw- en brandhout lever<strong>de</strong>n.<br />

In historische bronnen uit <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw is <strong>voor</strong> het eerst <strong>de</strong> naam Riele te vin<strong>de</strong>n.<br />

Een bron uit 1362 beschrijft een weg die liep naar <strong>de</strong> buurschap Riele, in dit geval<br />

gespeld als Reler. 11 An<strong>de</strong>re schrijfwijzen van <strong>de</strong> naam Riele waren Reele en Relo.<br />

Vooral <strong>de</strong> laatste spellingsvariant zou iets kunnen zeggen over het oorspronkelijke<br />

karakter van <strong>de</strong> omgeving. Plaatsnamen die eindigen met -lo of -loo verwijzen naar<br />

een open bosgebied of een open plek in een bos. 12 Dergelijk bos werd ook gebruikt<br />

<strong>voor</strong> beweiding. Varkens eten bij<strong>voor</strong>beeld graag eikels en ook jonge loten van<br />

loofgewas zijn zeer geschikt veevoer. De naam Relo wijst dus op een relatief open<br />

bosgebied, dat in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen en nieuwe tijd langzaam maar zeker<br />

<strong>de</strong> ‘Rieler’-enk werd. Gezien <strong>de</strong> relatieve natheid van grote <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> omgeving,<br />

met daartussen meer<strong>de</strong>re droge <strong>de</strong>kzandruggen en -koppen, zal op <strong>de</strong> Rielerenk<br />

een vrij gevarieerd loofbos hebben gestaan. Omdat Riele of Relo, ook <strong>de</strong> naam van<br />

één van <strong>de</strong> eerste laatmid<strong>de</strong>leeuwse boerenerven was, kan wor<strong>de</strong>n aangenomen dat<br />

bij dit erf in een open <strong>de</strong>el van het bos <strong>de</strong> oorsprong van het buurtschap Riele lag.<br />

De buurschap of het erf Het Riele, in historische bronnen ook wel Erve Alferdink<br />

genoemd, is inmid<strong>de</strong>ls verdwenen, maar lag een paar hon<strong>de</strong>rd meter noordwestelijk<br />

van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied. Tegelijk met Het Riele zijn in 14 <strong>de</strong> eeuw verschillen<strong>de</strong><br />

boerenerven in het gebied ontstaan.<br />

Erve Mensink bevond zich aan <strong>de</strong> westzij<strong>de</strong> van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied ter hoogte<br />

van <strong>de</strong> knik in het Mensinkdijkje. Aan <strong>de</strong> oostzij<strong>de</strong> van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied, bij <strong>de</strong><br />

knik in <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Rielerweg, lag Erve Warmboldink. Bei<strong>de</strong> erven lagen net zoals Het<br />

11 Van Doorninck, 1887, <strong>21</strong>4.<br />

12 Ter Laak, 2005, 108.


13 Huibers, 2004.<br />

14 Bieleman, 1992, 89.<br />

Riele op <strong>de</strong> overgang van <strong>de</strong> hoge gron<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied<br />

naar <strong>de</strong> lage gron<strong>de</strong>n in het mid<strong>de</strong>n van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied. Dit ne<strong>de</strong>rzettingsbeeld<br />

past goed in het beken<strong>de</strong> beeld van <strong>de</strong> late mid<strong>de</strong>leeuwen. 13 De<br />

boer<strong>de</strong>rijen verschoven van <strong>de</strong> hoge <strong>de</strong>len van het landschap naar <strong>de</strong> flanken. Vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

had dit on<strong>de</strong>re an<strong>de</strong>re te maken met een steeds grotere nadruk op <strong>de</strong><br />

veeteelt. Voor een gemengd bedrijf was een ligging op <strong>de</strong> overgang van lage naar<br />

hoge grond i<strong>de</strong>aal. De akkers lagen op <strong>de</strong> hoge gron<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> wei<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> lage.<br />

De Hottingerkaart kan wor<strong>de</strong>n gebruikt om dit beeld te illustreren. Hierbij moet<br />

wel wor<strong>de</strong>n opgemerkt dat het akkerareaal in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> eeuwen door het opbrengen<br />

van <strong>stad</strong>sdrek en mogelijk ook plaggen vermoe<strong>de</strong>lijk steeds groter is<br />

gewor<strong>de</strong>n en wei<strong>de</strong>n verloren zijn gegaan.<br />

Op <strong>de</strong> kaart zijn direct ten noor<strong>de</strong>n en ten zui<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> erven vrij kleine percelen<br />

ingetekend. Dit correspon<strong>de</strong>ert met <strong>de</strong> situatie op <strong>de</strong> kadastrale kaart van 1832<br />

(afb. 5.9, pag. 70). Rond <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rijen lagen kleine wei<strong>de</strong>n, moestuinen en ook<br />

enkele akkers. Ten noor<strong>de</strong>n van dit verkavel<strong>de</strong> gebied lagen <strong>de</strong> woeste gron<strong>de</strong>n. Ten<br />

zui<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rijen is een aaneengesloten akkerareaal te zien. Ook dit correspon<strong>de</strong>ert<br />

met <strong>de</strong> beschrijving van het grondgebruik in 1832. De bedrijven op <strong>de</strong><br />

es waren doorgaans gemeng<strong>de</strong> bedrijven, die veeteelt en akkerbouw combineer<strong>de</strong>n.<br />

Een veelteeltbedrijf had twee tot vier paar<strong>de</strong>n, terwijl schapen in grote kud<strong>de</strong>s<br />

<strong>voor</strong>kwamen. 14 Op <strong>de</strong> kleine boer<strong>de</strong>rijen lag het aantal run<strong>de</strong>ren vrij laag. Bij <strong>de</strong><br />

kleinste boer<strong>de</strong>rijen waren run<strong>de</strong>ren waarschijnlijk zelfs helemaal afwezig. De gewassen,<br />

die wer<strong>de</strong>n verbouwd, zullen hoofdzakelijk graansoorten zijn geweest, zoals<br />

rogge en gerst. In <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw kwam boekweit op waarmee zowel mens als dier<br />

kon wor<strong>de</strong>n gevoed.<br />

Toen in 1832 <strong>de</strong> kadastrale kaart werd gemaakt, wer<strong>de</strong>n niet alleen <strong>de</strong> perceelsgrenzen<br />

maar ook <strong>de</strong> eigenaren en het grondgebruik geregistreerd. De kadastrale<br />

kaart kan dus wor<strong>de</strong>n gebruikt om vast te stellen welke percelen in 1832 bij <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong><br />

boer<strong>de</strong>rijen hoor<strong>de</strong>n. Vaak waren percelen eeuwenlang in het bezit van<br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> boerenerven, zodat een kijkje wordt gegeven in <strong>de</strong> laatmid<strong>de</strong>leeuwse bezitsverhoudingen<br />

op <strong>de</strong> Rielerenk. Deze gegevens kunnen alleen <strong>voor</strong> het verkrijgen<br />

van een globaal beeld wor<strong>de</strong>n gebruikt. Voor een <strong>de</strong>tailbeeld hebben in het verle<strong>de</strong>n<br />

vaak te veel veran<strong>de</strong>ringen plaatsgevon<strong>de</strong>n. In afb. 5.10, pag. 71 zijn <strong>de</strong><br />

eigenaren van <strong>de</strong> percelen op <strong>de</strong> Rielerenk weergegeven. Hier zijn alleen die eigenaren<br />

weergegeven, die meer<strong>de</strong>re percelen bezaten. De eigenaren die slechts één of<br />

twee kleine percelen bezaten, zijn weergegeven on<strong>de</strong>r “overigen”. Vrijwel het hele<br />

westen van <strong>de</strong> Rielerenk was in han<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> familie Heylighers (zie pag. 45) die<br />

in <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw verschillen<strong>de</strong> percelen had opgekocht. Naast <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />

boer<strong>de</strong>rij Tolnerinck/Brinkgreve maakten ook <strong>de</strong> <strong>voor</strong>malige gron<strong>de</strong>n van het erf<br />

Alferdinck/Het Reele <strong>de</strong>el uit van zijn bezittingen. Tussen <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>ze<br />

bei<strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rijen is op basis van <strong>de</strong> kadastrale kaart geen on<strong>de</strong>rscheid meer te<br />

maken. De boer<strong>de</strong>rij Mensink was in 1832 van <strong>de</strong> <strong>stad</strong> Deventer en bezat een aaneengesloten<br />

areaal, dat <strong>voor</strong>namelijk ten zui<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij lag. Direct naast<br />

<strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij lag een weiland, maar <strong>de</strong> rest van bezittingen was als akker in gebruik.<br />

Opvallend is dat ook <strong>de</strong> noord zuid lopen<strong>de</strong> weg eigendom van <strong>de</strong> <strong>stad</strong> Deventer<br />

was.<br />

Aan <strong>de</strong> oostzij<strong>de</strong> van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied is sprake van drie eigenaren en drie<br />

boer<strong>de</strong>rijen. De meest noor<strong>de</strong>lijke boer<strong>de</strong>rij staat op <strong>de</strong> kadastrale kaart als<br />

Wannink, <strong>de</strong> opvolger van het mid<strong>de</strong>leeuwse Werninck. Dit erf met lan<strong>de</strong>rijen was<br />

49


50<br />

in 1832 eigendom van Hendrina Heering en bestond uit een akkerareaal aan <strong>de</strong><br />

zuidzij<strong>de</strong> en een wei<strong>de</strong>gebied aan <strong>de</strong> noordzij<strong>de</strong>. Direct ten zui<strong>de</strong>n van Wannink lag<br />

een twee<strong>de</strong>, naamloze boer<strong>de</strong>rij, die eigendom was van Hendrikus Alink. Dit erf<br />

stond ook wel bekend als Klein of Schuur Wannink en wordt pas in 1822 <strong>voor</strong> het<br />

eerst genoemd. 15 Dit verklaart ook waarom het erf niet op <strong>de</strong> Hottingerkaart te<br />

zien is. De naam doet vermoe<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong> bezittingen <strong>voor</strong>heen <strong>de</strong>el uitmaakten van<br />

het bezit van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse boer<strong>de</strong>rij Wannink. Het bezit van Klein Wannink<br />

bestond uit twee kleine wei<strong>de</strong>n en een akker direct ten westen van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij.<br />

Aan <strong>de</strong> oostzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij lagen een twee<strong>de</strong> akker en een an<strong>de</strong>re grotere<br />

wei<strong>de</strong>. Tot slot bezat Alink nog een perceel akkergrond in <strong>de</strong> bocht van <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong><br />

Rielerweg. De boer<strong>de</strong>rij Warmboldink was in 1832 eigendom van Klaas Baltink. Hij<br />

bezat een kleine wei<strong>de</strong> naast <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij met een akker ten zui<strong>de</strong>n daarvan.<br />

Daarnaast maakten akkerpercelen aan <strong>de</strong> buitenzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> bocht in <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong><br />

Rielerweg, ten westen van <strong>de</strong> bezittingen van Mensink en ten zui<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Oerdijk<br />

<strong>de</strong>el uit van het bezit van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij Warmboldink. Opvallend is dat <strong>de</strong>ze boer<strong>de</strong>rij<br />

<strong>voor</strong>al akkergrond en nauwelijks wei<strong>de</strong>grond bezat.<br />

5.4 Kuilen en greppels aan <strong>de</strong> zuidrand van <strong>de</strong> Rielerenk (vindplaats 3)<br />

Het oudste mid<strong>de</strong>leeuwse grondspoor binnen het on<strong>de</strong>rzoeksgebied is te dateren<br />

in <strong>de</strong> 12 <strong>de</strong> of 13 <strong>de</strong> eeuw. Het was een kuil met een doorsne<strong>de</strong> van 1,2 m en een<br />

diepte van 0,8 m, die aan <strong>de</strong> zuidrand van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied lag (afb. 5.11). 16 In<br />

<strong>de</strong> vulling wer<strong>de</strong>n kogelpotscherven uit <strong>de</strong> 12 <strong>de</strong> of 13 <strong>de</strong> eeuw gevon<strong>de</strong>n. De functie<br />

van <strong>de</strong> kuil is niet dui<strong>de</strong>lijk, maar het zou een afvalkuil kunnen zijn geweest. Twee<br />

meter ten westen van <strong>de</strong> eerste kuil werd een twee<strong>de</strong> kuil met vrijwel gelijke<br />

afmetingen gevon<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong>ze kuil bevon<strong>de</strong>n zich scherven van grijsbakkend aar<strong>de</strong>werk<br />

uit <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> of 15 <strong>de</strong> eeuw. 17 Aan <strong>de</strong> oostzij<strong>de</strong> van vindplaats 3 wer<strong>de</strong>n een drietal<br />

sloten aangesne<strong>de</strong>n. Omdat <strong>de</strong> drie sloten elkaar oversne<strong>de</strong>n en dateerbaar<br />

vondstmateriaal bevatten, was het mogelijk <strong>de</strong>ze goed te dateren. De oudste sloot<br />

bevatte scherven van 12 <strong>de</strong> -eeuws pingsdorf aar<strong>de</strong>werk en kogelpotten uit <strong>de</strong> 12 <strong>de</strong><br />

tot 14 <strong>de</strong> eeuw. 18 Deze oudste sloot werd oversne<strong>de</strong>n door een twee<strong>de</strong> sloot, waarvan<br />

<strong>de</strong> vulling grijsbakkend aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> -15 <strong>de</strong> eeuw en een scherf siegburg<br />

keramiek uit het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> kwart van <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw bevatte. 19 De <strong>de</strong>r<strong>de</strong> sloot oversneed<br />

op zijn beurt <strong>de</strong> twee<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> vulling van <strong>de</strong>ze sloot wer<strong>de</strong>n naast grijs aar<strong>de</strong>werk<br />

ook enkele fragmenten roodbakkend aar<strong>de</strong>werk en een steengoed scherf uit <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong><br />

Afb. 5.11<br />

De sporen van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse sloten (vindplaats 3).<br />

15<br />

Kloosterboer & Mul<strong>de</strong>r, 1998, nr. 203.<br />

16<br />

S 50-046.<br />

17<br />

S 50-044.<br />

18<br />

S 50-064. Voor <strong>de</strong> beschrijving van kogelpot en pingsdorf aar<strong>de</strong>werk uit Deventer zie: Mittendorff, 2004.<br />

19<br />

S 50-069.


20<br />

S 50-060.<br />

<strong>21</strong><br />

Mittendorff, 2005.<br />

22<br />

S 33-022 en S 33-023.<br />

23<br />

S 33-023.<br />

24<br />

S 33-022.<br />

eeuw gevon<strong>de</strong>n. 20 In <strong>de</strong> nabije omgeving van vindplaats 3 zijn in het es<strong>de</strong>k eveneens<br />

veel mid<strong>de</strong>leeuwse scherven van kogelpot en pingsdorf aar<strong>de</strong>werk aangetroffen.<br />

Op basis van <strong>de</strong>ze informatie kan wor<strong>de</strong>n geconclu<strong>de</strong>erd, dat <strong>de</strong> vroegste mid<strong>de</strong>leeuwse<br />

activiteiten op <strong>de</strong> Rielerenk plaatsvon<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> <strong>de</strong>kzandrug die vanaf<br />

het uiterste zui<strong>de</strong>n van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied ver<strong>de</strong>r naar het zui<strong>de</strong>n liep. Dit was<br />

hoog gelegen grond die uitermate geschikt was <strong>voor</strong> landbouw. Van eventuele 12 <strong>de</strong> -<br />

en 13 <strong>de</strong> -eeuwse structuren, zoals huizen of schuren, zijn echter geen aanwijsbare<br />

resten gevon<strong>de</strong>n. Mogelijk liggen <strong>de</strong>ze (net) buiten het on<strong>de</strong>rzoeksgebied. De<br />

dichtstbijzijn<strong>de</strong> beken<strong>de</strong> plattegron<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> zijn aangetroffen aan <strong>de</strong><br />

Goudwesp te Colmschate (Blauwenoord). Deze boer<strong>de</strong>rijen lagen echter te ver van<br />

het on<strong>de</strong>rzoeksgebied om <strong>voor</strong> het hier aangetroffen vondstmateriaal verantwoor<strong>de</strong>lijk<br />

te zijn. <strong>21</strong> Ook zou<strong>de</strong>n sporen, die ooit op <strong>de</strong> hoger gelegen gron<strong>de</strong>n aanwezig<br />

waren, verloren kunnen zijn gegaan bij het eeuwenlange ploegen. Zeker wanneer <strong>de</strong><br />

boer<strong>de</strong>rijen op poeren of balken ston<strong>de</strong>n, lieten ze alleen ondiepe sporen achter<br />

die eenvoudig verploegd raken. Vaak zijn dan wel waterputten, erfsloten en afvalkuilen<br />

te herkennen. Het <strong>voor</strong>komen van het oudste materiaal aan <strong>de</strong>ze zij<strong>de</strong> van<br />

<strong>de</strong> Rielerenk kan ook zijn veroorzaakt door het opbrengen van <strong>stad</strong>sdrek. Deze<br />

zij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> enk ligt het dichtst bij <strong>de</strong> <strong>stad</strong> en mogelijk zijn hier <strong>de</strong> ophogingen<br />

begonnen.<br />

In dat geval hoeft van concrete bewoning zelfs geen sprake te zijn. Bij gebrek aan<br />

voldoen<strong>de</strong> dui<strong>de</strong>lijke gegevens moet <strong>de</strong> aard van <strong>de</strong>ze laatmid<strong>de</strong>leeuwse fase in het<br />

mid<strong>de</strong>n blijven.<br />

5.5 Erve Mensink (vindplaats 4)<br />

Het laatmid<strong>de</strong>leeuwse erf<br />

Erve Mensink lag ter hoogte van <strong>de</strong> knik in het Mensinkdijkje aan weerszij<strong>de</strong>n van<br />

<strong>de</strong> weg. De oudste vermelding van het erf dateert uit 1399, toen het als hofhorig<br />

aan <strong>de</strong> bisschop werd vermeld. Binnen het on<strong>de</strong>rzoeksgebied zijn slechts een beperkt<br />

aantal sporen behorend bij het mid<strong>de</strong>leeuwse erf aangetroffen. Dit wordt<br />

mogelijk veroorzaakt door <strong>de</strong> ligging van kern van het erf net buiten het on<strong>de</strong>rzoeksgebied<br />

aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> van het Mensinkdijkje. Uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen dateren<br />

in ie<strong>de</strong>r geval twee sloten (afb. 5.12). 22 De eerste laatmid<strong>de</strong>leeuwse sloot<br />

maakte een hoek in <strong>de</strong> werkput. De sloot kwam uit het westprofiel en knikte na<br />

ongeveer 7 m naar het zuidoosten. De sloot was nog 1,5 m breed en 0,4 m diep. 23<br />

Het uitein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> sloot in het westprofiel takte aan in <strong>de</strong> perceelgrens van 1832.<br />

Vermoe<strong>de</strong>lijk omgaf <strong>de</strong> sloot het kadastrale perceel waarop in 1832 het hoofdgebouw<br />

lag. De scherven uit <strong>de</strong> vulling van <strong>de</strong> sloot zijn te dateren in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong><br />

1350-1400. Het gaat om scherven van steengoed kannen, een roodbakken<strong>de</strong> pispot<br />

en divers grijsbakkend aar<strong>de</strong>werk. Mogelijk vormt <strong>de</strong>ze sloot het restant van <strong>de</strong><br />

eerste erfbegrenzing van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij.<br />

De twee<strong>de</strong> sloot in <strong>de</strong>ze werkput was nog ongeveer 1 m breed, 0,4 m diep en liep<br />

van oost naar west door <strong>de</strong> werkput. 24 De sloot sloot vermoe<strong>de</strong>lijk aan op <strong>de</strong>len<br />

van sloten die zijn aangetroffen in <strong>de</strong> proefsleuven 34 tot 38. In <strong>de</strong> lengte van dit<br />

kadastrale perceel (G-36) zijn op basis van <strong>de</strong> proefsleuven meer sloten te reconstrueren,<br />

die vermoe<strong>de</strong>lijk dien<strong>de</strong>n om het laaggelegen grasland te ontwateren. In<br />

<strong>de</strong> vulling van <strong>de</strong> sloot in werkput 33 werd steengoed en roodbakkend aar<strong>de</strong>werk<br />

uit <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1400-1450 gevon<strong>de</strong>n. Dit zou er op kunnen wijzen, dat dit perceel<br />

pas in <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw werd ontwaterd. Binnen <strong>de</strong> werkput zijn geen sporen gevon-<br />

51


52<br />

<strong>de</strong>n, die zijn toe te wijzen aan structuren uit <strong>de</strong> late mid<strong>de</strong>leeuwen. Wel zijn er<br />

enkele kleine (paal)kuilen zon<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rlinge samenhang aangetroffen. Hieruit is <strong>de</strong><br />

oudste scherf te<strong>voor</strong>schijn gekomen. Dit is een stuk van een kan van bijna-steengoed<br />

uit Siegburg, die in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> 13 <strong>de</strong> eeuw te dateren is. 25 Enkele<br />

an<strong>de</strong>re sporen kon<strong>de</strong>n op basis van <strong>de</strong> keramiek in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> of 15 <strong>de</strong> eeuw wor<strong>de</strong>n<br />

gedateerd. Verreweg <strong>de</strong> meeste sporen zijn door een gebrek aan vondsten niet te<br />

dateren. Het is opmerkelijk, dat <strong>de</strong> vroegst gedateer<strong>de</strong> sporen allemaal ten noor<strong>de</strong>n<br />

van <strong>de</strong> oudste sloten lagen. Mogelijk lag <strong>de</strong> oudste fase van Erve Mensink noor<strong>de</strong>lijk<br />

van het opgegraven <strong>de</strong>el van het erf, buiten het on<strong>de</strong>rzoeksgebied.<br />

25 S 33-264.<br />

Afb. 5.12<br />

De laatmid<strong>de</strong>leeuwse<br />

sporen op Erve Mensink<br />

(vindplaats 4).


Afb. 5.13<br />

Sporen uit <strong>de</strong> nieuwe tijd op Erven Mensink (vindplaats 4).<br />

1. sloten,<br />

2. paalsporen,<br />

3. perceelsgrenzen op <strong>de</strong> kadastrale kaart van 1832.<br />

In verschillen<strong>de</strong> bronnen tot <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw is terug te vin<strong>de</strong>n, dat Erve Mensink<br />

eigendom was van het Kapittel van Deventer. In <strong>de</strong> praktijk waren <strong>de</strong>ze bezittingen<br />

sinds <strong>de</strong> reformatie min of meer ste<strong>de</strong>lijk eigendom en wer<strong>de</strong>n door een ste<strong>de</strong>lijke<br />

rentmeester beheerd. Vanaf 1807 wordt niet meer het Kapittel, maar <strong>de</strong> <strong>stad</strong> als<br />

eigenaar genoemd. In <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke administratie is veel terug te vin<strong>de</strong>n over <strong>de</strong><br />

pachters. Van <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> tot <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> eeuw was steeds sprake van pachters met <strong>de</strong><br />

naam Mensink. Of we hier uit mogen conclu<strong>de</strong>ren, dat <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij eeuwen in han<strong>de</strong>n<br />

van één familie was of dat <strong>de</strong> families naar dit erf genoemd wer<strong>de</strong>n, is ondui<strong>de</strong>lijk.<br />

In 1846 werd het erf gepacht door Hendrikus Wichers en vanaf 1855<br />

door Jacob Vrielink. Rond 1870 verdween Erve Mensink. 26 De naam bleef bestaan<br />

dankzij het Mensinkdijkje, nu een populair fietspad van Schalkhaar naar Deventer.<br />

Op <strong>de</strong> kadasterkaart van 1832 bestaat Erve Mensink uit een hoofdgebouw van 23<br />

m bij 13 m en een daarnaast gelegen bijgebouw van 10 m x 10 m. Bei<strong>de</strong> gebouwen<br />

lagen echter net buiten het on<strong>de</strong>rzoeksgebied aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> van het Mensinkdijkje.<br />

Een stuk naar het noor<strong>de</strong>n lag een schuur van ongeveer 13 m lang en 7 m<br />

breed. In 1846 werd Erve Mensink omschreven als een erf met een huis, een schuur<br />

en een steltenberg (hooiberg). In werkput 33 zijn <strong>de</strong> resten van het meest noor<strong>de</strong>lijke<br />

bijgebouw teruggevon<strong>de</strong>n (afb. 5.14). Het gebouw was opgetrokken uit zestien<br />

wandpalen en was ongeveer 15 m lang en 7 m breed. De vorm van <strong>de</strong> ingegraven<br />

sporen was min of meer rechthoekig. De paalkuilen waren na aanleg van het vlak<br />

nog 0,2 tot 0,5 m diep. 27 In een aantal sporen waren nog houtresten aanwezig. De<br />

vulling van sommige paalgaten bevatte keramiek, die het mogelijk maakt om <strong>de</strong> aan-<br />

26<br />

Kloosterboer & Mul<strong>de</strong>r, 1998.<br />

27<br />

S 33-258, S 33-153, S 33-147, S 33-4, S 33-8, S 33-10, S 33-11, S 33-14, S 33- 377, S 33-83, S 33-298, S 33-294, S 33-288,<br />

S 33-278, S 33-273 en S 33-270.<br />

53


54<br />

leg van het gebouw te dateren. Een scherf van een majolicabord, plaatst <strong>de</strong> bouw in<br />

<strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw. 28 Het zeer waarschijnlijk, dat dit gebouw in ie<strong>de</strong>r geval tot <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong><br />

eeuw bestaan heeft. De vorm van het gebouw geeft een goe<strong>de</strong> aanwijzing <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

functie. De afgesne<strong>de</strong>n hoeken van het gebouw suggereren, dat het een schapenstal<br />

is geweest. Een schapenstal kan het beste geen rechte hoeken hebben, omdat er<br />

an<strong>de</strong>rs een reëel gevaar bestaat dat <strong>de</strong> kud<strong>de</strong> een dier dood drukt in een hoek.<br />

Vandaar dat stallen en omheiningen <strong>voor</strong> schapen traditioneel ovaal of met afgesne<strong>de</strong>n<br />

hoeken wer<strong>de</strong>n gebouwd. De schapen wer<strong>de</strong>n overdag waarschijnlijk naar <strong>de</strong><br />

woeste gron<strong>de</strong>n gebracht om te grazen. De wei<strong>de</strong>grond rond <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij was in<br />

eerste instant bedoeld <strong>voor</strong> rundvee. Vergelijkbare schaapskooien zijn te herkennen<br />

op <strong>de</strong> erven Het Reele en Wannink.<br />

Ook een aantal sloten zijn in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> te dateren (afb. 5.13). Het meest in het<br />

oog springend zijn <strong>de</strong> in een T-vorm aansluiten<strong>de</strong> bre<strong>de</strong> sloten aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> van<br />

het opgegraven <strong>de</strong>el van Erve Mensink. De eerste sloot liep vrijwel oost west en<br />

was ongeveer 4 m breed en 1 m diep. 29 Deze sloot is ook waargenomen in <strong>de</strong><br />

proefsleuven 34 tot 40. De sloot liep langs <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke grens van het lager gelegen<br />

grasland en dien<strong>de</strong> vermoe<strong>de</strong>lijk om het water uit <strong>de</strong>ze lager gelegen gebie<strong>de</strong>n af te<br />

voeren.<br />

28 Majolica bor<strong>de</strong>n met <strong>de</strong>rgelijke beschil<strong>de</strong>ring wer<strong>de</strong>n in Delft, Harlingen en an<strong>de</strong>re plaatsen gemaakt: <strong>Bartels</strong>, 1999, 207.<br />

29 S 33-36.<br />

Afb. 5.14a<br />

De plattegrond van<br />

<strong>de</strong> schapenstal van<br />

het Erve Mensink,<br />

kijkend naar het<br />

zui<strong>de</strong>n. Recht het<br />

Mensinksdijkje.<br />

(zomer 2003).


Afb. 5.14b<br />

De plattegrond van <strong>de</strong> schapenstal<br />

van Erve Mensink.<br />

30 S 27-65.<br />

31 S 33-36.<br />

32 S 101-107 en S 101-95.<br />

paalkuil<br />

0 5<br />

m<br />

10<br />

Mogelijk sluit <strong>de</strong>ze sloot zelfs aan op <strong>de</strong> oost west lopen<strong>de</strong> sloot in werkput 27. 30<br />

Tussen <strong>de</strong> uitein<strong>de</strong>n van bei<strong>de</strong> sloten bevond zich in 1832 ie<strong>de</strong>r geval een perceelgrens.<br />

Haaks op <strong>de</strong> sloot in werkput 33 werd een noord zuid lopen<strong>de</strong> sloot aangetroffen<br />

die te volgen was tot in werkput 1. 31 Vermoe<strong>de</strong>lijk markeer<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze sloot<br />

<strong>de</strong> oostzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> moestuin van het erf, die is weergegeven op <strong>de</strong> kadastrale kaart<br />

van 1832 (E-35). Aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> stond <strong>de</strong> sloot vermoe<strong>de</strong>lijk in verbinding met<br />

een perceelsgreppel die is aangetroffen in <strong>de</strong> proefsleuven 2 tot 4.<br />

5.6 Een omgracht perceel naast Erve Mensink (vindplaats 5)<br />

In 2004 werd bij noodon<strong>de</strong>rzoek in <strong>de</strong> bouwkuip van het nog te bouwen Deventer<br />

Ziekenhuis een door smalle greppels omgeven terrein aangetroffen (afb. 5.16, pag.<br />

72). In <strong>de</strong> bouwput was een stelsel van dubbele en/of driedubbele greppels te herkennen,<br />

dat een min of meer rechthoekig terrein omgaf. Het rechthoekige terrein<br />

binnen <strong>de</strong> greppels had afgeron<strong>de</strong> hoeken en een oppervlakte van 45 m bij 36 m. Het<br />

restant van <strong>de</strong> binnenste greppel was tussen 0,65 m en 1 m breed met een diepte<br />

van 0,1 tot 0,4 m. 32<br />

55


Afb. 5.15 (pag. 56)<br />

Gereconstrueer<strong>de</strong> verloop van sloten over <strong>de</strong> Rielerenk.<br />

De vorm van <strong>de</strong> greppel liep sterk uiteen. In <strong>de</strong> zuidoosthoek van het terrein was<br />

een doorgang met een breedte van ongeveer 4 m te herkennen.<br />

Aan <strong>de</strong> noordzij<strong>de</strong>, westzij<strong>de</strong> en zuidzij<strong>de</strong> lag <strong>voor</strong> <strong>de</strong> binnenste greppel een twee<strong>de</strong><br />

greppel. Aan <strong>de</strong> noordzij<strong>de</strong> lag <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> greppel ongeveer 2,5 m <strong>voor</strong> <strong>de</strong> binnenste<br />

greppel en was met <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> hoeken verbon<strong>de</strong>n. 33 De twee<strong>de</strong> greppel was aan<br />

<strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> met <strong>de</strong> zuidwesthoek van <strong>de</strong> binnenste greppel verbon<strong>de</strong>n en lag ongeveer<br />

5 m <strong>voor</strong> <strong>de</strong> binnenste greppel. 34 Aan <strong>de</strong> oostzij<strong>de</strong> eindig<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze greppel ter<br />

hoogte van <strong>de</strong> ingang in <strong>de</strong> binnenste greppel. Aan <strong>de</strong> westzij<strong>de</strong> lag <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> greppel<br />

ongeveer 5 m <strong>voor</strong> <strong>de</strong> binnenste greppel en sloot aan op <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> greppel aan<br />

<strong>de</strong> noord- en zuidzij<strong>de</strong>. 35 Hieromheen was nog een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> greppel te herkennen, die<br />

<strong>de</strong> binnenste greppels nergens raakte. 36 Aan <strong>de</strong> noord- en westzij<strong>de</strong> is <strong>de</strong>ze greppel<br />

vastgesteld op respectievelijk ongeveer 9 m en 11 m <strong>voor</strong> <strong>de</strong> binnenste greppel.<br />

Aan <strong>de</strong> zuid- en oostzij<strong>de</strong> viel <strong>de</strong>ze greppel buiten <strong>de</strong> bouwput van het ziekenhuis.<br />

Afb. 5.17<br />

De sporen van het omgrachte perceel in <strong>de</strong> opgravingsput tij<strong>de</strong>ns het on<strong>de</strong>rzoek in 2004.<br />

Direct achter <strong>de</strong> doorgang aan <strong>de</strong> oostzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> omhein<strong>de</strong> structuur lag een<br />

drietal kuilen, dat mogelijk een soort ingangspartij achter <strong>de</strong> doorgang vorm<strong>de</strong>. De<br />

grootste kuil met een doorsne<strong>de</strong> van ongeveer 2 m en een diepte van 0,6 m zou in<br />

dat geval een aflsluitbaar hek kunnen hebben gedragen. De an<strong>de</strong>re twee palen kunnen<br />

hebben gefungeerd als een soort veevang om vee te verzamelen, <strong>voor</strong>dat het<br />

door <strong>de</strong> poort werd geleid. 37 In <strong>de</strong> kuilen zijn geen scherven aangetroffen, die datering<br />

van <strong>de</strong> sporen mogelijk maken. In <strong>de</strong> vulling van <strong>de</strong> sloten is slechts één scherf<br />

33 S 101-107.<br />

34 S 101-94 en S 101-97.<br />

35 S 101-10 en 101-157.<br />

36 S 10-1, S 101-58, S 101-179, S 101-167 en S 101-170.<br />

37 Grote kuil: S 101-111, Kleine kuilen S 101-103 en S 101-105.<br />

57


58<br />

pingsdorf, daterend uit <strong>de</strong> 10 <strong>de</strong> tot 12 <strong>de</strong> eeuw, aangetroffen. Opvallend is het volledig<br />

ontbreken van baksteenfragmenten in <strong>de</strong> sloten, op basis waarvan <strong>de</strong> structuur vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

vóór <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> en mogelijk zelfs vóór <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw kan wor<strong>de</strong>n gedateerd.<br />

Vermoe<strong>de</strong>lijk hebben we hier zodoen<strong>de</strong> te maken met een complex uit <strong>de</strong> ontginningsfase<br />

van <strong>de</strong> Rielerenk.<br />

Als <strong>de</strong> ligging van <strong>de</strong> sloten wordt uitgezet op <strong>de</strong> hoogtekaart valt onmid<strong>de</strong>lijk op<br />

dat <strong>de</strong> omgrachte structuur gelegen was op een kleine hoogte mid<strong>de</strong>n in het nattere<br />

gebied aan <strong>de</strong> noordzij<strong>de</strong> van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied. Het natuurlijke gele zand<br />

lag hier op een hoogte van meer dan 6,37 m boven NAP. Het maaiveld lag op 6,73<br />

m boven NAP en hoger. Hieruit kan wor<strong>de</strong>n afgeleid, dat het es<strong>de</strong>k hier nog maar<br />

ongeveer 0,36 m dik was. In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> laatste eeuw is het es<strong>de</strong>k van <strong>de</strong> hogere<br />

<strong>de</strong>len naar <strong>de</strong> lagere <strong>de</strong>len van het landschap geploegd. Dit betekent, dat <strong>de</strong> lagere<br />

<strong>de</strong>len van het gebied een dikkere beschermen<strong>de</strong> laag had<strong>de</strong>n dan <strong>de</strong> hogere <strong>de</strong>len.<br />

Dit heeft er toe geleid dat op <strong>de</strong> koppen veel ondiepe sporen zijn verploegd. Binnen<br />

<strong>de</strong> greppels wer<strong>de</strong>n dan ook <strong>voor</strong>al grote sporen aangetroffen, die waarschijnlijk<br />

dieper waren dan normale paalkuilen.<br />

Twee hooibergen binnen <strong>de</strong> greppelstructuur<br />

Binnen <strong>de</strong> greppels zijn nauwelijks sporen uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen aangetroffen. Naast<br />

<strong>de</strong> hierboven beschreven ingangsconstructie zijn alleen <strong>de</strong> sporen van twee hooibergen<br />

in <strong>de</strong> zuidwesthoek van <strong>de</strong> omheining opgegraven. Hierbij moet wel wor<strong>de</strong>n<br />

opgemerkt, dat niet het gehele terrein binnen <strong>de</strong> greppels kon wor<strong>de</strong>n opgeschaafd<br />

en er zodoen<strong>de</strong> mogelijk sporen niet zijn waargenomen. De bei<strong>de</strong> hooibergen waren<br />

niet gelijktijdig, omdat <strong>de</strong> zespalige hooimijt <strong>de</strong> vijfpalige oversneed. Van <strong>de</strong> vijfpalige<br />

hooimijt waren nog slechts vier paalgaten te herkennen. Deze paalgaten had<strong>de</strong>n<br />

een doorsne<strong>de</strong> van ongeveer 1 m en en waren tussen 0,4 en 0,8 m diep. 38 De<br />

noordwestelijke paal werd oversne<strong>de</strong>n door één van <strong>de</strong> palen van <strong>de</strong> zeskantige<br />

hooimijt. 39 De zuidwestelijke paal is zelfs geheel vergraven bij <strong>de</strong> aanleg van <strong>de</strong>ze<br />

latere hooimijt. De zij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vijfkantige hooimijt had<strong>de</strong>n elk een lengte van ongeveer<br />

3,75 m. De zeskantige hooiberg was groter dan het eerste exemplaar. Deze<br />

bestond uit zes dragen<strong>de</strong> palen met een doorsne<strong>de</strong> van ongeveer 1,5 m en een<br />

diepte van ongeveer 1 m on<strong>de</strong>r het aangeleg<strong>de</strong> vlak. 40 De zij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>ze hooiberg<br />

waren ongeveer 5 m lang. In één van <strong>de</strong> paalgaten is een enkele scherf protosteengoed<br />

aangetroffen die tussen 1240 en 1280 te dateren is. De zui<strong>de</strong>lijke twee palen<br />

van <strong>de</strong> grootste hooiberg doorsne<strong>de</strong>n <strong>de</strong> binnenste greppel en zijn daarmee in<br />

ie<strong>de</strong>r geval van later datum. 41 Of het gehele greppelsysteem toen reeds buiten gebruik<br />

was, valt niet met zekerheid te zeggen. Een vijf- of zesroedige hooiberg wijst<br />

op een boerenbedrijf van enige omvang en niet op een keuterboer. 42<br />

De plaats van <strong>de</strong> structuur binnen <strong>de</strong> verkaveling<br />

Het complex van sloten lag in 1832 op het kadastrale perceel E-33, dat eigendom<br />

was van <strong>de</strong> <strong>stad</strong> Deventer en <strong>de</strong>el uitmaakte van <strong>de</strong> lan<strong>de</strong>rijen bij Erve Mensink. Het<br />

perceel was als akkerbouwgrond in gebruik, wat er ook op wijst dat het hoger lag<br />

dan <strong>de</strong> omliggen<strong>de</strong> wei<strong>de</strong>gron<strong>de</strong>n (afb. 5.18, pag. 73). Opvallend is, dat <strong>de</strong> oriëntatie<br />

van <strong>de</strong> sloten ongeveer 45° afwijkt van <strong>de</strong> perceelsgrenzen in 1832. Dit wordt geïllustreerd<br />

door afb. 5.15 waarin het verloop van verschillen<strong>de</strong> sloten is gereconstrueerd.<br />

In <strong>de</strong> afbeelding valt dui<strong>de</strong>lijk te zien, dat naast sloten in lijn met <strong>de</strong><br />

percelering van 1832, ook een groep sloten met een daarvan afwijken<strong>de</strong> oriëntatie<br />

aanwezig is. Vermoe<strong>de</strong>lijk valt dit afwijken<strong>de</strong> systeem in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen te<br />

dateren en is het an<strong>de</strong>re systeem in <strong>de</strong> nieuwe tijd aangelegd (zie ook vindplaats 4).<br />

38<br />

S 101-6, S 101-8, S 101-13, S 101-14 en S 101-90.<br />

39<br />

S 101-50.<br />

40<br />

S 101-5, S 101-7, S 101-12, S 101-14, S 101-90 en S 101-89.<br />

41 S 101-5 en S 101-89.<br />

42 Goutbeek & Jans, 1988, 28-29.


43<br />

Scholte-Lubberink, 2003, 37-38.<br />

44<br />

Keller et al., 1996.<br />

De sloten met <strong>de</strong> oudste oriëntatie concenteer<strong>de</strong>n zich op <strong>de</strong> percelen, die in 1832<br />

<strong>de</strong>el uitmaakten van het erf Mensink. De sloten aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> van <strong>de</strong>ze perceelgrens<br />

had<strong>de</strong>n een volledig an<strong>de</strong>re oriëntatie. Dit wijst er vermoe<strong>de</strong>lijk op, dat<br />

<strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> Rielerenk met an<strong>de</strong>re pachters en/of eigenaars niet<br />

in één keer zijn ontgonnen. Er was vermoe<strong>de</strong>lijk sprake van een aantal verschillen<strong>de</strong><br />

chronologische of geografische fasen. Pas later zijn sloten aangelegd, die percelen<br />

van verschillen<strong>de</strong> eigenaren oversne<strong>de</strong>n. Een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong>ze sloten is nog terug te<br />

zien in <strong>de</strong> perceelsgrenzen op <strong>de</strong> kadastrale kaart van 1832.<br />

De functie van <strong>de</strong> structuur<br />

Het gebrek aan gebouwen en sporen binnen het complex van sloten maakt het niet<br />

mogelijk om met zekerheid een functie vast te stellen. Op basis van <strong>de</strong> archeologische<br />

resten en <strong>de</strong> beschikbare historische bronnen zijn er een aantal mogelijkhe<strong>de</strong>n:<br />

Een ou<strong>de</strong>re fase van Erve Mensink<br />

Vast staat dat <strong>de</strong> vindplaats in 1832 <strong>de</strong>el uitmaakte van <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n van het erf<br />

Mensink. Het zou kunnen gaan om een ou<strong>de</strong>re fase van <strong>de</strong>ze boer<strong>de</strong>rij. De aanwezigheid<br />

van een heel stelsel van sloten sluit echter niet helemaal aan op <strong>de</strong> interpretatie<br />

als eenvoudig boerenerf. De omvang van het greppelsysteem zou kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n verklaard door het een aantal keer opnieuw aanleggen van <strong>de</strong> erfgreppels<br />

op steeds iets an<strong>de</strong>re plaatsen. Een omvangrijk greppelsysteem rondom een boer<strong>de</strong>rij<br />

is on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re bekend uit De Lutte (Overijssel), waar <strong>de</strong> Duivelshof is opgegraven.<br />

Het gebied rond <strong>de</strong> Duivelshof ken<strong>de</strong> echter een min<strong>de</strong>r sterk centraal<br />

gezag waardoor het belang van een eigen ver<strong>de</strong>diging veel groter was. Ook had <strong>de</strong><br />

Duivelshof een hogere status dan Erve Mensink. Het was <strong>de</strong> belangrijkste hof van<br />

<strong>de</strong> Marke De Lutte en <strong>de</strong> woonplaats van le<strong>de</strong>n van een a<strong>de</strong>llijk geslacht, dat als<br />

ministerialen verbon<strong>de</strong>n was aan <strong>de</strong> Bisschop van Utrecht. 43 Tot slot waren <strong>de</strong><br />

grachten in De Lutte 3 à 4 m breed, aanzienlijk bre<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> hier aangetroffen<br />

exemplaren. Een twee<strong>de</strong> <strong>voor</strong>beeld is aangetroffen in Duitsland. 44 Hier was sprake<br />

van een omgracht terrein van 52,5 bij 9,5 m, omgeven door een iets meer dan 1 m<br />

bre<strong>de</strong> gracht. Binnen het terrein wer<strong>de</strong>n echter ook sporen van een grote boer<strong>de</strong>rij,<br />

een hutkom en diverse kuilen aangetroffen. Op basis van <strong>de</strong> keramiek viel <strong>de</strong><br />

aanleg van het complex te dateren in <strong>de</strong> 11 <strong>de</strong> of 12 <strong>de</strong> eeuw. Dergelijke diepe sporen<br />

ontbraken op <strong>de</strong> Rielerenk volledig. Hoewel mag wor<strong>de</strong>n aangenomen, dat <strong>de</strong> grachten<br />

op maaiveld bre<strong>de</strong>r waren dan in het opgravingsvlak, kunnen ze eigenlijk nauwelijks<br />

een <strong>de</strong>fensieve functie hebben gehad. Een functie als symbolische erfgreppel<br />

ligt dan ook meer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand.<br />

De oppervlakte van het terrein binnen <strong>de</strong> grachten was ongeveer 1600 m 2 , voldoen<strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong> een beschei<strong>de</strong>n boerenerf. De hooiberg in twee fasen past goed in het<br />

beeld van een boerenerf. Tegen <strong>de</strong>ze optie spreken een aantal an<strong>de</strong>re factoren. Op<br />

het terrein zijn in het geheel geen sporen van een boer<strong>de</strong>rij of an<strong>de</strong>re bijgebouwen<br />

aangetroffen. Veel van <strong>de</strong>ze gebouwen wer<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> late mid<strong>de</strong>leeuwen op poeren<br />

of stiepen geplaatst en had<strong>de</strong>n een vakwerkconstructie. Deze constructiewijze laat<br />

alleen ondiepe sporen na die bij het ploegen van <strong>de</strong> zandopduiking verloren zou<strong>de</strong>n<br />

kunnen zijn gegaan. Tegen een gebruik als boerenerf speekt echter ook het ontbreken<br />

van diepere sporen zoals waterputten en afvalkuilen. Ver<strong>de</strong>r bevatten <strong>de</strong><br />

sloten veel min<strong>de</strong>r vondsten dan te verwachten in <strong>de</strong> omgeving van een boerenerf.<br />

Dit wijst er op, dat het terrein maar beperkt of kortdurend in gebruik was en niet<br />

als boerenerf.<br />

59


60<br />

Een versterking in <strong>de</strong> landweer<br />

Rondom Deventer lag een uitgebreid systeem van landweren, dat in <strong>de</strong> 13 <strong>de</strong> of 14 <strong>de</strong><br />

eeuw was aangelegd. Het dien<strong>de</strong> om het lan<strong>de</strong>lijk gebied te beschermen tegen verrassingsaanvallen<br />

en plun<strong>de</strong>rtochten. Tegen goed <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong> aanvallen bood het<br />

onvoldoen<strong>de</strong> weerstand. Het systeem bestond uit aar<strong>de</strong>n wallen, palissa<strong>de</strong>n, bossages,<br />

sloten en greppels, met doorgangen op <strong>de</strong> plaats van <strong>de</strong> belangrijke routes.<br />

Bij <strong>de</strong>ze doorgangen waren versterkingen aangebracht, die regelmatig in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> - en<br />

15 <strong>de</strong> -eeuwse <strong>stad</strong>srekeningen <strong>voor</strong>komen. In tij<strong>de</strong>n van gevaar wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> doorgangen<br />

‘s nachts afgesloten en bewaakt door gewapen<strong>de</strong> mannen. In <strong>de</strong> <strong>stad</strong>srekeningen<br />

wordt ver<strong>de</strong>r regelmatig gesproken over het schouwen van <strong>de</strong> grachten en wallen.<br />

Er was meer<strong>de</strong>re malen sprake van het schouwen van grachten achter <strong>de</strong> Relo, die<br />

naar een doorgang bij <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij Groot Baarlo liepen. 45 Hoewel <strong>de</strong> Rielerenk groten<strong>de</strong>els<br />

een bisschoppelijk goed was, lag het in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw al wel binnen <strong>de</strong><br />

<strong>stad</strong>slandweer. Dit is niet zo verwon<strong>de</strong>rlijk, omdat <strong>de</strong> bisschop immers nog steeds<br />

<strong>de</strong> landsheer was en omdat <strong>de</strong> <strong>stad</strong> veel bezittingen had buiten <strong>de</strong> werkelijke <strong>stad</strong>sgron<strong>de</strong>n.<br />

Het on<strong>de</strong>rhoud van <strong>de</strong> landweer was een taak van <strong>de</strong> bewoners van <strong>de</strong><br />

Rielerenk. In ruil hier<strong>voor</strong> kwamen ze binnen <strong>de</strong> buitenste ver<strong>de</strong>digingsgor<strong>de</strong>l van<br />

een machtige <strong>stad</strong> te liggen.<br />

De veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong> route van <strong>de</strong> landweer loopt echter ver<strong>de</strong>r naar het oosten om<br />

<strong>de</strong> Rielerenk heen (afb. 5.20, pag. 74). Ze liep van het gasthuis St. Jurriën via <strong>de</strong><br />

Douvel<strong>de</strong>rkolk, een natuurlijke hin<strong>de</strong>rnis, naar <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij Groot Baarlo. Een <strong>de</strong>el<br />

van <strong>de</strong> landweer tussen <strong>de</strong> Douvel<strong>de</strong>rkolk en Groot Baarlo is bewaard gebleven. Bij<br />

Groot Baarlo kruiste <strong>de</strong> <strong>voor</strong>ganger van <strong>de</strong> huidige Spanjaardsdijk <strong>de</strong> landweer en<br />

was vermoe<strong>de</strong>lijk een versterking aangelegd. Op <strong>de</strong> kadastrale kaart uit 1832 is<br />

naast <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij Groot Baarlo een rond perceel met een diameter van 30 m te<br />

zien om-geven door een 10 m bre<strong>de</strong> gracht. Vermoe<strong>de</strong>lijk was dit het restant van<br />

een kleine versterking die <strong>de</strong> doorgang moest beschermen. Een <strong>de</strong>rgelijke versterking<br />

in <strong>de</strong> bisschoppelijke landweer is opgegraven aan <strong>de</strong> Schipbeek: De Swormertoren.<br />

46 Van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij Groot Baarlo liep <strong>de</strong> landweer waarschijnlijk achter<br />

<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke bezittingen aan <strong>de</strong> Zandwetering naar het noor<strong>de</strong>n. Het hier behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />

complex lag dus in het binnenland achter <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>digingslijn en <strong>de</strong> bouw van<br />

een versterking op <strong>de</strong>ze locatie was dus weinig zinvol. Ook zijn er geen aanwijzingen<br />

<strong>voor</strong> sloten, wallen en palissa<strong>de</strong>n die aansluiten op <strong>de</strong>ze versterking en had<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong> smalle grachten maar een zeer beperkte <strong>de</strong>fensieve functie. Deze functie kan dan<br />

ook met vrij veel zekerheid wor<strong>de</strong>n uitgesloten.<br />

Een ontginningsbasis of verzamelplaats <strong>voor</strong> landbouwproducten<br />

De wei<strong>de</strong>gron<strong>de</strong>n speel<strong>de</strong>n een belangrijke rol in het mid<strong>de</strong>leeuwse economische<br />

systeem. Ze wer<strong>de</strong>n gebruikt om vee te wei<strong>de</strong>n en als hooiland. Dit hooi werd<br />

samen met het stro, afkomstig van <strong>de</strong> hoger gelegen akkers, gebruikt als wintervoer<br />

<strong>voor</strong> het vee. Omdat <strong>de</strong> wei<strong>de</strong>gron<strong>de</strong>n zelf laag gelegen waren, kon<strong>de</strong>n <strong>de</strong> hooibergen<br />

niet tussen <strong>de</strong> weilan<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n aangelegd, omdat zij daar mogelijk on<strong>de</strong>r<br />

water zou<strong>de</strong>n komen te staan. De meeste boeren sloegen hun veevoer op het eigen<br />

erf op. Ook het <strong>stad</strong>sbestuur en particuliere burgers bezaten echter grote wei<strong>de</strong>gebie<strong>de</strong>n.<br />

Een <strong>de</strong>el van hun winter<strong>voor</strong>raad werd binnen <strong>de</strong> <strong>stad</strong> opgeslagen, een<br />

an<strong>de</strong>r <strong>de</strong>el daarbuiten. Daarom wer<strong>de</strong>n op centrale plaatsen op <strong>de</strong> overgang van<br />

hoog naar laag clusters hooibergen ingericht, waar <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>ra<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n opgeslagen.<br />

Deventer ken<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> noordzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> <strong>stad</strong> een aantal van <strong>de</strong>rgelijke<br />

clusters hooibergen, die vermoe<strong>de</strong>lijk al tot in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen teruggaan. Zo lagen<br />

er hooibergen op <strong>de</strong> kruising van <strong>de</strong> Boxbergerweg en <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>nweg en <strong>de</strong><br />

45 CRD 1374, 130, CRD 1376, 347, CRD 1377, 161 en CRD 1379, 220.<br />

46 Lubberding, 1996.


47 <strong>Vermeulen</strong>, 2006B, 13.<br />

48 CRD 1365, 510: Van Doorninck, 1888.<br />

49 CRD 1345: Doorninck, 1888, <strong>21</strong>4.<br />

50 CRD 1352: Doorninck, 1888, 139.<br />

51 CRD 1509: Doorninck, 1988, 64.<br />

52 Verponding van Colmschate 1601.<br />

53 Kohier van <strong>de</strong>n 1000sten of 500sten penning.<br />

54 Heeringa, 1926, 503-580.<br />

kruising van <strong>de</strong> Kolkweg en <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Holterweg (zie afb. 5.<strong>21</strong>, pag. 75). 47<br />

Mogelijk had <strong>de</strong> structuur op <strong>de</strong> Rielerenk een vergelijkbare functie en dien<strong>de</strong> het<br />

om hooi van <strong>de</strong> graslan<strong>de</strong>n op te slaan. Het aantal aangetroffen hooibergen is daar<strong>voor</strong><br />

echter te gering. De diepte van <strong>de</strong> sporen van <strong>de</strong> gevon<strong>de</strong>n hooibergen sluit<br />

uit, dat er ooit meer hooibergen waren die niet meer zijn aangetroffen. Mogelijk<br />

dien<strong>de</strong> <strong>de</strong> structuur om <strong>de</strong> koeien, die in <strong>de</strong> lager gelegen weilan<strong>de</strong>n ston<strong>de</strong>n, bij<br />

hoog water of gevaar te verzamelen. Uit <strong>de</strong> <strong>stad</strong>srekeningen weten we dat er zogenaam<strong>de</strong><br />

koewachters, waren die ’s nachts in <strong>de</strong> <strong>stad</strong>swei<strong>de</strong>n <strong>de</strong> koeien moesten bewaken.<br />

48 Om een effectieve bewaking van <strong>de</strong>ze koeien mogelijk te maken, ligt het<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat <strong>de</strong> koeien binnen een veekraal wer<strong>de</strong>n samengebracht. In dat geval<br />

kunnen enkele hooibergen voldoen<strong>de</strong> zijn om het vee ter plekke te kunnen voe<strong>de</strong>ren.<br />

Misschien had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> bisschoppelijke boer<strong>de</strong>rijen een vergelijkbaar systeem<br />

of werd het erf Mensink net als in later eeuwen gebruikt door <strong>de</strong> <strong>stad</strong>.<br />

In <strong>stad</strong>srekening over 1345 werd gesproken over een persoon, die afkomstig was<br />

van <strong>de</strong> Meybergen of daar nog steeds woon<strong>de</strong>. 49 Tussen 1352 en 1354 was sprake<br />

van een kleine Barchste<strong>de</strong> (boer<strong>de</strong>rij) op <strong>de</strong> Meibergen. 50 In <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> bronnen<br />

over <strong>de</strong> verwerking van <strong>stad</strong>sdrek werd zel<strong>de</strong>n vermeld waar <strong>de</strong> grond naar toe<br />

gaat. Tot <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw kwam <strong>de</strong> Meibergen alleen <strong>voor</strong> als plaats waar grond werd<br />

gedumpt. De ligging van <strong>de</strong> Meibergen is echter niet met zekerheid bekend.<br />

In 1509 werd gesproken over een breuk in <strong>de</strong> dijk waarover <strong>de</strong> Steenstraat van <strong>de</strong><br />

Brinkpoort naar Colmschate en <strong>de</strong> Meibergen liep. 51 Met Colmschate wordt hier<br />

niet het huidige dorp maar <strong>de</strong> Hof Colmschate bedoeld. De Meibergen lag dus aan<br />

<strong>de</strong> noordoostzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> <strong>stad</strong> achter <strong>de</strong> Hof Colmschate. In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> bron werd<br />

gesproken van een stuk land dat gelegen was tussen <strong>de</strong> Koolhoven <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>stad</strong>spoort<br />

en <strong>de</strong> Meibergen. Het moest wor<strong>de</strong>n opgehoogd en ontgonnen. Dit doet vermoe<strong>de</strong>n<br />

dat <strong>de</strong> Meibergen iets dichter bij <strong>de</strong> <strong>stad</strong> lag, omdat het an<strong>de</strong>rs wel om een<br />

heel groot gebied zou gaan. Toch kan niet wor<strong>de</strong>n uitgesloten, dat <strong>de</strong> Meibergen<br />

in<strong>de</strong>rdaad ergens op <strong>de</strong> Rielerenk lag en het centrum van <strong>de</strong> ophogingswerkzaamhe<strong>de</strong>n<br />

vorm<strong>de</strong>. Het omgrachte terrein zou in dat geval een soort verzamelplaats<br />

<strong>voor</strong> dat afval kunnen zijn geweest. Deze functie was goed te combineren<br />

met die van opslagplaats <strong>voor</strong> landbouwproducten en veekraal. Hier tegen spreekt<br />

het feit, dat <strong>de</strong> greppels nauwelijks vondsten bevatten. Na 1354 en <strong>voor</strong> 1601 was<br />

in <strong>de</strong> bronnen geen sprake meer van een boer<strong>de</strong>rij, maar werd <strong>de</strong> naam nog wel<br />

regelmatig genoemd als dumpplaats van afval. In 1601 werd een verponding betaald<br />

en moet er dus (weer) een kleine boer<strong>de</strong>rij gelegen hebben. 52 In 1716 was er een<br />

boer<strong>de</strong>rij die <strong>de</strong> 1000ste of 500ste penning moest betalen. 53 Op <strong>de</strong> in 2004 on<strong>de</strong>rzochte<br />

locatie zijn geen sporen uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> gevon<strong>de</strong>n. Vermoe<strong>de</strong>lijk moet <strong>de</strong><br />

Meibergen dan ook niet op het on<strong>de</strong>rzochte terrein wor<strong>de</strong>n gezocht, maar iets<br />

dichter bij <strong>de</strong> <strong>stad</strong>.<br />

5.7 Het erf Warmboldink (vindplaats 7)<br />

Historische bronnen<br />

Erve Warmboldink lag ten westen van <strong>de</strong> knik in <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Rielerweg. Net als Mensink<br />

wordt Warmboldink in 1399 <strong>voor</strong> het eerst genoemd. Warmbolt is een mid<strong>de</strong>leeuwse<br />

jongensnaam en wellicht was ene Warmbolt <strong>de</strong> stichter van het boerenerf.<br />

Ook Warmboldink was een bezit van <strong>de</strong> bisschop. In <strong>de</strong> rentmeestersrekeningen<br />

van Salland uit 1499-1500 staat vermeld, dat Warmboldink rogge, koren, kippen<br />

en een half varken als belasting betaal<strong>de</strong>. 54<br />

61


62<br />

Afb. 5.22<br />

Het erf Warmboldink tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> winter van 1963.<br />

Afb. 5.23<br />

Overzichtsplattegrond van vindplaats 7:<br />

Erve Warmboldink en Baltink.


55<br />

Cont. Zaken, 33.<br />

56<br />

Notarisakte 2/99/107.<br />

57<br />

S 26-057.<br />

58<br />

S 26-015.<br />

59<br />

S 27-011, S 27-010 en S 27-009.<br />

In 1722 was <strong>de</strong> eigenaar Hagendoorn en werd <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij verpacht aan Harmen<br />

te Riele. 55 De achternaam van <strong>de</strong> pachter zou er op kunnen wijzen, dat hij behoor<strong>de</strong><br />

tot <strong>de</strong> familie die op Erve ´t Riele ten noordwesten van Erve Mensink woon<strong>de</strong>.<br />

In 1766 verkochten <strong>de</strong> erfgenamen van <strong>de</strong> Reinera Hagendoorn het huis aan Lammert<br />

Huysentveld. In 18<strong>21</strong>, na een aantal verkopen en overervingen wer<strong>de</strong>n Klaas<br />

Baltink en zijn vrouw Hen<strong>de</strong>rs Hietbrink, <strong>de</strong> zitten<strong>de</strong> pachters van Warmboldink,<br />

<strong>voor</strong> een bedrag van f 8.200,- <strong>de</strong> nieuwe eigenaren. Sindsdien werd het erf ook wel<br />

Erve Baltink genoemd. 56 In 1951 brand<strong>de</strong> <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij af, die toen eigendom was<br />

van W. A. Voortman en werd gepacht door H. Klijn Vel<strong>de</strong>rman. De nieuwe boer<strong>de</strong>rij,<br />

die werd gebouwd ten oosten van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> huisplaats, is te zien op een foto uit<br />

<strong>de</strong> beruchte winter van 1963 (afb. 5.22). In 1995 werd <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij afgebroken om<br />

plaats te maken <strong>voor</strong> het ziekenhuis.<br />

In <strong>de</strong> omgeving van Warmboldink zijn naast proefsleuven drie grotere werkputten<br />

aangelegd. Werkput 54 lag op <strong>de</strong> plaats waar in 1832 het hoofdgebouw lag. Werkput<br />

52 lag op <strong>de</strong> noordgrens van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied, in <strong>de</strong> wei<strong>de</strong>gron<strong>de</strong>n ten noor<strong>de</strong>n<br />

van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij. Deze werkput lever<strong>de</strong>, buiten een loopgraaf uit <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong><br />

Wereldoorlog, geen noemenswaardige sporen op. De <strong>de</strong>r<strong>de</strong> grote werkput (26/27)<br />

lag ten zui<strong>de</strong>n van het erf op een perceel dat in 1832 <strong>de</strong>el uitmaakte van het erf<br />

Klein Wassink. Aangezien <strong>de</strong>ze boer<strong>de</strong>rij pas in 1823 ontstond, zullen <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n<br />

in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen <strong>de</strong>el uit hebben gemaakt van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rijen Wassink of Warmboldink.<br />

Aangezien Wassink geen <strong>de</strong>el uitmaakt van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied is besloten<br />

<strong>de</strong> resten in dit geval on<strong>de</strong>r Warmboldink te behan<strong>de</strong>len.<br />

Sloten en bijgebouwen in werkput 26/27 uit <strong>de</strong> late mid<strong>de</strong>leeuwen<br />

Sloten<br />

In <strong>de</strong> lengte van <strong>de</strong> werkput liep een ongeveer 2 m bre<strong>de</strong> sloot, die aan <strong>de</strong> noordzij<strong>de</strong><br />

iets naar het westen afboog (zie afb. 5.24). Deze 0,6 m diepe sloot, (sloot 1)<br />

werd aan <strong>de</strong> noordzij<strong>de</strong> oversne<strong>de</strong>n door sloot 2. 57 De keramiek uit sloot 1 is te<br />

dateren tussen het mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> 13 <strong>de</strong> eeuw en <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw. In afb. 5.15 is te zien<br />

dat <strong>de</strong> sloot aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> vermoe<strong>de</strong>lijk aansloot op een in werkput 1 aangetroffen<br />

slootfragment. Aan <strong>de</strong> noordzij<strong>de</strong> is het ver<strong>de</strong>re verloop niet vast te stellen.<br />

Sloot 2 was ongeveer 5 m breed, 0,8 m diep en liep van west naar oost door <strong>de</strong><br />

werkput. Aan <strong>de</strong> oostzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> werkput lijkt <strong>de</strong> sloot iets naar het zui<strong>de</strong>n af te<br />

buigen. Mogelijk volg<strong>de</strong> <strong>de</strong> sloot hier het tracé van <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Rielerweg, die vroeger<br />

als Oerdijk bekend stond. Aan <strong>de</strong> westzij<strong>de</strong> zou <strong>de</strong> sloot aan kunnen sluiten op een<br />

grote sloot dwars over <strong>de</strong> Rielerenk, die is aangetroffen in <strong>de</strong> werkputten 34-40.<br />

Sloot 2 liep daarmee dwars over <strong>de</strong> Rielerenk en is daarom vermoe<strong>de</strong>lijk niet met<br />

een specifiek erf in verband te brengen. De sloot zal eer<strong>de</strong>r een waterstaatkundige<br />

functie hebben gehad.<br />

De bovenlaag van <strong>de</strong> vulling bevatte vondstmateriaal, dat er op wijst dat <strong>de</strong> sloot<br />

tot in <strong>de</strong> nieuwe tijd in gebruik moet zijn geweest. Grijsbakkend aar<strong>de</strong>werk on<strong>de</strong>rin<br />

<strong>de</strong> stratigrafie van <strong>de</strong> sloot, plaatst <strong>de</strong> aanleg van <strong>de</strong> sloot in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw. 58<br />

Aan <strong>de</strong> westzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> werkput lagen drie parallelle sloten. 59 Van <strong>de</strong>ze sloten wer<strong>de</strong>n<br />

4 en 5 aan <strong>de</strong> noordzij<strong>de</strong> door sloot 2 oversne<strong>de</strong>n en eindig<strong>de</strong> sloot 3 net <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong>ze sloot. Aangezien <strong>de</strong> sloten niet door liepen aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> van sloot 2,<br />

maakten ze vermoe<strong>de</strong>lijk wel <strong>de</strong>el uit van één systeem, dat gelijktijdig heeft gefunctioneerd.<br />

Het vervolg van <strong>de</strong>ze sloten was in werkput 1 en werkput 100 dui<strong>de</strong>lijk<br />

te herkennen. De sloten volgen het verloop van <strong>de</strong> perceelsgrens in 1832. Deze perceelgrens<br />

lag precies op <strong>de</strong> overgang van lagere naar hogere gron<strong>de</strong>n.<br />

63


64<br />

Afb. 5.24<br />

De laatmid<strong>de</strong>leeuwse sporen op het zui<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>el van vindplaats 7.<br />

Bijgebouwen<br />

Ingesloten tussen <strong>de</strong> sloten 1, 2 en 3 wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> overblijfselen van twee bijgebouwen<br />

gevon<strong>de</strong>n. Het gaat om een vierpalige spieker (opslagplaats <strong>voor</strong> graan) en<br />

een vijfpalige hooimijt. De spieker bestond uit vier paalgaten met een doorsne<strong>de</strong>


Afb. 1.4<br />

Luchtfoto uit 2002 van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied met <strong>de</strong> proefsleuven. In het mid<strong>de</strong>n het voetbal<strong>stad</strong>ion van Go Ahead Eagles.<br />

Afb. 2.2<br />

De Rielerenk tij<strong>de</strong>ns het proefsleuvenon<strong>de</strong>rzoek in 2002 vanuit <strong>de</strong> lucht. On<strong>de</strong>rin loopt <strong>de</strong> Nico Bolkesteinlaan.<br />

65


66<br />

Afb. 3.1<br />

Bo<strong>de</strong>mprofiel door het es<strong>de</strong>k met on<strong>de</strong>rin<br />

een reductiezone.<br />

Afb. 3.4<br />

Rondom <strong>de</strong> resten van een zwart paalgat ligt <strong>de</strong> natuurlijke bo<strong>de</strong>m met oranje roestvlekken.


Afb. 3.2<br />

Bo<strong>de</strong>mkaart van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied.<br />

67


68<br />

Afb. 4.1<br />

De lichtgrijze verkleuring in het uitgegraven kwart is het overblijfsel van een haardkuil uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n steentijd.<br />

Afb. 5.8<br />

Hoogtekaart van <strong>de</strong> Rielerenk met daarop <strong>de</strong> vindplaatsen uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen.


Afb. 5.1<br />

Overzicht van <strong>de</strong> vindplaatsen op <strong>de</strong> archeologische verwachtingskaart.<br />

69


70<br />

Afb. 5.9<br />

Het grondgebruik op <strong>de</strong> Rielerenk in 1832.


Afb. 5.10<br />

De eigenaren van <strong>de</strong> percelen op <strong>de</strong> Rielerenk in 1832.<br />

71


72<br />

Afb. 5.16<br />

De sporen behoren<strong>de</strong> bij het omgrachte terrein (vindplaats 5).<br />

Afb. 5.19<br />

Schil<strong>de</strong>rij van Paul Bodifee met korenschoven op <strong>de</strong> Enk buiten Deventer.


Hoog oogte van an he het t maa aaiveld<br />

in m bo boven en NAP<br />

5,50 50 - 5,60<br />

5,60 60 - 5,70<br />

5,70 70 - 5,80<br />

5,80 80 - 5,90<br />

5,90 90 - 6,00<br />

6,00 00 - 6,10<br />

6,10 10 - 6,20<br />

6,20 20 - 6,30<br />

6,30 30 - 6,40<br />

6,40 40 - 6,50<br />

6,50 50 - 6,60<br />

6,60 60 - 6,70<br />

6,70 70 - 6,80<br />

6,80 80 - 6,90<br />

6,90 90 - 7,00<br />

7,00 00 - 7,10<br />

7,10 10 - 7,20<br />

7,20 20 - 7,30<br />

7,30 30 - 7,40<br />

7,40 40 - 7,50<br />

Afb. 5.18<br />

Ligging van het omgrachte terrein op <strong>de</strong> hoogtekaart. In <strong>de</strong> figuur zijn ook <strong>de</strong> perceelsgrenzen in 1832 en <strong>de</strong><br />

gereconstrueer<strong>de</strong> sloten weergegeven.<br />

putgrenzen<br />

kadastrale kaart 1832 1832<br />

GBK<br />

gereconstrueer<strong>de</strong> sloten<br />

sporen<br />

0 50 100<br />

m<br />

73


74<br />

Afb. 5.20<br />

Gereconstrueerd verloop van <strong>de</strong> landweer in <strong>de</strong> omgeving van <strong>de</strong> Rielerenk.<br />

Afb. 5.26<br />

Schil<strong>de</strong>rij van Paul Bodifee waarop twee vierpalige hooibergen te zien zijn.


Afb. 5.<strong>21</strong><br />

Ligging van <strong>de</strong> in <strong>de</strong> tekstgenoem<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke hooibergen.<br />

75


76<br />

Afb. 5.32<br />

De hopplantage uit <strong>de</strong> late mid<strong>de</strong>leeuwen (vindplaats 8).<br />

Afb. 5.34<br />

Compilatie van foto's van <strong>de</strong> lange rijen met paalkuilen.


Afb. 5.35<br />

De sloten op vindplaats 8.<br />

Afb. 6.7<br />

Alleen <strong>de</strong> hopbellen die aan <strong>de</strong> plant groeien,<br />

wer<strong>de</strong>n geplukt.<br />

77


78<br />

Afb. 6.5<br />

Reconstructie van <strong>de</strong> opgegraven hopplantage door Peter Paul Hattinga-Verschure.


Het gebied ten oosten van Deventer op <strong>de</strong> Hottingerkaart (situatie 1785-1787).<br />

79


80<br />

Het kadastrale kaartblad waarop <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rijen op <strong>de</strong> Rielerenk staan (1832).


Afb. 5.25<br />

De plattegrond van een vijfpalige hooimijt tij<strong>de</strong>ns het on<strong>de</strong>rzoek in 2003.<br />

60 S 26-007.<br />

61 S 27-002, S 27-003, S 26-020 en S 26-018.<br />

van ongeveer 0,5 m en een diepte van 0,2 m. De zij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> spieker waren 3,25<br />

m lang. In twee paalkuilen van <strong>de</strong> spieker werd grijsbakkend aar<strong>de</strong>werk gevon<strong>de</strong>n uit<br />

<strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> of 15 <strong>de</strong> eeuw. Daarnaast bevatten <strong>de</strong> kuilen enkele fragmenten steengoed,<br />

die niet nauwkeuriger te dateren zijn dan tussen het laatste kwart van <strong>de</strong> 13 <strong>de</strong> eeuw<br />

en <strong>de</strong> eerste helft van <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw. De spieker is dus vermoe<strong>de</strong>lijk in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> of<br />

15 <strong>de</strong> eeuw gebouwd. De spieker staat exact parallel aan <strong>de</strong> vermoe<strong>de</strong>lijk uit <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

perio<strong>de</strong> dateren<strong>de</strong> sloot 1.<br />

Ongeveer 2,5 m ten noordwesten van <strong>de</strong> spieker wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> paalkuilen van een vijfpalige<br />

hooimijt blootgelegd. De afstan<strong>de</strong>n tussen <strong>de</strong> paalkuilen waren steeds rond<br />

<strong>de</strong> 3 meter. De sporen waren ruim 0,6 m in doorsne<strong>de</strong> en tussen 0,4 en 0,6 m diep.<br />

Een uitzon<strong>de</strong>ring vorm<strong>de</strong> <strong>de</strong> meest oostelijke paalkuil, die ruim een meter diep<br />

bleek en nog een dui<strong>de</strong>lijk herkenbare kern had. 60 In <strong>de</strong> vulling van alle vijf sporen<br />

werd keramiek gevon<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> sporen wer<strong>de</strong>n fragmenten kogelpot, bijna-steengoed,<br />

grijsbakkend aar<strong>de</strong>werk, roodbakkend aar<strong>de</strong>werk en ratingen-breitscheid aar<strong>de</strong>werk<br />

aangetroffen. Op basis van <strong>de</strong> jongste scherven kon <strong>de</strong> hooimijt in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong><br />

eeuw wor<strong>de</strong>n gedateerd. 61<br />

De zoektocht naar het laatmid<strong>de</strong>leeuwse hoofdgebouw van Warmboldink<br />

De aanwezigheid van twee bijgebouwen zou er op kunnen wijzen dat het hoofdgebouw<br />

van het laatmid<strong>de</strong>leeuwse Warmboldink in <strong>de</strong> nabije omgeving moet hebben<br />

gestaan. <strong>Boeren</strong>huizen en hun bijgebouwen lagen over het algemeen niet ver van elkaar.<br />

Er zijn echter geen sporen gevon<strong>de</strong>n die zijn toe te wijzen aan een 14 <strong>de</strong> -eeuws<br />

boerenhuis. Ook van <strong>de</strong> overige sporen op <strong>de</strong> vindplaats kon<strong>de</strong>n slechts een tiental<br />

met enige zekerheid aan <strong>de</strong> late mid<strong>de</strong>leeuwen wor<strong>de</strong>n toegewezen. Aan vrij veel<br />

archeologische resten kon geen datering wor<strong>de</strong>n verbon<strong>de</strong>n. In een poging het mid-<br />

81


82<br />

<strong>de</strong>leeuwse huis te vin<strong>de</strong>n, wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> werkputten 52, 53 en 54 aangelegd. 62 In geen<br />

van <strong>de</strong>ze werkputten wer<strong>de</strong>n sporen van een mid<strong>de</strong>leeuws gebouw aangetroffen. De<br />

oorzaak <strong>voor</strong> het ontbreken van het mid<strong>de</strong>leeuwse huis in het bo<strong>de</strong>marchief zou <strong>de</strong><br />

grote mate van verstoring van <strong>de</strong> vindplaats in latere perio<strong>de</strong>n kunnen zijn. Op een<br />

plaats die langdurig wordt bewoond gaan bij allerlei bouw- en graafactiviteiten<br />

sporen uit eer<strong>de</strong>re perio<strong>de</strong>n verloren. Op <strong>de</strong>ze vindplaats wer<strong>de</strong>n veel mo<strong>de</strong>rne<br />

verstoringen vastgesteld. Vooral het gebied ter plaatse van <strong>de</strong> werkputten 45, 46 en<br />

47 is in <strong>de</strong> 20 ste eeuw bij <strong>de</strong> sloop van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij Warmboldink verstoord. Juist<br />

dit perceel was volgens <strong>de</strong> kadasterkaart van 1832 als huisplaats in gebruik.<br />

Het ontbreken van het mid<strong>de</strong>leeuwse hoofdgebouw in het bo<strong>de</strong>marchief kan ook<br />

een gevolg zijn van <strong>de</strong> toegepaste bouwwijze. In <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> en 15 <strong>de</strong> eeuw wer<strong>de</strong>n<br />

boerenhuizen veelal op stiepen en/of ‘Schwellbalken' gebouwd. Stiepen zijn 'blokken'<br />

van baksteen, zwerfkeien, maalstenen of an<strong>de</strong>r materiaal, die ondiep wer<strong>de</strong>n<br />

ingegraven en waarop een houten staan<strong>de</strong>r werd geplaatst. Een ‘Schwellbalk’ is een<br />

liggen<strong>de</strong> balk <strong>voor</strong> hetzelf<strong>de</strong> doel. De fun<strong>de</strong>ring is bij <strong>de</strong>ze bouwwijze weinig omvangrijk<br />

en ondiep, waardoor <strong>de</strong> kans dat resten van het huis in <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m bewaard<br />

blijven zeer gering is. Bij het archeologische on<strong>de</strong>rzoek van Erve Warmboldink wer<strong>de</strong>n<br />

enkele tientallen centimeters grote brokken afval van baksteenproductie gevon<strong>de</strong>n.<br />

Het is goed <strong>de</strong>nkbaar dat <strong>de</strong>ze als stiepen zijn gebruikt <strong>voor</strong> het laatmid<strong>de</strong>leeuwse<br />

huis.<br />

Voorbeel<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>ze 14 <strong>de</strong> - en 15 <strong>de</strong> -eeuwse bouwwijze wer<strong>de</strong>n bij archeologisch<br />

on<strong>de</strong>rzoek in het buitengebied van Zutphen vastgesteld. 63 Bij <strong>de</strong> erven 't Hummel<br />

en Berghege ten oosten van Zutphen wer<strong>de</strong>n vindplaatsen aangetroffen, die dui<strong>de</strong>lijk<br />

laatmid<strong>de</strong>leeuwse erven vertegenwoordig<strong>de</strong>n. Door vondstconcentraties aar<strong>de</strong>werk<br />

en <strong>de</strong>ndrochronologische dateringen van het eikenhout van waterputten,<br />

bleek dat op <strong>de</strong> locaties zeker boerenerven uit <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw hebben gelegen. De<br />

boerenhuizen waren echter niet in <strong>de</strong> grondsporen terug te vin<strong>de</strong>n. De beste aanwijzing<br />

<strong>voor</strong> een huis bleek het vermoe<strong>de</strong>lijke restant van een lemen vloer uit <strong>de</strong><br />

13 <strong>de</strong> eeuw. Bij <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij 't Loo in Zutphen kon dat dui<strong>de</strong>lijk wor<strong>de</strong>n aangetoond,<br />

omdat een <strong>de</strong>el van het 15 <strong>de</strong> -eeuwse muurwerk nog in <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m aanwezig was. 64<br />

Het betrof een bakstenen <strong>voor</strong>gevel aan een ver<strong>de</strong>r uit natuurlijke bouwmaterialen,<br />

62 Werkputten 52, 52 en 54.<br />

63 Fermin, in <strong>voor</strong>bereiding.<br />

64 Groothed<strong>de</strong>, 2005.<br />

Afb. 5.27<br />

Misbaksel bestaan<strong>de</strong> uit meer<strong>de</strong>re aan<br />

elkaar gesmolten bakstenen.


Afb. 5.28<br />

Muurfragment aangetroffen<br />

tij<strong>de</strong>ns het on<strong>de</strong>rzoek in<br />

2002 dat vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el uitmaakte van<br />

het hoofdgebouw van Erve<br />

Baltink.<br />

zoals hout en leem, gebouwd huis. Een baksteen gevel beteken<strong>de</strong> een extra investering<br />

in <strong>de</strong> brandveiligheid en zal het aanzien van <strong>de</strong> bewoners hebben verhoogd.<br />

Vondsten van het laatmid<strong>de</strong>leeuwse Warmboldink<br />

In werkput 27, net ten noor<strong>de</strong>n van sloot 2, werd een hon<strong>de</strong>nbegraving aangetroffen<br />

(afb. 5.24). 65 In een ruim één meter lange kuil werd het slecht geconserveer<strong>de</strong><br />

skelet van een hond gevon<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> kuil lag een scherf van grijsbakkend aar<strong>de</strong>werk<br />

uit <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> of 15 <strong>de</strong> eeuw, die <strong>de</strong> kuil in ie<strong>de</strong>r geval na 1300 dateert. De overige mid<strong>de</strong>leeuwse<br />

vondsten van Erve Warmboldink betreffen <strong>voor</strong>al keramiek. Een groot<br />

<strong>de</strong>el daarvan is in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw te dateren. 66 Er is een vrij gevarieer<strong>de</strong> groep grijsbakkend<br />

aar<strong>de</strong>werk met wisselen<strong>de</strong> baksels en mageringen. De kwaliteit van het<br />

15 <strong>de</strong> -eeuwse grijsbakkend aar<strong>de</strong>werk is dui<strong>de</strong>lijk beter dan het 14 <strong>de</strong> -eeuwse grijsbakkend<br />

aar<strong>de</strong>werk: het is har<strong>de</strong>r en fijner gemagerd. De keramiek op dit boerenerf<br />

was veel eenvoudiger dan <strong>de</strong> keramiek die in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> perio<strong>de</strong> in <strong>de</strong> <strong>stad</strong> werd<br />

gebruikt. Opvallend zijn <strong>de</strong> lagere percentages importkeramiek zoals steengoed.<br />

Vooral steengoed werd in <strong>de</strong> <strong>stad</strong> in veel grotere hoeveelhe<strong>de</strong>n gebruikt. De al<br />

relatief kleine hoeveelheid steengoed, die op <strong>de</strong> vindplaats werd gevon<strong>de</strong>n, is vaak<br />

ook nog goedkopere B-keus. 67 Dit beeld sluit goed aan bij het beeld dat is aangetroffen<br />

bij <strong>de</strong> 12 <strong>de</strong> -eeuwse boer<strong>de</strong>rijen aan <strong>de</strong> Goudwesp. Hier lagen <strong>de</strong> importpercentages<br />

rond <strong>de</strong> 20 % terwijl in <strong>de</strong> <strong>stad</strong> percentages rond <strong>de</strong> 42 % geen uitzon<strong>de</strong>ring<br />

zijn. 68 Opvallend is wel <strong>de</strong> vondst van verschillen<strong>de</strong> scherven ratingenbreitscheid.<br />

Het erf Warmboldink in <strong>de</strong> nieuwe tijd<br />

Op <strong>de</strong> kadasterkaart uit 1832 wordt het erf niet met naam genoemd. Het is weergeven<br />

ten zui<strong>de</strong>n van het bij name genoem<strong>de</strong> Wannink. De opstallen op het erf beston<strong>de</strong>n<br />

in 1832 naast een bakstenen hoofdgebouw uit een schuur en een moestuin.<br />

Ten westen van het hoofdgebouw lag een klein wei<strong>de</strong>gebied. Ver<strong>de</strong>r bezat Baltink<br />

uitsluitend akkergrond wat doet vermoe<strong>de</strong>n dat hij zich op akkerbouw specialiseer<strong>de</strong>.<br />

Het hoofdgebouw<br />

Tij<strong>de</strong>ns het proefon<strong>de</strong>rzoek in 2002 werd in een onverstoord <strong>de</strong>el van het vlak<br />

65 S 27-032.<br />

66 Determinatie Michiel <strong>Bartels</strong> (Archeologie Deventer).<br />

67 Waarneming door Michiel <strong>Bartels</strong> (Archeologie Deventer).<br />

68 Mittendorff, 2005, 23 en Mittendorff & <strong>Vermeulen</strong>, 2004, 78.<br />

83


84<br />

tussen verschillen<strong>de</strong> grote recente verstoringen een ongeveer 2,5 m lang muurfragment<br />

gevon<strong>de</strong>n (afb. 5.28). Dit fragment maakte vermoe<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>el uit van <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke<br />

muur van het hoofdgebouw, dat is afgebeeld op <strong>de</strong> kadastrale kaart van 1832<br />

en in 1951 in vlammen opging. Hoewel in 2003 een groot vlak aangelegd werd rond dit<br />

muurfragment, wer<strong>de</strong>n geen an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>len van <strong>de</strong>ze fun<strong>de</strong>ring aangetroffen (afb. 5.29).<br />

Vermoe<strong>de</strong>lijk is het huis in 1951 vrijwel volledig uitgebroken. In dit vlak wer<strong>de</strong>n wel<br />

hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n an<strong>de</strong>re sporen aangetroffen. De vulling van <strong>de</strong> meeste sporen bevatte<br />

keramiek uit <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw. Omdat <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> -eeuwse sporen on<strong>de</strong>r het bakstenen huis<br />

doorliepen, mag wor<strong>de</strong>n geconclu<strong>de</strong>erd dat dit huis na <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw is gebouwd.<br />

Naast dit karige fragment van het hoofdgebouw wer<strong>de</strong>n verschillen<strong>de</strong> sporen gevon<strong>de</strong>n,<br />

die zicht geven op <strong>de</strong> inrichting van het erf.<br />

Een zandstenen waterput<br />

In <strong>de</strong> westelijke helft van werkput 54, net buiten het bakstenen huis, wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

resten van een uitgebroken en dichtgegooi<strong>de</strong> waterput, gebouwd van blokken zandsteen,<br />

opgegraven. De waterput was on<strong>de</strong>r maaiveld nog meer dan 1 m diep. In het<br />

eerste vlak waren alleen <strong>de</strong> insteek en <strong>de</strong> uitbraak/nazak te herkennen. 69 De insteek<br />

had een diameter van ongeveer 5 m en <strong>de</strong> uitbraak/nazak een diameter van 3,2 m.<br />

Met <strong>de</strong> graafmachine is getracht <strong>de</strong> waterput te couperen. Door <strong>de</strong> hoge waterstand<br />

op <strong>de</strong> Rielerenk werd hierbij al heel snel last van wateroverlast on<strong>de</strong>rvon<strong>de</strong>n<br />

en kon door inzakken geen coupetekening wor<strong>de</strong>n gemaakt. Het grootste <strong>de</strong>el van<br />

<strong>de</strong> waterput is uitgebroken ergens in <strong>de</strong> tijd na <strong>de</strong> buitengebruikname. Alleen op <strong>de</strong><br />

bo<strong>de</strong>m van <strong>de</strong> uitgebroken put was nog een ring van zandsteenfragmenten te her-<br />

69 S 54-54.<br />

Waterput<br />

Erfscheiding<br />

Reconstructie muurwerk<br />

Kadaster 1832<br />

Afb. 5.29<br />

De sporen van het 17 <strong>de</strong> en 18 <strong>de</strong> eeuwse Erf Baltink.


Afb. 5.30<br />

Op het erve Baltink werd <strong>de</strong> muur van een<br />

bakstenen bijgebouwtje uit <strong>de</strong> 20 ste eeuw<br />

opgegraven.<br />

kennen. Vermoe<strong>de</strong>lijk heeft men <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>len bij <strong>de</strong> afbraak verwij<strong>de</strong>rd, maar<br />

lukte het door <strong>de</strong> wateroverlast niet <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>len naar boven te halen. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

zandstenen ring van <strong>de</strong> waterput werd een houten ring aangetroffen. Deze houten<br />

ring bestond uit een aantal afgeron<strong>de</strong> planken, die met elkaar verbon<strong>de</strong>n waren met<br />

houten pennen. Vermoe<strong>de</strong>lijk dien<strong>de</strong> <strong>de</strong> ring om <strong>de</strong> zandstenen waterput een goe<strong>de</strong><br />

fun<strong>de</strong>ring te geven. Daarnaast dien<strong>de</strong> <strong>de</strong> ring ook om <strong>de</strong> uit meer<strong>de</strong>re stenen bestaan<strong>de</strong><br />

putring in watervoeren<strong>de</strong> laag af te laten zakken. Door aan <strong>de</strong> binnenzij<strong>de</strong><br />

zand weg te graven, zakte <strong>de</strong> houten ring met daarop <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rste lagen van <strong>de</strong> waterput<br />

ver<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> watervoeren<strong>de</strong> laag. Hierdoor werd een put gecreërd, die een<br />

groot <strong>de</strong>el van het jaar water voer<strong>de</strong>.<br />

Direct naast <strong>de</strong> waterput lag een grote kuil met een diameter van 1,5 m en een<br />

diepte van ongeveer 0,8 m. 70 On<strong>de</strong>rin <strong>de</strong> kuil was het restant van een houten paal<br />

nog te herkennen. Vermoe<strong>de</strong>lijk heeft in <strong>de</strong> kuil <strong>de</strong> staan<strong>de</strong>r van een haalboom gerust,<br />

die dien<strong>de</strong> om water uit <strong>de</strong> waterput te putten. Het grootste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> vulling<br />

van <strong>de</strong> waterput had een datering in <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw. Er is echter ook een fragment<br />

aar<strong>de</strong>werk met een stempel uit <strong>de</strong> <strong>voor</strong>malige DDR (1948-1989) aangetroffen.<br />

Dit zou betekenen dat <strong>de</strong> waterput pas in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> 20 ste eeuw buiten<br />

gebruik geraakt is, mogelijk bij <strong>de</strong> brand op het erf in 1951. Het is ook mogelijk, dat<br />

men <strong>de</strong> waterput bij <strong>de</strong> afbraak van het huis in 1951 heeft teruggevon<strong>de</strong>n en alsnog<br />

heeft uitgebroken om <strong>de</strong> zandstenen <strong>de</strong>len te kunnen hergebruiken.<br />

Een erfafscheiding aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> van het erf<br />

Langs <strong>de</strong> zuidrand van <strong>de</strong> opgravingsput liep een rij paalgaten (afb. 5.30). 71 De paalgaten<br />

had<strong>de</strong>n een gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> diameter van ongeveer 0,3 tot 0,5 m en een diepte<br />

van ongeveer 0,1 tot 0,3 m. Daarmee waren <strong>de</strong> palen aan <strong>de</strong> lichte kant <strong>voor</strong> een<br />

huisconstructie. Ook <strong>de</strong> geringe on<strong>de</strong>rlinge afstand van ongeveer 0,5 m sprak dit<br />

tegen. Het gaat vermoe<strong>de</strong>lijk om <strong>de</strong> overblijfselen van een erfafscheiding met palen,<br />

een hekwerk. Haaks op <strong>de</strong>ze rij paaltjes stond een twee<strong>de</strong> rij palen met <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

kenmerken, die vermoe<strong>de</strong>lijk gelijktijdig tot stand gekomen is. 72 Het hekwerk zou<br />

gediend kunnen hebben om het erf van <strong>de</strong> moestuin en <strong>de</strong> wei<strong>de</strong> af te schei<strong>de</strong>n. Aan<br />

<strong>de</strong> zuidoostzij<strong>de</strong> ging <strong>de</strong> palenrij over in een smalle greppel. Mogelijk werd het hekwerk<br />

in een smalle sleuf geplaatst.<br />

Een bakstenen bijgebouw<br />

Aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> van werkput 54 bovenop <strong>de</strong> hierboven beschreven palenrij is <strong>de</strong><br />

70<br />

S 54-127.<br />

71<br />

S 54-222, S 54-165, S 54-171, S 54-171, S54-174, S54-181 tot S54-183, S 54-186, S 54-189, S54-191 tot S54-193, S54-96 tot<br />

S 54-103, S54-206 tot S54-208.<br />

72<br />

S 54-<strong>21</strong>1, S 54-<strong>21</strong>2, S54-129 tot S54-135.<br />

85


86<br />

fun<strong>de</strong>ring van een klein bakstenen bijgebouw aangetroffen. De enige volledig aangetroffen<br />

zij<strong>de</strong> van het gebouw mat ongeveer 5,5 m. De an<strong>de</strong>re, onvolledige, zij<strong>de</strong> was<br />

ongeveer 3 m lang. De datering van het muurwerk kon ook archeologisch wor<strong>de</strong>n<br />

aangetoond door een kunststof knoop die on<strong>de</strong>r het metselwerk werd gevon<strong>de</strong>n.<br />

Het gebouwtje heeft een oriëntatie die overeenkomt met <strong>de</strong> oriëntatie van het in<br />

1832 afgebeel<strong>de</strong> hoofdgebouw, maar is dus pas in <strong>de</strong> 20 ste eeuw tot stand gekomen.<br />

Diergraven<br />

Op <strong>de</strong> meeste vindplaatsen, met name bij Erve Warmboldink, wer<strong>de</strong>n bij het archeologisch<br />

on<strong>de</strong>rzoek meer<strong>de</strong>re diergraven gevon<strong>de</strong>n. 73 In <strong>de</strong> tijd dat er nog geen<br />

kadaverdienst bestond was het heel gewoon om overle<strong>de</strong>n vee, dat ongeschikt was<br />

<strong>voor</strong> consumptie, en huisdieren op en rond het erf te begraven. Hierbij zullen <strong>de</strong><br />

huisdieren over het algemeen dichterbij het huis begraven zijn dan <strong>de</strong> zieke slachtdieren.<br />

Op het erf Warmboldink wer<strong>de</strong>n naast <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r genoem<strong>de</strong> hond ook een<br />

paard en een veulen gevon<strong>de</strong>n (afb. 5.31). 74 De ou<strong>de</strong>rdom van <strong>de</strong> diergraven is<br />

moeilijk vast te stellen. Veelal wekten <strong>de</strong>ze niet <strong>de</strong> indruk erg oud te zijn. Vooral<br />

het graf van een paard met veulen bij Warmboldink leek door <strong>de</strong> tamelijk 'verse'<br />

toestand van het botmateriaal van relatief recente datum te zijn. Mogelijk zijn bei<strong>de</strong><br />

dieren overle<strong>de</strong>n bij een mislukte geboorte. Ver<strong>de</strong>r zijn nog enkele door slechte<br />

conservering niet exact te <strong>de</strong>termineren kleine dieren gevon<strong>de</strong>n.<br />

5.8 De hopplantage (vindplaats 8)<br />

Proefon<strong>de</strong>rzoek 2002<br />

Bij het proefon<strong>de</strong>rzoek in 2002 werd ten oosten van <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Rielerweg een rij dicht<br />

bij elkaar gegraven kleine kuilen ont<strong>de</strong>kt (afb. 5.33). 75 De proefsleuf liep precies in<br />

<strong>de</strong> lengte over <strong>de</strong> rij archeologische sporen. De sporen wekten door <strong>de</strong> geringe<br />

on<strong>de</strong>rlinge afstand van 0,5 m niet <strong>de</strong> indruk <strong>de</strong>el uit te maken van een gebouwplattegrond.<br />

De oriëntatie van <strong>de</strong> rij met palen lag haaks op het naar het noor<strong>de</strong>n hoger<br />

wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong> terrein en zou dus ter afsluiting van <strong>de</strong>ze hoogte kunnen hebben ge-<br />

73<br />

Determinatie: Erica Rompelman.<br />

74<br />

S 54-14.<br />

75<br />

S 32-23 tot S 32-26, S 32-28 tot S 32-39, S 32-71, S 32-72, S 32-175, S 32-180, S 32-183.<br />

Afb. 5.31<br />

Aan <strong>de</strong> rand van vindplaats 7<br />

lag een skelet van een paard<br />

dat met veulen is begraven.


Afb. 5.33<br />

In <strong>de</strong> lengte van <strong>de</strong> proefsleuf was een rij<br />

dicht bij elkaar geplaatste palen te zien.<br />

diend. Er werd in eerste instantie gedacht aan een hek, een landweer of een veekering.<br />

76 Om <strong>de</strong>ze hypothesen te toetsen, werd <strong>de</strong> proefsleuf ter hoogte van <strong>de</strong> palenrij<br />

op drie plaatsen uitgebreid. Daarbij bleek dat <strong>de</strong> palenrij in het zui<strong>de</strong>n aansloot<br />

op een bre<strong>de</strong> sloot. 77 In <strong>de</strong> uitbreiding aan <strong>de</strong> noordwestzij<strong>de</strong> waren verschillen<strong>de</strong><br />

parallelle rijen palen te zien. Naast <strong>de</strong> palenrij waren nog veel meer grondsporen<br />

aanwezig. Ook <strong>de</strong> 20 m naar het noordwesten gelegen proefsleuf 48 werd extra<br />

breed aangelegd om meer dui<strong>de</strong>lijkheid te krijgen. Deze proefsleuf bevatte een<br />

re<strong>de</strong>lijke hoeveelheid sporen. Ook hier wer<strong>de</strong>n enkele rijen paalgaten aangetroffen.<br />

Een hekwerk en een veekering zijn archeologisch nauwelijks van elkaar te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n.<br />

Vooral <strong>de</strong> noordoost zuidwest lopen<strong>de</strong> rij dichter bij elkaar geplaatste<br />

sporen, <strong>de</strong>ed aan een hekwerk <strong>de</strong>nken. Aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> sloot <strong>de</strong> rij palen aan op<br />

een bre<strong>de</strong> sloot, die langs <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> vindplaats liep. Deze sloot was tussen<br />

3 en 4 m breed en was zodoen<strong>de</strong> breed genoeg om als veekering te functioneren.<br />

Richting <strong>de</strong> hogere <strong>de</strong>len van het terrein, waar het graven van een sloot problematisch<br />

werd door het toenemen<strong>de</strong> hoogteverschil, zou dan een aansluitend hek kunnen<br />

zijn gebouwd. Aan het noor<strong>de</strong>lijke uitein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> proefsleuf eindig<strong>de</strong> <strong>de</strong> palenrij<br />

met een dubbel grondspoor. 78 Deze dubbele paal kan mogelijk in verband wor<strong>de</strong>n<br />

gebracht met een doorgang. Aangezien hier ook <strong>de</strong> grens van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied<br />

lag, kon niet wor<strong>de</strong>n vastgesteld of <strong>de</strong> palenrij hier eindig<strong>de</strong> of na <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong><br />

doorgang ver<strong>de</strong>r liep.<br />

76<br />

<strong>Vermeulen</strong>, 2002, 8-10. Landweren komen buiten Deventer en in Oost-Ne<strong>de</strong>rland frequent <strong>voor</strong> en zijn <strong>voor</strong>al een laat<br />

14 <strong>de</strong> -eeuws tot 17 <strong>de</strong> -eeuws verschijnsel.<br />

77<br />

S 32-9.<br />

78<br />

S 32-37 en S 32-38.<br />

87


88<br />

De sporen wer<strong>de</strong>n vergeleken met die van een vermoe<strong>de</strong>lijke veekering in Knegsel<br />

(Noord-Brabant). 79 Hier lag <strong>de</strong> veekering op <strong>de</strong> grens tussen een hei<strong>de</strong>gebied met<br />

loslopend vee en een akkerbouwgebied. De kering dien<strong>de</strong> dus om het loslopen<strong>de</strong><br />

vee op <strong>de</strong> hei<strong>de</strong> uit <strong>de</strong> akkers te hou<strong>de</strong>n. De palen in Deventer waren <strong>voor</strong> een<br />

veekering opvallend ondiep. De exacte ingravingsdiepte van <strong>de</strong> palen was echter<br />

niet vast te stellen, omdat onbekend is hoe dik <strong>de</strong> akkerlaag in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> was.<br />

Ook het <strong>voor</strong>komen van meer<strong>de</strong>re rijen parallelle sporen viel met <strong>de</strong>ze hypothese<br />

niet verklaren. Aan <strong>de</strong> interpretatie als landweer kleef<strong>de</strong>n echter eveneens een aantal<br />

bezwaren. Allereerst was <strong>de</strong> afstand tussen <strong>de</strong> palen in <strong>de</strong> meeste gevallen meer<br />

dan 0,5 m. Voor een palissa<strong>de</strong> is <strong>de</strong>ze afstand te groot. Een aanvaller te voet loopt<br />

er immers eenvoudig tussendoor. Dit zou eventueel kunnen wor<strong>de</strong>n opgelost door<br />

het aanbrengen van vlechtwerk. Ver<strong>de</strong>r ston<strong>de</strong>n <strong>de</strong>rgelijke palissa<strong>de</strong>n el<strong>de</strong>rs meestal<br />

op wallen en wer<strong>de</strong>n in combinatie met sloten aangelegd. Voor een wal was op<br />

<strong>de</strong>ze vindplaats geen enkele aanwijzing. In Kesseleik in Limburg werd een landweer<br />

aangetroffen, die bestond uit een wal met daar<strong>voor</strong> een metersbre<strong>de</strong> zone met<br />

grote hoeveelhe<strong>de</strong>n dicht bijeen gegraven kleine kuilen. 80 Deze kuilen wor<strong>de</strong>n geïnterpreteerd<br />

als struikelkuilen die het bena<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> wal met ruiterij moesten<br />

verhin<strong>de</strong>ren of bemoeilijken. Ook bij <strong>de</strong> opgraving van een landweer in Heeten<br />

(Overijssel) werd een zone met struikelkuilen gevon<strong>de</strong>n. 81 Daarnaast lagen bij <strong>de</strong>ze<br />

landweer echter ook sloten. Het ontbreken van een wal, parallelle sloten of greppels<br />

sprak niet <strong>voor</strong> een interpretatie als landweer. Om meer dui<strong>de</strong>lijkheid te krijgen,<br />

werd bij <strong>de</strong> Definitieve Opgraving in 2003 op <strong>de</strong>ze plaats een grote opgravingsput<br />

aangelegd.<br />

De sporen in het <strong>de</strong>finitief on<strong>de</strong>rzoek<br />

Bij <strong>de</strong> aanleg van <strong>de</strong> grote werkput tij<strong>de</strong>ns het <strong>de</strong>finitief on<strong>de</strong>rzoek werd al snel<br />

dui<strong>de</strong>lijk, dat <strong>de</strong> tij<strong>de</strong>ns het proefon<strong>de</strong>rzoek aangetroffen sporen <strong>de</strong>el uitmaakten<br />

van een veel groter geheel van parallelle rijen sporen omgeven door enkele sloten<br />

(afb. 5.32, pag. 76).<br />

Palenrijen<br />

De kleine sporen vorm<strong>de</strong>n lange rijen met regelmatige on<strong>de</strong>rlinge afstan<strong>de</strong>n. Ze<br />

waren waarschijnlijk gegraven om palen in te zetten. De palen in één rij lagen steeds<br />

tussen 1,5 en 2,5 m uit elkaar. De afstand tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> rijen bedroeg<br />

tussen 3 en 4 m. In totaal wer<strong>de</strong>n 17 rijen met gezamenlijk 171 paalkuilen opgegraven.<br />

Het on<strong>de</strong>rzochte areaal is ongeveer 1000 m 2 groot. Haaks op <strong>de</strong> rijen stond<br />

<strong>de</strong> rij van bre<strong>de</strong> paalgaten uit het proefon<strong>de</strong>rzoek. Deze rij stopte aan <strong>de</strong> zuidoostzij<strong>de</strong><br />

in een bre<strong>de</strong> sloot en aan <strong>de</strong> zuidwestzij<strong>de</strong> in een akker, die buiten het on<strong>de</strong>rzoeksgebied<br />

viel. Aan <strong>de</strong> noordwestzij<strong>de</strong> wer<strong>de</strong>n buiten <strong>de</strong>ze palenrij geen doorlopen<strong>de</strong><br />

lange rijen palen meer waargenomen.<br />

Op basis van kleur en vulling bleek, dat <strong>de</strong> kuilen niet uit <strong>de</strong> prehistorie stam<strong>de</strong>n.<br />

Hoewel alle kuilen stuk <strong>voor</strong> stuk wer<strong>de</strong>n gecoupeerd, was het aantal vondsten uit<br />

<strong>de</strong> vulling van <strong>de</strong> kuilen zeer gering (afb. 5.34, pag. 76). In een aantal kuilen werd<br />

baksteen aangetroffen, wat <strong>de</strong> kuilen in ie<strong>de</strong>r geval na het mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> 13 <strong>de</strong> eeuw<br />

dateert. Daarop is gepoogd materiaal uit <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rste lagen van het es<strong>de</strong>k te verzamelen.<br />

Ook hier was het aantal dateerbare scherven echter gering. De grootste<br />

hoeveelheid afvalmateriaal in het es<strong>de</strong>k op <strong>de</strong>ze plaats dateert vanaf <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw.<br />

Er is echter ook een dui<strong>de</strong>lijk 15 <strong>de</strong> -eeuwse component. Deze bestaat uit steengoed,<br />

rood- en grijsbakkend aar<strong>de</strong>werk en enig ratingen-breitscheid materiaal. Tussen <strong>de</strong><br />

lange rijen sporen lagen een paar boomvallen, grondverkleuringen door omgevallen<br />

bomen, die in een paar gevallen wer<strong>de</strong>n oversne<strong>de</strong>n door sporen van <strong>de</strong> lange rijen.<br />

79 Theunissen & Theunissen, 2003.<br />

80 Mod<strong>de</strong>rman, 1981.<br />

81 Scholte Lubberink & Eeltink, 2002.


Voordat <strong>de</strong> paalgaten wer<strong>de</strong>n gegraven ston<strong>de</strong>n er bomen op het terrein. In <strong>de</strong> perio<strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong> het onstaan van <strong>de</strong> sporen wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze systematisch gerooid. De associatie<br />

tussen het rooien van <strong>de</strong> bomen en <strong>de</strong> paalgaten zou er op kunnen wijzen, dat<br />

<strong>de</strong> palenrijen in <strong>de</strong> eerste fase van <strong>de</strong> ontginning tot stand kwamen.<br />

Sloten<br />

In <strong>de</strong> werkput waren verschillen<strong>de</strong> sloten en greppels te zien (afb. 5.35, pag. 77).<br />

Sloot 1 was nog slechts ongeveer 0,25 m diep en liep mid<strong>de</strong>n tussen <strong>de</strong> rijen paalgaten.<br />

82 Deze sloot bestond uit twee parallele noordoost zuidwest lopen<strong>de</strong> <strong>de</strong>len<br />

verbon<strong>de</strong>n door een oost west <strong>de</strong>el. De oriëntatie van <strong>de</strong> parallele <strong>de</strong>len week iets<br />

af van die van <strong>de</strong> palenrijen. De dwarsverbinding had wel <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> oriëntatie. De<br />

afwijken<strong>de</strong> oriëntatie wijst er op, dat <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> structuren niet gelijktijdig hebben<br />

bestaan. Ook <strong>de</strong> ligging dwars op <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong> structuur maakt het waarschijnlijker,<br />

dat <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> fenomenen niet gelijktijdig zijn. Hoewel <strong>de</strong> noor<strong>de</strong>lijke tak<br />

van sloot 1 tegen een aantal paalsporen van <strong>de</strong> structuur aanlag, kon slechts in één<br />

geval aannemelijk wor<strong>de</strong>n gemaakt dat <strong>de</strong> greppel <strong>de</strong> paal oversneed. De vulling van<br />

<strong>de</strong> sloot bevatte geen keramiek. 83 In het verleng<strong>de</strong> van <strong>de</strong> noor<strong>de</strong>lijke arm van sloot<br />

1 lag sloot 2. 84 Sloot 2 had ongeveer <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> breedte als <strong>de</strong> eerste sloot, maar was<br />

door een smalle doorgang van <strong>de</strong>ze sloot geschei<strong>de</strong>n.<br />

Sloot 3 was <strong>de</strong> breedste sloot en liep ongeveer oost west dwars over het on<strong>de</strong>rzoeksterrein.<br />

85 De tussen 3 en 4 m bre<strong>de</strong> sloot was op sommige plaatsen meer dan<br />

1 m diep. De sloot oversneed <strong>de</strong> 0,6 m diepe ou<strong>de</strong>re sloot 5 en <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>rgenoem<strong>de</strong><br />

sloot 2. 86 Tegen het westprofiel van <strong>de</strong> werkput was een haaks smaller slootje te<br />

zien, dat vermoe<strong>de</strong>lijk aansloot op sloot 1. Dit kon echter niet met zekerheid wor<strong>de</strong>n<br />

vastgesteld, omdat dit <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> werkput steeds on<strong>de</strong>r water stond. Het vermoe<strong>de</strong>lijke<br />

aansluiten van <strong>de</strong> twee sloten wijst erop, dat dit complex van sloten<br />

mogelijk in een keer tot stand kwam. De bre<strong>de</strong> sloot bevatte veel grijsbakkend<br />

aar<strong>de</strong>werk en is mogelijk in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> tot 15 <strong>de</strong> eeuw te dateren. Ten zuidwesten van<br />

<strong>de</strong> bre<strong>de</strong> sloot lag sloot 4 met een diepte van ongeveer 0,4 m. 87<br />

Een waterkuil<br />

Het laatste aangetroffen spoor in <strong>de</strong>ze categorie was een grote, minstens 1,3 m diepe<br />

kuil tegen <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke wand van <strong>de</strong> opgravingsput. 88 De kuil liep tot in het grondwater.<br />

Delen van <strong>de</strong> wand van <strong>de</strong> kuil wekten <strong>de</strong> indruk, dat ze waren ingestort.<br />

Dat is waarschijnlijk gebeurd, omdat ze wer<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rgraven door grondwater dat<br />

in <strong>de</strong> open kuil stond. On<strong>de</strong>rin <strong>de</strong> kuil was een gelaagdheid te zien die ook duid<strong>de</strong><br />

op staand water. De kuil zou, gezien <strong>de</strong> spoellaagjes on<strong>de</strong>rin een kuil, <strong>voor</strong> waterwinning<br />

kunnen zijn gegraven. De kuil met zeer rechte wan<strong>de</strong>n moet in dat geval<br />

wel beschoeid zijn geweest om instorting te <strong>voor</strong>komen. Op <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m van <strong>de</strong><br />

waterkuil, bijna een meter on<strong>de</strong>r het vlak, wer<strong>de</strong>n twee voetstappen gevon<strong>de</strong>n. De<br />

voetstappen waren ongeveer 29 cm lang, wat correspon<strong>de</strong>ert met schoenmaat 42.<br />

De kuil bevatte mayen aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> 9 <strong>de</strong> of 10 <strong>de</strong> eeuw, paffrath aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong><br />

10 <strong>de</strong> of 11 <strong>de</strong> eeuw en lokaal handgevormd kogelpot aar<strong>de</strong>werk. Ergens in <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong><br />

eeuw moet <strong>de</strong> kuil zijn functie hebben verloren en is hij dichtgegooid met grond en<br />

afval. In <strong>de</strong> vulling van <strong>de</strong> kuil werd hoofdzakelijk keramiek uit <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw gevon<strong>de</strong>n:<br />

steengoed bierkannen uit Siegburg, grijsbakkend aar<strong>de</strong>werk, ratingen-breitscheid<br />

en roodbakkend aar<strong>de</strong>werk, waaron<strong>de</strong>r een scherf van een hoogversier<strong>de</strong><br />

kan met stippels of <strong>de</strong>len van bloembla<strong>de</strong>ren in witte slib met glazuur. Ten slotte<br />

kwamen er fragmenten mid<strong>de</strong>leeuwse baksteen te <strong>voor</strong>schijn. De sluitdatum van<br />

het gebruik van <strong>de</strong>ze waterkuil lag op basis van <strong>de</strong> keramiek tussen 1425 en 1450.<br />

82 S 32-35 en S 48-54.<br />

83 Van <strong>de</strong> paalkuilen S 48-55, S 48-57 en S 48-114 lijkt alleen bij S 48-57 <strong>de</strong> sloot <strong>de</strong> paal te oversnij<strong>de</strong>n.<br />

84<br />

S 32-12.<br />

85<br />

S 32-9 en S 48-1.<br />

86<br />

Sloot 5: S 32-190.<br />

87<br />

S 32-263.<br />

88<br />

S 32-307.<br />

89


90<br />

Gebouwstructuren<br />

In <strong>de</strong> zuidwesthoek van <strong>de</strong> werkput wer<strong>de</strong>n tussen <strong>de</strong> grote sloot en een aantal<br />

smallere sloten twee spiekers aangetroffen (afb. 5.37 en 5.38). De westelijke spieker<br />

bestond uit vier paalgaten met een diameter van ongeveer 1 m en een diepte<br />

tussen 0,5 en 0,6 m. 89<br />

De lange zij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> spieker mat 3,5 m, <strong>de</strong> korte ongeveer 3 m. De spieker had<br />

een totaal an<strong>de</strong>re oriëntatie dan <strong>de</strong> palenrijen en <strong>de</strong> sloten. De palenrijen waren<br />

aan <strong>de</strong>ze zij<strong>de</strong> van het terrein niet zo dui<strong>de</strong>lijk herkenbaar. Toch was er sprake van<br />

minimaal één palenrij die tussen <strong>de</strong> palen van <strong>de</strong> spieker doorliep en dus in geen<br />

geval gelijktijdig kan hebben bestaan. De twee<strong>de</strong> spieker lag iets ver<strong>de</strong>r naar het<br />

noor<strong>de</strong>n en bestond uit vier paalsporen met een diameter van net on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> 1 m en<br />

een diepte die varieer<strong>de</strong> van 0,4 en 0,5 m. 90 De maatvoering was gelijk aan die van<br />

<strong>de</strong> eerste spieker. Ook bij <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> spieker liep een rij palen tussen <strong>de</strong> sporen,<br />

waardoor een gelijktijdige datering met <strong>de</strong> palenrijen niet <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand ligt. De<br />

twee spiekers lagen zo dicht bij elkaar, dat het mogelijk om twee fasen gaat. De<br />

spiekers waren echter vrijwel gelijk van afmeting en <strong>de</strong> plattegron<strong>de</strong>n overlapten<br />

elkaar niet. Het kan dan ook niet wor<strong>de</strong>n uitgesloten, dat <strong>de</strong> spiekers gelijktijdig<br />

hebben bestaan. Op basis van enkele steengoed en ratingen-breitscheid scherven<br />

kunnen <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> spiekers in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw wor<strong>de</strong>n gedateerd. 91<br />

89 S 48-30, S 48-5, S 32-2<strong>21</strong> en S 48-126.<br />

90 S 32-<strong>21</strong>7, S 32-<strong>21</strong>3, S 48-9 en S 48-6.<br />

91 Met dank aan Christoph Keller, Rheinisches Lan<strong>de</strong>samt für Bo<strong>de</strong>m<strong>de</strong>nkmalpflege, Bonn, Duitsland.<br />

Afb. 5.36<br />

Op <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m van <strong>de</strong> waterkuil wer<strong>de</strong>n<br />

voetsporen maat 42 aangetroffen.


Afb. 5.37<br />

Plattegron<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> bij <strong>de</strong> hopplantage aangetroffen spiekers.<br />

Afb. 5.38<br />

De paalgaten van één van <strong>de</strong> spiekers tij<strong>de</strong>ns het on<strong>de</strong>rzoek in 2003.<br />

91


92<br />

Run<strong>de</strong>rgraf tussen <strong>de</strong> palenrijen<br />

Tussen <strong>de</strong> rijen palen werd een run<strong>de</strong>rgraf blootgelegd (afb. 5.39). 92 Het was een<br />

compleet rund, dat was begraven in een ondiepe ovale kuil. Aan <strong>de</strong> hand van het<br />

gebit kon wor<strong>de</strong>n vastgesteld, dat het rund 40 tot 51 maan<strong>de</strong>n oud is gewor<strong>de</strong>n, dus<br />

een jong volwassen dier. In het run<strong>de</strong>rgraf werd een scherf van witbakkend aar<strong>de</strong>werk<br />

met groen glazuur uit <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw gevon<strong>de</strong>n, wat betekent dat het graf niet<br />

tot <strong>de</strong> palenrijen behoor<strong>de</strong>, maar van latere datum was.<br />

Interpretatie en functie van <strong>de</strong> palenrijen<br />

De resultaten van het <strong>de</strong>finitief on<strong>de</strong>rzoek bevestig<strong>de</strong>n <strong>de</strong> aanname uit het <strong>voor</strong>on<strong>de</strong>rzoek,<br />

dat het hier niet om een veekering ging. Ook het i<strong>de</strong>e van een landweer<br />

moest gezien <strong>de</strong> omvang van <strong>de</strong> structuur wor<strong>de</strong>n verlaten. Al gauw gingen <strong>de</strong><br />

gedachten uit naar een agrarische functie in <strong>de</strong> akker- of tuinbouw. Het vermoe<strong>de</strong>n<br />

bestond, dat in <strong>de</strong> kuilen palen of staken ston<strong>de</strong>n die een akkerbouwgewas moesten<br />

on<strong>de</strong>rsteunen. Er werd gezocht naar gewassen die kunnen wor<strong>de</strong>n geteeld op zandgron<strong>de</strong>n<br />

met een nog dunne es. Granen zoals rogge, tarwe, gerst, haver en mankzaad<br />

hebben, net als vlas en boekweit, geen on<strong>de</strong>rsteuning nodig en komen dus niet<br />

in aanmerking. De verbouw van laag groeien<strong>de</strong> groentesoorten zoals als rapen,<br />

knollen, bieten, kolen en mosterdzaad kon om <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n uitgesloten.<br />

Voor het drogen van tabak is <strong>de</strong> datering <strong>voor</strong> <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw eenvoudig weg te vroeg<br />

en het drogen van vis zal meer in <strong>de</strong> nabijheid van <strong>de</strong> aanvoerplaats of afzetmarkt<br />

plaats hebben gevon<strong>de</strong>n. Er is primair gekeken naar gewassen die moesten wor<strong>de</strong>n<br />

opgebon<strong>de</strong>n. Een boomkwekerij kan wor<strong>de</strong>n uitgesloten omdat boomkuilen ontbreken.<br />

Hoewel het kweken van druiven in beschutte binnentuinen en tegen zuidmuren<br />

in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> perio<strong>de</strong> wel <strong>voor</strong> kwam, was teelt op <strong>de</strong> kou<strong>de</strong> grond weinig productief.<br />

92 S 32-146.<br />

Afb. 5.39<br />

Tussen <strong>de</strong> hopstaken werd een run<strong>de</strong>rgraf aangetroffen.


93 Spek, 2004, 529-535 en 546-547.<br />

94 S 32-183.<br />

Na alle bovenstaan<strong>de</strong> gewassen te hebben uitgesloten, kwam eigenlijk alleen <strong>de</strong><br />

teelt van bonen en hop in aanmerking. 93 Bonenstaken zijn sinds <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw maar<br />

weinig veran<strong>de</strong>rd. Ze zijn verhoudingsgewijs licht van constructie en relatief laag. Ze<br />

laten dan ook geen 0,4 m diepe paalkuilen in <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m achter. Hierdoor bleef<br />

alleen een hopplantage als mogelijke verklaring over. De afstan<strong>de</strong>n tussen <strong>de</strong> rijen<br />

waren groot genoeg om tussendoor te lopen en te werken. De paalkuilen lijken diep<br />

genoeg om <strong>de</strong> vaak 5-6 m hoge hopstaken voldoen<strong>de</strong> stabiliteit te bie<strong>de</strong>n. De oriëntering<br />

in west-oostelijke richting van <strong>de</strong> rijen maakte dat <strong>de</strong> zon vanuit het zui<strong>de</strong>n<br />

op <strong>de</strong> hopplanten kon schijnen, waardoor <strong>de</strong> planten een maximale hoeveelheid<br />

zonlicht kregen. Ook <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>mkundige situatie van <strong>de</strong> vindplaats, met iets lemig<br />

zand op een relatief vochtige bo<strong>de</strong>m, was geschikt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hopteelt. De grondwaterspiegel<br />

lag gemid<strong>de</strong>ld 40-60 cm on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzij<strong>de</strong> van het es<strong>de</strong>k.<br />

Ook <strong>de</strong> meeste an<strong>de</strong>re sporen vallen door <strong>de</strong>ze interpretatie te verklaren. Vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

vorm<strong>de</strong> <strong>de</strong> bre<strong>de</strong> sloot <strong>de</strong> grens van <strong>de</strong> hopplantage, want aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong><br />

van <strong>de</strong> sloot zijn geen palenrijen meer teruggevon<strong>de</strong>n. Aangezien hopplanten<br />

veel water nodig hebben, is <strong>de</strong> sloot mogelijk ook gebruikt om <strong>de</strong> planten in droge<br />

tij<strong>de</strong>n van water te <strong>voor</strong>zien. De sloot stond in verbinding met een vennetje, dat in<br />

noordwesten tegen <strong>de</strong> plantage lag en <strong>de</strong> sloot kon voe<strong>de</strong>n. Ook <strong>de</strong> functie van <strong>de</strong><br />

rij paalkuilen haaks op <strong>de</strong> palenrijen is met een hopplantage in verband te brengen.<br />

Geen van <strong>de</strong> rijen hopstaken liep aan weerszij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>ze constructie op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

lijn door. De palenrij moet dus in ie<strong>de</strong>r geval een obstakel hebben gevormd. De<br />

palen hebben mogelijk als windkering gediend om <strong>de</strong> kwetsbare planten in het begin<br />

van het groeiseizoen te beschermen. Hiertegen zijn twee argumenten aan te<br />

voeren. Allereerst moet wor<strong>de</strong>n opgemerkt, dat in dat geval een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> plantage<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> windkering zou liggen. Ook is <strong>de</strong> overwegen<strong>de</strong> windrichting in Ne<strong>de</strong>rland<br />

westelijk en zou <strong>de</strong> windkering dus aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> plantage moeten<br />

liggen.<br />

Mogelijk droeg <strong>de</strong> rij paalkuilen haaks op <strong>de</strong> hopstaken een soort waterleiding die<br />

het water over <strong>de</strong> rijen hopstaken moest ver<strong>de</strong>len. In <strong>de</strong> reconstructie van Peter<br />

Paul Hattinga Verschure (afb. 6.5, pag. 78) is <strong>de</strong>ze goot weergegeven. Deze interpretatie<br />

zou ook een verklaring bie<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> grondverkleuring op <strong>de</strong> plaats waar<br />

<strong>de</strong>ze palenrij in verbinding stond met <strong>de</strong> sloot. 94 Indien <strong>de</strong> goot op <strong>de</strong>ze plek<br />

doormid<strong>de</strong>l van emmers of een eenvoudige windmolen met water gevuld werd,<br />

zou<strong>de</strong>n gemorst water en vertrapping van <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m door <strong>de</strong> werknemers een<br />

<strong>de</strong>rgelijke grondverkleuring hebben kunnen veroorzaakt.<br />

Begrenzing van <strong>de</strong> vindplaats<br />

Het opgegraven <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> vindplaats lag aan <strong>de</strong> rand van naar het noor<strong>de</strong>n iets<br />

hoger wor<strong>de</strong>nd terrein. De rijen hopstaken liepen tegen <strong>de</strong> noor<strong>de</strong>lijke putwand<br />

aan en <strong>de</strong> kans is groot dat <strong>de</strong> vindplaats ver<strong>de</strong>r doorloopt buiten het on<strong>de</strong>rzoeksgebied.<br />

Dat zou betekenen, dat <strong>de</strong> hopplantage nog groter was. Indien in <strong>de</strong> toekomst<br />

ook het terrein ten noor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vindplaats zou wor<strong>de</strong>n bebouwd, moet<br />

rekening gehou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> rest van <strong>de</strong> hopplantage en het iets ver<strong>de</strong>rop<br />

gelegen mid<strong>de</strong>leeuwse erf Kreiken. Direct ten westen van <strong>de</strong> vindplaats, tussen <strong>de</strong><br />

vindplaats en <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Rielerweg lag een vennetje. Dat <strong>de</strong>ze plek nog steeds erg nat<br />

was, bleek bij <strong>de</strong> aanleg van een proefsleuf door het vennetje. Na <strong>de</strong> aanleg liep<br />

<strong>de</strong>ze direct vol water. Het vennetje vorm<strong>de</strong> <strong>de</strong> natuurlijke westelijke begrenzing van<br />

<strong>de</strong> hopplantage. De oostelijke begrenzing is min<strong>de</strong>r eenduidig. Het aantal grondsporen<br />

werd naar het oosten min<strong>de</strong>r, maar toch zijn er ook ten oosten van <strong>de</strong><br />

93


94<br />

veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong> goot palenrijen aan te wijzen. In een uitbreiding ter hoogte van<br />

werkput 31 leken <strong>de</strong> palenrijen te eindigen. Aan <strong>de</strong> noordzij<strong>de</strong> valt ook <strong>de</strong> oostgrens<br />

van <strong>de</strong> hopplantage vermoe<strong>de</strong>lijk buiten het on<strong>de</strong>rzoeksgebied. De omvang<br />

van <strong>de</strong> hopplantage zal gezien <strong>de</strong> historisch beken<strong>de</strong> situaties niet groter dan 1 tot<br />

1,5 ha zijn geweest.<br />

Hoewel <strong>de</strong> vindplaats dus niet in zijn geheel kon wor<strong>de</strong>n opgegraven, valt op basis<br />

van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzochte ran<strong>de</strong>n wel iets te zeggen over <strong>de</strong> relatie met het omliggen<strong>de</strong><br />

landschap. De hopplantage werd aangelegd op een plek waar <strong>de</strong> grond hoger en<br />

droger werd, maar waar water wel op korte afstand beschikbaar was. De overige<br />

<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n waren eveneens gunstig. De hopplantage lag mid<strong>de</strong>n in een akkerbouwgebied,<br />

dat ook <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re ingrediënten <strong>voor</strong> bier, zoals gerst en rogge, kon<br />

leveren. De aanvoer van mest uit <strong>de</strong> <strong>stad</strong> en <strong>de</strong> omliggen<strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rijen was specifiek<br />

gericht op het productief maken van <strong>de</strong>ze eens woeste gron<strong>de</strong>n. De hopplantage<br />

hoor<strong>de</strong> waarschijnlijk bij één van <strong>de</strong> nabij gelegen boer<strong>de</strong>rijen. In 1832 was het<br />

perceel, waarop <strong>de</strong> hopplantage lag, eigendom van <strong>de</strong> eigenaar van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij<br />

Warmboldink. Het is echter niet uit te sluiten dat het perceel van eigenaar veran<strong>de</strong>rd<br />

is en ooit <strong>de</strong>el uitmaakte van één van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re mid<strong>de</strong>leeuwse boer<strong>de</strong>rijen in<br />

het gebied.<br />

De rijen grondsporen laten zien dat <strong>de</strong> locatie van <strong>de</strong> hopstaken langzaam veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong>.<br />

Uitgaan<strong>de</strong> van een maximale levensduur van hout in <strong>de</strong> open lucht van enkele<br />

tientallen jaren en slechts beperkte herplaatsing van hopstaken in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

kuilen, zal <strong>de</strong> plantage min<strong>de</strong>r dan een eeuw in gebruik zijn geweest. De gebruiksperio<strong>de</strong><br />

van <strong>de</strong> plantage begint, op basis van <strong>de</strong> scherven aan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzij<strong>de</strong> van het<br />

akkerland, bij <strong>de</strong> aanleg in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw en eindigt in het mid<strong>de</strong>n<br />

van <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw. Daarna werd het gebied ver<strong>de</strong>r opgehoogd door mid<strong>de</strong>l van<br />

een es<strong>de</strong>k en bleef het tot september 2004 een akkerbouwgebied.


6 DE HOPPLANTAGE OP DE RIELERENK EN DE<br />

CONSUMPTIE VAN HOPBIER IN MIDDELEEUWS<br />

DEVENTER · MICHIEL BARTELS<br />

6.1 Inleiding<br />

De Hanze<strong>stad</strong> Deventer lag op een kruispunt van water- en landwegen. Van zuid<br />

naar noord stroom<strong>de</strong> <strong>de</strong> IJssel, een rivier in verbinding met <strong>de</strong> Rijn. Hierover wer<strong>de</strong>n<br />

in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen goe<strong>de</strong>ren vervoerd. Dit zelf<strong>de</strong> gold <strong>voor</strong> <strong>de</strong> landwegen. Het<br />

transport bracht niet alleen han<strong>de</strong>l, maar ook mensen met nieuwe mo<strong>de</strong>s, nieuwe<br />

technieken en nieuwe i<strong>de</strong>eën naar Deventer. Eén van <strong>de</strong>ze vernieuwingen kwam<br />

<strong>voor</strong>t uit <strong>de</strong> smaak van het bier: <strong>de</strong> introductie van het hopbier in <strong>de</strong> IJsselstreek<br />

in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw. Oorspronkelijk afkomstig uit Noord-Duitsland, <strong>de</strong> omgeving van <strong>de</strong><br />

Hanzeste<strong>de</strong>n Hamburg en Bremen, vond het hopbier stormachtig ingang in <strong>de</strong> Lage<br />

Lan<strong>de</strong>n. De ste<strong>de</strong>n rond <strong>de</strong> Zui<strong>de</strong>rzee maakten een evolutie door en wer<strong>de</strong>n, van<br />

consument en protectionist in <strong>de</strong> vroege 14 <strong>de</strong> eeuw, vanaf het mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong><br />

eeuw producent en distributeur. Deze omslag van consument van hopbier naar producent<br />

van hopbier heeft op ruimtelijk niveau veran<strong>de</strong>ringen in <strong>de</strong> laatmid<strong>de</strong>leeuwse<br />

maatschappij gebracht. In Deventer zijn in het on<strong>de</strong>rzoek in <strong>de</strong> jaren 1999-<br />

2005 hiervan archeologisch directe gegevens uit <strong>de</strong> landbouw en indirecte gegevens<br />

uit <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke afvalverwerking teruggevon<strong>de</strong>n. 1<br />

6.2 Vraagstelling<br />

In <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1250-1450 was een transitie van <strong>de</strong> bierproductie in <strong>de</strong> Lage Lan<strong>de</strong>n,<br />

en ook in Deventer zichtbaar. De 13 <strong>de</strong> eeuw was <strong>de</strong> eeuw van <strong>de</strong> grootschalige verste<strong>de</strong>lijking<br />

in Noordwest-Europa. Huiselijke activiteiten veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n in ambachtelijke<br />

en soms vroeg industriële processen. Hierbij was een schaalvergroting met<br />

vroeg kapitalistische trekken in het systeem te zien. Ver<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n, verpachting<br />

van rechten en belastingheffing op producten waren elementen om groei<br />

te stimuleren of te remmen. Voor <strong>de</strong> productie van meer (hop) bier moesten <strong>de</strong><br />

ste<strong>de</strong>lijke samenleving en het boerenbedrijf zo georganiseerd wor<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong><br />

hogere vraag kon wor<strong>de</strong>n opgevangen. Daarmee werd een gereguleer<strong>de</strong> lokale productie<br />

mogelijk. Centrale vragen in dit betoog zullen dan ook zijn:<br />

Was Deventer ontvankelijk <strong>voor</strong> veran<strong>de</strong>ring van smaak van gruitbier naar hopbier<br />

en zo ja, hoe snel vond dit zijn ingang in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke maatschappij?<br />

Leid<strong>de</strong> <strong>de</strong> vraag naar landbouwproducten tot een verbetering van het ste<strong>de</strong>lijk<br />

meststof- en afvalbeheer?<br />

Was <strong>voor</strong> het verkrijgen van voldoen<strong>de</strong> grondstoffen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> productie van hopbier<br />

een agrarische veran<strong>de</strong>ring nodig? Wat is hiervan <strong>de</strong> ruimtelijke neerslag?<br />

Leid<strong>de</strong> dit tot een schaalvergroting in <strong>de</strong> landbouw bij <strong>de</strong> productie van hop, gerst,<br />

rogge en an<strong>de</strong>re ingrediënten? Hoe is dit archeologisch en historisch herkenbaar?<br />

Ontstond innovatie en schaalvergroting in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> -16 <strong>de</strong> -eeuwse brouwerijen? Wat<br />

was hiervan <strong>de</strong> archeologische, historische en ruimtelijke neerslag?<br />

Waren <strong>de</strong>ze veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> drinkgewoontes tij<strong>de</strong>lijk of permanent, hoe was dit<br />

zichtbaar in <strong>de</strong> materiële drinkcultuur van bekers, glazen en kannen?<br />

Leid<strong>de</strong> <strong>de</strong> ambachtelijke brouwindustrie in Deventer tot milieutechnische problemen?<br />

1 Zie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> thematiek van <strong>de</strong> ambachten in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse <strong>stad</strong>, hun materiele neerslag, systematiek en <strong>de</strong> –soms louter<br />

toevallige– aanknopingspunten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> archeologie en <strong>de</strong> beperkingen die hierbij optre<strong>de</strong>n: Verhaege, 1995, 281, 284-285.<br />

6 DE HOPPLANTAGE OP DE RIELERENK<br />

95


96<br />

6.3 Consumptie en smaak<br />

Was Deventer ontvankelijk <strong>voor</strong> veran<strong>de</strong>ring van smaak in het bier en zo ja, hoe<br />

snel vond dit zijn ingang in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke maatschappij?<br />

Binnen het historisch on<strong>de</strong>rzoek zijn diverse aanwijzingen gevon<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> consumptie<br />

van gruitbier. In <strong>de</strong> Koopmansgil<strong>de</strong>rol van Deventer werd in 1255-1267 <strong>de</strong><br />

eerste achternaam met ‘gruit’ vermeld: Leyffardus Gutere. 2 In <strong>de</strong> 13 <strong>de</strong> en vroege<br />

14 <strong>de</strong> eeuw was <strong>de</strong> gruitmeester kennelijk een belangrijk persoon in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke gemeenschap.<br />

Uit <strong>de</strong> achternamen en familieban<strong>de</strong>n blijkt, dat het gruitmeesterschap<br />

een ambt was, dat binnen <strong>de</strong> familie bleef. De vroegste vermelding van een ‘hop’<br />

familienaam dateert mogelijk al uit 1284, toen in het koopmansgil<strong>de</strong> een koopman<br />

met <strong>de</strong> naam Henso Hoppenbere <strong>voor</strong>kwam. 3 On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> schepenen van Deventer<br />

waren twee gruitmeesters, ‘Magistri fermenti’ of ‘Deputati ad fementum’. Zij waren<br />

<strong>de</strong> opzichters over het gruithuis en kochten <strong>de</strong> daar<strong>voor</strong> benodig<strong>de</strong> grondstoffen<br />

in. Dit waren mout, gagel en granen. De smaakmakers waren serpentien (Laserpitium<br />

siler), ook wel slangekruid genoemd, en bekeler (laurierbes) (Laurus nobilis L.). 4 In <strong>de</strong><br />

eerste helft van <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw pachtte Deventer het gruitrecht van landsheer Jan<br />

van Diest. Dit lever<strong>de</strong> hem 110 pond kleine Penningen op. Ook werd in dat jaar een<br />

gruithuis ingericht. Het gruithuis lag aan <strong>de</strong> Polstraat, <strong>voor</strong>bij <strong>de</strong> lakenhal (Wanthuis)<br />

en het raadhuis. 5 In dit gruithuis, ook wel stamphuis genoemd, was <strong>de</strong> stampknecht<br />

aan het werk met het stampen van het gruitmengsel. Het mengsel, dat werd<br />

afgeleverd, had als eenheid ‘stampen’. Dit stampen gebeur<strong>de</strong> mogelijk door diertractie,<br />

omdat in het stamphuis een rosmolen stond. 6 Het is opmerkelijk dat het<br />

gruithuis vlak achter <strong>de</strong> <strong>stad</strong>smuur en <strong>de</strong> IJssel lag. Dat duidt erop dat <strong>de</strong> ingrediënten<br />

van <strong>de</strong> gruit, als het hier om een entrepot en tolkantoor ging, <strong>voor</strong>namelijk over<br />

water wer<strong>de</strong>n aangevoerd. Het belang van <strong>de</strong> belastingheffing blijkt uit <strong>de</strong> locatiekeuze<br />

pal achter het ste<strong>de</strong>lijk machtscentrum, het raadhuis. Vrijwel alle overheidsfuncties<br />

waren hier geconcentreerd.<br />

In 1347 werd gagel (Myrica gale L.) ingekocht. Het recht op belastingheffing over <strong>de</strong><br />

ingrediënten van bier was zo belangrijk, dat <strong>de</strong> <strong>stad</strong> dit afkocht door <strong>de</strong> landsheer<br />

een lening te geven in ruil <strong>voor</strong> een vrijstelling van <strong>de</strong>ze heffing. In het mid<strong>de</strong>n van<br />

<strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw verdien<strong>de</strong> <strong>de</strong> <strong>stad</strong> geld aan <strong>de</strong> productie van gagelbier. 7 In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />

helft van <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw namen <strong>de</strong> inkomsten over het gruitrecht af, in 1427 bedroegen<br />

<strong>de</strong> inkomsten nog slechts vier gul<strong>de</strong>n. Of <strong>de</strong> consumptie van bier in het algemeen<br />

steeg gezien <strong>de</strong> toegenomen inkomsten heffingen, of dat <strong>de</strong> belasting per<br />

brouwsel (stoop) of eenheid grondstof (stamp) toenam, is niet dui<strong>de</strong>lijk. In 1369<br />

was <strong>voor</strong> het eerst sprake van hopbieren en in 1361 en 1372 van ‘hopmeesters’. In<br />

1365 wer<strong>de</strong>n hopbierdragers aangesteld, in 1366 benoem<strong>de</strong> <strong>de</strong> <strong>stad</strong> controleurs<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> hop. De inkomsten uit <strong>de</strong> import van hop als grondstof wer<strong>de</strong>n niet vermeld<br />

in <strong>de</strong> rekeningen, maar moeten fors zijn geweest. De <strong>stad</strong> was zelf vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

geen importeur, dit was een private on<strong>de</strong>rneming gereguleerd door <strong>de</strong> overheid.<br />

Het recht op belasten van hop en hopbier was <strong>voor</strong>behou<strong>de</strong>n aan het <strong>stad</strong>sbestuur,<br />

maar zij kon<strong>de</strong>n dit ook verpachten. In 1389 werd een hopaccijns ingevoerd,<br />

waar op elk vat hopbier gebrouwen binnen <strong>de</strong> <strong>stad</strong> 1 Plak belasting moest<br />

wor<strong>de</strong>n betaald.<br />

2<br />

Van Ommeren, 1978: 1255-1267 Leyffardus Gutere, 1269-1272 Leffardus et Gerlacus filii Lefardi, 1297 Leffardus filius<br />

Gerlaci fermentarii, 1324 Henricus filius Lephardi dicti Gutere, 1337 Rodolphus Gruter <strong>de</strong> maiori en 1338-1343 Rodolphos<br />

Arnoldi fermentarii.<br />

3<br />

Ben<strong>de</strong>rs, 2004, 265.<br />

4<br />

Van Doorinck, 1888. 13, 26.<br />

5<br />

Zie Van Doorninck, 1887. 1361-1366: ‘<strong>de</strong>n hues in Poelstrate achter <strong>de</strong>n gruythues gheleghen’; Van Doorninck, 1889. 1367:<br />

’holtwerckes dat ghebroken waert tusschen <strong>de</strong>n gruythues en<strong>de</strong> <strong>de</strong>n waenthues bi Herberte van Rectem’; De Meyer, 1968.<br />

1400: ‘It. dieselve Gheerloch die die lo<strong>de</strong>ne ghote gestoppet had<strong>de</strong> tusschen <strong>de</strong>n Gruythues en<strong>de</strong> <strong>de</strong>n Raethuys en<strong>de</strong> voer<br />

tyn te gha<strong>de</strong>r’.<br />

6<br />

Ebbing & Van Vilsteren, 1994, 24.<br />

7<br />

Ben<strong>de</strong>rs, 2004, 261-263.


Naast hopbier wordt regelmatig gesproken over Hamburgs bier. Dat lokaal gebrouwen<br />

hopbier niet synoniem was aan het Hamburgse bier, mag blijken uit een<br />

<strong>stad</strong>sbo<strong>de</strong> die uit Hamburg kwam met een brief over dit hopbier. De specialiteit van<br />

dit bier blijkt uit een bijzon<strong>de</strong>re vermelding uit 1393, toen <strong>de</strong> Deventer koopman<br />

Hendrik van Lei<strong>de</strong>n uit Lübeck Hamburger bier meenam. 8 In het twee<strong>de</strong> kwart van<br />

<strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw werd belasting geheven op geïmporteerd hopbier en in <strong>de</strong> <strong>stad</strong> gebrouwen<br />

hopbier. Het gruitbier was toen op zijn retour, maar <strong>de</strong> inkomsten over<br />

hopbier bleven lucratief. 9 Uit <strong>de</strong> historische bronnen is niet op te maken waar <strong>de</strong><br />

ingrediënten <strong>voor</strong> zowel gruitbier als hopbier vandaan kwamen. Zeker is dat een<br />

<strong>de</strong>el werd geïmporteerd, maar hoe groot <strong>de</strong> productie van ingrediënten van het<br />

omliggen<strong>de</strong> gebied is, is niet dui<strong>de</strong>lijk gewor<strong>de</strong>n. De herkomst van het bier in <strong>de</strong><br />

16 <strong>de</strong> en 17 <strong>de</strong> eeuw werd in <strong>de</strong> belastingregisters na<strong>de</strong>r gespecificeerd. 10 Het <strong>voor</strong><strong>de</strong>el<br />

van hopbier ten opzichte van gruitbier was, behalve <strong>de</strong> fris bittere smaak van<br />

<strong>de</strong> olie uit <strong>de</strong> hopbellen, <strong>de</strong> pasteuriseren<strong>de</strong> werking waardoor bacteriën het bier<br />

min<strong>de</strong>r kon<strong>de</strong>n be<strong>de</strong>rven en het langer houdbaar bleef (afb. 6.7, pag. 77). Hoe hoger<br />

het alcoholpercentage, <strong>de</strong>s te kleiner <strong>de</strong> kans dat het bier bedierf. 11 Daarnaast was<br />

hopbier een min<strong>de</strong>r zoete en lichtere biersoort dan het zware gruitbier. Dit maakte<br />

het bier extra goed geschikt als vervanger <strong>voor</strong> het kwalitatief slechte drinkwater<br />

in <strong>de</strong> <strong>stad</strong>.<br />

6.4 De productie van meststoffen in <strong>de</strong> <strong>stad</strong><br />

Geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> gehele 13 <strong>de</strong> , 14 <strong>de</strong> en 15 <strong>de</strong> eeuw was om Deventer een proces van uitbreiding<br />

van het landbouwareaal te zien. Dit hing primair samen met <strong>de</strong> langzame<br />

bevolkingsgroei in <strong>de</strong> <strong>stad</strong> van 3000 tot meer dan 4000 inwoners en het bebouwen<br />

van <strong>de</strong> laatste stukjes landbouwgrond binnen <strong>de</strong> <strong>stad</strong>smuur. 12 Daarnaast hing <strong>de</strong> uitbreiding<br />

van het areaal samen met een toegenomen consumptie van vlees. 13 De<br />

inrichting van een vleesbank en <strong>de</strong> bouw van een vleeshal in <strong>de</strong> <strong>stad</strong> zijn hier<strong>voor</strong><br />

dui<strong>de</strong>lijke aanwijzingen. De toename in gewassen was zowel nodig <strong>voor</strong> <strong>de</strong> menselijke<br />

consumptie, als <strong>voor</strong> <strong>de</strong> voeding van <strong>de</strong> veestapel in en buiten <strong>de</strong> <strong>stad</strong>. Essentieel<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze toename was bemesting van <strong>de</strong> buiten <strong>de</strong> <strong>stad</strong> gelegen akkers.<br />

De zeer zandige landbouwgebie<strong>de</strong>n om Deventer behoef<strong>de</strong>n veel mest en humusrijke<br />

grond om <strong>de</strong>ze vruchtbaar te hou<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> steeds intensievere bebouwing.<br />

De mest kwam <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>el uit <strong>de</strong> potstallen van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rijen, maar was ook<br />

afkomstig uit <strong>de</strong> <strong>stad</strong>. Door archeologisch on<strong>de</strong>rzoek is inmid<strong>de</strong>ls goed zicht verkregen<br />

op het schoonhou<strong>de</strong>n van ste<strong>de</strong>lijke gebie<strong>de</strong>n als <strong>de</strong> straten, stegen, en pleinen.<br />

Het afvalstromenbeheer was op diverse manieren georganiseerd. 14 In veel straten<br />

waren <strong>de</strong> bewoners zelf verantwoor<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> afvoer naar centrale plaatsen<br />

in <strong>de</strong> <strong>stad</strong>. Vanaf <strong>de</strong> 13 <strong>de</strong> eeuw nam De Brink, het grootste marktplein, <strong>de</strong> belangrijkste<br />

rol in <strong>de</strong> afvoer van straatvuil en vuilnis in. De vroegste vermelding over het<br />

wegvoeren van afval (drek) uit <strong>de</strong> <strong>stad</strong> Deventer dateert uit 1345. 15 Ook over <strong>de</strong><br />

rest van <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw zijn in <strong>de</strong> bronnen meer<strong>de</strong>re vermeldingen aangetroffen over<br />

het verzamelen en afvoeren van <strong>de</strong> <strong>stad</strong>sdrek of ‘slijc’. In een tekst uit 1361 staat<br />

beschreven hoe het ‘slijc’ van <strong>de</strong> straten met karren werd afgevoerd. 16 Uit an<strong>de</strong>re<br />

historische bronnen uit <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw blijkt, dat het <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> belangrijke openbare<br />

plaatsen waren die door <strong>de</strong> <strong>stad</strong> wer<strong>de</strong>n schoongehou<strong>de</strong>n: het Raadhuis, het Wanthuis,<br />

<strong>de</strong> Brink, tussen <strong>de</strong> Brinkpoorten, bij <strong>de</strong> muur van <strong>de</strong> Bisschopshof. 17<br />

8<br />

Ben<strong>de</strong>rs, 2004, 267: ‘van Henric van Ley<strong>de</strong>n van dien Hoenburgers (Hamburger) byer dat hi me<strong>de</strong> overbrachte van <strong>de</strong>r reysen<br />

dat hi tot Lubeke (Lübeck) van onser <strong>stad</strong> weghen gheweest had<strong>de</strong>’.<br />

9<br />

Ben<strong>de</strong>rs, 2004, 268.<br />

10<br />

Holthuis, 1993, <strong>21</strong>0 meldt: Eems-, Pa<strong>de</strong>rborns-, Bremer-, Engels-, Lübecker- en Jopen (Haarlems) bier. (Bisschopstol en Catentol).<br />

11<br />

Unger, 1992, 285.<br />

12<br />

<strong>Vermeulen</strong>, 2006A, 59 en Ben<strong>de</strong>rs, 2004, 15-16.<br />

13<br />

Vleesconsumptie zie Spitzers, 2004, 116.<br />

14<br />

Windmüller, 2004, 33-36.<br />

15<br />

Van Doorninck, 1888, 260.<br />

16<br />

Van Doorninck, 1887, 64, 266, 556.<br />

17<br />

Van Doorninck, 1889, 133 en De Meijer, 1968, 115, <strong>21</strong>4, 269.<br />

97


98<br />

Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek op <strong>de</strong> Brink in 2005 liet zien, dat het 13 <strong>de</strong> -eeuwse marktveld<br />

bestond uit een har<strong>de</strong> turfachtige laag waarin parallel aan <strong>de</strong> gevel ondiepe<br />

gegraven goten liepen (afb. 6.1). Mogelijk lag op <strong>de</strong>ze turfachtige laag een be<strong>de</strong>kking<br />

van knuppels, schotten of planken. Opmerkelijk was, dat <strong>de</strong> oppervlakte van het<br />

marktveld nogal schoon was, een indicatie <strong>voor</strong> systematische afvalverwij<strong>de</strong>ring op<br />

<strong>de</strong>ze plaats. 18<br />

In 2005 werd ook het straatprofiel van <strong>de</strong> Noor<strong>de</strong>nbergstraat ter hoogte van het<br />

Muggeplein on<strong>de</strong>rzocht. De vroegste fase moet in <strong>de</strong> 9 <strong>de</strong> eeuw hebben gelegen. 19 In<br />

het straatprofiel bleken negen tot twaalf fases te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> 12 <strong>de</strong> -13 <strong>de</strong><br />

eeuw wer<strong>de</strong>n aan weerszij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> straat 1,1 tot 1,6 m bre<strong>de</strong> goten aangelegd.<br />

Deze waren met op palen steunen<strong>de</strong> plankieren afge<strong>de</strong>kt (afb. 6.2). De goten reikten<br />

tot aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>gevel van <strong>de</strong> huizen langs <strong>de</strong> Noor<strong>de</strong>nbergstraat. Voor <strong>de</strong> dagelijkse<br />

situatie in <strong>de</strong> 12 <strong>de</strong> -13 <strong>de</strong> eeuw viel daarom te veron<strong>de</strong>rstellen, dat <strong>de</strong> goten<br />

vermoe<strong>de</strong>lijk goed afvoer<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> IJssel. In <strong>de</strong>ze goten kwam niet alleen het ambachtelijk<br />

afval van <strong>de</strong> hier werken<strong>de</strong> schoenmakers terecht, het was immers <strong>de</strong><br />

straat van het schoenmakersgil<strong>de</strong>, maar ook veel huishou<strong>de</strong>lijk afval en snoeihout<br />

verdween in <strong>de</strong> goten. De goten moeten goed zijn schoongehou<strong>de</strong>n omdat alleen<br />

on<strong>de</strong>rin <strong>de</strong> 0,5 m diepe goot een laag zwart residu werd gevon<strong>de</strong>n. 20<br />

18 <strong>Bartels</strong>, 2006A, 271-272.<br />

19 <strong>Bartels</strong> & <strong>Vermeulen</strong>, 2005A, 25.<br />

20 <strong>Bartels</strong> & <strong>Vermeulen</strong>, 2005A, 28.<br />

Afb. 6.1<br />

In <strong>de</strong>ze proefsleuf zijn <strong>de</strong> ophogingslagen<br />

op <strong>de</strong> Brink te zien.


Afb. 6.2<br />

Een van <strong>de</strong> houten straten aan <strong>de</strong> Noor<strong>de</strong>nbergstraat.<br />

Het hele proces van het inzamelen, transporteren en storten van <strong>de</strong> <strong>stad</strong>sdrek van<br />

<strong>de</strong> straten was handarbeid. Uit <strong>de</strong> bronnen wordt niet helemaal dui<strong>de</strong>lijk waar <strong>de</strong><br />

<strong>stad</strong>sdrek naar toe werd gebracht. Een vermelding uit 1395 vertelt, dat het afval<br />

naar ‘Oertmersch’ ging, maar <strong>de</strong> ligging van <strong>de</strong>ze locatie is niet bekend. <strong>21</strong> Voor het<br />

begin van <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw is in <strong>de</strong> historische bronnen een eerste indicatie te vin<strong>de</strong>n<br />

over <strong>de</strong> hoeveelheid <strong>stad</strong>safval. In het dienstjaar 1401-1402 wer<strong>de</strong>n 550 karren drek<br />

van <strong>de</strong> Brink <strong>de</strong> <strong>stad</strong> uitgebracht, waarbij <strong>de</strong> Brinkgreve (<strong>de</strong> Brinkgraaf) <strong>de</strong> rol van<br />

organisator had. 22 Naast <strong>de</strong> stratendrek werd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> particulieren ook nog huishou<strong>de</strong>lijk<br />

(beerput) afval <strong>de</strong> <strong>stad</strong> uitgebracht. Deze particulieren sloten hier<strong>voor</strong><br />

contracten met <strong>de</strong> boeren uit <strong>de</strong> omgeving. Uit <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw zijn meer historische<br />

bronnen over het inzamelen en afvoeren van <strong>de</strong> <strong>stad</strong>sdrek bekend. In 1403 wer<strong>de</strong>n<br />

294 karren afgevoerd naar onbeken<strong>de</strong> bestemming en 80 karren naar <strong>de</strong> Meybergh.<br />

23 Een bron uit 1414 beschrijft, dat er <strong>stad</strong>sdrek in <strong>de</strong> IJssel werd geworpen<br />

en naar een wetering werd gebracht. 24 De naam ‘Meybergh(e)’, gelegen in <strong>de</strong> buurschap<br />

Riele-Wechele, komt vaker <strong>voor</strong> in <strong>de</strong> bronnen en is dui<strong>de</strong>lijk een plek waar<br />

systematisch afval werd gestort. Het werk van het verzamelen en vervoeren van <strong>de</strong><br />

<strong>stad</strong>sdrek werd door <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke overheid georganiseerd, maar niet uitgevoerd.<br />

De uitvoering werd aan particulieren uitbesteed. De historische bronnen spreken<br />

hier het eerst over in 1486, toen werd geschreven dat ‘karrelui’ van <strong>stad</strong>swege een<br />

betaling kregen <strong>voor</strong> het afvoeren van <strong>stad</strong>sdrek. 25 Ook <strong>voor</strong> het organiseren van<br />

<strong>de</strong> afvoer werd betaald. In <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw ontving Herman Brinkgreeff, van wie <strong>de</strong><br />

functie als achternaam werd gebruikt, 30 gul<strong>de</strong>n aan geld en laken <strong>voor</strong> het schoonhou<strong>de</strong>n<br />

van <strong>de</strong> Brink. 26<br />

De volgeschepte karren moesten met menskracht of trekdieren naar buiten <strong>de</strong><br />

(Binnen) Brinkpoort wor<strong>de</strong>n gebracht. Hier wer<strong>de</strong>n het straatvuil en <strong>de</strong> inhoud van<br />

<strong>21</strong><br />

De Meijer, 1968, 269.<br />

22<br />

Koch, 1988, 88. De inhoud van <strong>de</strong>ze karren is vermoe<strong>de</strong>lijk maar klein.<br />

23<br />

De Meijer, 1971, 184.<br />

24<br />

De Meijer, 1973, 174-5, 254.<br />

25<br />

Lugard jr., 1949, 16.<br />

26<br />

Hogenstijn, 1987, 63.<br />

99


100<br />

<strong>de</strong> beerputten waarschijnlijk gezeefd en gesorteerd. De grove fractie van puinbrokken<br />

metaal, glas en lompen werd geschei<strong>de</strong>n en hergebruikt. Deze hypothese over<br />

<strong>de</strong> afvalscheiding ter plaatse kwam in 2003 naar voren bij het on<strong>de</strong>rzoek van het<br />

perceel Keizerstraat 7-9, waarbij on<strong>de</strong>r twee percelen vlak buiten <strong>de</strong> <strong>voor</strong>malige<br />

Binnen Brinkpoort in <strong>de</strong> kel<strong>de</strong>rs een stuk van <strong>de</strong> dichtgeworpen gracht kon wor<strong>de</strong>n<br />

on<strong>de</strong>rzocht. Deze gracht werd <strong>voor</strong>afgaand aan <strong>de</strong> bouw van het Ron<strong>de</strong>el <strong>de</strong> Keizer<br />

in 1544 dichtgeworpen en het gebied kwam daarna tussen <strong>de</strong> Binnen Brinkpoort en<br />

<strong>de</strong> Duistere Brinkpoort te liggen. Na <strong>de</strong> bouw van het ron<strong>de</strong>el, maar <strong>voor</strong> <strong>de</strong> bouw<br />

van <strong>de</strong> huizen in het twee<strong>de</strong> kwart van <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw, werd het laatste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong><br />

gracht opgevuld. Mogelijk was er sprake van verzakkingen in <strong>de</strong> opgevul<strong>de</strong> gracht<br />

die ver<strong>de</strong>re aanvulling noodzakelijk maakten. Juist het materiaal uit <strong>de</strong> eerste fase<br />

van <strong>de</strong> vulling liet <strong>stad</strong>safval zien. Dit was samengesteld uit fijn baksteenpuin,<br />

smeedresten, kachelgruis, as, mid<strong>de</strong>lgrote stukken huishou<strong>de</strong>lijk afval en botmateriaal.<br />

Grote brokken puin en complete beerputinhou<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n niet gevon<strong>de</strong>n. 27<br />

Het geheel wekte <strong>de</strong> indruk dat zowel het grove zeefresidu van huishou<strong>de</strong>lijk afval<br />

als <strong>de</strong> onbruikbare puin– en ambachtelijke resten, hierin geworpen zijn. De gracht<br />

werd gelei<strong>de</strong>lijk dicht geworpen; van grootschalig aanplempen was geen sprake. 28<br />

De gezeef<strong>de</strong> fractie werd vermoe<strong>de</strong>lijk na het schei<strong>de</strong>n opnieuw opgela<strong>de</strong>n en via<br />

<strong>de</strong> landwegen <strong>de</strong> <strong>stad</strong> uitgere<strong>de</strong>n. Opmerkelijk genoeg lag juist in <strong>de</strong> Walstraat nabij<br />

<strong>de</strong> hoek van <strong>de</strong> Binnen Brinkpoort in <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw een woonhuis genaamd ‘De<br />

Meyberg’.<br />

6.5 Ruimtelijke neerslag op het platteland<br />

De vraag, of <strong>de</strong> toegenomen behoefte aan landbouwproducten leid<strong>de</strong> tot een verbetering<br />

van het ste<strong>de</strong>lijk meststof- en afvalbeheer, kan <strong>de</strong>els wor<strong>de</strong>n beantwoord<br />

met behulp van het archeologisch proefon<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> afgelopen jaren in het<br />

inmid<strong>de</strong>ls bebouw<strong>de</strong> agrarische gebied om <strong>de</strong> <strong>stad</strong>. Hieruit bleek, dat terreinen als<br />

<strong>de</strong> Vaaltakkers, tegenwoordig <strong>de</strong> Driebergenbuurt, intensief wer<strong>de</strong>n bemest met<br />

Afb. 6.3<br />

Een overzicht van<br />

15 <strong>de</strong> eeuwse<br />

“Braemsen” op <strong>de</strong><br />

Rielerenk.<br />

27<br />

Door <strong>de</strong> kleinschaligheid van dit on<strong>de</strong>rzoek zijn op basis van <strong>de</strong> verzamel<strong>de</strong> gegevens maar moeilijk uitspraken te doen.<br />

28<br />

<strong>Vermeulen</strong>, Boer & Bloemink, 2003.


Afb. 6.4<br />

Een lakenlood uit Osnabrück wijst op han<strong>de</strong>lscontacten.<br />

<strong>stad</strong>safval en geschikt waren <strong>voor</strong> akkerbouw. De samenstelling van het es<strong>de</strong>k en <strong>de</strong><br />

fractie afval verschil<strong>de</strong> sterk per locatie. 29<br />

In 2002-2004 werd het gebied van <strong>de</strong> Rielerenk-Oost on<strong>de</strong>rzocht, een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong><br />

ongeveer 35 ha grote Rielerenk. De Rielerenk is gelegen aan <strong>de</strong> Brinkgreveweg. Dit<br />

was <strong>de</strong> grote landweg die in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen vanuit <strong>de</strong> Brink, door <strong>de</strong> Brinkpoort,<br />

naar het 2 km ver<strong>de</strong>rop gelegen gebied Brinkgreve op <strong>de</strong> westelijke Rielerenk en<br />

ver<strong>de</strong>r naar het oosten leid<strong>de</strong>. Eén van <strong>de</strong> vragen van het on<strong>de</strong>rzoek was hoe en<br />

waarom hier, op een <strong>voor</strong> landbouw zeer onaantrekkelijk terrein van lage natte en<br />

mid<strong>de</strong>lhoge leemarme zandgron<strong>de</strong>n, toch een enorme inspanning was geleverd om<br />

dit in cultuur te brengen. Het antwoord werd gevon<strong>de</strong>n in en on<strong>de</strong>r het es<strong>de</strong>k. Het<br />

es<strong>de</strong>k bleek hier opgebouwd uit humeuze grond waarin geen dui<strong>de</strong>lijke plaggenlaag<br />

meer te herkennen viel. Door <strong>de</strong> humeuze grond was een kleine fractie <strong>stad</strong>safval<br />

gemengd met scherven van glas, keramiek en munten uit <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> -18 <strong>de</strong> eeuw. Op<br />

grond van <strong>de</strong> metaalvondsten in het es<strong>de</strong>k, moet <strong>de</strong> storting van <strong>stad</strong>sdrek op <strong>de</strong><br />

Rielerenk in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> of 15 <strong>de</strong> eeuw begonnen zijn. In <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw nam <strong>de</strong> storting<br />

van <strong>stad</strong>sdrek sterk toe. Vervolgens is er een doorlopen<strong>de</strong> reeks vondsten tot in <strong>de</strong><br />

19 <strong>de</strong> eeuw aangetroffen. Een dui<strong>de</strong>lijk zwaartepunt lag in <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw. Dat lijkt<br />

<strong>voor</strong>al te wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rsteund door het muntenspectrum, waarbij <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw het<br />

grootste aan<strong>de</strong>el vormt. In <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw lijkt <strong>de</strong> hoeveelheid aangevoer<strong>de</strong> <strong>stad</strong>sdrek<br />

iets te zijn afgenomen ten opzichte van <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw maar bleef nog wel omvangrijk.<br />

Door het es<strong>de</strong>k werd het natuurlijk reliëf in het gebied <strong>voor</strong> een groot <strong>de</strong>el uitgevlakt.<br />

Natuurlijke hoogtes, <strong>de</strong>kzandlaagtes en vennen wer<strong>de</strong>n met een dunne of<br />

dikke laag esgrond over<strong>de</strong>kt. Dit was een gelei<strong>de</strong>lijk proces dat enkele hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n<br />

jaren in beslag heeft genomen. Daarnaast waren in het gebied tij<strong>de</strong>ns en na <strong>de</strong> ontginning<br />

kavelsloten gegraven. Deze hingen direct samen met <strong>de</strong> percelen van <strong>de</strong> nabijgelegen<br />

boer<strong>de</strong>rijen. Door een an<strong>de</strong>re archeologische samenstelling: veel rood<br />

aar<strong>de</strong>werk en een an<strong>de</strong>re grootte van <strong>de</strong> scherven, was <strong>de</strong> fractie boer<strong>de</strong>rijafval<br />

dui<strong>de</strong>lijk te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n van het <strong>stad</strong>safval. Door een verbeterd afvalbeleid kon<strong>de</strong>n<br />

ook marginale landbouw gebie<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> akkerbouw geschikt wor<strong>de</strong>n gemaakt.<br />

De vraag, of een toegenomen vraag naar landbouwproducten leid<strong>de</strong> tot een verbetering<br />

van het ste<strong>de</strong>lijk meststof- en afvalbeheer, kan daarmee positief wor<strong>de</strong>n beantwoord.<br />

29 <strong>Bartels</strong>, Klomp & Hermsen, 2001, 6; <strong>Vermeulen</strong>, 2006B, 8, 4-7 en Haveman, 2005, 7-9.<br />

101


102<br />

6.6 De hopplantage op <strong>de</strong> Rielerenk<br />

Het archeologisch on<strong>de</strong>rzoek op <strong>de</strong> Rielerenk kon een antwoord geven op <strong>de</strong> vragen<br />

of <strong>de</strong> toenemen<strong>de</strong> vraag naar landbouwproducten <strong>voor</strong> het voe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke<br />

bevolking leid<strong>de</strong> dit tot een schaalvergroting in <strong>de</strong> landbouw. Welke landbouwproducten<br />

waren hier aan te tonen en welke agrarische veran<strong>de</strong>ring waren<br />

hier<strong>voor</strong> nodig? Wat was hiervan dan <strong>de</strong> ruimtelijke neerslag?<br />

Bij het verwij<strong>de</strong>ren van het es<strong>de</strong>k op <strong>de</strong> Rielerenk-Oost werd, naast <strong>de</strong> resten van<br />

kavelsloten en bijgebouwen van boer<strong>de</strong>rijen <strong>de</strong> hoofdstuk 5 bescheven hopplantage<br />

aangetroffen. De datering van <strong>de</strong> paalgaten moet gezien <strong>de</strong> vondsten van on<strong>de</strong>r<br />

an<strong>de</strong>re grijsbakkend aar<strong>de</strong>werk en enig ratingen-breitscheid keramiek in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong><br />

1350-1450 wor<strong>de</strong>n geplaatst. 30<br />

Hop wordt toegepast in <strong>de</strong> bierproductie als smaakmaker en conserveringsmid<strong>de</strong>l.<br />

Hop is een klimplant uit <strong>de</strong> hennepfamilie die wel tot negen meter hoog kan groeien<br />

(afb. 6.6). Deze plant komt natuurlijk <strong>voor</strong> in heel Europa en wordt vanaf <strong>de</strong> 9 <strong>de</strong><br />

eeuw in het brouwsel <strong>voor</strong> bier toegepast. 31 De soort is tweehuizig, dat wil zeggen<br />

dat er mannelijke en vrouwelijke planten zijn. Hop is een meerjarige plant, die in <strong>de</strong><br />

winter overleeft als wortelstok. Na <strong>de</strong> winter begint <strong>de</strong> wortelstok uit te lopen en<br />

groeit dan snel. Om een hopplant te telen wor<strong>de</strong>n stekken geplant, waaruit <strong>de</strong> wortelstok<br />

ontstaat. Pas na drie jaar wordt <strong>de</strong> plant productief. Eenmaal productief kan<br />

een hopplant wel vijftien tot twintig jaar opbrengst leveren. Het verbouwen van hop<br />

vergt dan ook een dui<strong>de</strong>lijke planning over meer<strong>de</strong>re jaren. Als <strong>de</strong> jonge hoploten<br />

uitlopen, moeten ze iets hebben om tegen op te groeien, an<strong>de</strong>rs blijven ze klein en<br />

leveren slechte oogsten. 32<br />

Hop wordt geteeld om <strong>de</strong> bloemen van <strong>de</strong> vrouwelijke planten, <strong>de</strong> hopbellen, te<br />

oogsten. Deze hopbellen bevatten etherische oliën die een bittere smaak aan het<br />

bier geven en een conserveren<strong>de</strong> werking hebben. Daarnaast werkt hopextract als<br />

een kalmeringsmid<strong>de</strong>l en is maagversterkend. 33 De rijpe hopbellen bevatten zoveel<br />

van <strong>de</strong>ze stoffen dat mensen, die vroeger met <strong>de</strong> hand <strong>de</strong> bellen plukten, <strong>de</strong> ‘hopplukkersziekte’<br />

kon<strong>de</strong>n krijgen. Deze ‘ziekte’ ging gepaard met verschijnselen als<br />

huidirritatie, a<strong>de</strong>mhalingsklachten en hoofdpijn. De hopbellen zijn het grootst en<br />

het krachtigst als ze niet bevrucht zijn. Daarom wor<strong>de</strong>n rondom hopplantages alle<br />

mannelijke planten tot op vele kilometers afstand verwij<strong>de</strong>rd.<br />

Op een hopplantage staan <strong>de</strong> hopstaken op een systematische manier opgesteld.<br />

Zowel rechte rijen van parallel gestel<strong>de</strong> palen als haakse hoeken komen <strong>voor</strong>. Ook<br />

diagonaal verspringen<strong>de</strong> rijen wor<strong>de</strong>n toegepast. De palen zelf bezitten twee functies.<br />

De eerste functie is het ophou<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> spandraadconstructie op <strong>de</strong> palen<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> stijgdra<strong>de</strong>n die naar <strong>de</strong> grond zijn gespannen. De stijgdra<strong>de</strong>n kunnen in een<br />

hoogbouwcultuur 7 tot 8 m hoog wor<strong>de</strong>n, in een laagbouw cultuur 2,5 tot 3 m. Het<br />

is niet dui<strong>de</strong>lijk welke wijze op <strong>de</strong> Rielerenk is toegepast. Rekening hou<strong>de</strong>nd met <strong>de</strong><br />

beperkte technische mogelijkhe<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> geringe diepte van <strong>de</strong> palen was in ie<strong>de</strong>r<br />

geval een hoogte van 3 m technisch haalbaar. Door het toenemen<strong>de</strong> gewicht en <strong>de</strong><br />

windvang van <strong>de</strong> planten wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze lijnen zwaar op <strong>de</strong> proef gesteld. In <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne<br />

tijd zijn <strong>de</strong>ze spandra<strong>de</strong>n vervaardigd uit ijzerdraad en later staalkabel. De<br />

stijgdra<strong>de</strong>n zijn tegenwoordig ook van staaldraad of kunststof. In <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen<br />

waren vermoe<strong>de</strong>lijk alle <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> draadconstructie van vlastouw. Aan het eind<br />

van <strong>de</strong> palenrijen ston<strong>de</strong>n enigszins diagonaal ingegraven palen, die <strong>de</strong> trekkracht<br />

van <strong>de</strong> spandra<strong>de</strong>n moesten afvangen. Deze palen waren met touw, draad of kabel<br />

30<br />

Van Lohuizen, 1999, 164.<br />

31<br />

Van Haaster, 1997, 73-74.<br />

32<br />

Voor een uitgebrei<strong>de</strong> beschrijving van <strong>de</strong> hopteelt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> grootschalige mechanisatie maar na <strong>de</strong> invoering van <strong>de</strong> kunstmest,<br />

zie Fruwirth, 1888.<br />

33<br />

Spek, 2004, 533.


Afb. 6.6<br />

Hopplantage nabij Wolnzach, Hallertau in het Duitse Beieren.<br />

geschoord in <strong>de</strong> grond. 34 Bij een vlak terrein is <strong>de</strong> meest logische wijze om <strong>de</strong> rijen<br />

recht aan te leggen, bij geacci<strong>de</strong>nteerd terrein wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> rijen op <strong>de</strong> zon met <strong>de</strong><br />

meest gunstige ligging op <strong>de</strong> heuvels geplant.<br />

Het on<strong>de</strong>rzochte <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> hopplantage was ongeveer 0,2 ha groot. De afstand<br />

tussen <strong>de</strong> rijen was groot genoeg om tussen door te lopen en te werken. De paalkuilen<br />

leken diep genoeg om <strong>de</strong> hoge hopstaken voldoen<strong>de</strong> stabiliteit te bie<strong>de</strong>n. De<br />

oriëntering van <strong>de</strong> westnoordwest oostzuidoost lopen<strong>de</strong> rijen zorg<strong>de</strong> <strong>voor</strong> een maximale<br />

hoeveelheid zonlicht. De palen wer<strong>de</strong>n veelal uit elzenhout gemaakt, omdat<br />

<strong>de</strong>ze houtsoort in <strong>de</strong> natte gebie<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> hopvel<strong>de</strong>n heen veel <strong>voor</strong>kwam. Deze<br />

houtsoort kwam vaak van een ‘elshof’, ook in <strong>de</strong> buurt van Deventer een regelmatig<br />

<strong>voor</strong>komend toponiem. 35 In Drenthe wer<strong>de</strong>n hopstaken in grote hoeveelhe<strong>de</strong>n ingekocht.<br />

In 1480 was er in het dorp Win<strong>de</strong> een conflict over een partij van maarliefst<br />

1200 hopstaken. 36 Tussen <strong>de</strong> palen kon<strong>de</strong>n 12 tot 16 wortelstokken (hopstoelen)<br />

per afstand wor<strong>de</strong>n geplant, dat betekent dat elke paal ongeveer 7 wortelstokken<br />

vertegenwoordig<strong>de</strong>. 37<br />

Omdat het niet dui<strong>de</strong>lijk is hoelang <strong>de</strong> plantage in gebruik is geweest, valt ook<br />

moeilijk vast te stellen hoeveel fases van hopteelt het gevon<strong>de</strong>n patroon vertegenwoordigd.<br />

De staken zijn met zekerheid enige malen verplaatst. De on<strong>de</strong>rlinge afstand<br />

tussen <strong>de</strong> paalkuilen bedroeg tussen <strong>de</strong> 1,5- 2,5 m, met een gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> van 2<br />

m. Hoe <strong>de</strong> beste plantage kan wor<strong>de</strong>n gebouwd, hangt echter sterk van <strong>de</strong> toegepaste<br />

soort hop af. Er bestaan en beston<strong>de</strong>n verschillen<strong>de</strong> soorten die op verschillen<strong>de</strong><br />

tijdstippen bloeien en uitlopen. Ook laag groeien<strong>de</strong> soorten (tot 6-8 m)<br />

en hoog groeien<strong>de</strong> soorten (tot 8-12 m) komen <strong>voor</strong>. Door gebrek aan daterend<br />

materiaal en <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> dieptes van <strong>de</strong> kuilen valt dit niet te achterhalen. De<br />

wortelstokken van <strong>de</strong> hop blijven gemid<strong>de</strong>ld 15-20 jaar productief. Indien <strong>de</strong> staken<br />

vijf maal zijn verplaatst en vijf keer nieuwe wortelstokken zijn gezet, is <strong>de</strong> hop-<br />

34<br />

Fruwirth,1888, 108-120.<br />

35<br />

Tussen Wijhe en Raalte, 20 km ten noor<strong>de</strong>n van Deventer, ligt nog steeds een buurschap Elshof.<br />

36<br />

Spek, 2004, 53-535. De hoeveelhe<strong>de</strong>n hopstaken die wor<strong>de</strong>n toegepast per dorp of in een aantal vel<strong>de</strong>n is vrij hoog.<br />

37<br />

Fruwirth, 1888, 105.<br />

103


104<br />

plantage minimaal 75 jaar en maximaal 100 jaar in gebruik geweest. Hierbij moet<br />

wor<strong>de</strong>n aangetekend, dat door ziekte <strong>de</strong> hele plantage of grote stukken daarvan<br />

verloren kon<strong>de</strong>n gaan en opnieuw moest wor<strong>de</strong>n opgezet.<br />

Afb. 6.8<br />

Schematische tekening van een door spandra<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rsteund grid van hopstaken<br />

uit een 19 <strong>de</strong> eeuwse handleiding <strong>voor</strong> het verbouwen van hop.<br />

Voor het groeien van hop was, behalve voldoen<strong>de</strong> zonlicht en goe<strong>de</strong> zorg, ruime<br />

bemesting nodig. Vóór <strong>de</strong> invoering van <strong>de</strong> kunstmest wer<strong>de</strong>n hier<strong>voor</strong> stalmest,<br />

<strong>stad</strong>sbeer, as en kalk toegepast. Voor een teelt van één hectare rogge of tarwe<br />

waren gemid<strong>de</strong>ld 34 karrenvrachten beer per hectare per jaar nodig. 38<br />

Per hectare kon in <strong>de</strong> tijd vóór <strong>de</strong> introductie van <strong>de</strong> kunstmest 500 kg gedroog<strong>de</strong><br />

hop wor<strong>de</strong>n geoogst. 39 Volgens een agrarisch 'handboek' uit 1825 zou per Gel<strong>de</strong>rse<br />

morgen (= 3180 m 2 = 0,31 ha) 1200 pond hop geoogst kunnen wor<strong>de</strong>n. Het opgegraven<br />

<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> plantage zou zodoen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r normale omstandighe<strong>de</strong>n 400<br />

pon<strong>de</strong>n, dat wil zeggen 200 kilo, gedroog<strong>de</strong> hopbellen opleveren. 40 Na <strong>de</strong> oogst<br />

wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> hopbellen meestal gedroogd. Dit kon in <strong>de</strong> zon of op zol<strong>de</strong>rs gebeuren,<br />

maar ook speciale hopdrogerijen met ovens wer<strong>de</strong>n hier<strong>voor</strong> gebruikt. 41<br />

De hopteelt op <strong>de</strong> Noord-Ne<strong>de</strong>rlandse en vermoe<strong>de</strong>lijk ook op <strong>de</strong> Oost-Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

zandgron<strong>de</strong>n was uiterst arbeidsintensief. De boeren of pachters wer<strong>de</strong>n<br />

vaak gevormd door kleine gezinsbedrijven, die een grote hoeveelheid hop op een<br />

klein oppervlakte poog<strong>de</strong>n te kweken. 42 De drukste tijd was tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> pluk. Daarnaast<br />

brachten <strong>voor</strong>al het opbin<strong>de</strong>n en het bemesten van <strong>de</strong> planten veel werk met<br />

zich mee. Het wie<strong>de</strong>n tussen <strong>de</strong> planten was eveneens tijdrovend, omdat tussen <strong>de</strong><br />

rijen vaak nog groente werd gekweekt. Om <strong>de</strong> hopplantages heen ligt vaak een meidoornhaag.<br />

De hopplantages lagen veelal binnen <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke landweer. 43 Dit was<br />

ook op <strong>de</strong> Rielerenk het geval (zie afb. 5.20, pag. 74). De pachters van <strong>de</strong> hopplantage<br />

op <strong>de</strong> Rielerenk lever<strong>de</strong>n hun hop vermoe<strong>de</strong>lijk aan <strong>de</strong> bisschoppelijke verpachters<br />

van het perceel of aan <strong>de</strong> <strong>stad</strong> Deventer, om aan <strong>de</strong> Polstraat bij <strong>de</strong> hopmeesters<br />

te belan<strong>de</strong>n. Het telen van hop was weliswaar arbeidsintensief, maar een<br />

38<br />

Lin<strong>de</strong>mans, 1952, 60-62.<br />

39<br />

Spek, 2004, 534 en Roessingh & Schaars, 1996, 179-184.<br />

40<br />

Roessingh & Schaars, 1996, 179-184.<br />

41<br />

Een <strong>de</strong>rgelijke hopdrogerij afkomstig uit West-Vlaan<strong>de</strong>ren staat opgesteld in het Vlaams Openluchtmuseum te Bokrijk, België.<br />

42<br />

Spek, 2004, 533.<br />

43<br />

Aumann, 1998, 27-28 en afbeelding 16.


goe<strong>de</strong> oogst was altijd te gel<strong>de</strong> te maken. Daardoor kon<strong>de</strong>n, zowel in goe<strong>de</strong> als in<br />

slechte jaren, met kleine akkers grote bedragen wor<strong>de</strong>n verdiend en was <strong>voor</strong> een<br />

kleine boeren familie het telen van hop aantrekkelijk.<br />

Binnen <strong>de</strong> opgraving ontbraken <strong>de</strong> resten van wortelstokken van <strong>de</strong> hop. Ook <strong>de</strong><br />

heuveltjes van <strong>de</strong> hopstoelen zijn niet teruggevon<strong>de</strong>n. Deze zijn vermoe<strong>de</strong>lijk verploegd<br />

en het uitgebrei<strong>de</strong> wortelstelsel is volledig vergaan. Een concrete bewijsvoering<br />

zou kunnen wor<strong>de</strong>n verkregen uit pollenon<strong>de</strong>rzoek. Dergelijk on<strong>de</strong>rzoek is<br />

echter bij een hopplantage zinloos. Voor <strong>de</strong> effectieve teelt van hop is het een <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>,<br />

dat er tot in verre omtrek geen mannelijke planten staan. Deze produceren<br />

juist het stuifmeel, dat in <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m bewaard zou kunnen blijven <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rzoek. 44<br />

6.7 Hopplantages in <strong>de</strong> archeologie<br />

Het aantal parallellen van vergelijkbare archeologische fenomenen in mid<strong>de</strong>leeuwse<br />

of postmid<strong>de</strong>leeuwse toestand is zowel in Ne<strong>de</strong>rland als binnen Europa vrij beperkt.<br />

In Ne<strong>de</strong>rland is <strong>de</strong> <strong>voor</strong>alsnog enige vergelijkbare situatie aangetroffen in<br />

Schijn<strong>de</strong>l. Hier wer<strong>de</strong>n in een 150 m lange en 5 m bre<strong>de</strong> sleuf on<strong>de</strong>r een dunne laag<br />

bovengrond twee 18 en 28 m lange rijen paalgaten aangetroffen. De paalgaten waren<br />

rechthoekig, soms tot 1 m diep, en bezaten een zandige en venige vulling. On<strong>de</strong>rin<br />

sommige kuilen wer<strong>de</strong>n nog houtresten gevon<strong>de</strong>n. Ook hier waren scherven en<br />

an<strong>de</strong>re archeologica afwezig. In <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> percelen kadastraal aangeduid<br />

als Hopakker. De vroegste bronnen over <strong>de</strong> hopteelt in Schijn<strong>de</strong>l dateren uit<br />

1420. Hoewel het on<strong>de</strong>rzoek nog niet is afgrond, zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> kuilen een indicatie<br />

kunnen zijn <strong>voor</strong> laatmid<strong>de</strong>leeuwse of vroeg mo<strong>de</strong>rne hopteelt. 45 Gezien <strong>de</strong> omvang<br />

en <strong>de</strong> beperkte on<strong>de</strong>rlinge afstand, zou het kunnen gaan om uitgegraven wortelstokken<br />

van <strong>de</strong> hop.<br />

In Eggolsheim, in Oberfranken ten noor<strong>de</strong>n van Beieren, werd een 19 <strong>de</strong> -eeuwse hopplantage<br />

opgegraven. Deze was door een grafveld uit <strong>de</strong> vroege mid<strong>de</strong>leeuwen aangelegd.<br />

De sporen beston<strong>de</strong>n uit een lange rij paalkuilen. Bij navraag wist <strong>de</strong> grondbezitter<br />

te vertellen, dat <strong>de</strong> kuilen door zijn va<strong>de</strong>r waren gegraven om staken in te<br />

plaatsen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> teelt van hop. 46<br />

Ten noor<strong>de</strong>n van Uppsala (Zwe<strong>de</strong>n) nabij het dorp Tierp werd in 1993 en 1994 een<br />

on<strong>de</strong>rzoek gedaan naar een mid<strong>de</strong>leeuws grafveld. Hier wer<strong>de</strong>n 182 paalgaten gevon<strong>de</strong>n<br />

uit <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw en een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw. Hoewel slechts in één geval<br />

een dui<strong>de</strong>lijke rij paalgaten viel te herkennen en ver<strong>de</strong>r twee dui<strong>de</strong>lijk begrens<strong>de</strong><br />

palenzwermen aanwezig waren, bleek het hier werkelijk om een hopplantage te<br />

gaan. De kuilen vertegenwoordig<strong>de</strong>n <strong>de</strong> gaten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hopstaken. Uit historische<br />

bronnen blijkt het dorp Tierp in <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> en 16 <strong>de</strong> eeuw <strong>de</strong> grootste hopproducent<br />

van het gebied rond Uppsala te zijn. 47 Ook in <strong>de</strong> rest van mid<strong>de</strong>n en zui<strong>de</strong>lijk Zwe<strong>de</strong>n<br />

werd in <strong>de</strong>ze tijd grootschalig hop verbouwd. Namen als <strong>de</strong> wijk en het park<br />

Humlegar<strong>de</strong>n in Stockholm herinneren hier nog aan.<br />

Opmerkelijk genoeg zijn in <strong>de</strong> huidige centra van hopteelt, het West-Vlaamse en<br />

het aangrenzen<strong>de</strong> Noord-Franse heuvelland, geen laatmid<strong>de</strong>leeuwse hopvel<strong>de</strong>n<br />

gevon<strong>de</strong>n. 48 De hopteelt daar gaat echter tot op <strong>de</strong> dag van vandaag door.<br />

6.8 Ruimtelijke neerslag van het brouwproces in <strong>de</strong> <strong>stad</strong><br />

De toename van <strong>de</strong> bierconsumptie leid<strong>de</strong> op het platteland tot aanwijsbare veran<strong>de</strong>ringen.<br />

Of in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse binnen<strong>stad</strong> <strong>de</strong>rgelijke vernieuwingen in <strong>de</strong> vorm<br />

44<br />

Mon<strong>de</strong>linge me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling door Henk van Haaster, BIAX Consult Zaandam.<br />

45<br />

Berkvens, 2004, 5-6.<br />

46<br />

Abels, 1983.<br />

47<br />

Frölund & Larsson, 1997, 72-73, 111.<br />

48<br />

Mon<strong>de</strong>linge me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling Marc Dewil<strong>de</strong>, IAP Ieper, België.<br />

105


106<br />

van innovatie of schaalvergroting in <strong>de</strong> 13 <strong>de</strong> -16 <strong>de</strong> -eeuwse brouwhuizen was waar te<br />

nemen, vormt een van <strong>de</strong> thema’s van het <strong>stad</strong>skernon<strong>de</strong>rzoek. Waren hier systematische<br />

patronen in het brouwwezen te ont<strong>de</strong>kken? Wat <strong>voor</strong> brouwerijen beston<strong>de</strong>n<br />

er en wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> brouwerijen an<strong>de</strong>rs opgezet?<br />

Binnen Deventer is het aantal opgegraven ovens en fornuizen beperkt. Uit het archeologisch<br />

on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> laatste jaren zijn zowel fornuizen als enkele kleine<br />

en mid<strong>de</strong>lgrote ovens te<strong>voor</strong>schijn gekomen. Met uitzon<strong>de</strong>ring van één oven, waren<br />

<strong>de</strong> functies hiervan slecht te dui<strong>de</strong>n. Tij<strong>de</strong>ns het on<strong>de</strong>rzoek aan <strong>de</strong> Bursesteeg werd<br />

in het stu<strong>de</strong>ntenhuis <strong>de</strong> Bursa Cusana een klein 16 <strong>de</strong> -eeuws brouwhuis met een<br />

afmeting van 5 x 4,5 m opgegraven (afb. 6.10). In het brouwhuis lag een vloer met<br />

een verdiepte stookbak van ongeveer 2,3 x 1 m. De hitte van het stoken moet<br />

relatief laag zijn geweest, aangezien op <strong>de</strong> stookvloer nauwelijks brandsporen wer<strong>de</strong>n<br />

aangetroffen. In het brouwhuis was nog een klein halfcirkelvormig fornuis aangebracht,<br />

waar mogelijk een stookketel op stond. Van het huis en <strong>de</strong> brouwerij bestond<br />

nog een archiefstuk dat inzicht gaf in <strong>de</strong> inrichting en <strong>voor</strong>raad: 49<br />

Ein kurtzer begriff von hausrait und an<strong>de</strong>ren notturfftigen dingen, welche im jair 1566<br />

zu Deventer in <strong>de</strong>r Bursen befun<strong>de</strong>n seindt.<br />

In <strong>de</strong>m Browhuijss [volledige beschrijving]<br />

It. Ein browkessell<br />

It. Zweij bui<strong>de</strong>n, ein niw unnd ein ol<strong>de</strong><br />

It. Dreij an<strong>de</strong>r bui<strong>de</strong>n, kleiner dan die zwo iersten<br />

It. ein buich bass<br />

It. zwey trichter<br />

It. ein brouwe kennell<br />

Item ein stosskergen<br />

Afb. 6.9<br />

Tekening van een 15 <strong>de</strong><br />

eeuwse brouwoven.<br />

49 Archief van <strong>de</strong> Stad Deventer, inv. Nr. 409, afschrift van <strong>de</strong> inventaris dd. 1566 van het huisraad in <strong>de</strong> Bursa Cusana 1604,<br />

alleen <strong>de</strong> brouwerij is hier geheel genoteerd. Locatie: Bursesteeg 25, kadastraal no. E 1412.


Het stu<strong>de</strong>ntenhuis had zodoen<strong>de</strong> een eigen brouwerij, waarmee <strong>de</strong> toevloed van<br />

bier veilig werd gesteld. Mogelijk verdien<strong>de</strong>n <strong>de</strong> stu<strong>de</strong>nten met brouwen een zakcent<br />

bij.<br />

Op <strong>de</strong> hoek van <strong>de</strong> Sme<strong>de</strong>nstraat en <strong>de</strong> Bagijnenstraat wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> achtererven van<br />

brouwerij het Quellewater opgegraven. De 17-18 <strong>de</strong> -eeuwse situatie werd aangetroffen,<br />

terwijl <strong>de</strong> bebouwing aan <strong>de</strong>ze straat en mogelijk ook <strong>de</strong> functie teruggaat tot<br />

<strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw. Op het ge<strong>de</strong>elte achter het woonhuis werd een ingegraven ijzeren<br />

hoepel van een wagenwiel of <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m van een vat aangetroffen, die mogelijk verband<br />

hield met een tredmolen of met het brouwproces. 50<br />

Afb. 6.10<br />

De brouwoven van <strong>de</strong> Bursa Cusana opgegraven aan <strong>de</strong> Bursesteeg.<br />

50 <strong>Vermeulen</strong>, 2006A, 101-105.<br />

51 Enno van Gel<strong>de</strong>r, 1973, 109-140.<br />

52 Enno van Gel<strong>de</strong>r, 1973, 134.<br />

Uit het on<strong>de</strong>rzoek van boe<strong>de</strong>linventarissen in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n zijn veel gegevens<br />

over diverse ambachten te<strong>voor</strong>schijn gekomen. Ook <strong>de</strong> bierproductie door moutmakers<br />

en brouwers is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> en 16 <strong>de</strong> eeuw dui<strong>de</strong>lijk naar voren gekomen. 51<br />

In 1551 overleed <strong>de</strong> brouwer Willem Starkenborg, waarna <strong>de</strong> nalatenschap aan zijn<br />

weduwe Zwene Brouwers werd geïnventariseerd. Zij bleek kort na zijn dood hertrouwd<br />

te zijn met Bernd Janssen, een brouwer. De brouwerij lag ergens aan <strong>de</strong><br />

Noor<strong>de</strong>nbergstraat. Buiten een complete, tamelijk luxe, huisinventaris werd ook het<br />

brouwhuis bekeken. Op <strong>de</strong> zol<strong>de</strong>r van het pand lag rogge, mout, haver, boekweit en<br />

‘ettlicke hoppe’, veel hop. In het brouwhuis lag ‘drie brouwen bier’ en zoveel hakhout<br />

en turf, dat dit niet te overzien viel. Daarnaast stond er op het achtererf nog<br />

meer hout <strong>voor</strong> het stoken van <strong>de</strong> ovens. In het dorp Bathmen, 8 km ten oosten van<br />

Deventer, lag nog een schuur vol met turf van <strong>de</strong>ze brouwer. In of nabij het brouwhuis<br />

ston<strong>de</strong>n een koe en een stier, die dagelijks naar <strong>de</strong> wei<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n gebracht, en<br />

was er een varkenshok met drie varkens. Daarnaast werd spek, (gezouten?) vlees en<br />

boter in het brouwhuis opgeslagen. 52 In 1577 werd <strong>de</strong> boe<strong>de</strong>l van het woonhuis en<br />

<strong>de</strong> brouwerij <strong>de</strong> ‘Ol<strong>de</strong>n Voss’ aan <strong>de</strong> Waterstraat van <strong>de</strong> overle<strong>de</strong>n brouwer Roelof<br />

upten Schild verkocht. Hier werd een brouwketel, brouwgereedschap, tonnen, zak-<br />

107


108<br />

ken, bierstellingen (?), 20 last mout, enkele ossen en een veulen buiten <strong>de</strong> <strong>stad</strong> in <strong>de</strong><br />

wei<strong>de</strong>, geïnventariseerd. De waar<strong>de</strong> van huis, schuur, tuin, brouwerij en inventaris<br />

werd op 1000 Goudgul<strong>de</strong>n getaxeerd. 53 Ook in het Deventer Broe<strong>de</strong>renklooster<br />

werd gebrouwen. Het inmid<strong>de</strong>ls protestantse <strong>stad</strong>sbestuur verkocht in 1594 zon<strong>de</strong>r<br />

pardon hun brouwketel en brouwgereedschap om met dit geld <strong>de</strong> geconfisqueer<strong>de</strong><br />

Broe<strong>de</strong>renkerk te herstellen. 54<br />

De beperkte hoeveelheid archeologische en archivalische gegevens zijn niet representatief<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> ontwikkeling van <strong>de</strong> brouwnijverheid in laatmid<strong>de</strong>leeuws Deventer.<br />

De data zijn te gefragmenteerd en chronologisch zo divers, dat hieruit geen ontwikkelingen<br />

kunnen wor<strong>de</strong>n afgeleid. Archeologisch zijn in Ne<strong>de</strong>rland betere <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n<br />

<strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n, zoals het on<strong>de</strong>rzoek in het Arnhemse Musiskwartier (2003-<br />

2005). Daar wer<strong>de</strong>n 16 brouwovens uit <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1400-1600 on<strong>de</strong>rzocht (afb.<br />

6.11). Deze ston<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> Brouwerstrate en Brouwerstege, afgewisseld door leerlooierijen<br />

uit <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> tijd. 55 In Arnhem was het één kwartier in <strong>de</strong> <strong>stad</strong>, dat zich<br />

specifiek op het brouwen van bier toeleg<strong>de</strong>. Ook in Amersfoort wer<strong>de</strong>n grotere aantallen<br />

laatmid<strong>de</strong>leeuwse brouwhuizen met ovens en fornuizen opgegraven. Amersfoort<br />

was, in tegenstelling tot Deventer en Arnhem, in <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> -17 <strong>de</strong> eeuw bekend<br />

om haar bierproductie. 56<br />

Het grootschalig historisch on<strong>de</strong>rzoek, dat in Ne<strong>de</strong>rland naar <strong>de</strong> bierproductie in<br />

<strong>de</strong> afgelopen <strong>de</strong>cennia is uitgevoerd, gaf een genuanceerd beeld van <strong>de</strong> ontwikkeling<br />

van <strong>de</strong> productie en consumptie. Tot 1300 was <strong>de</strong> huisbrouwerij in <strong>de</strong> <strong>stad</strong> <strong>de</strong><br />

gebruikelijke manier om gruitbier te brouwen. Deze kleinschalige productie <strong>voor</strong>zag<br />

<strong>de</strong> bevolking in <strong>de</strong> opkomen<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n van voldoen<strong>de</strong> bier. 57 De perio<strong>de</strong> van 1300<br />

tot 1475 was een tijd van grote veran<strong>de</strong>ringen in <strong>de</strong> bierbrouwerij. Dit had primair<br />

te maken met <strong>de</strong> introductie van veel betere en smakelijkere biersoorten dan het<br />

Afb. 6.11<br />

Brouwoven opgegraven in het Musiskwartier te Arnhem.<br />

53<br />

Enno van Gel<strong>de</strong>r, 1973, 138-140.<br />

54<br />

Holthuis, 1993, 180.<br />

55<br />

Mon<strong>de</strong>linge me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling Mieke Smit, Arnhem. Zie ook: Van <strong>de</strong> Venne, 2005, 39-69. De fornuizen hebben een gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> diameter<br />

van 2,2 tot 2,8 m.<br />

56<br />

Van <strong>de</strong> Venne, 2005, 15-33.<br />

57<br />

Unger, 1992, 282-283.


Afb. 6.12<br />

In Ou<strong>de</strong>schans werd <strong>de</strong><br />

hiernaast afgebeel<strong>de</strong><br />

brouwoven opgegraven.<br />

bier dat er aanvankelijk werd gebrouwen. De hopbieren, die vanuit Bremen en<br />

Hamburg na 1275 langzaam maar zeker in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Lage Lan<strong>de</strong>n te krijgen<br />

waren, leid<strong>de</strong>n tot een stormachtige marktontwikkeling en een verbetering van <strong>de</strong><br />

productie in <strong>de</strong> Noord-Duitse ste<strong>de</strong>n. Deze ontwikkeling leid<strong>de</strong> tot een schok op<br />

<strong>de</strong> lokale markt: <strong>de</strong> aanvankelijk goed verkopen<strong>de</strong> lokale gruitbieren wer<strong>de</strong>n vanaf<br />

het twee<strong>de</strong> kwart van <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw weggeconcurreerd en <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke belastinginkomsten<br />

op <strong>de</strong> gruit daal<strong>de</strong>n sterk. In 13<strong>21</strong> wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> eerste restricties op<br />

<strong>de</strong> import van hopbier gezet en <strong>de</strong> Hollandse graaf voer<strong>de</strong> een hopbiertax in. Ook<br />

<strong>de</strong> import van hop zelf werd belast. 58 In 1376 was in Hamburg 43% van <strong>de</strong> werken<strong>de</strong><br />

bevolking betrokken bij <strong>de</strong> bierproductie, han<strong>de</strong>l en export. Ongeveer 126<br />

brouwerijen in Hamburg brouw<strong>de</strong>n bier specifiek bestemd <strong>voor</strong> Amsterdam, 55<br />

richtten zich op Stavoren. 59 Al in het twee<strong>de</strong> kwart van <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw werd het<br />

Hamburgse bier vanuit Amsterdam naar Deventer gevaren. 60 De productie van <strong>de</strong><br />

Noord-Duitse ste<strong>de</strong>n was enorm: tussen 1350 en 1400 werd er in Hamburg 25<br />

miljoen liter per jaar gebrouwen; in Wismar jaarlijks gemid<strong>de</strong>ld 17 miljoen liter; in<br />

Lübeck 10 miljoen liter per jaar en in Dantzig 25 miljoen liter. 61<br />

Het verlies aan marktaan<strong>de</strong>el van het lokale gruitbier bracht <strong>de</strong> locale bierproducenten<br />

in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw ertoe zelf hopbier te gaan brouwen en innovatie in hun<br />

bedrijven door te voeren. Hier<strong>voor</strong> dien<strong>de</strong>n zaken als <strong>de</strong> toelevering van grondstoffen<br />

opnieuw te wor<strong>de</strong>n opgezet. Deze innovatie in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke brouwerijen leid<strong>de</strong><br />

op termijn tot een volledige procesbeheersing van het brouwen van hopbier. De ste<strong>de</strong>n<br />

in <strong>de</strong> Lage Lan<strong>de</strong>n had<strong>de</strong>n 20 tot 40 jaar nodig <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze ontwikkeling. In <strong>de</strong><br />

15 <strong>de</strong> eeuw bleek <strong>de</strong> smaak van het hopbier uit <strong>de</strong> Lage Lan<strong>de</strong>n beter dan dat uit <strong>de</strong><br />

Noord-Duitse ste<strong>de</strong>n. De inkomsten uit <strong>de</strong> belasting op gruit daal<strong>de</strong>n gelei<strong>de</strong>lijk, terwijl<br />

<strong>de</strong> inkomsten uit hopbier langzaam stegen. Voor Deventer zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> 40 jaren<br />

tussen 1351-1393 <strong>de</strong> inkomsten, weergegeven in groten, bekend (gruit: hop): 768 G:2<br />

G in 1352; 1276 G : 36 G in 1357; 1069 G:1<strong>21</strong>6 G in 1369; 434 G:340 G in 1393. 62<br />

De lokale producenten bleken in staat om gelijkwaardige of betere producten op<br />

een goedkopere wijze te vervaardigen. 63 In <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw had<strong>de</strong>n sommige ste<strong>de</strong>n<br />

58 Unger, 1992, 286-287.<br />

59 Unger, 1992, 286.<br />

60 Unger, 2001, 32.<br />

61 Unger, 2001, 81-82.<br />

62 Doorman, 1955, 94, bijlage 5. De bovenstaan<strong>de</strong> cijfers zijn een selectie. G = Grote (munteenheid).<br />

63 Unger, 1992, 281.<br />

109


110<br />

grote aantallen brouwerijen binnen hun <strong>stad</strong>smuren. Haarlem had in <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw 50<br />

brouwerijen, Amersfoort had rond 1400, 350 brouwerijen en Gouda had in 1480,<br />

350 brouwerijen met een gezamenlijke productie 44 miljoen liter. 64 Tussen <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong><br />

en 17 <strong>de</strong> eeuw veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong> capaciteit van <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke brouwerijen in <strong>de</strong> Lage<br />

Lan<strong>de</strong>n. De capaciteit per brouwerij steeg, het aantal brouwerijen daal<strong>de</strong>, <strong>de</strong> brouwketels<br />

wer<strong>de</strong>n steeds groter en het aantal ‘brouwen’ per week steeg. 65 In <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong><br />

eeuw, toen <strong>de</strong> brouwerij nog sterk een huisnijverheid was, nam het hele gezin <strong>de</strong>el<br />

aan het brouwproces. Vrouwen <strong>de</strong><strong>de</strong>n veelal het zware werk als het roeren van <strong>de</strong><br />

brouwsels en kin<strong>de</strong>ren zorg<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het vuur. In <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw kregen <strong>de</strong> vrouwen<br />

in <strong>de</strong> brouwerij meer <strong>de</strong> administratieve taken, maar bezaten ook eigen brouwhuizen<br />

als zelfstandige brouwers. Ook namen zij regelmatig <strong>de</strong> brouwerij over als<br />

hun echtgenoot, <strong>de</strong> brouwer, was overle<strong>de</strong>n. De 17 <strong>de</strong> -eeuwse gil<strong>de</strong>regels maakten<br />

het <strong>voor</strong> vrouwen echter steeds moeilijker om in het brouwwezen actief te blijven.<br />

66 De huisnijverheid had zich in <strong>de</strong> Lage Lan<strong>de</strong>n, en ook in Deventer geëvolueerd<br />

tot een vroege industrie. Van importgebied wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> Lage Lan<strong>de</strong>n exporteur<br />

van hopbier naar Vlaan<strong>de</strong>ren en Brabant. Overijssel en ook Deventer wer<strong>de</strong>n<br />

<strong>voor</strong>zien door Hollands bier. 67<br />

6.9 Veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> smaak, veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> materiële cultuur?<br />

Archeologisch gezien is een veran<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> drinkcultuur in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw<br />

nauwelijks aan te tonen. Het grootste <strong>de</strong>el van het drinkgerei bestond in <strong>de</strong> 12 <strong>de</strong> -<br />

14 <strong>de</strong> eeuw uit hout en ontbreekt, een uitzon<strong>de</strong>ring daargelaten, in het vondstenspectrum.<br />

De vele protosteengoed, bijna-steengoed en steengoed kannen zijn <strong>voor</strong><br />

het drinken van bier gebruikt. Een toe- of afname van het gebruik van <strong>de</strong>ze kannen<br />

is nog niet on<strong>de</strong>rzocht. De hoeveelheid importkeramiek en specifiek <strong>de</strong> hoeveelheid<br />

bierkannen was tot <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw zeer groot. Inci<strong>de</strong>nteel zijn hele han<strong>de</strong>lspartijen<br />

van protosteengoed kannen aangetroffen. Een vondst van 52 protosteengoed kannen<br />

en drie bekers van protosteengoed, samen met 46 grote aar<strong>de</strong>werken kookpotten,<br />

duid<strong>de</strong> erop dat ten tij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> <strong>stad</strong>sbrand van 1235 in sommige huizen grote<br />

hoeveelhe<strong>de</strong>n keramiek aanwezig waren. 68 Of het hier, in één van <strong>de</strong> rijkere tufsteen<br />

huizen aan <strong>de</strong> Polstraat, om een normale huishou<strong>de</strong>lijke hoeveelheid, een han<strong>de</strong>lspartij<br />

of een kroeginventaris ging, werd niet dui<strong>de</strong>lijk. In <strong>de</strong> boe<strong>de</strong>linventarissen<br />

wer<strong>de</strong>n kannen van keramiek niet specifiek genoemd, in tegenstelling tot tinnen<br />

kannen, die al in <strong>de</strong> vroegste 15 <strong>de</strong> -eeuwse boe<strong>de</strong>ls <strong>voor</strong>komen. De Deventernaar<br />

Rynkens ter Lyn<strong>de</strong> bezat in 1455 15 quartekannen, 7 mengelkannen en 1 pintkan.<br />

Goudsmid Kersteken bezat in 1476 2 takekannen, 12 quartekannen, 7 mengelkannen,<br />

2 pintkannen en 6 halve pintkannen. 69 De hoeveelheid glaswerk om wijn, laat<br />

staan bier te drinken, is in <strong>de</strong> 13 <strong>de</strong> -15 <strong>de</strong> eeuw zeer gering. De in Deventer in <strong>de</strong><br />

bo<strong>de</strong>m teruggevon<strong>de</strong>n glazen zijn veelal bedoeld <strong>voor</strong> het drinken van wijn. Op basis<br />

van <strong>de</strong> hoeveelheid tinnen <strong>voor</strong>werpen mag het bezit van vaatwerk om bier te<br />

drinken in <strong>de</strong> bovenste lagen van <strong>de</strong> bevolking dan zeker ook groot wor<strong>de</strong>n genoemd.<br />

Historisch werd bevestigd, dat in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> en 15 <strong>de</strong> eeuw in rijkere huishou<strong>de</strong>ns<br />

meer hopbier dan wijn werd gekocht en gedronken. 70 Bier bleek in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> -<br />

15 <strong>de</strong> eeuw gewaar<strong>de</strong>erd te wor<strong>de</strong>n door alle lagen van <strong>de</strong> bevolking. Mensen dronken<br />

bier thuis of in <strong>de</strong> tapperij. Ook hier was <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring van gruit naar hopbier<br />

historisch waar te nemen. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> Sint Jansmarkt van 1380 mochten alleen Deventer<br />

tappers Hamburgs bier op <strong>de</strong> jaarmarkt tappen, tappers uit an<strong>de</strong>re ste<strong>de</strong>n<br />

wer<strong>de</strong>n geweerd. In <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1383-95 werd specifieke belasting op het tappen van<br />

‘Hamburger bier’ geheven, wat aanduidt dat binnen of buiten <strong>de</strong> <strong>stad</strong> gebrouwen<br />

hopbier, belastingmatig interessant genoeg was <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lokale overheid. 71<br />

64 Unger, 1992, 292.<br />

65 Unger, 1992, 310.<br />

66 Unger, 2001, 159-161.<br />

67 Unger, 2001, 57.<br />

68 <strong>Bartels</strong>, 1994, 139, 146.<br />

69 Dubbe, 2005, 8.<br />

70 Unger, 1992, 286.<br />

71 Ben<strong>de</strong>rs, 2004, 266-267.


6.10 Productieafval, veevoer en mest<br />

Afb. 6.13<br />

Schematische weergave van <strong>de</strong> Deventer hop-bier cyclus.<br />

Leid<strong>de</strong> het afval van <strong>de</strong> ambachtelijke brouwindustrie in Deventer tot milieutechnische<br />

problemen? De brouwerijen produceer<strong>de</strong>n behalve bier ook bierborstel, een<br />

afvalproduct van het brouwproces bestaan<strong>de</strong> uit vliesjes van <strong>de</strong> gerstemout na <strong>de</strong><br />

fermentatie. De borstel werd opgevangen door <strong>de</strong> vloeistof uit <strong>de</strong> werkkuip weg te<br />

laten lopen en <strong>de</strong> borstel uit te zeven. In <strong>de</strong> werkkuip waarin <strong>de</strong> gerstemout zat,<br />

bevond zich on<strong>de</strong>rin een geperforeer<strong>de</strong> losse houten bo<strong>de</strong>m met daarop een laag<br />

stro. Deze ‘gatenplancke’ werd in 1414 ook in het Deventer gruithuis gebruikt. 72 De<br />

bierborstel werd veelal vermengd met hooi of kuilgras en in <strong>de</strong> winter als krachtvoer<br />

aan varkens, koeien en stieren gevoerd. Tegenwoordig dient bierborstel nog<br />

steeds als krachtvoer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> veestapel. 73 Van <strong>de</strong> vaste stof die in het proces te<br />

pas kwam, bleef 26% over als bierborstel, 2,5% als biergist en 2,5% als afvalbier dat<br />

niet <strong>voor</strong> <strong>de</strong> consumptie geschikt was. Uit <strong>de</strong> boe<strong>de</strong>linventarissen van <strong>de</strong> Deventer<br />

brouwers werd als dui<strong>de</strong>lijk, dat in of zeer nabij <strong>de</strong> brouwerij door <strong>de</strong> brouwer<br />

varkens wer<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n. Tot in <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw was het hou<strong>de</strong>n van varkens in <strong>de</strong><br />

<strong>stad</strong> een groot probleem. 74 De bierproductie in <strong>de</strong> <strong>stad</strong> leid<strong>de</strong> tot het creatief<br />

omgaan met afval. Net zoals vele Deventer huishou<strong>de</strong>ns had<strong>de</strong>n ook <strong>de</strong> brouwers<br />

eigen vee achter of on<strong>de</strong>r het huis en in <strong>de</strong> <strong>stad</strong>swei<strong>de</strong>n. Dit vee werd vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

gevoerd met krachtvoer in <strong>de</strong> vorm van bierborstel. Bierproductie werd een garantie<br />

<strong>voor</strong> het succesvol vetmesten van vee of een verzekering dat <strong>de</strong> veestapel <strong>de</strong><br />

winter doorkwam. Mogelijk lever<strong>de</strong>n <strong>de</strong> brouwers hun bierborstel ook aan <strong>de</strong> Deventer<br />

<strong>stad</strong>sboeren: <strong>de</strong> ‘wortelboeren’.<br />

6.11 De Deventer hop-bier cyclus<br />

Het aantal brouwerijen, hun bedrijfsomvang en bierproductie in het laatmid<strong>de</strong>leeuwse<br />

Deventer zijn historisch gezien nog niet voldoen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzocht. Uit <strong>de</strong><br />

72 Doorman, 1955, 57. Dit stro heet kuipstro. In plaats van stro wer<strong>de</strong>n ook boekweitdoppen of zemelen gebruikt.<br />

73 Na het uitbreken van <strong>de</strong> gekke koeienziekte en <strong>de</strong> grootschalige varkenspest in Noordwest-Europa in 2002, zijn veevoerbedrijven<br />

net als in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen weer overgegaan tot het gebruik van bierborstel als veilig krachtvoer en wordt dit<br />

betrokken bij <strong>de</strong> brouwerijen.<br />

74 In <strong>de</strong> ordonnantie 15-11-1771 door burgemeesters, schepenen en ra<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r <strong>stad</strong> Deventer werd vermeld dat ‘varkens<br />

alleen in achterstraten en alleen met toestemming van <strong>de</strong> heren reynmakers’ mochten wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n.<br />

111


112<br />

historische bronnen zijn in grote diversiteit gegevens te<strong>voor</strong>schijn gekomen, die<br />

sterk dui<strong>de</strong>n op een veran<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> bierproductie en bierconsumptie in <strong>de</strong><br />

13 <strong>de</strong> -15 <strong>de</strong> eeuw. Gezien <strong>de</strong> grote hoeveelheid gevon<strong>de</strong>n ovens in an<strong>de</strong>re Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

ste<strong>de</strong>n van ongeveer gelijke omvang, zoals Arnhem en Amersfoort, mag<br />

ervan wor<strong>de</strong>n uitgegaan dat elke <strong>stad</strong>, ook al was <strong>de</strong> bierproductie niet op export<br />

gericht, zeker over enkele tientallen brouwerijen beschikte die gelijktijdig operationeel<br />

waren.<br />

In Deventer waren <strong>de</strong> brouwerijen, net als <strong>de</strong> bakkers, mogelijk ver<strong>de</strong>eld over <strong>de</strong><br />

hele <strong>stad</strong> en niet in één wijk geconcentreerd. Archeologisch zijn van <strong>de</strong> brouwerijen<br />

alleen inci<strong>de</strong>nteel resten in situ te vin<strong>de</strong>n. De vormtypologie van ovens en fornuizen<br />

heeft slechts in beperkte mate met <strong>de</strong> functie te maken. 75 De indirecte archeologische<br />

bronnen, in samenhang met boe<strong>de</strong>linventarissen en historische vermeldingen,<br />

brengen echter een levendig beeld van een veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke- en<br />

plattelandsmaatschappij. In combinatie met an<strong>de</strong>re bronnen was <strong>de</strong>ze ontwikkeling<br />

van <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke economie, <strong>de</strong> smaak en <strong>de</strong> ontwikkeling van het bierbrouwerambacht<br />

wel waar te nemen. Hygiëne in <strong>de</strong> <strong>stad</strong>, ste<strong>de</strong>lijke organisatie van <strong>de</strong> afvalverwerking<br />

en algemene veran<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> consumptie, vormen samen met <strong>de</strong> stijging<br />

van het bevolkingsaantal en <strong>de</strong> vergroting van <strong>de</strong> agrarische productie, één grote<br />

cyclus waarvan het bier brouwen, het bier drinken en <strong>de</strong> teelt van hop slechts een<br />

on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el is (afb. 6.13). 76<br />

75 Van <strong>de</strong> Venne, 2005, 63-65. Zij on<strong>de</strong>rscheidt hier op basis van 93 geïnventariseer<strong>de</strong> laatmid<strong>de</strong>leeuwse ste<strong>de</strong>lijke ovens acht<br />

types, waarvan <strong>de</strong> meeste zich lenen <strong>voor</strong> het plaatsen van een brouwketel. Zie <strong>voor</strong> inventarisaties van vergelijkbare ovens<br />

in Duitsland: Röber, 2002.<br />

76 Een eer<strong>de</strong>re versie van dit hoofdstuk is als artikel verschenen: <strong>Bartels</strong>, 2006B.


7.CONCLUSIE · BART VERMEULEN<br />

7.1 Inleiding<br />

Het is uitzon<strong>de</strong>rlijk, dat <strong>de</strong> bewonings- en gebruiksgeschie<strong>de</strong>nis van een op het<br />

eerste gezicht marginaal gebied zoals <strong>de</strong> Rielerenk integraal is on<strong>de</strong>rzocht.<br />

Het proefsleuvenon<strong>de</strong>rzoek toon<strong>de</strong> al aan, dat het gebied zeker niet leeg was en<br />

vanaf <strong>de</strong> prehistorie tot he<strong>de</strong>n een belangrijk <strong>de</strong>el uitmaakte van <strong>de</strong> voedseleconomie.<br />

Het <strong>de</strong>finitief on<strong>de</strong>rzoek heeft een schat aan gegevens over <strong>de</strong> ontwikkeling<br />

van het cultuurlandschap op van nature <strong>voor</strong> akkerbouw ongeschikte locaties<br />

opgeleverd. Methodisch heeft het on<strong>de</strong>rzoek aangetoond, dat gebie<strong>de</strong>n die, bij<strong>voor</strong>beeld<br />

na boringen, archeologisch leeg lijken dat niet hoeven te zijn. De resultaten<br />

van het on<strong>de</strong>rzoek geven aan, dat het belangrijk en zinvol is om ook informatie<br />

buiten ne<strong>de</strong>rzettingskernen te verzamelen.<br />

7.2 Het landschap van <strong>de</strong> Rielerenk: Van laag en nat naar hoog en droog<br />

Het natuurlijk landschap on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Rielerenk ken<strong>de</strong> grote verschillen in hoogte en<br />

daarmee in vochtigheid. Er was geen sprake van een aaneengesloten <strong>de</strong>kzandrug,<br />

maar van verschillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>kzandhoogten, die van elkaar geschei<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n door<br />

<strong>de</strong>kzandlaagten. De basis van het landschap op <strong>de</strong> Rielerenk wordt gevormd door<br />

een vlakke lemige laag Oud Dekzand, die slecht water doorlaat. Deze zandlaag is tij<strong>de</strong>ns<br />

<strong>de</strong> Weichselien-ijstijd afgezet door smeltwaterstromen. Over het Ou<strong>de</strong> Dekzand<br />

ligt het fijnere Jonge Dekzand, dat door windafzetting is ontstaan. Dit kenmerkt<br />

zich door relatief grote hoogteverschillen over kleine afstand. Dit Jonge<br />

Dekzand gaf het natuurlijk landschap zijn <strong>de</strong>finitieve vorm en oorspronkelijke reliëf.<br />

De ondoorlatendheid van het ou<strong>de</strong> <strong>de</strong>kzand zorg<strong>de</strong> er<strong>voor</strong>, dat het water over <strong>de</strong>ze<br />

afzetting afstroom<strong>de</strong> naar <strong>de</strong> lager gelegen <strong>de</strong>len van het gebied, die daardoor extra<br />

drassig wer<strong>de</strong>n. Hierdoor ontston<strong>de</strong>n er veenlagen en op sommige plaatsen vennetjes.<br />

De laatste twee van <strong>de</strong>ze vennetjes wer<strong>de</strong>n pas in <strong>de</strong> 20 ste eeuw ge<strong>de</strong>mpt.<br />

De kenmerken<strong>de</strong> landschappelijke elementen op <strong>de</strong> Rielerenk zijn <strong>de</strong>kzandruggen<br />

en <strong>de</strong>kzandlaagten. Op <strong>de</strong> <strong>de</strong>kzandruggen stond oorspronkelijk bos dat afhankelijk<br />

van <strong>de</strong> hoogteligging een an<strong>de</strong>re samenstelling ken<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> <strong>de</strong>kzandlaagten was het<br />

pakket Jong Dekzand dun of ontbrak het zelfs volledig. Op het lemige Ou<strong>de</strong> Dekzand<br />

stagneer<strong>de</strong> het water en zijn moerige, bijna venige bo<strong>de</strong>ms ontstaan. Op <strong>de</strong>ze<br />

natte bo<strong>de</strong>ms ston<strong>de</strong>n zogenaam<strong>de</strong> broekbossen met elzen en berken.<br />

Vanaf <strong>de</strong> late prehistorie werd dit door bossen gedomineer<strong>de</strong> landschap omgevormd<br />

tot een zogenaamd parklandschap. Dit bestond uit bossen met daartussen<br />

open ruimten, die als ne<strong>de</strong>rzettingsareaal en akkerbouwgebied in gebruik waren.<br />

Voor <strong>de</strong> Rielerenk zijn uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> geen akkers aanwijsbaar. Vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

ontwikkel<strong>de</strong> het bosgebied zich gelei<strong>de</strong>lijk tot hei<strong>de</strong> en grasland, waar in <strong>de</strong> lagere<br />

<strong>de</strong>len geen hei<strong>de</strong> maar gras en zegge groei<strong>de</strong>n. Deze gebie<strong>de</strong>n waren als gemeenschappelijke<br />

wei<strong>de</strong>grond in gebruik. Vanaf <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen wer<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> natuurlijke<br />

bo<strong>de</strong>ms ophogingslagen bestaan<strong>de</strong> uit meststoffen en grond opgebracht.<br />

Op <strong>de</strong>ze wijze is op <strong>de</strong> natuurlijke on<strong>de</strong>rgrond een cultuur<strong>de</strong>k ontstaan. Omdat op<br />

<strong>de</strong> lagere <strong>de</strong>len meer grond werd opgebracht dan op <strong>de</strong> hogere <strong>de</strong>len, is het natuurlijk<br />

reliëf gelei<strong>de</strong>lijk afgevlakt. Dit effect werd nog ver<strong>de</strong>r verstrekt door <strong>de</strong><br />

ruilverkaveling en daaropvolgen<strong>de</strong> mechanische egalisaties van het gebied.<br />

7.CONCLUSIE<br />

113


114<br />

7.3 De prehistorie: Aan <strong>de</strong> periferie van het cultuurlandschap<br />

In <strong>de</strong> steentijd ken<strong>de</strong> <strong>de</strong> Rielerenk nog een door bossen gedomineerd landschap.<br />

Dit landschap op <strong>de</strong> overgang van lage naar hoge gron<strong>de</strong>n ken<strong>de</strong> een grote biodiversiteit<br />

en was dan ook bij uitstek geschikt om te foerageren. In dit licht moet<br />

ook <strong>de</strong> steentijd vondsten van <strong>de</strong> Rielerenk gezien wor<strong>de</strong>n. Uit <strong>de</strong> steentijd dateren<br />

slechts twee vuursteenfragmenten met bewerkingsporen. Het eerste fragment is<br />

een afslag, die met <strong>de</strong> productie van vuurstenen <strong>voor</strong>werpen in verband kon wor<strong>de</strong>n<br />

gebracht.<br />

In het twee<strong>de</strong> geval gaat om een kleine kling, die oorspronkelijk geschacht is geweest<br />

in een stuk gereedschap met een benen of houten steel. De kling is te dateren<br />

in het laat paleolithicum of het mesolithicum. Omdat geen van <strong>de</strong> vondsten<br />

uit een spoor afkomstig is, kunnen ze niet wor<strong>de</strong>n gebruikt om bewoning ter plaatse<br />

aan te tonen.<br />

Tot slot is aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied een vermoe<strong>de</strong>lijke haardkuil<br />

uit het laat mesolithicum opgegraven. Waarschijnlijk valt <strong>de</strong>ze kuil met <strong>de</strong> activiteiten<br />

van jagers-verzamelaars in verband <strong>de</strong> brengen.<br />

Net ten zui<strong>de</strong>n van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied werd in 1998 een cluster kuilen uit <strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>n bronstijd aangetroffen. Op basis van het aar<strong>de</strong>werk vallen <strong>de</strong>ze sporen<br />

tussen 1500 en 1100 <strong>voor</strong> Chr. te dateren. In het uiterste zui<strong>de</strong>n van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied<br />

bevon<strong>de</strong>n zich slechts enkele kuilen uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong>. Het erf lag<br />

mogelijk aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Nico Bolkesteinlaan op <strong>de</strong> hogere <strong>de</strong>kzandrug.<br />

Het is echter niet uitgesloten, dat <strong>de</strong> kuilen een soort bronstijd variant op het<br />

extractiekamp vormen. Uit <strong>de</strong> ijzertijd dateert een kleine spieker op een <strong>de</strong>kzandkopje<br />

in het zuidwesten van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied. Op basis van het aar<strong>de</strong>werk kan<br />

<strong>de</strong> spieker tussen 800 en 12 <strong>voor</strong> Chr. wor<strong>de</strong>n gedateerd. De spieker stond geïsoleerd<br />

te mid<strong>de</strong>n van een laag en nat gebied. Het bijbehoren<strong>de</strong> boerenerf moet op<br />

<strong>de</strong> hogere gron<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Nico Bolkesteinlaan of aan <strong>de</strong> overzij<strong>de</strong><br />

van het Mensinkdijkje wor<strong>de</strong>n gezocht. Uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> dateert eveneens een<br />

afvalkuil, die 200 m naar het zuidwesten op een natuurlijke hoogte lag. Deze kuil<br />

bevatte een schat aan aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> tussen 350 en 100 <strong>voor</strong> Chr.<br />

Aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied wer<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> proefsleuven geen sporen<br />

uit <strong>de</strong> late prehistorie aangetroffen, maar kwamen wel tientallen scherven aan het<br />

licht. Mogelijk hebben hier in <strong>de</strong> late prehistorie al enkele akkers gelegen. Van <strong>de</strong><br />

laat prehistorische akkerlaag, die on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Nico Bolkesteinlaan is aangetroffen, ontbrak<br />

echter ie<strong>de</strong>r spoor. Uit <strong>de</strong> Romeinse tijd dateert alleen een losse muntvondst,<br />

die vermoe<strong>de</strong>lijk met aangevoer<strong>de</strong> grond of <strong>stad</strong>safval op <strong>de</strong> Rielerenk terecht is<br />

gekomen.<br />

7.4 De mid<strong>de</strong>leeuwen: Opname in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke voedseleconomie<br />

Geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> vroege mid<strong>de</strong>leeuwen zijn archeologisch geen activiteiten waarneembaar.<br />

Mogelijk is het gebied als gemeenschappelijke grond in gebruik gebleven,<br />

maar het is ook niet uitgesloten dat (een <strong>de</strong>el van) het bos zich heeft geregenereerd.<br />

De oudste sloten en sporen lagen ook in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong><br />

van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied. Ze dateren uit <strong>de</strong> 12 <strong>de</strong> of 13 <strong>de</strong> eeuw. Vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

is het gebied vanaf <strong>de</strong>ze zij<strong>de</strong> opnieuw in gebruik genomen en ontgonnen. Vanaf <strong>de</strong><br />

14 <strong>de</strong> eeuw zijn <strong>de</strong> erven Mensink en Warmboldink historisch overgeleverd. Bei<strong>de</strong><br />

erven waren bisschoppelijke boer<strong>de</strong>rijen, die on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Hof Colmschate vielen. Van<br />

het mid<strong>de</strong>leeuwse Warmboldink zijn alleen enkele spiekers en wat sloten terug-


gevon<strong>de</strong>n. De resten van het hoofdgebouw zijn waarschijnlijk verstoord bij latere<br />

bouw- en sloopwerkzaamhe<strong>de</strong>n op dit erf. Van het mid<strong>de</strong>leeuwse Mensink zijn alleen<br />

enkele sloten en losse paalgaten teruggevon<strong>de</strong>n. Het hoofdgebouw lag vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> van het Mensinkdijkje, net buiten het on<strong>de</strong>rzoeksgebied.<br />

Uit <strong>de</strong> late mid<strong>de</strong>leeuwen dateert ook het omgrachte perceel ten westen van het erf<br />

Mensink. De structuur wordt geïnterpreteerd als een veekraal uit <strong>de</strong> beginperio<strong>de</strong><br />

van <strong>de</strong> ontginning van <strong>de</strong> Rielerenk, toen een groot <strong>de</strong>el van het terrein nog als wei<strong>de</strong>land<br />

in gebruik was. Om <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong> veekraal lag een stelsel van sloten, dat<br />

waarschijnlijk gediend heeft om het gebied te ontwateren. Aan <strong>de</strong> oostzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong><br />

Ou<strong>de</strong> Rielerweg wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> resten van een hopplantage uit <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> tussen 1350<br />

en 1450 aangetroffen. Naast <strong>de</strong> hopplantage lagen een tweetal spiekers.<br />

In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> daarop volgen<strong>de</strong> eeuwen werd het gebied opgehoogd met <strong>stad</strong>sdrek<br />

en grond van el<strong>de</strong>rs. Het es<strong>de</strong>k was hier vrij donker en ken<strong>de</strong> een grote organische<br />

component. Een grijze plaggenlaag, die el<strong>de</strong>rs vaak wordt aangetroffen, ontbrak<br />

hier. Toch moet naast <strong>stad</strong>sdrek ook an<strong>de</strong>re grond zijn opgebracht om akkergrond<br />

van goe<strong>de</strong> kwaliteit te verkrijgen. Door <strong>de</strong> metalen <strong>voor</strong>werpen uit <strong>de</strong>ze<br />

<strong>stad</strong>sdrek valt <strong>de</strong> ophoging van <strong>de</strong> Rielerenk goed te dateren. De eerste grotere<br />

hoeveelhe<strong>de</strong>n vondsten dateren uit <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> en 16 <strong>de</strong> eeuw. De grootste hoeveelheid<br />

metaalvondsten dateert uit <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw. Mogelijk hangt <strong>de</strong>ze toename van <strong>de</strong><br />

hoeveelheid opgebrachte <strong>stad</strong>sdrek samen met politieke veran<strong>de</strong>ringen. Vanaf 1568<br />

viel <strong>de</strong> Rielerenk direct on<strong>de</strong>r ste<strong>de</strong>lijk bestuur en moest ook pacht aan <strong>de</strong> <strong>stad</strong><br />

wor<strong>de</strong>n afgedragen. Vermoe<strong>de</strong>lijk is in <strong>de</strong> grootschalige ophogingen op <strong>de</strong> Rielerenk<br />

<strong>de</strong> hand van het <strong>stad</strong>sbestuur te herkennen. De erven Mensink en Warmboldink<br />

bleven <strong>de</strong> enige twee erven op <strong>de</strong> Rielerenk. Van het erf Mensink uit <strong>de</strong> nieuwe tijd<br />

wer<strong>de</strong>n een erfgreppel en een schaapskooi gedocumenteerd. Van het erf Warmboldink<br />

zijn uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> meer resten aangetroffen. Naast sloten en hekken<br />

kon<strong>de</strong>n een zandstenen waterput en twee kleine fragmenten van bakstenen gebouwen<br />

op het erf wor<strong>de</strong>n aangetoond.<br />

7.5 Besluit<br />

De Rielerenk is door zijn natuurlijke on<strong>de</strong>rgrond geen klassieke es. Deze liggen doorgaans<br />

op grotere en hogere aaneengesloten <strong>de</strong>kzandruggen. Hier was sprake van<br />

kleine relatief lage <strong>de</strong>kzandafzettingen, waardoor veel meer grond moest wor<strong>de</strong>n<br />

opgebracht. Het is vermoe<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> nabijheid van <strong>de</strong> <strong>stad</strong> en <strong>de</strong> behoefte aan landbouwproducten,<br />

die <strong>de</strong> ontginning en ophoging van <strong>de</strong> Rielerenk op gang brachten.<br />

Integraal on<strong>de</strong>rzoek van het gehele gebied geeft een doorlopend beeld van <strong>de</strong> ingebruikname<br />

van <strong>de</strong> Rielerenk. Het zijn niet zo zeer <strong>de</strong> individuele vindplaatsen, die<br />

spectaculair zijn, maar <strong>voor</strong>al het totaalbeeld. Dit geeft een vrijwel volledig beeld<br />

van <strong>de</strong> ontwikkeling van een oorspronkelijk marginaal gebied naar een gebied dat<br />

volledig was opgenomen in <strong>de</strong> voedseleconomie van <strong>de</strong> <strong>stad</strong>. Ver<strong>de</strong>r gaf het on<strong>de</strong>rzoek<br />

veel inzicht in <strong>de</strong> relatie <strong>stad</strong> platteland.<br />

Dit kan goed wor<strong>de</strong>n geïllustreerd aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> Deventer hop-bier cyclus. De<br />

mid<strong>de</strong>leeuwse <strong>stad</strong>sbewoner dronk bij gebrek aan schoon drinkwater <strong>voor</strong>namelijk<br />

bier. Bij <strong>de</strong> productie van dit bier hield men biologisch afval, zoals bierborstel, over<br />

dat kon wor<strong>de</strong>n gebruikt als varkensvoer. De varkens lever<strong>de</strong>n naast vlees een grote<br />

hoeveelheid mest. Deze mest werd verzameld en gebruikt om <strong>de</strong> lan<strong>de</strong>rijen rond <strong>de</strong><br />

<strong>stad</strong> te bemesten. Op <strong>de</strong> akkers lever<strong>de</strong> <strong>de</strong> aangevoer<strong>de</strong> mest voeding <strong>voor</strong> gewassen<br />

zoals hop en granen.<br />

115


116<br />

Hieruit werd weer bier gebrouwen waarmee <strong>de</strong> cirkel rond is. De cirkel is rond,<br />

maar het verhaal is nog niet af. Indirect heeft <strong>de</strong>ze cirkel allerlei relaties met an<strong>de</strong>re<br />

economische gebie<strong>de</strong>n. Het bier moest verkocht wor<strong>de</strong>n en was een belangrijk han<strong>de</strong>lsproduct.<br />

Varkensvlees bracht slagers in het spel. De wagens, die gebruikt wer<strong>de</strong>n<br />

<strong>voor</strong> het vervoer van <strong>de</strong> mest, moesten gemaakt wor<strong>de</strong>n en brachten ambachtslie<strong>de</strong>n<br />

ten tonele. Het verbouwen van hop was een arbeidsintensieve en specialistische<br />

vorm van landbouw. Het aspect landbouw binnen <strong>de</strong> economische cirkel<br />

wordt zel<strong>de</strong>n teruggevon<strong>de</strong>n. Om het systeem draaien<strong>de</strong> hou<strong>de</strong>n was boven <strong>de</strong>ze<br />

economische cirkel een belangrijke rol weggelegd <strong>voor</strong> bestuur<strong>de</strong>rs, die regels opstel<strong>de</strong>n<br />

en het proces organiseer<strong>de</strong>n. De relatie tussen <strong>stad</strong> en land was <strong>de</strong> motor<br />

achter het systeem. In een wisselwerking zorg<strong>de</strong> het lan<strong>de</strong>lijke gebied <strong>voor</strong> grondstoffen<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>stad</strong> en <strong>de</strong> <strong>stad</strong> <strong>voor</strong>zag het buitengebied van gebruiks<strong>voor</strong>werpen,<br />

gereedschappen en niet te vergeten mest. Een vruchtbare samenwerking.<br />

Afb. 7.1<br />

Mo<strong>de</strong>l van <strong>de</strong> nieuwbouw van het Deventer Ziekenhuis op <strong>de</strong> Rielerenk.


BRONNEN & LITERATUUR<br />

HISTORISCHE BRONNEN<br />

-Cont. Zaken Stadsarchief Deventer (SAD), RAC 1 239.<br />

-Deventer Dagblad, 31-5-1951.<br />

-In<strong>de</strong>x op <strong>de</strong> erven, caterste<strong>de</strong>n en losse lan<strong>de</strong>n van het Groot Capittel, Kleine<br />

Capittel, Convent van Diepenveen, Mr.Geerts en Busques Cloosteren en Amptmanie<br />

van Colmschate, SAD Franse tijd, nr.351.<br />

-Notarisakte, SAD 2/99/107 H.W. van Marle te Deventer.<br />

-Regesten van resolutiën van schepenen en ra<strong>de</strong>n 1578-1580, SAD MA1.<br />

-Regesten van resolutiën van schepenen en ra<strong>de</strong>n 1585, SAD MA1.<br />

-Rekeningen Rijke Fratershuis 1592-1596, DA Rep.I, inv.nr. 166c.<br />

-Verpachting van Stadserven 1855, DA 1814-1930, inv. nr. 2395, nr.5.<br />

KAARTEN<br />

-Stichting <strong>voor</strong> Bo<strong>de</strong>mkartering, 1979. Bo<strong>de</strong>mkaart van Ne<strong>de</strong>rland, 33 Oost Apeldoorn.<br />

Wageningen.<br />

-Stichting <strong>voor</strong> Bo<strong>de</strong>mkartering, 1983. Bo<strong>de</strong>mkaart van Ne<strong>de</strong>rland, 27 Oost Heer<strong>de</strong>.<br />

Wageningen.<br />

LITERATUUR<br />

-Abels, B.U., 1983. Die germanische Siedlung und <strong>de</strong>r karolingische Friedhof von<br />

Eggolsheim, Landkreis Forchheim, Oberfranken, in: Das archäologische Jahr in Bayern<br />

1982, 98-99.<br />

-Appels, F.M.J., 2002. Tussen Deventer en Epse, 10.000 jaar bewoningsgeschie<strong>de</strong>nis van<br />

het plangebied Epse-Noord, Deventer.<br />

-Aumann, S., 1998. Und die wird gar weit geführet. Die Geschiechte <strong>de</strong>s Einbecker Bieres,<br />

Ol<strong>de</strong>nburg.<br />

-<strong>Bartels</strong>, M.H., 1993. Van huisvuil en huizen in Hasselt, Kampen.<br />

-<strong>Bartels</strong>, M.H., 1994. Pottery remains from a fire in a 13th century stone building in<br />

Deventer, in: H. Clevis & J. Thijssen (red.), Assembled Articles 1: symposium on medieval<br />

and post-medieval ceramics, Nijmegen 2 and 3 September 1993, 153-169.<br />

-<strong>Bartels</strong>, M.H., 1999. Ste<strong>de</strong>n in scherven. Vondsten uit beerputten in Deventer, Dordrecht,<br />

Nijmegen en Tiel (1290-1900), Zwolle.<br />

-<strong>Bartels</strong>, M.H., 2002. Aanvullen<strong>de</strong> Archeologische Inventarisatie Rielerenk, Deventer<br />

(Archeologie Deventer AAI 15), Deventer.<br />

-<strong>Bartels</strong>, M.H., 2006A. De Deventer wal tegen <strong>de</strong> Vikingen. Archeologisch en historisch<br />

on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> vroegmid<strong>de</strong>leeuwse wal en <strong>stad</strong>smuren (850-1900) en een vergelijking<br />

met an<strong>de</strong>re vroegmid<strong>de</strong>leeuwse ne<strong>de</strong>rzettingen (Rapportages Archeologie Deventer<br />

18), Deventer.<br />

-<strong>Bartels</strong>, M.H., 2006B. Hansebier aus Deventer, <strong>de</strong>r räumliche Nie<strong>de</strong>rschlag einer<br />

Verän<strong>de</strong>rung bei <strong>de</strong>r Herstellung eines handwerklichen Produkts, in: M. Schnei<strong>de</strong>r<br />

(red.), Lübecker Kolloquium zur Stadtarchäologie im Hanseraum V, das Handwerk, Lübeck,<br />

135-155.<br />

-<strong>Bartels</strong>, M. & N. Eeltink, 2003. Deventer, Rielerenk (nr. 226), in: Overijssels Erfgoed<br />

2003, 17-20.<br />

-<strong>Bartels</strong>, M.H. & M. Klomp & I. Hermsen, 2001. IJzertijd in <strong>de</strong> Driebergenbuurt. Prehistorische<br />

boeren on<strong>de</strong>r een <strong>voor</strong>oorlogse arbei<strong>de</strong>rswijk (Archeologie in Deventer 4),<br />

BRONNEN & LITERATUUR<br />

117


118<br />

Deventer.<br />

-<strong>Bartels</strong>, M.H. & B. <strong>Vermeulen</strong>, 2005A. Rapport inventariserend veldon<strong>de</strong>rzoek Muggeplein,<br />

Deventer (interne rapportage Archeologie Deventer), Deventer.<br />

-<strong>Bartels</strong>, M.H. & B. <strong>Vermeulen</strong>, 2005B. Archeologische Kroniek Gemeente Deventer<br />

van 1-7-2004 tot 30-6-2005, in: Deventer Jaarboek 2005, 63-81.<br />

-Basing, P., 1990. Industry and crafts, in: P. Basing (red.), Tra<strong>de</strong>s and crafts in Medieval<br />

Manuscripts, London, 60-94.<br />

-Ben<strong>de</strong>rs, J.F., 2004. Bestuursstructuur en schriftcultuur, een analyse van <strong>de</strong> bestuurlijke<br />

verschriftelijking in Deventer tot het eind van <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw, Kampen.<br />

-Berkvens, R., 2004. Sporen van hopteelt aan <strong>de</strong> Steeg in Schijn<strong>de</strong>l, in: Nieuwsbrief<br />

Archeologie Kempen- en Peelland 31, 5-6.<br />

-Beunigen, H.J.E. van, A.M. Kol<strong>de</strong>weij & D. Kicken, 2001. Heilig en Profaan 2, 1200<br />

laatmid<strong>de</strong>leeuwse insignes uit openbare en particuliere collecties (Rotterdam Papers<br />

12), Rotterdam.<br />

-Bieleman, J., 1992. Geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> landbouw in Ne<strong>de</strong>rland 1500-1950, Wageningen.<br />

-Bloemers, J.H.F., 2004. Op weg naar een duurzaam archeologisch-historisch culturlandschap<br />

in 2015?, Amsterdam.<br />

-Bloemers, J.H.F. & M.H. Wijnen (red.), 2001. Bo<strong>de</strong>marchief in Behoud en Ontwikkeling.<br />

De conceptuele grondslagen, 's Gravenhage.<br />

-Buurman, J., 1998. Verkool<strong>de</strong> plantenresten uit <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>n Bronstijd op <strong>de</strong> Rieler Enk te<br />

Deventer (Interne Rapporten Archeobotanie ROB 25), Amersfoort.<br />

-Carmiggelt, A., 1991. Een beeld van een vondst, Haagse archeologische vondsten in particulier<br />

bezit (VOM reeks 4), 's-Gravenhage.<br />

-Demoed, H.B., 1987. Man<strong>de</strong>goed, schan<strong>de</strong>goed. De markever<strong>de</strong>lingen in Oost-Ne<strong>de</strong>rland<br />

in <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> eeuw, Zutphen.<br />

-Doorman, G., 1955. De mid<strong>de</strong>leeuwse brouwerij en <strong>de</strong> gruit, 's-Gravenhage.<br />

-Doorninck, J.I. van, 1887. Camenaarsrekeningen van Deventer 1361-1366, <strong>de</strong>el III, 1 e<br />

helft, Deventer.<br />

-Doorninck, J.I. van, 1888. Camenaarsrekeningen van Deventer, 1337-1347, <strong>de</strong>el I,<br />

Deventer.<br />

-Doorninck, J.I. van, 1889. Camenaarsrekeningen van Deventer, 1367-1372, <strong>de</strong>el III, 2 e<br />

helft, Deventer.<br />

-Doorninck, J.I. van, 1897. Camenaarsrekeningen van Deventer, 1373-1376, <strong>de</strong>el IV,<br />

Deventer.<br />

-Dubbe, B., 2005. Drank en drinken in tin, in: J. Beekhuizen, S. Bracht, B. Dubbe &<br />

Wustenhoff (red.), Van tin gegoten, uit tin genoten, Rotterdam, 6-15.<br />

-Ebbing, H. & V.T. van Vilsteren, 1994. Van gruiters, gruitketels en gruithuizen, over<br />

een typisch mid<strong>de</strong>leeuws fenomeen, in: R.E. Kistemaker & V.T. van Vilstern (red.)<br />

Bier! De geschie<strong>de</strong>nis van een volksdrank, Amsterdam, 20-28.<br />

-Eeltink, N.T.D., 2002. Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek op <strong>de</strong> Rielerenk, fase 1. Tussenrapportage<br />

van het prospectieve archeologische on<strong>de</strong>rzoek op <strong>de</strong> nieuwbouwlocatie van het<br />

Deventer Ziekenhuis (interne rapportage Archeologie Deventer), Deventer.<br />

-Eeltink, N.T.D., 2003. Proefsleuven aan <strong>de</strong> Zweedsestraat: historische en prehistorische<br />

waterwinning. Een aanvullend archeologisch on<strong>de</strong>rzoek bij Colmschate (gemeente Deventer)<br />

(Rapportages Archeologie Deventer 12), Deventer.<br />

-Eeltink, N.T.D., 2004. Psychiatrisch Ziekenhuis Brinkgreven: Een verkennend booron<strong>de</strong>rzoek<br />

(interne rapportage Archeologie Deventer), Deventer.<br />

-Enno van Gel<strong>de</strong>r, H.A., 1973. Gegevens betreffen<strong>de</strong> roerend en onroerend bezit in <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw. Twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>el; industrie, vrije beroepen (Rijks geschiedkundige<br />

publicatiën, grote serie 141), Den Haag.<br />

-Es, W.A. van, 2006. Dr. A.D. Verlin<strong>de</strong>, archeolooog in, <strong>voor</strong> en van Overijssel, in: B.J.


Groenewoudt, R.M. van Heeringen & G.H. Scheepstra (red.), Het Zan<strong>de</strong>ilan<strong>de</strong>nrijk<br />

van Overijssel: bun<strong>de</strong>l verschenen ter gelegenheid van <strong>de</strong> pensionering van A.D. Verlin<strong>de</strong><br />

als archeoloog in, <strong>voor</strong> en van Overijssel (Ne<strong>de</strong>rlandse Archeologische Rapporten 20),<br />

Amersfoort, 11-24.<br />

-Es, W.A. van & A.D. Verlin<strong>de</strong>, 1978. Overijssel in the Roman and early Medieval<br />

times, in: Berichten van <strong>de</strong> Rijksdienst <strong>voor</strong> het Oudheidkundig Bo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek 27, 7-<br />

92.<br />

-Es, W.A. van & W.J.H. Verwers, 1985. Karolingisch draaischijfaar<strong>de</strong>werk uit Deventer,<br />

in: V.T. van Vilsteren & D.J. <strong>de</strong> Vries (red.), Van Beek en Land en Mensenhand. Feestbun<strong>de</strong>l<br />

<strong>voor</strong> R. van Beek bij zijn zeventigste verjaardag, Utrecht, 22-40.<br />

-Fermin, B., in <strong>voor</strong>bereiding. Boer<strong>de</strong>rij Berghege, Zutphen.<br />

-Fermin, B., in <strong>voor</strong>bereiding. Een mid<strong>de</strong>leeuws erf bij 'T Hummel, Zutphen.<br />

-Francke, U., 1993. Fundstellen mit Töpfereiabfällen in Paffrath und Breitscheid, in: Archäologie<br />

im Rheinland 1992, 153-155.<br />

-Frölund, P. & L.I. Larsson, 1997. Skämsta, bostättning och graver I norra Uppland (UV<br />

Uppsala Rapport 67), Uppsala.<br />

-Fruwirth, C., 1888. Hopfenbau und Hopfenbehandlung, Berlijn.<br />

-Gangelen, H. van & S. Ostkamp, 2001. Parallels between Hieronymus Bosch’s<br />

imagery and <strong>de</strong>corated material culture from the period between 1450 and 1525,<br />

in: J. Kol<strong>de</strong>weij, B. Vermet & B. van Kooij (red.), Hieronymus Bosch, new insights into<br />

his life and work, Rotterdam, 153-170.<br />

-Goutbeek, A. & E. Jans, 1988. Hooibergen in Oost-Ne<strong>de</strong>rland, Kampen.<br />

-Graaf, J. <strong>de</strong>, 1948. Overijsselsche Stad-, Dijk- en Markeregten; <strong>de</strong>el 3: Markeregt van<br />

Gooi, Zwolle.<br />

-Groenendijk, H.A., 1987. Mesolithic hearth-pits in the Veenkoloniën (prov. Groningen,<br />

the Netherlands), <strong>de</strong>fining a specific use of fire in the Mesolithic, in: Palaeohistoria<br />

29, 85-102.<br />

-Groenewoudt, B.J., 1994. Prospectie, waar<strong>de</strong>ring en selectie van archeologische vindplaatsen:<br />

een beleidsgerichte verkenning van mid<strong>de</strong>len en mogelijkhe<strong>de</strong>n (Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

Archeologische Rapporten 17), Amersfoort.<br />

-Groenewoudt, B.J., 2006. Sporen van oud groen. Bomen en bos in het historische<br />

cultuurlandschap van Zutpen-Looërenk, in: O. Brinkkemper et al. (red.): Vakken in<br />

vlakken, Archeologische kennis in lagen (Ne<strong>de</strong>rlandse Archeologische Rapporten 32),<br />

Amersfoort.<br />

-Groothed<strong>de</strong>, M., 1996. Leesten en Eme. Archeologisch en historisch on<strong>de</strong>rzoek naar<br />

verdwenen buurtschappen bij Zutphen, Kampen.<br />

-Groothed<strong>de</strong>, M., 1998A. Rielerenk, Bolkesteinlaan. Afvalkuilen uit <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>n Bronstijd,<br />

in: De Hunnepers <strong>de</strong>cember 1998, 17.<br />

-Groothed<strong>de</strong>, M., 1998B. Afvalkuilen uit <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>n Bronstijd op <strong>de</strong> Rielerenk te Deventer<br />

(typescript).<br />

-Groothed<strong>de</strong>, M., 2005. Boer<strong>de</strong>rij ’t Loo, archeologisch on<strong>de</strong>rzoek naar een historische<br />

boer<strong>de</strong>rij, in: Zutphen Monumentaal 2005-10, 10-15.<br />

-Haaster, H. van, 1997. De introductie van cultuurgewassen in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns<br />

<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen, in: A.C. Zeven (red.), De introductie van cultuurplanten en hun<br />

begelei<strong>de</strong>rs van het Neolithicum tot 1500 AD, Wageningen, 53-104.<br />

-Haveman, E., 2005. Verslag Inventariserend Veldon<strong>de</strong>rzoek, lokatie Klinkenbeltsweg,<br />

Driebergenbuurt (Blok VIII) Deventer (interne rapportage Archeologie Deventer),<br />

Deventer.<br />

-Heeringa, K., 1926. Rekeningen van het Bisdom Utrecht 1378 -1573 - rekeningen van<br />

<strong>de</strong> rentmeester van Salland 1499-1500, Utrecht.<br />

-Heidinga, H.A., 1987. Medieval Settlement and economy north of the Lower Rhine, Assen.<br />

119


120<br />

-Hermsen, I., 2003. Wonen en graven op prehistorische gron<strong>de</strong>n. Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek<br />

van ne<strong>de</strong>rzettingsresten uit <strong>de</strong> bronstijd en ijzertijd op <strong>de</strong> percelen Holterweg 59<br />

en 61 te Colmschate (gemeente Deventer) (Rapportages Archeologie Deventer 11),<br />

Deventer.<br />

-Hermsen, I., 2005. De bo<strong>de</strong>m on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> belt, archeologie en geschie<strong>de</strong>nis van een agrarisch<br />

gebied in <strong>de</strong> Voor<strong>stad</strong> van Deventer (interne rapportage Archeologie Deventer),<br />

Deventer.<br />

-Hermsen, I., 2006. Steentijdjagers en prehistorische boeren langs <strong>de</strong> Dortherbeek.<br />

Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek aan <strong>de</strong> noordkant van boer<strong>de</strong>rij <strong>de</strong> Olthof in Epse-Noord<br />

(gemeente Deventer) (Archeologie in Deventer 6), Deventer.<br />

-Hermsen, I. & N.T.D. Eeltink, 2004. Colmschate-Knoopkegel: IJzertijdbewoning in het<br />

westelijk <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> prehistorische ne<strong>de</strong>rzetting, met een aantekening over vondsten uit<br />

<strong>de</strong> strijd om <strong>de</strong> bevrijding van Deventer in 1945 (Rapportages Archeologie Deventer<br />

15), Deventer.<br />

-Hidding, M. & J. Kolen & T. Spek, 2001. De biografie van het landschap. Ontwerp<br />

<strong>voor</strong> een inter- en multidisciplinaire bena<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> landschapsgeschie<strong>de</strong>nis en<br />

het cultuurhistorisch erfgoed, in: J.H.F. Bloemers & M.H. Wijnen (red.), Bo<strong>de</strong>marchief<br />

in Behoud en Ontwikkeling. De conceptuele grondslagen, ’s Gravenhage, 7-109.<br />

-Hogenstijn, C.M., 1987. Sint Elisabethsgasthuis en Brinkgreven: geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong><br />

psychiatrische ziekenhuizen te Deventer, Deventer.<br />

-Hogenstijn, C.M., 1991. De Deventer Ziekenhuizen, St. Geertrui<strong>de</strong>n-St. Jozef, Deventer.<br />

-Hogenstijn, C.M., 2004. Hoe kostbaar is een kwetsbaar mens. Geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong><br />

Stichting Adhesie, GGZ Mid<strong>de</strong>n-Overijssel, in het licht van haar <strong>voor</strong>gangers, Deventer.<br />

-Hogenstijn, C.M., 2005. Het algemeen welzijn van het volk, een politiek en rechtshistorisch<br />

studie van Deventer in <strong>de</strong> Patriottentijd, Nijmegen.<br />

-Holthuis, P., 1993. Frontier<strong>stad</strong> bij het schei<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> markt, Deventer, militair, <strong>de</strong>mografisch,<br />

economisch 1578-1648, Houten.<br />

-Huijbers, T., 2004. De vele dimensies van natte gebie<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>leeuwen.<br />

‘Zand-Brabant’ met <strong>de</strong> microregio Laarbeek-Helmond centraal, in: F. Gerritsen & E.<br />

Rensink (red.), Beekdallandschappen in archeologisch perspectief. Een kwestie van on<strong>de</strong>rzoek<br />

en monumentenzorg (Ne<strong>de</strong>rlandse Archeologische Rapporten 28), Amersfoort,<br />

103-116.<br />

-Keller, C., I. Wessel, J.J.M. Wippern & R. Zantopp, 1996. Ein wüstgefallenes mittelalterliches<br />

Gehöft auf <strong>de</strong>r Rheinbacher Lößplatte, in: Bonner Jahrbücher 1996, 513-534.<br />

-Keunen, L. & R. van Beek, 2005. Een culturele biografie van <strong>de</strong> <strong>de</strong>kzandlandschappen<br />

van Salland en <strong>de</strong> Achterhoek, in: Overijssels Erfgoed 2004, 59-64.<br />

-Kistemaker, R.E. & V.T. van Vilsteren (red.), 1994. Bier! Geschie<strong>de</strong>nis van een volksdrank,<br />

Amsterdam.<br />

-Klomp, M., 2003. Zwolle, Win<strong>de</strong>sheim Veldweg westzij<strong>de</strong>, in: Overijssels Erfgoed<br />

2002, 57-58.<br />

-Klomp, M. & I. Hermsen, 2002. Archeologisch proefon<strong>de</strong>rzoek op <strong>de</strong> lokatie De Knoop<br />

te Colmschate (gemeente Deventer) (Rapportages Archeologie Deventer 9), Deventer.<br />

-Kloosterboer, T.A. & A.J. Mul<strong>de</strong>r, 1998. Boer<strong>de</strong>rijnamen-kaart gemeente Diepenveen.<br />

Plattegrond van <strong>de</strong> oorspronkelijke gemeente Diepenveen met historische namen en ligging<br />

van boer<strong>de</strong>rijen. Schaal 1:25000, Deventer.<br />

-Koch, A.C.F.,1988. Het Bergkwartier te Deventer: huizenboek van een mid<strong>de</strong>leeuwse<br />

<strong>stad</strong>swijk tot 1600, Zutphen.<br />

-Kol<strong>de</strong>weij, J., P. Van<strong>de</strong>nbroeck & B. Vermet, 2001. Jheronimus Bosch, alle schil<strong>de</strong>rijen<br />

en tekeningen, Rotterdam.<br />

-Kolen, J., 2005. De biografie van het landschap, drie essays over landschap, geschie<strong>de</strong>nis<br />

en erfgoed (proefschrift, Vrije Universiteit Amsterdam), Amsterdam.


-Kooistra, L., K. Hänninen, H. van Haaster & C. Vermeeren, 1998. Voedselresten in<br />

beer en afval, botanisch on<strong>de</strong>rzoek uit <strong>de</strong> beerputten, afvalkuilen en ophogingslagen van<br />

<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n Dordrecht en Nijmegen in <strong>de</strong> 12 <strong>de</strong> -20 ste eeuw (Biaxiaal 52), Amsterdam.<br />

-Laak, J.C. ter, 2005. De taal van het landschap, pilotproject toponiemen in <strong>de</strong> Berkelstreek<br />

(= Rapportages Archeologische Monumentenzorg 123), Amersfoort.<br />

-Lin<strong>de</strong>mans, P., 1952. Geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> landbouw in België, Antwerpen.<br />

-Lohuizen, T. van, 1999. Mittelalterliche Töpfereibetriebe bei Breitscheid und Lintorf,<br />

Stadt Ratingen, Kreis Metmman (typescript).<br />

-Lohuizen, T. van, 2000. Mittelalterliche Töpfereibetriebe bei Breitscheid und Lintorf,<br />

in: Archäologie im Rheinland 1999, 163-165.<br />

-Lubberding, H., 1996. De Swormertoren, in: Westerheem 45, 57-59.<br />

-Lugard (jr.), G.J., 1949. Vijf eeuwen Deventer. Een beschouwing over <strong>de</strong> culturele en<br />

commerciële ontwikkeling van <strong>de</strong> "Heerlicke Keyser Vrie Anse Stadt" en <strong>de</strong> plaats die <strong>de</strong><br />

drukkers daarbij innamen, Deventer.<br />

-Meijer, G.M. <strong>de</strong>, 1968. De Stadsrekeningen van Deventer, <strong>de</strong>el I, 1394-1400, Groningen.<br />

-Meijer, G.M. <strong>de</strong>, 1971. De Stadsrekeningen van Deventer, <strong>de</strong>el II, 1401-1410, Groningen.<br />

-Meijer, G.M. <strong>de</strong>, 1973. De Stadsrekeningen van Deventer, <strong>de</strong>el III, 1411-1415, Groningen.<br />

-Meijer, G.M. <strong>de</strong>, 1973. De Stadsrekeningen van Deventer, <strong>de</strong>el IV, 1416-1424, Groningen.<br />

-Mittendorff, E.S., 2004. Kel<strong>de</strong>rs vol scherven. On<strong>de</strong>rzoek naar keramiekcomplexen uit<br />

<strong>de</strong> 9 <strong>de</strong> en 11 <strong>de</strong> eeuw afkomstig uit <strong>de</strong> Polstraat te Deventer (Rapportages Archeologie<br />

Deventer 13), Deventer.<br />

-Mittendorff, E.S., 2005. Mid<strong>de</strong>leeuwse boeren aan <strong>de</strong> pad<strong>de</strong>npoel. Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek<br />

van een 11 <strong>de</strong> – 13 <strong>de</strong> eeuws boerenerf in Colmschate (Rapportages Archeologie<br />

Deventer 16), Deventer.<br />

-Mittendorff, E.S. & B. <strong>Vermeulen</strong>, 2004. Ambachtslie<strong>de</strong>n arme vrouwen en arbei<strong>de</strong>rs.<br />

Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> Vroegmid<strong>de</strong>leeuwse ambachtswijk en latere perio<strong>de</strong>s aan<br />

<strong>de</strong> Bruynssteeg 6-10 te Deventer (Rapportages Archeologie Deventer 14), Deventer.<br />

-Mod<strong>de</strong>rman, P.J.R., 1981. De Lankerd bij Kesseleik. Een landweer tussen het Overkwartier<br />

van Gelre en het land van Hoorne, in: T.J. Hoekstra & H.L. Janssen & I.W.L.<br />

Moerman (red.), Liber Castellorum, 40 variaties op het thema kasteel, Zutphen, 283-287.<br />

-Nalis, H.J., 2003. Een prent van Joannes van Doetecum, in: Deventer Jaarboek 2003,<br />

Deventer, 7-25.<br />

-Niekus, M.J.L.Th., 2006. A geographically referenced 14C database for the Mesolithic,<br />

in: Palaeohistoria 47/48, 41-99.<br />

-Ommeren, H.R. van, 1978. De koopmansgil<strong>de</strong>rol van Deventer 1249-1387, Den Haag.<br />

-Rappol, M. (red.), 1993. In <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m van Salland en Twente, Amsterdam.<br />

-Renaud, J.G.N., 1972. Rho<strong>de</strong>steyn, schatkamer <strong>de</strong>r mid<strong>de</strong>leeuwse ceramiek, Lochem.<br />

-Reuselaars, I., 1993. Archeologie en symboliek: een confrontatie. Bouwtraditie in <strong>de</strong> rurale<br />

samenleving 500-1300 (doctoraalscriptie Universiteit van Amsterdam), Amsterdam.<br />

-Rijksdienst <strong>voor</strong> het Oudheidkundig Bo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek (ROB), 2000. Indicatieve<br />

Kaart van Archeologische Waar<strong>de</strong>n (IKAW), twee<strong>de</strong> generatie, Amersfoort.<br />

-Ringenier, H. & M.H. <strong>Bartels</strong>, 2000. Arme luizen achter <strong>de</strong> huizen (Archeologie in<br />

Deventer 2), Deventer.<br />

-Röber, R., 2002. Öfen und Feuerstellen in Handwerk und Gewerbe – Mittelalterliche<br />

realität und archäologischer Befund, in: R. Röber (red.), Mittelalterliche Öfen<br />

und Feuerungsanlagen, Beitrage <strong>de</strong>s 3. Kolloquiums <strong>de</strong>s Arbeitskreises zur archäologischen<br />

Erforschung <strong>de</strong>s mittelalterlichen Handwerks (Materialhefte zur Archäologie in<br />

Ba<strong>de</strong>n-Württemberg 62), Stuttgart, 9-26.<br />

-Roessingh, H.K. & A.H.G. Schaars, 1996. De Gel<strong>de</strong>rse landbouw beschreven omstreeks<br />

1825: een heruitgave van het landbouwkundige <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Statistieke beschrijving van<br />

Gel<strong>de</strong>rland (1826), Wageningen.<br />

1<strong>21</strong>


122<br />

-Scholte Lubberink, H.B.G., 2003. Losser, De Lutte, De Duivelshof, in: Overijssels<br />

Erfgoed 2002, 37-41.<br />

-Scholte Lubberink, H.B.G. & N.T.D. Eeltink, 2002. Raalte-Heeten, een landweer<br />

langs <strong>de</strong> Weseperweg, in: Overijsselse Historische Bijdragen 117, 250-253.<br />

-Slicher van Bath, B.H., 1977. Mensch en land in <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>leeuwen, Arnhem.<br />

-Spek, T., 2004. Het Drentse esdorpenlandschap, een historisch-geografische studie (2<br />

<strong>de</strong>len), Utrecht.<br />

-Spek, T. & B. Groenewoudt, 2002. Interim rapport bo<strong>de</strong>mkun<strong>de</strong> Rielerenk-oost, Gemeente<br />

Deventer (typescript).<br />

-Spek, T., B.J. Groenewoudt, M. Groothed<strong>de</strong> & H. van <strong>de</strong> Vel<strong>de</strong>, 2004. De Romeinse<br />

tijd, Mid<strong>de</strong>leeuwen en Vroeg-mo<strong>de</strong>rne tijd in Drenthe, Overijssel, Achterhoek, Veluwe,<br />

Gel<strong>de</strong>rse vallei en Utrechtse Heuvelrug, in: M. Alkema<strong>de</strong> et al. (red.), Nationale<br />

On<strong>de</strong>rzoeksagenda Archeologie in opbouw, Amersfoort, 177-209.<br />

-Spek, T., F.D. Zeiler & E. Raap, 1996. Van <strong>de</strong> Hunnepe tot <strong>de</strong> zee. De geschie<strong>de</strong>nis van<br />

het waterschap Salland, Kampen.<br />

-Spitzers, T.A., 2000. Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek Polstraat 69/71 te Deventer 1998-1999,<br />

1100 jaar bouwen en leven in <strong>de</strong> Polstraat (BAAC-rapport 99.006), Deventer.<br />

-Spitzers, T.A., 2004. De Deventer Overstraten, een archeologische verkenning van<br />

<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse ontwikkeling van een on<strong>de</strong>rbelicht gebied, in: E. Kleeman, M.H.<br />

<strong>Bartels</strong>, J. van <strong>de</strong> Laar & D. Le<strong>de</strong>boer (red.), De on<strong>de</strong>rste steen. Essays over <strong>de</strong> cultuurgeschie<strong>de</strong>nis<br />

van Deventer. Liber amicorum <strong>voor</strong> Hans Mag<strong>de</strong>lijns, Deventer, 113-117.<br />

-Theunissen, M. & L. Theunissen, 2003. Een 150 m lange palissa<strong>de</strong> in Knegsel. Een<br />

laat-mid<strong>de</strong>leeuwse veekering? in: De Heijmrae<strong>de</strong>r 2 / 2003, 3-10.<br />

-Unger, R.W., 1992. Technical change in the brewing industry in Germany, The Low<br />

Countries and England in the Late Middle Ages, in: Journal of European Economic History<br />

<strong>21</strong>-1, 281-313.<br />

-Unger, R.W., 1998. Beer, wine and land use in the Late Medieval Low Countries, in:<br />

Bijdragen tot <strong>de</strong> Geschie<strong>de</strong>nis 1998, 329-337.<br />

-Unger, R.W., 2001. A History of Brewing in Holland, 900-1900. Economy, Technology and<br />

the State, Lei<strong>de</strong>n.<br />

-Venne, A.C. van <strong>de</strong>, 2005. Twaalf ovens, <strong>de</strong>rtien ambachten. Archeologisch-historische<br />

analyse van ovens en ambachten in ste<strong>de</strong>lijke context (scriptie, Universiteit van Amsterdam),<br />

Amsterdam.<br />

-Venne, A.C. van <strong>de</strong>, <strong>2007.</strong> Ambachtelijke activiteiten in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke perio<strong>de</strong>. Bierbrouwers,<br />

in: Aan <strong>de</strong> beek, op <strong>de</strong> beek 1000 jaar wonen aan <strong>de</strong> St. Jansbeek te Arnhem<br />

(Basisrapportage archeologisch on<strong>de</strong>rzoek Arnhem Musiskwartier), Arnhem. In<br />

<strong>voor</strong>bereiding.<br />

-Verhaeghe, F., 1995. Industry in Medieval towns: the archeological problem. An<br />

essay, in: J.M. Duvosquel & E. Thoen (eds.), Peasants & Townsmen in Medieval Europe.<br />

Studia in honorem Adriaan Verhulst (Belgisch Centrum <strong>voor</strong> Lan<strong>de</strong>lijke Geschie<strong>de</strong>nis<br />

/Centre Belge d'Histoire Rurale 114), Gent, 271-293.<br />

-Verlin<strong>de</strong>, A.D., 2000. Inventarisatie en on<strong>de</strong>rzoek van archeologische locaties op en<br />

rond <strong>de</strong> Colmschater Enk te Deventer (Rapportage Archeologische Monumentenzorg<br />

75), Amersfoort.<br />

-<strong>Vermeulen</strong>, B., 2002. Het mid<strong>de</strong>leeuwse tolhuis en <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse landweer aan <strong>de</strong><br />

Snipperlingsdijk te Deventer (Rapportages Archeologie Deventer 10), Deventer.<br />

-<strong>Vermeulen</strong>, B., 2005. Rapportage archeologisch on<strong>de</strong>rzoek Moerakkerstraat (interne<br />

rapportage Archeologie Deventer), Deventer.<br />

-<strong>Vermeulen</strong>, B., 2006A. Razen<strong>de</strong> mannen, Onrustige Vrouwen. Archeologisch en historisch<br />

on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> vroegmid<strong>de</strong>leeuwse ne<strong>de</strong>rzetting, een a<strong>de</strong>llijke hofste<strong>de</strong> en het Sint<br />

Elisabethgasthuis in <strong>de</strong> bocht van <strong>de</strong> Sme<strong>de</strong>nstraat te Deventer (Rapportages Archeo-


logie Deventer 17), Deventer.<br />

-<strong>Vermeulen</strong>, B., 2006B. Verslag Inventariserend Veldon<strong>de</strong>rzoek. Moerakkerstraat, Driebergenbuurt<br />

Deventer (interne rapportage Archeologie Deventer), Deventer.<br />

-<strong>Vermeulen</strong>, B., P. Boer & J.W. Bloemink, 2003. Aanvullend on<strong>de</strong>rzoek en bouwhistorische<br />

inventarisatie Keizerstraat 7-9 te Deventer (interne rapportage Archeologie<br />

Deventer), Deventer.<br />

-Versfelt, H.J., 2003. De Hottinger-atlas van Noord- en Oost-Ne<strong>de</strong>rland, 1773-1794,<br />

Groningen.<br />

-Vilsteren, V.T. van, 1994. Leven in <strong>de</strong> brouwerij, een 16 <strong>de</strong> -eeuwse brouwer op <strong>de</strong><br />

vingers gekeken, in: R.E. Kistemaker & V.T. van Vilsteren (red.), Bier! Geschie<strong>de</strong>nis van<br />

een volksdrank, Amsterdam, 61-71.<br />

-Willemsen, A., 1998. Kin<strong>de</strong>r <strong>de</strong>lijt, mid<strong>de</strong>leeuws speelgoed in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n, Nijmegen.<br />

-Windmüller, S., 2004. Die Kehrseite <strong>de</strong>r Dinge. Müll, Abfall, Wegwerfen als kulturwissenschaftliches<br />

Problem (Europäische Ethnologie 2), Münster.<br />

123


METAALCATALOGUS<br />

124<br />

METAALVONDSTEN VAN DE RIELERENK<br />

TEKST: BART VERMEULEN op basis van Jan <strong>de</strong> Koning<br />

CATALOGUS: EDITH HAVEMAN & BART VERMEULEN<br />

1. Inleiding<br />

Bij het on<strong>de</strong>rzoek op <strong>de</strong> Rielerenk zijn duizen<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>werpen van metaal aangetroffen.<br />

Het voert te ver om <strong>de</strong>ze hier allemaal individueel te behan<strong>de</strong>len. De<br />

meeste van <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>werpen zijn niet gevon<strong>de</strong>n in sporen maar zijn afkomstig uit<br />

het es<strong>de</strong>k. Dit es<strong>de</strong>k is over vele eeuwen ontstaan door het ophogen van het terrein<br />

met afval uit <strong>de</strong> <strong>stad</strong> gemengd met gras of hei<strong>de</strong>plaggen uit <strong>de</strong> nabije omgeving.<br />

Door herhaal<strong>de</strong>lijk ploegen is het materiaal uit vele eeuwen volledig door elkaar geraakt.<br />

Het is dan ook onmogelijk om binnen <strong>de</strong>ze metaalvondsten gesloten vondstcomplexen<br />

aan te wijzen. Daarom is gekozen <strong>voor</strong> een thematische beschrijving van<br />

<strong>de</strong> interessantste objecten. Deze vondsten dienen <strong>voor</strong>al om <strong>de</strong> enorme variatie in<br />

metalen <strong>voor</strong>werpen die over <strong>de</strong> eeuwen op <strong>de</strong> Rielerenk terecht kwam, te illustreren.<br />

Voor <strong>de</strong> catalogus zijn juist die objecten geselecteerd die specifiek zijn<br />

<strong>voor</strong> Deventer of die een bijzon<strong>de</strong>r verhaal vertellen.<br />

Het vondstmateriaal is op verschillen<strong>de</strong> manieren verzameld. Allereerst is bij <strong>de</strong><br />

aanleg van alle werkputten met <strong>de</strong> metaal<strong>de</strong>tector gezocht door <strong>de</strong> veldtechnici van<br />

Archeologie Deventer. Daarnaast wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> storthopen regelmatig afgezocht door<br />

<strong>de</strong>tectoramateurs die hun vondsten, zoals afgesproken, afston<strong>de</strong>n aan Archeologie<br />

Deventer. Archeologie Deventer is <strong>de</strong>ze amateurs zeer erkentelijk omdat dit sterk<br />

heeft bijgedragen aan een grotere volledigheid van het beeld. Naast <strong>de</strong> hieron<strong>de</strong>r<br />

beschreven vondsten zijn er ook veel vondsten gedaan die ons jammer genoeg<br />

nooit on<strong>de</strong>r ogen zijn gekomen. Deze vondsten zijn nog in han<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>tectoramateurs<br />

die slechts <strong>voor</strong> het eigen gewin of collectie op <strong>de</strong> vindplaats hebben gezocht.<br />

Zij wor<strong>de</strong>n hierbij opgeroepen hun vondsten alsnog te mel<strong>de</strong>n.<br />

Na afloop van het on<strong>de</strong>rzoek werd het materiaal <strong>voor</strong> een groot <strong>de</strong>el beschreven<br />

door verschillen<strong>de</strong> specialisten van <strong>de</strong> Detectoramateur. Hun werk werd gebun<strong>de</strong>ld<br />

door J. Koning en J. Zijlstra. Op basis van <strong>de</strong>ze gegevens is door <strong>de</strong> auteur <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong><br />

tekst geschreven. Zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> inzet van <strong>de</strong> bovengenoem<strong>de</strong> amateurarcheologen<br />

zou <strong>de</strong>ze tekst nooit tot stand zijn gekomen. De gehele verwerking van het<br />

catalogus<strong>de</strong>el <strong>de</strong>el is uitgevoerd door E. Haveman verbon<strong>de</strong>n aan Archeologie Deventer.<br />

De correcties van <strong>de</strong> catalogus werd gedaan door M. Klomp (Zwolle) .<br />

Verschillen<strong>de</strong> vrijwilligers van <strong>de</strong> <strong>de</strong>tectoramateur hebben (opnieuw) bewezen dat<br />

er met <strong>de</strong> meeste <strong>de</strong>tectoramateurs prima kan wor<strong>de</strong>n samengewerkt.<br />

In het boek Ste<strong>de</strong>n in Scherven is een eerste aanzet gegeven tot het beschrijven van<br />

metaalvondsten in het Deventer systeem. 1 Al gauw werd echter dui<strong>de</strong>lijk dat er bij<br />

een groot aantal <strong>voor</strong>werpen veel te veel typen zijn om allemaal apart te benoemen.<br />

De objecten wor<strong>de</strong>n wel beschreven volgens <strong>de</strong> vaste administratiewijze met<br />

<strong>de</strong> negen verschillen<strong>de</strong> kenmerken. On<strong>de</strong>r nummer 2, <strong>de</strong> co<strong>de</strong> van het type, is alleen<br />

een on<strong>de</strong>rscheid gemaakt naar materiaalsoort en vorm niet meer naar type. Er is<br />

<strong>voor</strong> gekozen om het materiaal per categorie te beschrijven waarbij <strong>de</strong> categorieën<br />

alfabetisch zijn geor<strong>de</strong>nd. Deze materiaalcategorieën zijn overgenomen uit <strong>de</strong> publicatie<br />

van <strong>de</strong> metaalvondsten van <strong>de</strong> Havezate Werkeren door Klomp. 2<br />

Alle afbeeldingen zijn 1:1 tenzij an<strong>de</strong>rs vermeld.<br />

1 Klomp, 1999.<br />

2 Klomp, <strong>2007.</strong>


1<br />

1. vingerhoed<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/33/-/-/0-48<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1350-1450<br />

6. h. <strong>21</strong> mm, diam. 30 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, ingeslagen, met merk K in een<br />

cirkel; platgedrukt<br />

9.<br />

Verklaring cat. blokjes<br />

1. <strong>voor</strong>werp<br />

2. vindplaats<br />

3. vondstnummer<br />

4. vondstcontext<br />

5. datering<br />

6. maten (l.= lengte, b.= breedte, d.= dikte)<br />

7. materiaal<br />

8. vervaardigingswijze, versiering<br />

9. literatuur<br />

2. Nijverheid en textiel<br />

Vingerhoe<strong>de</strong>n<br />

Om bij het naaien <strong>de</strong> duim en vingers te beschermen, gebruikte men heel vroeger<br />

een schildje van hout, been of leer. In <strong>de</strong> 13 <strong>de</strong> eeuw verschenen in ons <strong>de</strong>el van<br />

Europa <strong>de</strong> eerste metalen vingerhoe<strong>de</strong>n. De eerste vingerhoe<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n in brons<br />

gegoten en waren vrij zwaar uitgevoerd. De putjes wer<strong>de</strong>n geslagen of geboord.<br />

(cat. nr. 1 & 2) Deze exemplaren zijn te dateren tussen 1350 en 1450. Eind 15 <strong>de</strong> /<br />

begin 16 <strong>de</strong> eeuw wer<strong>de</strong>n plaatjes heet metaal in een stalen vorm hol uitgehamerd.<br />

Vervolgens wer<strong>de</strong>n er met een drevel putjes ingeslagen. Men ken<strong>de</strong> twee soorten<br />

vingerhoe<strong>de</strong>n die veelal vervaardigd wer<strong>de</strong>n van messing. Dit zijn het open, oftewel<br />

het ringvormige type, ook wel naairing genoemd (cat. nr. 3) en het gesloten type, dat<br />

met een ron<strong>de</strong> platte kap werd afge<strong>de</strong>kt. Bei<strong>de</strong> typen zijn nog steeds gangbaar. De<br />

vingerhoed gebruikte men <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> huishou<strong>de</strong>lijk gebruik. De naairing werd ook<br />

veel gebruikt in het schoenmakersambacht en door zeilmakers. De geslagen koperen<br />

of messing vingerhoe<strong>de</strong>n waren aanzienlijk lichter van gewicht dan hun gegoten<br />

<strong>voor</strong>gangers. In <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> en 16 <strong>de</strong> eeuw was Neurenberg <strong>de</strong> grootste producent<br />

van vingerhoe<strong>de</strong>n. De eerste vermelding van een Ne<strong>de</strong>rlands fabrikaat dateert uit<br />

1628. Vanaf <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw wer<strong>de</strong>n vingerhoe<strong>de</strong>n vaker gegoten en geperst. De putjes<br />

wer<strong>de</strong>n met een machinaal tandrad aangebracht. Op <strong>de</strong> mantel, het on<strong>de</strong>rste ge<strong>de</strong>elte<br />

van <strong>de</strong> vingerhoed, is soms een merkteken aangebracht. In totaal zijn bij <strong>de</strong><br />

opgraving op <strong>de</strong> Rielerenk 24 vingerhoe<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n waarvan <strong>de</strong> meesten na 1600<br />

dateren. Hiervan dateert het grootste <strong>de</strong>el tussen 1800 en 1950.<br />

2<br />

1. vingerhoed<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-132<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1550-1600<br />

6. h. 23 mm, diam. <strong>21</strong> mm<br />

7. koperlegering (koper en zink)<br />

8. gehamerd, met versier<strong>de</strong> boord<br />

9. Langedijk & Boon, 1999, cat. nr. 131<br />

3<br />

1. naairing<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/41/-/-/0-6<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1500-1600<br />

6. h. 10 mm, diam. <strong>21</strong> mm<br />

7. koperlegering<br />

8.<br />

9.<br />

125


126<br />

Textiello<strong>de</strong>n<br />

Textiello<strong>de</strong>n bestaan uit platte schijven die verbon<strong>de</strong>n zijn met een lo<strong>de</strong>n strip. Eén<br />

van <strong>de</strong> schijven is <strong>voor</strong>zien van een pin die door <strong>de</strong> stof werd gedrukt. In <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />

schijf zit een gat waar <strong>de</strong> pin doorheen werd gedrukt. Daarna werd het lood met<br />

een tang dichtgeknepen. Vaak was <strong>de</strong> tang <strong>voor</strong>zien van een stempel. Deze lo<strong>de</strong>n<br />

wer<strong>de</strong>n vanaf <strong>de</strong> 13 <strong>de</strong> tot <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> eeuw toegepast. De productie van stoffen was<br />

gebon<strong>de</strong>n aan allerlei regels. Tij<strong>de</strong>ns het productieproces von<strong>de</strong>n diverse controles<br />

plaats. Nadat <strong>de</strong> stof goed was bevon<strong>de</strong>n, werd een lood aangebracht. Naast lo<strong>de</strong>n<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> stof wer<strong>de</strong>n soms ook lo<strong>de</strong>n aangebracht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kwaliteit<br />

van <strong>de</strong> verf of <strong>de</strong> lengte van <strong>de</strong> stof. Sommige an<strong>de</strong>re ste<strong>de</strong>n vermel<strong>de</strong>n alle informatie<br />

op een lood doormid<strong>de</strong>l van zogenaam<strong>de</strong> kloppen. Deelbewerkingslo<strong>de</strong>n<br />

waren vaak <strong>voor</strong>zien van een huismerk, lo<strong>de</strong>n met een lengteaanduiding, verflo<strong>de</strong>n<br />

en staallo<strong>de</strong>n waren vaak <strong>voor</strong>zien van een <strong>stad</strong>swapen.<br />

Het on<strong>de</strong>rscheid tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> typen is bij onvolledige of kwalitatief<br />

slechte lo<strong>de</strong>n nauwelijks te maken. Alle lo<strong>de</strong>n zijn in <strong>de</strong> catalogus dan ook als textiello<strong>de</strong>n<br />

weergegeven. Op <strong>de</strong> Rielerenk werd on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re een lakenlood uit<br />

Osnabrück gevon<strong>de</strong>n met daarop het jaartal 1585. (cat. nr. 4) 3 Op een an<strong>de</strong>r lood<br />

staan <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n WOLLE DEEKEN GEMAAKT BINNEN LEIDEN. (cat. nr. 5) Een<br />

lood van dit type is on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re aangetroffen aan <strong>de</strong> Sme<strong>de</strong>nstraat 475 te Deventer<br />

en is te dateren in <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw. Op <strong>de</strong> overige lo<strong>de</strong>n staan <strong>voor</strong>al huismerken<br />

en niet aan een specifieke plaats te koppelen lettercombinaties of initialen.<br />

(cat nr. 6, 7, 8, 9, 10-14) Van een aparte categorie is een pijplood. (cat. nr. 15) Deze<br />

wer<strong>de</strong>n door wevers aan enkele dra<strong>de</strong>n geklemd en ingeweven in het nieuw te<br />

weven laken. Na keuring van dit laken werd het pijplood gemerkt, Dit merk kan<br />

bestaan uit een <strong>stad</strong>smerk en huismerk. Op het op <strong>de</strong> Rielerenk aangetroffen exemplaar<br />

laat een kruis zien.<br />

4<br />

1. textiellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-44<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1585<br />

6. diam. 31 mm, d. 5,7 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, geknepen, ingekrast;<br />

vz: rondom: *1585*OSNABRUGG in<br />

binnencirkel: WRACK en merkteken;<br />

kz: huismerk<br />

9. <strong>Bartels</strong>, 2006, 142.<br />

5<br />

1. textiellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/1/-/-/0-10a<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1720-1790<br />

6. diam. 27 mm, d. 6 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, geslagen;<br />

vz: ..LE/…KEN/...MAAKT/...LEYDEN<br />

9.<br />

3 Dit is het eerste beken<strong>de</strong> lakenlood uit Osnabrück: Mon<strong>de</strong>linge Me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling B. Zehm (Osnabrück).<br />

6<br />

1. textiellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/26-27-51/-/-/0-82<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1700<br />

6. diam. 23 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten;<br />

vz: huismerk met gat;<br />

kz: 3 strepen vermoe<strong>de</strong>lijk veroorzaakt<br />

door het vastknijpen<br />

9.


7<br />

1. textiellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/48/-/-/0-137<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1750-1900<br />

6. h. 13 mm, b. 14 mm, d. 2,8 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, geslagen;<br />

vz: huismerk ‘DCIHSP’;<br />

kz: 4 (omgekeerd)<br />

9.<br />

10<br />

1. textiellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-44<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1800<br />

6. diam. 20 mm, d. 4 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, achterzij<strong>de</strong> met huismerk<br />

9.<br />

8<br />

1. textiellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/29/-/-/0-8<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1700-1900<br />

6. diam. 18 mm, d. 5 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, gekrast;<br />

vz: huismerk: swastika (?) & ster (?);<br />

kz: kruismotief<br />

9.<br />

11<br />

1. textiellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-44<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1800<br />

6. diam. <strong>21</strong> mm, d. 4 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, achterzij<strong>de</strong> met huismerk<br />

9.<br />

9<br />

1. textiellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/48/-/-/0-126<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1800<br />

6. diam. 22 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, versiering: 80 in gestippel<strong>de</strong><br />

cirkel (lengte aanduiding 80 el)<br />

9.<br />

12<br />

1. textiellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-44<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1800<br />

6. diam. 20 mm, d. 4 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, achterzij<strong>de</strong> met huismerk<br />

9.<br />

127


128<br />

13<br />

1. textiellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-44<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1800<br />

6. diam. <strong>21</strong> mm, d. 4 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, achterzij<strong>de</strong> met huismerk<br />

9.<br />

14<br />

1. textiellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-44<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1800<br />

6. diam. 22 mm, d. 5 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, geslagen;<br />

vz: huismerk;<br />

kz: huismerk;<br />

stof aanwezig<br />

9.<br />

Spinklosjes<br />

Voor het spinnen van wol tot garen zijn al duizen<strong>de</strong>n jaren spinklosjes van aar<strong>de</strong>werk<br />

in gebruik. Daarnaast komen ook exemplaren van been of lood <strong>voor</strong>. De spinklos<br />

bestaat uit een rond gewicht met een gat en een stokje dat er doorheen werd<br />

gestoken. Het stokje is meestal verdwenen. Het exemplaar van <strong>de</strong> Rielerenk is van<br />

lood met een conisch gat en heeft een diameter van ongeveer <strong>21</strong> mm. (cat. nr. 16)<br />

Na <strong>de</strong> opkomst van het spinnewiel aan het eind van <strong>de</strong> late Mid<strong>de</strong>leeuwen wer<strong>de</strong>n<br />

spinklosjes veel min<strong>de</strong>r gebruikt. Het aangetroffen spinklosje is dan ook vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

<strong>voor</strong> 1600 te dateren.<br />

16<br />

1. spinklosje<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/32/-/-/0-106<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. vóór 1600<br />

6. diam. <strong>21</strong> mm<br />

7. lood<br />

8. gegoten, met conisch gat<br />

9.<br />

15<br />

1. pijplood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-14<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1500-1700<br />

6. l. 31 mm, b. 16 mm, d. 6 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, geknepen, vierkant lood<br />

met kruismotief aan bei<strong>de</strong> zij<strong>de</strong>n<br />

9.


Spel<strong>de</strong>n en naal<strong>de</strong>n<br />

Spel<strong>de</strong>n zijn vervaardigd uit strengen koperdraad. De dikte van <strong>de</strong> naald werd bepaald<br />

door <strong>de</strong> afstand tussen <strong>de</strong> draadtrekplaten. De kop werd later aangebracht.<br />

De kop kan bestaan uit een in elkaar gedraai<strong>de</strong> draad of uit een speciaal geslagen<br />

of geperst plaatje. In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> en 17 <strong>de</strong> eeuw ging men steeds meer over<br />

tot dunnere naal<strong>de</strong>n met net afgewerkte koppen. Spel<strong>de</strong>n met een gedraai<strong>de</strong> kop<br />

wer<strong>de</strong>n echter nog tot in <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> eeuw gemaakt. De speld van <strong>de</strong> Rielerenk lijkt van<br />

het gedraai<strong>de</strong> type. (cat. nr. 17)<br />

17<br />

1. speld<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/26/1/14/0-123<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1625-1750<br />

6. l. 30 mm, diam. 1 mm, diam. knop 2 mm<br />

7. koperlegering, vertind<br />

8. getrokken, geknipt, gewon<strong>de</strong>n, gesol<strong>de</strong>erd, vertind<br />

9. Baart et al., 1977, 133-134<br />

Fabriekslo<strong>de</strong>n & Verzegello<strong>de</strong>n<br />

Fabrieken die hun losse producten in zakken aanlever<strong>de</strong>n die met een touwtje dicht<br />

waren gebon<strong>de</strong>n, verzegel<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze zakken vaak met een loodje. De loodjes zijn hol<br />

van binnen met twee openingen aan <strong>de</strong> bovenzij<strong>de</strong> en één aan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzij<strong>de</strong>. Hierdoor<br />

kwam <strong>de</strong> lus die <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verzegeling zorg<strong>de</strong>.<br />

Op het loodje stond vaak het product en/of <strong>de</strong> leverancier. De meeste loodjes zijn<br />

te dateren in <strong>de</strong> late 19 <strong>de</strong> of 20 ste eeuw. Verzegello<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n en wor<strong>de</strong>n ook<br />

gebruikt <strong>voor</strong> het verzegelen van water- en gasmeters. De constructie is gelijk aan<br />

die van het fabriekslood en bei<strong>de</strong> typen kunnen dan ook alleen aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong><br />

opschriften van elkaar wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. In sommige gevallen zijn <strong>de</strong> loodjes<br />

te koppelen aan beken<strong>de</strong> bedrijven. In <strong>de</strong> agrarische sector werd hier ook veel<br />

gebruikt van gemaakt en <strong>de</strong> loodjes kunnen ook via <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rijen op <strong>de</strong> akkers<br />

terecht zijn gekomen. Het eerste lood heeft aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> het opschrift G. WIJER<br />

en aan <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong> <strong>de</strong> tekst Deventer. (cat. nr. 18) Het lood zou kunnen toebehoren<br />

aan <strong>de</strong> Stroomgrutterij en Lijnkoekenbrekerij van Weijers gevestigd aan <strong>de</strong><br />

Bergpoortstraat te Deventer. In één van <strong>de</strong> silo’s van <strong>de</strong>ze firma is nu Archeologie<br />

Deventer gevestigd. Op het twee<strong>de</strong> lood is naast een grote L op <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong> aan<br />

<strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> alleen <strong>de</strong> tekst LANDE te herkennen. Mogelijk verwijst dit naar <strong>de</strong><br />

meelfabriek Noury & Van <strong>de</strong>r Lan<strong>de</strong>. (cat. nr. 19) Het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lood vertoont aan <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> een ligatuur NP met <strong>de</strong> toevoeging & Z <strong>voor</strong> en zonen. (cat. nr. 20) Een<br />

lood met op <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> <strong>de</strong> tekst T. KROON LEVERANCIER valt niet aan een specifieke<br />

fabriek toe te wijzen. (cat. nr. <strong>21</strong>) Datzelf<strong>de</strong> geldt <strong>voor</strong> drie an<strong>de</strong>re lo<strong>de</strong>n die<br />

129


130<br />

aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> <strong>de</strong> opschriften VPN, EIKELHOF en G.A. EZBER dragen (cat. nr. 22,<br />

23 & 24) dragen. Op een laatste loodje is het randschrift onleesbaar en is op <strong>de</strong><br />

achterzij<strong>de</strong> een getal, mogelijk een inhoudsmaat of datum, afgebeeld. (cat. nr. 25)<br />

18<br />

1. fabriekslood/verzegellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/32/-/-/0-12<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1925-1960<br />

6. diam. 19 mm, d. 4 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten;<br />

vz: G. WIJER met ster erboven;<br />

kz: DEVENTER<br />

9.<br />

<strong>21</strong><br />

1. fabriekslood/ verzegellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/28/-/-/0-27<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1925-1975<br />

6. diam. 20 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, geknepen/geslagen;<br />

vz: rondom merk: KROON ...ERANCIER;<br />

kz: rond merk: DEVENTER<br />

9.<br />

19<br />

1. fabriekslood/ verzegellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/6/-/-/0-23<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1925-1975<br />

6. diam. 20 mm, d. 5 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, geknepen/geslagen;<br />

vz: merk, rondom ...DEVENTER LANDE..;<br />

kz: L<br />

9.<br />

22<br />

1. fabriekslood/ verzegellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/48/-/-/0-116<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1850-1950<br />

6. diam. 18 mm, d. 4 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, geknepen/geslagen;<br />

vz: V.P.N. binnen puntcirkel;<br />

kz: 3 binnen puntcirkel<br />

9.<br />

20<br />

1. verzegellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-135<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1900-1975<br />

6. diam. <strong>21</strong> mm, d. 3 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, geknepen;<br />

vz: VP&Z;<br />

kz: blanco<br />

9.<br />

23<br />

1. fabriekslood/ verzegellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/48/-/-/0-107<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1900-1950<br />

6. diam. 14 mm, d. 3 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, geknepen;<br />

vz: rondom EIKELHOF<br />

9.


24<br />

11. fabriekslood/ verzegellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/32/-/-/0-10b<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1925-1975<br />

6. diam. 15 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, geknepen/geslagen;<br />

vz: horzontaal G.A. AZIER, boven rondom<br />

...ASSEL;<br />

kz: 28 VII<br />

9.<br />

25<br />

1. fabriekslood/ verzegellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-002<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1900-1975<br />

6. diam. <strong>21</strong> mm, d. 6 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, geslagen;<br />

vz: randomschrift, binnen cirkel 326;<br />

kz: merk binnen vier cirkels<br />

9.<br />

Vleeslo<strong>de</strong>n<br />

Deze lo<strong>de</strong>n zijn te herkennen aan het relatief lange vaak gekronkel<strong>de</strong> oog en dateren<br />

in <strong>de</strong> meeste gevallen uit <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> eeuw. Vaak wor<strong>de</strong>n ze gebruikt in combinatie met<br />

rood draad waarvan <strong>de</strong> haren soms in het lood gedraaid achterblijven. Ook een aantal<br />

van <strong>de</strong> lo<strong>de</strong>n aangetroffen op <strong>de</strong> Rielerenk vertoon<strong>de</strong>n sporen van <strong>de</strong>ze haren.<br />

Het afgebeel<strong>de</strong> lood heeft aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> <strong>de</strong> tekst AC no 28. (cat. nr. 26)<br />

26<br />

1. vleeslood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/2-51-33/-/-/0-137<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1800-1900<br />

6. diam. <strong>21</strong> mm, d. 8 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, geslagen;<br />

vz: AC../ no 28<br />

9.<br />

131


132<br />

3. Kledingaccessoires en siera<strong>de</strong>n<br />

Gespen<br />

Gespen komen in vrijwel elke metaalsoort en afmeting <strong>voor</strong>. Ze kennen dan ook<br />

een groot aantal toepassingen. Ze wer<strong>de</strong>n gebruikt <strong>voor</strong> het sluiten van gor<strong>de</strong>ls,<br />

beurstassen, schoenen maar ook <strong>voor</strong> wapenrustingen en paar<strong>de</strong>ntuig. Gespen bestaan<br />

over het algemeen uit twee on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len; <strong>de</strong> beugel en <strong>de</strong> angel. Op het rustpunt<br />

van <strong>de</strong> angel bevindt zich vaak een verdieping in <strong>de</strong> beugel waar <strong>de</strong> angel invalt:<br />

<strong>de</strong> angelrust. Vanaf <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> en 16 <strong>de</strong> eeuw hebben veel gespen een tussenstijl.<br />

De schoengesp komt al vanaf <strong>de</strong> 13 <strong>de</strong> eeuw regelmatig <strong>voor</strong>. Gespen uit <strong>de</strong> 13 <strong>de</strong> en<br />

14 <strong>de</strong> eeuw zijn meestal <strong>voor</strong>zien van een ron<strong>de</strong>, ovale, D-vormige of vierkante beugel.<br />

Een belangrijk kenmerk is dat <strong>de</strong> angel hier <strong>de</strong> volledige lengte van <strong>de</strong> beugel<br />

beslaat. Tot <strong>de</strong> groep ron<strong>de</strong> gespen is een gesp met een gearceer<strong>de</strong> beugel te rekenen.<br />

(cat. nr. 27) Deze lijkt sterk op een bij <strong>de</strong> Havezathe Werkeren (Zwolle)<br />

aangetroffen exemplaar. 4 Dit type is volgens Klomp <strong>voor</strong>al in 16 <strong>de</strong> en 17 <strong>de</strong> eeuwse<br />

contexten aangetroffen. Bij het ron<strong>de</strong> type horen ver<strong>de</strong>r een eenvoudige ron<strong>de</strong> gesp<br />

(cat. nr. 28) en een gestanste ron<strong>de</strong> gesp met een golfen<strong>de</strong> rand (cat. nr. 29) Tot het<br />

D-vormige type is een gesp te rekenen met een gekartel<strong>de</strong> rand. (cat. nr. 30)<br />

In <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> en 16 <strong>de</strong> eeuw kwamen <strong>de</strong> dubbelgespen in zwang. Aanvankelijk ging het<br />

hierbij <strong>voor</strong>al om dubbelovale, dubbeltrapeziumvormige en rechthoekige of vierkante<br />

gespen. Tot <strong>de</strong> dubbelovale gespen behoort catalogusnummer 31. Het is een dubbelovale<br />

gesp van het hoge type die <strong>voor</strong>al vanaf <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw veel <strong>voor</strong>kwamen. Een<br />

<strong>de</strong>els afgebroken gesp is van het dubbelrechthoekige type. (cat. nr. 32) Een vergelijkbare<br />

gesp uit Bourtange wordt daar gedateerd tussen 1650 en 1750. 5 Tot het type<br />

dubbelgespen behoren ook twee gespen die bestaan uit een rechthoekig en een Dvormig<br />

<strong>de</strong>el. (cat. nr. 33 & 34) De angel bevindt zich aan <strong>de</strong> zij<strong>de</strong> van het D-vormige<br />

<strong>de</strong>el. Dit type gesp wordt door Folkerts & Leenheer tussen 1600 en 1650 gedateerd.<br />

6 In <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw wor<strong>de</strong>n er ook gespen met een losse ijzeren tussenstijl vervaardigd.<br />

De gespen zijn dan ook vaak fraai geornamenteerd. De aangetroffen gesp van<br />

dit type vertoont verdikkingen op <strong>de</strong> beugel ter hoogte van <strong>de</strong> angel en haakse strepen<br />

ter plaatse van <strong>de</strong> verdwenen ijzeren mid<strong>de</strong>nstijl. (cat. nr. 35) Uit <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> eeuw<br />

tenslotte dateert een rechthoekige gesp met twee uitsteken<strong>de</strong> knopjes. (cat. nr. 36)<br />

27<br />

1. gesp<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/50/-/-/0-125<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1500-1600<br />

6. diam. 22 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. rond, gegoten, samengesteld, bovenzij<strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>zien van ribbels (haaks)<br />

9.<br />

4 Klomp, 2007,15.<br />

5 Lenting et al., 1993, 410.<br />

6 Folkerts & Leenheer, 1996.<br />

28<br />

1. gesp<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/48/-/-/0-112<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1400-1500<br />

6. diam. <strong>21</strong> mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, rond,angel over volledige breedte,<br />

samengesteld<br />

9.<br />

29<br />

1. gesp<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/48/-/-/0-106<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1700<br />

6. diam. 40 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gestanst, rond, golfmotief op bovenzij<strong>de</strong>,<br />

sporen van vertinning/verzilvering aanwezig,<br />

angel ontbreekt<br />

9.


30<br />

1. gesp<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/26/1/57/0-72<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1300-1500<br />

6. l. 14 mm, b. 12 mm, d. 2 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, D-vorm, gekartel<strong>de</strong> rand<br />

9. Baart et al., 1977, 170-170<br />

33<br />

1. gesp<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/26/1/15/0-148<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1700<br />

6. l. 17,5 mm, b. 14 mm, d. 1 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, vierkante on<strong>de</strong>rkant en ovale<br />

bovenkant<br />

9. Folkerts & Leenheer, 1996, 14<br />

31<br />

1. gesp<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/12/-/-/0-12<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1650-1750<br />

6. l. 73 mm, b. 32 mm, d. 4 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, twee ovale <strong>de</strong>len, angel ontbreekt<br />

9.<br />

34<br />

1. gesp<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-140<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1700<br />

6. l. 39 mm, b. 35 mm, d. 3 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, rechthoekig, angel ontbreekt<br />

9.<br />

32<br />

1. gesp<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/26-27-51/1/-/0-70<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1650-1750<br />

6. l. 22 mm, b. 19 mm, d. 3 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, dubbel, rechthoekig<br />

9. Lenting et al., 1993, 410<br />

35<br />

1. gesp<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/54/-/-/0-18<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1660-1720<br />

6. l. 32 mm, b. 26 mm, d. 3 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten ovale gesp, angel ontbreekt<br />

9.<br />

133


134<br />

36<br />

1. gesp<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/33/-/-/0-12<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1800-1900<br />

6. l. 31 mm, b. 28 mm, d. 5 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, trapezoï<strong>de</strong> gesp<br />

9.<br />

Knopen<br />

Voor het sluiten van kledingstukken gebruikte men in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen riemen,<br />

spel<strong>de</strong>n, koor<strong>de</strong>n, haakjes en oogjes. Pas in <strong>de</strong> eerste helft van <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw kwam<br />

<strong>de</strong> metalen knoop in <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>. De knopen zijn on<strong>de</strong>rmeer vervaardigd uit messing,<br />

tin, lood en soms van goud of zilver. Naast metalen knopen wer<strong>de</strong>n er ook goedkopere<br />

houten of benen knopen gemaakt. Tot het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw wer<strong>de</strong>n<br />

metalen knopen vrijwel uitsluitend gegoten.<br />

De belangrijkste dateringskenmerken van knopen zijn <strong>de</strong> oogverbinding, <strong>de</strong> grootte<br />

en <strong>de</strong> materiaalsoort. Het staafoog bestaat uit een doorboord plat staafje en<br />

dateert <strong>voor</strong>al in <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw. Tot dit type behoren een aantal knopen afkomstig<br />

van <strong>de</strong> Rielerenk. De eerste knoop is vrij klein en is versierd met een soort bloemmotief.<br />

(cat. nr. 37) Dit type knoop wordt door Baart en Klomp gedateerd in het<br />

laatste kwart van <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw. 7 Van hetzelf<strong>de</strong> type is een knoop met een ingewikkeld<br />

bloemmotief (cat. nr. 38) die door Baart in het laatste kwart van <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong><br />

eeuw wordt gedateerd. 8 Ook een laatste knoop van dit type is in Amsterdam gevon<strong>de</strong>n<br />

en in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> perio<strong>de</strong> te dateren. (cat. nr. 39)<br />

Het oog kan ook bestaan uit een afzon<strong>de</strong>rlijk vervaardigd en secundair aangebracht<br />

draadoogje. Deze constructie werd <strong>voor</strong>al in <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw veel toegepast. Tot dit<br />

type hoort een knoop die aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> versierd is met een bloemmotief. (cat.<br />

nr. 40) Een vergelijkbaar exemplaar wordt door Baart gedateerd in <strong>de</strong> eerste helft<br />

van <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw. 9 Een twee<strong>de</strong> knoop van dit type is niet na<strong>de</strong>r te <strong>de</strong>termineren.<br />

(cat. nr. 41) Vanaf het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw wer<strong>de</strong>n knopen ook geslagen. De versieringen<br />

op <strong>de</strong> bovenzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> knopen variëren van blad- en bloemmotieven en<br />

vlechtwerk tot dambordmotieven, portretten en afbeeldingen van dieren. Tot dit<br />

type behoort een platte knoop met asymmetrische bloemmotieven. (cat. nr. 42) De<br />

laatste afgebeel<strong>de</strong> knoop is een manchetknoop die ook nu nog wor<strong>de</strong>n gebruikt<br />

<strong>voor</strong> het sluiten van <strong>de</strong> knoopsgaten in <strong>de</strong> mouwen van overhem<strong>de</strong>n. Ze zijn veelal<br />

van koper, zilver of goud. Het op <strong>de</strong> Rielerenk aangetroffen exemplaar is geperst en<br />

was oorspronkelijk ingelegd met een an<strong>de</strong>r materiaal. (cat. nr. 43)<br />

7 Baart et al., 1977, 185 catalogus 245 & Klomp, 2007, 19. cat nr. 50.<br />

8 Baart et al., 1977, 185, 250.<br />

9 Baart et al., 1977, 187, 264.


37<br />

1. knoop<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/50/-/-/0-85<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1575-1600<br />

6. diam. 13 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, met staafoog<br />

9. Baart et al., 1977, 184, cat.nr. 246<br />

40<br />

1. knoop<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/1/-/-/0-40<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1650<br />

6. diam. 11 mm<br />

7. koper<br />

8. gegoten, gietoog; bloemmotief<br />

9. Baart et al., 1977, 186, cat.nr. 264<br />

38<br />

1. knoop<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/9/-/-/0-22<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1575-1600<br />

6. diam. 16 mm<br />

7. koper<br />

8. gegoten, staafoog, bloemmotief<br />

9. Baart et al., 1977, 184, cat.nr. 250<br />

41<br />

1. knoop<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/1/-/-/0-14<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1700<br />

6. diam. 24 mm, d. 15 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten<br />

9.<br />

39<br />

1. knoop<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/28/-/-/0-27<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1575-1600<br />

6. diam. 17 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, met bloemmotief<br />

9. Baart et al, 1977, 185, 238<br />

42<br />

1. knoop<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/48/-/-/0-111<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1800-1900<br />

6. diam. 22 mm<br />

7.<br />

8. geperst, samengesteld, platte knoop versierd<br />

met C-vormige en bloemmotieven<br />

9.<br />

43<br />

1. manchetknoop<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-15<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1875-1950<br />

6. diam. 15 mm, d. 2 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. ron<strong>de</strong> knoop, geperst, gesol<strong>de</strong>erd,<br />

streepmotief met bladmotief versiering,<br />

oorspronkelijk ingelegd<br />

9.<br />

135


136<br />

Kledingsluitingen<br />

Kledinghaakjes kon<strong>de</strong>n op twee manieren wor<strong>de</strong>n gebruikt om kleding te sluiten.<br />

De eerste groep werd gebruik in combinatie met een oogje en zal over het algemeen<br />

een haak met een enigszins afgeron<strong>de</strong> punt hebben. De twee<strong>de</strong> groep werd<br />

zon<strong>de</strong>r oogjes gebruikt en direct in <strong>de</strong> stof gehaakt.<br />

Deze variant was altijd <strong>voor</strong>zien van een scherpe punt. In bei<strong>de</strong> gevallen wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

haken aan <strong>de</strong> mantelstof vastgenaaid. Kledinghaken zijn in Amsterdam alleen in 16 <strong>de</strong><br />

en 17 <strong>de</strong> eeuwse contexten gevon<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw waren gegoten, meestal<br />

opengewerkte kledinghaken populair. Tot dit type kan op <strong>de</strong> Rielerenk eigenlijk<br />

maar één gesloten sluiting wor<strong>de</strong>n gerekend. (cat. nr. 44) Twee an<strong>de</strong>re haken bestaan<br />

uit een ron<strong>de</strong> knop met een bloemmotief waaraan aan <strong>de</strong> ene zij<strong>de</strong> een<br />

trapeziumvormig oog en aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> <strong>de</strong> haak is bevestigd. (cat. nr. 45 & 46)<br />

Twee an<strong>de</strong>re kledinghaken bestaan uit een drie<strong>de</strong>lige knoop met bloemetjes aan het<br />

uitein<strong>de</strong> met het oog. (cat. nr. 47 & 48) Het laatste exemplaar is van een gesloten<br />

type met een uitgebrei<strong>de</strong> versiering. (cat. nr. 49)<br />

44<br />

1. kledinghaak<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/32/-/-/0-118<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1450-1550<br />

6. l. 35 mm, b. 15 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, opengewerkt<br />

9.<br />

47<br />

1. kledinghaak<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-0<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1534-1750<br />

6. l. 29 mm, b. 19 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, versierd met touwmotief in drie<br />

lussen, haak afgebroken<br />

9.<br />

45<br />

1. kledinghaak<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-32<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1525-1650<br />

6. l. 33 mm, b. 14 mm,<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, rozet in het mid<strong>de</strong>n met<br />

daaromheen twee slingers<br />

9. Baart et al., 1977, 155<br />

48<br />

1. kledinghaak<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/1/-/-/0-53<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1525-1625<br />

6. l. 32 mm, b. 19 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, haakje ontbreekt<br />

9.<br />

46<br />

1. kledinghaak<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/48/-/-/0-101<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1525-1650<br />

6. l. 35 mm, b. 14 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, rozet in het mid<strong>de</strong>n<br />

daaromheen twee slingers<br />

9. Baart et al., 1977, 155<br />

49<br />

1. kledinghaak<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/26/1/15/0-59<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1525-1650<br />

6. l. 36 mm, b. 17 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, versier<strong>de</strong> ron<strong>de</strong> plaat,<br />

vierkante beugel<br />

9.


Gor<strong>de</strong>lsluitingen<br />

Gor<strong>de</strong>ls wer<strong>de</strong>n niet alleen gesloten door mid<strong>de</strong>l van gespen maar ook doormid<strong>de</strong>l<br />

van gor<strong>de</strong>lsluitingen. Deze sluitingen beston<strong>de</strong>n uit drie <strong>de</strong>len. Twee beslagplaatjes<br />

die elk aan een riem waren bevestig<strong>de</strong> en waren <strong>voor</strong>zien van een haak. Het <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el was een mid<strong>de</strong>nstuk dat bestond uit drie ogen. Aan het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> oog kon<br />

een los uitrustingstuk wor<strong>de</strong>n bevestigd. Deze sluitingen wer<strong>de</strong>n vanaf <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> tot<br />

<strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw gebruikt. Op <strong>de</strong> Rielerenk is een haak behoren<strong>de</strong> bij een <strong>de</strong>rgelijke<br />

sluiting aangetroffen. (cat. nr. 50) Dit type sluiting wordt ook ban<strong>de</strong>liersluiting<br />

genoemd omdat ze <strong>voor</strong>al wer<strong>de</strong>n gebruikt <strong>voor</strong> laaghangen<strong>de</strong> smalle gor<strong>de</strong>ls.<br />

50<br />

1. ban<strong>de</strong>liersluiting<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/32/-/-/0-124<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1500-1600<br />

6. l. 29 mm, b. 11 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, on<strong>de</strong>rzij<strong>de</strong> op <strong>de</strong> bovenzij<strong>de</strong> vast gezet met koperen nagels,<br />

terwijl het leer vastgezet is met 2 ijzeren nageltjes<br />

9.<br />

Beslag<br />

Tot <strong>de</strong>ze categorie wor<strong>de</strong>n door Klomp allerlei beslagstukken gerekend die op textiel<br />

of leer wer<strong>de</strong>n bevestigd en veelal slechts een <strong>de</strong>coratieve functie had<strong>de</strong>n. Op<br />

<strong>de</strong> Rielerenk werd een beslagstuk gevon<strong>de</strong>n dat waarschijnlijk te dateren is tussen<br />

700 en 900. (cat. nr. 51) Dit rechthoekige beslag is gemaakt van een koperlegering<br />

en is slechts 3,7 bij 1,5 cm groot. Aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> zijn <strong>de</strong> ijzeren nieten te herkennen<br />

die bedoeld waren om het beslagstuk op het leer of het textiel te bevestigen.<br />

De <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> van het object is versierd met Kerbschnitt versiering. Kenmerkend<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze versiering zijn <strong>de</strong> hoekige vormen van <strong>de</strong> uitsne<strong>de</strong>s. In <strong>de</strong> laat Romeinse<br />

tijd en <strong>de</strong> vroege Mid<strong>de</strong>leeuwen werd <strong>de</strong>ze versieringsmetho<strong>de</strong> toegepast op siera<strong>de</strong>n<br />

en kledingaccessoires. Op basis van <strong>de</strong> stijl is het object vermoe<strong>de</strong>lijk tussen<br />

700 en 900 te dateren. Drie beslagfragmenten waren waarschijnlijk bedoeld <strong>voor</strong><br />

het versieren van riemen. (cat. nr. 52, 53 & 54) Een volgend beslagstuk dien<strong>de</strong> waarschijnlijk<br />

als kledingversiering of opnaaisel. (cat. nr. 55) Het is van verguld zilver. Het<br />

te herkennen op schil<strong>de</strong>rijen uit <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1500-1600 waarbij het <strong>voor</strong>al op <strong>de</strong><br />

mouwen van <strong>de</strong> dames is genaaid. Het laatste beslagstuk zou naast op kleding ook<br />

op een meubelstuk verwerkt kunnen zijn geweest. (cat. nr. 56)<br />

137


138<br />

51<br />

1. beslagstuk<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/50/-/-/0-26<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 700-900<br />

6. l. 37 mm, b. 15 mm, d. 4 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, rechthoek versierd met ge<strong>de</strong>genereren<strong>de</strong><br />

dierstijl in kerbschnitttechniek,<br />

met in <strong>de</strong> korte zij<strong>de</strong>n bronzen nagels<br />

9.<br />

54<br />

1. beslag<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-140<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1500-1600<br />

6. l. 35 mm, b. 11 mm, d. 2 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten en omgeslagen<br />

9.<br />

52<br />

1. beslag<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/6/-/-/0-25<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1500-1700<br />

6. l. 16 mm, b. 12 mm, d. 4 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten<br />

9.<br />

Belletjes<br />

Bellen wer<strong>de</strong>n vanaf <strong>de</strong> 11 <strong>de</strong> en 12 <strong>de</strong> eeuw gedragen door <strong>de</strong> a<strong>de</strong>l en <strong>de</strong> opkomen<strong>de</strong><br />

top van <strong>de</strong> burgerij. In <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> en <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw wer<strong>de</strong>n belletjes gebruikt als kledingaccessoires.<br />

Vanaf <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw werd het niet meer echt toegepast als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />

van kleding maar nog wel paar<strong>de</strong>n en hon<strong>de</strong>n. Klomp on<strong>de</strong>rscheidt twee typen. 10 Bij<br />

<strong>de</strong> bellen van het gesloten type is een kogeltje opgesloten in een bolvormige bel. Bij<br />

het (half)open type wordt het geluid <strong>voor</strong>gebracht door een klepeltje. Het afgebeel<strong>de</strong><br />

belletje is van het gesloten bolvormige type. (cat. nr. 57) Vermoe<strong>de</strong>lijk is het<br />

vrij recent en heeft het ooit aan <strong>de</strong> halsband van een hond of kat gehangen.<br />

10 Klomp, 1999, 275.<br />

55<br />

1. kledingversiering<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-42<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1500-1600<br />

6. l. 22 mm, b. 22 mm, d. 2 mm<br />

7. zilver, verguld<br />

8. gegoten, opengewerkt plaatje, in vorm<br />

zespuntige ster<br />

9.<br />

53<br />

1. beslag<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/1/-/-/0-139<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1800<br />

6. l. 38 mm, b. 13 mm, d. 1 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gestanst, gegraveerd, bevestigingsge<strong>de</strong>elte<br />

afgebroken, versier<strong>de</strong> bovenzij<strong>de</strong><br />

met bloemmotieven<br />

9.<br />

56<br />

1. beslag<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-44<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5.<br />

6. diam. 15 mm, d. 2 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, bloemmotief, opening in het<br />

hart<br />

9.


58<br />

1. be<strong>de</strong>vaartshanger<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-05<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1850-1950<br />

6. l. 18 mm, b. 14 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geslagen;<br />

vz: ovaal met rondom tekst in buitenste<br />

rand;<br />

kz: staand en zittend persoon<br />

9.<br />

57<br />

1. belletje<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/32/-/-/0-57<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1900-2000<br />

6. diam. 20 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geperst, samengesteld<br />

9.<br />

Hangers<br />

Op <strong>de</strong> Rielerenk zijn verschillen<strong>de</strong> hangertjes aangetroffen. Deze hebben een wijd<br />

uiteenlopen<strong>de</strong> datering en herkomst. Het eerste hangertje is een be<strong>de</strong>vaartshanger<br />

van messing. Deze hangers wer<strong>de</strong>n door katholieken gedragen nadat ze op be<strong>de</strong>vaart<br />

waren geweest. (cat. nr. 58.) Het dateert uit <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> of 20 ste eeuw. Een zilveren<br />

be<strong>de</strong>ltje was een van <strong>de</strong> pronkstukjes van <strong>de</strong> opgraving. Het is gemaakt van<br />

zilver met mooi filigrainwerk in <strong>de</strong> vorm van een boekje. Aan <strong>de</strong> zijkanten en op <strong>de</strong><br />

rug is het opengewerkt. (cat. nr. 59)<br />

De laatste hanger is sterk gecorro<strong>de</strong>erd (cat. nr. 60). Aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> gegoten<br />

hanger is een vrouwenhoofd en profil te zien. Vermoe<strong>de</strong>lijk dateert het object<br />

uit <strong>de</strong> Jugendstil.<br />

59<br />

1. hanger<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/32/1/-/0-47<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1850-1900<br />

6. l. 17 mm, b. 12 mm, d. 5 mm<br />

7. zilver<br />

8. gesmeed, gedraaid, filigrainwerk in <strong>de</strong><br />

vorm van een boekje, opengewerkt aan <strong>de</strong><br />

zijkanten en rug<br />

9.<br />

60<br />

1. hanger<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/1/-/-/0-11<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1890-1930<br />

6. diam. <strong>21</strong> mm, d. 2 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, ron<strong>de</strong> hanger met vrouwenhoofd<br />

9.<br />

139


140<br />

Ring<br />

De ring is gemaakt van getrokken koperdraad. (cat. nr. 61) Hierop is een dunne<br />

geknipte kast gesol<strong>de</strong>erd waarop oorspronkelijk een steentje of een stukje glas was<br />

gemonteerd. Gezien <strong>de</strong> geringe diameter moet <strong>de</strong> ring aan een kind toebehoord<br />

hebben. In Amsterdam is een vergelijkbare ring gevon<strong>de</strong>n die gedateerd wordt in <strong>de</strong><br />

eerste helft van <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw. 11<br />

61<br />

1. kin<strong>de</strong>rring<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/32-48/-/-/0-74<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1750<br />

6. ring: diam. <strong>21</strong> mm, d. 2 mm; kast: l. 10 mm, b. 10 mm, d. 2 mm<br />

7. koper<br />

8. getrokken draad, geknipte kast en gesol<strong>de</strong>erd; dunne koperen scheen waarop een<br />

wijd uitlopen<strong>de</strong> vierkante kast, steentje/glas is verdwenen<br />

9. Baart et al., 1977, <strong>21</strong>5, cat.nr. 395<br />

4. Wapens<br />

Kogels<br />

Bij het on<strong>de</strong>rzoek zijn kogels en hulzen uit verschillen<strong>de</strong> perio<strong>de</strong>n aangetroffen.<br />

Vrijwel alle munitie is afkomstig van handvuurwapens, waarbij een on<strong>de</strong>rscheid kan<br />

wor<strong>de</strong>n gemaakt tussen <strong>voor</strong>- of trompla<strong>de</strong>rs en achterla<strong>de</strong>rs. De <strong>voor</strong>la<strong>de</strong>rs wer<strong>de</strong>n<br />

gela<strong>de</strong>n met ron<strong>de</strong> lo<strong>de</strong>n kogels die vanaf het uitein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> loop wer<strong>de</strong>n<br />

aangebracht met een laadstok. Bij <strong>de</strong> latere achterla<strong>de</strong>rs wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> kogels vanaf <strong>de</strong><br />

achterzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> loop aangebracht. Deze kogels zijn veelal niet van lood maar<br />

bestaan uit een lo<strong>de</strong>n kern met een mantel van messing.<br />

Kogels van <strong>voor</strong>- of trompla<strong>de</strong>rs<br />

Omstreeks 1300 slaag<strong>de</strong> men erin om een werkzaam explosief mengsel van zwavel,<br />

salpeter en houtskool te vervaardigen. In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw ontston<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

eerste echte handvuurwapens. In eerste instantie werd het kruit tot ontploffing gebracht<br />

met behulp van een lont. Tussen 1600 en 1850 werd <strong>voor</strong>al het vuursteenslot<br />

toegepast. In <strong>de</strong> haan van het vuurwapen werd een vuursteentje bevestigd dat een<br />

vonkje moest afgeven en het kruit dien<strong>de</strong> te ontbran<strong>de</strong>n. Aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> diameter<br />

van <strong>de</strong> kogels kan wor<strong>de</strong>n bepaald of <strong>de</strong> kogels afkomstig zijn van een pistool,<br />

een haakbus of een musket. De kogels met een diameter van ongeveer 11 mm<br />

zijn bedoeld <strong>voor</strong> een pistool. (cat. nr. 62) Kogels met een diameter van ongeveer<br />

13 mm zijn afkomstig uit een arquebus. (cat. nr. 63) Het grootste mo<strong>de</strong>l dat onge-<br />

11 Baart et al., 1977, <strong>21</strong>5, cat nr. <strong>21</strong>5.


62<br />

1. pistoolkogel<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/2/-/-/0-134<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. ca. 1500 - 1860<br />

6. diam. 11 mm<br />

7. lood<br />

8. gegoten<br />

9. Lenting et al., 1993, 117-118<br />

veer 20 mm mat, is afgevuurd met een musket. (cat. nr. 64 & 65) De wapens had<strong>de</strong>n<br />

een glad<strong>de</strong> loop waardoor ze onzuiver en niet al te ver schoten. Een geoefend soldaat<br />

met een <strong>voor</strong>la<strong>de</strong>r kon drie schoten per minuut afvuren. Ver<strong>de</strong>r dan 80 m reikte<br />

dit schot echter nauwelijks.<br />

De kogels maken lange tijd geen enkele stijlontwikkeling door en zijn dan ook nauwelijks<br />

te dateren. Het is dan ook niet mogelijk <strong>de</strong> op <strong>de</strong> Rielerenk gevon<strong>de</strong>n exemplaren<br />

aan een perio<strong>de</strong> toe te wijzen. Hoe <strong>de</strong> kogels op <strong>de</strong> Rielerenk terechtgekomen<br />

zijn, is niet met zekerheid te stellen. Een <strong>de</strong>el is mogelijk met het afval op<br />

<strong>de</strong> es terechtgekomen an<strong>de</strong>re zijn in <strong>de</strong> omgeving afgeschoten bij <strong>de</strong> jacht of bij gevechtshan<strong>de</strong>lingen.<br />

An<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van wapens zijn niet aangetroffen. Pompstokhou<strong>de</strong>r,<br />

laadstokpijpjes, slotplaten en kruitmaatjes ontbreken volledig. Een langdurige<br />

aanwezigheid van soldaten in <strong>de</strong> nabije omgeving is dan ook niet waarschijnlijk.<br />

63<br />

1. arquebuskogel<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/2/-/-/0-134<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. ca. 1500 - 1860<br />

6. diam. 13 mm<br />

7. lood<br />

8. gegoten<br />

9. Lenting et al., 1993, 117-118<br />

64<br />

1. musketkogel<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/2/-/-/0-134<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. ca. 1500 - 1860<br />

6. diam. 20 mm<br />

7. lood<br />

8. gegoten<br />

9. Lenting et al., 1993, 117-118<br />

65<br />

1. musketkogel<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/2/-/-/0-134<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. ca. 1500 - 1860<br />

6. diam. 18 mm<br />

7. lood<br />

8. gegoten<br />

9. Lenting et al., 1993, 117-118<br />

141


142<br />

5. Meubilair<br />

Meubelbeslag<br />

Tot meubelbeslag wor<strong>de</strong>n allerlei verschillen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>werpen gerekend. Hierbij kan<br />

wor<strong>de</strong>n gedacht aan <strong>de</strong>urknoppen, kasthaken, kastogen, en verstevigings/sierstukken<br />

op <strong>de</strong> hoeken van <strong>de</strong>urtjes. Op <strong>de</strong> Rielerenk zijn verschillen<strong>de</strong> beslagstukken aangetroffen.<br />

Een beslagstuk in <strong>de</strong> vorm van een ster en een beslagstuk in <strong>de</strong> vorm van<br />

een bloem dien<strong>de</strong>n waarschijnlijk bei<strong>de</strong>n als versiering op een meubelstuk. (cat. nr.<br />

66 & 67) Een schelpvormig plaatje met een oogje dien<strong>de</strong> waarschijnlijk ter af<strong>de</strong>kking<br />

van een sleutelgat. (cat. nr. 68)<br />

66<br />

1. kastbeslag<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/2-51-33/-/-/0-137<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5.<br />

6. l. 23 mm, d. 9 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, stervormige bloem met bladmotief,<br />

8 puntige stervorm<br />

9.<br />

6. Vaatwerk en bestek<br />

67<br />

1. kastbeslag, beslagplaat <strong>voor</strong> achter <strong>de</strong><br />

handgreep of knop<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-140<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5.<br />

6. diam. 24 mm, d. 1,6 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geknipt, geboord, geslagen, bloemmotief<br />

9.<br />

Vaatwerk<br />

Versleten kookpotten en grapen wer<strong>de</strong>n meestal omgesmolten <strong>voor</strong> nieuw materiaal<br />

en kwamen dus niet in het bo<strong>de</strong>marchief terecht. De poten van <strong>de</strong> meeste<br />

grapen waren los aangezet en braken nog wel eens af. Deze poten wor<strong>de</strong>n bij opgravingen<br />

en met <strong>de</strong> metaal<strong>de</strong>tector regelmatig teruggevon<strong>de</strong>n. De op <strong>de</strong> Rielerenk<br />

aangetroffen poot is hol en vertoont nog sporen van roet. (cat. nr. 69) Ook een koperen<br />

lapstuk kan met koperen kookpotten of grapen in verband wor<strong>de</strong>n gebracht.<br />

(cat. nr. 70) De ketellapper sloot een slijtagegat af door er een plaatje overheen te<br />

bevestigen dat met poppen werd vast geklonken.<br />

68<br />

1. kastbeslag<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/33/-/-/0-48<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1700-1800<br />

6. l. 41 mm, b. 28 mm, d. 4 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, schelpvormig plaatje met ring;<br />

jacobsschelp;<br />

beschermingsplaat <strong>voor</strong> sleutelgat<br />

9.


69<br />

1. poot van een grape/kookpot<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/1/-/-/0-38<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1800<br />

6. l. 46 mm, b. 34 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, poot is hol van binnen,<br />

roetsporen aanwezig<br />

9.<br />

70<br />

1. lapstuk<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/48/-/-/0-112<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1800-1900<br />

6. l. 35 mm, b. 30 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. samengesteld door poppen<br />

9.<br />

Kranen en tappen<br />

Het tappen van vloeistoffen uit houten vaten gebeur<strong>de</strong> met een tap en een bijpassen<strong>de</strong><br />

kraan. De tap is een naar achter smaller wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong> holle buis die in het<br />

vat werd geslagen. Door <strong>de</strong> buis bevindt zich een gat waar <strong>de</strong> kraan in kon wor<strong>de</strong>n<br />

geplaatst. De kraan was niets meer dan een massieve stop met een gat erdoor. Door<br />

het gat in <strong>de</strong> lengterichting van <strong>de</strong> buis te draaien kon <strong>de</strong> vloeistof uitstromen.<br />

Door <strong>de</strong> massieve kant <strong>voor</strong> te draaien werd het uitstromen gestopt. Op <strong>de</strong> Rielerenk<br />

wer<strong>de</strong>n een tap en een stop gevon<strong>de</strong>n. (cat. nr. 71 & 72) Op het handvat van <strong>de</strong><br />

stop staan <strong>de</strong> letters GW.<br />

71<br />

1. tap<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/54/-/-/0-113<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1800<br />

6. l. 118 mm, diam. 20 mm<br />

7. messing<br />

8. gegoten, handvat geborsteld, met inkeping <strong>voor</strong> stuit/stop<br />

9.<br />

143


144<br />

72<br />

1. tapkraan<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/54/-/-/0-18<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1700<br />

6. l. 51 mm, diam. <strong>21</strong> mm, diam. 15 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, merkteken GW<br />

9.<br />

Lepels<br />

De oudste metalen lepels dateren uit <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1375-1424. Voor die tijd wer<strong>de</strong>n<br />

lepels veelal van hout gemaakt. Op <strong>de</strong> Rielerenk zijn vrij veel lepels aangetroffen<br />

waarvan er maar een paar zijn afgebeeld. (cat. nr. 73 & 74) Deze lepels hebben een<br />

datering in <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> eeuw of later.<br />

73<br />

1. theelepel<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-39<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1925-1975<br />

6. l. 103 mm, b. 22 mm, d. 2 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geperst, steel tot aan <strong>de</strong> bak lengte groeven, merk machinaal ingeslagen,<br />

niet goed leesbaar<br />

9.


75<br />

1. beslagplaat mesheft<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-44<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1450-1550<br />

6. l. 40 mm, b. 16 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geknipt, gegraveerd in gotische letters<br />

9.<br />

74<br />

1. theelepeltje<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-132<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1925-1950<br />

6. l. 111 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geperst, verzilverd, steel in lengte richting geribt, merk op<br />

achterzij<strong>de</strong>: PRIMA ALPACCA<br />

9.<br />

Messen en dolken<br />

Op <strong>de</strong> Rielerenk zijn twee mesheftbekroningen aangetroffen. Het eerste exemplaar<br />

<strong>de</strong>kte waarschijnlijk het gehele heft af. (cat. nr. 75) Op het heft zijn een aantal stilistische<br />

gotische letters te zien. Het twee<strong>de</strong> heft toont aan <strong>de</strong> ene zij<strong>de</strong> een staan<strong>de</strong><br />

man terwijl <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> een vrouwenfiguur laat zien. Op het platte uitein<strong>de</strong> van<br />

het heft is een mannenhoofd met een kroon te zien. (cat. nr. 76)<br />

76<br />

1. mesheftbekroning<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/6/-/-/0-17<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1550-1650<br />

6. l. 25 mm, b. 15 mm<br />

7. koper, mogelijk vertind of verzilverd<br />

8. geknipt, gegraveerd, gesol<strong>de</strong>erd, mogelijk vertind of verzilverd;<br />

één zij<strong>de</strong> versierd met staan<strong>de</strong> figuur, mansportret op bovenzij<strong>de</strong>,<br />

versiering op an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> ondui<strong>de</strong>lijk<br />

9.<br />

145


146<br />

Messenon<strong>de</strong>rlegger<br />

Dit kruisvormige <strong>voor</strong>werp met bolletjes aan het uitein<strong>de</strong> is een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van een<br />

messenon<strong>de</strong>rlegger. (cat. nr. 77) Het bestond oorspronkelijk uit twee van <strong>de</strong>ze<br />

kruizen met een staafje ertussen. Op het staafje kon tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> maaltijd het gebruikte<br />

mes wor<strong>de</strong>n neergelegd zodat het tafelkleed schoon bleef.<br />

77<br />

1. meson<strong>de</strong>rlegger<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/2/51/33/-/-/0-137<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1900-2000<br />

6. l. 29 mm, b. 29 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, kruis met bolletjes op <strong>de</strong> uitein<strong>de</strong>n<br />

9.<br />

7. Paar<strong>de</strong>ntuig<br />

Pendant<br />

Het afgebeel<strong>de</strong> <strong>voor</strong>werp is een pendant. (cat. nr. 78) Deze hangers komen in Ne<strong>de</strong>rland<br />

zel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> maar uit Engeland zijn verschillen<strong>de</strong> typen bekend waarop vaak wapens zijn<br />

afgebeeld. Op het exemplaar van <strong>de</strong> Rielerenk zijn drie vergul<strong>de</strong> strepen aangebracht.<br />

Dit wapen kon tot op he<strong>de</strong>n niet met een <strong>stad</strong> of familie in verband wor<strong>de</strong>n gebracht.<br />

Het pendant kan hier verloren zijn maar kan ook met <strong>stad</strong>sdrek op <strong>de</strong> Rielerenk terecht<br />

zijn gekomen.<br />

78<br />

1. pendant<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-36<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1300-1400<br />

6. l. 41 mm, b. 26 mm, d. 2 mm<br />

7. koperlegering, goud<br />

8. gegoten en verguld, heraldisch wapen met V vormige kepers (familie van Voorst?),<br />

on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van een paar<strong>de</strong>nborstversiering met een wapen erop<br />

9.


79<br />

1. boekbeslag, sluiting<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/8/-/-/0-15<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1700<br />

6. l. 35 mm, b. <strong>21</strong> mm, d. 2 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geknipt, genageld, onversierd<br />

9.<br />

12 Klomp, 1999, 278.<br />

8. Persoonlijke bezittingen<br />

Boekbeslag<br />

Vanaf <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>leeuwen wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> leren kaften van boeken <strong>voor</strong>zien van metalen<br />

beslag. Deze veelal platte objecten waren aan <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong> <strong>voor</strong>zien van nieten die<br />

door het leer wer<strong>de</strong>n gestoken en daarna aan <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong> platgebogen. Het<br />

inbin<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> boeken vond vanaf <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw niet meer plaats bij <strong>de</strong> drukker maar<br />

bij <strong>de</strong> verkoper. De koper gaf opdracht om een boek op een bepaal<strong>de</strong> wijze in te<br />

bin<strong>de</strong>n en van beslag te <strong>voor</strong>zien. De band van een boek bestaat uit een houten <strong>voor</strong>en<br />

achterplaat die werd overtrokken met leer, perkament of karton. Hierop kon<strong>de</strong>n<br />

drie verschillen<strong>de</strong> soorten beslag wor<strong>de</strong>n bevestigd. 12 Het centrale boekbeslag dat<br />

mid<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> <strong>voor</strong> of <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong> van het boek was bevestigd en uitsluitend een<br />

sierfunctie had. Het hoekbeslag dat <strong>voor</strong>al bedoeld was om <strong>de</strong> hoeken van <strong>de</strong> kaft te<br />

beschermen tegen beschadiging en verbuiging. Boeksloten ten slotte dien<strong>de</strong>n om het<br />

boek dicht te hou<strong>de</strong>n waardoor het min<strong>de</strong>r snel verstofte. Tot <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw was<br />

boekbeslag <strong>voor</strong>al van brons met soms een vergulding of een verzilvering. Van <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong><br />

tot <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw werd hoofdzakelijk messing boekbeslag toegepast. Hierna werd<br />

<strong>voor</strong>al ook veel zilver toegepast. Op <strong>de</strong> Rielerenk zijn een viertal fragmenten van<br />

boekbeslag gevon<strong>de</strong>n. In alle gevallen gaat het om sluitingen. (cat. nr. 79 tot 82)<br />

80<br />

1. boekbeslag, sluiting<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/1/-/-/0-4<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1650-1725<br />

6. l. 40 mm, b. <strong>21</strong> mm, d. 2 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegraveer<strong>de</strong> versiering in ban<strong>de</strong>n,<br />

bladmotief bij sluiting<br />

9.<br />

81<br />

1. boekbeslag, sluiting<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/28-/-/0-18<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1500-1700<br />

6. l. 32 mm, b. 11 mm, d. 1 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geknipt, gegraveerd, ban<strong>de</strong>n, twee<br />

nagels<br />

9.<br />

82<br />

1. boekbeslag, sluiting<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-44<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5.<br />

6. l. 34 mm, b. 7 mm, d. 1 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geknipt, gegraveerd, aan on<strong>de</strong>rzij<strong>de</strong><br />

koperen nageltje<br />

9.<br />

147


148<br />

Pijpereutelaar<br />

Pijpereutelaars of pijpewroeters wer<strong>de</strong>n gebruikt om <strong>de</strong> pijp schoon te krabben. De<br />

meest eenvoudige zijn huisgemaakte exemplaren van in elkaar gevlochten koperdraad.<br />

Daarnaast wer<strong>de</strong>n ze gemaakt van koper en zilver. Ze wor<strong>de</strong>n gegoten in veel<br />

vormen waarbij het uitein<strong>de</strong> vaak versierd is met figuren en dieren. Sommige exemplaren<br />

kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n opgehangen aan een kettinkje of waren zo gemaakt dat men<br />

niet alleen kon krabben, maar ook kon lepelen of stoppen. De op <strong>de</strong> Rielerenk<br />

gevon<strong>de</strong>n pijpereutelaar is vermoe<strong>de</strong>lijk een vrij vroeg exemplaar. (cat. nr. 83) De<br />

lengte is niet voldoen<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> veel grotere ketels van <strong>de</strong> latere kleipijpen.<br />

83<br />

1. pijpereutelaar<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/48/-/-/0-126<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1700<br />

6. l. 41 mm, diam. 7 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, kort naaldvormig <strong>voor</strong>werp met eikelvormige bekroning<br />

9.<br />

Zegelstempels<br />

Zegelstempels wer<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>leeuwen en nieuwe tijd gebruikt <strong>voor</strong> het verzegelen<br />

van belangrijke stukken. Dit kon op twee manieren gebeuren. Nadat <strong>de</strong> brief was<br />

geschreven werd <strong>de</strong>ze opgerold of gevouwen. Daarna werd op <strong>de</strong> sluiting een plakje<br />

gesmolten was aangebracht. In <strong>de</strong> natte was werd het zegel van <strong>de</strong> afzen<strong>de</strong>r aangebracht.<br />

Als <strong>de</strong> brief werd geopend, moest <strong>de</strong> zegel eerst wor<strong>de</strong>n verbroken. De ontvanger<br />

kon dan zien dat er met <strong>de</strong> brief geknoeid was. De zegels wer<strong>de</strong>n ook gebruikt<br />

om te laten zien dat <strong>de</strong> inhoud was goedgekeurd door alle partijen die er hun zegel<br />

op had<strong>de</strong>n aangebracht. Aanvankelijk wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> zegels <strong>voor</strong>al gebruikt door keizers,<br />

koningen en pausen <strong>voor</strong> het bekrachtigen van akten en oorkon<strong>de</strong>n. Later wer<strong>de</strong>n<br />

zegelstempels ook door an<strong>de</strong>re kerkelijke en wereldlijke hoogwaardigheidsbekle<strong>de</strong>rs<br />

gebruikt en raakte het gebruiken van zegelstempels ook in zwang bij han<strong>de</strong>laren en<br />

an<strong>de</strong>re gegoe<strong>de</strong> burgers. Het op <strong>de</strong> Rielerenk aangetroffen exemplaar dateert vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

uit het mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> eeuw. (cat. nr. 84) Het bestaat uit een stempel<br />

van een koperlegering en een houten handvat. Op <strong>de</strong> stempel staan <strong>de</strong> letters SB.<br />

84<br />

1. zegelstempel<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/8/-/-/0-7<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1825-1875<br />

6. l. 23 mm, b. 14 mm, d. 3 mm<br />

7. koperlegering en hout<br />

8. gegoten, samengesteld, initialen SB (eigendomsmerk) in gotische sierletters<br />

monogram; met stukje houten handvat en klemring<br />

9.


Horlogesleutel<br />

Horlogesleutels wer<strong>de</strong>n gebruikt <strong>voor</strong> het opwin<strong>de</strong>n van zakhorloges en het verzetten<br />

van <strong>de</strong> wijzers. De sleuteltjes waren vrij teer en raakten daardoor regelmatig<br />

beschadigd. Samen met het feit dat <strong>de</strong> sleuteltjes vrij klein waren en gemakkelijk<br />

kwijtraakten, zorg<strong>de</strong> dit er<strong>voor</strong> dat <strong>de</strong>ze sleuteltjes regelmatig archeologisch wor<strong>de</strong>n<br />

teruggevon<strong>de</strong>n. Het meest gebruikte materiaal is messing maar er komen ook<br />

zilveren exemplaren <strong>voor</strong>. Het hier aangetroffen exemplaar dateert vermoe<strong>de</strong>lijk uit<br />

<strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> of 19 <strong>de</strong> eeuw en is aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> versierd met een mand met bloemen.<br />

(cat. nr. 85)<br />

9. Verwarming en verlichting<br />

85<br />

1. horlogesleutel<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-37<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1850-1880<br />

6. gegoten<br />

7. l. 23 mm, b. 18 mm, d. 1 mm<br />

8. gegoten;<br />

vz: zwaan in vijver;<br />

kz: mand met bloemen<br />

9.<br />

Ton<strong>de</strong>ldoos<br />

Om vuur te maken werd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> uitvinding van <strong>de</strong> lucifers in het begin van <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong><br />

eeuw, gebruik gemaakt van een zogenaam<strong>de</strong> vuurslag en een stuk vuursteen. Door<br />

met <strong>de</strong> metalen vuurslag op <strong>de</strong> vuursteen te slaan wer<strong>de</strong>n kleine vonkjes gecreëerd.<br />

De vonkjes wer<strong>de</strong>n in contact gebracht met <strong>de</strong> ton<strong>de</strong>l, een bij <strong>voor</strong>keur licht ontbrandbaar<br />

materiaal. De gehele set werd opgeborgen in <strong>de</strong> ton<strong>de</strong>ldoos, <strong>de</strong> <strong>voor</strong>loper<br />

van onze aansteker of doosje lucifers. De ton<strong>de</strong>ldozen zijn vaak langwerpig<br />

maar er komen ook an<strong>de</strong>re vormen <strong>voor</strong>. Aan bei<strong>de</strong> zij<strong>de</strong>n bevindt zich een halfrond<br />

<strong>de</strong>kseltje met een oog. Doormid<strong>de</strong>l van het oog kon <strong>de</strong> ton<strong>de</strong>ldoos aan een<br />

ketting kon wor<strong>de</strong>n opgehangen. Doordat het <strong>de</strong>ksel met een eigen oog aan <strong>de</strong> ketting<br />

verbon<strong>de</strong>n was raakte het min<strong>de</strong>r snel kwijt. Het op <strong>de</strong> Rielerenk aangetroffen<br />

exemplaar is van geknipt en aan elkaar gesol<strong>de</strong>erd koperplaat. (cat. nr. 86) Het heeft<br />

een draadoog en is vermoe<strong>de</strong>lijk tussen 1700 en 1900 te dateren.<br />

86<br />

1. <strong>de</strong>ksel van een ton<strong>de</strong>ldoos<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/32/1/-/0-48<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1700-1900<br />

6. diam. 28 mm, h. 15 mm.<br />

7. koperlegering<br />

8. geknipt, samengesteld, met oog<br />

9.<br />

149


150<br />

10. Munten, muntgewichten en rekenpenningen<br />

Munten<br />

On<strong>de</strong>rzoek door mid<strong>de</strong>l van <strong>de</strong> metaal<strong>de</strong>tector levert over het algemeen een grote<br />

hoeveelheid munten op. De meeste aangetroffen munten hebben een recente datering<br />

maar ook munten uit <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>leeuwen wor<strong>de</strong>n in grote hoeveelhe<strong>de</strong>n en wisselen<strong>de</strong><br />

kwaliteiten gevon<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> opsomming wordt slechts een<br />

selectie van <strong>de</strong> munten behan<strong>de</strong>ld. Hierbij is allereerst gekozen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> meest bijzon<strong>de</strong>re<br />

exemplaren. Daarnaast zijn <strong>voor</strong>al uit Deventer en Overijssel afkomstige<br />

exemplaren afgebeeld. Bijna alle aangetroffen munten zijn van koper, zilveren munten<br />

ontbreken bijna volledig. Hier<strong>voor</strong> zijn een aantal mogelijke re<strong>de</strong>nen. Allereerst<br />

vertegenwoordigen <strong>de</strong>ze munten een hogere waar<strong>de</strong> en zullen dus in het dagelijks<br />

gebruik min<strong>de</strong>r gebruikt wor<strong>de</strong>n. Ook zal men er zuiniger op zijn waardoor ze min<strong>de</strong>r<br />

snel verloren wor<strong>de</strong>n.<br />

De oudste munt is een zogenaam<strong>de</strong> Romeinse follis. (cat. nr. 87) De munt is geslagen<br />

tussen 330 en 331 na Chr. in Trier. De munt is geslagen ter ere van keizer<br />

Constantijn <strong>de</strong> Grote. Aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> is <strong>de</strong> gehelm<strong>de</strong> personificatie van Rome te<br />

zien. Op <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong> zien we <strong>de</strong> wolvin met Romulus en Remus, <strong>de</strong> legendarische<br />

stichters van Rome. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> tweeling zijn <strong>de</strong> letters TRS te lezen die verwijzen<br />

naar het muntatelier in Trier. De munt hoeft niet te wijzen op bewoning uit <strong>de</strong><br />

Romeinse tijd ter plaatse. Ze kan ook met <strong>stad</strong>safval of plaggen op <strong>de</strong> Rielerenk<br />

terecht gekomen zijn. Een twee<strong>de</strong> follis is te dateren tussen 337 en 340 na Christus.<br />

(cat. nr. 88) Aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> is een keizerbuste met <strong>de</strong> moeilijk te lezen tekst FL<br />

(avius), IVL(ius)/… AVG(ustus) te zien. De achterzij<strong>de</strong> toont twee soldaten met een<br />

veldteken. De munt is geslagen in <strong>de</strong> regeringsperio<strong>de</strong> van Constantius II (337-361).<br />

Het grootse <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> munten is te dateren in <strong>de</strong> late Mid<strong>de</strong>leeuwen of <strong>de</strong> nieuwe<br />

tijd. Tot 1046 berustte het muntrecht in Overijssel bij <strong>de</strong> koning. In 1046 droeg keizer<br />

Hendrik III <strong>de</strong> rechten over aan <strong>de</strong> Utrechtse bisschop. Tot 1458 is op alle te<br />

Deventer geslagen munten dan ook <strong>de</strong> naam van een Utrechtse bisschop te vin<strong>de</strong>n.<br />

In <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw probeer<strong>de</strong> <strong>de</strong> <strong>stad</strong> Deventer zich steeds meer los te weken van <strong>de</strong><br />

bisschop. Vermoe<strong>de</strong>lijk hoor<strong>de</strong> hierbij on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re het opzetten van een eigen<br />

ste<strong>de</strong>lijke muntslag. Vermoe<strong>de</strong>lijk wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> eerste munten in Deventer niet eer<strong>de</strong>r<br />

dan 1458 geslagen. De grootste groep te Deventer geslagen munten heeft tevens <strong>de</strong><br />

kleinste nominale waar<strong>de</strong>.<br />

Deze zogenaam<strong>de</strong> braemsen zijn slechts aan één zij<strong>de</strong> aangemunt en wor<strong>de</strong>n daarom<br />

ook wel bracteaten genoemd. Het zijn kleine koperen pasmunten en ze vertegenwoordigen<br />

een waar<strong>de</strong> van 1/8 plak of 1/64 stuiver. In totaal zijn twaalf braemsen<br />

aangetroffen van drie verschillen<strong>de</strong> typen. Op <strong>de</strong> zes munten is <strong>de</strong> Deventer<br />

<strong>stad</strong>sarend afgebeeld met <strong>de</strong> kop naar links. (cat. nr. 89) Op <strong>de</strong> vijf munten kijkt <strong>de</strong><br />

arend naar rechts (cat. nr. 90) en op het laatste exemplaar is naast <strong>de</strong> arend het<br />

wapenschild van het Oversticht afgebeeld. (cat. nr. 91) Aan <strong>de</strong> Bruynssteeg, in het<br />

centrum van Deventer, zijn in een afvalkuil vier munten van het type met het wapenschild<br />

aangetroffen. Tot op he<strong>de</strong>n is geen chronologische ontwikkeling van <strong>de</strong><br />

verschillen<strong>de</strong> typen bekend. Uit historische bronnen is alleen bekend dat in 1492 <strong>de</strong><br />

bestaan<strong>de</strong> braemsen wer<strong>de</strong>n vervangen door nieuwe exemplaren.<br />

Naast <strong>de</strong>ze braemsen is ook een ‘plak’ met zekerheid uit Deventer afkomstig. In<br />

1523 werd een laatste serie Deventer munten geslagen waarvan <strong>de</strong>ze plak <strong>de</strong>el uitmaakte.<br />

(cat. nr. 92) Van 1523 tot 1588 <strong>voor</strong>zag <strong>de</strong> gezamenlijke muntslag van De-


87<br />

1. follis, Constantijn <strong>de</strong> Grote<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/32/1/-/0-48<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 330-331<br />

6. diam. 17 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geslagen<br />

vz: gehelm<strong>de</strong> personificatie van Rome<br />

az: wolvin met Romulus en Remus<br />

TRS<br />

9.<br />

13 Respectievelijk 9, 5, 5, 4, 3 en 2 stuks.<br />

venter, Kampen en Zwolle in <strong>de</strong> behoefte. Ook exemplaren van <strong>de</strong>ze zogenaam<strong>de</strong><br />

Drieste<strong>de</strong>n muntslag zijn vertegenwoordigd. Een drieplak uit 1556 toont aan <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> <strong>de</strong> wapens van Deventer (a<strong>de</strong>laar), Kampen (toren) en Zwolle (kruis) met<br />

aan <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong> een gebloemd hart. In het hart en tussen <strong>de</strong> wapens is het cijfer<br />

3 afgebeeld. (cat. nr. 93) Ook een plak met aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> een lang gevoet kruis en<br />

aan <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong> <strong>de</strong> wapens van <strong>de</strong> Overijsselse ste<strong>de</strong>n moet tot <strong>de</strong> drieste<strong>de</strong>nmuntslag<br />

wor<strong>de</strong>n gerekend. (cat. nr. 94) Klaarblijkelijk speel<strong>de</strong> <strong>de</strong> lokale muntslag in<br />

<strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> en 16 <strong>de</strong> eeuw een zeer grote rol. De enige munt van el<strong>de</strong>rs is een plak afkomstig<br />

uit Zwolle. (cat. nr. 95) Aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> is het wapen van Zwolle afgebeeld. Aan<br />

<strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong> staat een gevoet kruis met <strong>de</strong> letters Z-V-O-L in <strong>de</strong> hoeken. Tot slot<br />

zijn er negen duiten die te dateren zijn in <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw. Van <strong>de</strong> vijf <strong>de</strong>termineerbare<br />

exemplaren komen er drie uit Holland, één uit Gel<strong>de</strong>rland en één uit Zwolle.<br />

Uit <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw dateren in totaal 29 <strong>de</strong>termineerbare munten waaron<strong>de</strong>r 20 duiten.<br />

De duiten zijn geslagen in Deventer, Zwolle, Zuthpen, Overijssel, Gel<strong>de</strong>rland,<br />

Stad Utrecht, provincie Utrecht, West Friesland, Friesland, Stevensweert, Reckheim<br />

en Kleef. Op <strong>de</strong> uit Deventer afkomstige duit is aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> het opschrift DAV-<br />

ENTRIA met het on<strong>de</strong>rschrift 1617 te zien. Aan <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong> staat het <strong>stad</strong>swapen<br />

met een onleesbaar randschrift. (cat. nr. 96) De afgebeel<strong>de</strong> duit uit Overijssel<br />

heeft aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> het Latijnse opschrift TRAS/ISVLA/NIA en toont aan <strong>de</strong><br />

achterzij<strong>de</strong> het wapen van Overijssel. (cat. nr. 97) Afgebeeld zijn ver<strong>de</strong>r een duit van<br />

<strong>de</strong> <strong>stad</strong> Zutphen uit 1687 en één van Zwolle die tussen 1593 en 1663 is te dateren.<br />

(cat. nr. 98 en 99) Een drei Hellerstuk is geslagen in Kleef. Uit Roermond en Holland<br />

komt elk één oord. Een bezemstuiver is geslagen door <strong>de</strong> Zeven Provinciën. Uit<br />

Overijssel komen een rij<strong>de</strong>rschelling, een dubbele stuiver, twee bezemstuivers en<br />

een dubbele stuiver uit Zwolle.<br />

Uit <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw dateren in totaal 29 <strong>de</strong>termineerbare munten waaron<strong>de</strong>r 27 duiten.<br />

Het aantal herkomstplaatsen is opvallend veel kleiner. De duiten zijn afkomstig<br />

uit Gel<strong>de</strong>rland, Overijssel, Holland, Zeeland, Stad Utrecht en West Friesland. 13 Afgebeeld<br />

is allereerst een duit uit Overijssel. (cat. nr. 100) Aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> van <strong>de</strong>ze<br />

munt is <strong>de</strong> naam van <strong>de</strong> provincie nu in <strong>de</strong> volkstaal weergegeven: OVER/YSSEL en<br />

niet meer in het Latijn (TRANSISLANIA) zoals een eeuw eer<strong>de</strong>r. Het twee<strong>de</strong> afgebeel<strong>de</strong><br />

muntstuk is afkomstig uit Gel<strong>de</strong>rland (cat. nr. 101). Daarnaast zijn een ¼<br />

Stuber uit Dortmund en een drei Pfennigstuk uit Soest (Westfalen) aangetroffen.<br />

88<br />

1. follis, Constantius II (337-361)<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/7/-/-/0-25<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 337-340<br />

6. diam. 14 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geslagen;<br />

vz: keizerbuste, tekst slecht te lezen:<br />

FL(avius)IVL(ius) / … AVG(ustus);<br />

kz: twee soldaten, 1 veldteken [GLORIA<br />

EXERCITVS]<br />

9. Bazelmans et al., 2004<br />

89<br />

1. braemse<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-44-06<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1400-1500<br />

6. diam. 12 mm<br />

7. koper<br />

8. geslagen;<br />

vz: arend met <strong>de</strong> kop naar links en met<br />

een streperige staart binnen glad<strong>de</strong><br />

rand, uitgebroken<br />

9. Van <strong>de</strong>r Chijs, 1854, pl. XI-14;<br />

Mittendorff & <strong>Vermeulen</strong>, 2004, 79.<br />

151


152<br />

90<br />

1. braemse<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/32/-/-/0-57<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 15<strong>de</strong> eeuw<br />

6. diam. 12 mm<br />

7. koper<br />

8. geslagen;<br />

vz: arend met <strong>de</strong> kop naar rechts en met<br />

streperige vleugels en poten binnen glad<strong>de</strong><br />

rand<br />

9. Van <strong>de</strong>r Chijs, 1854, pl. XI-13; Mittendorff<br />

& <strong>Vermeulen</strong>, 2004, 79.<br />

93<br />

1. Drieplak Drie Rijksste<strong>de</strong>n<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/50/0/-/0-83-1<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1556<br />

6. diam. 20 mm<br />

7. biljoen<br />

8. geslagen;<br />

vz: Wapens van Deventer, Kampen en<br />

Zwolle met 3 in het hart;<br />

kz: gebloemd kruis met 3 in het hart<br />

9. Van <strong>de</strong>r Chijs, 1854, pl. IX-63<br />

96<br />

1. duit Deventer<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/48/-/-/0-109<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1617<br />

6. diam. <strong>21</strong> mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geslagen;<br />

vz: opschrift: DA/VEN/TRIA/16[wapentje]17<br />

in lauwerkrans;<br />

kz: gekroond wapenschild van Deventer<br />

omringd door 3 hoefijzervormige figuren,<br />

omschrift: NO.VIDI.IVST.DER<br />

9. Fortuyn Droogleever 1982, 29, 102.<br />

91<br />

1. braemse<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-44-10<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 15<strong>de</strong> eeuw<br />

6. diam. 14 mm<br />

7. koper<br />

8. geslagen;<br />

vz: arend met <strong>de</strong> kop naar rechts en met<br />

rechts daarvan het wapen van het<br />

Oversticht binnen glad<strong>de</strong> rand, uitgebroken<br />

9. Van <strong>de</strong>r Chijs, 1854, pl. XI-8; Mittendorff<br />

& <strong>Vermeulen</strong>, 2004, 79.<br />

94<br />

1. halve plak drie Rijksste<strong>de</strong>n<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/2/-/-/0-127<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1534-1579<br />

6. diam. 14 mm<br />

7. biljoen<br />

8. geslagen;<br />

vz: wapens van Deventer, Kampen en<br />

Zwolle met D in het hart;<br />

kz: lang gevoet kruis<br />

9. Van <strong>de</strong>r Chijs, 1854, pl. XI-22 t/m 25<br />

97<br />

1. duit Overijssel<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/48/-/-/0-109<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 162?<br />

6. diam. <strong>21</strong> mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geslagen;<br />

vz: /TRAS/ISVLA/NIA;<br />

kz: (wapen), niet goed leesbaar<br />

9. Bos, 1995, 34, nr. 49b<br />

92<br />

1. plak Deventer<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/2/-/-/0-35-3<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1523<br />

6. diam. 15 mm<br />

7. biljoen<br />

8. geslagen;<br />

vz: arend met daaron<strong>de</strong>r schildje van<br />

Oversticht;<br />

kz: lang gevoet kruis<br />

9. Van <strong>de</strong>r Chijs, 1854, pl. XIII-40<br />

95<br />

1. plak Zwolle<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/2-33-51/-/-/0-136<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1499<br />

6. diam. 17 mm<br />

7. biljoen<br />

8. geslagen;<br />

vz: wapen van Zwolle;<br />

kz: lang gevoet kruis met Z-V-O-L in<br />

<strong>de</strong> hoeken, uitgebroken<br />

9. Van <strong>de</strong>r Chijs, 1854, pl. XVII-5<br />

98<br />

1. duit <strong>stad</strong> Zutphen<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3.<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1687<br />

6. diam. 20 mm<br />

7. koper<br />

8. geslagen<br />

vz: ZVTPHANIA<br />

9. Verka<strong>de</strong>, 1848, 99; pl.27.6


99<br />

1. duit Zwolle<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/32/-/-/0-60<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1618<br />

6. diam. <strong>21</strong> mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geslagen;<br />

vz: ZW/OLLÆ/;<br />

kz: wapenschild<br />

9. Bos, 1995, 57, nr. 89<br />

14 Houben, 1998, 17-18.<br />

15 Houben, 1998, 17-18.<br />

100<br />

1. duit Overijssel<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-11<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1764<br />

6. diam. 22 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geslagen;<br />

vz: Muntmeestersteken: rozet arend, <strong>de</strong><br />

arend heeft <strong>de</strong> kop naar links gewend,<br />

opschrift: OVER/YSSEL/1764;<br />

kz: een gekroond wapen van Overrijsel,<br />

omschrift: VIGI LATE ETORATE<br />

9. Bos, 1995, 35, nr. 51c<br />

101<br />

1. duit Gel<strong>de</strong>rland<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-44<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1784<br />

6. diam. 22 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geslagen;<br />

vz: .D/GEL/RIÆ/1784;<br />

kz: gekroond Gel<strong>de</strong>rs wapen met on<strong>de</strong>r<br />

het wapen doorlopend omschrift: IN<br />

DEO.EST.SPES.NOSTRA<br />

9. Bos, 1995, 7, nr. 13a<br />

Muntgewichten<br />

Muntgewichten wer<strong>de</strong>n gebruikt om te controleren of een bepaal<strong>de</strong> munt wel het<br />

juiste gewicht had. Voor elke munt was dus een eigen muntgewicht. Het controleren<br />

van munten was geen overbodige luxe. Het kwam regelmatig <strong>voor</strong> dat kleine randjes<br />

van munten gesne<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n, het zogenaam<strong>de</strong> snoeien. In een munteconomie<br />

waar <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> munt wordt bepaald door het gewicht was het dus zaak om<br />

dit gewicht te controleren. De muntgewichten zijn doorgaans van koper en soms<br />

van lood. Vaak is op één zij<strong>de</strong> een stilistische weergave van <strong>de</strong> munt waarmee het<br />

gewicht overeenkwam te herkennen. De keerzij<strong>de</strong> vermeldt soms <strong>de</strong> <strong>stad</strong> waar het<br />

muntgewicht is gemaakt maar is in an<strong>de</strong>re gevallen blanco. De vorm loopt uiteen<br />

van rond en zeshoekig tot rechthoekig en vierkant. In <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n waren tot<br />

halverwege <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> ron<strong>de</strong> gewichten gangbaar hierna kwam <strong>de</strong><br />

vierkante vorm in zwang.<br />

In totaal wer<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> Rielerenk vier muntgewichten aangetroffen waarvan er<br />

slechts drie zijn afgebeeld. Het eerste muntgewicht is vermoe<strong>de</strong>lijk geproduceerd in<br />

Brugge en dateert uit <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw. 14 (cat. nr. 102) Aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> van het gewicht<br />

is een liggen<strong>de</strong> rechthoek te zien waarbinnen een lam en een kruisvaan zijn<br />

afgebeeld. Dit muntgewicht werd gebruikt om het gewicht van <strong>de</strong> Franse munt Agnel<br />

te controleren die sinds 1311 werd geslagen. Ook het twee<strong>de</strong> muntgewicht is<br />

vermoe<strong>de</strong>lijk te koppelen aan een in Frankrijk geslagen munt, <strong>de</strong> Ecu a la chaise. (cat.<br />

nr. 103) Deze munt werd sinds 1337 geslagen. 15 Op <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> is een schild met<br />

twee lelies boven en één lelie on<strong>de</strong>r te zien. Aan <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong> is te zien dat het<br />

gewicht is bijgevijld vermoe<strong>de</strong>lijk bij het ijken. Het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> muntgewicht is te dateren<br />

in <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> of <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw. (cat. nr. 104) Aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> is een <strong>voor</strong>stelling te zien<br />

van twee elkaar aankijken<strong>de</strong> hoof<strong>de</strong>n binnen een parelrand. Dit correspon<strong>de</strong>ert met<br />

<strong>de</strong> Spaanse Excelente die werd aangemunt tussen 1581 en 1601. Door De Opstand<br />

waren er veel Spaanse troepen in <strong>de</strong> Lage Lan<strong>de</strong>n en zullen <strong>de</strong>ze munten mogelijk<br />

op een aanzienlijke schaal in omloop zijn geweest. Op het laatste muntgewicht is alleen<br />

een cirkel te herkennen die niet na<strong>de</strong>r is te <strong>de</strong>termineren.<br />

153


154<br />

102<br />

1. muntgewicht<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/26-27-51/-/-/0-81<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1400-1500<br />

6. l. 14 mm, b. 13 mm, d. 3 mm, gewicht<br />

3,4846 gram<br />

7. brons<br />

8. gehakt uit bronsplaat, gestempeld: in liggen<strong>de</strong><br />

rechthoek lam met kruisvaan, naar<br />

links gaand, keerzij<strong>de</strong> <strong>voor</strong>zien van diepe<br />

krassen;<br />

gebruikt <strong>voor</strong> het wegen van een Agnel,<br />

een Franse munt die sinds 1311 werd<br />

geslagen; officiële massa 4,1 gram.<br />

9. Houben, 1998, 17-18<br />

103<br />

1. muntgewicht<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-33<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1500-1600<br />

6. l. 13 mm, b. 13 mm, d. 2 mm, gewicht<br />

2,9014 gram<br />

7. messing<br />

8. gieten, hakken, vijlen (justeren), stempelen;<br />

<strong>voor</strong>stelling incompleet (stempel groter<br />

dan het gewicht); slechts zichtbaar zijn een<br />

schild met twee lelies boven en één lelie<br />

on<strong>de</strong>r; schuine lijn van linksboven naar<br />

rechtson<strong>de</strong>r;<br />

zijkanten zijn langs <strong>de</strong> bovenrand <strong>de</strong>els<br />

schuin afgevijld;<br />

muntgewicht, vermoe<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> een Ecu à<br />

la Chaise, uitgegeven in Frankrijk sinds<br />

1337, oorspronkelijke massa 4,5 gram<br />

9. Houben, 1998, 17-18<br />

Rekenpenningen<br />

De rekenpenningen of jetons wer<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>al door <strong>de</strong> geestelijkheid en han<strong>de</strong>laren<br />

gebruikt om grote bedragen te tellen. Het systeem was gebaseerd op romeinse<br />

cijfers: I (1), V (5), X (10), L (50), C (100), D (500) en M (1000). Voor elk van <strong>de</strong>ze<br />

eenhe<strong>de</strong>n was er een regel. Wanneer bij<strong>voor</strong>beeld op <strong>de</strong> regel van I, vijf rekenpenningen<br />

lagen, kon<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze wor<strong>de</strong>n weggehaald en vervangen door één penning op<br />

<strong>de</strong> regel van V. Als er op <strong>de</strong> regel van V twee penningen lagen kon<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze wor<strong>de</strong>n<br />

vervangen door één penning op <strong>de</strong> regel van X, etc. Op <strong>de</strong>ze wijze kon<strong>de</strong>n op een<br />

relatief overzichtelijke wijze grote bedragen wor<strong>de</strong>n opgeteld. De oudste rekenpenningen<br />

dateren uit <strong>de</strong> 13 <strong>de</strong> eeuw en zijn afkomstig uit Frankrijk en Italië. 16 In <strong>de</strong><br />

14 <strong>de</strong> eeuw wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> steeds groter wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong> penningen ook geslagen in Engeland<br />

en <strong>de</strong> Zui<strong>de</strong>lijke Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw wer<strong>de</strong>n rood koperen penningen<br />

gemaakt die verwezen naar historische gebeurtenissen. De grote bloei van <strong>de</strong> penningen<br />

lag in <strong>de</strong> Noor<strong>de</strong>lijke Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n rond 1450. In <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> en 17 <strong>de</strong> eeuw ging<br />

men gelei<strong>de</strong>lijk over op het rekenen in Arabische cijfers en kwamen <strong>de</strong> rekenpenningen<br />

steeds min<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>. Wel wer<strong>de</strong>n er in Neurenberg tot <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> eeuw messing<br />

penningen <strong>voor</strong> het gebruik bij kansspelen gemaakt. 17<br />

De oudste rekenpenning toont aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> een rijksappel binnen een driepas<br />

met daaromheen het randschrift: HANNS.KRAVWINCKEL.IN.NVR (cat. nr. 105).<br />

De toevoeging IN NVR slaat op <strong>de</strong> productieplaats Neurenberg. Aan <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong><br />

staat het randschrift GOTES SEGEN MACHT REICH rondom een cirkeltje van drie<br />

lelies en drie kroontjes. De afbeeldingen binnen <strong>de</strong> randschriften lijken veel op <strong>de</strong><br />

16 Klomp, 1999, 298.<br />

17 Klomp, 1999, 298.<br />

104<br />

1. muntgewicht<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/50/-/-/0-31<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1500-1700<br />

6. l. 16 mm, b. 15 mm, d. 4 mm, gewicht<br />

6,486 gram<br />

7. messing<br />

8. gieten, vijlen (justeren), stempelen;<br />

vz: in fijne parelrand vermoe<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong>stelling<br />

van twee elkaar aankijken<strong>de</strong> portretten;<br />

kz: blanko;<br />

hoort bij sluitgewicht van '1' lood (= 1/32<br />

pond); geijkt met een lelie: het teken <strong>voor</strong><br />

troois gewicht (<strong>voor</strong> <strong>de</strong> goud- en zilverhan<strong>de</strong>l);<br />

muntgewicht <strong>voor</strong> een Excelente, een<br />

Spaanse munt, aangemunt 1581 - 1601,<br />

oorspronkelijke massa 7,01 gram<br />

9.


18 Klomp, 1999, catalogusnummer 175.<br />

afbeeldingen op een rekenpenning gevon<strong>de</strong>n in Dordrecht. 18 Hier was <strong>de</strong> tekst niet<br />

goed leesbaar maar komen <strong>de</strong> leesbare letters in ie<strong>de</strong>r geval niet overeen met <strong>de</strong><br />

tekst van het op <strong>de</strong> Rielerenk aangetroffen exemplaar.<br />

De twee<strong>de</strong> hier afgebeel<strong>de</strong> rekenpenning heeft een omschrift in het Ne<strong>de</strong>rlands en<br />

is dan ook vermoe<strong>de</strong>lijk in <strong>de</strong> noor<strong>de</strong>lijke Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n geslagen (cat. nr. 106). Aan<br />

<strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> is een astroloog afgebeeld die probeert <strong>de</strong> ogen van een blin<strong>de</strong> te openen.<br />

Daaromheen staat een omschrift dat luidt: SCHALC * TREC * VTH * V *<br />

BALCK. In <strong>de</strong> afsne<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r staat: LV.6.C wat staat <strong>voor</strong> het bijbelboek Lucas, het<br />

zes<strong>de</strong> hoofdstuk en het hon<strong>de</strong>rdste vers. (In <strong>de</strong> huidige bijbelvertaling Lucas 6 vers<br />

39-42). In <strong>de</strong>ze verzen stelt Jezus <strong>de</strong> vraag: Kan een blin<strong>de</strong> een an<strong>de</strong>re blin<strong>de</strong> lei<strong>de</strong>n?<br />

Zullen ze niet bei<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> put vallen? Even ver<strong>de</strong>r staat: je ziet wel <strong>de</strong> splinter in het<br />

oog van je broe<strong>de</strong>r, maar <strong>de</strong> balk in je eigen oog zie je niet? Hoe kun je dan zeggen:<br />

broe<strong>de</strong>r, laat me <strong>de</strong> splinter uit je oog halen, terwijl je balk in je eigen oog niet ziet?<br />

Huichelaar, haal eerst <strong>de</strong> balk uit je eigen oog, pas dan kun je scherp zien om <strong>de</strong> splinter<br />

bij je broe<strong>de</strong>r weg te halen. Aan <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong> is een uil met een bril in <strong>de</strong> rechterpoot<br />

te zien. De uil is een symbool <strong>voor</strong> kennis en wijsheid. Links staat een kan<strong>de</strong>laar<br />

met een bran<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kaars. Ook hier houdt het omschrift verband met <strong>de</strong><br />

afbeelding en luidt: WAT BAT KERS OF BRIL DI NIET SIEN EN WIL. Mogelijk zijn<br />

<strong>de</strong> citaten gericht tegen <strong>de</strong> Spaanse Koning en/of <strong>de</strong> katholieke kerk. Bei<strong>de</strong> ston<strong>de</strong>n,<br />

ongeveer 15 jaar <strong>voor</strong> De Opstand, al ter discussie. Openlijke kritiek was gevaarlijk<br />

maar <strong>de</strong> overheersers kon<strong>de</strong>n tegen <strong>de</strong> makers van dit soort spotpenningen weinig<br />

doen. Er stond immers alleen een bijbeltekst op.<br />

105<br />

1. rekenpenning Neurenberg<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/48/-/-/0-125<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1580-1601<br />

6. diam. 22 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geslagen;<br />

vz: [rozet]<br />

HANNS.KRAVWINCKEL.IN.NV;<br />

kz:[kruis] GOTES.SEGEN.MACHT.REICH<br />

9. Bos, 1995, 130<br />

106<br />

1. rekenpenning Noor<strong>de</strong>lijke Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/2-33-51/-/-/0-136<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1554<br />

6. diam. 31 mm, d. 1 mm.<br />

7. koperlegering<br />

8. geslagen;<br />

vz: links een astroloog die probeert <strong>de</strong><br />

ogen van een blin<strong>de</strong> (rechts) te openen,<br />

omschrift:<br />

SCHIALC.TRECKT.VT.VWEN.BALC.<br />

LV.VI.C;<br />

LV.VI.C verwijst naar <strong>de</strong> Bijbel in <strong>de</strong><br />

toenmalige vertaling Lucas 6: 100, in <strong>de</strong><br />

huidige bijbelvertaling Lucas 6 vers<br />

39-42;<br />

kz: rechts een uil met bril in rechterpoot;<br />

links een kan<strong>de</strong>laar met bran<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kaars,<br />

omschrift: WAT BAT KERS OF<br />

BRIL DI NIET SIEN EN WIL<br />

9. Feuar<strong>de</strong>nt, 1983, nr 13693<br />

155


156<br />

11. Diversen<br />

Gewichten<br />

Gewichten komen in Ne<strong>de</strong>rland in ie<strong>de</strong>r geval vanaf <strong>de</strong> Romeinse tijd <strong>voor</strong>. Ze wer<strong>de</strong>n<br />

meestal gemaakt van lood, brons en koper. Ze hebben een wijd scala aan vormen<br />

en maten die vaak verband houdt met <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> toepassingen. Ook op<br />

<strong>de</strong> Rielerenk zijn verschillen<strong>de</strong> typen gewichten aangetroffen. Het eerste gewicht is<br />

een kom uit een zogenaamd sluitgewicht. (cat. nr. 107) Dergelijke gewichten beston<strong>de</strong>n<br />

uit een aantal in elkaar vallen<strong>de</strong> bakjes en één massief gewichtje dat werd<br />

gebruikt om het laatste bakje op te vullen. Het aangetroffen bakje is het lichtste van<br />

<strong>de</strong> set en woog ongeveer 1 ons. Het gewicht is vermoe<strong>de</strong>lijk tussen 1275 en 1350<br />

in Neurenberg geproduceerd. 19 Twee an<strong>de</strong>re gewichten zijn in feite niet meer dan<br />

ron<strong>de</strong> lo<strong>de</strong>n schijfjes met sporen van bijwerken en in één geval een mogelijk merkteken.<br />

(cat. nr. 108 & 109) Het laatste hier afgebeel<strong>de</strong> gewicht is vermoe<strong>de</strong>lijk een<br />

klokgewicht. (cat. nr. 110) Het bestaat uit een lo<strong>de</strong>n kern met een latoenkoperen<br />

omhulsel. De meeste van <strong>de</strong>ze gewichten waren cilindrisch maar dit exemplaar is<br />

conisch.<br />

107<br />

1. kom uit een sluitgewicht<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/50/-/-/0-81<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1275-1350<br />

6. l. <strong>21</strong> mm, b. 20 mm, h. 14 mm<br />

7. brons<br />

8. gieten, vijlen (justeren en paskerf<br />

aanbrengen), ponsen;<br />

hoek en mid<strong>de</strong>n van vlakken geribd;<br />

2 lood of 1 ons<br />

9. Holtman, 2001, 28-31<br />

19 Holtman, 2001, 28-31.<br />

108<br />

1. gewicht<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/6/-/-/0-26<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5.<br />

6. diam. 52 mm, h. 26 mm, gewicht 459<br />

gram<br />

7. lood, ijzer<br />

8. gegoten, stempelen?<br />

9.


109<br />

1. contragewicht?<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-25<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5.<br />

6. diam. 26 mm, h. 7 mm, gewicht<br />

37,098 gram<br />

7. lood<br />

8. gieten, kappen;<br />

onregelmatig rond en onregelmatig dik; massa is<br />

sterk afwijkend.<br />

9. Holtman, 1992, 13-16<br />

20 Claes, Claes & Vincke, 2002, 282.<br />

<strong>21</strong> Beuningen & Kol<strong>de</strong>weij, 1993, 154.<br />

110<br />

1. klokgewicht<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/48/-/-/125<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5.<br />

6. diam. bo<strong>de</strong>m 55 mm, diam. bovenzij<strong>de</strong><br />

14 mm, h. 50 mm, gewicht 485 gram<br />

7. koperlegering, lood en ijzer<br />

8. gewalst, geknipt, geklonken, gegoten;<br />

lo<strong>de</strong>n kern met een roodkoperen<br />

omhulsel<br />

9.<br />

Insignes<br />

Het pelgrimsinsigne is gegoten in een lood/tin legering. (cat. nr. 111) Afgebeeld is<br />

<strong>de</strong> heilige Cunera waarvan <strong>de</strong> belangrijkste be<strong>de</strong>vaartskerk in Rhenen lag. Volgens<br />

<strong>de</strong> legen<strong>de</strong> was Cunera één van <strong>de</strong> 11.000 maag<strong>de</strong>n die <strong>de</strong> Engelse prinses Ursula<br />

vergezel<strong>de</strong> op haar pelgrimstocht naar Rome. Toen <strong>de</strong> maag<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> terugweg bij<br />

Keulen wer<strong>de</strong>n aangevallen door <strong>de</strong> Hunnen wist alleen Cunera <strong>de</strong> dans te ontsnappen.<br />

Cunera kwam terecht aan het hof van Radboud, heer van Rhenen. Hier werd<br />

ze uit afgunst gewurgd door <strong>de</strong> vrouw <strong>de</strong>s huizes Allunda. 20 Nadat ze heilig was<br />

verklaard en er bij haar graf een aantal won<strong>de</strong>ren had<strong>de</strong>n plaats gevon<strong>de</strong>n, stroom<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong> pelgrims toe. In <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen gingen sommige mensen op be<strong>de</strong>vaart in<br />

<strong>de</strong> hoop op een won<strong>de</strong>r. An<strong>de</strong>ren wer<strong>de</strong>n als boetedoening op be<strong>de</strong>vaart gestuurd.<br />

Als bewijs of souvenir van <strong>de</strong> be<strong>de</strong>vaart wer<strong>de</strong>n pelgrimsinsignes meegenomen.<br />

Na <strong>de</strong> reformatie kwam <strong>voor</strong> langere tijd een ein<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> verering van heiligen.<br />

De laatste plechtige Cunneraprocessie vond plaats in 1579. Vermoe<strong>de</strong>lijk is het insigne<br />

met <strong>stad</strong>safval op <strong>de</strong> enk terecht gekomen.<br />

Van het insigne is alleen <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzij<strong>de</strong> aanwezig. Het is echter i<strong>de</strong>ntiek aan el<strong>de</strong>rs<br />

in Ne<strong>de</strong>rland aangetroffen exemplaren. <strong>21</strong> On<strong>de</strong>raan staat een tekstbalk met <strong>de</strong> tekst<br />

CUNERA. Daarboven is in het mid<strong>de</strong>n Cunera afgebeeld die met een doek wordt<br />

gewurgd door Allunda en haar dienares.<br />

157


158<br />

111<br />

1. pelgrimsinsigne<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/50/-/-/0-48<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1450-1500<br />

6. l. 35 mm, b. 30 mm x d. 2 mm<br />

7. lood/tinlegering<br />

8. gegoten, insigne van <strong>de</strong> heilige Cunera, die in Rhenen werd<br />

aanbe<strong>de</strong>n, drie staan<strong>de</strong> figuren en rand met tekst (onleesbaar)<br />

9. Van Beuningen & Kol<strong>de</strong>weij, 1993, 154, afb. 164/165<br />

Rijwielbelastingsplaatjes<br />

Tussen 1924 en 1941 moesten <strong>de</strong> eigenaren van een fiets belasting betalen. Tussen<br />

1924 en 1929 bedroeg <strong>de</strong>ze belasting drie gul<strong>de</strong>n, daarna een rijksdaal<strong>de</strong>r. Als <strong>de</strong><br />

belasting was betaald, kreeg men als bewijs een plaatje dat op <strong>de</strong> fiets moest wor<strong>de</strong>n<br />

bevestigd. Dit plaatje was slechts één of twee jaar geldig. Als iemand <strong>de</strong> belasting<br />

niet kon betalen, kreeg hij een plaatje met een gat. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> Duitse bezetting<br />

werd <strong>de</strong> fietsbelasting afgeschaft. Het eerste exemplaar was geldig in <strong>de</strong> jaren 1934<br />

en 1935. (cat. nr. 112) De sleufjes in <strong>de</strong> zijkant dien<strong>de</strong>n om het plaatje te bevestigen.<br />

Het twee<strong>de</strong> exemplaar is gebruikt in 1936 en 1937. (cat. nr. 113) In <strong>de</strong> 20 ste<br />

eeuw werd door <strong>de</strong> opkomst van <strong>de</strong> kunstmest steeds min<strong>de</strong>r <strong>stad</strong>smest opgebracht.<br />

Het is dan ook waarschijnlijk dat <strong>de</strong> rijwielbelastingplaatjes afkomstig zijn<br />

van één van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rijen in <strong>de</strong> nabije omgeving.<br />

112<br />

1. Rijwielbelastingplaatje (niet kosteloos)<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/54/1/-/0-7<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1934-1935<br />

6. l. 56 mm, h. 33 mm, d. 0,3 mm<br />

7. messing<br />

8. geslagen; ovaal met rechte zijkant;<br />

links en rechts twee gleuven, schuine tekst<br />

van linksboven naar rechtsbene<strong>de</strong>n: RIJ-<br />

WIELBELASTING<br />

9. De Jong, 1980, 18<br />

113<br />

1. Rijwielbelastingplaatje (niet kosteloos)<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-140<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1936-1937<br />

6. l. 56 mm, b. 32 mm, d. 0,3 mm<br />

7. messing<br />

8. geslagen; 6 zij<strong>de</strong>n: 4 lange en 2 korte zij<strong>de</strong>n,<br />

2 verticale gleuven; RIJWIEL BELA-<br />

STING 1936-37<br />

9. De Jong, 1980, 20


Koperen tand<br />

Van het laatste <strong>voor</strong>werp is <strong>de</strong> functie onbekend. (cat. nr. 114) Het is een mo<strong>de</strong>l van<br />

een snijtand op meer dan ware grote. Het is te groot om als gebitsprothese te zijn<br />

gebruikt. Mogelijk dien<strong>de</strong> het als een soort reclamestuk van een chirurgijn of tandarts.<br />

Het zou eventueel ook een offerstuk kunnen zijn. In <strong>de</strong> Romeinse tijd werd<br />

soms een afbeelding van het zieke lichaams<strong>de</strong>el geofferd om genezing af te dwingen.<br />

114<br />

1. afgietsel van een tand<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/2-51-33/-/-/0-137<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5.<br />

6. l. 41 mm, b. 16 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten<br />

9.<br />

159


LITERATUURLIJST BEHORENDE BIJ DE METAALCATALOGUS<br />

160<br />

LITERATUURLIJST BEHORENDE BIJ DE<br />

METAALCATALOGUS<br />

-Baart, J.M., et al., 1977. Opgravingen in Amsterdam. 20 jaar <strong>stad</strong>skernon<strong>de</strong>rzoek,<br />

Haarlem.<br />

-<strong>Bartels</strong>, M. et al., 1999. Ste<strong>de</strong>n in scherven. Vondsten uit beerputten in Deventer,<br />

Dordrecht, Nijmegen en Tiel (1250-1900), Zwolle/Amersfoort.<br />

-<strong>Bartels</strong>, M.H., 2006. Hansebier aus Deventer. Der räumliche Nie<strong>de</strong>rschlag einer<br />

Verän<strong>de</strong>rung bei <strong>de</strong>r Herstellung eines handwerklichen Produkts, in: I. Hillenstedt<br />

(red.) et al, Lübecker Kollogium zur <strong>stad</strong>archäologie im Hanseraum V: Das Handwerk,<br />

Lübeck, 135-156.<br />

-Bazelmans, J.G.A., W.A. van Es, & A. Pol, 2004. De Romeinse muntvondsten uit <strong>de</strong> drie<br />

noor<strong>de</strong>lijke provincies. Methodische kanttekeningen bij een nieuwe periodisering <strong>de</strong>r relaties,<br />

Utrecht.<br />

-Beuningen, H.J.E. & A.M. Kol<strong>de</strong>weij, 1993. Heilig en Profaan. 1000 Laatmid<strong>de</strong>leeuwse<br />

Insignes uit <strong>de</strong> collectie H.J.E. van Beuningen (Rotterdam Papers VIII), Cothen.<br />

-Bos, W. S., 1995. Oord en duit uit noord en zuid. Nieuwe overzichtelijke catalogus van<br />

koperen munten zoals die in <strong>de</strong> Provinciale tijd circuleer<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n (Verdru<br />

verzamelcatalogi 1), Zwolle.<br />

-Chijs, P.O. van <strong>de</strong>r, 1854. De munten <strong>de</strong>r <strong>voor</strong>malige heeren en ste<strong>de</strong>n van Overijssel,<br />

van <strong>de</strong> vroegste tij<strong>de</strong>n tot aan <strong>de</strong> pacificatie van Gent, Haarlem.<br />

-Claes, J., A. Claes & K. Vincke, 2002. Sanctus, meer dan 500 heiligen herkennen,<br />

Leuven.<br />

-Feuar<strong>de</strong>nt. F., 1983. Jetons et méreaux : <strong>de</strong>puis Louis IX jusqu'a la fin du Consulat <strong>de</strong><br />

Bonaparte, Maastricht.<br />

-Folkerts, A. & C.B. Leenheer, 1996. Gespen, door <strong>de</strong> eeuwen heen, in: Detector magazine:<br />

verenigingsblad van "De Detector Amateur" 28, 11-15.<br />

-Fortuyn Droogleever, J., 1982. De vorstelijke en ste<strong>de</strong>lijke muntslag te Deventer,<br />

Deventer.<br />

-Holtman, M.A., 1992. Lo<strong>de</strong>n gewichten in Ne<strong>de</strong>rlandse bo<strong>de</strong>m, in: Detector magazine:<br />

verenigingsblad van "De Detector Amateur" 1, 13-16.<br />

-Holtman, R.J., 2001. Laatmid<strong>de</strong>leeuwse sluitgewichten in Noordwest-Europa,<br />

Detector magazine: verenigingsblad van "De Detector Amateur" 59, 28-31.<br />

-Houben, G.M.M., 1998. De oudste muntgewichten uit <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n, 1300-1600,<br />

Zwolle.<br />

-Jong, C.G. <strong>de</strong>, 1980. Het Ne<strong>de</strong>rlandse rijwielbelastingmerk 1924-1941. Catalogus,<br />

Amsterdam.<br />

-Klomp, M., 1999. Metalen <strong>voor</strong>werpen, in: <strong>Bartels</strong>, M. et al. Ste<strong>de</strong>n in scherven.<br />

Vondsten uit beerputten in Deventer, Dordrecht, Nijmegen en Tiel (1250-1900), Zwolle<br />

/Amersfoort, 275-307.<br />

-Klomp, M., <strong>2007.</strong> Metaalvondsten Werkeren (Archeologische Rapporten Zwolle 42),<br />

Zwolle.<br />

-Langedijk, C.A. & H.F. Boon, 1999. Vingerhoe<strong>de</strong>n en naairingen uit <strong>de</strong> Amsterdamse<br />

bo<strong>de</strong>m. Productietechnieken vanaf <strong>de</strong> late mid<strong>de</strong>leeuwen (AWN-reeks 2), Amsterdam.<br />

-Lenting J.J., H. van Gangelen & H. van Westing (red.), 1993. Schans op <strong>de</strong> grens.<br />

Bourtanger bo<strong>de</strong>mvondsten 1580-1850, Sellingen.<br />

-Mittendorff, E. & B. <strong>Vermeulen</strong>, 2004. Ambachtlie<strong>de</strong>n, Arme Vrouwen en Arbei<strong>de</strong>rs.<br />

Archeologisch On<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> Vroegmid<strong>de</strong>leeuwse Ambachtswijk en latere Perio<strong>de</strong>s<br />

aan <strong>de</strong> Bruynssteeg 6-10 te Deventer ( <strong>RAD</strong> 14), Deventer.<br />

-Verka<strong>de</strong> P., 1848. Muntboek, bevatten<strong>de</strong> <strong>de</strong> namen en afbeeldingen van munten, geslagen<br />

in <strong>de</strong> zeven <strong>voor</strong>malig Vereenig<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche Provincien, se<strong>de</strong>rt <strong>de</strong>n Vre<strong>de</strong> van<br />

Gent tot op onzen tijd, Schiedam.


HERKOMST VAN DE AFBEELDINGEN<br />

Alle afbeeldingen: © Archeologie Deventer, gemeente Deventer, met uitzon<strong>de</strong>ring<br />

van:<br />

Afb. 1.4: Photo Holland<br />

Afb. 5.5: Versfelt 2003.<br />

Afb. 5.19 en figuur 5.26: Museum <strong>de</strong> Waag, Deventer.<br />

Afb. 6.5: Peter Paul Hattinga Verschure<br />

Afb. 6.8: Fruwirth, 1888<br />

Afb. 6.9: Gemeentearchief Kampen<br />

Afb. 6.11: Gemeente Arnhem<br />

Afb. 6.12: Stichting Monument en Materiaal Groningen<br />

Afb. 7.1: Deventer Ziekenhuis<br />

BEELDVERANTWOORDING OMSLAG:<br />

Voorzij<strong>de</strong>:<br />

Links: Grenspaal uit <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> eeuw tussen Deventer en Diepenveen<br />

Mid<strong>de</strong>n: De opgraving in 2003 aan het Mensinksdijkje<br />

Rechts: Een ‘Deventer ‘braemse’ munt uit <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw<br />

Zijkant: Hoppecruyt: uit ‘Cruydt-boeck van Remnertus Dodonænus, Lei<strong>de</strong>n, 1618<br />

(Collectie Stadsarchief en Atheneum Bibliotheek Deventer, 54 A 41)<br />

Achterzij<strong>de</strong>:<br />

‘Die Ackerman’ eind 15 <strong>de</strong> eeuw, houtsne<strong>de</strong><br />

Collectie Stadsarchief en Atheneum Bibliotheek Deventer, IA 47125 K2 Verso<br />

7974889<br />

HERKOMST VAN DE AFBEELDINGEN<br />

161


RAPPORTAGES ARCHEOLOGIE DEVENTER<br />

162<br />

LIJST VAN VERSCHENEN RAPPORTAGES<br />

ARCHEOLOGIE DEVENTER (<strong>RAD</strong>):<br />

ISSN 1-569-3678<br />

-<strong>RAD</strong> 1*: <strong>Bartels</strong>, M.H., F.J.M Appels & J.W. Bloemink, 2000. Aanvullend archeologisch<br />

on<strong>de</strong>rzoek en bouwhistorische verkenning, Noordwest Epse,<br />

tussenrapportage 1.<br />

-<strong>RAD</strong> 2*: Appels, F.J.M., 2000. Aanvullend archeologisch on<strong>de</strong>rzoek in Epse-Noord.<br />

-<strong>RAD</strong> 3*: Vaars, J.L.P., 2000. Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek op het tracé van <strong>de</strong> N 348 in<br />

<strong>de</strong> Gemeente Deventer, verkenning en AAO.<br />

-<strong>RAD</strong> 4*: Appels, F.J.M., J.W. Bloemink, H.P. Boer, M.D.J. Klomp & M.H. <strong>Bartels</strong>, 2001.<br />

Aanvullend archeologisch on<strong>de</strong>rzoek in Epse-Noord, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> tussenrapportage.<br />

-<strong>RAD</strong> 5****: <strong>Bartels</strong>, M.H., 2001. Verkennend on<strong>de</strong>rzoek Noor<strong>de</strong>nbergstraat 10 ’De<br />

Gymzalen’.<br />

-<strong>RAD</strong> 6*: Klomp, M., 2001. Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek Walstraat 92-94.<br />

-<strong>RAD</strong> 7**: Klomp, M. & I. Hermsen, 2002. Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek in het wegtracé<br />

van <strong>de</strong> N 348 nabij Blauwenoord-Colmschate (gemeente Deventer).<br />

-<strong>RAD</strong> 8**: Klomp, M. & I. Hermsen, 2002. Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> prehistorische<br />

bewoning aan <strong>de</strong> Holterweg 57 te Colmschate (gemeente Deventer).<br />

-<strong>RAD</strong> 9**: Klomp, M. & I. Hermsen, 2002. Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek op <strong>de</strong> lokatie<br />

De Knoop te Colmschate (gemeente Deventer).<br />

-<strong>RAD</strong> 10**: <strong>Vermeulen</strong>, B., 2002. Het mid<strong>de</strong>leeuwse tolhuis en <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse<br />

landweer aan <strong>de</strong> Snipperlingsdijk te Deventer.<br />

-<strong>RAD</strong> 11**: Hermsen, I., 2003. Wonen en graven op prehistorische gron<strong>de</strong>n.<br />

Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek van ne<strong>de</strong>rzettingsresten uit <strong>de</strong> bronstijd en ijzertijd op<br />

<strong>de</strong> percelen Holterweg 59 en 61 te Colmschate (gemeente Deventer).<br />

-<strong>RAD</strong> 12**: Eeltink, N.T.D., 2003. Proefsleuven aan <strong>de</strong> Zweedsestraat: historische<br />

en prehistorische waterwinning; een aanvullend archeologisch on<strong>de</strong>rzoek bij<br />

Colmschate (Gemeente Deventer).<br />

-<strong>RAD</strong> 13***: Mittendorff, E.S., 2004. Kel<strong>de</strong>rs vol scherven. On<strong>de</strong>rzoek naar keramiekcomplexen<br />

uit <strong>de</strong> 9 <strong>de</strong> -11 <strong>de</strong> eeuw afkomstig uit <strong>de</strong> Polstraat te Deventer.<br />

-<strong>RAD</strong> 14***: Mittendorff, E.S. & B. <strong>Vermeulen</strong>, 2004. Ambachtslie<strong>de</strong>n, arme vrouwen<br />

en arbei<strong>de</strong>rs. Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> Vroegmid<strong>de</strong>leeuwse ambachtswijk<br />

en latere perio<strong>de</strong>s aan <strong>de</strong> Bruynssteeg 6-10 te Deventer.<br />

-<strong>RAD</strong> 15***: Hermsen, I. & N. Eeltink, 2004. Colmschate-Knoopkegel:<br />

IJzertijdbewoning in het westelijk <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rzetting.<br />

-<strong>RAD</strong> 16***: Mittendorff, E.S., 2005. Mid<strong>de</strong>leeuwse boeren aan <strong>de</strong> pad<strong>de</strong>npoel.<br />

Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek van een 11 <strong>de</strong> -13 <strong>de</strong> -eeuws boerenerf in Colmschate,<br />

Deventer.<br />

-<strong>RAD</strong> 17***: <strong>Vermeulen</strong>, B., 2006. Razen<strong>de</strong> mannen, onrustige vrouwen.<br />

Archeologisch en historisch on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> vroegmid<strong>de</strong>leeuwse ne<strong>de</strong>rzetting,<br />

een a<strong>de</strong>llijke hofste<strong>de</strong> en het St. Elisabethsgasthuis. (ISBN 90-801044-0-X)<br />

-<strong>RAD</strong> 18** <strong>Bartels</strong>, M. H., 2006. De Deventer wal tegen <strong>de</strong> Vikingen.<br />

Archeologische en historisch on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> vroegmid<strong>de</strong>leeuwse wal en <strong>stad</strong>smuren<br />

(850-1900) en een vergelijking met an<strong>de</strong>re vroegmid<strong>de</strong>leeuwse omwal<strong>de</strong><br />

ne<strong>de</strong>rzettingen.<br />

-<strong>RAD</strong> 19*** Hermsen, I. C. G. <strong>2007.</strong> Een afdaling in het verle<strong>de</strong>n.<br />

Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek van bewoningsresten uit <strong>de</strong> prehistorie en <strong>de</strong> Romeinse<br />

tijd op het terrein van Colmschate-Skibaan (gemeente Deventer).


-<strong>RAD</strong> 20 *** Mittendorff, E. S., <strong>2007.</strong> Huizen van Heren.<br />

Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek naar het proces van verste<strong>de</strong>lijking en vorming van een<br />

ste<strong>de</strong>lijke elite in het Polstraatkwartier te Deventer, ca. 800-1250.<br />

-<strong>RAD</strong> <strong>21</strong> *** <strong>Vermeulen</strong> B. & M. H. <strong>Bartels</strong>, <strong>2007.</strong> <strong>Boeren</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>stad</strong>.<br />

Archeologisch, historisch en landschappelijk on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> Rielerenk<br />

(Gemeente Deventer).<br />

-<strong>RAD</strong> 22 *** Haveman, E. & B. <strong>Vermeulen</strong>, <strong>2007.</strong> Achter die Steenen Brugge.<br />

Archeologisch proefon<strong>de</strong>rzoek in het plangebied Steenbrugge (fase 1), Deventer.<br />

* = niet meer <strong>voor</strong>radig<br />

** = als pdf leverbaar<br />

*** = han<strong>de</strong>lseditie nog <strong>voor</strong>radig (via www.halos.nl)<br />

**** = niet openbaar<br />

SPECIALE UITGAVEN:<br />

Appels, F. M. J., 2002. Tussen Deventer en Epse, 10.000 jaar bewoningsgeschie<strong>de</strong>nis<br />

van het plangebied Epse-Noord. Deventer<br />

REEKS ARCHEOLOGIE IN DEVENTER (AiD):<br />

AiD 1 Spitzers, T., 1999. Houten huizen aan <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse Polstraat.<br />

AiD 2 Ringenier, H. & M. H. <strong>Bartels</strong> 2000. Arme luizen achter <strong>de</strong> huizen.<br />

AiD 3 <strong>Vermeulen</strong>, B. & M. H. <strong>Bartels</strong>, 2000. Wisseling van <strong>de</strong> wacht, 600 jaar wonen<br />

en waken aan <strong>de</strong> Snipperlingsdijk.<br />

AiD 4 <strong>Bartels</strong>, M. H., M. Klomp & I. Hermsen, 2001. IJzertijd in <strong>de</strong> Driebergenbuurt,<br />

prehistorische boeren on<strong>de</strong>r een <strong>voor</strong>oorlogse arbei<strong>de</strong>rswijk.<br />

AiD 5 <strong>Bartels</strong>, M.H., 2003. Vikingaanval en Deventer ver<strong>de</strong>diging, archeologisch<br />

on<strong>de</strong>rzoek aan <strong>de</strong> Sme<strong>de</strong>nstraat 38-44 te Deventer.<br />

AiD 6 Hermsen, I, 2006. Steentijdjagers en prehistorische boeren langs <strong>de</strong><br />

Dortherbeek. Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek aan <strong>de</strong> noordkant van boer<strong>de</strong>rij De<br />

Olthof in Epse Noord (Gemeente Deventer).<br />

AiD 7 Hermsen I., 2006. Ou<strong>de</strong> boeren, nieuwe wegen. Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek<br />

on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Holterweg in Colmschate (Gemeente Deventer).<br />

163

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!