22.08.2013 Views

RAD 21: Vermeulen B. & M. H. Bartels, 2007. Boeren voor de stad ...

RAD 21: Vermeulen B. & M. H. Bartels, 2007. Boeren voor de stad ...

RAD 21: Vermeulen B. & M. H. Bartels, 2007. Boeren voor de stad ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

BOEREN VOOR DE STAD<br />

archeologisch, historisch en landschappelijk on<strong>de</strong>rzoek<br />

van <strong>de</strong> Rielerenk (Gemeente Deventer)<br />

RAPPORTAGES ARCHEOLOGIE DEVENTER<br />

nummer <strong>21</strong><br />

redactie: BART VERMEULEN & MICHIEL BARTELS<br />

DEVENTER 2007


COLOFON<br />

COLOFON<br />

© 2007, Gemeente Deventer, Deventer (met uitzon<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> in <strong>de</strong> verantwoording<br />

van <strong>de</strong> afbeeldingen genoem<strong>de</strong> copyrighthou<strong>de</strong>rs)<br />

Auteur: diverse auteurs<br />

Redactie: Bart <strong>Vermeulen</strong> en Michiel H. <strong>Bartels</strong><br />

Titel: <strong>Boeren</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>stad</strong>.<br />

Archeologisch, historisch en landschappelijk on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> Rielerenk<br />

(Gemeente Deventer).<br />

Reeksnaam: Rapportages Archeologie Deventer, nummer <strong>21</strong>.<br />

Vormgeving Meriam Appels Grafische vormgeving, Nordhorn.<br />

Tekstredactie: Edith Haveman.<br />

Druk: Drukkerij Salland-De Lange, Deventer.<br />

Oplage: 700 exemplaren.<br />

ISSN: 978 90-1569-3678<br />

Trefwoor<strong>de</strong>n: Deventer, geschie<strong>de</strong>nis, archeologie, landschap, prehistorie,<br />

mid<strong>de</strong>leeuwen, landbouw<br />

Dit rapport is een productie en uitgave van:<br />

Archeologie Deventer<br />

Gemeente Deventer<br />

Postbus 5000<br />

7400 GC Deventer<br />

Ne<strong>de</strong>rland<br />

Telefoon: (0031)-(0)570-671155<br />

www.<strong>de</strong>venter.nl<br />

www.archeologie<strong>de</strong>venter.nl<br />

verkoop via: www.halos.nl<br />

Niets van <strong>de</strong>ze uitgave mag wor<strong>de</strong>n verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door<br />

mid<strong>de</strong>l van druk, film, fotokopie, digitaal of geautomatiseerd systeem zon<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong><br />

toestemming van <strong>de</strong> copyrighthou<strong>de</strong>rs en <strong>de</strong> auteurs.<br />

De uitgever heeft <strong>de</strong> inhoud met <strong>de</strong> grootst mogelijke zorgvuldigheid samengesteld.<br />

Ondanks <strong>de</strong>ze zorgvuldigheid kunnen gegevens zijn veran<strong>de</strong>rd of onjuist zijn weergegeven.


INHOUD<br />

DANKWOORD<br />

1 INLEIDING<br />

MICHIEL BARTELS<br />

1.1 De zes fases van het grondgebruik<br />

1.2 De waar<strong>de</strong>ring van essen als bron van on<strong>de</strong>rzoek<br />

2 VRAAGSTELLING, METHODIEK EN<br />

WERKVERLOOP<br />

BART VERMEULEN & MICHIEL BARTELS<br />

2.1 Projectgegevens & begrenzing vindplaats<br />

2.2 Vraagstelling<br />

2.3 Proefon<strong>de</strong>rzoek (2002)<br />

2.4 Definitief On<strong>de</strong>rzoek (2003)<br />

2.5 Noodon<strong>de</strong>rzoek in <strong>de</strong> bouwput van ziekenhuis (2004)<br />

2.6 Metaal<strong>de</strong>tectie<br />

2.7 Historisch on<strong>de</strong>rzoek<br />

3 LANDSCHAP EN BODEM<br />

THEO SPEK & BERT GROENEWOUDT<br />

3.1 Invloed van ijs, wind en water<br />

3.2 De bo<strong>de</strong>mtypes in het on<strong>de</strong>rzoeksgebied<br />

3.3 De vorming van het es<strong>de</strong>k<br />

4 DE PREHISTORIE VAN DE RIELERENK<br />

IVO HERMSEN & NORBERT EELTINK<br />

4.1 Een kuil van een kampplaats uit <strong>de</strong> late fase van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n steentijd<br />

(vindplaats 9)<br />

4.2 Vondsten uit <strong>de</strong> steentijd<br />

4.3 Ne<strong>de</strong>rzettingssporen uit <strong>de</strong> bronstijd (vindplaats 2)<br />

4.4 Vondsten uit <strong>de</strong> bronstijd<br />

4.5 Ne<strong>de</strong>rzettingsporen uit <strong>de</strong> ijzertijd (vindplaatsen 1 & 6)<br />

4.6 Vondsten uit <strong>de</strong> ijzertijd<br />

4.7 Vondsten uit <strong>de</strong> Romeinse tijd, Romeinse munten<br />

5 DE RIELERENK IN DE MIDDELEEUWEN EN<br />

NIEUWE TIJD<br />

BART VERMEULEN & NORBERT EELTINK<br />

5.1 Inleiding<br />

5.2 Het bestuur over <strong>de</strong> Rielerenk, van bisschop tot gemeente Diepenveen<br />

5.3 De verkaveling en bezitsverhoudingen op <strong>de</strong> Rielerenk<br />

5.4 Kuilen en greppels aan <strong>de</strong> zuidrand van <strong>de</strong> Rielerenk (vindplaats 3)<br />

5.5 Erve Mensink (vindplaats 4)<br />

5.6 Een omgracht perceel naast Erve Mensink (vindplaats 5)<br />

5.7 Het erf Warmboldink (vindplaats 7)<br />

5.8 De hopplantage (vindplaats 8)<br />

3<br />

5<br />

7<br />

7<br />

9<br />

14<br />

14<br />

14<br />

15<br />

17<br />

22<br />

23<br />

23<br />

24<br />

24<br />

25<br />

26<br />

28<br />

28<br />

29<br />

31<br />

32<br />

32<br />

35<br />

40<br />

41<br />

41<br />

41<br />

48<br />

50<br />

51<br />

55<br />

61<br />

86<br />

INHOUD<br />

3


4<br />

6 DE HOPPLANTAGE OP DE RIELERENK EN DE<br />

CONSUMPTIE VAN HOPBIER IN MIDDELEEUWS<br />

DEVENTER<br />

MICHIEL BARTELS<br />

6.1 Inleiding<br />

6.2 Vraagstelling<br />

6.3 Consumptie en smaak<br />

6.4 De productie van meststoffen in <strong>de</strong> <strong>stad</strong><br />

6.5 Ruimtelijke neerslag op het platteland<br />

6.6 De hopplantage op <strong>de</strong> Rielerenk<br />

6.7 Hopplantages in <strong>de</strong> archeologie<br />

6.8 Ruimtelijke neerslag van het brouwproces in <strong>de</strong> <strong>stad</strong><br />

6.9 Veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> smaak, veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> materiële cultuur?<br />

6.10 Productieafval, veevoer en mest<br />

6.11 De Deventer hop-bier cyclus<br />

7.CONCLUSIE<br />

BART VERMEULEN<br />

7.1 Inleiding<br />

7.2 Het landschap van <strong>de</strong> Rielerenk: Van laag en nat naar hoog en droog<br />

7.3 De prehistorie: Aan <strong>de</strong> periferie van het cultuurlandschap<br />

7.4 De mid<strong>de</strong>leeuwen: Opname in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke voedseleconomie<br />

7.5 Besluit<br />

BRONNEN & LITERATUUR<br />

BIJLAGE: METAALCATALOGUS<br />

HERKOMST VAN DE AFBEELDINGEN<br />

RAPPORTAGES ARCHEOLOGIE DEVENTER<br />

95<br />

95<br />

95<br />

96<br />

97<br />

100<br />

102<br />

105<br />

105<br />

110<br />

111<br />

111<br />

113<br />

113<br />

113<br />

114<br />

114<br />

115<br />

117<br />

124<br />

161<br />

162


DANKWOORD<br />

Het on<strong>de</strong>rzoek op <strong>de</strong> Rielerenk heeft veel fases doorlopen. In <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 2001-<br />

2006 zijn vele mensen bij verschillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>bereiding, het on<strong>de</strong>rzoek,<br />

<strong>de</strong> uitwerking en rapportage actief geweest.<br />

Door het hele proces is dhr. M. Breedijk, projectmanager nieuwbouw Deventer<br />

Ziekenhuis het aanspreekpunt en <strong>de</strong> contactpersoon tussen ziekenhuis en archeologen<br />

geweest. Naar hem en zijn collega’s C. van Mil en R. van Putten, gaat grote<br />

dank uit <strong>voor</strong> hun betrokkenheid. Hun geduld werd zeker in <strong>de</strong> uitwerkingsfase op<br />

<strong>de</strong> proef gesteld. De gron<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Rielerenk-Oost waren tot 2002 on<strong>de</strong>r het<br />

beheer van <strong>de</strong> Stichting IJssellandschap. Dank gaat uit naar directeur Jaap Starkenburg<br />

en rentmeester b.d. Evert ten Kate.<br />

De betrokkenen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ambtelijke en bestuurlijke <strong>voor</strong>bereiding vanuit <strong>de</strong> Gemeente<br />

Deventer waren Arie Nijman (Economie & Vastgoed), Ton Duiven<strong>voor</strong><strong>de</strong>,<br />

Hans Mag<strong>de</strong>lijns (Volkshuisvesting & Monumentenzorg) en <strong>de</strong> toenmalige archeologie-wethou<strong>de</strong>rs<br />

Gosse Hiemstra en Jos Fleskes.<br />

De inhou<strong>de</strong>lijke <strong>voor</strong>bereiding was niet mogelijk zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> steun van Michel<br />

Groothed<strong>de</strong> (nu: Gemeente Zutphen), die 28 augustus 1998 <strong>de</strong> eerste resten uit <strong>de</strong><br />

Bronstijd ont<strong>de</strong>kte in het wegcunet van <strong>de</strong> Bolkesteinlaan. De adviezen van Bert<br />

Groenewoudt en Theo Spek (Rijksdienst <strong>voor</strong> Archeologie, Cultuurlandschappen en<br />

Monumentenzorg, Amersfoort) leid<strong>de</strong>n ertoe dat een vrij onbekend landschappelijk<br />

gebied met een hel<strong>de</strong>re vraagstelling tegemoet kon wor<strong>de</strong>n getre<strong>de</strong>n. Hun steun tij<strong>de</strong>ns<br />

en na het on<strong>de</strong>rzoek was onontbeerlijk.<br />

Voor <strong>de</strong> eerste fase van het proefon<strong>de</strong>rzoek (juni-augustus 2002) gaat dank uit naar<br />

Françoise Appels als projectlei<strong>de</strong>r en Michael van <strong>de</strong>r Wees als veldtechnicus die<br />

samen met Norbert Eeltink <strong>de</strong> eerste gegevens uit het soms weerbarstige en omvangrijke<br />

terrein wisten te halen.<br />

De twee<strong>de</strong> fase (zomer-herfst 2003) was archeologisch gezien <strong>de</strong> omvangrijkste. De<br />

binnen het proefon<strong>de</strong>rzoek bekend gewor<strong>de</strong>n ne<strong>de</strong>rzettingsterreinen wer<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rzocht.<br />

Norbert Eeltink had samen met Monique Barwasser <strong>de</strong> veldleiding op<br />

zich genomen, bijgestaan door Natasja <strong>de</strong> Bruin, Ivo Hermsen, Emile Mittendorff en<br />

Femke Tomas (veldarcheologie). De veldtechniek was afwisselend in han<strong>de</strong>n van<br />

Michael van <strong>de</strong>r Wees, Rob Houkes, Victor Klinkenberg en Jos van Oijen.<br />

In <strong>de</strong>ze fase wer<strong>de</strong>n veel stu<strong>de</strong>nten betrokken bij het veldwerk.<br />

De inzet van Deventer (Paul van Bree), Leidse (Charlotte Peen, Jelle Schokker, Suzanne<br />

Hendriks, Sonya Swarte, Jeffrey Bex) en Amsterdamse stu<strong>de</strong>nten (Universiteit<br />

van Amsterdam: Peter Vos, Barbara van Puffelen Hubert-Jan Dijk, Vrije Universiteit<br />

Amsterdam: Birgit Berk). Vanuit <strong>de</strong> Universiteit van Tórun (Polen) werkten mee<br />

Joanna Dabal, Magda ‘Ita’ Warminska.<br />

Het grondwerk werd verricht door <strong>de</strong> firma Flierman & Zn. uit Colmschate.<br />

De <strong>de</strong>r<strong>de</strong> fase in <strong>de</strong> zomer van 2004, eigenlijk niet gepland, was te danken aan <strong>de</strong><br />

oplettendheid van Huub Scholte Lubbering (Deventer) die tij<strong>de</strong>ns het bouwrijp<br />

maken <strong>de</strong> driedubbele omgrachting ont<strong>de</strong>kte. Dankzij <strong>de</strong> flexibiliteit van Marien<br />

Breedijk (Deventer Ziekenhuis) en het mobiliseren van een veldteam door Bart<br />

<strong>Vermeulen</strong>, kon <strong>de</strong> sleutel tot <strong>de</strong> archeologische vraagtekens op <strong>de</strong> Rielerenk wor-<br />

DANKWOORD<br />

5


6<br />

<strong>de</strong>n opgelost. Dank gaat hier uit naar Michael van <strong>de</strong>r Wees, Victor Klinkenberg en<br />

<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Jeugdbond ter Bestu<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> Geschie<strong>de</strong>nis (NJBG), die als<br />

hulptroepen snel inzetbaar bleken.<br />

In alle veldfases on<strong>de</strong>rsteun<strong>de</strong>n <strong>de</strong> vrijwilligers van Archeologie Deventer: Rob<br />

Bloemen, San<strong>de</strong>r Clement, Susan Dalstra, Winnie von En<strong>de</strong>, Henk Feil, Chrétienne<br />

Fitsch, Jolan<strong>de</strong> Huisman, Carla Jong, Jeniffer Kamman, Erik Katgerman, Henriëtte<br />

Put, Nico Saak, Esther Schenkels, Dirk Schütten, Liz Taroenodikromo, Ellis van Wijk<br />

en Willem Hei<strong>de</strong>man.<br />

Het historisch on<strong>de</strong>rzoek in <strong>de</strong> Deventer archieven werd uitgevoerd door Dirk<br />

Schütten. Bij <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntificatie en vergelijking van het opgegraven hopveld gaat dank<br />

uit naar Prof. Dr. Bjorn-Uwe Abels, Bayrisches Amt für Bo<strong>de</strong>n<strong>de</strong>nkmalpflege <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> archeologische informatie met betrekking tot <strong>de</strong> Beierse hopvel<strong>de</strong>n, Magnus<br />

Wintergerst (Universiteit Bamberg, Duitsland) en Johan Anund (Riksantevarietamtet,<br />

Uppsala, Zwe<strong>de</strong>n)<br />

De discussies over <strong>de</strong> perifere boer<strong>de</strong>rijen op <strong>de</strong> Oost-Ne<strong>de</strong>rlandse zandgron<strong>de</strong>n<br />

werd aangescherpt door Michel Groothed<strong>de</strong> en Bert Fermin (gemeente Zutphen)<br />

en Bart <strong>Vermeulen</strong>. Luuk Keunen (Landbouwuniversiteit Wageningen) <strong>voor</strong>zag <strong>de</strong><br />

eerste analyses van zinvol commentaar in het ka<strong>de</strong>r van het Oost-Ne<strong>de</strong>rlandproject<br />

van NWO (Bo<strong>de</strong>marchief in Beheer in Ontwikkeling).<br />

De rapportage kwam vanaf 2005 on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> <strong>voor</strong>tvaren<strong>de</strong> leiding van Bart <strong>Vermeulen</strong>,<br />

die samen met Emile Mittendorff, Dieuwertje Smal, Edith Haveman, Leon<br />

Scheffer en Hülya Özöçal het rapport wist te voltooien.<br />

Tenslotte rest dank <strong>voor</strong> Piet Floors die <strong>voor</strong> <strong>de</strong> logistieke zaken <strong>de</strong> <strong>stad</strong> met <strong>de</strong><br />

Rielerenk verbond. Een laatste maar hoogste woord van dank gaat uit naar <strong>de</strong> oudste<br />

en trouwste vrijwilliger van Archeologie Deventer <strong>de</strong> ereburger Piet Nap. Door<br />

zijn geduld en wijsheid wist hij op zowel archeologisch als sociaal terrein tij<strong>de</strong>ns het<br />

on<strong>de</strong>rzoek en <strong>de</strong> uitwerking <strong>de</strong> schapen in een hok te hou<strong>de</strong>n.<br />

MICHIEL BARTELS<br />

GEMEENTELIJK ARCHEOLOOG


1. INLEIDING · MICHIEL BARTELS<br />

1.1 De zes fases van het grondgebruik<br />

De bevolkingsaanwas in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen, <strong>de</strong> verste<strong>de</strong>lijking en <strong>de</strong> hiermee verbon<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong> voedselproductie, noopten <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse bewoners van <strong>de</strong> Lage Lan<strong>de</strong>n<br />

om meer gron<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> landbouw te ontwikkelen. In het westen; Holland, Zeeland<br />

en Vlaan<strong>de</strong>ren, werd dit gedaan door veengebie<strong>de</strong>n droog te malen of binnenzeeën<br />

te omdijken en leeg te pompen. Dit heeft in het huidige landschap herkenbare<br />

pol<strong>de</strong>rs en dijken opgeleverd.<br />

In Oost-Ne<strong>de</strong>rland, op <strong>de</strong> zandgron<strong>de</strong>n, lag <strong>de</strong> zaak an<strong>de</strong>rs. Hier was eveneens veel<br />

water aanwezig, verstopt in grote moerassen, zompige hei<strong>de</strong>vel<strong>de</strong>n en on<strong>de</strong>rgelopen<br />

bouwgron<strong>de</strong>n. Deze wer<strong>de</strong>n afgewisseld door het ‘zan<strong>de</strong>ilan<strong>de</strong>nrijk’, <strong>de</strong> holocene<br />

en pleistocene zandkoppen die uit <strong>de</strong>ze nattigheid staken. Hierop werd door<br />

<strong>de</strong> prehistorische mens al gewoond. In <strong>de</strong> prehistorie, <strong>de</strong> inheems Romeinse tijd en<br />

<strong>de</strong>els in <strong>de</strong> vroege mid<strong>de</strong>leeuwen, wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> zandgron<strong>de</strong>n licht geploegd en bemest<br />

<strong>voor</strong> betere resultaten, <strong>de</strong> eerste fase van het agrarisch landgebruik. De hoeveelheid<br />

landbouwgrond bleek echter volstrekt onvoldoen<strong>de</strong> toen <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n en zeker<br />

Deventer in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen begonnen te groeien.<br />

Tot <strong>de</strong> 13 <strong>de</strong> eeuw kon nog in <strong>de</strong> behoefte aan landbouwproducten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>stad</strong><br />

wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>zien door binnen en direct buiten <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse ne<strong>de</strong>rzetting tuingron<strong>de</strong>n,<br />

akkers en wei<strong>de</strong>n te creëren, <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> fase van uitbreiding van het landbouwareaal.<br />

1 Daarna nam <strong>de</strong> ruimtebehoefte van <strong>de</strong> <strong>stad</strong> steeds grotere vormen<br />

aan. Nieuwe landbouwgebie<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n in gebruik genomen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke landbouwproductie.<br />

Gebie<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Voor<strong>stad</strong>, rond <strong>de</strong> Molenbelt en <strong>de</strong> Rielerweg, wer<strong>de</strong>n<br />

steeds intensiever benut. 2 Deze <strong>de</strong>r<strong>de</strong> fase in <strong>de</strong> benutting van <strong>de</strong> extensieve<br />

landbouwgebie<strong>de</strong>n; <strong>de</strong> ontwikkeling naar steeds intensiever bebouw<strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n kon<br />

alleen bereikt wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> toename van <strong>de</strong> hoeveelheid meststof. Hier<strong>voor</strong><br />

werd naast <strong>de</strong> gebruikelijke bio-organische meststof van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij en <strong>de</strong> akkers<br />

nu ook ste<strong>de</strong>lijk vuil gebruikt. De incorporatie van <strong>de</strong>ze, relatief dicht bij <strong>de</strong> <strong>stad</strong><br />

gelegen hoge gron<strong>de</strong>n, bleek echter niet voldoen<strong>de</strong> om te <strong>voor</strong>zien in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke<br />

consumptiebehoefte.<br />

Ook <strong>de</strong> zeer ongunstige gebie<strong>de</strong>n, zoals <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n van Relo (later Rielerenk), waar<br />

zandverstuivingen en grote zompigheid elkaar afwissel<strong>de</strong>n, bleken als vier<strong>de</strong> keus<br />

bruikbaar. Een meer dan 30 ha groot gebied, nu Brinkgreve, Rielerenk West, Rielerenk<br />

Oost en <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n tussen <strong>de</strong> Bolkesteinlaan en het latere Overijssels<br />

Kanaal, werd in <strong>de</strong>ze vier<strong>de</strong> fase van <strong>de</strong> uitbreiding van het landbouwgron<strong>de</strong>n geschikt<br />

geacht <strong>voor</strong> cultivatie. Dit kon alleen bereikt wor<strong>de</strong>n door grote gecoördineer<strong>de</strong><br />

inspanningen vanuit <strong>de</strong> kapitaalkrachtige <strong>stad</strong> Deventer. Het aanvankelijk<br />

marginale landbouwgebied werd vanaf <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw geëgaliseerd, bemest en opgenomen<br />

in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke landbouweconomie. Deze langzame ‘inpol<strong>de</strong>ring’ was qua<br />

inspanningen overeenkomstig met een Hollandse of Zeeuwse pol<strong>de</strong>r. Kenmerkend<br />

<strong>voor</strong> Oost-Ne<strong>de</strong>rland ging <strong>de</strong> ontwikkeling echter langzaam maar onafgebroken<br />

ver<strong>de</strong>r tot een goe<strong>de</strong> landbouwgrond was bereikt. Dui<strong>de</strong>lijk zichtbare landschapselementen<br />

zoals dijken en pol<strong>de</strong>rs waren er niet maar <strong>de</strong> hoeveelheid landbouwgrond<br />

nam toe en <strong>de</strong> boeren boer<strong>de</strong>n steeds beter op hun bestaan<strong>de</strong> akkers.<br />

De vijf<strong>de</strong> fase van het landgebruik trad aan het eind van <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> eeuw in. De natuurlijke<br />

mest en <strong>de</strong> <strong>stad</strong>sdrek wer<strong>de</strong>n vervangen door kunstmest. De handarbeid<br />

1 Binnen <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rzetting: <strong>Vermeulen</strong>, 2006A, 33-51: <strong>de</strong> 9-10 <strong>de</strong> -eeuwse boer<strong>de</strong>rij en 9 <strong>de</strong> -13 <strong>de</strong> -eeuwse tuinbouwgron<strong>de</strong>n en<br />

akkers aan <strong>de</strong> Bagijnenstraat. Mittendorff & <strong>Vermeulen</strong>, 2004: <strong>de</strong> grootschalige ophogingen en tuinen/akkers aan <strong>de</strong> Bruynssteeg<br />

uit <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1050-1300.<br />

Vlak buiten <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rzetting: <strong>de</strong> Driebergenbuurt en <strong>de</strong> Vaaltakkers als extensief landbouwgebied, uit opgravingen Driebergenbuurt<br />

(Klinkenbeltsweg, Moerakkerstraat): Haveman, 2005, 7-9; <strong>Vermeulen</strong>, 2006B, 8-9.<br />

2 Hermsen, 2005, <strong>21</strong>-24.<br />

1. INLEIDING<br />

7


8<br />

Afb. 1.1<br />

De ligging van Deventer in Ne<strong>de</strong>rland.<br />

Afb. 1.2<br />

De ligging van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied op <strong>de</strong> Rielerenk in <strong>de</strong> gemeente Deventer.


Afb. 1.3<br />

De aanleg van<br />

een proefsleuf.<br />

3 Van Es & Verwers, 1985.<br />

4 Van Es, 2006, 11-23.<br />

in <strong>de</strong> landbouw werd steeds ver<strong>de</strong>r gemechaniseerd, het kenmerken<strong>de</strong> kampenlandschap<br />

met pa<strong>de</strong>n, heggen, houtwallen, slootjes en greppels verdween om plaats te<br />

maken <strong>voor</strong> grote ruilverkavel<strong>de</strong> akkers, die met enorme landbouwmachines te bewerken<br />

waren. De ‘efficiëntie’ in <strong>de</strong> grootschalige landbouw <strong>de</strong>ed <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> aanblik<br />

van het landschap verdwijnen. Zoals zoveel landbouwgron<strong>de</strong>n in Ne<strong>de</strong>rland wer<strong>de</strong>n<br />

ook in het platteland rond Deventer in <strong>de</strong> zes<strong>de</strong> fase van het grondgebruik <strong>de</strong><br />

akkers om <strong>de</strong> <strong>stad</strong> langzaam <strong>voor</strong> bebouwing in gebruik genomen. Fabrieken, woonwijken,<br />

sportvel<strong>de</strong>n en ook ziekenhuizen bouw<strong>de</strong>n in Deventer enorme complexen<br />

buiten <strong>de</strong> oorspronkelijke <strong>stad</strong>. Deze ontwikkeling zette na 15 jaar <strong>voor</strong>bereiding in<br />

2004 ook op <strong>de</strong> Rielerenk in. Pal op <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> grens tussen Deventer en Diepenveen,<br />

wer<strong>de</strong>n landbouwgron<strong>de</strong>n uit gebruik genomen om <strong>de</strong>el uit te gaan maken van <strong>de</strong><br />

verste<strong>de</strong>lijkte woonomgeving. Zes fases in drie millennia leid<strong>de</strong>n tot waar nu het<br />

nieuwe Deventer Ziekenhuis staat. Wat <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> fase zal zijn, is <strong>voor</strong> een verre<br />

generatie van archeologen en an<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>rzoekers.<br />

1.2 De waar<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> essen als bron van on<strong>de</strong>rzoek; van terra incognita naar<br />

culturele biografie van het landschap<br />

Omgekeerd evenredig aan het verdwijnen van het historische landschap ontwikkel<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> archeologische en aca<strong>de</strong>mische studie ervan. Overijssel zat gezien <strong>de</strong><br />

archeologische interesse <strong>voor</strong> omliggen<strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n als Drenthe, <strong>de</strong> Veluwe en Zuidoost-Gel<strong>de</strong>rland<br />

in het achterste bankje van het on<strong>de</strong>rzoek. Enkele amateurs en<br />

beroepsarcheologen in perifere gebie<strong>de</strong>n als het dal van <strong>de</strong> Overijsselse Vecht en<br />

Twente <strong>de</strong><strong>de</strong>n hier on<strong>de</strong>rzoek. 3 De stand van wetenschappelijk bo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek<br />

veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, toen Overijssel in 1969 een echte archeoloog kreeg toegewezen en<br />

meer systematisch on<strong>de</strong>rzoek werd uitgevoerd. 4 De provincie bleef echter verstoken<br />

van <strong>de</strong> aandacht van wetenschappelijke instituten en het ontbrak aan een op het<br />

platteland gerichte archeologische amateurvereniging. Dit in tegenstelling tot bij-<br />

9


10<br />

<strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> provincie Noord-Brabant, waar amateurs en universiteiten actief samenwerkten<br />

om <strong>de</strong> archeologie in het landschap op <strong>de</strong> kaart te zetten. In 1977<br />

werd door Van Es en Verlin<strong>de</strong> <strong>de</strong> stand opgemaakt. Langs <strong>de</strong> Regge, <strong>de</strong> Schipbeek<br />

(Colmschate) en <strong>de</strong> Overijsselse Vecht bleken vindplaatsen bekend, <strong>de</strong> binnenlan<strong>de</strong>n<br />

van Salland bleven een terra incognita, geheel leeg aan archeologische vondsten.<br />

5 Buiten <strong>de</strong> afwezigheid van belangstelling werd <strong>de</strong>ze onbekendheid ook veroorzaakt<br />

door het ontbreken van grootschalige bouwactiviteiten op het vredige<br />

platteland. In navolging van <strong>de</strong> naoorlogse grootschalige bouw die in <strong>de</strong> Rand<strong>stad</strong><br />

heerste en <strong>de</strong> steeds ‘efficiëntere’ landbouw en ruilverkaveling waar ook Overijssel<br />

mee te maken kreeg, werd het landschap van Salland langzaam maar zeker ook opgenomen<br />

in <strong>de</strong> vaart <strong>de</strong>r volkeren.<br />

De es of enk, <strong>de</strong> door <strong>de</strong> mens opgebrachte akkerlaag ter verbetering van <strong>de</strong> kwaliteit<br />

van <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m <strong>voor</strong> landbouw, kwam als bo<strong>de</strong>mtype in Salland vaak <strong>voor</strong>. Dit<br />

langzame proces uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen en <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne tijd had er<strong>voor</strong> gezorgd, dat<br />

<strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m tussen <strong>de</strong> 30 cm en soms wel 200 cm was opgehoogd. Hierdoor was het<br />

ou<strong>de</strong> reliëf, met hierop <strong>de</strong> (pre-)historische leefgebie<strong>de</strong>n aan het zicht van archeologen<br />

onttrokken. Het besef, dat het essenlandschap archeologisch van grote waar<strong>de</strong><br />

kon zijn en dat <strong>de</strong> afwezigheid van archeologische vindplaatsen het gevolg was<br />

van <strong>de</strong> ontwikkeling van een bepaald type antropogene bo<strong>de</strong>m, ontstond in <strong>de</strong> late<br />

jaren ’80 en vroege jaren ’90 van <strong>de</strong> vorige eeuw. De afwezigheid van vindplaatsen<br />

werd niet zozeer veroorzaakt door het ontbreken van culturele resten, maar doordat<br />

het es<strong>de</strong>k <strong>de</strong>ze resten af<strong>de</strong>kte en beter dan waar ook bewaar<strong>de</strong>. Juist on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

essen in Salland bleek het bo<strong>de</strong>marchief in zeer goe<strong>de</strong> conditie. 6<br />

Het was echter vijf <strong>voor</strong> twaalf. Door het ontbreken van beken<strong>de</strong> vindplaatsen was<br />

het nauwelijks mogelijk om een verwachting uit te spreken waar welke resten<br />

te<strong>voor</strong>schijn zou<strong>de</strong>n komen. Grote behoefte bestond om <strong>de</strong>ze vindplaatsen te karteren,<br />

te waar<strong>de</strong>ren en <strong>de</strong>ze archeologisch te beschermen of te on<strong>de</strong>rzoeken. Hier<strong>voor</strong><br />

wer<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rzoeksmo<strong>de</strong>llen ontwikkeld en karteringsmetho<strong>de</strong>s bedacht. 7 De<br />

klassieke metho<strong>de</strong> van veldkartering, het verzamelen van vondsten als potscherven<br />

en fragmenten vuursteen aan <strong>de</strong> oppervlakte in open veld, bleek niet voldoen<strong>de</strong>. De<br />

methodiek van het boren met <strong>de</strong> megaboor, een grondboor met een diameter van<br />

soms wel 20 cm, en het trekken van lange en bre<strong>de</strong> proefsleuven tot op het on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong><br />

zand bleek een betere wijze van <strong>voor</strong>on<strong>de</strong>rzoek te zijn.<br />

Inmid<strong>de</strong>ls stond ook in Salland <strong>de</strong> tijd niet stil. Niet alleen <strong>de</strong> <strong>stad</strong> maar ook dorpen<br />

als Raalte en Heeten breid<strong>de</strong>n zich in rap tempo uit. Wat niemand <strong>de</strong>rtig jaar<br />

<strong>voor</strong>dien <strong>voor</strong> mogelijk had gehou<strong>de</strong>n bleek waar: on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> essen die om <strong>de</strong>ze dorpen<br />

en zelfs ver daarvandaan lagen, kwamen bijzon<strong>de</strong>re resten uit <strong>de</strong> prehistorie, <strong>de</strong><br />

Romeinse tijd en <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen te<strong>voor</strong>schijn. In <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1985-2005 werd wat<br />

betreft het archeologisch on<strong>de</strong>rzoek een inhaalslag gemaakt, <strong>de</strong> archeologie van<br />

Salland kwam van <strong>de</strong> achterste bankjes in <strong>de</strong> klas nu ergens in het mid<strong>de</strong>n terecht.<br />

De ste<strong>de</strong>n in en om Salland, Zwolle en Deventer gingen zich, omdat zij zagen dat <strong>de</strong><br />

ontwikkelingen niet alleen ten gunste van <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n maar ook ten na<strong>de</strong>el van het<br />

behoud van het bo<strong>de</strong>marchief verliepen, serieus bezig hou<strong>de</strong>n met het beheer en<br />

on<strong>de</strong>rzoek van het bo<strong>de</strong>marchief. Grootschalige on<strong>de</strong>rzoeken wer<strong>de</strong>n opgestart.<br />

Ook in <strong>de</strong> dorpen ontstond het besef, dat het landschap en <strong>de</strong> resten hieron<strong>de</strong>r<br />

eenmalig waren en on<strong>de</strong>rzoek behoef<strong>de</strong>n. Buiten <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n werd door een breed<br />

scala aan bedrijven, diensten en amateur-verban<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rzoek gedaan. Een neveneffect<br />

van <strong>de</strong>ze na 1995 ingezette positieve ontwikkeling was, dat het al snel ont-<br />

5 Van Es & Verlin<strong>de</strong>, 1977, 15-17.<br />

6 Groenewoudt, 1994, 175-187.<br />

7 Groenewoudt, 1994, 183-187.


8 Spek et al., 2004, 177-209.<br />

9 Heidinga, 1987, Spek, 2004<br />

10 Bloemers, 2004, 10-17.<br />

11 Kolen, 2005, 11-18.<br />

12 Keunen & Van Beek, 2005, 61-63.<br />

brak aan overzicht van welk on<strong>de</strong>rzoek waar plaatsvond en wat daar <strong>de</strong> resultaten<br />

van waren.<br />

Niet alleen het gebrek aan on<strong>de</strong>rzoeksmatige koppeling en terugkoppeling werd als<br />

een gemis ervaren, ook <strong>de</strong> informatie<strong>voor</strong>ziening vanuit het on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong><br />

ruimtelijke or<strong>de</strong>ningsprocessen was onvoldoen<strong>de</strong>. Ontwikkelaars, gemeentes en<br />

landbouwers moesten opeens rekening gaan hou<strong>de</strong>n met gevolgen <strong>voor</strong> het bouwproces,<br />

als een bepaald gebied archeologisch waar<strong>de</strong>vol leek.<br />

De archeologische ka<strong>de</strong>rs <strong>voor</strong> het buitengebied wer<strong>de</strong>n vastgelegd in <strong>de</strong> Nationale<br />

On<strong>de</strong>rzoeksagenda Archeologie (NOaA), waarin <strong>de</strong> stand van zaken in 2004 werd<br />

beschreven en <strong>de</strong> doelen <strong>voor</strong> het toekomstig on<strong>de</strong>rzoek wer<strong>de</strong>n geformuleerd. 8<br />

De methodiek van bureau-, proef- en <strong>de</strong>finitief on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> Oost-Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

zandgron<strong>de</strong>n werd beschreven in <strong>de</strong> richtlijnen en kwaliteitsnormen <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandse Archeologie (KNA). Daarnaast werd kaartmateriaal vervaardigd, waar<br />

niet alleen beken<strong>de</strong> vindplaatsen maar ook <strong>de</strong> archeologische verwachting van sommige<br />

gebie<strong>de</strong>n op te zien waren. Vroege, vrij grootschalige kaarten als <strong>de</strong> Indicatieve<br />

Kaart van Archeologische Waar<strong>de</strong>n (IKAW) wer<strong>de</strong>n langzaam maar zeker vervangen<br />

door gebiedsstudies, bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> De Graafschap en <strong>de</strong> gemeenten<br />

Dalfsen, Zwolle en Deventer.<br />

Het inhou<strong>de</strong>lijke verhaal, een overkoepelen<strong>de</strong> studie naar <strong>de</strong> ontwikkeling van <strong>de</strong><br />

essen, esdorpen, <strong>de</strong> prehistorische, historische ontwikkelingen en <strong>de</strong> landbouwhistorie,<br />

moet <strong>voor</strong> Overijssel en zeker <strong>voor</strong> Salland nog wor<strong>de</strong>n geschreven. Ook<br />

hier liggen <strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n die Overijssel omringen weer <strong>voor</strong>. Voor <strong>de</strong> Veluwe en<br />

Drenthe zijn <strong>de</strong>rgelijke studies al enige tijd of zeer recentelijk beschikbaar. 9 Er is<br />

echter een nieuwe ontwikkeling ingezet. Getracht wordt naast een studie van het<br />

landschap en <strong>de</strong> ontwikkeling hiervan ook <strong>de</strong> meerwaar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ruimtelijkmaatschappelijke<br />

ontwikkelingen niet uit het oog te verliezen. De koppeling van<br />

on<strong>de</strong>rzoek en ruimtelijk-maatschappelijke thema’s moet <strong>de</strong> brug slaan tussen actief<br />

on<strong>de</strong>rzoek, behoud van landschappen en <strong>de</strong> mogelijkheid tot ontwikkeling. Selectie<br />

van archeologische gebie<strong>de</strong>n en duurzaamheid zijn hierbij <strong>de</strong> kernthema’s. 10<br />

Vanwege <strong>de</strong> gebleken eindigheid van het landschap zoals tientallen generaties dat<br />

hebben gekend, is het <strong>de</strong>nken over het han<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> mens in dit landschap een<br />

belangrijk thema van studie gewor<strong>de</strong>n. Het zichtbare landschap zoals akkers, woeste<br />

gron<strong>de</strong>n, dorpjes en wegen waren <strong>voor</strong> duizen<strong>de</strong>n jaren <strong>de</strong> leefomgeving en zijn<br />

hiermee <strong>de</strong> biografie van het menselijk han<strong>de</strong>len en <strong>de</strong>nken gaan vormen. Deze<br />

landschapsgenese, <strong>de</strong> transformatie, is een weerslag van maatschappelijk <strong>de</strong>nken en<br />

han<strong>de</strong>len. 11 Deze processen zijn wellicht <strong>de</strong> laatste twee eeuwen uit ook uit historisch<br />

bronnenon<strong>de</strong>rzoek verklaarbaar. Voor <strong>de</strong> hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n tot duizen<strong>de</strong>n jaren<br />

hier<strong>voor</strong> is het on<strong>de</strong>rzoek naar (<strong>de</strong> gedachten achter) het menselijk han<strong>de</strong>len in het<br />

landschap aangewezen op antropologische en archeologische verklaringsmo<strong>de</strong>llen.<br />

Nu in Salland veel <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n, zoals archeologische vindplaatsen, historische en<br />

geografische kennis en een theoretisch en praktisch on<strong>de</strong>rzoekska<strong>de</strong>r, <strong>voor</strong> een<br />

landschapsbiografie zijn geschapen, is ook hier het proces van het ontrafelen van <strong>de</strong><br />

culturele biografie van het landschap begonnen. 12 In een samenwerkingsverband<br />

tussen <strong>de</strong> Landbouwuniversiteit Wageningen (LU) en <strong>de</strong> Rijksdienst <strong>voor</strong> Archeologie,<br />

Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) is het project Bo<strong>de</strong>marchief in<br />

Behoud en Ontwikkeling (BBO) geïnitieerd. Dit project wordt on<strong>de</strong>rsteund door <strong>de</strong><br />

ste<strong>de</strong>n in het gebied. Kern van het project is, dat het landschap en het bo<strong>de</strong>marchief<br />

hieron<strong>de</strong>r niet alleen meer gezien wor<strong>de</strong>n als een neerslag van menselijk han<strong>de</strong>len<br />

en een boeien<strong>de</strong> bron van on<strong>de</strong>rzoek. Ook dient er een vertaalslag naar <strong>de</strong> maat-<br />

11


12<br />

schappelijke ontwikkelingen en <strong>de</strong> toegenomen druk op <strong>de</strong> omgeving te wor<strong>de</strong>n gemaakt.<br />

Wat wil <strong>de</strong> maatschappij nu met het landschap, hoe kan het archeologisch<br />

on<strong>de</strong>rzoek binnen het ruimtelijke beleid bijdragen aan duurzaamheid en tegelijkertijd<br />

ontwikkeling. Het zijn vragen die op een gemeentelijk, provinciaal en rijksniveau<br />

spelen en waarvan <strong>de</strong> beantwoording moet lei<strong>de</strong>n tot keuzes <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toekomst.<br />

Voor <strong>de</strong> Rielerenk geldt, dat een mo<strong>de</strong>rne gezondheidszorg baat heeft bij een goed<br />

ziekenhuis, over <strong>de</strong> maatschappelijke relevantie daarvan valt niet te twisten. Dat<br />

hier<strong>voor</strong> een <strong>voor</strong> velen nauwelijks herkenbaar historisch landschap transformeert,<br />

is een bewuste keus. De toekomstige zorgboulevard tussen <strong>de</strong> Brinkgreverweg en<br />

het Overijssels Kanaal zorgt er<strong>voor</strong> dat alle zorgfuncties geconcentreerd wor<strong>de</strong>n<br />

en dat het beslag op <strong>de</strong> ruimte alleen hier plaatsvindt. De concentratie van meer<strong>de</strong>re<br />

complexen op één locatie zorgt er<strong>voor</strong> dat veel an<strong>de</strong>re gebie<strong>de</strong>n hun open en<br />

groene karakter blijven behou<strong>de</strong>n, het bo<strong>de</strong>marchief incluis.<br />

De Rielerenk Oost vormt met dit archeologische on<strong>de</strong>rzoek een nieuw puzzelstukje<br />

in het landschappelijke mozaïek. Vele onverwachte, nog niet eer<strong>de</strong>r aangetoon<strong>de</strong><br />

zaken zijn te<strong>voor</strong>schijn gekomen en hebben bijgedragen aan <strong>de</strong> grote biografie van<br />

het landschap. Rentmeesterschap <strong>voor</strong> <strong>de</strong> maatschappij, <strong>de</strong> gezon<strong>de</strong> omgeving en<br />

het landschap is daarmee een langdurig en gezamenlijk proces. Bij <strong>de</strong> ontwikkeling<br />

van het nieuwe Deventer Ziekenhuis is het gelukt om dit gezamenlijke rentmeesterschap<br />

toe te passen.<br />

Afb. 1.5, pag. 13<br />

Overzicht van <strong>de</strong> proefsleuven met <strong>de</strong> sporen.


2 VRAAGSTELLING, METHODIEK EN WERKVERLOOP<br />

14<br />

2 VRAAGSTELLING, METHODIEK EN<br />

WERKVERLOOP · BART VERMEULEN & MICHIEL BARTELS<br />

2.1 Projectgegevens & begrenzing vindplaats<br />

Projectgegevens:<br />

Gemeente Deventer-projectnummer: 226<br />

Archisnummer: 27G-35Z<br />

CISco<strong>de</strong>: 7097<br />

Gemeente Deventer-projectnaam: Rielerenk-Oost, Gemeente Deventer<br />

Centrumcoördinaten: X: 209.930<br />

Y: 475.122<br />

Kadasternummer: Sectie G percelen 769, 773, 3555, 3668<br />

en 4181<br />

Opdrachtgever fase 1 & 2: Deventer Ziekenhuis, Deventer<br />

Opdrachtgever fase 3: Gemeente Deventer<br />

Projectleiding archeologisch: Françoise Appels, Monique Barwasser,<br />

Norbert Eeltink, Bart <strong>Vermeulen</strong><br />

Uitvoering veldarcheologie: Femke Tomas, Natasja <strong>de</strong> Bruijn,<br />

Ivo Hermsen en Emile Mittendorff.<br />

Uitvoer<strong>de</strong>r technisch: Michael van <strong>de</strong>r Wees, Jos van Oijen<br />

Inhou<strong>de</strong>lijke supervisie: Michiel <strong>Bartels</strong><br />

Begrenzing vindplaats:<br />

De vindplaats wordt aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> begrensd door <strong>de</strong> Nico Bolkesteinlaan. Aan<br />

<strong>de</strong> westzij<strong>de</strong> wordt <strong>de</strong> grens gevormd door het Mensinkdijkje, aan <strong>de</strong> noordzij<strong>de</strong><br />

loopt <strong>de</strong> grens van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied gelijk aan <strong>de</strong> noor<strong>de</strong>lijke perceelsgrens<br />

van kadastraal perceel G-3668. Aan <strong>de</strong> oostzij<strong>de</strong> wordt het on<strong>de</strong>rzoeksgebied<br />

begrensd door <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Rielerweg. Ten oosten van <strong>de</strong>ze weg maakt alleen <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke<br />

helft van kadastraal perceel G-4181 <strong>de</strong>el uit van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied.<br />

2.2 Vraagstelling<br />

Voorafgaand aan het proefon<strong>de</strong>rzoek doormid<strong>de</strong>l van proefsleuven wer<strong>de</strong>n een aantal<br />

vraagstellingen geformuleerd. 1 Deze vraagstellingen waren allereerst gebaseerd<br />

op algemene vraagstellingen gel<strong>de</strong>nd binnen het on<strong>de</strong>rzoek op es<strong>de</strong>kken. Daarnaast<br />

was <strong>de</strong> vraagstelling specifiek afgestemd op <strong>de</strong> verhouding tussen <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse<br />

<strong>stad</strong> Deventer en het omliggen<strong>de</strong> platteland. De ten behoeve van het <strong>voor</strong>on<strong>de</strong>rzoek<br />

geformuleer<strong>de</strong> vraagstellingen luid<strong>de</strong>n als volgt:<br />

1. Uit welke perio<strong>de</strong>s zijn resten aanwezig en van welke perio<strong>de</strong>s valt bewoning in<br />

het gebied aan te treffen?<br />

2. Wat is <strong>de</strong> aard, locatie duur en omvang van <strong>de</strong>ze bewoning?<br />

3. Zijn landschappelijke of an<strong>de</strong>re indicatoren doorslaggevend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> locatie van<br />

<strong>de</strong> bewoning?<br />

4. Is <strong>de</strong> locatie in <strong>de</strong> volle mid<strong>de</strong>leeuwen bewoond en zo ja, hoe verhoudt zich dit<br />

tot <strong>de</strong> <strong>stad</strong> Deventer?<br />

1 <strong>Bartels</strong>, 2002, 10-11.


Afb. 2.1<br />

De grenzen van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied.<br />

5.Is er op basis van (metaal)vondsten uit het es<strong>de</strong>k iets te zeggen over het afvalpatroon<br />

en <strong>de</strong> monetaire economie van <strong>de</strong> <strong>stad</strong>, het transport van <strong>stad</strong>sdrek en<br />

over <strong>de</strong> relatie <strong>stad</strong> - platteland in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong>?<br />

Na het afron<strong>de</strong>n van het proefon<strong>de</strong>rzoek werd <strong>de</strong> vraagstelling per vindplaats niet<br />

ver<strong>de</strong>r aangescherpt. De bestaan<strong>de</strong> vragen bleven gel<strong>de</strong>n, maar wer<strong>de</strong>n specifieker<br />

gericht op <strong>de</strong> binnen het on<strong>de</strong>rzoeksgebied aanwezige perio<strong>de</strong>s. 2 Aangezien <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

fase van het on<strong>de</strong>rzoek niet gepland was, wer<strong>de</strong>n hier<strong>voor</strong> geen specifieke vragen<br />

opgesteld. De hier aangetroffen resten pasten echter naadloos binnen <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r<br />

geformuleer<strong>de</strong> vraagstellingen.<br />

2.3 Proefon<strong>de</strong>rzoek (2002)<br />

2 Eeltink, 2002, 8-10.<br />

3 <strong>Bartels</strong>, 2002.<br />

4 Stichting <strong>voor</strong> Bo<strong>de</strong>mkartering, 1979 & 1983.<br />

In 2002 werd een Standaard Archeologische Inventarisatie (SAI) over <strong>de</strong> Rielerenk<br />

geschreven. 3 Uit dit bureauon<strong>de</strong>rzoek bleek, dat een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Rielerenk een dikke<br />

zwarte enkeerdgrond had. 4 Deze door landbouw ontstane gron<strong>de</strong>n behoren tot<br />

<strong>de</strong> rijkste archeologische terreinen in <strong>de</strong> zandgebie<strong>de</strong>n van Ne<strong>de</strong>rland. Vandaar dat<br />

<strong>de</strong> Rijksdienst <strong>voor</strong> het Oudheidkundig Bo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek (ROB) aan <strong>de</strong> Rielerenk<br />

een hoge waar<strong>de</strong> heeft toegeschreven op <strong>de</strong> Indicatieve Kaart van Archeologische<br />

15


16<br />

Waar<strong>de</strong>n (IKAW). 5 Uit <strong>de</strong> directe omgeving van het plangebied waren <strong>voor</strong>afgaand<br />

aan het on<strong>de</strong>rzoek al verschillen<strong>de</strong> archeologische vondsten en vindplaatsen bekend.<br />

Dit versterkte het beeld van <strong>de</strong> Rielerenk als archeologisch interessant gebied.<br />

6 Op basis van <strong>de</strong> beschikbare informatie werd besloten een booron<strong>de</strong>rzoek<br />

over te slaan en direct met on<strong>de</strong>rzoek door proefsleuven aan te vangen.<br />

In 2002 werd doormid<strong>de</strong>l van proefsleuven een Aanvullend Archeologisch On<strong>de</strong>rzoek<br />

(AAO) uitgevoerd (afb. 2.4). 7 Om <strong>de</strong> 20 m wer<strong>de</strong>n over het gehele terrein<br />

proefsleuven met een breedte van 2 m aangelegd. Het grootste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> proefsleuven<br />

werd noord zuid aangelegd. Dit maakt <strong>de</strong> kans om <strong>de</strong> veelal oost west<br />

georiënteer<strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rijen uit <strong>de</strong> prehistorie en mid<strong>de</strong>leeuwen aan te snij<strong>de</strong>n het<br />

grootst. De eerste werkput werd echter gegraven in <strong>de</strong> lengte van het terrein om<br />

een goed beeld te krijgen van <strong>de</strong> landschapsinrichting. Werkput 1 <strong>de</strong>el<strong>de</strong> het gebied<br />

ten westen van <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Rielerweg in twee ongeveer even grote <strong>de</strong>len. Aan <strong>de</strong><br />

zuidzij<strong>de</strong> van werkput 1 wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> ongeveer 155 m lange werkputten 2 tot 13 aangelegd<br />

met een on<strong>de</strong>rlinge afstand van 20 m. Alleen in het lager gelegen gebied wer<strong>de</strong>n<br />

werkputten 10, 11 en 12 met een tussenafstand van 40 m aangelegd. In werkput<br />

2 werd ter hoogte van een sporencluster uit <strong>de</strong> ijzertijd een kleine uitbreiding aangelegd.<br />

Het gebied ten noor<strong>de</strong>n van werkput 1 werd in twee <strong>de</strong>len ver<strong>de</strong>eld door een oost<br />

west lopen<strong>de</strong> houtwal. Ten zui<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> houtwal lagen <strong>de</strong> sleuven 14 tot 26, die<br />

5 IKAW: ROB, 2000.<br />

6 <strong>Bartels</strong>, 2002, 7-10.<br />

7 Eeltink, 2002.<br />

Afb. 2.3<br />

Het tekenen van grondsporen.


allen exact in het verleng<strong>de</strong> van <strong>de</strong> sleuven ten zui<strong>de</strong>n van werkput 1 lagen. Ter<br />

hoogte van werkput 26 werd een uitbreiding (werkput 27) aangelegd om meer dui<strong>de</strong>lijkheid<br />

te krijgen over <strong>de</strong> in <strong>de</strong> proefsleuf aangetroffen laatmid<strong>de</strong>leeuwse structuren.<br />

Ten noor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> houtwal lagen <strong>de</strong> werkputten 33 tot 47, elk ongeveer 20<br />

m van elkaar geschei<strong>de</strong>n. De werkputten 44 tot 47, ter hoogte van het mid<strong>de</strong>leeuwse<br />

erf Warmboldink, wer<strong>de</strong>n iets dichter bij elkaar aangelegd om een vollediger<br />

beeld van <strong>de</strong>ze vindplaats te krijgen. Ook wer<strong>de</strong>n er op erve Mensink (werkput<br />

33) en erve Warmboldink (werkput 44) om <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n uitbreidingen aangelegd.<br />

Tot slot werd ook aan <strong>de</strong> oostzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Rielerweg een serie proefsleuven<br />

getrokken. Werkput 28 lag ongeveer noord zuid en volg<strong>de</strong> <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong><br />

Rielerweg. De werkputten 29, 30, 31, 32, 48 en 49 wer<strong>de</strong>n allen noordoost zuidwest<br />

gegraven. Tegen werkput 32 wer<strong>de</strong>n twee kleine uitbreidingen aangelegd om meer<br />

zicht te krijgen op <strong>de</strong> palenrijen in <strong>de</strong>ze werkput. Werkput 48 werd met hetzelf<strong>de</strong><br />

doel direct bre<strong>de</strong>r gemaakt. Tot slot werd aan <strong>de</strong> uiterste zuidzij<strong>de</strong> van het terrein<br />

nog een oost west gelegen werkput (50) aangelegd. Aan het oostelijke uitein<strong>de</strong><br />

hiervan werd nog een uitbreiding gegraven.<br />

Alle sleuven zijn gedocumenteerd en ingemeten. Op regelmatige afstan<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n<br />

in alle proefsleuven <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>mprofielen beschreven om een goed beeld te krijgen<br />

van <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>mopbouw op verschillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> Rielerenk. In fase 1 werd alleen<br />

gecoupeerd op <strong>de</strong> plaatsen waar in het Definitief On<strong>de</strong>rzoek geen aanvullend on<strong>de</strong>rzoek<br />

zou plaats vin<strong>de</strong>n. De vindplaatsen <strong>voor</strong> het Definitief On<strong>de</strong>rzoek wer<strong>de</strong>n<br />

ver<strong>de</strong>r niet na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzocht. De sporen zijn per werkput uitge<strong>de</strong>eld. Een spoornummer<br />

bestaat dus steeds uit een putaanduiding en een eigenlijk spoornummer.<br />

Ook <strong>de</strong> vond<strong>stad</strong>ministratie is per werkput opgezet. De fotoadministratie ken<strong>de</strong><br />

wel een doorlopen<strong>de</strong> nummering.<br />

Op basis van het AAO zijn zeven vindplaatsen aangewezen. Voor drie van <strong>de</strong>ze vindplaatsen<br />

werd opgraven geadviseerd. Drie an<strong>de</strong>re vindplaatsen wer<strong>de</strong>n als behou<strong>de</strong>nswaardig<br />

aangemerkt. Dit bleek echter in geen van <strong>de</strong> drie gevallen een optie,<br />

zodat ook <strong>de</strong>ze vindplaatsen tij<strong>de</strong>ns het Definitief On<strong>de</strong>rzoek zijn opgegraven. Een<br />

zeven<strong>de</strong> vindplaats werd op basis van <strong>de</strong> onvolledigheid en kwaliteit afgeschreven.<br />

2.4 Definitief On<strong>de</strong>rzoek (2003)<br />

Tij<strong>de</strong>ns het Definitief On<strong>de</strong>rzoek wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> zes na het proefon<strong>de</strong>rzoek geselecteer<strong>de</strong><br />

vindplaatsen on<strong>de</strong>rzocht. Deze hebben samen met <strong>de</strong> vindplaatsen uit het<br />

noodon<strong>de</strong>rzoek in 2004 een doorlopen<strong>de</strong> vindplaatsnummering gekregen die in <strong>de</strong><br />

rest van <strong>de</strong> rapportage als uitgangspunt dient (afb. 2.6). De nummering van <strong>de</strong> vindplaatsen<br />

is gebaseerd op <strong>de</strong> volgor<strong>de</strong> van <strong>de</strong> uitwerking en is dus niet chronologisch.<br />

Ook in <strong>de</strong>ze fase wer<strong>de</strong>n alle sporen gedocumenteerd, gecoupeerd en afgewerkt.<br />

De sporen, vondsten en fotoadministratie sloot aan op het <strong>voor</strong> het <strong>voor</strong>on<strong>de</strong>rzoek<br />

opgezette systeem.<br />

Vindplaats 1: Een spieker uit <strong>de</strong> vroege of mid<strong>de</strong>n ijzertijd (800 tot 250 v. Chr.)<br />

In werkput 2, gelegen in <strong>de</strong> zuidwesthoek van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied, werd tij<strong>de</strong>ns<br />

het proefon<strong>de</strong>rzoek een kleine concentratie sporen en vondsten aangetroffen. Rond<br />

<strong>de</strong>ze plek werd in 2003 een groter opgravingsvlak opengelegd. In <strong>de</strong>ze 19 m bij 8,5<br />

m grote werkput wer<strong>de</strong>n alleen <strong>de</strong> resten van een geïsoleerd gelegen spieker aangetroffen.<br />

De werkput kreeg hetzelf<strong>de</strong> putnummer als <strong>de</strong> proefsleuf (werkput 2).<br />

17


18<br />

Afb. 2.4<br />

Overzicht van alle in 2002, 2003 en 2004 aangeleg<strong>de</strong> werkputten met nummers.


Afb. 2.5<br />

Een overzicht van <strong>de</strong> opgravingsvlakken in 2002, 2003 en 2004.<br />

19


20<br />

Vindplaats 2: Losse sporen uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n bronstijd (1800 tot 1050 v. Chr.)<br />

Op <strong>de</strong> hogere <strong>de</strong>kzandrug aan <strong>de</strong> uiterste zuidzij<strong>de</strong> van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied werd<br />

in 1998 <strong>de</strong> Nico Bolkesteinlaan aangelegd. Bij <strong>de</strong> aanleg van <strong>de</strong>ze weg zijn in het cunet<br />

sporen aangetroffen uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n bronstijd. Omdat sporen en aar<strong>de</strong>werk uit<br />

<strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> zeldzaam zijn, werd besloten om parallel aan <strong>de</strong> sporen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Nico<br />

Bolkesteinlaan een werkput aan te leggen van ongeveer bij 70 m bij 8 m. Hierbij<br />

werd dui<strong>de</strong>lijk, dat langs <strong>de</strong> noordkant van <strong>de</strong> Nico Bolkesteinlaan geen intacte prehistorische<br />

akkerlaag meer aanwezig was en ook dateerbare sporen ontbraken.<br />

Vermoe<strong>de</strong>lijk lag <strong>de</strong> grens van het bewoningsareaal in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> net ten zui<strong>de</strong>n<br />

van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> huidige weg. Ver<strong>de</strong>r naar het noor<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n<br />

dan ook geen putten meer aangelegd.<br />

Vindplaats 3: Enkele greppels uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen<br />

Bij <strong>de</strong> aanleg van <strong>de</strong> uitbreiding van werkput 50 ten behoeve van het opgraven van<br />

vindplaats 2, wer<strong>de</strong>n ook een aantal mid<strong>de</strong>leeuwse greppels aangetroffen en gedocumenteerd.<br />

Deze greppels lijken <strong>de</strong> eerste fase van mid<strong>de</strong>leeuwse ontginning te<br />

markeren.<br />

Vindplaats 4: Erve Mensink<br />

Aan <strong>de</strong> westzij<strong>de</strong> van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied tegen het Mensinkdijkje wer<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns<br />

het proefon<strong>de</strong>rzoek in 2002 <strong>de</strong> resten van het historische erf Mensink aangetroffen.<br />

Dit erf strekte zich uit aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> van het Mensinkdijkje en kon dus in<br />

2003 slechts ten <strong>de</strong>le wor<strong>de</strong>n opgegraven. Op <strong>de</strong> plaats van het erf werd een 75 m<br />

lange en 15 à 20 m bre<strong>de</strong> werkput aangelegd, waarin <strong>de</strong> resten van een schaapskooi,<br />

tientallen losse paalkuilen en verschillen<strong>de</strong> greppels wer<strong>de</strong>n aangetroffen.<br />

Afb. 2.6<br />

De vindplaatsnummering op <strong>de</strong> Rielerenk.


Afb. 2.7<br />

De aanleg van een groot opgravingsvlak ter hoogte van Erve Mensink aan het Mensinksdijkje.<br />

Vindplaats 7: De erven Warmboldink en Baltink<br />

Aan <strong>de</strong> oostzij<strong>de</strong> van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied wer<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns het proefon<strong>de</strong>rzoek op<br />

twee plaatsen resten teruggevon<strong>de</strong>n, die <strong>de</strong>el uitmaakten van het mid<strong>de</strong>leeuwse<br />

erf Warmboldink en het later ontstane Baltink. Ter hoogte van werkput 44 uit het<br />

proefsleuvenon<strong>de</strong>rzoek werd een 30 m lange en 20 m bre<strong>de</strong> werkput (54) aangelegd.<br />

Hierin wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> resten van een 17 <strong>de</strong> of 18 <strong>de</strong> eeuwse boer<strong>de</strong>rij, een erfafscheiding<br />

en een zandstenen waterput aangetroffen. Ter hoogte van <strong>de</strong> proefsleuven<br />

werkput 26 en 27 werd werkput 51 aangelegd. In <strong>de</strong>ze 150 m bij 30 m grote werkput<br />

wer<strong>de</strong>n sloten en bijgebouwen behorend bij het erf Warmboldink aangetroffen.<br />

Tot slot wer<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> noor<strong>de</strong>lijke grens van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied <strong>de</strong> bre<strong>de</strong> proefsleuven<br />

werkput 52 en 53 aangelegd, in <strong>de</strong> hoop hier het mid<strong>de</strong>leeuwse hoofdgebouw<br />

aan te treffen. Hiervan ontbrak echter ie<strong>de</strong>r spoor.<br />

Vindplaats 8: De hopplantage<br />

Tij<strong>de</strong>ns het proefon<strong>de</strong>rzoek wer<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> werkputten 32, 48 en 49 sporenclusters<br />

gevon<strong>de</strong>n, die een <strong>voor</strong>lopige interpretatie als landweer meekregen. Tij<strong>de</strong>ns het<br />

Definitief On<strong>de</strong>rzoek werd over <strong>de</strong>ze proefsleuven een 45 m lange en 45 m bre<strong>de</strong><br />

werkput aangelegd. Deze kreeg <strong>de</strong> werkputnummers 32 en 48 naar <strong>de</strong> proefsleuven<br />

uit het <strong>voor</strong>on<strong>de</strong>rzoek. In <strong>de</strong>ze werkput wer<strong>de</strong>n tientallen lange rijen palen aangetroffen,<br />

die vermoe<strong>de</strong>lijk als een hopplantage moeten wor<strong>de</strong>n geïnterpreteerd. Bij<br />

<strong>de</strong>ze hopplantage lagen enkele sloten en spiekers.<br />

<strong>21</strong>


22<br />

Vindplaats 9: Een kuil uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n steentijd<br />

In werkput 50 werd tij<strong>de</strong>ns het proefon<strong>de</strong>rzoek een enkele kuil met een dui<strong>de</strong>lijk<br />

uitgespoel<strong>de</strong> en behoorlijk gehomogeniseer<strong>de</strong> lichtgrijs getinte vulling aangetroffen.<br />

De kuil werd bemonsterd en <strong>de</strong> houtskoolmonsters uit <strong>de</strong>ze kuil zijn 14C gedateerd.<br />

De houtskool<strong>de</strong>eltjes waren te dateren tussen 57<strong>21</strong> en 5567 v. Chr. (mid<strong>de</strong>n<br />

steentijd). Omdat <strong>de</strong> kuil op zichzelf leek te liggen, heeft hier geen vervolgon<strong>de</strong>rzoek<br />

plaats gevon<strong>de</strong>n.<br />

2.5 Noodon<strong>de</strong>rzoek in <strong>de</strong> bouwput van het ziekenhuis (2004)<br />

Eind juli 2004 werd een begin gemaakt met het verwij<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> bovengrond op<br />

een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Rielerenk. De toekomstige bouwputten wer<strong>de</strong>n tot op het natuurlijke<br />

gele zand van hun <strong>de</strong>klaag ontdaan. Op <strong>de</strong>ze wijze kwamen een aantal grote<br />

vlakken bloot te liggen (afb. 2.5). Het grootste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong>ze vlakken was reeds<br />

eer<strong>de</strong>r in het zicht geweest en lever<strong>de</strong> geen nieuwe informatie op. Twee bouwkuipen<br />

vorm<strong>de</strong>n hierop <strong>de</strong> uitzon<strong>de</strong>ringen en wer<strong>de</strong>n archeologisch gedocumenteerd.<br />

Hierbij speel<strong>de</strong> <strong>de</strong> inzet van <strong>de</strong> vrijwilligers van Archeologie Deventer en <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandse Jeugdbond <strong>voor</strong> Geschie<strong>de</strong>nis (NJBG) een belangrijke rol. In <strong>de</strong> eerste<br />

bouwkuip, meer dan 60 m bij 20 m groot, wer<strong>de</strong>n verschillen<strong>de</strong> grote sloten aangetroffen,<br />

die dien<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> lage <strong>de</strong>len van het gebied te ontwateren (werkput<br />

100). In <strong>de</strong>ze bouwkuip werd alleen het vlak getekend en gewaterpast. Er was geen<br />

tijd om <strong>de</strong> sporen te couperen.<br />

Afb. 2.8<br />

Het couperen van sporen tij<strong>de</strong>ns het Definitief<br />

On<strong>de</strong>rzoek.


Vindplaats 5: Een laatmid<strong>de</strong>leeuwse door grachten omgeven structuur<br />

De twee<strong>de</strong> bouwkuip was 75 m bij 65 m groot en lag iets ten oosten van het opgegraven<br />

perceel van erve Mensink. Hier wer<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> proefsleuven geen sporen van<br />

enige omvang waargenomen. Bij het verwij<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> bovengrond kwam een door<br />

dubbele en driedubbele sloten omgeven terrein aan het licht. Allereerst wer<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong>ze sloten gedocumenteerd, daarna werd het binnenterrein opgeschaafd. Dit was<br />

echter in het verle<strong>de</strong>n al <strong>voor</strong> een groot <strong>de</strong>el afgetopt, zodat alleen een tweetal<br />

dieper gefun<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hooibergen en <strong>de</strong> resten van een dassenburcht kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n<br />

gedocumenteerd.<br />

Vindplaats 6: Een afvalkuil uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n tot late ijzertijd<br />

Tussen <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse en natuurlijke sporen van vindplaats 5 werd hier ook een<br />

enkele afvalkuil uit <strong>de</strong> ijzertijd aangetroffen die veel aar<strong>de</strong>werk bevatte. In <strong>de</strong> omgeving<br />

van <strong>de</strong> kuil wer<strong>de</strong>n enkele losse sporen uit <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> perio<strong>de</strong> aangetroffen.<br />

Ook na het opschaven van het omliggen<strong>de</strong> vlak viel hierin geen structuur te herkennen.<br />

2.6 Metaal<strong>de</strong>tectie<br />

De Rielerenk stond on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>tectoramateurs al jaren bekend als een zoeklocatie bij<br />

uitstek. Uit heel Ne<strong>de</strong>rland kwamen mensen om hier met een metaal<strong>de</strong>tector te<br />

zoeken. Ook tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> opgraving had het team vaak last van ongeno<strong>de</strong> gasten, die<br />

niet alleen <strong>de</strong> storten maar ook <strong>de</strong> vlakken met hun bezoek vereer<strong>de</strong>n. Gelukkig<br />

waren ook veel <strong>de</strong>tectoramateurs te goe<strong>de</strong>r trouw. Een <strong>de</strong>el werkte mee met het<br />

veldteam en lever<strong>de</strong> alle vondsten in. An<strong>de</strong>ren kwamen achteraf met grote collecties<br />

metaalvondsten langs, waardoor een goed beeld ontstond van <strong>de</strong> rijkdom van<br />

vondsten op <strong>de</strong> Rielerenk. De metaalvondsten van <strong>de</strong> <strong>de</strong>tectoramateurs, die meewerkten<br />

aan het on<strong>de</strong>rzoek, wer<strong>de</strong>n zoveel mogelijk gekoppeld aan <strong>de</strong> werkputten.<br />

Het grootste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> vondsten is afkomstig uit het <strong>stad</strong>safval dat op <strong>de</strong> Rielerenk<br />

werd gedumpt. Het kan dus wor<strong>de</strong>n gebruikt om <strong>de</strong> totstandkoming van het<br />

es<strong>de</strong>k te dateren. De metaal<strong>de</strong>tectoramateur Johan Koning te Leeuwar<strong>de</strong>n (DDA)<br />

coördineer<strong>de</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>terminatie van <strong>de</strong>ze objecten en vul<strong>de</strong> <strong>de</strong> database. Hij werd<br />

bijgestaan door: H.J.E. van Beuningen, K. Bot, W. van <strong>de</strong>n Brandhof, A. van Herwijnen,<br />

R. Holtman, K. Leenheer, R. Reijnen en J. Zijlstra. Deze <strong>de</strong>terminaties vorm<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

basis <strong>voor</strong> <strong>de</strong> catalogus.<br />

2.7 Historisch On<strong>de</strong>rzoek<br />

In <strong>de</strong> <strong>stad</strong>srekeningen van Deventer wer<strong>de</strong>n vanaf <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw <strong>de</strong> uitgaven en<br />

inkomsten van <strong>de</strong> <strong>stad</strong> bijgehou<strong>de</strong>n. Dirk Schütten nam <strong>de</strong> uitgegeven rekeningen<br />

door op zoek naar vermeldingen van <strong>de</strong> Rielerenk en/of <strong>de</strong> daar gelegen erven.<br />

Daarnaast on<strong>de</strong>rzocht hij <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> erven Warmboldink en Mensink<br />

aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> in het Stadsarchief en Atheneumbibliotheek beschikbare bronnen.<br />

Tot slot wer<strong>de</strong>n door Bart <strong>Vermeulen</strong> <strong>de</strong> kadastrale kaart van 1832 en <strong>de</strong> aanwijzen<strong>de</strong><br />

tabellen (OAT) bekeken.<br />

23


3 LANDSCHAP EN BODEM<br />

24<br />

3 LANDSCHAP EN BODEM 1 · THEO SPEK & BERT GROENEWOUDT<br />

3.1 Invloed van ijs, wind en water<br />

De Rielerenk ligt in het zui<strong>de</strong>lijke Jonge Dekzandlandschap van Salland. 2 Tij<strong>de</strong>ns een<br />

perio<strong>de</strong> van ijstij<strong>de</strong>n: het Pleistoceen, een geologische perio<strong>de</strong> tussen 2,5 miljoen en<br />

iets meer dan 10.000 jaar gele<strong>de</strong>n, is <strong>de</strong> basis van het huidige landschap gelegd op<br />

een miljoenen jaren oud fundament van vast gesteente en an<strong>de</strong>re geologische afzettingen.<br />

3 Het landschap van <strong>de</strong> Rielerenk is opgebouwd uit zand op een dieper<br />

aanwezig pakket pleistocene rivierafzettingen. Het zand bestaat uit twee pakketten<br />

met zandafzettingen die behoren tot <strong>de</strong> Formatie van Twente.<br />

Het on<strong>de</strong>rste en ou<strong>de</strong>re van <strong>de</strong>ze twee zandpakketten is gevormd tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>nfase<br />

van <strong>de</strong> Weichselien-ijstijd, tussen 55.000 en 13.000 jaar gele<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong>ze<br />

laatste ijstijd was Ne<strong>de</strong>rland niet be<strong>de</strong>kt met landijs. Dat was geduren<strong>de</strong> het Weichselien<br />

niet ver<strong>de</strong>r gekomen dan ongeveer ter hoogte van Hamburg. In <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>nfase<br />

van <strong>de</strong>ze ijstijd ken<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rland afwisselend een poolwoestijn- of een toendraklimaat<br />

en bijbehoren<strong>de</strong> landschapstypen. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze omstandighe<strong>de</strong>n ontstond<br />

een afzetting, bestaand uit sterk lemig en grindhou<strong>de</strong>nd zand. De afzetting is fluvioperiglaciaal,<br />

dat wil zeggen ontstaan door <strong>de</strong> werking van smeltwater, dat in <strong>de</strong><br />

zomers over het gebied stroom<strong>de</strong> en <strong>de</strong> sedimenten meedroeg en afzette. Omdat<br />

<strong>de</strong> afzetting weinig reliëf bezat, wordt aangenomen dat <strong>de</strong>ze na <strong>de</strong>positie door<br />

erosie weer werd afgevlakt. Op een paar plekken in <strong>de</strong> noordwestelijke hoek van<br />

het on<strong>de</strong>rzoeksgebied zijn geulen ingesne<strong>de</strong>n in het zandpakket door snelstromend<br />

smeltwater, dat ook concentraties grind achterliet.<br />

Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> laatste fase van het Weichselien, ongeveer 13.000 tot ruim 10.000 jaar<br />

gele<strong>de</strong>n, is een pakket zogenaamd Jong Dekzand ontstaan op <strong>de</strong> door smeltwater<br />

gevorm<strong>de</strong> zandafzetting. Deze afzetting is eolisch, dat wil zeggen gevormd door <strong>de</strong><br />

werking van wind, die zand meevoer<strong>de</strong> en el<strong>de</strong>rs <strong>de</strong>poneer<strong>de</strong>. Het zand van <strong>de</strong>ze<br />

afzetting is leemarm tot zwak-lemig. Het resultaat van <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>positie door <strong>de</strong> wind<br />

was een sterk golvend zandpakket met zich dui<strong>de</strong>lijk aftekenen<strong>de</strong> hogere en lagere<br />

<strong>de</strong>len. Het is dit Jonge Dekzand dat het natuurlijke landschap zijn <strong>de</strong>finitieve vorm<br />

en het oorspronkelijke reliëf gaf, waar mensen vervolgens door bewoning en agrarisch<br />

gebruik hun invloed tot in <strong>de</strong> huidige tijd op zou<strong>de</strong>n gaan uitoefenen.<br />

Omdat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rste van <strong>de</strong> twee zandpakketten sterk lemig was, kon regenwater<br />

moeilijk door <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m sijpelen. Het regenwater vloei<strong>de</strong> daarom door het bovenste<br />

veel min<strong>de</strong>r lemige zandpakket naar <strong>de</strong> laagste <strong>de</strong>len. Het liep zijwaarts over <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> slecht doorlaatbare lemige zandlaag weg. In <strong>de</strong> laagste <strong>de</strong>len bleef het<br />

lang genoeg staan om beperkte veenvorming op gang te brengen. Op vijf plekken in<br />

het on<strong>de</strong>rzoeksgebied zijn veenlagen of moerige gron<strong>de</strong>n aangetroffen. Minstens<br />

twee van <strong>de</strong>ze plekken waren zeker tot in <strong>de</strong> 20 ste eeuw open water, wat door<br />

buurtbewoners werd bevestigd. In <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> na 1945 zijn <strong>de</strong>ze twee vennetjes<br />

gebruikt als vuilstort en aan het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> 20 ste eeuw dichtgeschoven. Dat is vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1965-1980 gebeurd. Streepjesco<strong>de</strong>s en ingrediëntenlijst<br />

ontbreken op <strong>de</strong> plastic verpakkingen die in <strong>de</strong> vulling van <strong>de</strong> vennetjes wer<strong>de</strong>n<br />

aangetroffen.<br />

Hoewel <strong>de</strong> IJssel tegenwoordig slechts een paar kilometer ten westen van <strong>de</strong> Rielerenk<br />

stroomt en <strong>de</strong> Douweler Kolk, een afgesne<strong>de</strong>n mean<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse<br />

IJssel, maar een paar hon<strong>de</strong>rd meter ten oosten van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied<br />

ligt, heeft <strong>de</strong> rivier geen echte invloed uitgeoefend op <strong>de</strong> vorming van het huidige<br />

1<br />

Deze tekst is een bewerking door <strong>de</strong> redactie van het bo<strong>de</strong>mkundig rapport opgesteld door Theo Spek en Bert<br />

Groenewoudt naar aanleiding van het veldwerk in <strong>de</strong> zomer van 2002: Spek & Groenewoudt, 2002.<br />

2<br />

Spek, Zeiler & Raap, 1996, 9-45.<br />

3<br />

Rappol, 1993, 17-100.


landschap. Indien dat wel het geval zou zijn geweest, was rivierduinzand of komklei<br />

afgezet. Geduren<strong>de</strong> het on<strong>de</strong>rzoek wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze laatstgenoem<strong>de</strong> sedimenten echter<br />

niet vastgesteld in het on<strong>de</strong>rzoeksgebied. Op <strong>de</strong> waterhuishouding in het gebied zal<br />

<strong>de</strong> IJssel echter zeker invloed hebben gehad.<br />

Ook tegenwoordig is water een belangrijke factor in het gebied. In <strong>de</strong> natte seizoenen<br />

staan <strong>de</strong> lagere <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> Rielerenk vrij snel blank. Het lemige zand in <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rgrond maakt <strong>de</strong> afvoer van het water moeilijk. Het drassige karakter heeft<br />

ook het archeologisch on<strong>de</strong>rzoek bemoeilijkt. In het hele on<strong>de</strong>rzoeksgebied zijn<br />

zeer veel sporen van sloten aangetroffen, meer dan te verwachten indien <strong>de</strong> sloten<br />

enkel <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verkaveling waren gegraven (afb. 5.18, pag. 73). Blijkbaar bestond een<br />

grote behoefte aan afwatering. Een an<strong>de</strong>re bevestiging van het natte karakter van<br />

het landschap kwam naar voren bij het couperen en afwerken van <strong>de</strong> grondsporen.<br />

In veel gevallen liepen <strong>de</strong> diepere coupes snel vol met grondwater. Dat was <strong>voor</strong>al<br />

bij vindplaats 8 een probleem. Op <strong>de</strong> diepte waar het grondwater zich manifesteer<strong>de</strong>,<br />

verschenen tevens <strong>de</strong> eerste tekenen van reductie. Het zand is in een reductiezone<br />

niet geel of een aanverwante kleur, maar grijs tot grijs-blauw (afb. 3.1,<br />

pag. 66). Door <strong>de</strong> permanente verzadiging met water heeft het zand bij gebrek aan<br />

zuurstof niet tot <strong>de</strong> gebruikelijke geeltinten kunnen oxi<strong>de</strong>ren.<br />

3.2 De bo<strong>de</strong>mtypes in het on<strong>de</strong>rzoeksgebied<br />

De landschappelijke elementen op <strong>de</strong> Rielerenk zijn <strong>de</strong>kzandruggen en <strong>de</strong>kzandlaagten.<br />

De ruggen kunnen in hoge, mid<strong>de</strong>lhoge en lage <strong>de</strong>kzandruggen wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n.<br />

Door <strong>de</strong> inwerking van flora en fauna, zoals wortels van planten en<br />

graafactiviteiten van dieren als insecten, mollen en wormen en het water, heeft in<br />

het zand bo<strong>de</strong>mvorming plaatsgevon<strong>de</strong>n (afb. 3.3). De bovenste laag op <strong>de</strong> Rielerenk<br />

is over het algemeen sterk humeus door het organische materiaal dat planten en<br />

dieren op en in <strong>de</strong> grond hebben achter gelaten. Dieper in <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m heeft verbruining<br />

van het zand plaats gevon<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> verwering. Door <strong>de</strong>ze 'afbraak' van <strong>de</strong><br />

in het zand aanwezige mineralen en door <strong>de</strong> uitspoeling van stoffen door het doorsijpelen<strong>de</strong><br />

water is een podzolbo<strong>de</strong>m ontstaan. Zo is het ijzer uit <strong>de</strong> bovenste lagen<br />

van <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m opgelost op on<strong>de</strong>r invloed van het door het zand zakken<strong>de</strong> water en<br />

is het ijzer dieper in <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m weer afgezet in <strong>de</strong> vorm van roest, waardoor er<br />

roodbruine tot oranje vlekken of zelfs hele roestige lagen zoals oerbanken zijn<br />

ontstaan (afb. 3.4, pag. 66). De directe werking van flora en fauna bestond uit het<br />

vermengen van het materiaal door wortelwerking en graafactiviteiten. Hierdoor is<br />

<strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m beter doorlaatbaar gewor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> water en lucht.<br />

Op <strong>de</strong> hoge <strong>de</strong>kzandruggen zijn mo<strong>de</strong>rpodzolgron<strong>de</strong>n aanwezig. Mo<strong>de</strong>rpodzolen,<br />

vroeger wegens het algemene kleurbeeld 'bruine bosgron<strong>de</strong>n' genoemd, zijn ontstaan<br />

op hogere zandgron<strong>de</strong>n waar als natuurlijke vegetatie bos gestaan heeft. Op<br />

<strong>de</strong> Rielerenk stond vermoe<strong>de</strong>lijk een eik-lin<strong>de</strong>nbos of eiken-berkenbos. De mid<strong>de</strong>lhoge<br />

<strong>de</strong>kzandruggen, die wat vegetatie betreft lijken op <strong>de</strong> hoge <strong>de</strong>kzandruggen,<br />

hebben een gecombineerd bo<strong>de</strong>mtype. Bovenin <strong>de</strong> stratigrafie, <strong>de</strong> gelaagdheid, is net<br />

als op <strong>de</strong> hoge <strong>de</strong>kzandruggen een mo<strong>de</strong>rpodzol gevormd, maar dieper (50-70 cm)<br />

waren oranje vlekken te zien. Het op <strong>de</strong> diepere lemige zandlaag stagneren<strong>de</strong> water<br />

heeft ijzeroxi<strong>de</strong> achter gelaten, letterlijk roest. De lage <strong>de</strong>kzandruggen echter hebben<br />

een dik veldpodzol, herkenbaar aan donkere humeuze grond bovenin, gevolgd<br />

door een bleke grijze laag, waar stoffen zijn uitgespoeld, en daar weer on<strong>de</strong>r een<br />

bruine laag, waar <strong>de</strong> uitgespoel<strong>de</strong> stoffen zijn afgezet. Ook op <strong>de</strong>ze bo<strong>de</strong>m stond<br />

25


26<br />

ooit bos, al zal het een natter bos zijn geweest dan op <strong>de</strong> hogere gebieds<strong>de</strong>len.<br />

De <strong>de</strong>kzandlaagten om <strong>de</strong> <strong>de</strong>kzandruggen heen, die zijn opgebouwd uit sterk lemig<br />

zand, hebben een dunne veldpodzol. Hoewel hier eveneens bos zal hebben gestaan,<br />

was het <strong>de</strong>rmate nat dat <strong>de</strong>els moerige, bijna venige, bo<strong>de</strong>ms zijn ontwikkeld. De<br />

dalvormige laagten bezitten geen podzol, maar bestaan uit gooreerdgron<strong>de</strong>n: een<br />

zwarte sterk humeuze laag bovengrond op bleke geelgrijze on<strong>de</strong>rgrond. Inwerking<br />

van smeltwater, dat het zand wegspoel<strong>de</strong>, heeft op <strong>de</strong>ze plaatsen grindconcentraties<br />

veroorzaakt. Op <strong>de</strong>ze bo<strong>de</strong>m groei<strong>de</strong> een zogenaamd broekbos met elzen en berken.<br />

De laagste <strong>de</strong>len van het gebied, <strong>de</strong> komvormige laagten, bezaten geen mogelijkheid<br />

het water af te voeren wat zelfs tot enige veenvorming leid<strong>de</strong>. Deels bleef<br />

dit open stilstaand water in <strong>de</strong> vorm van vennen bestaan.<br />

Het gevarieer<strong>de</strong> boslandschap werd vanaf <strong>de</strong> late prehistorie door menselijke invloed<br />

in <strong>de</strong> eerste instantie omgevormd tot een zogenaamd parklandschap, een<br />

relatief open bosgebied. In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> tijd zal het ver<strong>de</strong>r naar hei<strong>de</strong>- en graslan<strong>de</strong>n<br />

zijn veran<strong>de</strong>rd, waar in <strong>de</strong> lagere <strong>de</strong>len gras en zegge groei<strong>de</strong>n. Deze gebie<strong>de</strong>n<br />

wer<strong>de</strong>n gebruikt als woeste grond. Toen <strong>de</strong> Rielerenk in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen en direct<br />

daarna echt als landbouwgebied in gebruik werd genomen, nam <strong>de</strong> omvorming naar<br />

wei<strong>de</strong>- en akkerland een aanvang.<br />

3.3 De vorming van het es<strong>de</strong>k<br />

Doordat op <strong>de</strong> Rielerenk bij <strong>de</strong> ontginning en tij<strong>de</strong>ns gebruik als landbouwgebied<br />

allerlei meststoffen en grond ter verbetering wer<strong>de</strong>n aangebracht, is op <strong>de</strong> natuurlijke<br />

on<strong>de</strong>rgrond een cultuur<strong>de</strong>k ontstaan, <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> 'zwarte grond'. De lagere <strong>de</strong>len<br />

wer<strong>de</strong>n langzaam opgevuld met es<strong>de</strong>k, waardoor het natuurlijke reliëf afvlakte.<br />

Sinds <strong>de</strong> grootschalige landbouwmechanisatie is <strong>de</strong> Rielerenk met mo<strong>de</strong>rne machines<br />

bewerkt en vlakte reliëf nog ver<strong>de</strong>r af. Zo is er in <strong>de</strong> landschappelijke geschie<strong>de</strong>nis<br />

van <strong>de</strong> Rielerenk een algemene ten<strong>de</strong>ns tot afnemen<strong>de</strong> variatie waar te nemen.<br />

In hoeverre bij het opwerpen van het es<strong>de</strong>k gebruik werd gemaakt van plaggen en<br />

grond van el<strong>de</strong>rs, is moeilijk te zeggen. De profielen toon<strong>de</strong>n ten aanzien van <strong>de</strong><br />

samenstelling van het es<strong>de</strong>k een vrij uniform beeld. Het es<strong>de</strong>k was vrij donker en<br />

bevatte een grote organische component. De meer grijze lagen in het es<strong>de</strong>k, die bij<br />

Afb. 3.3<br />

Voorbeeld van een bo<strong>de</strong>m.


plaggenbemesting ontston<strong>de</strong>n, zijn op <strong>de</strong> Rielerenk geduren<strong>de</strong> het on<strong>de</strong>rzoek nergens<br />

waargenomen. Toch is het aannemelijk, dat ook an<strong>de</strong>r materiaal dan alleen <strong>de</strong><br />

<strong>stad</strong>sdrek werd toegepast. Het on<strong>de</strong>rzochte <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Rielerenk is ongeveer 11<br />

hectare of 110.000 m 2 groot. Bij een <strong>voor</strong>zichtige schatting, uitgaan<strong>de</strong> van een<br />

gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> dikte van het es<strong>de</strong>k van 50 cm, zou dat betekenen dat minimaal 55.000<br />

m 3 <strong>stad</strong>sdrek naar het on<strong>de</strong>rzochte <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Rielerenk moet zijn vervoerd. De<br />

werkelijke hoeveelheid moet groter zijn, gezien <strong>de</strong> afnamefactor van <strong>de</strong> organische<br />

bestand<strong>de</strong>len. De aanvoer van <strong>de</strong>rgelijke hoeveelhe<strong>de</strong>n is gezien <strong>de</strong> tijdspanne van<br />

<strong>de</strong> storting zeker mogelijk. Een storting met alleen <strong>stad</strong>sdrek zou echter slecht<br />

zuurstof- en waterdoorlaten<strong>de</strong>, kwalitatief min<strong>de</strong>re landbouwgrond, opleveren. Het<br />

is daarom waarschijnlijk, dat bijmenging van plaggen, bosstrooisel of grond aan <strong>de</strong><br />

drek is toegevoegd om <strong>de</strong> kwaliteit verbeteren.<br />

Het on<strong>de</strong>rzoek toon<strong>de</strong> aan, dat <strong>de</strong> Rielerenk geen klassiek gevorm<strong>de</strong> es was. Gewoonlijk<br />

bestaat <strong>de</strong> natuurlijke on<strong>de</strong>rgrond uit een drogere, behoorlijke grote en<br />

hoge <strong>de</strong>kzandrug. In het on<strong>de</strong>rzochte <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Rielerenk bevond zich uitsluitend<br />

aan <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke rand (<strong>de</strong> flank) van het gebied een 'echte' <strong>de</strong>kzandrug. Ver<strong>de</strong>r lagen<br />

in het on<strong>de</strong>rzochte <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Rielerenk uitsluitend kleinere en relatief lagere<br />

<strong>de</strong>kzandafzettingen. De waterhuishouding was ook natter dan gebruikelijk. El<strong>de</strong>rs in<br />

<strong>de</strong> gemeente Deventer, ten westen van Colmschate nabij <strong>de</strong> kruising Siemelinksweg-<br />

Holterweg, werd bij eer<strong>de</strong>r archeologisch on<strong>de</strong>rzoek ook vastgesteld, dat op relatief<br />

lage en natte afzettingen toch een cultuur<strong>de</strong>k is ontstaan.<br />

De bo<strong>de</strong>mprofielen bij het on<strong>de</strong>rzoek doen vermoe<strong>de</strong>n, dat in <strong>de</strong> laatste <strong>de</strong>cennia<br />

sterk is geëgaliseerd. De dikte van het es<strong>de</strong>k liep van manshoog in het zui<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>el<br />

van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied tot niet meer dan een dunne bouw<strong>voor</strong> nabij vindplaats<br />

4 bij <strong>de</strong> knik in het Mensinkdijkje (afb. 2.6, pag. 20). De combinatie van een natuurlijk<br />

on<strong>de</strong>rliggend reliëf met <strong>de</strong> egalisatie heeft dit verschil veroorzaakt.<br />

Afb. 3.5<br />

De uitvoering van het bo<strong>de</strong>mkundig on<strong>de</strong>rzoek door Theo Spek en Bert Groenewoudt.<br />

27


4 DE PREHISTORIE VAN DE RIELERENK<br />

28<br />

4 DE PREHISTORIE VAN DE RIELERENK1 · IVO HERMSEN &<br />

NORBERT EELTINK<br />

Al in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n steentijd, omstreeks 5600 v. Chr., betra<strong>de</strong>n mensen het gebied dat<br />

nu <strong>de</strong> Rielerenk heet. Op dat moment was op en in <strong>de</strong> omgeving van <strong>de</strong> Rielerenk,<br />

<strong>voor</strong>al op <strong>de</strong> hogere <strong>de</strong>len, veel bos aanwezig. Het noord<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Rielerenk,<br />

waarvan een groot stuk is on<strong>de</strong>rzocht, lag vrij laag en was <strong>de</strong>els erg drassig. Vooral<br />

in natte perio<strong>de</strong>n zullen hier vennetjes zijn ontstaan. In <strong>de</strong> steentijd vorm<strong>de</strong> het<br />

overgangsgebied tussen <strong>de</strong> hogere <strong>de</strong>kzandrug gelegen in het zui<strong>de</strong>n van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied<br />

en <strong>de</strong> lagere <strong>de</strong>len van het landschap ten noor<strong>de</strong>n hiervan een aantrekkelijke<br />

vestigingslocatie. Juist in <strong>de</strong>ze overgangszone van hoog naar laag land<br />

kwam een grote variatie aan planten, struiken en bomen <strong>voor</strong> en hiel<strong>de</strong>n zich veel<br />

verschillen<strong>de</strong> soorten dieren op. Hiervan wisten <strong>de</strong> jagers, vissers en verzamelaars<br />

uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n steentijd te profiteren. In dit soort omgevingen waren veel voedingsmid<strong>de</strong>len<br />

en grondstoffen <strong>voor</strong> het vervaardigen van kleding, gereedschappen<br />

en het bouwen van hutten en <strong>de</strong>rgelijke te vin<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> latere prehistorie, toen <strong>de</strong><br />

mens niet langer op zoek naar voedsel en an<strong>de</strong>re zaken door het landschap trok,<br />

maar een boerenbestaan leid<strong>de</strong>, was het gunstiger om een hoger en droger gelegen<br />

vestigingsplaats uit te kiezen om een huis te bouwen en akkers aan te leggen. Deze<br />

hogere gron<strong>de</strong>n lagen on<strong>de</strong>r meer vlak ten zui<strong>de</strong>n en ten westen van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied.<br />

In <strong>de</strong> bronstijd (2000-800 v. Chr.) en <strong>de</strong> ijzertijd (800-12 v. Chr.) was<br />

het on<strong>de</strong>rzochte ge<strong>de</strong>elte van <strong>de</strong> Rielerenk een marginaal gebied. 2<br />

4.1 Een kuil van een kampplaats uit <strong>de</strong> late fase van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n steentijd<br />

(vindplaats 9)<br />

Tij<strong>de</strong>ns het proefsleuven on<strong>de</strong>rzoek werd in werkput 50 langs <strong>de</strong> zuidrand van het<br />

on<strong>de</strong>rzoeksgebied een ron<strong>de</strong> kuil met een doorsne<strong>de</strong> van circa 1 m en een diepte<br />

van circa 0,5 m aangetroffen. 3 Deze kuil met een tamelijk vlakke bo<strong>de</strong>m en verticale<br />

wand bevatte geen vondsten (afb. 4.1, pag. 68). De dui<strong>de</strong>lijk uitgespoel<strong>de</strong> en<br />

behoorlijk gehomogeniseer<strong>de</strong> lichtgrijs getinte vulling –het zand was bleek door het<br />

doorsijpelen<strong>de</strong> water en egaal van kleur door vermenging– paste het beste bij een<br />

prehistorische datering. Op grond van vormgelijkenis met prehistorische <strong>voor</strong>raadkuilen<br />

die on<strong>de</strong>r meer uit Colmschate bekend waren en gezien <strong>de</strong> ligging van dit<br />

spoor op geringe afstand van <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r opgegraven kuilen uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n bronstijd,<br />

werd in eerste instantie vermoed dat <strong>de</strong>ze kuil uit <strong>de</strong> bronstijd dateer<strong>de</strong>. 4 Verspreid<br />

in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rste helft van <strong>de</strong> kuil wer<strong>de</strong>n vrij veel brokjes houtskool gevon<strong>de</strong>n.<br />

Dit werd bemonsterd <strong>voor</strong> 14 C-on<strong>de</strong>rzoek. Dit on<strong>de</strong>rzoek werd uitgevoerd<br />

door het Centrum <strong>voor</strong> Isotopenon<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> Rijksuniversiteit Groningen en<br />

toon<strong>de</strong> aan dat <strong>de</strong>ze kuil werd gegraven tussen 57<strong>21</strong> en 5567 v. Chr., veel vroeger<br />

dus dan in eerste instantie werd gedacht. 5 Dit tijdvak valt in <strong>de</strong> late fase van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n<br />

steentijd, het laat mesolithicum (6450-4900 v. Chr.).<br />

Kuilen uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n steentijd van dit type, met rechte wan<strong>de</strong>n en houtskool in <strong>de</strong><br />

vulling, wor<strong>de</strong>n meestal geïnterpreteerd als haardkuilen. In <strong>de</strong>ze kuilen kon op zeer<br />

effectieve en efficiënte wijze voedsel wor<strong>de</strong>n bereid <strong>voor</strong> directe consumptie en<br />

om het langer te bewaren. Op <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m van dit soort kuilen werd een flink vuur<br />

gestookt. Na verloop van tijd wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> te verwerken voedingsmid<strong>de</strong>len, zoals<br />

vlees, vis, noten of an<strong>de</strong>re dierlijke of plantaardige producten, –al dan niet verpakt<br />

in bla<strong>de</strong>ren– op of boven <strong>de</strong> gloeien<strong>de</strong> houtskool gelegd dan wel gehangen. In<br />

<strong>de</strong>rgelijke relatief diepe kuilen kon <strong>de</strong> warmte lange tijd wor<strong>de</strong>n vastgehou<strong>de</strong>n. 6 In<br />

1<br />

Norbert Eeltink heeft <strong>de</strong> vondsten uit <strong>de</strong> steentijd ge<strong>de</strong>termineerd, Ivo Hermsen het vondstmateriaal uit <strong>de</strong> bronstijd en<br />

ijzertijd.<br />

2<br />

<strong>Bartels</strong> & Eeltink, 2003.<br />

3<br />

S 50-34.<br />

4<br />

Hermsen, 2003, 10-12.<br />

514<br />

C-analyseco<strong>de</strong>: GrN-28786, resultaat: 6760 ± 40 BP.<br />

6<br />

Groenendijk, 1987.


dit geval werd slechts een enkele haardkuil uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n steentijd aangetroffen,<br />

maar van vindplaatsen el<strong>de</strong>rs is bekend, dat ze vaak in clusters <strong>voor</strong>komen. Zo is in<br />

Epse-Noord een groep van meer dan 60 haardkuilen opgegraven en lagen ook in <strong>de</strong><br />

Driebergenbuurt in Deventer meer<strong>de</strong>re haardkuilen bij elkaar. 7 De haardkuil in het<br />

on<strong>de</strong>rzoeksgebied bevond zich precies op <strong>de</strong> rand van <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijker gelegen grote<br />

<strong>de</strong>kzandrug. Het is aan te nemen, dat op <strong>de</strong>ze hoge plaats in het landschap meer<br />

resten van bewoning uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n steentijd aanwezig zijn geweest en wellicht nog<br />

steeds zijn.<br />

Gezien <strong>de</strong> aangetroffen haardkuil hebben jager-verzamelaars in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n steentijd<br />

enige tijd op <strong>de</strong> Rielerenk gekampeerd. Het is op grond van <strong>de</strong>ze ene kuilvondst<br />

moeilijk te zeggen of dit verblijf van korte of lange duur is geweest en of dit verblijf<br />

<strong>de</strong>el uitmaakte van een patroon van regelmatige terugkeer naar dit gebied.<br />

Vanwege het ontbreken van begelei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> vuursteenvondsten valt <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze vindplaats<br />

als eerste te <strong>de</strong>nken aan een kortstondig, misschien maar één of enkele<br />

dagen, bewoon<strong>de</strong> kleine kampplaats. Van hieruit kan in <strong>de</strong> omgeving op wild zijn<br />

gejaagd of voedsel zijn verzameld, waarna het groepje mensen weer ver<strong>de</strong>r trok<br />

door het landschap.<br />

4.2 Vondsten uit <strong>de</strong> steentijd<br />

Van <strong>de</strong> in totaal acht stukken vuursteen die tij<strong>de</strong>ns het on<strong>de</strong>rzoek wer<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n,<br />

vertoont één stuk dui<strong>de</strong>lijke sporen en één stuk mogelijk sporen van menselijke<br />

bewerking. Twee zijn te beschouwen als <strong>de</strong>len van knollen en <strong>de</strong> overige vier<br />

vuurstenen als gewone zwerfsteentjes. Zeven van <strong>de</strong>ze vuursteenvondsten wer<strong>de</strong>n<br />

bij het aanleggen van proefsleuven en werkputten met <strong>de</strong> graafmachine aangetroffen<br />

in <strong>de</strong> bovengrond. Eén stuk vuursteen was een oppervlaktevondst. Doordat<br />

geen van <strong>de</strong>ze vuursteenvondsten in een grondspoor is gevon<strong>de</strong>n, zijn <strong>de</strong>ze niet<br />

zon<strong>de</strong>r meer te koppelen aan prehistorische bewoning ter plaatse. De kans is zelfs<br />

groot, dat <strong>de</strong>ze vondsten met het opbrengen van mest van buiten het opgegraven<br />

gebied op <strong>de</strong> Rielerenk terecht zijn gekomen.<br />

Eén stuk vuursteen is met zekerheid aan <strong>de</strong> prehistorie toe te wijzen. Hoogstwaarschijnlijk<br />

dateert dit stuk uit het laatste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> steentijd, het laat<br />

paleolithicum (circa 12.000-8800 v. Chr.) of uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n steentijd, het mesolithicum<br />

(8800-4900 v. Chr.). Het is een <strong>de</strong>el van een kling (afb. 4.2). Klingen zijn<br />

lemmetvormige stukken vuursteen met twee ongeveer parallelle zij<strong>de</strong>n, die minimaal<br />

twee keer zo lang als breed zijn. Klingen wer<strong>de</strong>n met grote vaardigheid van<br />

vuursteenknollen afgeslagen en wer<strong>de</strong>n vaak ver<strong>de</strong>r bewerkt tot specifieke werktuigen,<br />

die in een handgreep van hout, been of gewei kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n gevat.<br />

Eén klein fragment vuursteen is mogelijk te beschouwen als een afslag. Een afslag is<br />

een met een steen of een an<strong>de</strong>r werktuig van een groter stuk vuursteen afgeslagen<br />

'schilfer'. Afslagen kunnen ontstaan als afval, maar ook als bewuste tussenproducten<br />

bij vuursteenbewerking, bij<strong>voor</strong>beeld bij het maken van vuurstenen werktuigen of<br />

halffabricaten. Deze vondst kan zowel uit <strong>de</strong> steentijd als uit <strong>de</strong> bronstijd dateren.<br />

Afb. 4.2<br />

Fragment van een vuurstenen kling uit het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> steentijd of<br />

<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n steentijd, gevon<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> Rielerenk.<br />

7 Hermsen, 2006 en <strong>Bartels</strong>, Klomp & Hermsen, 2001.<br />

29


30<br />

Twee aangetroffen stukken vuursteen zijn <strong>de</strong>len van kleine vuursteenknollen waarop<br />

<strong>de</strong> cortex nog aanwezig is. Cortex is een dunne buitenlaag van het oorspronkelijke,<br />

meestal kalkrijke zachte gesteente waar <strong>de</strong> vuursteenknollen in zijn ontstaan.<br />

In Oost-Ne<strong>de</strong>rland zijn vuursteenknollen van dit kaliber in grote hoeveelhe<strong>de</strong>n aan<br />

te treffen, <strong>voor</strong>al in stuwwallen zoals die van <strong>de</strong> Sallandse Heuvelrug. De daarin aanwezige<br />

vuursteen is in <strong>de</strong> één na laatste ijstijd, <strong>de</strong> Saale-ijstijd, door gletsjers aangevoerd<br />

vanuit Scandinavië en is daardoor fragmentair, <strong>de</strong>els kapotgevroren, en gesleten.<br />

De twee <strong>de</strong>len van vuursteenknollen moeten door menselijk han<strong>de</strong>len op <strong>de</strong><br />

Rielerenk zijn terechtgekomen. Hoe en wanneer is moeilijk te zeggen. Het kunnen<br />

artefacten uit <strong>de</strong> prehistorie zijn, maar in <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw en daarna werd ook vuursteen<br />

gebruikt. Bij<strong>voor</strong>beeld om ‘ketsen’ van te maken, <strong>de</strong> vuurstenen wiggen die<br />

on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el waren van het ontstekingsmechanisme van pistolen en musketten (een<br />

vuursteenslot of een tandradslot). Ook is vuursteen lange tijd gebruikt in combinatie<br />

met een metalen vuurslag om vonken en daarmee vuur te produceren. Ook<br />

<strong>voor</strong> dat doel kunnen <strong>de</strong> knollen dus zijn aangevoerd. Ver<strong>de</strong>r is het goed mogelijk,<br />

dat <strong>de</strong> knollen, net als <strong>de</strong> vuursteen fragmenten, met mest, plaggen of <strong>stad</strong>sdrek van<br />

el<strong>de</strong>rs zijn meegekomen. Als <strong>de</strong> knollen via plaggenmateriaal op <strong>de</strong> Rielerenk terecht<br />

zijn gekomen, zou dat kunnen wijzen op een nog onbeken<strong>de</strong> archeologische<br />

vindplaats in <strong>de</strong> omgeving. Een vindplaats met dui<strong>de</strong>lijke concentraties vuursteen uit<br />

<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n steentijd is on<strong>de</strong>re an<strong>de</strong>re ont<strong>de</strong>kt aan <strong>de</strong> Oerdijk ten oosten van<br />

Schalkhaar. 8 Ook uit het nabij gelegen archeologisch rijke gebied rond Colmschate<br />

zijn drie vuursteenvindplaatsen bekend. 9<br />

Uit <strong>de</strong> jonge steentijd, het Neolithicum (4900-2000 v. Chr.), zijn op <strong>de</strong> Rielerenk<br />

geen grondsporen of vondsten aangetroffen.<br />

8<br />

ARCHIS-meldingsnummer 45620.<br />

9<br />

Verlin<strong>de</strong>, 2000, 12.<br />

Afb. 4.3<br />

Tekening van het opgravingsvlak on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

Nico Bolkesteinlaan met sporen uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n<br />

bronstijd (genummerd) en een recente<br />

verstoring (R).


4.3 Ne<strong>de</strong>rzettingssporen uit <strong>de</strong> bronstijd (vindplaats 2)<br />

De mid<strong>de</strong>n bronstijd (1800-1100 v. Chr.) is na <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n steentijd <strong>de</strong> eerstvolgen<strong>de</strong><br />

perio<strong>de</strong> die op <strong>de</strong> Rielerenk aantoonbaar sporen én vondsten heeft nagelaten. In<br />

1998 werd <strong>de</strong> huidige Nico Bolkesteinlaan aangelegd in verband met het te bouwen<br />

ziekenhuis en <strong>de</strong> nieuwbouwwijk De Vijfhoek. In het cunet van <strong>de</strong>ze weg werd verspreid<br />

over een oppervlak van 120 m 2 een cluster grondsporen uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n bronstijd<br />

ont<strong>de</strong>kt en on<strong>de</strong>rzocht. 10 (afb. 4.3) Dit sporencluster bestond uit drie grote<br />

afvalkuilen, waarvan mogelijk enkele oorspronkelijk in gebruik waren als <strong>voor</strong>raadkuil,<br />

één kleinere afvalkuil en een haardkuil (afb. 4.4). Ver<strong>de</strong>r waren nog een paar<br />

vondstloze (paal)kuilen aanwezig, die niet aan een specifieke prehistorische perio<strong>de</strong><br />

waren toe te schrijven. Vlakbij <strong>de</strong>ze groep grondsporen, die werd doorsne<strong>de</strong>n door<br />

een recente verstoring, werd later nog een afvalkuil ont<strong>de</strong>kt. Normaliter zou<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong>ze sporen, die zich in het ongeroer<strong>de</strong> gele zand bevon<strong>de</strong>n, beschouwd mogen<br />

wor<strong>de</strong>n als kuilen die zijn gegraven aan <strong>de</strong> rand van een boerenerf. Dit zou betekenen<br />

dat aan <strong>de</strong> noord-, west- of zuidkant op <strong>de</strong> <strong>de</strong>kzandhoogte binnen een straal<br />

van min<strong>de</strong>r dan 50 m <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij mag wor<strong>de</strong>n verwacht. Waarnemingen<br />

in eer<strong>de</strong>re opgravingen manen echter tot enige <strong>voor</strong>zichtigheid bij het<br />

interpreteren van dit soort groepjes kuilen. In <strong>de</strong> omgeving is namelijk op verschillen<strong>de</strong><br />

plaatsen, zoals op <strong>de</strong> Colmschater Enk en aan <strong>de</strong> Oxersteeg in Sworminkslan<strong>de</strong>n,<br />

een patroon vastgesteld van een geïsoleerd cluster kuilen uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n<br />

bronstijd, zon<strong>de</strong>r dat daarbij paalsporen van gebouwen of an<strong>de</strong>re soorten ne<strong>de</strong>rzettingssporen<br />

<strong>voor</strong>kwamen. 11<br />

Afb. 4.4<br />

Coupetekeningen van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Nico Bolkesteinlaan opgegraven kuilen uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n bronstijd.<br />

10 Groothed<strong>de</strong>, 1998.<br />

11 Verlin<strong>de</strong>, 2000, 41-42.<br />

Direct boven <strong>de</strong> sporen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> huidige Nico Bolkesteinlaan lag een 25 cm dikke<br />

ou<strong>de</strong> akkerlaag, ontstaan uit een geroer<strong>de</strong> veldpodzol. Het bovenste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong><br />

stratigrafie bestond op <strong>de</strong>ze plaats uit een 70 cm dik es<strong>de</strong>k. Tij<strong>de</strong>ns het on<strong>de</strong>rzoek<br />

van 2002 en 2003 werd langs <strong>de</strong> noordkant van <strong>de</strong> Nico Bolkesteinlaan geen intacte<br />

ou<strong>de</strong> prehistorische akkerlaag waargenomen. Zodoen<strong>de</strong> markeert <strong>de</strong>ze zone waar-<br />

31


32<br />

schijnlijk ongeveer <strong>de</strong> zuidgrens van het prehistorische akkergebied, dat zich ver<strong>de</strong>r<br />

uitstrekte over <strong>de</strong> <strong>de</strong>kzandrug ten zui<strong>de</strong>n van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied. Daar was al<br />

van nature sprake van goe<strong>de</strong> akkerbouwomstandighe<strong>de</strong>n. Ook bij een booron<strong>de</strong>rzoek<br />

op het iets westelijker gelegen terrein van het psychiatrisch ziekenhuis Brinkgreven<br />

werd <strong>de</strong> aanwezigheid van een ou<strong>de</strong> akkerlaag vastgesteld. 12<br />

4.4 Vondsten uit <strong>de</strong> bronstijd<br />

In <strong>de</strong> hierboven genoem<strong>de</strong> afvalkuilen uit <strong>de</strong> bronstijd werd relatief veel aar<strong>de</strong>werk<br />

en verkoold plantaardig materiaal gevon<strong>de</strong>n. De licht- en donkerbruine scherven<br />

zijn afkomstig van broos tot zeer broos, overwegend dikwandig handgevormd aar<strong>de</strong>werk<br />

dat gemagerd is met kwartsiet. ‘Gemagerd’ wil zeggen, dat aan <strong>de</strong> pottenbakkersklei<br />

een materiaal werd toegevoegd om te <strong>voor</strong>komen, dat het aar<strong>de</strong>werk<br />

door het optre<strong>de</strong>n van interne spanningen tij<strong>de</strong>ns het bakken en gebruik snel zou<br />

barsten. Uit <strong>de</strong> scherven zijn meer<strong>de</strong>re potten met een eenvoudige tonvorm, een<br />

platte bo<strong>de</strong>m en een rechte of iets schuin naar buiten staan<strong>de</strong> rand te reconstrueren.<br />

In een enkel geval is een rij nagelindrukken on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> rand aanwezig. Dit<br />

aar<strong>de</strong>werk is karakteristiek <strong>voor</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n bronstijd, tussen<br />

1500 en 1100 v. Chr.<br />

In het archeobotanische laboratorium van <strong>de</strong> Rijksdienst <strong>voor</strong> het Oudheidkundig<br />

Bo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek (ROB) te Amersfoort wer<strong>de</strong>n monsters uit <strong>de</strong> vulling van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n<br />

bronstijd kuilen on<strong>de</strong>rzocht. 13 Al <strong>de</strong>ze kuilen bleken in meer of min<strong>de</strong>re mate<br />

botanische resten, zoals granen, noten, eikels of krui<strong>de</strong>n, te bevatten. Door <strong>de</strong><br />

vondst van verkool<strong>de</strong> graankorrels en kaf werd dui<strong>de</strong>lijk, dat <strong>de</strong> bewoners van <strong>de</strong><br />

Rielerenk akkerbouw bedreven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n bronstijd. Zij verbouw<strong>de</strong>n gerst en<br />

emmertarwe. Ook <strong>de</strong> resten van wil<strong>de</strong> planten, die als akkeronkruid bekend staan,<br />

zoals schapezuring en zwarte nachtscha<strong>de</strong>, waren met akkerbouw in verband te<br />

brengen. Naast enkele resten van hazelnoten kwamen in <strong>de</strong> kuilen veel verkool<strong>de</strong><br />

eikels <strong>voor</strong>. Dat hazelnoten op het menu van <strong>de</strong> prehistorische mens ston<strong>de</strong>n, zal<br />

niemand verbazen. Maar dat ook eikels wer<strong>de</strong>n genuttigd, zal tegenwoordig door<br />

velen als vreemd wor<strong>de</strong>n ervaren. Buiten Europa is het gebruik van eikels als voedingsmid<strong>de</strong>l<br />

beter bekend. Zij kunnen on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re gemalen wor<strong>de</strong>n om er brood<br />

van te bakken of een soort koffie van te zetten. Voordat eikels <strong>voor</strong> consumptie<br />

geschikt zijn, moeten ze eerst wor<strong>de</strong>n ontdaan van hun schil en wor<strong>de</strong>n geroosterd,<br />

in <strong>de</strong> grond wor<strong>de</strong>n gestopt of enige tijd wor<strong>de</strong>n gespoeld in water, om <strong>de</strong> erin aanwezige<br />

giftige en bittere stof tannine te verwij<strong>de</strong>ren. Ook op an<strong>de</strong>re vindplaatsen<br />

uit <strong>de</strong> bronstijd en ijzertijd zijn verkool<strong>de</strong> eikels in ne<strong>de</strong>rzettingskuilen een veel<br />

<strong>voor</strong>komend verschijnsel.<br />

4.5 Ne<strong>de</strong>rzettingssporen uit <strong>de</strong> ijzertijd (vindplaatsen 1 & 6)<br />

Rond <strong>de</strong> plek in werkput 2 waar tij<strong>de</strong>ns het proefsleuven on<strong>de</strong>rzoek in 2002 een<br />

paar grondsporen en wat scherven prehistorisch aar<strong>de</strong>werk zijn gevon<strong>de</strong>n, werd in<br />

2003 een groter opgravingsvlak opengelegd. Daarbij bleken <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r waargenomen<br />

sporen <strong>de</strong>el uit te maken van <strong>de</strong> plattegrond van een geïsoleerd gelegen vierpalige<br />

spieker, die op basis van het aar<strong>de</strong>werk dat er direct naast is gevon<strong>de</strong>n zeer<br />

waarschijnlijk in <strong>de</strong> ijzertijd (800-12 v. Chr.) kan wor<strong>de</strong>n gedateerd (afb. 4.5).<br />

Spiekers zijn kleine gebouwtjes die vanaf <strong>de</strong> bronstijd frequent wor<strong>de</strong>n aangetroffen<br />

in <strong>de</strong> omgeving van boer<strong>de</strong>rijen. De algemene interpretatie van <strong>de</strong>ze structuren<br />

is dat ze wer<strong>de</strong>n gebruikt om (een <strong>de</strong>el van) <strong>de</strong> oogst in op te slaan. Aangenomen<br />

12 Eeltink, 2004.<br />

13 Buurman, 1998.


Afb. 4.5<br />

Plattegrond van <strong>de</strong><br />

vierpalige spieker in<br />

werkput 2.<br />

14<br />

S 2-6, S 2-7, S 2-20 en S 2-22.<br />

15<br />

S 2-19.<br />

wordt, dat dit soort bijgebouwtjes met ingegraven hoekpalen vaak een verhoog<strong>de</strong><br />

vloer bezaten. Door <strong>de</strong> vloer van het gebouwtje een stuk boven <strong>de</strong> grond te plaatsen,<br />

had men min<strong>de</strong>r last van uit <strong>de</strong> grond optrekkend vocht en werd het <strong>voor</strong> ongedierte<br />

moeilijk of onmogelijk om bij <strong>de</strong> opgeslagen oogst te komen. Om <strong>de</strong> opgeslagen<br />

producten tegen weer en wind te beschermen, zullen spiekers meestal van<br />

een dak <strong>voor</strong>zien zijn geweest en mogelijk ook van wan<strong>de</strong>n (afb. 4.6). De op <strong>de</strong><br />

Rielerenk aangetroffen spieker uit <strong>de</strong> ijzertijd bezat een rechthoekige plattegrond<br />

en mat 1,5 bij 2 m. 14 De diameter van <strong>de</strong> vier paalsporen bedroeg 20 tot 30 cm, <strong>de</strong><br />

resteren<strong>de</strong> diepte tussen <strong>de</strong> 15 en 26 cm. Door bioturbatie en uitspoeling waren<br />

<strong>de</strong>ze vaalgrijze grondsporen sterk vervaagd. Dit verschijnsel is karakteristiek <strong>voor</strong><br />

sporen van prehistorische ou<strong>de</strong>rdom. De spieker lag op een zandkopje met een<br />

doorsne<strong>de</strong> van ongeveer 4,5 m in een relatief laag en nat gebied, dat wordt gekenmerkt<br />

door roestige afzettingen in <strong>de</strong> grond. Op een afstand van 3,5 m zuidoostelijk<br />

van <strong>de</strong> spieker lag nog een losse vondstloze (paal)kuil met eenzelf<strong>de</strong> soort vulling.<br />

15 Meer sporen, die bij <strong>de</strong>ze vindplaats kunnen hebben gehoord, wer<strong>de</strong>n niet<br />

waargenomen. Gezien <strong>de</strong> geïsoleer<strong>de</strong> ligging te mid<strong>de</strong>n van een laag gelegen gebied,<br />

wordt aangenomen dat <strong>de</strong>ze spieker níet op een boerenerf heeft gestaan. Het erf<br />

lag eer<strong>de</strong>r op een geruime afstand, vermoe<strong>de</strong>lijk meer<strong>de</strong>re tientallen meters hier<br />

vandaan, bij<strong>voor</strong>beeld ten zui<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Nico Bolkesteinlaan of aan <strong>de</strong> overzij<strong>de</strong> van<br />

het Mensinkdijkje, in <strong>de</strong> al eer<strong>de</strong>r genoem<strong>de</strong> hoger gelegen hoek van het Brinkgreventerrein.<br />

Deze spieker lag vermoe<strong>de</strong>lijk in het open veld en kan hebben gediend<br />

om vlak naast of op een akker of weiland tij<strong>de</strong>lijk graan, veevoer of landbouwgereedschappen<br />

in op te bergen.<br />

In werkput 101 werd tij<strong>de</strong>ns het on<strong>de</strong>rzoek in 2004 circa 200 m noordoostelijk van<br />

<strong>voor</strong>noem<strong>de</strong> spieker <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rkant van een grote kuil uit <strong>de</strong> ijzertijd aangetroffen<br />

33


34<br />

Afb. 4.6<br />

Reconstructie van een vierpalige spieker.<br />

Afb. 4.7<br />

De ligging van <strong>de</strong> afvalkuil uit <strong>de</strong> ijzertijd tussen <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse greppels (vindplaats 6).


16 S101-195.<br />

17 Groenewoudt, 2006, 117.<br />

(afb. 4.7). 16 Deze kuil lag in het mid<strong>de</strong>n van een door vierkante mid<strong>de</strong>leeuwse greppels<br />

omsloten zandkop. In het gele <strong>de</strong>kzand teken<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze kuil zich af als een stompovaal<br />

spoor met een doorsne<strong>de</strong> van 2,3 m. De vrijwel horizontale bo<strong>de</strong>m van <strong>de</strong>ze<br />

kuil lag 25-35 cm on<strong>de</strong>r het opgravingsvlak. Aan <strong>de</strong> zijkanten liep <strong>de</strong> kuilwand gebogen<br />

omhoog. De vulling van <strong>de</strong> kuil bestond uit donkerbruingrijs zand met daarin<br />

wat geliger en bruiniger zones. Dui<strong>de</strong>lijke overblijfselen van houtskool wer<strong>de</strong>n hierin<br />

niet waargenomen. Wel was verspreid in <strong>de</strong>ze kuil een grote hoeveelheid scherven<br />

aar<strong>de</strong>werk aanwezig. Op basis van <strong>de</strong>ze vondsten kan dit spoor wor<strong>de</strong>n gedateerd<br />

in <strong>de</strong> gevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n ijzertijd of <strong>de</strong> eerste helft van <strong>de</strong> late ijzertijd, tussen<br />

circa 350 en 100 v. Chr. Rondom <strong>de</strong>ze kuil lagen veel natuurlijke grondverkleuringen,<br />

die zowel het gevolg zijn van ingegroei<strong>de</strong> boomwortels als van <strong>de</strong> graafactiviteit<br />

van dieren. Vermel<strong>de</strong>nswaardig is <strong>de</strong> aanwezigheid van een dassenburcht<br />

op <strong>de</strong>ze locatie. Deze was herkenbaar als een uitgebreid stelsel van later met akkergrond<br />

opgevul<strong>de</strong> gangen, die uitstulpingen lieten zien op <strong>de</strong> plaatsen van holen<br />

waarin <strong>de</strong> dassen verbleven. De aanwezigheid van een dassenburcht vertelt iets<br />

over het landschap. Dassen hou<strong>de</strong>n zich bij <strong>voor</strong>keur op in halfopen cultuurlandschap<br />

op enige afstand van menselijke woonplaatsen. Dit wijst erop dat <strong>de</strong>ze locatie<br />

wel <strong>de</strong>el uitmaakte van het ingerichte landschap, maar op enige afstand van <strong>de</strong><br />

woonplaatsen lag. 17 Behalve dit soort fenomenen van natuurlijke aard, bevon<strong>de</strong>n<br />

zich binnen een straal van zo’n 5-10 m rondom <strong>de</strong> grote kuil uit <strong>de</strong> ijzertijd nog<br />

enkele sporen waarvan het karakter moeilijk viel te dui<strong>de</strong>n. Dit waren hoofdzakelijk<br />

ron<strong>de</strong> en onregelmatige lichtbruine en lichtgrijze vlekken met een doorsne<strong>de</strong><br />

van 20-80 cm en van een diepte maximaal 20 cm. In <strong>de</strong> meeste gevallen leek het<br />

hierbij eveneens te gaan om natuurlijke verkleuringen, hoewel enkele misschien <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rkanten van paalsporen <strong>voor</strong>stel<strong>de</strong>n. Uit <strong>de</strong>ze sporen zijn geen vondsten<br />

afkomstig. Wanneer dit daadwerkelijk restanten van door mensenhand gegraven<br />

kuilen geweest zijn, is <strong>de</strong> kans groot dat <strong>de</strong>ze gelijktijdig waren met <strong>de</strong> grote vondstrijke<br />

kuil uit <strong>de</strong> ijzertijd. Doordat <strong>de</strong> zandkop is afgetopt, bestaat een reële kans<br />

dat sporen van relatief ondiep ingegraven kuilen geheel zijn verdwenen. Dit bemoeilijkt<br />

<strong>de</strong> interpretatie van <strong>de</strong>ze vindplaats uit <strong>de</strong> ijzertijd aanzienlijk. Gezien <strong>de</strong> geringe<br />

oppervlakte van <strong>de</strong> zandhoogte –nauwelijks 40 bij 40 m– valt uit te sluiten, dat zich<br />

hier een boerenerf heeft bevon<strong>de</strong>n. Daar<strong>voor</strong> is <strong>de</strong> ruimte eenvoudigweg te klein.<br />

Boer<strong>de</strong>rijen ston<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> prehistorie namelijk altijd op plaatsen waar voldoen<strong>de</strong><br />

ruimte was <strong>voor</strong> het aanleggen van een akker. Wel geeft het typische ne<strong>de</strong>rzettingsafval<br />

uit <strong>de</strong> kuil een aanwijzing, dat <strong>de</strong> woonplaats van <strong>de</strong> mensen die dit<br />

materiaal weggooi<strong>de</strong>n nooit ver weg kan hebben gelegen. Vermoe<strong>de</strong>lijk lag <strong>de</strong>ze op<br />

<strong>de</strong> <strong>de</strong>kzandhoogte aan <strong>de</strong> zuidkant of <strong>de</strong> westkant van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied.<br />

Misschien wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> resten van kapotte potten tegelijk weggedaan met resten<br />

organisch afval, waarvan in <strong>de</strong> droge zandbo<strong>de</strong>m geen overblijfselen bewaard zijn<br />

gebleven. Zo zou<strong>de</strong>n bij<strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> stinken<strong>de</strong> botten met vleesresten van een pas<br />

geslacht dier kunnen zijn samen geraapt met scherven aar<strong>de</strong>werk en buiten <strong>de</strong><br />

woonplaats zijn begraven om stankoverlast te <strong>voor</strong>komen. Maar dit is slechts één van<br />

<strong>de</strong> mogelijke interpretaties van <strong>de</strong>ze vindplaats op <strong>de</strong> Rielerenk.<br />

4.6 Vondsten uit <strong>de</strong> ijzertijd<br />

Een eerste, kleine concentratie aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> ijzertijd was aanwezig rondom en<br />

tussen <strong>de</strong> paalsporen van <strong>de</strong> spieker in werkput 2. Het betreft zo'n twintig scherfjes,<br />

waarvan er vijf zijn verbrand. Deze scherven hebben een licht roodbruine tot<br />

bruingrijze kleur. De dikte van <strong>de</strong> scherven ligt tussen 6 en 10 mm. Dit aar<strong>de</strong>werk<br />

is variabel gemagerd met zand, granietgruis en potgruis. Vanwege hun overwegend<br />

35


36<br />

kleine afmetingen –<strong>de</strong> grootste van <strong>de</strong>ze scherven is niet langer dan 3,5 cm– en<br />

geringe aantal, laten <strong>de</strong>ze scherven zich moeilijk <strong>de</strong>termineren en niet heel nauwkeurig<br />

dateren. De verschillen<strong>de</strong> baksels kunnen wor<strong>de</strong>n aangetroffen in <strong>de</strong> gehele<br />

ijzertijd (800-12 v. Chr.). Vooral een randfragment van een drieledige pot, met versiering<br />

bestaan<strong>de</strong> uit nagelindrukken op <strong>de</strong> bovenkant van een korte verticaal staan<strong>de</strong><br />

hals, (afb. 4.8, links) is karakteristiek <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong>. Deze pot is gemagerd<br />

met granietgruis en heeft een ruw oppervlak. De tamelijk slechte afwerking van het<br />

boven<strong>de</strong>el van <strong>de</strong>ze pot pleit <strong>voor</strong> een datering in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n of late ijzertijd (500-<br />

12 v. Chr.). Ook een wandscherf waarop een rij nagelindrukken zichtbaar is, is vervaardigd<br />

in ijzertijd-traditie (afb. 4.8, rechts).<br />

In <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> zandkop in werkput 101 gelegen grote kuil werd een twee<strong>de</strong>,<br />

veel omvangrijkere concentratie aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> ijzertijd aangetroffen. 18 Deze<br />

bestaat uit 618 scherven, on<strong>de</strong>r te ver<strong>de</strong>len in 72 randfragmenten van minimaal zeventien<br />

verschillen<strong>de</strong> stuks vaatwerk, 530 wandfragmenten en 16 bo<strong>de</strong>mfragmenten.<br />

Het totaalgewicht van dit aar<strong>de</strong>werk bedraagt ruim 4 kg.<br />

Vrijwel al <strong>de</strong>ze scherven bezitten een bruingrijze tot donkergrijze kern en een overwegend<br />

lichtgrijsbruin binnenoppervlak. Het buitenoppervlak is overwegend lichtbruinoranje<br />

tot roodbruin gekleurd. De relatief lichte kleur van het buitenoppervlak<br />

lijkt in veel gevallen te zijn ontstaan door lichte verbranding aan <strong>de</strong> buitenzij<strong>de</strong><br />

van het aar<strong>de</strong>werk. Samen met het <strong>voor</strong>komen van roetaanslag en verbrand aankoeksel<br />

op sommige scherven, geeft dit <strong>de</strong> indruk dat het grootste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong><br />

scherven afkomstig is van aar<strong>de</strong>werk dat op het vuur dienst heeft gedaan als kookpot.<br />

Uit een scherp en parallel breukpatroon van <strong>de</strong> scherven bij één van <strong>de</strong>ze potten<br />

was af te lei<strong>de</strong>n, dat bij het met <strong>de</strong> hand opbouwen van <strong>de</strong>ze pot gebruik is gemaakt<br />

van rollen klei, die na het op elkaar leggen wer<strong>de</strong>n platgeknepen en uitgewreven<br />

tot repen met een breedte van circa 3,5 cm. De dikte van <strong>de</strong> wandscherven<br />

varieert tussen 6 en 12 mm. Scherven met een wanddikte tussen 7,5 en 10 mm vormen<br />

meer dan driekwart van al het aar<strong>de</strong>werk. Alle wandscherven zijn beoor<strong>de</strong>eld<br />

op <strong>de</strong> afwerking van het buitenoppervlak en op <strong>de</strong> aard van <strong>de</strong> magering. Deze karakteristieken<br />

wor<strong>de</strong>n in on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> twee tabellen kwantitatief weergegeven.<br />

Opvallend is dat het overgrote <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> scherven aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> grote kuil<br />

een buitenoppervlak heeft, dat onafgewerkt ruw, bewust met een takje dan wel met<br />

<strong>de</strong> hand opgeruwd, of met klod<strong>de</strong>rs klei besmeten is. Opzettelijk glad gewreven of<br />

nog zorgvuldiger glanzend gepolijst aar<strong>de</strong>werk behoort in dit aar<strong>de</strong>werkcomplex<br />

18 Vondstnummer 20<strong>21</strong>.<br />

Afb. 4.8<br />

Een met nagelindrukken versierd<br />

randfragment (links) en wandfragment<br />

(rechts) van aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> ijzertijd,<br />

gevon<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> spieker in werkput 2.


Afb. 4.9<br />

Frequentiever<strong>de</strong>ling afwerking buitenoppervlak van wandfragmenten aar<strong>de</strong>werk.<br />

Afb. 4.10<br />

Frequentiever<strong>de</strong>ling aard magering van wandfragmenten aar<strong>de</strong>werk.<br />

tot <strong>de</strong> zeldzaamhe<strong>de</strong>n. Ook het binnenoppervlak van dit aar<strong>de</strong>werk is vrijwel nooit<br />

glad afgewerkt, maar is bijna altijd mat gelaten of iets ruw. In een klein aantal gevallen<br />

zijn aan <strong>de</strong> binnenzij<strong>de</strong> vrij grove, ongeveer horizontale strijkbanen aanwezig.<br />

Het meren<strong>de</strong>el van het aar<strong>de</strong>werk is gemagerd met zand en in iets min<strong>de</strong>re mate<br />

met granietgruis. Heel frequent zijn in het aar<strong>de</strong>werk ook ijzerconcreties aanwezig,<br />

die vermoe<strong>de</strong>lijk van nature in <strong>de</strong> klei <strong>voor</strong>komen. Daarnaast zijn re<strong>de</strong>lijk vaak<br />

negatiefafdrukjes van organisch, plantaardig materiaal in <strong>de</strong> gebakken klei zichtbaar,<br />

altijd in combinatie met an<strong>de</strong>re soorten mageringsmateriaal. Deze afdrukjes lijken<br />

hoofdzakelijk van grassen afkomstig en bevin<strong>de</strong>n zich <strong>voor</strong>namelijk aan het oppervlak<br />

van het aar<strong>de</strong>werk. Soms zijn dit soort grasachtige indrukken in <strong>de</strong> kern van<br />

het aar<strong>de</strong>werk te zien. Dit duidt er waarschijnlijk op, dat bij het afwerken van het<br />

oppervlak van veel van <strong>de</strong>ze potten regelmatig bun<strong>de</strong>ls gras zijn gebruikt als een<br />

soort borstels, waarbij vaak grasjes in <strong>de</strong> klei bleven steken. Zodoen<strong>de</strong> mogen <strong>de</strong><br />

organische inclusies in veel gevallen waarschijnlijk niet als opzettelijke mageringsbestand<strong>de</strong>len<br />

wor<strong>de</strong>n beschouwd.<br />

Eén wandscherf valt door zijn afwijken<strong>de</strong>, licht oranjeroze kleur en zachte, krijtige<br />

baksel sterk uit <strong>de</strong> toon. Dit aar<strong>de</strong>werk is gebakken van Holocene klei en is ook<br />

als enige gemagerd met potgruis in combinatie met fijne grasachtige <strong>de</strong>eltjes.<br />

37


Afb. 4.11, pag. 38<br />

Fragmenten van ne<strong>de</strong>rzettingsaar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n of late ijzertijd, gevon<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> grote kuil<br />

in het mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> zandhoogte in werkput 101.<br />

19 Klomp & Hermsen, 2002, 8-14.<br />

Hoogstwaarschijnlijk werd dit stuk aar<strong>de</strong>werk geïmporteerd uit <strong>de</strong> kuststreek of<br />

het Mid<strong>de</strong>n-Ne<strong>de</strong>rlandse rivierengebied.<br />

Vooral <strong>de</strong> aangetroffen randfragmenten geven een indruk van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> vormen<br />

aar<strong>de</strong>werk die vertegenwoordigd zijn. Hieron<strong>de</strong>r bevin<strong>de</strong>n zich on<strong>de</strong>r meer<br />

drie eenledige schotels of kommen met een ruw afgewerkte buitenzij<strong>de</strong>, waarvan<br />

enkele op <strong>de</strong> rand zijn <strong>voor</strong>zien van vingertopindrukken (afb. 4.11, 1-3). Eén onversier<strong>de</strong><br />

randscherf is afkomstig van een heel wijd uitlopen<strong>de</strong>, relatief kleine schaal of<br />

<strong>de</strong>ksel. Deze heeft een glad oppervlak (afb. 4.11, 4). Tussen het aar<strong>de</strong>werk bevin<strong>de</strong>n<br />

zich scherven van twee grote tweeledige <strong>voor</strong>raadpotten met een gelei<strong>de</strong>lijk verlopen<strong>de</strong><br />

overgang van <strong>de</strong> schou<strong>de</strong>r naar <strong>de</strong> buik. Deze bei<strong>de</strong> potten zijn besmeten<br />

en bovenop <strong>de</strong> rand versierd met indrukken. Het ene exemplaar meet aan <strong>de</strong> rand<br />

30 cm in doorsne<strong>de</strong>, het an<strong>de</strong>re exemplaar 36 cm (afb. 4.11, 5-6). Het meest komen<br />

drieledige potten met een korte of iets langere, over het algemeen weinig markant<br />

van <strong>de</strong> schou<strong>de</strong>r afgezette hals, <strong>voor</strong>. Wanneer <strong>de</strong>ze potten een ruw of geruwd buitenoppervlak<br />

bezitten, gaat dit gepaard met vingertopindrukken op <strong>de</strong> bovenkant<br />

van <strong>de</strong> rand. Dit zijn kookpotten (afb. 4.11, 7-14). Daarentegen zijn <strong>de</strong> drieledige<br />

potten met een iets min<strong>de</strong>r ruw buitenoppervlak geen van alle <strong>voor</strong>zien van randversiering.<br />

Deze laatste categorie potten heeft vermoe<strong>de</strong>lijk ook een an<strong>de</strong>re functie<br />

gehad, bij<strong>voor</strong>beeld als kleine <strong>voor</strong>raadpotten <strong>voor</strong> kortstondige opslag van voedingsmid<strong>de</strong>len<br />

(afb. 4.11, 15-17). De aangetroffen bo<strong>de</strong>mscherven zijn zowel van<br />

grote als kleinere potten afkomstig (afb. 4.11, 18-23).<br />

Opmerkelijk is dat van alle 530 opgegraven wandscherven, geen enkele versiering<br />

op <strong>de</strong> wand vertoont. Versiering van dit aar<strong>de</strong>werk beperkt zich uitsluitend tot <strong>de</strong><br />

randzone.<br />

Om dit aar<strong>de</strong>werkcomplex zo nauwkeurig en gefun<strong>de</strong>erd mogelijk te kunnen dateren,<br />

moet naar <strong>de</strong> combinatie van alle kenmerken wor<strong>de</strong>n gekeken.<br />

Een eerste aanwijzing <strong>voor</strong> <strong>de</strong> datering is het <strong>voor</strong>komen van een grote hoeveelheid<br />

geruwd en besmeten aar<strong>de</strong>werk. Samen met het frequente <strong>voor</strong>komen van diepe<br />

en slordig aangebrachte vingertopindrukken op <strong>de</strong> bovenzij<strong>de</strong> van ran<strong>de</strong>n, wijst<br />

dit eenduidig op een datering in <strong>de</strong> ijzertijd (800-12 v. Chr.). Het volledig ontbreken<br />

van aar<strong>de</strong>werk dat aan <strong>de</strong> buitenzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> rand is <strong>voor</strong>zien van vingertopindrukken,<br />

duidt op een datering vóór <strong>de</strong> Romeinse tijd (12 v. Chr.-450 n. Chr.),<br />

mogelijk zelfs vóór 50 of 100 v. Chr. De meeste potten en <strong>de</strong> schalen zijn tot boven<br />

aan geruwd of besmeten, in plaats van glad gepolijst op een zone vlak on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

rand, op <strong>de</strong> hals of <strong>de</strong> schou<strong>de</strong>r. Dit kenmerk is in ie<strong>de</strong>r geval in Oost-Ne<strong>de</strong>rland<br />

typerend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n en late ijzertijd (500-12 v. Chr.). 19 Hetzelf<strong>de</strong> geldt <strong>voor</strong><br />

het overwegend ruw laten van het binnenoppervlak van aar<strong>de</strong>werk. In <strong>de</strong> late bronstijd<br />

(1100-800 v. Chr.), <strong>de</strong> vroege ijzertijd (800-500 v. Chr.) en <strong>de</strong> gevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> Romeinse<br />

tijd (100-450 n. Chr.) van Oost-Ne<strong>de</strong>rland is <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rste helft van aar<strong>de</strong>werken<br />

potten heel regelmatig <strong>voor</strong>zien van enige vorm van versiering, zoals vingertop-<br />

en nagelindrukken, groeven of –vanaf 800 v. Chr.– kamstreekmotieven. Het<br />

volledig ontbreken van aar<strong>de</strong>werk met wandversiering valt in dit gebied als eerste<br />

te verwachten in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> tussen circa 400 en 100 v. Chr. Vanaf het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong><br />

1 ste eeuw v. Chr. raken opzettelijk verdikte, meerledig afgestreken ran<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>.<br />

Voorbeel<strong>de</strong>n hiervan ontbreken in dit aar<strong>de</strong>werkcomplex. Indrukjes van gras-<br />

39


40<br />

sen, zoals bij dit aar<strong>de</strong>werk af en toe <strong>voor</strong>komen, zijn in Oost-Ne<strong>de</strong>rland beter bekend<br />

uit <strong>de</strong> late ijzertijd (250-12 v. Chr.) dan uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n ijzertijd (500-250 v.<br />

Chr.). Het kleine aantal tweeledige potvormen ten opzichte van het veel grotere<br />

aantal drieledige potvormen pleit <strong>voor</strong> een datering ná <strong>de</strong> eerste helft van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n<br />

ijzertijd, ná circa 350 v. Chr. Daar komt bij, dat in <strong>de</strong> gemeente Deventer het<br />

zeer nadrukkelijke gebruik van zand als magering van aar<strong>de</strong>werk tot nu toe <strong>voor</strong>al<br />

bekend is uit <strong>de</strong> late ijzertijd. 20 Al <strong>de</strong>ze dateringsaanwijzingen bij elkaar genomen,<br />

laat dit aar<strong>de</strong>werk zich het beste dateren tussen circa 350 en 100 v. Chr.<br />

Naast scherven aar<strong>de</strong>werk werd in <strong>de</strong> grote kuil ook een 1<strong>21</strong> g wegend brok verbran<strong>de</strong><br />

leem gevon<strong>de</strong>n, dat vermoe<strong>de</strong>lijk afkomstig is van een groot weefgewicht.<br />

Tenslotte wer<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>ze kuil 34 brokken sterk verweer<strong>de</strong> basaltlava, oftewel tefriet,<br />

met een gezamenlijk gewicht van 271 g aangetroffen. Deze hebben <strong>de</strong>el uitgemaakt<br />

van één of meer<strong>de</strong>re maalstenen, waarvan <strong>de</strong> vorm vanwege <strong>de</strong> sterke fragmentatie<br />

van <strong>de</strong> steen niet meer te bepalen is.<br />

4.7 Vondsten uit <strong>de</strong> Romeinse tijd, Romeinse munten<br />

Uit <strong>de</strong> Romeinse tijd (12 v. Chr.-450 n. Chr.), <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> tussen <strong>de</strong> prehistorie en<br />

<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen, zijn op <strong>de</strong> Rielerenk geen grondsporen te<strong>voor</strong>schijn gekomen.<br />

Wel zijn een aantal losse vondsten uit het es<strong>de</strong>k aan dit tijdvak toe te wijzen. Dit<br />

zijn enkele niet na<strong>de</strong>r ge<strong>de</strong>termineer<strong>de</strong> Romeinse munten, die door particulieren<br />

aan het oppervlak zijn opgespoord met behulp van een metaal<strong>de</strong>tector. Eén van<br />

<strong>de</strong>ze munten is binnen <strong>de</strong> grenzen van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied gevon<strong>de</strong>n. De overige<br />

Romeinse munten zijn afkomstig van <strong>de</strong> akker ten westen van het Mensinkdijkje.<br />

Omdat <strong>de</strong>ze vondsten uit <strong>de</strong> bovengrond afkomstig zijn en er zowel vóór als tij<strong>de</strong>ns<br />

<strong>de</strong> opgraving geen scherven aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> Romeinse tijd zijn gevon<strong>de</strong>n –een categorie<br />

vondsten die in grote hoeveelhe<strong>de</strong>n wordt aangetroffen op vindplaatsen uit<br />

<strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong>–, moet wor<strong>de</strong>n aangenomen dat <strong>de</strong>ze munten van el<strong>de</strong>rs zijn aangevoerd.<br />

Dit kan zijn gebeurd bij het bemesten met plaggen uit <strong>de</strong> directe of ver<strong>de</strong>re<br />

omgeving of bij het bemesten met <strong>stad</strong>sdrek. Omdat <strong>de</strong> kans erg klein is dat Romeinse<br />

<strong>voor</strong>werpen tussen het afval uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse <strong>stad</strong> zijn terecht gekomen,<br />

is <strong>de</strong> eerste optie het meest waarschijnlijk. De op <strong>de</strong> Rielerenk gevon<strong>de</strong>n<br />

Romeinse munten kunnen bij<strong>voor</strong>beeld oorspronkelijk hebben gecirculeerd in <strong>de</strong><br />

ne<strong>de</strong>rzettingen uit <strong>de</strong> Romeinse tijd die zo’n 1500 m ten oosten van <strong>de</strong> Rielerenk<br />

op <strong>de</strong> Colmschater Enk lagen. <strong>21</strong><br />

20 Hermsen & Eeltink, 2004, 18-27.<br />

<strong>21</strong> Verlin<strong>de</strong>, 2000, 47-48.


5 DE RIELERENK IN DE MIDDELEEUWEN EN<br />

NIEUWE TIJD · BART VERMEULEN & NORBERT EELTINK<br />

5.1 Inleiding<br />

1 CRD 1366, 595: Van Doorninck, 1888.<br />

Na <strong>de</strong> prehistorie is het karakter van het landschap van <strong>de</strong> Rielerenk vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

niet ingrijpend gewijzigd (afb. 5.1, pag. 69). Na het vertrek van <strong>de</strong> boeren uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n<br />

of late ijzertijd bleef het on<strong>de</strong>rzoeksgebied eeuwenlang onbewoond. Er zijn<br />

geen structuren aangetroffen uit <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> tussen 0 en 1100 na Chr. Wel wer<strong>de</strong>n<br />

enkele losse vondsten uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> gedaan. Als er al veran<strong>de</strong>ringen op <strong>de</strong> Rielerenk<br />

plaatsvon<strong>de</strong>n, ging dit vermoe<strong>de</strong>lijk om afname van <strong>de</strong> bewonings- en landbouwactiviteiten<br />

en een gelei<strong>de</strong>lijke verwil<strong>de</strong>ring van het landschap. Vanaf <strong>de</strong> 8 ste<br />

eeuw ontstond <strong>de</strong> <strong>stad</strong> Deventer op relatief korte afstand (2 km) van <strong>de</strong> Rielerenk.<br />

Aanvankelijk had dit <strong>voor</strong>al grote invloed op <strong>de</strong> directe omgeving van <strong>de</strong> <strong>stad</strong>. Met<br />

<strong>de</strong> gelei<strong>de</strong>lijke groei van <strong>de</strong> <strong>stad</strong> kwam ook <strong>de</strong> Rielerenk steeds meer in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke<br />

invloedssfeer. Het gebied ging <strong>de</strong>el uitmaken van <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke voedseleconomie<br />

en on<strong>de</strong>rging in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> van 1300 tot 1600 ingrijpen<strong>de</strong> wijzigingen. Uit <strong>de</strong><br />

<strong>stad</strong> wer<strong>de</strong>n grote hoeveelhe<strong>de</strong>n mest aangevoerd, er werd een hopplantage ingericht<br />

en er wer<strong>de</strong>n enkele boer<strong>de</strong>rijen gevestigd.<br />

5.2 Het bestuur over <strong>de</strong> Rielerenk, van bisschop tot gemeente Diepenveen<br />

De Rielerenk, gelegen in <strong>de</strong> buurschap Gooiermarke, maakte tot <strong>de</strong> gemeentelijke<br />

herin<strong>de</strong>ling in 1998 <strong>de</strong>el uit van <strong>de</strong> gemeente Diepenveen. De gemeente Diepenveen<br />

ontstond tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> Napoleontische herin<strong>de</strong>ling van het Koninkrijk Ne<strong>de</strong>rland in<br />

1811 uit het schoutambt Colmschate. Tot <strong>de</strong>ze datum nam het schoutambt Colmschate<br />

een bijzon<strong>de</strong>re positie in. Het maakte geen <strong>de</strong>el uit van <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke gron<strong>de</strong>n<br />

van Deventer, maar was wel volledig gericht op <strong>de</strong> <strong>stad</strong>. Zo waren er bij<strong>voor</strong>beeld<br />

geen eigen kerken en begraafplaatsen. Over <strong>de</strong> vroegmid<strong>de</strong>leeuwse geschie<strong>de</strong>nis<br />

van het gebied zijn vrijwel geen gegevens <strong>voor</strong> han<strong>de</strong>n. In 1399 werd een lijst<br />

opgemaakt van <strong>de</strong> bisschoppelijke bezittingen in het schoutambt Colmschate.<br />

Dit schoutambt werd bestuurd door een ambtman van <strong>de</strong> bisschop van Utrecht, die<br />

zetel<strong>de</strong> op <strong>de</strong> Hof van Colmschate. Deze hof lag ter hoogte van <strong>de</strong> A<strong>de</strong>laarshorst,<br />

het Go Ahead Eagles <strong>stad</strong>ion, aan <strong>de</strong> Vetkampstraat. In <strong>de</strong> buurschap Relo wer<strong>de</strong>n<br />

in totaal vijftien erven geregistreerd. De eerste twee erven, <strong>de</strong> Eysterhoff en <strong>de</strong><br />

Kin<strong>de</strong>rhoff, lagen binnen <strong>de</strong> muren van <strong>de</strong> <strong>stad</strong>, maar waren klaarblijkelijk om administratieve<br />

re<strong>de</strong>nen aan <strong>de</strong> buurschap Relo toegewezen. De ligging van Wermbaldinck,<br />

Werninck, Zeverdinck, Mensing, Alferdinck, Tolnerinck, Ten Dycke, Ter Stege,<br />

Ten Voir<strong>de</strong>, Ten Blecke, Wegele, Grote Baerle en Lutticken Baerle is weergegeven in<br />

afb. 5.2. Binnen het on<strong>de</strong>rzoeksgebied lagen in ie<strong>de</strong>r geval <strong>de</strong> erven Mensink, Warmboldink<br />

en Wannink (afb. 5.3). Aan <strong>de</strong> oostzij<strong>de</strong> van het gebied lag Erve Zeverdinck,<br />

dat vermoe<strong>de</strong>lijk later als Kreiken bekend stond. Het Erve Alferdinck is vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

het latere Erve ‘t Reele aan <strong>de</strong> noordzij<strong>de</strong> van het gebied.<br />

In een <strong>stad</strong>srekening over 1366 staat Johan Mensink vermeld, die een coelghaer<strong>de</strong>n<br />

(moestuin) buiten <strong>de</strong> Brinkpoort bezat. 1 Hoewel <strong>de</strong> Rielerenk aan het uitein<strong>de</strong> van<br />

<strong>de</strong> doorgaan<strong>de</strong> weg vanuit <strong>de</strong> Brinkpoort lag, is het gezien <strong>de</strong> afstand onwaarschijnlijk<br />

dat hier Erve Mensink op <strong>de</strong> Rielerenk bedoeld werd. In 1392 werd in <strong>de</strong><br />

ste<strong>de</strong>lijke rentelijst vermeld dat er een erf was waar<strong>voor</strong> Jan Mensink pacht betaal<strong>de</strong>.<br />

Het <strong>voor</strong>komen van dit erf in <strong>de</strong> rentelijst wijst erop, dat het hier om ste<strong>de</strong>-<br />

5 DE RIELERENK IN DE MIDDELEEUWEN EN NIEUWE TIJD<br />

41


42<br />

Afb. 5.2<br />

Boer<strong>de</strong>rijen in <strong>de</strong> omgeving van <strong>de</strong> Rielerenk die <strong>de</strong>el uitmaakten van het<br />

bezit van <strong>de</strong> bisschop in 1399. De cirkels geven het aantal waren (eenhe<strong>de</strong>n)<br />

aan dat <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rijen in <strong>de</strong> marke bezaten.<br />

Afb. 5.3<br />

De boer<strong>de</strong>rijen<br />

op <strong>de</strong> Rielerenk<br />

weergegeven op <strong>de</strong><br />

kadastrale kaart<br />

van 1832.


2<br />

CRD 1392, 430/431: De Meijer, 1968.<br />

3<br />

Nalis, 2003 (afb. 4).<br />

4<br />

Hogenstijn, 2005, 95.<br />

lijke grond gaat, terwijl Erve Mensink in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw bisschoppelijk eigendom was. 2<br />

Ook rond 1500 waren Mensink, Warmboldink en Werninck nog eigendom van <strong>de</strong><br />

bisschop. In <strong>de</strong> rekeningen van het bisdom zijn verschillen<strong>de</strong> pachtbetalingen van<br />

<strong>de</strong>ze erven terug te vin<strong>de</strong>n.<br />

In 1528 ging <strong>de</strong> politieke macht in het Oversticht van <strong>de</strong> bisschop over naar <strong>de</strong><br />

Spaanse koning Karel <strong>de</strong> Vijf<strong>de</strong>. Hij werd <strong>de</strong> nieuwe landsheer en daarmee ook <strong>de</strong><br />

heerser in het schoutambt Colmschate. In 1568 begon De Opstand tegen <strong>de</strong> Spaanse<br />

overheersing, beter bekend als <strong>de</strong> Tachtigjarige Oorlog, die tot 1648 zou duren.<br />

De onafhankelijkheidsstrijd van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n kostte het Spaanse koningshuis<br />

veel geld. Dit geldgebrek had grote gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> juridische status van <strong>de</strong> Rielerenk.<br />

De in 1555 aan <strong>de</strong> macht gekomen Philips, zoon van Karel <strong>de</strong> Vijf<strong>de</strong>, verpand<strong>de</strong><br />

in 1576 <strong>de</strong> bisschopshof aan <strong>de</strong> Nieuwe Markt en <strong>de</strong> Hof van Colmschate met bijbehoren<strong>de</strong><br />

lan<strong>de</strong>rijen aan <strong>de</strong> <strong>stad</strong>, in ruil <strong>voor</strong> een geldlening.<br />

Deventer on<strong>de</strong>rvond ook <strong>de</strong> na<strong>de</strong>len van het oorlogsgeweld tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> belegeringen<br />

van <strong>de</strong> <strong>stad</strong> door Staatse troepen in 1578 en 1591. Vooral het eerste beleg duur<strong>de</strong><br />

lang en rond <strong>de</strong> <strong>stad</strong> werd een stelsel van schansen, linies en legerkampen aangelegd.<br />

Ook <strong>de</strong> bewoners van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rijen op <strong>de</strong> Rielerenk zullen <strong>de</strong> gevolgen<br />

van het beleg hebben gevoeld. Niet alleen waren ze afgesloten van <strong>de</strong> <strong>stad</strong>, ook<br />

zullen <strong>de</strong> foerageren<strong>de</strong> belegeraars bij tijd en wijle <strong>voor</strong> onrust hebben gezorgd.<br />

Op een schil<strong>de</strong>rij en verschillen<strong>de</strong> tekeningen van het beleg in 1578 zijn echter geen<br />

legerkampen te zien op <strong>de</strong> plaats van <strong>de</strong> Rielerenk. Mogelijk lag <strong>de</strong>ze locatie te ver<br />

van <strong>de</strong> <strong>stad</strong>. 3 Wel wer<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> es<strong>de</strong>klaag grote hoeveelhe<strong>de</strong>n lo<strong>de</strong>n pistool- en<br />

musketkogels aangetroffen. Mogelijk zijn <strong>de</strong>ze ter plaatse verschoten bij schermutselingen,<br />

<strong>de</strong> jacht of schietoefeningen. An<strong>de</strong>re kogels zijn vermoe<strong>de</strong>lijk met <strong>stad</strong>safval<br />

op <strong>de</strong> Rielerenk terecht gekomen.<br />

In 1568 werd <strong>de</strong> <strong>stad</strong> Deventer zodoen<strong>de</strong> <strong>de</strong> feitelijke bestuur<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> Rielerenk.<br />

Naast <strong>de</strong> pachtinkomsten ging ook het privilege om recht te mogen spreken in ste<strong>de</strong>lijke<br />

han<strong>de</strong>n over. De <strong>stad</strong> nam direct <strong>de</strong> touwtjes stevig in han<strong>de</strong>n door een<br />

eigen rentmeester aan te stellen. Het stond het <strong>stad</strong>sbestuur vrij <strong>de</strong> pachtinkomsten<br />

aan te wen<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> allerlei doelein<strong>de</strong>n. Vooral <strong>de</strong> veelal noodlij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> gasthuizen<br />

in <strong>de</strong> <strong>stad</strong> wer<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> inkomsten on<strong>de</strong>rsteund. In dit licht moet waarschijnlijk<br />

ook het afdragen van Saetgewas aan het Rijke Fratershuis in 1594-1595<br />

door Erve Mensink wor<strong>de</strong>n gezien. Het Rijke Fraterhuis lag op het huidige Lamme<br />

van Dieseplein in Deventer.<br />

Na <strong>de</strong> Vre<strong>de</strong> van Münster in 1648 kreeg <strong>de</strong> Republiek <strong>de</strong>r Zeven Verenig<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n<br />

pas echt <strong>de</strong> gelegenheid om zich te ontwikkelen. Dat ging op veel plaatsen<br />

gepaard met een behoefte aan meer landbouwgrond en een betere organisatie van<br />

<strong>de</strong> productie. In het Gewest Holland wer<strong>de</strong>n bij<strong>voor</strong>beeld nieuwe pol<strong>de</strong>rs drooggelegd.<br />

Ook in het Gewest Overijssel wer<strong>de</strong>n nieuwe gebie<strong>de</strong>n ontgonnen. Deventer<br />

werd, evenals an<strong>de</strong>re ste<strong>de</strong>n, omgebouwd tot vesting<strong>stad</strong>.<br />

De Rielerenk bleef een rol spelen in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke voedsel<strong>voor</strong>ziening. In het inmid<strong>de</strong>ls<br />

protestantse Deventer wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> (katholieke) kerkelijke goe<strong>de</strong>ren en bezittingen<br />

verbeurd of verkocht. Zo kwamen <strong>de</strong> <strong>stad</strong> en <strong>de</strong> protestantse ste<strong>de</strong>lijke elite<br />

in het bezit van veel grond. De magistraat, het ste<strong>de</strong>lijke bestuur, verwierf daarmee<br />

indirect nog meer invloed. 4 Hun beleggingen in grond en daarmee niet alleen<br />

belastinginkomsten van <strong>de</strong> pachtboeren, maar ook <strong>de</strong> landbouwproducten, lever<strong>de</strong>n<br />

in goe<strong>de</strong> tij<strong>de</strong>n dubbele winsten op. Deze rijke burgers woon<strong>de</strong>n niet op <strong>de</strong> erven<br />

43


44<br />

maar waren wel <strong>de</strong> ‘gewaar<strong>de</strong>n’ of <strong>de</strong> ‘geërf<strong>de</strong>n’ in <strong>de</strong> marke en bepaal<strong>de</strong>n wat er<br />

moest gebeuren. Gezien <strong>de</strong> vele 17 <strong>de</strong> -eeuwse vondsten in het es<strong>de</strong>k bleef men <strong>de</strong><br />

gron<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> Rielerenk verbeteren met <strong>stad</strong>safval. Het is opvallend, dat het<br />

zwaartepunt van <strong>de</strong> dateringen van <strong>de</strong> muntvondsten binnen het on<strong>de</strong>rzoeksgebied,<br />

net als die afkomstig van <strong>de</strong> westelijke Rielerenk, in <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw ligt. Het aantal<br />

munten uit <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw is meer dan twee keer groter dan het aantal munten uit<br />

<strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw. Mogelijk heeft het er mee te maken, dat <strong>de</strong> Rielerenk toen ste<strong>de</strong>lijke<br />

grond was en geen bisschopsgrond. Hiermee werd het opbrengen van <strong>stad</strong>sdrek een<br />

investering in <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> eigen bezittingen en niet meer in die van <strong>de</strong> landsheer.<br />

Een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> grond ging in an<strong>de</strong>re han<strong>de</strong>n over. De nieuwe eigenaren van<br />

<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>rijen, <strong>de</strong> rijke burgers uit <strong>de</strong> <strong>stad</strong>, kwamen tot <strong>de</strong> conclusie, dat <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n<br />

op <strong>de</strong> Rielerenk aanzienlijk moesten wor<strong>de</strong>n verbeterd en hebben daarin geïnvesteerd.<br />

Het aantal munten uit <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw is geringer dan dat uit <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw. De<br />

aantallen zijn echter nog wel zo groot dat moet wor<strong>de</strong>n aangenomen dat men door<br />

is gegaan met <strong>de</strong> aanvoer van aanzienlijke hoeveelhe<strong>de</strong>n <strong>stad</strong>sdrek.<br />

De eerste nauwkeurige landkaart van <strong>de</strong> Rielerenk dateert uit het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong><br />

eeuw. Op <strong>de</strong> militaire Hottingerkaart werd nauwkeurige topografische informatie<br />

<strong>voor</strong> gebruik door het Ne<strong>de</strong>rlandse leger weergegeven (afb. 5.4). 5 De waar<strong>de</strong> van<br />

<strong>de</strong>ze kaarten werd blijkbaar zo hoog in geschat, dat ze pas in 1950 openbaar gemaakt<br />

wer<strong>de</strong>n. De karteringen van Overijssel ten behoeve van <strong>de</strong> kaart wer<strong>de</strong>n<br />

tussen 1785 en 1787 uitgevoerd. Op <strong>de</strong> kaart is <strong>de</strong> Rielerenk goed herkenbaar. De<br />

erven Mensink en Warmboldink liggen aan <strong>de</strong> ran<strong>de</strong>n van dui<strong>de</strong>lijk verkavel<strong>de</strong> percelen,<br />

met rijen bomen op <strong>de</strong> perceelsgrenzen rond <strong>de</strong> erven. Vanuit het noor<strong>de</strong>n<br />

lopen zandwegen naar <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rijen, het huidige Mensinkdijkje en <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong><br />

Rielerweg. Hoewel <strong>de</strong> wegen ten zui<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rijen smaller zijn weergegeven,<br />

liepen ze wel door tot aan <strong>de</strong> zandweg die vanuit <strong>de</strong> <strong>stad</strong> via het landgoed<br />

Brinkgreven naar het landgoed De Kolk bij <strong>de</strong> Douwelerkolk liep. Het areaal ten<br />

zui<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> bovengenoem<strong>de</strong> erven was niet verkaveld. Gezien <strong>de</strong> hoogteligging en<br />

<strong>de</strong> archeologisch vastgestel<strong>de</strong> grondverbeteringen mag wor<strong>de</strong>n aangenomen, dat<br />

het als akker in gebruik was. De grote <strong>de</strong>kzandrug, die begint aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> van<br />

het on<strong>de</strong>rzoeksgebied en on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> huidige sportvel<strong>de</strong>n ligt, is als een heuvel op <strong>de</strong><br />

kaart aangegeven. Een twee<strong>de</strong> heuvel ligt iets westelijker op <strong>de</strong> kaart bij het landgoed<br />

Brinkgreven. Het dorp Schalkhaar bestond aan het eind van <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw nog<br />

niet. Een bron uit 1785 spreekt <strong>voor</strong> het eerst over <strong>de</strong> Rieler Enk, daar<strong>voor</strong> werd<br />

steeds gesproken over Relo of Riele. 6 Een <strong>de</strong>rgelijk late toevoeging van het woord<br />

‘enk’ on<strong>de</strong>rschrijft mogelijk <strong>de</strong> relatief late vorming van het es<strong>de</strong>k. De Rielerenk<br />

was, in tegenstelling tot <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re enken of essen in <strong>de</strong> omgeving, van oorsprong<br />

geen bijzon<strong>de</strong>r geschikte landbouwgrond die door langdurige beakkering en bemesting<br />

in een es veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong>. Uitein<strong>de</strong>lijk is door <strong>de</strong> grote hoeveelheid bewust<br />

opgebracht cultuur<strong>de</strong>k het karakter van een es ontstaan.<br />

Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> overgang naar <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> eeuw maakte Ne<strong>de</strong>rland <strong>de</strong>el uit van het Napoleontische<br />

rijk. Het werd in 1794-1795 door Napoleon veroverd en bleef tot 1813<br />

<strong>de</strong>el uitmaken van <strong>de</strong> Franse invloedssfeer. Uit het ineenstorten<strong>de</strong> Franse rijk ontstond<br />

in 1813 het Koninkrijk <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> nadagen van <strong>de</strong> Franse tijd<br />

werd het schoutambt Colmschate losgemaakt van Deventer en omgevormd tot <strong>de</strong><br />

zelfstandige gemeente Diepenveen. Hiermee ging het bestuur over <strong>de</strong> Rielerenk<br />

opnieuw in an<strong>de</strong>re han<strong>de</strong>n over. In 1832 wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> kadasterkaarten van <strong>de</strong> gemeente<br />

Diepenveen gepubliceerd. De Rielerenk is te vin<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> secties E en H.<br />

Op <strong>de</strong> kaarten zijn <strong>de</strong> erven Mensink en Warmboldink met hun huizen en bijgebou-<br />

5 Versfelt, 2003.<br />

6 In<strong>de</strong>x op <strong>de</strong> erven, caterste<strong>de</strong>n en losse lan<strong>de</strong>n van het Groot Capittel, Kleine Capittel, Convent van Diepenveen, Mr. Geerts<br />

en Busques Cloosteren en Amptmanie van Colmschate, SAD Franse tijd nr. 351, 235.


Afb. 5.4<br />

Deventer en omgeving op <strong>de</strong> Hottingerkaart, met mid<strong>de</strong>nin <strong>de</strong> Rielerenk (situatie 1785 - 1787).<br />

wen ingetekend. De Ou<strong>de</strong> Rielerweg is doorgetrokken naar het zui<strong>de</strong>n, maar het<br />

zui<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>el van het Mensinkdijkje is nog steeds een pad. De huidige Ou<strong>de</strong> Rielerweg<br />

en <strong>de</strong> weg op <strong>de</strong> plaats van <strong>de</strong> Nico Bolkesteinlaan richting <strong>stad</strong>, staan op <strong>de</strong><br />

kaart als <strong>de</strong> ‘Oerdijk’. Tegenwoordig ligt <strong>de</strong> Oerdijk noor<strong>de</strong>lijker en loopt door het<br />

dorpje Schalkhaar. De ou<strong>de</strong> Oerdijk liep dus over <strong>de</strong> Rielerenk en is pas later naar<br />

het noor<strong>de</strong>n verplaatst. De Ou<strong>de</strong> Rielerweg is zodoen<strong>de</strong> wel een ou<strong>de</strong> weg, maar<br />

geen ou<strong>de</strong> straatnaam. De invoering van het kadaster en <strong>de</strong> nieuwe bestuursvormen<br />

in het Koninkrijk <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n leid<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> opheffing van het markesysteem.<br />

Dit had als gevolg, dat ook <strong>de</strong> gezamenlijke gron<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n ver<strong>de</strong>eld of verkocht.<br />

Vanaf 1719 was het erf Brinkgreve het bezit van <strong>de</strong> familie Weerts. 7 Vanaf het mid<strong>de</strong>n<br />

van <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw ken<strong>de</strong> het geen pachters meer en was het als beschei<strong>de</strong>n<br />

buitenverblijf in gebruik. In 1789-1792 werd er een monumentale woning geplaatst,<br />

waarna <strong>de</strong> familie Weerts haar bezittingen op <strong>de</strong> Rielerenk sterk uitbreid<strong>de</strong>. Na<br />

1814 werd het landgoed verhuurd aan Gijsbertus Martinus Cort Heijligers die het<br />

in 1828 kocht. Op <strong>de</strong> kadastrale kaart van 1832 is <strong>de</strong> omvang van zijn bezittingen<br />

goed te zien (afb. 5.10, pag. 71). Hiermee veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> het karakter van <strong>de</strong> westelijke<br />

Rielerenk sterk. In 1874 kwam het landgoed Brinkgreve in han<strong>de</strong>n van het St. Elisabethgasthuis,<br />

dat er in 1878 <strong>de</strong> eerste patienten huisvestte. 8 Tot op he<strong>de</strong>n is het<br />

Psychiatrisch Centrum Brinkgreven op <strong>de</strong> Rielerenk gevestigd. In <strong>de</strong>cember 2006 zal<br />

zelfs een nieuwe locatie Psychiatrisch Centrum Rielerenk op <strong>de</strong> locatie van <strong>de</strong> uitgevoer<strong>de</strong><br />

opgraving wor<strong>de</strong>n geopend.<br />

7 <strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

De familie Weerts was een Deventer regentengeslacht en lever<strong>de</strong> in <strong>de</strong> late 17 en 18 eeuw schepenen en ra<strong>de</strong>n aan het<br />

<strong>stad</strong>sbestuur: Hogenstijn, 2005, 552 & 555.<br />

8<br />

Hogenstijn, 2004, 67-68.<br />

45


46<br />

Ook <strong>de</strong> 20 ste eeuw ging niet onopgemerkt aan <strong>de</strong> Rielerenk <strong>voor</strong>bij. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong><br />

Wereldoorlog leg<strong>de</strong>n <strong>de</strong> Duitsers een loopgraaf aan van het Overijssels Kanaal tot<br />

aan het dorp Schalkhaar. Een aantal boer<strong>de</strong>rijen achter <strong>de</strong> loopgraaf, waaron<strong>de</strong>r<br />

Warmboldink en Kreiken, wer<strong>de</strong>n ook van loopgraven <strong>voor</strong>zien (afb. 5.6). In werkput<br />

51 zijn bij het on<strong>de</strong>rzoek <strong>de</strong> resten van één van <strong>de</strong> loopgraven om <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij<br />

Warmboldink aangetroffen. Uit verslagen van <strong>de</strong> bevrijding in april 1945 is bekend, dat<br />

om het Overijssels Kanaal en dorp Schalkhaar zwaar gevochten is. Dit blijkt ook uit<br />

<strong>de</strong> vondst van granaatscherven en enkele mortiergranaten op het terrein. 9<br />

Kort na <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Wereldoorlog werd het vennetje ten zui<strong>de</strong>n van Warmboldink<br />

met afval gevuld en dichtgeschoven. Het noor<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>el van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied<br />

werd een keurig weiland en het zui<strong>de</strong>lijke en oostelijke <strong>de</strong>el van het gebied vorm<strong>de</strong>n<br />

een aaneengesloten vlakke akker. De ou<strong>de</strong> haag tussen akker en weiland bleef<br />

bestaan. In 1959 werd <strong>de</strong> gemeentegrens tussen Deventer en Diepenveen naar het<br />

noor<strong>de</strong>n verplaatst, waardoor een groot <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Rielerenk opnieuw <strong>de</strong>el uit<br />

ging maken van <strong>de</strong> gemeente Deventer. Op <strong>de</strong> nieuwe gemeentegrens wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> in<br />

afb. 5.7 afgebeel<strong>de</strong> grenssteen geplaatst. Op 1 januari 1999 herenig<strong>de</strong> Diepenveen<br />

9 Hermsen & Eeltink, 2004.<br />

Afb. 5.5<br />

De kadasterkaart van <strong>de</strong> Rielerenk uit 1832.


Afb. 5.6<br />

Luchtfoto genomen door <strong>de</strong> geallieer<strong>de</strong>n in maart 1945.<br />

Bovenin <strong>de</strong> foto ligt het dorp Schalkhaar, links loopt het<br />

Mensinksdijkje. De boer<strong>de</strong>rijen on<strong>de</strong>r en links op <strong>de</strong><br />

foto zijn omgeven door loopgraven.<br />

Afb. 5.7<br />

Grenssteen op <strong>de</strong> grens van <strong>de</strong> gemeenten Deventer<br />

en Diepenveen.<br />

10 Hogenstijn, 1991.<br />

zich met Deventer en kwam na <strong>de</strong> scheiding van 1813 ook het laatste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong><br />

Rielerenk opnieuw on<strong>de</strong>r ste<strong>de</strong>lijk bestuur.<br />

Aan het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> 20 ste eeuw werd <strong>de</strong> aanzet gegeven tot een <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Rielerenk<br />

zeer ingrijpen<strong>de</strong> ontwikkeling. Het huidige Deventer Ziekenhuis is in 1985 ontstaan<br />

uit een fusie van het St. Jozef ziekenhuis en het St. Geertrui<strong>de</strong>n ziekenhuis. 10 Bei<strong>de</strong><br />

47


48<br />

ziekenhuizen waren oorspronkelijk in <strong>de</strong> binnen<strong>stad</strong> van Deventer gevestigd. Het St.<br />

Geertrui<strong>de</strong>nziekenhuis lag in <strong>de</strong> late mid<strong>de</strong>leeuwen aan <strong>de</strong> Molenstraat, het huidige<br />

buurtcentrum aan het Muggeplein, en werd in 1884 naar <strong>de</strong> Singel verplaatst. In<br />

1940 verhuis<strong>de</strong> het opnieuw, ditmaal naar <strong>de</strong> H.J.Ph. Fesevurstraat. Het St. Jozefziekenhuis<br />

lag aanvankelijk aan <strong>de</strong> Nieuwstraat en werd in 1956 naar <strong>de</strong> Van Ol<strong>de</strong>nielstraat<br />

verplaatst. Aan het eind van <strong>de</strong> 20 ste eeuw waren bei<strong>de</strong> complexen van het<br />

inmid<strong>de</strong>ls gefuseer<strong>de</strong> Deventer Ziekenhuis aan renovatie toe. Men besloot op zoek<br />

te gaan naar een nieuwe locatie, waar bei<strong>de</strong> gebouwen in één mo<strong>de</strong>rn complex kon<strong>de</strong>n<br />

wor<strong>de</strong>n samengebracht. Deze locatie werd gevon<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> Rielerenk. Deze<br />

centrale locatie binnen Deventer zou voldoen<strong>de</strong> ruimte bie<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> parkeren<strong>de</strong><br />

bezoekers. Voorafgaand aan <strong>de</strong> nieuwbouw werd al in 1995 het erf Warmboldink<br />

gesloopt.<br />

5.3 De verkaveling en bezitsverhoudingen op <strong>de</strong> Rielerenk<br />

In <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw was het grootste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Rielerenk vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

niet verkaveld en niet als akker of wei<strong>de</strong>areaal in gebruik. Deze woeste<br />

gron<strong>de</strong>n waren van groot belang <strong>voor</strong> het functioneren van het laatmid<strong>de</strong>leeuwse<br />

boerenbedrijf. Op <strong>de</strong> hei<strong>de</strong> graas<strong>de</strong>n kud<strong>de</strong>n schapen, die er <strong>voor</strong> zorg<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong><br />

hei<strong>de</strong> in stand bleef en bomen geen kans kregen. Op veel plaatsen leid<strong>de</strong> het verdwijnen<br />

van <strong>de</strong> bomen en overbegrazing tot verstuiving. Ver<strong>de</strong>r wer<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> hei<strong>de</strong><br />

plaggen gestoken. In <strong>de</strong> winter stond het vee op stal in <strong>de</strong> schuren. Deze had<strong>de</strong>n<br />

een verdiepte stal, <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> potstal, waarin <strong>de</strong> plaggen wer<strong>de</strong>n neergelegd.<br />

De hele winter lang kwam <strong>de</strong> mest van <strong>de</strong> dieren op <strong>de</strong>ze plaggen terecht. Aan het<br />

eind van <strong>de</strong> winter wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> met mest verzadig<strong>de</strong> plaggen als bemesting uitgere<strong>de</strong>n<br />

over het akkerland. Over <strong>de</strong> eeuwen heen ontston<strong>de</strong>n zo dikke akkerlagen, <strong>de</strong><br />

zogenaam<strong>de</strong> es<strong>de</strong>kken. Tot slot lagen er op <strong>de</strong> woeste gron<strong>de</strong>n percelen met hagen<br />

of rijen hakhout, die bouw- en brandhout lever<strong>de</strong>n.<br />

In historische bronnen uit <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw is <strong>voor</strong> het eerst <strong>de</strong> naam Riele te vin<strong>de</strong>n.<br />

Een bron uit 1362 beschrijft een weg die liep naar <strong>de</strong> buurschap Riele, in dit geval<br />

gespeld als Reler. 11 An<strong>de</strong>re schrijfwijzen van <strong>de</strong> naam Riele waren Reele en Relo.<br />

Vooral <strong>de</strong> laatste spellingsvariant zou iets kunnen zeggen over het oorspronkelijke<br />

karakter van <strong>de</strong> omgeving. Plaatsnamen die eindigen met -lo of -loo verwijzen naar<br />

een open bosgebied of een open plek in een bos. 12 Dergelijk bos werd ook gebruikt<br />

<strong>voor</strong> beweiding. Varkens eten bij<strong>voor</strong>beeld graag eikels en ook jonge loten van<br />

loofgewas zijn zeer geschikt veevoer. De naam Relo wijst dus op een relatief open<br />

bosgebied, dat in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen en nieuwe tijd langzaam maar zeker<br />

<strong>de</strong> ‘Rieler’-enk werd. Gezien <strong>de</strong> relatieve natheid van grote <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> omgeving,<br />

met daartussen meer<strong>de</strong>re droge <strong>de</strong>kzandruggen en -koppen, zal op <strong>de</strong> Rielerenk<br />

een vrij gevarieerd loofbos hebben gestaan. Omdat Riele of Relo, ook <strong>de</strong> naam van<br />

één van <strong>de</strong> eerste laatmid<strong>de</strong>leeuwse boerenerven was, kan wor<strong>de</strong>n aangenomen dat<br />

bij dit erf in een open <strong>de</strong>el van het bos <strong>de</strong> oorsprong van het buurtschap Riele lag.<br />

De buurschap of het erf Het Riele, in historische bronnen ook wel Erve Alferdink<br />

genoemd, is inmid<strong>de</strong>ls verdwenen, maar lag een paar hon<strong>de</strong>rd meter noordwestelijk<br />

van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied. Tegelijk met Het Riele zijn in 14 <strong>de</strong> eeuw verschillen<strong>de</strong><br />

boerenerven in het gebied ontstaan.<br />

Erve Mensink bevond zich aan <strong>de</strong> westzij<strong>de</strong> van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied ter hoogte<br />

van <strong>de</strong> knik in het Mensinkdijkje. Aan <strong>de</strong> oostzij<strong>de</strong> van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied, bij <strong>de</strong><br />

knik in <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Rielerweg, lag Erve Warmboldink. Bei<strong>de</strong> erven lagen net zoals Het<br />

11 Van Doorninck, 1887, <strong>21</strong>4.<br />

12 Ter Laak, 2005, 108.


13 Huibers, 2004.<br />

14 Bieleman, 1992, 89.<br />

Riele op <strong>de</strong> overgang van <strong>de</strong> hoge gron<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied<br />

naar <strong>de</strong> lage gron<strong>de</strong>n in het mid<strong>de</strong>n van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied. Dit ne<strong>de</strong>rzettingsbeeld<br />

past goed in het beken<strong>de</strong> beeld van <strong>de</strong> late mid<strong>de</strong>leeuwen. 13 De<br />

boer<strong>de</strong>rijen verschoven van <strong>de</strong> hoge <strong>de</strong>len van het landschap naar <strong>de</strong> flanken. Vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

had dit on<strong>de</strong>re an<strong>de</strong>re te maken met een steeds grotere nadruk op <strong>de</strong><br />

veeteelt. Voor een gemengd bedrijf was een ligging op <strong>de</strong> overgang van lage naar<br />

hoge grond i<strong>de</strong>aal. De akkers lagen op <strong>de</strong> hoge gron<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> wei<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> lage.<br />

De Hottingerkaart kan wor<strong>de</strong>n gebruikt om dit beeld te illustreren. Hierbij moet<br />

wel wor<strong>de</strong>n opgemerkt dat het akkerareaal in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> eeuwen door het opbrengen<br />

van <strong>stad</strong>sdrek en mogelijk ook plaggen vermoe<strong>de</strong>lijk steeds groter is<br />

gewor<strong>de</strong>n en wei<strong>de</strong>n verloren zijn gegaan.<br />

Op <strong>de</strong> kaart zijn direct ten noor<strong>de</strong>n en ten zui<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> erven vrij kleine percelen<br />

ingetekend. Dit correspon<strong>de</strong>ert met <strong>de</strong> situatie op <strong>de</strong> kadastrale kaart van 1832<br />

(afb. 5.9, pag. 70). Rond <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rijen lagen kleine wei<strong>de</strong>n, moestuinen en ook<br />

enkele akkers. Ten noor<strong>de</strong>n van dit verkavel<strong>de</strong> gebied lagen <strong>de</strong> woeste gron<strong>de</strong>n. Ten<br />

zui<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rijen is een aaneengesloten akkerareaal te zien. Ook dit correspon<strong>de</strong>ert<br />

met <strong>de</strong> beschrijving van het grondgebruik in 1832. De bedrijven op <strong>de</strong><br />

es waren doorgaans gemeng<strong>de</strong> bedrijven, die veeteelt en akkerbouw combineer<strong>de</strong>n.<br />

Een veelteeltbedrijf had twee tot vier paar<strong>de</strong>n, terwijl schapen in grote kud<strong>de</strong>s<br />

<strong>voor</strong>kwamen. 14 Op <strong>de</strong> kleine boer<strong>de</strong>rijen lag het aantal run<strong>de</strong>ren vrij laag. Bij <strong>de</strong><br />

kleinste boer<strong>de</strong>rijen waren run<strong>de</strong>ren waarschijnlijk zelfs helemaal afwezig. De gewassen,<br />

die wer<strong>de</strong>n verbouwd, zullen hoofdzakelijk graansoorten zijn geweest, zoals<br />

rogge en gerst. In <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw kwam boekweit op waarmee zowel mens als dier<br />

kon wor<strong>de</strong>n gevoed.<br />

Toen in 1832 <strong>de</strong> kadastrale kaart werd gemaakt, wer<strong>de</strong>n niet alleen <strong>de</strong> perceelsgrenzen<br />

maar ook <strong>de</strong> eigenaren en het grondgebruik geregistreerd. De kadastrale<br />

kaart kan dus wor<strong>de</strong>n gebruikt om vast te stellen welke percelen in 1832 bij <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong><br />

boer<strong>de</strong>rijen hoor<strong>de</strong>n. Vaak waren percelen eeuwenlang in het bezit van<br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> boerenerven, zodat een kijkje wordt gegeven in <strong>de</strong> laatmid<strong>de</strong>leeuwse bezitsverhoudingen<br />

op <strong>de</strong> Rielerenk. Deze gegevens kunnen alleen <strong>voor</strong> het verkrijgen<br />

van een globaal beeld wor<strong>de</strong>n gebruikt. Voor een <strong>de</strong>tailbeeld hebben in het verle<strong>de</strong>n<br />

vaak te veel veran<strong>de</strong>ringen plaatsgevon<strong>de</strong>n. In afb. 5.10, pag. 71 zijn <strong>de</strong><br />

eigenaren van <strong>de</strong> percelen op <strong>de</strong> Rielerenk weergegeven. Hier zijn alleen die eigenaren<br />

weergegeven, die meer<strong>de</strong>re percelen bezaten. De eigenaren die slechts één of<br />

twee kleine percelen bezaten, zijn weergegeven on<strong>de</strong>r “overigen”. Vrijwel het hele<br />

westen van <strong>de</strong> Rielerenk was in han<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> familie Heylighers (zie pag. 45) die<br />

in <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw verschillen<strong>de</strong> percelen had opgekocht. Naast <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />

boer<strong>de</strong>rij Tolnerinck/Brinkgreve maakten ook <strong>de</strong> <strong>voor</strong>malige gron<strong>de</strong>n van het erf<br />

Alferdinck/Het Reele <strong>de</strong>el uit van zijn bezittingen. Tussen <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>ze<br />

bei<strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rijen is op basis van <strong>de</strong> kadastrale kaart geen on<strong>de</strong>rscheid meer te<br />

maken. De boer<strong>de</strong>rij Mensink was in 1832 van <strong>de</strong> <strong>stad</strong> Deventer en bezat een aaneengesloten<br />

areaal, dat <strong>voor</strong>namelijk ten zui<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij lag. Direct naast<br />

<strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij lag een weiland, maar <strong>de</strong> rest van bezittingen was als akker in gebruik.<br />

Opvallend is dat ook <strong>de</strong> noord zuid lopen<strong>de</strong> weg eigendom van <strong>de</strong> <strong>stad</strong> Deventer<br />

was.<br />

Aan <strong>de</strong> oostzij<strong>de</strong> van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied is sprake van drie eigenaren en drie<br />

boer<strong>de</strong>rijen. De meest noor<strong>de</strong>lijke boer<strong>de</strong>rij staat op <strong>de</strong> kadastrale kaart als<br />

Wannink, <strong>de</strong> opvolger van het mid<strong>de</strong>leeuwse Werninck. Dit erf met lan<strong>de</strong>rijen was<br />

49


50<br />

in 1832 eigendom van Hendrina Heering en bestond uit een akkerareaal aan <strong>de</strong><br />

zuidzij<strong>de</strong> en een wei<strong>de</strong>gebied aan <strong>de</strong> noordzij<strong>de</strong>. Direct ten zui<strong>de</strong>n van Wannink lag<br />

een twee<strong>de</strong>, naamloze boer<strong>de</strong>rij, die eigendom was van Hendrikus Alink. Dit erf<br />

stond ook wel bekend als Klein of Schuur Wannink en wordt pas in 1822 <strong>voor</strong> het<br />

eerst genoemd. 15 Dit verklaart ook waarom het erf niet op <strong>de</strong> Hottingerkaart te<br />

zien is. De naam doet vermoe<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong> bezittingen <strong>voor</strong>heen <strong>de</strong>el uitmaakten van<br />

het bezit van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse boer<strong>de</strong>rij Wannink. Het bezit van Klein Wannink<br />

bestond uit twee kleine wei<strong>de</strong>n en een akker direct ten westen van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij.<br />

Aan <strong>de</strong> oostzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij lagen een twee<strong>de</strong> akker en een an<strong>de</strong>re grotere<br />

wei<strong>de</strong>. Tot slot bezat Alink nog een perceel akkergrond in <strong>de</strong> bocht van <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong><br />

Rielerweg. De boer<strong>de</strong>rij Warmboldink was in 1832 eigendom van Klaas Baltink. Hij<br />

bezat een kleine wei<strong>de</strong> naast <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij met een akker ten zui<strong>de</strong>n daarvan.<br />

Daarnaast maakten akkerpercelen aan <strong>de</strong> buitenzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> bocht in <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong><br />

Rielerweg, ten westen van <strong>de</strong> bezittingen van Mensink en ten zui<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Oerdijk<br />

<strong>de</strong>el uit van het bezit van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij Warmboldink. Opvallend is dat <strong>de</strong>ze boer<strong>de</strong>rij<br />

<strong>voor</strong>al akkergrond en nauwelijks wei<strong>de</strong>grond bezat.<br />

5.4 Kuilen en greppels aan <strong>de</strong> zuidrand van <strong>de</strong> Rielerenk (vindplaats 3)<br />

Het oudste mid<strong>de</strong>leeuwse grondspoor binnen het on<strong>de</strong>rzoeksgebied is te dateren<br />

in <strong>de</strong> 12 <strong>de</strong> of 13 <strong>de</strong> eeuw. Het was een kuil met een doorsne<strong>de</strong> van 1,2 m en een<br />

diepte van 0,8 m, die aan <strong>de</strong> zuidrand van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied lag (afb. 5.11). 16 In<br />

<strong>de</strong> vulling wer<strong>de</strong>n kogelpotscherven uit <strong>de</strong> 12 <strong>de</strong> of 13 <strong>de</strong> eeuw gevon<strong>de</strong>n. De functie<br />

van <strong>de</strong> kuil is niet dui<strong>de</strong>lijk, maar het zou een afvalkuil kunnen zijn geweest. Twee<br />

meter ten westen van <strong>de</strong> eerste kuil werd een twee<strong>de</strong> kuil met vrijwel gelijke<br />

afmetingen gevon<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong>ze kuil bevon<strong>de</strong>n zich scherven van grijsbakkend aar<strong>de</strong>werk<br />

uit <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> of 15 <strong>de</strong> eeuw. 17 Aan <strong>de</strong> oostzij<strong>de</strong> van vindplaats 3 wer<strong>de</strong>n een drietal<br />

sloten aangesne<strong>de</strong>n. Omdat <strong>de</strong> drie sloten elkaar oversne<strong>de</strong>n en dateerbaar<br />

vondstmateriaal bevatten, was het mogelijk <strong>de</strong>ze goed te dateren. De oudste sloot<br />

bevatte scherven van 12 <strong>de</strong> -eeuws pingsdorf aar<strong>de</strong>werk en kogelpotten uit <strong>de</strong> 12 <strong>de</strong><br />

tot 14 <strong>de</strong> eeuw. 18 Deze oudste sloot werd oversne<strong>de</strong>n door een twee<strong>de</strong> sloot, waarvan<br />

<strong>de</strong> vulling grijsbakkend aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> -15 <strong>de</strong> eeuw en een scherf siegburg<br />

keramiek uit het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> kwart van <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw bevatte. 19 De <strong>de</strong>r<strong>de</strong> sloot oversneed<br />

op zijn beurt <strong>de</strong> twee<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> vulling van <strong>de</strong>ze sloot wer<strong>de</strong>n naast grijs aar<strong>de</strong>werk<br />

ook enkele fragmenten roodbakkend aar<strong>de</strong>werk en een steengoed scherf uit <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong><br />

Afb. 5.11<br />

De sporen van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse sloten (vindplaats 3).<br />

15<br />

Kloosterboer & Mul<strong>de</strong>r, 1998, nr. 203.<br />

16<br />

S 50-046.<br />

17<br />

S 50-044.<br />

18<br />

S 50-064. Voor <strong>de</strong> beschrijving van kogelpot en pingsdorf aar<strong>de</strong>werk uit Deventer zie: Mittendorff, 2004.<br />

19<br />

S 50-069.


20<br />

S 50-060.<br />

<strong>21</strong><br />

Mittendorff, 2005.<br />

22<br />

S 33-022 en S 33-023.<br />

23<br />

S 33-023.<br />

24<br />

S 33-022.<br />

eeuw gevon<strong>de</strong>n. 20 In <strong>de</strong> nabije omgeving van vindplaats 3 zijn in het es<strong>de</strong>k eveneens<br />

veel mid<strong>de</strong>leeuwse scherven van kogelpot en pingsdorf aar<strong>de</strong>werk aangetroffen.<br />

Op basis van <strong>de</strong>ze informatie kan wor<strong>de</strong>n geconclu<strong>de</strong>erd, dat <strong>de</strong> vroegste mid<strong>de</strong>leeuwse<br />

activiteiten op <strong>de</strong> Rielerenk plaatsvon<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> <strong>de</strong>kzandrug die vanaf<br />

het uiterste zui<strong>de</strong>n van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied ver<strong>de</strong>r naar het zui<strong>de</strong>n liep. Dit was<br />

hoog gelegen grond die uitermate geschikt was <strong>voor</strong> landbouw. Van eventuele 12 <strong>de</strong> -<br />

en 13 <strong>de</strong> -eeuwse structuren, zoals huizen of schuren, zijn echter geen aanwijsbare<br />

resten gevon<strong>de</strong>n. Mogelijk liggen <strong>de</strong>ze (net) buiten het on<strong>de</strong>rzoeksgebied. De<br />

dichtstbijzijn<strong>de</strong> beken<strong>de</strong> plattegron<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> zijn aangetroffen aan <strong>de</strong><br />

Goudwesp te Colmschate (Blauwenoord). Deze boer<strong>de</strong>rijen lagen echter te ver van<br />

het on<strong>de</strong>rzoeksgebied om <strong>voor</strong> het hier aangetroffen vondstmateriaal verantwoor<strong>de</strong>lijk<br />

te zijn. <strong>21</strong> Ook zou<strong>de</strong>n sporen, die ooit op <strong>de</strong> hoger gelegen gron<strong>de</strong>n aanwezig<br />

waren, verloren kunnen zijn gegaan bij het eeuwenlange ploegen. Zeker wanneer <strong>de</strong><br />

boer<strong>de</strong>rijen op poeren of balken ston<strong>de</strong>n, lieten ze alleen ondiepe sporen achter<br />

die eenvoudig verploegd raken. Vaak zijn dan wel waterputten, erfsloten en afvalkuilen<br />

te herkennen. Het <strong>voor</strong>komen van het oudste materiaal aan <strong>de</strong>ze zij<strong>de</strong> van<br />

<strong>de</strong> Rielerenk kan ook zijn veroorzaakt door het opbrengen van <strong>stad</strong>sdrek. Deze<br />

zij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> enk ligt het dichtst bij <strong>de</strong> <strong>stad</strong> en mogelijk zijn hier <strong>de</strong> ophogingen<br />

begonnen.<br />

In dat geval hoeft van concrete bewoning zelfs geen sprake te zijn. Bij gebrek aan<br />

voldoen<strong>de</strong> dui<strong>de</strong>lijke gegevens moet <strong>de</strong> aard van <strong>de</strong>ze laatmid<strong>de</strong>leeuwse fase in het<br />

mid<strong>de</strong>n blijven.<br />

5.5 Erve Mensink (vindplaats 4)<br />

Het laatmid<strong>de</strong>leeuwse erf<br />

Erve Mensink lag ter hoogte van <strong>de</strong> knik in het Mensinkdijkje aan weerszij<strong>de</strong>n van<br />

<strong>de</strong> weg. De oudste vermelding van het erf dateert uit 1399, toen het als hofhorig<br />

aan <strong>de</strong> bisschop werd vermeld. Binnen het on<strong>de</strong>rzoeksgebied zijn slechts een beperkt<br />

aantal sporen behorend bij het mid<strong>de</strong>leeuwse erf aangetroffen. Dit wordt<br />

mogelijk veroorzaakt door <strong>de</strong> ligging van kern van het erf net buiten het on<strong>de</strong>rzoeksgebied<br />

aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> van het Mensinkdijkje. Uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen dateren<br />

in ie<strong>de</strong>r geval twee sloten (afb. 5.12). 22 De eerste laatmid<strong>de</strong>leeuwse sloot<br />

maakte een hoek in <strong>de</strong> werkput. De sloot kwam uit het westprofiel en knikte na<br />

ongeveer 7 m naar het zuidoosten. De sloot was nog 1,5 m breed en 0,4 m diep. 23<br />

Het uitein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> sloot in het westprofiel takte aan in <strong>de</strong> perceelgrens van 1832.<br />

Vermoe<strong>de</strong>lijk omgaf <strong>de</strong> sloot het kadastrale perceel waarop in 1832 het hoofdgebouw<br />

lag. De scherven uit <strong>de</strong> vulling van <strong>de</strong> sloot zijn te dateren in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong><br />

1350-1400. Het gaat om scherven van steengoed kannen, een roodbakken<strong>de</strong> pispot<br />

en divers grijsbakkend aar<strong>de</strong>werk. Mogelijk vormt <strong>de</strong>ze sloot het restant van <strong>de</strong><br />

eerste erfbegrenzing van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij.<br />

De twee<strong>de</strong> sloot in <strong>de</strong>ze werkput was nog ongeveer 1 m breed, 0,4 m diep en liep<br />

van oost naar west door <strong>de</strong> werkput. 24 De sloot sloot vermoe<strong>de</strong>lijk aan op <strong>de</strong>len<br />

van sloten die zijn aangetroffen in <strong>de</strong> proefsleuven 34 tot 38. In <strong>de</strong> lengte van dit<br />

kadastrale perceel (G-36) zijn op basis van <strong>de</strong> proefsleuven meer sloten te reconstrueren,<br />

die vermoe<strong>de</strong>lijk dien<strong>de</strong>n om het laaggelegen grasland te ontwateren. In<br />

<strong>de</strong> vulling van <strong>de</strong> sloot in werkput 33 werd steengoed en roodbakkend aar<strong>de</strong>werk<br />

uit <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1400-1450 gevon<strong>de</strong>n. Dit zou er op kunnen wijzen, dat dit perceel<br />

pas in <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw werd ontwaterd. Binnen <strong>de</strong> werkput zijn geen sporen gevon-<br />

51


52<br />

<strong>de</strong>n, die zijn toe te wijzen aan structuren uit <strong>de</strong> late mid<strong>de</strong>leeuwen. Wel zijn er<br />

enkele kleine (paal)kuilen zon<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rlinge samenhang aangetroffen. Hieruit is <strong>de</strong><br />

oudste scherf te<strong>voor</strong>schijn gekomen. Dit is een stuk van een kan van bijna-steengoed<br />

uit Siegburg, die in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> 13 <strong>de</strong> eeuw te dateren is. 25 Enkele<br />

an<strong>de</strong>re sporen kon<strong>de</strong>n op basis van <strong>de</strong> keramiek in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> of 15 <strong>de</strong> eeuw wor<strong>de</strong>n<br />

gedateerd. Verreweg <strong>de</strong> meeste sporen zijn door een gebrek aan vondsten niet te<br />

dateren. Het is opmerkelijk, dat <strong>de</strong> vroegst gedateer<strong>de</strong> sporen allemaal ten noor<strong>de</strong>n<br />

van <strong>de</strong> oudste sloten lagen. Mogelijk lag <strong>de</strong> oudste fase van Erve Mensink noor<strong>de</strong>lijk<br />

van het opgegraven <strong>de</strong>el van het erf, buiten het on<strong>de</strong>rzoeksgebied.<br />

25 S 33-264.<br />

Afb. 5.12<br />

De laatmid<strong>de</strong>leeuwse<br />

sporen op Erve Mensink<br />

(vindplaats 4).


Afb. 5.13<br />

Sporen uit <strong>de</strong> nieuwe tijd op Erven Mensink (vindplaats 4).<br />

1. sloten,<br />

2. paalsporen,<br />

3. perceelsgrenzen op <strong>de</strong> kadastrale kaart van 1832.<br />

In verschillen<strong>de</strong> bronnen tot <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw is terug te vin<strong>de</strong>n, dat Erve Mensink<br />

eigendom was van het Kapittel van Deventer. In <strong>de</strong> praktijk waren <strong>de</strong>ze bezittingen<br />

sinds <strong>de</strong> reformatie min of meer ste<strong>de</strong>lijk eigendom en wer<strong>de</strong>n door een ste<strong>de</strong>lijke<br />

rentmeester beheerd. Vanaf 1807 wordt niet meer het Kapittel, maar <strong>de</strong> <strong>stad</strong> als<br />

eigenaar genoemd. In <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke administratie is veel terug te vin<strong>de</strong>n over <strong>de</strong><br />

pachters. Van <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> tot <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> eeuw was steeds sprake van pachters met <strong>de</strong><br />

naam Mensink. Of we hier uit mogen conclu<strong>de</strong>ren, dat <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij eeuwen in han<strong>de</strong>n<br />

van één familie was of dat <strong>de</strong> families naar dit erf genoemd wer<strong>de</strong>n, is ondui<strong>de</strong>lijk.<br />

In 1846 werd het erf gepacht door Hendrikus Wichers en vanaf 1855<br />

door Jacob Vrielink. Rond 1870 verdween Erve Mensink. 26 De naam bleef bestaan<br />

dankzij het Mensinkdijkje, nu een populair fietspad van Schalkhaar naar Deventer.<br />

Op <strong>de</strong> kadasterkaart van 1832 bestaat Erve Mensink uit een hoofdgebouw van 23<br />

m bij 13 m en een daarnaast gelegen bijgebouw van 10 m x 10 m. Bei<strong>de</strong> gebouwen<br />

lagen echter net buiten het on<strong>de</strong>rzoeksgebied aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> van het Mensinkdijkje.<br />

Een stuk naar het noor<strong>de</strong>n lag een schuur van ongeveer 13 m lang en 7 m<br />

breed. In 1846 werd Erve Mensink omschreven als een erf met een huis, een schuur<br />

en een steltenberg (hooiberg). In werkput 33 zijn <strong>de</strong> resten van het meest noor<strong>de</strong>lijke<br />

bijgebouw teruggevon<strong>de</strong>n (afb. 5.14). Het gebouw was opgetrokken uit zestien<br />

wandpalen en was ongeveer 15 m lang en 7 m breed. De vorm van <strong>de</strong> ingegraven<br />

sporen was min of meer rechthoekig. De paalkuilen waren na aanleg van het vlak<br />

nog 0,2 tot 0,5 m diep. 27 In een aantal sporen waren nog houtresten aanwezig. De<br />

vulling van sommige paalgaten bevatte keramiek, die het mogelijk maakt om <strong>de</strong> aan-<br />

26<br />

Kloosterboer & Mul<strong>de</strong>r, 1998.<br />

27<br />

S 33-258, S 33-153, S 33-147, S 33-4, S 33-8, S 33-10, S 33-11, S 33-14, S 33- 377, S 33-83, S 33-298, S 33-294, S 33-288,<br />

S 33-278, S 33-273 en S 33-270.<br />

53


54<br />

leg van het gebouw te dateren. Een scherf van een majolicabord, plaatst <strong>de</strong> bouw in<br />

<strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw. 28 Het zeer waarschijnlijk, dat dit gebouw in ie<strong>de</strong>r geval tot <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong><br />

eeuw bestaan heeft. De vorm van het gebouw geeft een goe<strong>de</strong> aanwijzing <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

functie. De afgesne<strong>de</strong>n hoeken van het gebouw suggereren, dat het een schapenstal<br />

is geweest. Een schapenstal kan het beste geen rechte hoeken hebben, omdat er<br />

an<strong>de</strong>rs een reëel gevaar bestaat dat <strong>de</strong> kud<strong>de</strong> een dier dood drukt in een hoek.<br />

Vandaar dat stallen en omheiningen <strong>voor</strong> schapen traditioneel ovaal of met afgesne<strong>de</strong>n<br />

hoeken wer<strong>de</strong>n gebouwd. De schapen wer<strong>de</strong>n overdag waarschijnlijk naar <strong>de</strong><br />

woeste gron<strong>de</strong>n gebracht om te grazen. De wei<strong>de</strong>grond rond <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij was in<br />

eerste instant bedoeld <strong>voor</strong> rundvee. Vergelijkbare schaapskooien zijn te herkennen<br />

op <strong>de</strong> erven Het Reele en Wannink.<br />

Ook een aantal sloten zijn in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> te dateren (afb. 5.13). Het meest in het<br />

oog springend zijn <strong>de</strong> in een T-vorm aansluiten<strong>de</strong> bre<strong>de</strong> sloten aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> van<br />

het opgegraven <strong>de</strong>el van Erve Mensink. De eerste sloot liep vrijwel oost west en<br />

was ongeveer 4 m breed en 1 m diep. 29 Deze sloot is ook waargenomen in <strong>de</strong><br />

proefsleuven 34 tot 40. De sloot liep langs <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke grens van het lager gelegen<br />

grasland en dien<strong>de</strong> vermoe<strong>de</strong>lijk om het water uit <strong>de</strong>ze lager gelegen gebie<strong>de</strong>n af te<br />

voeren.<br />

28 Majolica bor<strong>de</strong>n met <strong>de</strong>rgelijke beschil<strong>de</strong>ring wer<strong>de</strong>n in Delft, Harlingen en an<strong>de</strong>re plaatsen gemaakt: <strong>Bartels</strong>, 1999, 207.<br />

29 S 33-36.<br />

Afb. 5.14a<br />

De plattegrond van<br />

<strong>de</strong> schapenstal van<br />

het Erve Mensink,<br />

kijkend naar het<br />

zui<strong>de</strong>n. Recht het<br />

Mensinksdijkje.<br />

(zomer 2003).


Afb. 5.14b<br />

De plattegrond van <strong>de</strong> schapenstal<br />

van Erve Mensink.<br />

30 S 27-65.<br />

31 S 33-36.<br />

32 S 101-107 en S 101-95.<br />

paalkuil<br />

0 5<br />

m<br />

10<br />

Mogelijk sluit <strong>de</strong>ze sloot zelfs aan op <strong>de</strong> oost west lopen<strong>de</strong> sloot in werkput 27. 30<br />

Tussen <strong>de</strong> uitein<strong>de</strong>n van bei<strong>de</strong> sloten bevond zich in 1832 ie<strong>de</strong>r geval een perceelgrens.<br />

Haaks op <strong>de</strong> sloot in werkput 33 werd een noord zuid lopen<strong>de</strong> sloot aangetroffen<br />

die te volgen was tot in werkput 1. 31 Vermoe<strong>de</strong>lijk markeer<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze sloot<br />

<strong>de</strong> oostzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> moestuin van het erf, die is weergegeven op <strong>de</strong> kadastrale kaart<br />

van 1832 (E-35). Aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> stond <strong>de</strong> sloot vermoe<strong>de</strong>lijk in verbinding met<br />

een perceelsgreppel die is aangetroffen in <strong>de</strong> proefsleuven 2 tot 4.<br />

5.6 Een omgracht perceel naast Erve Mensink (vindplaats 5)<br />

In 2004 werd bij noodon<strong>de</strong>rzoek in <strong>de</strong> bouwkuip van het nog te bouwen Deventer<br />

Ziekenhuis een door smalle greppels omgeven terrein aangetroffen (afb. 5.16, pag.<br />

72). In <strong>de</strong> bouwput was een stelsel van dubbele en/of driedubbele greppels te herkennen,<br />

dat een min of meer rechthoekig terrein omgaf. Het rechthoekige terrein<br />

binnen <strong>de</strong> greppels had afgeron<strong>de</strong> hoeken en een oppervlakte van 45 m bij 36 m. Het<br />

restant van <strong>de</strong> binnenste greppel was tussen 0,65 m en 1 m breed met een diepte<br />

van 0,1 tot 0,4 m. 32<br />

55


Afb. 5.15 (pag. 56)<br />

Gereconstrueer<strong>de</strong> verloop van sloten over <strong>de</strong> Rielerenk.<br />

De vorm van <strong>de</strong> greppel liep sterk uiteen. In <strong>de</strong> zuidoosthoek van het terrein was<br />

een doorgang met een breedte van ongeveer 4 m te herkennen.<br />

Aan <strong>de</strong> noordzij<strong>de</strong>, westzij<strong>de</strong> en zuidzij<strong>de</strong> lag <strong>voor</strong> <strong>de</strong> binnenste greppel een twee<strong>de</strong><br />

greppel. Aan <strong>de</strong> noordzij<strong>de</strong> lag <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> greppel ongeveer 2,5 m <strong>voor</strong> <strong>de</strong> binnenste<br />

greppel en was met <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> hoeken verbon<strong>de</strong>n. 33 De twee<strong>de</strong> greppel was aan<br />

<strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> met <strong>de</strong> zuidwesthoek van <strong>de</strong> binnenste greppel verbon<strong>de</strong>n en lag ongeveer<br />

5 m <strong>voor</strong> <strong>de</strong> binnenste greppel. 34 Aan <strong>de</strong> oostzij<strong>de</strong> eindig<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze greppel ter<br />

hoogte van <strong>de</strong> ingang in <strong>de</strong> binnenste greppel. Aan <strong>de</strong> westzij<strong>de</strong> lag <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> greppel<br />

ongeveer 5 m <strong>voor</strong> <strong>de</strong> binnenste greppel en sloot aan op <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> greppel aan<br />

<strong>de</strong> noord- en zuidzij<strong>de</strong>. 35 Hieromheen was nog een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> greppel te herkennen, die<br />

<strong>de</strong> binnenste greppels nergens raakte. 36 Aan <strong>de</strong> noord- en westzij<strong>de</strong> is <strong>de</strong>ze greppel<br />

vastgesteld op respectievelijk ongeveer 9 m en 11 m <strong>voor</strong> <strong>de</strong> binnenste greppel.<br />

Aan <strong>de</strong> zuid- en oostzij<strong>de</strong> viel <strong>de</strong>ze greppel buiten <strong>de</strong> bouwput van het ziekenhuis.<br />

Afb. 5.17<br />

De sporen van het omgrachte perceel in <strong>de</strong> opgravingsput tij<strong>de</strong>ns het on<strong>de</strong>rzoek in 2004.<br />

Direct achter <strong>de</strong> doorgang aan <strong>de</strong> oostzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> omhein<strong>de</strong> structuur lag een<br />

drietal kuilen, dat mogelijk een soort ingangspartij achter <strong>de</strong> doorgang vorm<strong>de</strong>. De<br />

grootste kuil met een doorsne<strong>de</strong> van ongeveer 2 m en een diepte van 0,6 m zou in<br />

dat geval een aflsluitbaar hek kunnen hebben gedragen. De an<strong>de</strong>re twee palen kunnen<br />

hebben gefungeerd als een soort veevang om vee te verzamelen, <strong>voor</strong>dat het<br />

door <strong>de</strong> poort werd geleid. 37 In <strong>de</strong> kuilen zijn geen scherven aangetroffen, die datering<br />

van <strong>de</strong> sporen mogelijk maken. In <strong>de</strong> vulling van <strong>de</strong> sloten is slechts één scherf<br />

33 S 101-107.<br />

34 S 101-94 en S 101-97.<br />

35 S 101-10 en 101-157.<br />

36 S 10-1, S 101-58, S 101-179, S 101-167 en S 101-170.<br />

37 Grote kuil: S 101-111, Kleine kuilen S 101-103 en S 101-105.<br />

57


58<br />

pingsdorf, daterend uit <strong>de</strong> 10 <strong>de</strong> tot 12 <strong>de</strong> eeuw, aangetroffen. Opvallend is het volledig<br />

ontbreken van baksteenfragmenten in <strong>de</strong> sloten, op basis waarvan <strong>de</strong> structuur vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

vóór <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> en mogelijk zelfs vóór <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw kan wor<strong>de</strong>n gedateerd.<br />

Vermoe<strong>de</strong>lijk hebben we hier zodoen<strong>de</strong> te maken met een complex uit <strong>de</strong> ontginningsfase<br />

van <strong>de</strong> Rielerenk.<br />

Als <strong>de</strong> ligging van <strong>de</strong> sloten wordt uitgezet op <strong>de</strong> hoogtekaart valt onmid<strong>de</strong>lijk op<br />

dat <strong>de</strong> omgrachte structuur gelegen was op een kleine hoogte mid<strong>de</strong>n in het nattere<br />

gebied aan <strong>de</strong> noordzij<strong>de</strong> van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied. Het natuurlijke gele zand<br />

lag hier op een hoogte van meer dan 6,37 m boven NAP. Het maaiveld lag op 6,73<br />

m boven NAP en hoger. Hieruit kan wor<strong>de</strong>n afgeleid, dat het es<strong>de</strong>k hier nog maar<br />

ongeveer 0,36 m dik was. In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> laatste eeuw is het es<strong>de</strong>k van <strong>de</strong> hogere<br />

<strong>de</strong>len naar <strong>de</strong> lagere <strong>de</strong>len van het landschap geploegd. Dit betekent, dat <strong>de</strong> lagere<br />

<strong>de</strong>len van het gebied een dikkere beschermen<strong>de</strong> laag had<strong>de</strong>n dan <strong>de</strong> hogere <strong>de</strong>len.<br />

Dit heeft er toe geleid dat op <strong>de</strong> koppen veel ondiepe sporen zijn verploegd. Binnen<br />

<strong>de</strong> greppels wer<strong>de</strong>n dan ook <strong>voor</strong>al grote sporen aangetroffen, die waarschijnlijk<br />

dieper waren dan normale paalkuilen.<br />

Twee hooibergen binnen <strong>de</strong> greppelstructuur<br />

Binnen <strong>de</strong> greppels zijn nauwelijks sporen uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen aangetroffen. Naast<br />

<strong>de</strong> hierboven beschreven ingangsconstructie zijn alleen <strong>de</strong> sporen van twee hooibergen<br />

in <strong>de</strong> zuidwesthoek van <strong>de</strong> omheining opgegraven. Hierbij moet wel wor<strong>de</strong>n<br />

opgemerkt, dat niet het gehele terrein binnen <strong>de</strong> greppels kon wor<strong>de</strong>n opgeschaafd<br />

en er zodoen<strong>de</strong> mogelijk sporen niet zijn waargenomen. De bei<strong>de</strong> hooibergen waren<br />

niet gelijktijdig, omdat <strong>de</strong> zespalige hooimijt <strong>de</strong> vijfpalige oversneed. Van <strong>de</strong> vijfpalige<br />

hooimijt waren nog slechts vier paalgaten te herkennen. Deze paalgaten had<strong>de</strong>n<br />

een doorsne<strong>de</strong> van ongeveer 1 m en en waren tussen 0,4 en 0,8 m diep. 38 De<br />

noordwestelijke paal werd oversne<strong>de</strong>n door één van <strong>de</strong> palen van <strong>de</strong> zeskantige<br />

hooimijt. 39 De zuidwestelijke paal is zelfs geheel vergraven bij <strong>de</strong> aanleg van <strong>de</strong>ze<br />

latere hooimijt. De zij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vijfkantige hooimijt had<strong>de</strong>n elk een lengte van ongeveer<br />

3,75 m. De zeskantige hooiberg was groter dan het eerste exemplaar. Deze<br />

bestond uit zes dragen<strong>de</strong> palen met een doorsne<strong>de</strong> van ongeveer 1,5 m en een<br />

diepte van ongeveer 1 m on<strong>de</strong>r het aangeleg<strong>de</strong> vlak. 40 De zij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>ze hooiberg<br />

waren ongeveer 5 m lang. In één van <strong>de</strong> paalgaten is een enkele scherf protosteengoed<br />

aangetroffen die tussen 1240 en 1280 te dateren is. De zui<strong>de</strong>lijke twee palen<br />

van <strong>de</strong> grootste hooiberg doorsne<strong>de</strong>n <strong>de</strong> binnenste greppel en zijn daarmee in<br />

ie<strong>de</strong>r geval van later datum. 41 Of het gehele greppelsysteem toen reeds buiten gebruik<br />

was, valt niet met zekerheid te zeggen. Een vijf- of zesroedige hooiberg wijst<br />

op een boerenbedrijf van enige omvang en niet op een keuterboer. 42<br />

De plaats van <strong>de</strong> structuur binnen <strong>de</strong> verkaveling<br />

Het complex van sloten lag in 1832 op het kadastrale perceel E-33, dat eigendom<br />

was van <strong>de</strong> <strong>stad</strong> Deventer en <strong>de</strong>el uitmaakte van <strong>de</strong> lan<strong>de</strong>rijen bij Erve Mensink. Het<br />

perceel was als akkerbouwgrond in gebruik, wat er ook op wijst dat het hoger lag<br />

dan <strong>de</strong> omliggen<strong>de</strong> wei<strong>de</strong>gron<strong>de</strong>n (afb. 5.18, pag. 73). Opvallend is, dat <strong>de</strong> oriëntatie<br />

van <strong>de</strong> sloten ongeveer 45° afwijkt van <strong>de</strong> perceelsgrenzen in 1832. Dit wordt geïllustreerd<br />

door afb. 5.15 waarin het verloop van verschillen<strong>de</strong> sloten is gereconstrueerd.<br />

In <strong>de</strong> afbeelding valt dui<strong>de</strong>lijk te zien, dat naast sloten in lijn met <strong>de</strong><br />

percelering van 1832, ook een groep sloten met een daarvan afwijken<strong>de</strong> oriëntatie<br />

aanwezig is. Vermoe<strong>de</strong>lijk valt dit afwijken<strong>de</strong> systeem in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen te<br />

dateren en is het an<strong>de</strong>re systeem in <strong>de</strong> nieuwe tijd aangelegd (zie ook vindplaats 4).<br />

38<br />

S 101-6, S 101-8, S 101-13, S 101-14 en S 101-90.<br />

39<br />

S 101-50.<br />

40<br />

S 101-5, S 101-7, S 101-12, S 101-14, S 101-90 en S 101-89.<br />

41 S 101-5 en S 101-89.<br />

42 Goutbeek & Jans, 1988, 28-29.


43<br />

Scholte-Lubberink, 2003, 37-38.<br />

44<br />

Keller et al., 1996.<br />

De sloten met <strong>de</strong> oudste oriëntatie concenteer<strong>de</strong>n zich op <strong>de</strong> percelen, die in 1832<br />

<strong>de</strong>el uitmaakten van het erf Mensink. De sloten aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> van <strong>de</strong>ze perceelgrens<br />

had<strong>de</strong>n een volledig an<strong>de</strong>re oriëntatie. Dit wijst er vermoe<strong>de</strong>lijk op, dat<br />

<strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> Rielerenk met an<strong>de</strong>re pachters en/of eigenaars niet<br />

in één keer zijn ontgonnen. Er was vermoe<strong>de</strong>lijk sprake van een aantal verschillen<strong>de</strong><br />

chronologische of geografische fasen. Pas later zijn sloten aangelegd, die percelen<br />

van verschillen<strong>de</strong> eigenaren oversne<strong>de</strong>n. Een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong>ze sloten is nog terug te<br />

zien in <strong>de</strong> perceelsgrenzen op <strong>de</strong> kadastrale kaart van 1832.<br />

De functie van <strong>de</strong> structuur<br />

Het gebrek aan gebouwen en sporen binnen het complex van sloten maakt het niet<br />

mogelijk om met zekerheid een functie vast te stellen. Op basis van <strong>de</strong> archeologische<br />

resten en <strong>de</strong> beschikbare historische bronnen zijn er een aantal mogelijkhe<strong>de</strong>n:<br />

Een ou<strong>de</strong>re fase van Erve Mensink<br />

Vast staat dat <strong>de</strong> vindplaats in 1832 <strong>de</strong>el uitmaakte van <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n van het erf<br />

Mensink. Het zou kunnen gaan om een ou<strong>de</strong>re fase van <strong>de</strong>ze boer<strong>de</strong>rij. De aanwezigheid<br />

van een heel stelsel van sloten sluit echter niet helemaal aan op <strong>de</strong> interpretatie<br />

als eenvoudig boerenerf. De omvang van het greppelsysteem zou kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n verklaard door het een aantal keer opnieuw aanleggen van <strong>de</strong> erfgreppels<br />

op steeds iets an<strong>de</strong>re plaatsen. Een omvangrijk greppelsysteem rondom een boer<strong>de</strong>rij<br />

is on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re bekend uit De Lutte (Overijssel), waar <strong>de</strong> Duivelshof is opgegraven.<br />

Het gebied rond <strong>de</strong> Duivelshof ken<strong>de</strong> echter een min<strong>de</strong>r sterk centraal<br />

gezag waardoor het belang van een eigen ver<strong>de</strong>diging veel groter was. Ook had <strong>de</strong><br />

Duivelshof een hogere status dan Erve Mensink. Het was <strong>de</strong> belangrijkste hof van<br />

<strong>de</strong> Marke De Lutte en <strong>de</strong> woonplaats van le<strong>de</strong>n van een a<strong>de</strong>llijk geslacht, dat als<br />

ministerialen verbon<strong>de</strong>n was aan <strong>de</strong> Bisschop van Utrecht. 43 Tot slot waren <strong>de</strong><br />

grachten in De Lutte 3 à 4 m breed, aanzienlijk bre<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> hier aangetroffen<br />

exemplaren. Een twee<strong>de</strong> <strong>voor</strong>beeld is aangetroffen in Duitsland. 44 Hier was sprake<br />

van een omgracht terrein van 52,5 bij 9,5 m, omgeven door een iets meer dan 1 m<br />

bre<strong>de</strong> gracht. Binnen het terrein wer<strong>de</strong>n echter ook sporen van een grote boer<strong>de</strong>rij,<br />

een hutkom en diverse kuilen aangetroffen. Op basis van <strong>de</strong> keramiek viel <strong>de</strong><br />

aanleg van het complex te dateren in <strong>de</strong> 11 <strong>de</strong> of 12 <strong>de</strong> eeuw. Dergelijke diepe sporen<br />

ontbraken op <strong>de</strong> Rielerenk volledig. Hoewel mag wor<strong>de</strong>n aangenomen, dat <strong>de</strong> grachten<br />

op maaiveld bre<strong>de</strong>r waren dan in het opgravingsvlak, kunnen ze eigenlijk nauwelijks<br />

een <strong>de</strong>fensieve functie hebben gehad. Een functie als symbolische erfgreppel<br />

ligt dan ook meer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand.<br />

De oppervlakte van het terrein binnen <strong>de</strong> grachten was ongeveer 1600 m 2 , voldoen<strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong> een beschei<strong>de</strong>n boerenerf. De hooiberg in twee fasen past goed in het<br />

beeld van een boerenerf. Tegen <strong>de</strong>ze optie spreken een aantal an<strong>de</strong>re factoren. Op<br />

het terrein zijn in het geheel geen sporen van een boer<strong>de</strong>rij of an<strong>de</strong>re bijgebouwen<br />

aangetroffen. Veel van <strong>de</strong>ze gebouwen wer<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> late mid<strong>de</strong>leeuwen op poeren<br />

of stiepen geplaatst en had<strong>de</strong>n een vakwerkconstructie. Deze constructiewijze laat<br />

alleen ondiepe sporen na die bij het ploegen van <strong>de</strong> zandopduiking verloren zou<strong>de</strong>n<br />

kunnen zijn gegaan. Tegen een gebruik als boerenerf speekt echter ook het ontbreken<br />

van diepere sporen zoals waterputten en afvalkuilen. Ver<strong>de</strong>r bevatten <strong>de</strong><br />

sloten veel min<strong>de</strong>r vondsten dan te verwachten in <strong>de</strong> omgeving van een boerenerf.<br />

Dit wijst er op, dat het terrein maar beperkt of kortdurend in gebruik was en niet<br />

als boerenerf.<br />

59


60<br />

Een versterking in <strong>de</strong> landweer<br />

Rondom Deventer lag een uitgebreid systeem van landweren, dat in <strong>de</strong> 13 <strong>de</strong> of 14 <strong>de</strong><br />

eeuw was aangelegd. Het dien<strong>de</strong> om het lan<strong>de</strong>lijk gebied te beschermen tegen verrassingsaanvallen<br />

en plun<strong>de</strong>rtochten. Tegen goed <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong> aanvallen bood het<br />

onvoldoen<strong>de</strong> weerstand. Het systeem bestond uit aar<strong>de</strong>n wallen, palissa<strong>de</strong>n, bossages,<br />

sloten en greppels, met doorgangen op <strong>de</strong> plaats van <strong>de</strong> belangrijke routes.<br />

Bij <strong>de</strong>ze doorgangen waren versterkingen aangebracht, die regelmatig in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> - en<br />

15 <strong>de</strong> -eeuwse <strong>stad</strong>srekeningen <strong>voor</strong>komen. In tij<strong>de</strong>n van gevaar wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> doorgangen<br />

‘s nachts afgesloten en bewaakt door gewapen<strong>de</strong> mannen. In <strong>de</strong> <strong>stad</strong>srekeningen<br />

wordt ver<strong>de</strong>r regelmatig gesproken over het schouwen van <strong>de</strong> grachten en wallen.<br />

Er was meer<strong>de</strong>re malen sprake van het schouwen van grachten achter <strong>de</strong> Relo, die<br />

naar een doorgang bij <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij Groot Baarlo liepen. 45 Hoewel <strong>de</strong> Rielerenk groten<strong>de</strong>els<br />

een bisschoppelijk goed was, lag het in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw al wel binnen <strong>de</strong><br />

<strong>stad</strong>slandweer. Dit is niet zo verwon<strong>de</strong>rlijk, omdat <strong>de</strong> bisschop immers nog steeds<br />

<strong>de</strong> landsheer was en omdat <strong>de</strong> <strong>stad</strong> veel bezittingen had buiten <strong>de</strong> werkelijke <strong>stad</strong>sgron<strong>de</strong>n.<br />

Het on<strong>de</strong>rhoud van <strong>de</strong> landweer was een taak van <strong>de</strong> bewoners van <strong>de</strong><br />

Rielerenk. In ruil hier<strong>voor</strong> kwamen ze binnen <strong>de</strong> buitenste ver<strong>de</strong>digingsgor<strong>de</strong>l van<br />

een machtige <strong>stad</strong> te liggen.<br />

De veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong> route van <strong>de</strong> landweer loopt echter ver<strong>de</strong>r naar het oosten om<br />

<strong>de</strong> Rielerenk heen (afb. 5.20, pag. 74). Ze liep van het gasthuis St. Jurriën via <strong>de</strong><br />

Douvel<strong>de</strong>rkolk, een natuurlijke hin<strong>de</strong>rnis, naar <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij Groot Baarlo. Een <strong>de</strong>el<br />

van <strong>de</strong> landweer tussen <strong>de</strong> Douvel<strong>de</strong>rkolk en Groot Baarlo is bewaard gebleven. Bij<br />

Groot Baarlo kruiste <strong>de</strong> <strong>voor</strong>ganger van <strong>de</strong> huidige Spanjaardsdijk <strong>de</strong> landweer en<br />

was vermoe<strong>de</strong>lijk een versterking aangelegd. Op <strong>de</strong> kadastrale kaart uit 1832 is<br />

naast <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij Groot Baarlo een rond perceel met een diameter van 30 m te<br />

zien om-geven door een 10 m bre<strong>de</strong> gracht. Vermoe<strong>de</strong>lijk was dit het restant van<br />

een kleine versterking die <strong>de</strong> doorgang moest beschermen. Een <strong>de</strong>rgelijke versterking<br />

in <strong>de</strong> bisschoppelijke landweer is opgegraven aan <strong>de</strong> Schipbeek: De Swormertoren.<br />

46 Van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij Groot Baarlo liep <strong>de</strong> landweer waarschijnlijk achter<br />

<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke bezittingen aan <strong>de</strong> Zandwetering naar het noor<strong>de</strong>n. Het hier behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />

complex lag dus in het binnenland achter <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>digingslijn en <strong>de</strong> bouw van<br />

een versterking op <strong>de</strong>ze locatie was dus weinig zinvol. Ook zijn er geen aanwijzingen<br />

<strong>voor</strong> sloten, wallen en palissa<strong>de</strong>n die aansluiten op <strong>de</strong>ze versterking en had<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong> smalle grachten maar een zeer beperkte <strong>de</strong>fensieve functie. Deze functie kan dan<br />

ook met vrij veel zekerheid wor<strong>de</strong>n uitgesloten.<br />

Een ontginningsbasis of verzamelplaats <strong>voor</strong> landbouwproducten<br />

De wei<strong>de</strong>gron<strong>de</strong>n speel<strong>de</strong>n een belangrijke rol in het mid<strong>de</strong>leeuwse economische<br />

systeem. Ze wer<strong>de</strong>n gebruikt om vee te wei<strong>de</strong>n en als hooiland. Dit hooi werd<br />

samen met het stro, afkomstig van <strong>de</strong> hoger gelegen akkers, gebruikt als wintervoer<br />

<strong>voor</strong> het vee. Omdat <strong>de</strong> wei<strong>de</strong>gron<strong>de</strong>n zelf laag gelegen waren, kon<strong>de</strong>n <strong>de</strong> hooibergen<br />

niet tussen <strong>de</strong> weilan<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n aangelegd, omdat zij daar mogelijk on<strong>de</strong>r<br />

water zou<strong>de</strong>n komen te staan. De meeste boeren sloegen hun veevoer op het eigen<br />

erf op. Ook het <strong>stad</strong>sbestuur en particuliere burgers bezaten echter grote wei<strong>de</strong>gebie<strong>de</strong>n.<br />

Een <strong>de</strong>el van hun winter<strong>voor</strong>raad werd binnen <strong>de</strong> <strong>stad</strong> opgeslagen, een<br />

an<strong>de</strong>r <strong>de</strong>el daarbuiten. Daarom wer<strong>de</strong>n op centrale plaatsen op <strong>de</strong> overgang van<br />

hoog naar laag clusters hooibergen ingericht, waar <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>ra<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n opgeslagen.<br />

Deventer ken<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> noordzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> <strong>stad</strong> een aantal van <strong>de</strong>rgelijke<br />

clusters hooibergen, die vermoe<strong>de</strong>lijk al tot in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen teruggaan. Zo lagen<br />

er hooibergen op <strong>de</strong> kruising van <strong>de</strong> Boxbergerweg en <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>nweg en <strong>de</strong><br />

45 CRD 1374, 130, CRD 1376, 347, CRD 1377, 161 en CRD 1379, 220.<br />

46 Lubberding, 1996.


47 <strong>Vermeulen</strong>, 2006B, 13.<br />

48 CRD 1365, 510: Van Doorninck, 1888.<br />

49 CRD 1345: Doorninck, 1888, <strong>21</strong>4.<br />

50 CRD 1352: Doorninck, 1888, 139.<br />

51 CRD 1509: Doorninck, 1988, 64.<br />

52 Verponding van Colmschate 1601.<br />

53 Kohier van <strong>de</strong>n 1000sten of 500sten penning.<br />

54 Heeringa, 1926, 503-580.<br />

kruising van <strong>de</strong> Kolkweg en <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Holterweg (zie afb. 5.<strong>21</strong>, pag. 75). 47<br />

Mogelijk had <strong>de</strong> structuur op <strong>de</strong> Rielerenk een vergelijkbare functie en dien<strong>de</strong> het<br />

om hooi van <strong>de</strong> graslan<strong>de</strong>n op te slaan. Het aantal aangetroffen hooibergen is daar<strong>voor</strong><br />

echter te gering. De diepte van <strong>de</strong> sporen van <strong>de</strong> gevon<strong>de</strong>n hooibergen sluit<br />

uit, dat er ooit meer hooibergen waren die niet meer zijn aangetroffen. Mogelijk<br />

dien<strong>de</strong> <strong>de</strong> structuur om <strong>de</strong> koeien, die in <strong>de</strong> lager gelegen weilan<strong>de</strong>n ston<strong>de</strong>n, bij<br />

hoog water of gevaar te verzamelen. Uit <strong>de</strong> <strong>stad</strong>srekeningen weten we dat er zogenaam<strong>de</strong><br />

koewachters, waren die ’s nachts in <strong>de</strong> <strong>stad</strong>swei<strong>de</strong>n <strong>de</strong> koeien moesten bewaken.<br />

48 Om een effectieve bewaking van <strong>de</strong>ze koeien mogelijk te maken, ligt het<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat <strong>de</strong> koeien binnen een veekraal wer<strong>de</strong>n samengebracht. In dat geval<br />

kunnen enkele hooibergen voldoen<strong>de</strong> zijn om het vee ter plekke te kunnen voe<strong>de</strong>ren.<br />

Misschien had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> bisschoppelijke boer<strong>de</strong>rijen een vergelijkbaar systeem<br />

of werd het erf Mensink net als in later eeuwen gebruikt door <strong>de</strong> <strong>stad</strong>.<br />

In <strong>stad</strong>srekening over 1345 werd gesproken over een persoon, die afkomstig was<br />

van <strong>de</strong> Meybergen of daar nog steeds woon<strong>de</strong>. 49 Tussen 1352 en 1354 was sprake<br />

van een kleine Barchste<strong>de</strong> (boer<strong>de</strong>rij) op <strong>de</strong> Meibergen. 50 In <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> bronnen<br />

over <strong>de</strong> verwerking van <strong>stad</strong>sdrek werd zel<strong>de</strong>n vermeld waar <strong>de</strong> grond naar toe<br />

gaat. Tot <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw kwam <strong>de</strong> Meibergen alleen <strong>voor</strong> als plaats waar grond werd<br />

gedumpt. De ligging van <strong>de</strong> Meibergen is echter niet met zekerheid bekend.<br />

In 1509 werd gesproken over een breuk in <strong>de</strong> dijk waarover <strong>de</strong> Steenstraat van <strong>de</strong><br />

Brinkpoort naar Colmschate en <strong>de</strong> Meibergen liep. 51 Met Colmschate wordt hier<br />

niet het huidige dorp maar <strong>de</strong> Hof Colmschate bedoeld. De Meibergen lag dus aan<br />

<strong>de</strong> noordoostzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> <strong>stad</strong> achter <strong>de</strong> Hof Colmschate. In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> bron werd<br />

gesproken van een stuk land dat gelegen was tussen <strong>de</strong> Koolhoven <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>stad</strong>spoort<br />

en <strong>de</strong> Meibergen. Het moest wor<strong>de</strong>n opgehoogd en ontgonnen. Dit doet vermoe<strong>de</strong>n<br />

dat <strong>de</strong> Meibergen iets dichter bij <strong>de</strong> <strong>stad</strong> lag, omdat het an<strong>de</strong>rs wel om een<br />

heel groot gebied zou gaan. Toch kan niet wor<strong>de</strong>n uitgesloten, dat <strong>de</strong> Meibergen<br />

in<strong>de</strong>rdaad ergens op <strong>de</strong> Rielerenk lag en het centrum van <strong>de</strong> ophogingswerkzaamhe<strong>de</strong>n<br />

vorm<strong>de</strong>. Het omgrachte terrein zou in dat geval een soort verzamelplaats<br />

<strong>voor</strong> dat afval kunnen zijn geweest. Deze functie was goed te combineren<br />

met die van opslagplaats <strong>voor</strong> landbouwproducten en veekraal. Hier tegen spreekt<br />

het feit, dat <strong>de</strong> greppels nauwelijks vondsten bevatten. Na 1354 en <strong>voor</strong> 1601 was<br />

in <strong>de</strong> bronnen geen sprake meer van een boer<strong>de</strong>rij, maar werd <strong>de</strong> naam nog wel<br />

regelmatig genoemd als dumpplaats van afval. In 1601 werd een verponding betaald<br />

en moet er dus (weer) een kleine boer<strong>de</strong>rij gelegen hebben. 52 In 1716 was er een<br />

boer<strong>de</strong>rij die <strong>de</strong> 1000ste of 500ste penning moest betalen. 53 Op <strong>de</strong> in 2004 on<strong>de</strong>rzochte<br />

locatie zijn geen sporen uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> gevon<strong>de</strong>n. Vermoe<strong>de</strong>lijk moet <strong>de</strong><br />

Meibergen dan ook niet op het on<strong>de</strong>rzochte terrein wor<strong>de</strong>n gezocht, maar iets<br />

dichter bij <strong>de</strong> <strong>stad</strong>.<br />

5.7 Het erf Warmboldink (vindplaats 7)<br />

Historische bronnen<br />

Erve Warmboldink lag ten westen van <strong>de</strong> knik in <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Rielerweg. Net als Mensink<br />

wordt Warmboldink in 1399 <strong>voor</strong> het eerst genoemd. Warmbolt is een mid<strong>de</strong>leeuwse<br />

jongensnaam en wellicht was ene Warmbolt <strong>de</strong> stichter van het boerenerf.<br />

Ook Warmboldink was een bezit van <strong>de</strong> bisschop. In <strong>de</strong> rentmeestersrekeningen<br />

van Salland uit 1499-1500 staat vermeld, dat Warmboldink rogge, koren, kippen<br />

en een half varken als belasting betaal<strong>de</strong>. 54<br />

61


62<br />

Afb. 5.22<br />

Het erf Warmboldink tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> winter van 1963.<br />

Afb. 5.23<br />

Overzichtsplattegrond van vindplaats 7:<br />

Erve Warmboldink en Baltink.


55<br />

Cont. Zaken, 33.<br />

56<br />

Notarisakte 2/99/107.<br />

57<br />

S 26-057.<br />

58<br />

S 26-015.<br />

59<br />

S 27-011, S 27-010 en S 27-009.<br />

In 1722 was <strong>de</strong> eigenaar Hagendoorn en werd <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij verpacht aan Harmen<br />

te Riele. 55 De achternaam van <strong>de</strong> pachter zou er op kunnen wijzen, dat hij behoor<strong>de</strong><br />

tot <strong>de</strong> familie die op Erve ´t Riele ten noordwesten van Erve Mensink woon<strong>de</strong>.<br />

In 1766 verkochten <strong>de</strong> erfgenamen van <strong>de</strong> Reinera Hagendoorn het huis aan Lammert<br />

Huysentveld. In 18<strong>21</strong>, na een aantal verkopen en overervingen wer<strong>de</strong>n Klaas<br />

Baltink en zijn vrouw Hen<strong>de</strong>rs Hietbrink, <strong>de</strong> zitten<strong>de</strong> pachters van Warmboldink,<br />

<strong>voor</strong> een bedrag van f 8.200,- <strong>de</strong> nieuwe eigenaren. Sindsdien werd het erf ook wel<br />

Erve Baltink genoemd. 56 In 1951 brand<strong>de</strong> <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij af, die toen eigendom was<br />

van W. A. Voortman en werd gepacht door H. Klijn Vel<strong>de</strong>rman. De nieuwe boer<strong>de</strong>rij,<br />

die werd gebouwd ten oosten van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> huisplaats, is te zien op een foto uit<br />

<strong>de</strong> beruchte winter van 1963 (afb. 5.22). In 1995 werd <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij afgebroken om<br />

plaats te maken <strong>voor</strong> het ziekenhuis.<br />

In <strong>de</strong> omgeving van Warmboldink zijn naast proefsleuven drie grotere werkputten<br />

aangelegd. Werkput 54 lag op <strong>de</strong> plaats waar in 1832 het hoofdgebouw lag. Werkput<br />

52 lag op <strong>de</strong> noordgrens van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied, in <strong>de</strong> wei<strong>de</strong>gron<strong>de</strong>n ten noor<strong>de</strong>n<br />

van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij. Deze werkput lever<strong>de</strong>, buiten een loopgraaf uit <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong><br />

Wereldoorlog, geen noemenswaardige sporen op. De <strong>de</strong>r<strong>de</strong> grote werkput (26/27)<br />

lag ten zui<strong>de</strong>n van het erf op een perceel dat in 1832 <strong>de</strong>el uitmaakte van het erf<br />

Klein Wassink. Aangezien <strong>de</strong>ze boer<strong>de</strong>rij pas in 1823 ontstond, zullen <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n<br />

in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen <strong>de</strong>el uit hebben gemaakt van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rijen Wassink of Warmboldink.<br />

Aangezien Wassink geen <strong>de</strong>el uitmaakt van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied is besloten<br />

<strong>de</strong> resten in dit geval on<strong>de</strong>r Warmboldink te behan<strong>de</strong>len.<br />

Sloten en bijgebouwen in werkput 26/27 uit <strong>de</strong> late mid<strong>de</strong>leeuwen<br />

Sloten<br />

In <strong>de</strong> lengte van <strong>de</strong> werkput liep een ongeveer 2 m bre<strong>de</strong> sloot, die aan <strong>de</strong> noordzij<strong>de</strong><br />

iets naar het westen afboog (zie afb. 5.24). Deze 0,6 m diepe sloot, (sloot 1)<br />

werd aan <strong>de</strong> noordzij<strong>de</strong> oversne<strong>de</strong>n door sloot 2. 57 De keramiek uit sloot 1 is te<br />

dateren tussen het mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> 13 <strong>de</strong> eeuw en <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw. In afb. 5.15 is te zien<br />

dat <strong>de</strong> sloot aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> vermoe<strong>de</strong>lijk aansloot op een in werkput 1 aangetroffen<br />

slootfragment. Aan <strong>de</strong> noordzij<strong>de</strong> is het ver<strong>de</strong>re verloop niet vast te stellen.<br />

Sloot 2 was ongeveer 5 m breed, 0,8 m diep en liep van west naar oost door <strong>de</strong><br />

werkput. Aan <strong>de</strong> oostzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> werkput lijkt <strong>de</strong> sloot iets naar het zui<strong>de</strong>n af te<br />

buigen. Mogelijk volg<strong>de</strong> <strong>de</strong> sloot hier het tracé van <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Rielerweg, die vroeger<br />

als Oerdijk bekend stond. Aan <strong>de</strong> westzij<strong>de</strong> zou <strong>de</strong> sloot aan kunnen sluiten op een<br />

grote sloot dwars over <strong>de</strong> Rielerenk, die is aangetroffen in <strong>de</strong> werkputten 34-40.<br />

Sloot 2 liep daarmee dwars over <strong>de</strong> Rielerenk en is daarom vermoe<strong>de</strong>lijk niet met<br />

een specifiek erf in verband te brengen. De sloot zal eer<strong>de</strong>r een waterstaatkundige<br />

functie hebben gehad.<br />

De bovenlaag van <strong>de</strong> vulling bevatte vondstmateriaal, dat er op wijst dat <strong>de</strong> sloot<br />

tot in <strong>de</strong> nieuwe tijd in gebruik moet zijn geweest. Grijsbakkend aar<strong>de</strong>werk on<strong>de</strong>rin<br />

<strong>de</strong> stratigrafie van <strong>de</strong> sloot, plaatst <strong>de</strong> aanleg van <strong>de</strong> sloot in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw. 58<br />

Aan <strong>de</strong> westzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> werkput lagen drie parallelle sloten. 59 Van <strong>de</strong>ze sloten wer<strong>de</strong>n<br />

4 en 5 aan <strong>de</strong> noordzij<strong>de</strong> door sloot 2 oversne<strong>de</strong>n en eindig<strong>de</strong> sloot 3 net <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong>ze sloot. Aangezien <strong>de</strong> sloten niet door liepen aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> van sloot 2,<br />

maakten ze vermoe<strong>de</strong>lijk wel <strong>de</strong>el uit van één systeem, dat gelijktijdig heeft gefunctioneerd.<br />

Het vervolg van <strong>de</strong>ze sloten was in werkput 1 en werkput 100 dui<strong>de</strong>lijk<br />

te herkennen. De sloten volgen het verloop van <strong>de</strong> perceelsgrens in 1832. Deze perceelgrens<br />

lag precies op <strong>de</strong> overgang van lagere naar hogere gron<strong>de</strong>n.<br />

63


64<br />

Afb. 5.24<br />

De laatmid<strong>de</strong>leeuwse sporen op het zui<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>el van vindplaats 7.<br />

Bijgebouwen<br />

Ingesloten tussen <strong>de</strong> sloten 1, 2 en 3 wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> overblijfselen van twee bijgebouwen<br />

gevon<strong>de</strong>n. Het gaat om een vierpalige spieker (opslagplaats <strong>voor</strong> graan) en<br />

een vijfpalige hooimijt. De spieker bestond uit vier paalgaten met een doorsne<strong>de</strong>


Afb. 1.4<br />

Luchtfoto uit 2002 van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied met <strong>de</strong> proefsleuven. In het mid<strong>de</strong>n het voetbal<strong>stad</strong>ion van Go Ahead Eagles.<br />

Afb. 2.2<br />

De Rielerenk tij<strong>de</strong>ns het proefsleuvenon<strong>de</strong>rzoek in 2002 vanuit <strong>de</strong> lucht. On<strong>de</strong>rin loopt <strong>de</strong> Nico Bolkesteinlaan.<br />

65


66<br />

Afb. 3.1<br />

Bo<strong>de</strong>mprofiel door het es<strong>de</strong>k met on<strong>de</strong>rin<br />

een reductiezone.<br />

Afb. 3.4<br />

Rondom <strong>de</strong> resten van een zwart paalgat ligt <strong>de</strong> natuurlijke bo<strong>de</strong>m met oranje roestvlekken.


Afb. 3.2<br />

Bo<strong>de</strong>mkaart van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied.<br />

67


68<br />

Afb. 4.1<br />

De lichtgrijze verkleuring in het uitgegraven kwart is het overblijfsel van een haardkuil uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n steentijd.<br />

Afb. 5.8<br />

Hoogtekaart van <strong>de</strong> Rielerenk met daarop <strong>de</strong> vindplaatsen uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen.


Afb. 5.1<br />

Overzicht van <strong>de</strong> vindplaatsen op <strong>de</strong> archeologische verwachtingskaart.<br />

69


70<br />

Afb. 5.9<br />

Het grondgebruik op <strong>de</strong> Rielerenk in 1832.


Afb. 5.10<br />

De eigenaren van <strong>de</strong> percelen op <strong>de</strong> Rielerenk in 1832.<br />

71


72<br />

Afb. 5.16<br />

De sporen behoren<strong>de</strong> bij het omgrachte terrein (vindplaats 5).<br />

Afb. 5.19<br />

Schil<strong>de</strong>rij van Paul Bodifee met korenschoven op <strong>de</strong> Enk buiten Deventer.


Hoog oogte van an he het t maa aaiveld<br />

in m bo boven en NAP<br />

5,50 50 - 5,60<br />

5,60 60 - 5,70<br />

5,70 70 - 5,80<br />

5,80 80 - 5,90<br />

5,90 90 - 6,00<br />

6,00 00 - 6,10<br />

6,10 10 - 6,20<br />

6,20 20 - 6,30<br />

6,30 30 - 6,40<br />

6,40 40 - 6,50<br />

6,50 50 - 6,60<br />

6,60 60 - 6,70<br />

6,70 70 - 6,80<br />

6,80 80 - 6,90<br />

6,90 90 - 7,00<br />

7,00 00 - 7,10<br />

7,10 10 - 7,20<br />

7,20 20 - 7,30<br />

7,30 30 - 7,40<br />

7,40 40 - 7,50<br />

Afb. 5.18<br />

Ligging van het omgrachte terrein op <strong>de</strong> hoogtekaart. In <strong>de</strong> figuur zijn ook <strong>de</strong> perceelsgrenzen in 1832 en <strong>de</strong><br />

gereconstrueer<strong>de</strong> sloten weergegeven.<br />

putgrenzen<br />

kadastrale kaart 1832 1832<br />

GBK<br />

gereconstrueer<strong>de</strong> sloten<br />

sporen<br />

0 50 100<br />

m<br />

73


74<br />

Afb. 5.20<br />

Gereconstrueerd verloop van <strong>de</strong> landweer in <strong>de</strong> omgeving van <strong>de</strong> Rielerenk.<br />

Afb. 5.26<br />

Schil<strong>de</strong>rij van Paul Bodifee waarop twee vierpalige hooibergen te zien zijn.


Afb. 5.<strong>21</strong><br />

Ligging van <strong>de</strong> in <strong>de</strong> tekstgenoem<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke hooibergen.<br />

75


76<br />

Afb. 5.32<br />

De hopplantage uit <strong>de</strong> late mid<strong>de</strong>leeuwen (vindplaats 8).<br />

Afb. 5.34<br />

Compilatie van foto's van <strong>de</strong> lange rijen met paalkuilen.


Afb. 5.35<br />

De sloten op vindplaats 8.<br />

Afb. 6.7<br />

Alleen <strong>de</strong> hopbellen die aan <strong>de</strong> plant groeien,<br />

wer<strong>de</strong>n geplukt.<br />

77


78<br />

Afb. 6.5<br />

Reconstructie van <strong>de</strong> opgegraven hopplantage door Peter Paul Hattinga-Verschure.


Het gebied ten oosten van Deventer op <strong>de</strong> Hottingerkaart (situatie 1785-1787).<br />

79


80<br />

Het kadastrale kaartblad waarop <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rijen op <strong>de</strong> Rielerenk staan (1832).


Afb. 5.25<br />

De plattegrond van een vijfpalige hooimijt tij<strong>de</strong>ns het on<strong>de</strong>rzoek in 2003.<br />

60 S 26-007.<br />

61 S 27-002, S 27-003, S 26-020 en S 26-018.<br />

van ongeveer 0,5 m en een diepte van 0,2 m. De zij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> spieker waren 3,25<br />

m lang. In twee paalkuilen van <strong>de</strong> spieker werd grijsbakkend aar<strong>de</strong>werk gevon<strong>de</strong>n uit<br />

<strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> of 15 <strong>de</strong> eeuw. Daarnaast bevatten <strong>de</strong> kuilen enkele fragmenten steengoed,<br />

die niet nauwkeuriger te dateren zijn dan tussen het laatste kwart van <strong>de</strong> 13 <strong>de</strong> eeuw<br />

en <strong>de</strong> eerste helft van <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw. De spieker is dus vermoe<strong>de</strong>lijk in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> of<br />

15 <strong>de</strong> eeuw gebouwd. De spieker staat exact parallel aan <strong>de</strong> vermoe<strong>de</strong>lijk uit <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

perio<strong>de</strong> dateren<strong>de</strong> sloot 1.<br />

Ongeveer 2,5 m ten noordwesten van <strong>de</strong> spieker wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> paalkuilen van een vijfpalige<br />

hooimijt blootgelegd. De afstan<strong>de</strong>n tussen <strong>de</strong> paalkuilen waren steeds rond<br />

<strong>de</strong> 3 meter. De sporen waren ruim 0,6 m in doorsne<strong>de</strong> en tussen 0,4 en 0,6 m diep.<br />

Een uitzon<strong>de</strong>ring vorm<strong>de</strong> <strong>de</strong> meest oostelijke paalkuil, die ruim een meter diep<br />

bleek en nog een dui<strong>de</strong>lijk herkenbare kern had. 60 In <strong>de</strong> vulling van alle vijf sporen<br />

werd keramiek gevon<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> sporen wer<strong>de</strong>n fragmenten kogelpot, bijna-steengoed,<br />

grijsbakkend aar<strong>de</strong>werk, roodbakkend aar<strong>de</strong>werk en ratingen-breitscheid aar<strong>de</strong>werk<br />

aangetroffen. Op basis van <strong>de</strong> jongste scherven kon <strong>de</strong> hooimijt in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong><br />

eeuw wor<strong>de</strong>n gedateerd. 61<br />

De zoektocht naar het laatmid<strong>de</strong>leeuwse hoofdgebouw van Warmboldink<br />

De aanwezigheid van twee bijgebouwen zou er op kunnen wijzen dat het hoofdgebouw<br />

van het laatmid<strong>de</strong>leeuwse Warmboldink in <strong>de</strong> nabije omgeving moet hebben<br />

gestaan. <strong>Boeren</strong>huizen en hun bijgebouwen lagen over het algemeen niet ver van elkaar.<br />

Er zijn echter geen sporen gevon<strong>de</strong>n die zijn toe te wijzen aan een 14 <strong>de</strong> -eeuws<br />

boerenhuis. Ook van <strong>de</strong> overige sporen op <strong>de</strong> vindplaats kon<strong>de</strong>n slechts een tiental<br />

met enige zekerheid aan <strong>de</strong> late mid<strong>de</strong>leeuwen wor<strong>de</strong>n toegewezen. Aan vrij veel<br />

archeologische resten kon geen datering wor<strong>de</strong>n verbon<strong>de</strong>n. In een poging het mid-<br />

81


82<br />

<strong>de</strong>leeuwse huis te vin<strong>de</strong>n, wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> werkputten 52, 53 en 54 aangelegd. 62 In geen<br />

van <strong>de</strong>ze werkputten wer<strong>de</strong>n sporen van een mid<strong>de</strong>leeuws gebouw aangetroffen. De<br />

oorzaak <strong>voor</strong> het ontbreken van het mid<strong>de</strong>leeuwse huis in het bo<strong>de</strong>marchief zou <strong>de</strong><br />

grote mate van verstoring van <strong>de</strong> vindplaats in latere perio<strong>de</strong>n kunnen zijn. Op een<br />

plaats die langdurig wordt bewoond gaan bij allerlei bouw- en graafactiviteiten<br />

sporen uit eer<strong>de</strong>re perio<strong>de</strong>n verloren. Op <strong>de</strong>ze vindplaats wer<strong>de</strong>n veel mo<strong>de</strong>rne<br />

verstoringen vastgesteld. Vooral het gebied ter plaatse van <strong>de</strong> werkputten 45, 46 en<br />

47 is in <strong>de</strong> 20 ste eeuw bij <strong>de</strong> sloop van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij Warmboldink verstoord. Juist<br />

dit perceel was volgens <strong>de</strong> kadasterkaart van 1832 als huisplaats in gebruik.<br />

Het ontbreken van het mid<strong>de</strong>leeuwse hoofdgebouw in het bo<strong>de</strong>marchief kan ook<br />

een gevolg zijn van <strong>de</strong> toegepaste bouwwijze. In <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> en 15 <strong>de</strong> eeuw wer<strong>de</strong>n<br />

boerenhuizen veelal op stiepen en/of ‘Schwellbalken' gebouwd. Stiepen zijn 'blokken'<br />

van baksteen, zwerfkeien, maalstenen of an<strong>de</strong>r materiaal, die ondiep wer<strong>de</strong>n<br />

ingegraven en waarop een houten staan<strong>de</strong>r werd geplaatst. Een ‘Schwellbalk’ is een<br />

liggen<strong>de</strong> balk <strong>voor</strong> hetzelf<strong>de</strong> doel. De fun<strong>de</strong>ring is bij <strong>de</strong>ze bouwwijze weinig omvangrijk<br />

en ondiep, waardoor <strong>de</strong> kans dat resten van het huis in <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m bewaard<br />

blijven zeer gering is. Bij het archeologische on<strong>de</strong>rzoek van Erve Warmboldink wer<strong>de</strong>n<br />

enkele tientallen centimeters grote brokken afval van baksteenproductie gevon<strong>de</strong>n.<br />

Het is goed <strong>de</strong>nkbaar dat <strong>de</strong>ze als stiepen zijn gebruikt <strong>voor</strong> het laatmid<strong>de</strong>leeuwse<br />

huis.<br />

Voorbeel<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>ze 14 <strong>de</strong> - en 15 <strong>de</strong> -eeuwse bouwwijze wer<strong>de</strong>n bij archeologisch<br />

on<strong>de</strong>rzoek in het buitengebied van Zutphen vastgesteld. 63 Bij <strong>de</strong> erven 't Hummel<br />

en Berghege ten oosten van Zutphen wer<strong>de</strong>n vindplaatsen aangetroffen, die dui<strong>de</strong>lijk<br />

laatmid<strong>de</strong>leeuwse erven vertegenwoordig<strong>de</strong>n. Door vondstconcentraties aar<strong>de</strong>werk<br />

en <strong>de</strong>ndrochronologische dateringen van het eikenhout van waterputten,<br />

bleek dat op <strong>de</strong> locaties zeker boerenerven uit <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw hebben gelegen. De<br />

boerenhuizen waren echter niet in <strong>de</strong> grondsporen terug te vin<strong>de</strong>n. De beste aanwijzing<br />

<strong>voor</strong> een huis bleek het vermoe<strong>de</strong>lijke restant van een lemen vloer uit <strong>de</strong><br />

13 <strong>de</strong> eeuw. Bij <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij 't Loo in Zutphen kon dat dui<strong>de</strong>lijk wor<strong>de</strong>n aangetoond,<br />

omdat een <strong>de</strong>el van het 15 <strong>de</strong> -eeuwse muurwerk nog in <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m aanwezig was. 64<br />

Het betrof een bakstenen <strong>voor</strong>gevel aan een ver<strong>de</strong>r uit natuurlijke bouwmaterialen,<br />

62 Werkputten 52, 52 en 54.<br />

63 Fermin, in <strong>voor</strong>bereiding.<br />

64 Groothed<strong>de</strong>, 2005.<br />

Afb. 5.27<br />

Misbaksel bestaan<strong>de</strong> uit meer<strong>de</strong>re aan<br />

elkaar gesmolten bakstenen.


Afb. 5.28<br />

Muurfragment aangetroffen<br />

tij<strong>de</strong>ns het on<strong>de</strong>rzoek in<br />

2002 dat vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el uitmaakte van<br />

het hoofdgebouw van Erve<br />

Baltink.<br />

zoals hout en leem, gebouwd huis. Een baksteen gevel beteken<strong>de</strong> een extra investering<br />

in <strong>de</strong> brandveiligheid en zal het aanzien van <strong>de</strong> bewoners hebben verhoogd.<br />

Vondsten van het laatmid<strong>de</strong>leeuwse Warmboldink<br />

In werkput 27, net ten noor<strong>de</strong>n van sloot 2, werd een hon<strong>de</strong>nbegraving aangetroffen<br />

(afb. 5.24). 65 In een ruim één meter lange kuil werd het slecht geconserveer<strong>de</strong><br />

skelet van een hond gevon<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> kuil lag een scherf van grijsbakkend aar<strong>de</strong>werk<br />

uit <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> of 15 <strong>de</strong> eeuw, die <strong>de</strong> kuil in ie<strong>de</strong>r geval na 1300 dateert. De overige mid<strong>de</strong>leeuwse<br />

vondsten van Erve Warmboldink betreffen <strong>voor</strong>al keramiek. Een groot<br />

<strong>de</strong>el daarvan is in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw te dateren. 66 Er is een vrij gevarieer<strong>de</strong> groep grijsbakkend<br />

aar<strong>de</strong>werk met wisselen<strong>de</strong> baksels en mageringen. De kwaliteit van het<br />

15 <strong>de</strong> -eeuwse grijsbakkend aar<strong>de</strong>werk is dui<strong>de</strong>lijk beter dan het 14 <strong>de</strong> -eeuwse grijsbakkend<br />

aar<strong>de</strong>werk: het is har<strong>de</strong>r en fijner gemagerd. De keramiek op dit boerenerf<br />

was veel eenvoudiger dan <strong>de</strong> keramiek die in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> perio<strong>de</strong> in <strong>de</strong> <strong>stad</strong> werd<br />

gebruikt. Opvallend zijn <strong>de</strong> lagere percentages importkeramiek zoals steengoed.<br />

Vooral steengoed werd in <strong>de</strong> <strong>stad</strong> in veel grotere hoeveelhe<strong>de</strong>n gebruikt. De al<br />

relatief kleine hoeveelheid steengoed, die op <strong>de</strong> vindplaats werd gevon<strong>de</strong>n, is vaak<br />

ook nog goedkopere B-keus. 67 Dit beeld sluit goed aan bij het beeld dat is aangetroffen<br />

bij <strong>de</strong> 12 <strong>de</strong> -eeuwse boer<strong>de</strong>rijen aan <strong>de</strong> Goudwesp. Hier lagen <strong>de</strong> importpercentages<br />

rond <strong>de</strong> 20 % terwijl in <strong>de</strong> <strong>stad</strong> percentages rond <strong>de</strong> 42 % geen uitzon<strong>de</strong>ring<br />

zijn. 68 Opvallend is wel <strong>de</strong> vondst van verschillen<strong>de</strong> scherven ratingenbreitscheid.<br />

Het erf Warmboldink in <strong>de</strong> nieuwe tijd<br />

Op <strong>de</strong> kadasterkaart uit 1832 wordt het erf niet met naam genoemd. Het is weergeven<br />

ten zui<strong>de</strong>n van het bij name genoem<strong>de</strong> Wannink. De opstallen op het erf beston<strong>de</strong>n<br />

in 1832 naast een bakstenen hoofdgebouw uit een schuur en een moestuin.<br />

Ten westen van het hoofdgebouw lag een klein wei<strong>de</strong>gebied. Ver<strong>de</strong>r bezat Baltink<br />

uitsluitend akkergrond wat doet vermoe<strong>de</strong>n dat hij zich op akkerbouw specialiseer<strong>de</strong>.<br />

Het hoofdgebouw<br />

Tij<strong>de</strong>ns het proefon<strong>de</strong>rzoek in 2002 werd in een onverstoord <strong>de</strong>el van het vlak<br />

65 S 27-032.<br />

66 Determinatie Michiel <strong>Bartels</strong> (Archeologie Deventer).<br />

67 Waarneming door Michiel <strong>Bartels</strong> (Archeologie Deventer).<br />

68 Mittendorff, 2005, 23 en Mittendorff & <strong>Vermeulen</strong>, 2004, 78.<br />

83


84<br />

tussen verschillen<strong>de</strong> grote recente verstoringen een ongeveer 2,5 m lang muurfragment<br />

gevon<strong>de</strong>n (afb. 5.28). Dit fragment maakte vermoe<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>el uit van <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke<br />

muur van het hoofdgebouw, dat is afgebeeld op <strong>de</strong> kadastrale kaart van 1832<br />

en in 1951 in vlammen opging. Hoewel in 2003 een groot vlak aangelegd werd rond dit<br />

muurfragment, wer<strong>de</strong>n geen an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>len van <strong>de</strong>ze fun<strong>de</strong>ring aangetroffen (afb. 5.29).<br />

Vermoe<strong>de</strong>lijk is het huis in 1951 vrijwel volledig uitgebroken. In dit vlak wer<strong>de</strong>n wel<br />

hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n an<strong>de</strong>re sporen aangetroffen. De vulling van <strong>de</strong> meeste sporen bevatte<br />

keramiek uit <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw. Omdat <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> -eeuwse sporen on<strong>de</strong>r het bakstenen huis<br />

doorliepen, mag wor<strong>de</strong>n geconclu<strong>de</strong>erd dat dit huis na <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw is gebouwd.<br />

Naast dit karige fragment van het hoofdgebouw wer<strong>de</strong>n verschillen<strong>de</strong> sporen gevon<strong>de</strong>n,<br />

die zicht geven op <strong>de</strong> inrichting van het erf.<br />

Een zandstenen waterput<br />

In <strong>de</strong> westelijke helft van werkput 54, net buiten het bakstenen huis, wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

resten van een uitgebroken en dichtgegooi<strong>de</strong> waterput, gebouwd van blokken zandsteen,<br />

opgegraven. De waterput was on<strong>de</strong>r maaiveld nog meer dan 1 m diep. In het<br />

eerste vlak waren alleen <strong>de</strong> insteek en <strong>de</strong> uitbraak/nazak te herkennen. 69 De insteek<br />

had een diameter van ongeveer 5 m en <strong>de</strong> uitbraak/nazak een diameter van 3,2 m.<br />

Met <strong>de</strong> graafmachine is getracht <strong>de</strong> waterput te couperen. Door <strong>de</strong> hoge waterstand<br />

op <strong>de</strong> Rielerenk werd hierbij al heel snel last van wateroverlast on<strong>de</strong>rvon<strong>de</strong>n<br />

en kon door inzakken geen coupetekening wor<strong>de</strong>n gemaakt. Het grootste <strong>de</strong>el van<br />

<strong>de</strong> waterput is uitgebroken ergens in <strong>de</strong> tijd na <strong>de</strong> buitengebruikname. Alleen op <strong>de</strong><br />

bo<strong>de</strong>m van <strong>de</strong> uitgebroken put was nog een ring van zandsteenfragmenten te her-<br />

69 S 54-54.<br />

Waterput<br />

Erfscheiding<br />

Reconstructie muurwerk<br />

Kadaster 1832<br />

Afb. 5.29<br />

De sporen van het 17 <strong>de</strong> en 18 <strong>de</strong> eeuwse Erf Baltink.


Afb. 5.30<br />

Op het erve Baltink werd <strong>de</strong> muur van een<br />

bakstenen bijgebouwtje uit <strong>de</strong> 20 ste eeuw<br />

opgegraven.<br />

kennen. Vermoe<strong>de</strong>lijk heeft men <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>len bij <strong>de</strong> afbraak verwij<strong>de</strong>rd, maar<br />

lukte het door <strong>de</strong> wateroverlast niet <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>len naar boven te halen. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

zandstenen ring van <strong>de</strong> waterput werd een houten ring aangetroffen. Deze houten<br />

ring bestond uit een aantal afgeron<strong>de</strong> planken, die met elkaar verbon<strong>de</strong>n waren met<br />

houten pennen. Vermoe<strong>de</strong>lijk dien<strong>de</strong> <strong>de</strong> ring om <strong>de</strong> zandstenen waterput een goe<strong>de</strong><br />

fun<strong>de</strong>ring te geven. Daarnaast dien<strong>de</strong> <strong>de</strong> ring ook om <strong>de</strong> uit meer<strong>de</strong>re stenen bestaan<strong>de</strong><br />

putring in watervoeren<strong>de</strong> laag af te laten zakken. Door aan <strong>de</strong> binnenzij<strong>de</strong><br />

zand weg te graven, zakte <strong>de</strong> houten ring met daarop <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rste lagen van <strong>de</strong> waterput<br />

ver<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> watervoeren<strong>de</strong> laag. Hierdoor werd een put gecreërd, die een<br />

groot <strong>de</strong>el van het jaar water voer<strong>de</strong>.<br />

Direct naast <strong>de</strong> waterput lag een grote kuil met een diameter van 1,5 m en een<br />

diepte van ongeveer 0,8 m. 70 On<strong>de</strong>rin <strong>de</strong> kuil was het restant van een houten paal<br />

nog te herkennen. Vermoe<strong>de</strong>lijk heeft in <strong>de</strong> kuil <strong>de</strong> staan<strong>de</strong>r van een haalboom gerust,<br />

die dien<strong>de</strong> om water uit <strong>de</strong> waterput te putten. Het grootste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> vulling<br />

van <strong>de</strong> waterput had een datering in <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw. Er is echter ook een fragment<br />

aar<strong>de</strong>werk met een stempel uit <strong>de</strong> <strong>voor</strong>malige DDR (1948-1989) aangetroffen.<br />

Dit zou betekenen dat <strong>de</strong> waterput pas in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> 20 ste eeuw buiten<br />

gebruik geraakt is, mogelijk bij <strong>de</strong> brand op het erf in 1951. Het is ook mogelijk, dat<br />

men <strong>de</strong> waterput bij <strong>de</strong> afbraak van het huis in 1951 heeft teruggevon<strong>de</strong>n en alsnog<br />

heeft uitgebroken om <strong>de</strong> zandstenen <strong>de</strong>len te kunnen hergebruiken.<br />

Een erfafscheiding aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> van het erf<br />

Langs <strong>de</strong> zuidrand van <strong>de</strong> opgravingsput liep een rij paalgaten (afb. 5.30). 71 De paalgaten<br />

had<strong>de</strong>n een gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> diameter van ongeveer 0,3 tot 0,5 m en een diepte<br />

van ongeveer 0,1 tot 0,3 m. Daarmee waren <strong>de</strong> palen aan <strong>de</strong> lichte kant <strong>voor</strong> een<br />

huisconstructie. Ook <strong>de</strong> geringe on<strong>de</strong>rlinge afstand van ongeveer 0,5 m sprak dit<br />

tegen. Het gaat vermoe<strong>de</strong>lijk om <strong>de</strong> overblijfselen van een erfafscheiding met palen,<br />

een hekwerk. Haaks op <strong>de</strong>ze rij paaltjes stond een twee<strong>de</strong> rij palen met <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

kenmerken, die vermoe<strong>de</strong>lijk gelijktijdig tot stand gekomen is. 72 Het hekwerk zou<br />

gediend kunnen hebben om het erf van <strong>de</strong> moestuin en <strong>de</strong> wei<strong>de</strong> af te schei<strong>de</strong>n. Aan<br />

<strong>de</strong> zuidoostzij<strong>de</strong> ging <strong>de</strong> palenrij over in een smalle greppel. Mogelijk werd het hekwerk<br />

in een smalle sleuf geplaatst.<br />

Een bakstenen bijgebouw<br />

Aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> van werkput 54 bovenop <strong>de</strong> hierboven beschreven palenrij is <strong>de</strong><br />

70<br />

S 54-127.<br />

71<br />

S 54-222, S 54-165, S 54-171, S 54-171, S54-174, S54-181 tot S54-183, S 54-186, S 54-189, S54-191 tot S54-193, S54-96 tot<br />

S 54-103, S54-206 tot S54-208.<br />

72<br />

S 54-<strong>21</strong>1, S 54-<strong>21</strong>2, S54-129 tot S54-135.<br />

85


86<br />

fun<strong>de</strong>ring van een klein bakstenen bijgebouw aangetroffen. De enige volledig aangetroffen<br />

zij<strong>de</strong> van het gebouw mat ongeveer 5,5 m. De an<strong>de</strong>re, onvolledige, zij<strong>de</strong> was<br />

ongeveer 3 m lang. De datering van het muurwerk kon ook archeologisch wor<strong>de</strong>n<br />

aangetoond door een kunststof knoop die on<strong>de</strong>r het metselwerk werd gevon<strong>de</strong>n.<br />

Het gebouwtje heeft een oriëntatie die overeenkomt met <strong>de</strong> oriëntatie van het in<br />

1832 afgebeel<strong>de</strong> hoofdgebouw, maar is dus pas in <strong>de</strong> 20 ste eeuw tot stand gekomen.<br />

Diergraven<br />

Op <strong>de</strong> meeste vindplaatsen, met name bij Erve Warmboldink, wer<strong>de</strong>n bij het archeologisch<br />

on<strong>de</strong>rzoek meer<strong>de</strong>re diergraven gevon<strong>de</strong>n. 73 In <strong>de</strong> tijd dat er nog geen<br />

kadaverdienst bestond was het heel gewoon om overle<strong>de</strong>n vee, dat ongeschikt was<br />

<strong>voor</strong> consumptie, en huisdieren op en rond het erf te begraven. Hierbij zullen <strong>de</strong><br />

huisdieren over het algemeen dichterbij het huis begraven zijn dan <strong>de</strong> zieke slachtdieren.<br />

Op het erf Warmboldink wer<strong>de</strong>n naast <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r genoem<strong>de</strong> hond ook een<br />

paard en een veulen gevon<strong>de</strong>n (afb. 5.31). 74 De ou<strong>de</strong>rdom van <strong>de</strong> diergraven is<br />

moeilijk vast te stellen. Veelal wekten <strong>de</strong>ze niet <strong>de</strong> indruk erg oud te zijn. Vooral<br />

het graf van een paard met veulen bij Warmboldink leek door <strong>de</strong> tamelijk 'verse'<br />

toestand van het botmateriaal van relatief recente datum te zijn. Mogelijk zijn bei<strong>de</strong><br />

dieren overle<strong>de</strong>n bij een mislukte geboorte. Ver<strong>de</strong>r zijn nog enkele door slechte<br />

conservering niet exact te <strong>de</strong>termineren kleine dieren gevon<strong>de</strong>n.<br />

5.8 De hopplantage (vindplaats 8)<br />

Proefon<strong>de</strong>rzoek 2002<br />

Bij het proefon<strong>de</strong>rzoek in 2002 werd ten oosten van <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Rielerweg een rij dicht<br />

bij elkaar gegraven kleine kuilen ont<strong>de</strong>kt (afb. 5.33). 75 De proefsleuf liep precies in<br />

<strong>de</strong> lengte over <strong>de</strong> rij archeologische sporen. De sporen wekten door <strong>de</strong> geringe<br />

on<strong>de</strong>rlinge afstand van 0,5 m niet <strong>de</strong> indruk <strong>de</strong>el uit te maken van een gebouwplattegrond.<br />

De oriëntatie van <strong>de</strong> rij met palen lag haaks op het naar het noor<strong>de</strong>n hoger<br />

wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong> terrein en zou dus ter afsluiting van <strong>de</strong>ze hoogte kunnen hebben ge-<br />

73<br />

Determinatie: Erica Rompelman.<br />

74<br />

S 54-14.<br />

75<br />

S 32-23 tot S 32-26, S 32-28 tot S 32-39, S 32-71, S 32-72, S 32-175, S 32-180, S 32-183.<br />

Afb. 5.31<br />

Aan <strong>de</strong> rand van vindplaats 7<br />

lag een skelet van een paard<br />

dat met veulen is begraven.


Afb. 5.33<br />

In <strong>de</strong> lengte van <strong>de</strong> proefsleuf was een rij<br />

dicht bij elkaar geplaatste palen te zien.<br />

diend. Er werd in eerste instantie gedacht aan een hek, een landweer of een veekering.<br />

76 Om <strong>de</strong>ze hypothesen te toetsen, werd <strong>de</strong> proefsleuf ter hoogte van <strong>de</strong> palenrij<br />

op drie plaatsen uitgebreid. Daarbij bleek dat <strong>de</strong> palenrij in het zui<strong>de</strong>n aansloot<br />

op een bre<strong>de</strong> sloot. 77 In <strong>de</strong> uitbreiding aan <strong>de</strong> noordwestzij<strong>de</strong> waren verschillen<strong>de</strong><br />

parallelle rijen palen te zien. Naast <strong>de</strong> palenrij waren nog veel meer grondsporen<br />

aanwezig. Ook <strong>de</strong> 20 m naar het noordwesten gelegen proefsleuf 48 werd extra<br />

breed aangelegd om meer dui<strong>de</strong>lijkheid te krijgen. Deze proefsleuf bevatte een<br />

re<strong>de</strong>lijke hoeveelheid sporen. Ook hier wer<strong>de</strong>n enkele rijen paalgaten aangetroffen.<br />

Een hekwerk en een veekering zijn archeologisch nauwelijks van elkaar te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n.<br />

Vooral <strong>de</strong> noordoost zuidwest lopen<strong>de</strong> rij dichter bij elkaar geplaatste<br />

sporen, <strong>de</strong>ed aan een hekwerk <strong>de</strong>nken. Aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> sloot <strong>de</strong> rij palen aan op<br />

een bre<strong>de</strong> sloot, die langs <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> vindplaats liep. Deze sloot was tussen<br />

3 en 4 m breed en was zodoen<strong>de</strong> breed genoeg om als veekering te functioneren.<br />

Richting <strong>de</strong> hogere <strong>de</strong>len van het terrein, waar het graven van een sloot problematisch<br />

werd door het toenemen<strong>de</strong> hoogteverschil, zou dan een aansluitend hek kunnen<br />

zijn gebouwd. Aan het noor<strong>de</strong>lijke uitein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> proefsleuf eindig<strong>de</strong> <strong>de</strong> palenrij<br />

met een dubbel grondspoor. 78 Deze dubbele paal kan mogelijk in verband wor<strong>de</strong>n<br />

gebracht met een doorgang. Aangezien hier ook <strong>de</strong> grens van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied<br />

lag, kon niet wor<strong>de</strong>n vastgesteld of <strong>de</strong> palenrij hier eindig<strong>de</strong> of na <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong><br />

doorgang ver<strong>de</strong>r liep.<br />

76<br />

<strong>Vermeulen</strong>, 2002, 8-10. Landweren komen buiten Deventer en in Oost-Ne<strong>de</strong>rland frequent <strong>voor</strong> en zijn <strong>voor</strong>al een laat<br />

14 <strong>de</strong> -eeuws tot 17 <strong>de</strong> -eeuws verschijnsel.<br />

77<br />

S 32-9.<br />

78<br />

S 32-37 en S 32-38.<br />

87


88<br />

De sporen wer<strong>de</strong>n vergeleken met die van een vermoe<strong>de</strong>lijke veekering in Knegsel<br />

(Noord-Brabant). 79 Hier lag <strong>de</strong> veekering op <strong>de</strong> grens tussen een hei<strong>de</strong>gebied met<br />

loslopend vee en een akkerbouwgebied. De kering dien<strong>de</strong> dus om het loslopen<strong>de</strong><br />

vee op <strong>de</strong> hei<strong>de</strong> uit <strong>de</strong> akkers te hou<strong>de</strong>n. De palen in Deventer waren <strong>voor</strong> een<br />

veekering opvallend ondiep. De exacte ingravingsdiepte van <strong>de</strong> palen was echter<br />

niet vast te stellen, omdat onbekend is hoe dik <strong>de</strong> akkerlaag in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> was.<br />

Ook het <strong>voor</strong>komen van meer<strong>de</strong>re rijen parallelle sporen viel met <strong>de</strong>ze hypothese<br />

niet verklaren. Aan <strong>de</strong> interpretatie als landweer kleef<strong>de</strong>n echter eveneens een aantal<br />

bezwaren. Allereerst was <strong>de</strong> afstand tussen <strong>de</strong> palen in <strong>de</strong> meeste gevallen meer<br />

dan 0,5 m. Voor een palissa<strong>de</strong> is <strong>de</strong>ze afstand te groot. Een aanvaller te voet loopt<br />

er immers eenvoudig tussendoor. Dit zou eventueel kunnen wor<strong>de</strong>n opgelost door<br />

het aanbrengen van vlechtwerk. Ver<strong>de</strong>r ston<strong>de</strong>n <strong>de</strong>rgelijke palissa<strong>de</strong>n el<strong>de</strong>rs meestal<br />

op wallen en wer<strong>de</strong>n in combinatie met sloten aangelegd. Voor een wal was op<br />

<strong>de</strong>ze vindplaats geen enkele aanwijzing. In Kesseleik in Limburg werd een landweer<br />

aangetroffen, die bestond uit een wal met daar<strong>voor</strong> een metersbre<strong>de</strong> zone met<br />

grote hoeveelhe<strong>de</strong>n dicht bijeen gegraven kleine kuilen. 80 Deze kuilen wor<strong>de</strong>n geïnterpreteerd<br />

als struikelkuilen die het bena<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> wal met ruiterij moesten<br />

verhin<strong>de</strong>ren of bemoeilijken. Ook bij <strong>de</strong> opgraving van een landweer in Heeten<br />

(Overijssel) werd een zone met struikelkuilen gevon<strong>de</strong>n. 81 Daarnaast lagen bij <strong>de</strong>ze<br />

landweer echter ook sloten. Het ontbreken van een wal, parallelle sloten of greppels<br />

sprak niet <strong>voor</strong> een interpretatie als landweer. Om meer dui<strong>de</strong>lijkheid te krijgen,<br />

werd bij <strong>de</strong> Definitieve Opgraving in 2003 op <strong>de</strong>ze plaats een grote opgravingsput<br />

aangelegd.<br />

De sporen in het <strong>de</strong>finitief on<strong>de</strong>rzoek<br />

Bij <strong>de</strong> aanleg van <strong>de</strong> grote werkput tij<strong>de</strong>ns het <strong>de</strong>finitief on<strong>de</strong>rzoek werd al snel<br />

dui<strong>de</strong>lijk, dat <strong>de</strong> tij<strong>de</strong>ns het proefon<strong>de</strong>rzoek aangetroffen sporen <strong>de</strong>el uitmaakten<br />

van een veel groter geheel van parallelle rijen sporen omgeven door enkele sloten<br />

(afb. 5.32, pag. 76).<br />

Palenrijen<br />

De kleine sporen vorm<strong>de</strong>n lange rijen met regelmatige on<strong>de</strong>rlinge afstan<strong>de</strong>n. Ze<br />

waren waarschijnlijk gegraven om palen in te zetten. De palen in één rij lagen steeds<br />

tussen 1,5 en 2,5 m uit elkaar. De afstand tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> rijen bedroeg<br />

tussen 3 en 4 m. In totaal wer<strong>de</strong>n 17 rijen met gezamenlijk 171 paalkuilen opgegraven.<br />

Het on<strong>de</strong>rzochte areaal is ongeveer 1000 m 2 groot. Haaks op <strong>de</strong> rijen stond<br />

<strong>de</strong> rij van bre<strong>de</strong> paalgaten uit het proefon<strong>de</strong>rzoek. Deze rij stopte aan <strong>de</strong> zuidoostzij<strong>de</strong><br />

in een bre<strong>de</strong> sloot en aan <strong>de</strong> zuidwestzij<strong>de</strong> in een akker, die buiten het on<strong>de</strong>rzoeksgebied<br />

viel. Aan <strong>de</strong> noordwestzij<strong>de</strong> wer<strong>de</strong>n buiten <strong>de</strong>ze palenrij geen doorlopen<strong>de</strong><br />

lange rijen palen meer waargenomen.<br />

Op basis van kleur en vulling bleek, dat <strong>de</strong> kuilen niet uit <strong>de</strong> prehistorie stam<strong>de</strong>n.<br />

Hoewel alle kuilen stuk <strong>voor</strong> stuk wer<strong>de</strong>n gecoupeerd, was het aantal vondsten uit<br />

<strong>de</strong> vulling van <strong>de</strong> kuilen zeer gering (afb. 5.34, pag. 76). In een aantal kuilen werd<br />

baksteen aangetroffen, wat <strong>de</strong> kuilen in ie<strong>de</strong>r geval na het mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> 13 <strong>de</strong> eeuw<br />

dateert. Daarop is gepoogd materiaal uit <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rste lagen van het es<strong>de</strong>k te verzamelen.<br />

Ook hier was het aantal dateerbare scherven echter gering. De grootste<br />

hoeveelheid afvalmateriaal in het es<strong>de</strong>k op <strong>de</strong>ze plaats dateert vanaf <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw.<br />

Er is echter ook een dui<strong>de</strong>lijk 15 <strong>de</strong> -eeuwse component. Deze bestaat uit steengoed,<br />

rood- en grijsbakkend aar<strong>de</strong>werk en enig ratingen-breitscheid materiaal. Tussen <strong>de</strong><br />

lange rijen sporen lagen een paar boomvallen, grondverkleuringen door omgevallen<br />

bomen, die in een paar gevallen wer<strong>de</strong>n oversne<strong>de</strong>n door sporen van <strong>de</strong> lange rijen.<br />

79 Theunissen & Theunissen, 2003.<br />

80 Mod<strong>de</strong>rman, 1981.<br />

81 Scholte Lubberink & Eeltink, 2002.


Voordat <strong>de</strong> paalgaten wer<strong>de</strong>n gegraven ston<strong>de</strong>n er bomen op het terrein. In <strong>de</strong> perio<strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong> het onstaan van <strong>de</strong> sporen wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze systematisch gerooid. De associatie<br />

tussen het rooien van <strong>de</strong> bomen en <strong>de</strong> paalgaten zou er op kunnen wijzen, dat<br />

<strong>de</strong> palenrijen in <strong>de</strong> eerste fase van <strong>de</strong> ontginning tot stand kwamen.<br />

Sloten<br />

In <strong>de</strong> werkput waren verschillen<strong>de</strong> sloten en greppels te zien (afb. 5.35, pag. 77).<br />

Sloot 1 was nog slechts ongeveer 0,25 m diep en liep mid<strong>de</strong>n tussen <strong>de</strong> rijen paalgaten.<br />

82 Deze sloot bestond uit twee parallele noordoost zuidwest lopen<strong>de</strong> <strong>de</strong>len<br />

verbon<strong>de</strong>n door een oost west <strong>de</strong>el. De oriëntatie van <strong>de</strong> parallele <strong>de</strong>len week iets<br />

af van die van <strong>de</strong> palenrijen. De dwarsverbinding had wel <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> oriëntatie. De<br />

afwijken<strong>de</strong> oriëntatie wijst er op, dat <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> structuren niet gelijktijdig hebben<br />

bestaan. Ook <strong>de</strong> ligging dwars op <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong> structuur maakt het waarschijnlijker,<br />

dat <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> fenomenen niet gelijktijdig zijn. Hoewel <strong>de</strong> noor<strong>de</strong>lijke tak<br />

van sloot 1 tegen een aantal paalsporen van <strong>de</strong> structuur aanlag, kon slechts in één<br />

geval aannemelijk wor<strong>de</strong>n gemaakt dat <strong>de</strong> greppel <strong>de</strong> paal oversneed. De vulling van<br />

<strong>de</strong> sloot bevatte geen keramiek. 83 In het verleng<strong>de</strong> van <strong>de</strong> noor<strong>de</strong>lijke arm van sloot<br />

1 lag sloot 2. 84 Sloot 2 had ongeveer <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> breedte als <strong>de</strong> eerste sloot, maar was<br />

door een smalle doorgang van <strong>de</strong>ze sloot geschei<strong>de</strong>n.<br />

Sloot 3 was <strong>de</strong> breedste sloot en liep ongeveer oost west dwars over het on<strong>de</strong>rzoeksterrein.<br />

85 De tussen 3 en 4 m bre<strong>de</strong> sloot was op sommige plaatsen meer dan<br />

1 m diep. De sloot oversneed <strong>de</strong> 0,6 m diepe ou<strong>de</strong>re sloot 5 en <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>rgenoem<strong>de</strong><br />

sloot 2. 86 Tegen het westprofiel van <strong>de</strong> werkput was een haaks smaller slootje te<br />

zien, dat vermoe<strong>de</strong>lijk aansloot op sloot 1. Dit kon echter niet met zekerheid wor<strong>de</strong>n<br />

vastgesteld, omdat dit <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> werkput steeds on<strong>de</strong>r water stond. Het vermoe<strong>de</strong>lijke<br />

aansluiten van <strong>de</strong> twee sloten wijst erop, dat dit complex van sloten<br />

mogelijk in een keer tot stand kwam. De bre<strong>de</strong> sloot bevatte veel grijsbakkend<br />

aar<strong>de</strong>werk en is mogelijk in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> tot 15 <strong>de</strong> eeuw te dateren. Ten zuidwesten van<br />

<strong>de</strong> bre<strong>de</strong> sloot lag sloot 4 met een diepte van ongeveer 0,4 m. 87<br />

Een waterkuil<br />

Het laatste aangetroffen spoor in <strong>de</strong>ze categorie was een grote, minstens 1,3 m diepe<br />

kuil tegen <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke wand van <strong>de</strong> opgravingsput. 88 De kuil liep tot in het grondwater.<br />

Delen van <strong>de</strong> wand van <strong>de</strong> kuil wekten <strong>de</strong> indruk, dat ze waren ingestort.<br />

Dat is waarschijnlijk gebeurd, omdat ze wer<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rgraven door grondwater dat<br />

in <strong>de</strong> open kuil stond. On<strong>de</strong>rin <strong>de</strong> kuil was een gelaagdheid te zien die ook duid<strong>de</strong><br />

op staand water. De kuil zou, gezien <strong>de</strong> spoellaagjes on<strong>de</strong>rin een kuil, <strong>voor</strong> waterwinning<br />

kunnen zijn gegraven. De kuil met zeer rechte wan<strong>de</strong>n moet in dat geval<br />

wel beschoeid zijn geweest om instorting te <strong>voor</strong>komen. Op <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m van <strong>de</strong><br />

waterkuil, bijna een meter on<strong>de</strong>r het vlak, wer<strong>de</strong>n twee voetstappen gevon<strong>de</strong>n. De<br />

voetstappen waren ongeveer 29 cm lang, wat correspon<strong>de</strong>ert met schoenmaat 42.<br />

De kuil bevatte mayen aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> 9 <strong>de</strong> of 10 <strong>de</strong> eeuw, paffrath aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong><br />

10 <strong>de</strong> of 11 <strong>de</strong> eeuw en lokaal handgevormd kogelpot aar<strong>de</strong>werk. Ergens in <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong><br />

eeuw moet <strong>de</strong> kuil zijn functie hebben verloren en is hij dichtgegooid met grond en<br />

afval. In <strong>de</strong> vulling van <strong>de</strong> kuil werd hoofdzakelijk keramiek uit <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw gevon<strong>de</strong>n:<br />

steengoed bierkannen uit Siegburg, grijsbakkend aar<strong>de</strong>werk, ratingen-breitscheid<br />

en roodbakkend aar<strong>de</strong>werk, waaron<strong>de</strong>r een scherf van een hoogversier<strong>de</strong><br />

kan met stippels of <strong>de</strong>len van bloembla<strong>de</strong>ren in witte slib met glazuur. Ten slotte<br />

kwamen er fragmenten mid<strong>de</strong>leeuwse baksteen te <strong>voor</strong>schijn. De sluitdatum van<br />

het gebruik van <strong>de</strong>ze waterkuil lag op basis van <strong>de</strong> keramiek tussen 1425 en 1450.<br />

82 S 32-35 en S 48-54.<br />

83 Van <strong>de</strong> paalkuilen S 48-55, S 48-57 en S 48-114 lijkt alleen bij S 48-57 <strong>de</strong> sloot <strong>de</strong> paal te oversnij<strong>de</strong>n.<br />

84<br />

S 32-12.<br />

85<br />

S 32-9 en S 48-1.<br />

86<br />

Sloot 5: S 32-190.<br />

87<br />

S 32-263.<br />

88<br />

S 32-307.<br />

89


90<br />

Gebouwstructuren<br />

In <strong>de</strong> zuidwesthoek van <strong>de</strong> werkput wer<strong>de</strong>n tussen <strong>de</strong> grote sloot en een aantal<br />

smallere sloten twee spiekers aangetroffen (afb. 5.37 en 5.38). De westelijke spieker<br />

bestond uit vier paalgaten met een diameter van ongeveer 1 m en een diepte<br />

tussen 0,5 en 0,6 m. 89<br />

De lange zij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> spieker mat 3,5 m, <strong>de</strong> korte ongeveer 3 m. De spieker had<br />

een totaal an<strong>de</strong>re oriëntatie dan <strong>de</strong> palenrijen en <strong>de</strong> sloten. De palenrijen waren<br />

aan <strong>de</strong>ze zij<strong>de</strong> van het terrein niet zo dui<strong>de</strong>lijk herkenbaar. Toch was er sprake van<br />

minimaal één palenrij die tussen <strong>de</strong> palen van <strong>de</strong> spieker doorliep en dus in geen<br />

geval gelijktijdig kan hebben bestaan. De twee<strong>de</strong> spieker lag iets ver<strong>de</strong>r naar het<br />

noor<strong>de</strong>n en bestond uit vier paalsporen met een diameter van net on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> 1 m en<br />

een diepte die varieer<strong>de</strong> van 0,4 en 0,5 m. 90 De maatvoering was gelijk aan die van<br />

<strong>de</strong> eerste spieker. Ook bij <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> spieker liep een rij palen tussen <strong>de</strong> sporen,<br />

waardoor een gelijktijdige datering met <strong>de</strong> palenrijen niet <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand ligt. De<br />

twee spiekers lagen zo dicht bij elkaar, dat het mogelijk om twee fasen gaat. De<br />

spiekers waren echter vrijwel gelijk van afmeting en <strong>de</strong> plattegron<strong>de</strong>n overlapten<br />

elkaar niet. Het kan dan ook niet wor<strong>de</strong>n uitgesloten, dat <strong>de</strong> spiekers gelijktijdig<br />

hebben bestaan. Op basis van enkele steengoed en ratingen-breitscheid scherven<br />

kunnen <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> spiekers in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw wor<strong>de</strong>n gedateerd. 91<br />

89 S 48-30, S 48-5, S 32-2<strong>21</strong> en S 48-126.<br />

90 S 32-<strong>21</strong>7, S 32-<strong>21</strong>3, S 48-9 en S 48-6.<br />

91 Met dank aan Christoph Keller, Rheinisches Lan<strong>de</strong>samt für Bo<strong>de</strong>m<strong>de</strong>nkmalpflege, Bonn, Duitsland.<br />

Afb. 5.36<br />

Op <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m van <strong>de</strong> waterkuil wer<strong>de</strong>n<br />

voetsporen maat 42 aangetroffen.


Afb. 5.37<br />

Plattegron<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> bij <strong>de</strong> hopplantage aangetroffen spiekers.<br />

Afb. 5.38<br />

De paalgaten van één van <strong>de</strong> spiekers tij<strong>de</strong>ns het on<strong>de</strong>rzoek in 2003.<br />

91


92<br />

Run<strong>de</strong>rgraf tussen <strong>de</strong> palenrijen<br />

Tussen <strong>de</strong> rijen palen werd een run<strong>de</strong>rgraf blootgelegd (afb. 5.39). 92 Het was een<br />

compleet rund, dat was begraven in een ondiepe ovale kuil. Aan <strong>de</strong> hand van het<br />

gebit kon wor<strong>de</strong>n vastgesteld, dat het rund 40 tot 51 maan<strong>de</strong>n oud is gewor<strong>de</strong>n, dus<br />

een jong volwassen dier. In het run<strong>de</strong>rgraf werd een scherf van witbakkend aar<strong>de</strong>werk<br />

met groen glazuur uit <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw gevon<strong>de</strong>n, wat betekent dat het graf niet<br />

tot <strong>de</strong> palenrijen behoor<strong>de</strong>, maar van latere datum was.<br />

Interpretatie en functie van <strong>de</strong> palenrijen<br />

De resultaten van het <strong>de</strong>finitief on<strong>de</strong>rzoek bevestig<strong>de</strong>n <strong>de</strong> aanname uit het <strong>voor</strong>on<strong>de</strong>rzoek,<br />

dat het hier niet om een veekering ging. Ook het i<strong>de</strong>e van een landweer<br />

moest gezien <strong>de</strong> omvang van <strong>de</strong> structuur wor<strong>de</strong>n verlaten. Al gauw gingen <strong>de</strong><br />

gedachten uit naar een agrarische functie in <strong>de</strong> akker- of tuinbouw. Het vermoe<strong>de</strong>n<br />

bestond, dat in <strong>de</strong> kuilen palen of staken ston<strong>de</strong>n die een akkerbouwgewas moesten<br />

on<strong>de</strong>rsteunen. Er werd gezocht naar gewassen die kunnen wor<strong>de</strong>n geteeld op zandgron<strong>de</strong>n<br />

met een nog dunne es. Granen zoals rogge, tarwe, gerst, haver en mankzaad<br />

hebben, net als vlas en boekweit, geen on<strong>de</strong>rsteuning nodig en komen dus niet<br />

in aanmerking. De verbouw van laag groeien<strong>de</strong> groentesoorten zoals als rapen,<br />

knollen, bieten, kolen en mosterdzaad kon om <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n uitgesloten.<br />

Voor het drogen van tabak is <strong>de</strong> datering <strong>voor</strong> <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw eenvoudig weg te vroeg<br />

en het drogen van vis zal meer in <strong>de</strong> nabijheid van <strong>de</strong> aanvoerplaats of afzetmarkt<br />

plaats hebben gevon<strong>de</strong>n. Er is primair gekeken naar gewassen die moesten wor<strong>de</strong>n<br />

opgebon<strong>de</strong>n. Een boomkwekerij kan wor<strong>de</strong>n uitgesloten omdat boomkuilen ontbreken.<br />

Hoewel het kweken van druiven in beschutte binnentuinen en tegen zuidmuren<br />

in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> perio<strong>de</strong> wel <strong>voor</strong> kwam, was teelt op <strong>de</strong> kou<strong>de</strong> grond weinig productief.<br />

92 S 32-146.<br />

Afb. 5.39<br />

Tussen <strong>de</strong> hopstaken werd een run<strong>de</strong>rgraf aangetroffen.


93 Spek, 2004, 529-535 en 546-547.<br />

94 S 32-183.<br />

Na alle bovenstaan<strong>de</strong> gewassen te hebben uitgesloten, kwam eigenlijk alleen <strong>de</strong><br />

teelt van bonen en hop in aanmerking. 93 Bonenstaken zijn sinds <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw maar<br />

weinig veran<strong>de</strong>rd. Ze zijn verhoudingsgewijs licht van constructie en relatief laag. Ze<br />

laten dan ook geen 0,4 m diepe paalkuilen in <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m achter. Hierdoor bleef<br />

alleen een hopplantage als mogelijke verklaring over. De afstan<strong>de</strong>n tussen <strong>de</strong> rijen<br />

waren groot genoeg om tussendoor te lopen en te werken. De paalkuilen lijken diep<br />

genoeg om <strong>de</strong> vaak 5-6 m hoge hopstaken voldoen<strong>de</strong> stabiliteit te bie<strong>de</strong>n. De oriëntering<br />

in west-oostelijke richting van <strong>de</strong> rijen maakte dat <strong>de</strong> zon vanuit het zui<strong>de</strong>n<br />

op <strong>de</strong> hopplanten kon schijnen, waardoor <strong>de</strong> planten een maximale hoeveelheid<br />

zonlicht kregen. Ook <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>mkundige situatie van <strong>de</strong> vindplaats, met iets lemig<br />

zand op een relatief vochtige bo<strong>de</strong>m, was geschikt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hopteelt. De grondwaterspiegel<br />

lag gemid<strong>de</strong>ld 40-60 cm on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzij<strong>de</strong> van het es<strong>de</strong>k.<br />

Ook <strong>de</strong> meeste an<strong>de</strong>re sporen vallen door <strong>de</strong>ze interpretatie te verklaren. Vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

vorm<strong>de</strong> <strong>de</strong> bre<strong>de</strong> sloot <strong>de</strong> grens van <strong>de</strong> hopplantage, want aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong><br />

van <strong>de</strong> sloot zijn geen palenrijen meer teruggevon<strong>de</strong>n. Aangezien hopplanten<br />

veel water nodig hebben, is <strong>de</strong> sloot mogelijk ook gebruikt om <strong>de</strong> planten in droge<br />

tij<strong>de</strong>n van water te <strong>voor</strong>zien. De sloot stond in verbinding met een vennetje, dat in<br />

noordwesten tegen <strong>de</strong> plantage lag en <strong>de</strong> sloot kon voe<strong>de</strong>n. Ook <strong>de</strong> functie van <strong>de</strong><br />

rij paalkuilen haaks op <strong>de</strong> palenrijen is met een hopplantage in verband te brengen.<br />

Geen van <strong>de</strong> rijen hopstaken liep aan weerszij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>ze constructie op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

lijn door. De palenrij moet dus in ie<strong>de</strong>r geval een obstakel hebben gevormd. De<br />

palen hebben mogelijk als windkering gediend om <strong>de</strong> kwetsbare planten in het begin<br />

van het groeiseizoen te beschermen. Hiertegen zijn twee argumenten aan te<br />

voeren. Allereerst moet wor<strong>de</strong>n opgemerkt, dat in dat geval een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> plantage<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> windkering zou liggen. Ook is <strong>de</strong> overwegen<strong>de</strong> windrichting in Ne<strong>de</strong>rland<br />

westelijk en zou <strong>de</strong> windkering dus aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> plantage moeten<br />

liggen.<br />

Mogelijk droeg <strong>de</strong> rij paalkuilen haaks op <strong>de</strong> hopstaken een soort waterleiding die<br />

het water over <strong>de</strong> rijen hopstaken moest ver<strong>de</strong>len. In <strong>de</strong> reconstructie van Peter<br />

Paul Hattinga Verschure (afb. 6.5, pag. 78) is <strong>de</strong>ze goot weergegeven. Deze interpretatie<br />

zou ook een verklaring bie<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> grondverkleuring op <strong>de</strong> plaats waar<br />

<strong>de</strong>ze palenrij in verbinding stond met <strong>de</strong> sloot. 94 Indien <strong>de</strong> goot op <strong>de</strong>ze plek<br />

doormid<strong>de</strong>l van emmers of een eenvoudige windmolen met water gevuld werd,<br />

zou<strong>de</strong>n gemorst water en vertrapping van <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m door <strong>de</strong> werknemers een<br />

<strong>de</strong>rgelijke grondverkleuring hebben kunnen veroorzaakt.<br />

Begrenzing van <strong>de</strong> vindplaats<br />

Het opgegraven <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> vindplaats lag aan <strong>de</strong> rand van naar het noor<strong>de</strong>n iets<br />

hoger wor<strong>de</strong>nd terrein. De rijen hopstaken liepen tegen <strong>de</strong> noor<strong>de</strong>lijke putwand<br />

aan en <strong>de</strong> kans is groot dat <strong>de</strong> vindplaats ver<strong>de</strong>r doorloopt buiten het on<strong>de</strong>rzoeksgebied.<br />

Dat zou betekenen, dat <strong>de</strong> hopplantage nog groter was. Indien in <strong>de</strong> toekomst<br />

ook het terrein ten noor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vindplaats zou wor<strong>de</strong>n bebouwd, moet<br />

rekening gehou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> rest van <strong>de</strong> hopplantage en het iets ver<strong>de</strong>rop<br />

gelegen mid<strong>de</strong>leeuwse erf Kreiken. Direct ten westen van <strong>de</strong> vindplaats, tussen <strong>de</strong><br />

vindplaats en <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Rielerweg lag een vennetje. Dat <strong>de</strong>ze plek nog steeds erg nat<br />

was, bleek bij <strong>de</strong> aanleg van een proefsleuf door het vennetje. Na <strong>de</strong> aanleg liep<br />

<strong>de</strong>ze direct vol water. Het vennetje vorm<strong>de</strong> <strong>de</strong> natuurlijke westelijke begrenzing van<br />

<strong>de</strong> hopplantage. De oostelijke begrenzing is min<strong>de</strong>r eenduidig. Het aantal grondsporen<br />

werd naar het oosten min<strong>de</strong>r, maar toch zijn er ook ten oosten van <strong>de</strong><br />

93


94<br />

veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong> goot palenrijen aan te wijzen. In een uitbreiding ter hoogte van<br />

werkput 31 leken <strong>de</strong> palenrijen te eindigen. Aan <strong>de</strong> noordzij<strong>de</strong> valt ook <strong>de</strong> oostgrens<br />

van <strong>de</strong> hopplantage vermoe<strong>de</strong>lijk buiten het on<strong>de</strong>rzoeksgebied. De omvang<br />

van <strong>de</strong> hopplantage zal gezien <strong>de</strong> historisch beken<strong>de</strong> situaties niet groter dan 1 tot<br />

1,5 ha zijn geweest.<br />

Hoewel <strong>de</strong> vindplaats dus niet in zijn geheel kon wor<strong>de</strong>n opgegraven, valt op basis<br />

van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzochte ran<strong>de</strong>n wel iets te zeggen over <strong>de</strong> relatie met het omliggen<strong>de</strong><br />

landschap. De hopplantage werd aangelegd op een plek waar <strong>de</strong> grond hoger en<br />

droger werd, maar waar water wel op korte afstand beschikbaar was. De overige<br />

<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n waren eveneens gunstig. De hopplantage lag mid<strong>de</strong>n in een akkerbouwgebied,<br />

dat ook <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re ingrediënten <strong>voor</strong> bier, zoals gerst en rogge, kon<br />

leveren. De aanvoer van mest uit <strong>de</strong> <strong>stad</strong> en <strong>de</strong> omliggen<strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rijen was specifiek<br />

gericht op het productief maken van <strong>de</strong>ze eens woeste gron<strong>de</strong>n. De hopplantage<br />

hoor<strong>de</strong> waarschijnlijk bij één van <strong>de</strong> nabij gelegen boer<strong>de</strong>rijen. In 1832 was het<br />

perceel, waarop <strong>de</strong> hopplantage lag, eigendom van <strong>de</strong> eigenaar van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij<br />

Warmboldink. Het is echter niet uit te sluiten dat het perceel van eigenaar veran<strong>de</strong>rd<br />

is en ooit <strong>de</strong>el uitmaakte van één van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re mid<strong>de</strong>leeuwse boer<strong>de</strong>rijen in<br />

het gebied.<br />

De rijen grondsporen laten zien dat <strong>de</strong> locatie van <strong>de</strong> hopstaken langzaam veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong>.<br />

Uitgaan<strong>de</strong> van een maximale levensduur van hout in <strong>de</strong> open lucht van enkele<br />

tientallen jaren en slechts beperkte herplaatsing van hopstaken in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

kuilen, zal <strong>de</strong> plantage min<strong>de</strong>r dan een eeuw in gebruik zijn geweest. De gebruiksperio<strong>de</strong><br />

van <strong>de</strong> plantage begint, op basis van <strong>de</strong> scherven aan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzij<strong>de</strong> van het<br />

akkerland, bij <strong>de</strong> aanleg in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw en eindigt in het mid<strong>de</strong>n<br />

van <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw. Daarna werd het gebied ver<strong>de</strong>r opgehoogd door mid<strong>de</strong>l van<br />

een es<strong>de</strong>k en bleef het tot september 2004 een akkerbouwgebied.


6 DE HOPPLANTAGE OP DE RIELERENK EN DE<br />

CONSUMPTIE VAN HOPBIER IN MIDDELEEUWS<br />

DEVENTER · MICHIEL BARTELS<br />

6.1 Inleiding<br />

De Hanze<strong>stad</strong> Deventer lag op een kruispunt van water- en landwegen. Van zuid<br />

naar noord stroom<strong>de</strong> <strong>de</strong> IJssel, een rivier in verbinding met <strong>de</strong> Rijn. Hierover wer<strong>de</strong>n<br />

in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen goe<strong>de</strong>ren vervoerd. Dit zelf<strong>de</strong> gold <strong>voor</strong> <strong>de</strong> landwegen. Het<br />

transport bracht niet alleen han<strong>de</strong>l, maar ook mensen met nieuwe mo<strong>de</strong>s, nieuwe<br />

technieken en nieuwe i<strong>de</strong>eën naar Deventer. Eén van <strong>de</strong>ze vernieuwingen kwam<br />

<strong>voor</strong>t uit <strong>de</strong> smaak van het bier: <strong>de</strong> introductie van het hopbier in <strong>de</strong> IJsselstreek<br />

in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw. Oorspronkelijk afkomstig uit Noord-Duitsland, <strong>de</strong> omgeving van <strong>de</strong><br />

Hanzeste<strong>de</strong>n Hamburg en Bremen, vond het hopbier stormachtig ingang in <strong>de</strong> Lage<br />

Lan<strong>de</strong>n. De ste<strong>de</strong>n rond <strong>de</strong> Zui<strong>de</strong>rzee maakten een evolutie door en wer<strong>de</strong>n, van<br />

consument en protectionist in <strong>de</strong> vroege 14 <strong>de</strong> eeuw, vanaf het mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong><br />

eeuw producent en distributeur. Deze omslag van consument van hopbier naar producent<br />

van hopbier heeft op ruimtelijk niveau veran<strong>de</strong>ringen in <strong>de</strong> laatmid<strong>de</strong>leeuwse<br />

maatschappij gebracht. In Deventer zijn in het on<strong>de</strong>rzoek in <strong>de</strong> jaren 1999-<br />

2005 hiervan archeologisch directe gegevens uit <strong>de</strong> landbouw en indirecte gegevens<br />

uit <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke afvalverwerking teruggevon<strong>de</strong>n. 1<br />

6.2 Vraagstelling<br />

In <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1250-1450 was een transitie van <strong>de</strong> bierproductie in <strong>de</strong> Lage Lan<strong>de</strong>n,<br />

en ook in Deventer zichtbaar. De 13 <strong>de</strong> eeuw was <strong>de</strong> eeuw van <strong>de</strong> grootschalige verste<strong>de</strong>lijking<br />

in Noordwest-Europa. Huiselijke activiteiten veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n in ambachtelijke<br />

en soms vroeg industriële processen. Hierbij was een schaalvergroting met<br />

vroeg kapitalistische trekken in het systeem te zien. Ver<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n, verpachting<br />

van rechten en belastingheffing op producten waren elementen om groei<br />

te stimuleren of te remmen. Voor <strong>de</strong> productie van meer (hop) bier moesten <strong>de</strong><br />

ste<strong>de</strong>lijke samenleving en het boerenbedrijf zo georganiseerd wor<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong><br />

hogere vraag kon wor<strong>de</strong>n opgevangen. Daarmee werd een gereguleer<strong>de</strong> lokale productie<br />

mogelijk. Centrale vragen in dit betoog zullen dan ook zijn:<br />

Was Deventer ontvankelijk <strong>voor</strong> veran<strong>de</strong>ring van smaak van gruitbier naar hopbier<br />

en zo ja, hoe snel vond dit zijn ingang in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke maatschappij?<br />

Leid<strong>de</strong> <strong>de</strong> vraag naar landbouwproducten tot een verbetering van het ste<strong>de</strong>lijk<br />

meststof- en afvalbeheer?<br />

Was <strong>voor</strong> het verkrijgen van voldoen<strong>de</strong> grondstoffen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> productie van hopbier<br />

een agrarische veran<strong>de</strong>ring nodig? Wat is hiervan <strong>de</strong> ruimtelijke neerslag?<br />

Leid<strong>de</strong> dit tot een schaalvergroting in <strong>de</strong> landbouw bij <strong>de</strong> productie van hop, gerst,<br />

rogge en an<strong>de</strong>re ingrediënten? Hoe is dit archeologisch en historisch herkenbaar?<br />

Ontstond innovatie en schaalvergroting in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> -16 <strong>de</strong> -eeuwse brouwerijen? Wat<br />

was hiervan <strong>de</strong> archeologische, historische en ruimtelijke neerslag?<br />

Waren <strong>de</strong>ze veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> drinkgewoontes tij<strong>de</strong>lijk of permanent, hoe was dit<br />

zichtbaar in <strong>de</strong> materiële drinkcultuur van bekers, glazen en kannen?<br />

Leid<strong>de</strong> <strong>de</strong> ambachtelijke brouwindustrie in Deventer tot milieutechnische problemen?<br />

1 Zie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> thematiek van <strong>de</strong> ambachten in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse <strong>stad</strong>, hun materiele neerslag, systematiek en <strong>de</strong> –soms louter<br />

toevallige– aanknopingspunten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> archeologie en <strong>de</strong> beperkingen die hierbij optre<strong>de</strong>n: Verhaege, 1995, 281, 284-285.<br />

6 DE HOPPLANTAGE OP DE RIELERENK<br />

95


96<br />

6.3 Consumptie en smaak<br />

Was Deventer ontvankelijk <strong>voor</strong> veran<strong>de</strong>ring van smaak in het bier en zo ja, hoe<br />

snel vond dit zijn ingang in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke maatschappij?<br />

Binnen het historisch on<strong>de</strong>rzoek zijn diverse aanwijzingen gevon<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> consumptie<br />

van gruitbier. In <strong>de</strong> Koopmansgil<strong>de</strong>rol van Deventer werd in 1255-1267 <strong>de</strong><br />

eerste achternaam met ‘gruit’ vermeld: Leyffardus Gutere. 2 In <strong>de</strong> 13 <strong>de</strong> en vroege<br />

14 <strong>de</strong> eeuw was <strong>de</strong> gruitmeester kennelijk een belangrijk persoon in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke gemeenschap.<br />

Uit <strong>de</strong> achternamen en familieban<strong>de</strong>n blijkt, dat het gruitmeesterschap<br />

een ambt was, dat binnen <strong>de</strong> familie bleef. De vroegste vermelding van een ‘hop’<br />

familienaam dateert mogelijk al uit 1284, toen in het koopmansgil<strong>de</strong> een koopman<br />

met <strong>de</strong> naam Henso Hoppenbere <strong>voor</strong>kwam. 3 On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> schepenen van Deventer<br />

waren twee gruitmeesters, ‘Magistri fermenti’ of ‘Deputati ad fementum’. Zij waren<br />

<strong>de</strong> opzichters over het gruithuis en kochten <strong>de</strong> daar<strong>voor</strong> benodig<strong>de</strong> grondstoffen<br />

in. Dit waren mout, gagel en granen. De smaakmakers waren serpentien (Laserpitium<br />

siler), ook wel slangekruid genoemd, en bekeler (laurierbes) (Laurus nobilis L.). 4 In <strong>de</strong><br />

eerste helft van <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw pachtte Deventer het gruitrecht van landsheer Jan<br />

van Diest. Dit lever<strong>de</strong> hem 110 pond kleine Penningen op. Ook werd in dat jaar een<br />

gruithuis ingericht. Het gruithuis lag aan <strong>de</strong> Polstraat, <strong>voor</strong>bij <strong>de</strong> lakenhal (Wanthuis)<br />

en het raadhuis. 5 In dit gruithuis, ook wel stamphuis genoemd, was <strong>de</strong> stampknecht<br />

aan het werk met het stampen van het gruitmengsel. Het mengsel, dat werd<br />

afgeleverd, had als eenheid ‘stampen’. Dit stampen gebeur<strong>de</strong> mogelijk door diertractie,<br />

omdat in het stamphuis een rosmolen stond. 6 Het is opmerkelijk dat het<br />

gruithuis vlak achter <strong>de</strong> <strong>stad</strong>smuur en <strong>de</strong> IJssel lag. Dat duidt erop dat <strong>de</strong> ingrediënten<br />

van <strong>de</strong> gruit, als het hier om een entrepot en tolkantoor ging, <strong>voor</strong>namelijk over<br />

water wer<strong>de</strong>n aangevoerd. Het belang van <strong>de</strong> belastingheffing blijkt uit <strong>de</strong> locatiekeuze<br />

pal achter het ste<strong>de</strong>lijk machtscentrum, het raadhuis. Vrijwel alle overheidsfuncties<br />

waren hier geconcentreerd.<br />

In 1347 werd gagel (Myrica gale L.) ingekocht. Het recht op belastingheffing over <strong>de</strong><br />

ingrediënten van bier was zo belangrijk, dat <strong>de</strong> <strong>stad</strong> dit afkocht door <strong>de</strong> landsheer<br />

een lening te geven in ruil <strong>voor</strong> een vrijstelling van <strong>de</strong>ze heffing. In het mid<strong>de</strong>n van<br />

<strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw verdien<strong>de</strong> <strong>de</strong> <strong>stad</strong> geld aan <strong>de</strong> productie van gagelbier. 7 In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />

helft van <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw namen <strong>de</strong> inkomsten over het gruitrecht af, in 1427 bedroegen<br />

<strong>de</strong> inkomsten nog slechts vier gul<strong>de</strong>n. Of <strong>de</strong> consumptie van bier in het algemeen<br />

steeg gezien <strong>de</strong> toegenomen inkomsten heffingen, of dat <strong>de</strong> belasting per<br />

brouwsel (stoop) of eenheid grondstof (stamp) toenam, is niet dui<strong>de</strong>lijk. In 1369<br />

was <strong>voor</strong> het eerst sprake van hopbieren en in 1361 en 1372 van ‘hopmeesters’. In<br />

1365 wer<strong>de</strong>n hopbierdragers aangesteld, in 1366 benoem<strong>de</strong> <strong>de</strong> <strong>stad</strong> controleurs<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> hop. De inkomsten uit <strong>de</strong> import van hop als grondstof wer<strong>de</strong>n niet vermeld<br />

in <strong>de</strong> rekeningen, maar moeten fors zijn geweest. De <strong>stad</strong> was zelf vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

geen importeur, dit was een private on<strong>de</strong>rneming gereguleerd door <strong>de</strong> overheid.<br />

Het recht op belasten van hop en hopbier was <strong>voor</strong>behou<strong>de</strong>n aan het <strong>stad</strong>sbestuur,<br />

maar zij kon<strong>de</strong>n dit ook verpachten. In 1389 werd een hopaccijns ingevoerd,<br />

waar op elk vat hopbier gebrouwen binnen <strong>de</strong> <strong>stad</strong> 1 Plak belasting moest<br />

wor<strong>de</strong>n betaald.<br />

2<br />

Van Ommeren, 1978: 1255-1267 Leyffardus Gutere, 1269-1272 Leffardus et Gerlacus filii Lefardi, 1297 Leffardus filius<br />

Gerlaci fermentarii, 1324 Henricus filius Lephardi dicti Gutere, 1337 Rodolphus Gruter <strong>de</strong> maiori en 1338-1343 Rodolphos<br />

Arnoldi fermentarii.<br />

3<br />

Ben<strong>de</strong>rs, 2004, 265.<br />

4<br />

Van Doorinck, 1888. 13, 26.<br />

5<br />

Zie Van Doorninck, 1887. 1361-1366: ‘<strong>de</strong>n hues in Poelstrate achter <strong>de</strong>n gruythues gheleghen’; Van Doorninck, 1889. 1367:<br />

’holtwerckes dat ghebroken waert tusschen <strong>de</strong>n gruythues en<strong>de</strong> <strong>de</strong>n waenthues bi Herberte van Rectem’; De Meyer, 1968.<br />

1400: ‘It. dieselve Gheerloch die die lo<strong>de</strong>ne ghote gestoppet had<strong>de</strong> tusschen <strong>de</strong>n Gruythues en<strong>de</strong> <strong>de</strong>n Raethuys en<strong>de</strong> voer<br />

tyn te gha<strong>de</strong>r’.<br />

6<br />

Ebbing & Van Vilsteren, 1994, 24.<br />

7<br />

Ben<strong>de</strong>rs, 2004, 261-263.


Naast hopbier wordt regelmatig gesproken over Hamburgs bier. Dat lokaal gebrouwen<br />

hopbier niet synoniem was aan het Hamburgse bier, mag blijken uit een<br />

<strong>stad</strong>sbo<strong>de</strong> die uit Hamburg kwam met een brief over dit hopbier. De specialiteit van<br />

dit bier blijkt uit een bijzon<strong>de</strong>re vermelding uit 1393, toen <strong>de</strong> Deventer koopman<br />

Hendrik van Lei<strong>de</strong>n uit Lübeck Hamburger bier meenam. 8 In het twee<strong>de</strong> kwart van<br />

<strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw werd belasting geheven op geïmporteerd hopbier en in <strong>de</strong> <strong>stad</strong> gebrouwen<br />

hopbier. Het gruitbier was toen op zijn retour, maar <strong>de</strong> inkomsten over<br />

hopbier bleven lucratief. 9 Uit <strong>de</strong> historische bronnen is niet op te maken waar <strong>de</strong><br />

ingrediënten <strong>voor</strong> zowel gruitbier als hopbier vandaan kwamen. Zeker is dat een<br />

<strong>de</strong>el werd geïmporteerd, maar hoe groot <strong>de</strong> productie van ingrediënten van het<br />

omliggen<strong>de</strong> gebied is, is niet dui<strong>de</strong>lijk gewor<strong>de</strong>n. De herkomst van het bier in <strong>de</strong><br />

16 <strong>de</strong> en 17 <strong>de</strong> eeuw werd in <strong>de</strong> belastingregisters na<strong>de</strong>r gespecificeerd. 10 Het <strong>voor</strong><strong>de</strong>el<br />

van hopbier ten opzichte van gruitbier was, behalve <strong>de</strong> fris bittere smaak van<br />

<strong>de</strong> olie uit <strong>de</strong> hopbellen, <strong>de</strong> pasteuriseren<strong>de</strong> werking waardoor bacteriën het bier<br />

min<strong>de</strong>r kon<strong>de</strong>n be<strong>de</strong>rven en het langer houdbaar bleef (afb. 6.7, pag. 77). Hoe hoger<br />

het alcoholpercentage, <strong>de</strong>s te kleiner <strong>de</strong> kans dat het bier bedierf. 11 Daarnaast was<br />

hopbier een min<strong>de</strong>r zoete en lichtere biersoort dan het zware gruitbier. Dit maakte<br />

het bier extra goed geschikt als vervanger <strong>voor</strong> het kwalitatief slechte drinkwater<br />

in <strong>de</strong> <strong>stad</strong>.<br />

6.4 De productie van meststoffen in <strong>de</strong> <strong>stad</strong><br />

Geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> gehele 13 <strong>de</strong> , 14 <strong>de</strong> en 15 <strong>de</strong> eeuw was om Deventer een proces van uitbreiding<br />

van het landbouwareaal te zien. Dit hing primair samen met <strong>de</strong> langzame<br />

bevolkingsgroei in <strong>de</strong> <strong>stad</strong> van 3000 tot meer dan 4000 inwoners en het bebouwen<br />

van <strong>de</strong> laatste stukjes landbouwgrond binnen <strong>de</strong> <strong>stad</strong>smuur. 12 Daarnaast hing <strong>de</strong> uitbreiding<br />

van het areaal samen met een toegenomen consumptie van vlees. 13 De<br />

inrichting van een vleesbank en <strong>de</strong> bouw van een vleeshal in <strong>de</strong> <strong>stad</strong> zijn hier<strong>voor</strong><br />

dui<strong>de</strong>lijke aanwijzingen. De toename in gewassen was zowel nodig <strong>voor</strong> <strong>de</strong> menselijke<br />

consumptie, als <strong>voor</strong> <strong>de</strong> voeding van <strong>de</strong> veestapel in en buiten <strong>de</strong> <strong>stad</strong>. Essentieel<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze toename was bemesting van <strong>de</strong> buiten <strong>de</strong> <strong>stad</strong> gelegen akkers.<br />

De zeer zandige landbouwgebie<strong>de</strong>n om Deventer behoef<strong>de</strong>n veel mest en humusrijke<br />

grond om <strong>de</strong>ze vruchtbaar te hou<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> steeds intensievere bebouwing.<br />

De mest kwam <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>el uit <strong>de</strong> potstallen van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rijen, maar was ook<br />

afkomstig uit <strong>de</strong> <strong>stad</strong>. Door archeologisch on<strong>de</strong>rzoek is inmid<strong>de</strong>ls goed zicht verkregen<br />

op het schoonhou<strong>de</strong>n van ste<strong>de</strong>lijke gebie<strong>de</strong>n als <strong>de</strong> straten, stegen, en pleinen.<br />

Het afvalstromenbeheer was op diverse manieren georganiseerd. 14 In veel straten<br />

waren <strong>de</strong> bewoners zelf verantwoor<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> afvoer naar centrale plaatsen<br />

in <strong>de</strong> <strong>stad</strong>. Vanaf <strong>de</strong> 13 <strong>de</strong> eeuw nam De Brink, het grootste marktplein, <strong>de</strong> belangrijkste<br />

rol in <strong>de</strong> afvoer van straatvuil en vuilnis in. De vroegste vermelding over het<br />

wegvoeren van afval (drek) uit <strong>de</strong> <strong>stad</strong> Deventer dateert uit 1345. 15 Ook over <strong>de</strong><br />

rest van <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw zijn in <strong>de</strong> bronnen meer<strong>de</strong>re vermeldingen aangetroffen over<br />

het verzamelen en afvoeren van <strong>de</strong> <strong>stad</strong>sdrek of ‘slijc’. In een tekst uit 1361 staat<br />

beschreven hoe het ‘slijc’ van <strong>de</strong> straten met karren werd afgevoerd. 16 Uit an<strong>de</strong>re<br />

historische bronnen uit <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw blijkt, dat het <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> belangrijke openbare<br />

plaatsen waren die door <strong>de</strong> <strong>stad</strong> wer<strong>de</strong>n schoongehou<strong>de</strong>n: het Raadhuis, het Wanthuis,<br />

<strong>de</strong> Brink, tussen <strong>de</strong> Brinkpoorten, bij <strong>de</strong> muur van <strong>de</strong> Bisschopshof. 17<br />

8<br />

Ben<strong>de</strong>rs, 2004, 267: ‘van Henric van Ley<strong>de</strong>n van dien Hoenburgers (Hamburger) byer dat hi me<strong>de</strong> overbrachte van <strong>de</strong>r reysen<br />

dat hi tot Lubeke (Lübeck) van onser <strong>stad</strong> weghen gheweest had<strong>de</strong>’.<br />

9<br />

Ben<strong>de</strong>rs, 2004, 268.<br />

10<br />

Holthuis, 1993, <strong>21</strong>0 meldt: Eems-, Pa<strong>de</strong>rborns-, Bremer-, Engels-, Lübecker- en Jopen (Haarlems) bier. (Bisschopstol en Catentol).<br />

11<br />

Unger, 1992, 285.<br />

12<br />

<strong>Vermeulen</strong>, 2006A, 59 en Ben<strong>de</strong>rs, 2004, 15-16.<br />

13<br />

Vleesconsumptie zie Spitzers, 2004, 116.<br />

14<br />

Windmüller, 2004, 33-36.<br />

15<br />

Van Doorninck, 1888, 260.<br />

16<br />

Van Doorninck, 1887, 64, 266, 556.<br />

17<br />

Van Doorninck, 1889, 133 en De Meijer, 1968, 115, <strong>21</strong>4, 269.<br />

97


98<br />

Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek op <strong>de</strong> Brink in 2005 liet zien, dat het 13 <strong>de</strong> -eeuwse marktveld<br />

bestond uit een har<strong>de</strong> turfachtige laag waarin parallel aan <strong>de</strong> gevel ondiepe<br />

gegraven goten liepen (afb. 6.1). Mogelijk lag op <strong>de</strong>ze turfachtige laag een be<strong>de</strong>kking<br />

van knuppels, schotten of planken. Opmerkelijk was, dat <strong>de</strong> oppervlakte van het<br />

marktveld nogal schoon was, een indicatie <strong>voor</strong> systematische afvalverwij<strong>de</strong>ring op<br />

<strong>de</strong>ze plaats. 18<br />

In 2005 werd ook het straatprofiel van <strong>de</strong> Noor<strong>de</strong>nbergstraat ter hoogte van het<br />

Muggeplein on<strong>de</strong>rzocht. De vroegste fase moet in <strong>de</strong> 9 <strong>de</strong> eeuw hebben gelegen. 19 In<br />

het straatprofiel bleken negen tot twaalf fases te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> 12 <strong>de</strong> -13 <strong>de</strong><br />

eeuw wer<strong>de</strong>n aan weerszij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> straat 1,1 tot 1,6 m bre<strong>de</strong> goten aangelegd.<br />

Deze waren met op palen steunen<strong>de</strong> plankieren afge<strong>de</strong>kt (afb. 6.2). De goten reikten<br />

tot aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>gevel van <strong>de</strong> huizen langs <strong>de</strong> Noor<strong>de</strong>nbergstraat. Voor <strong>de</strong> dagelijkse<br />

situatie in <strong>de</strong> 12 <strong>de</strong> -13 <strong>de</strong> eeuw viel daarom te veron<strong>de</strong>rstellen, dat <strong>de</strong> goten<br />

vermoe<strong>de</strong>lijk goed afvoer<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> IJssel. In <strong>de</strong>ze goten kwam niet alleen het ambachtelijk<br />

afval van <strong>de</strong> hier werken<strong>de</strong> schoenmakers terecht, het was immers <strong>de</strong><br />

straat van het schoenmakersgil<strong>de</strong>, maar ook veel huishou<strong>de</strong>lijk afval en snoeihout<br />

verdween in <strong>de</strong> goten. De goten moeten goed zijn schoongehou<strong>de</strong>n omdat alleen<br />

on<strong>de</strong>rin <strong>de</strong> 0,5 m diepe goot een laag zwart residu werd gevon<strong>de</strong>n. 20<br />

18 <strong>Bartels</strong>, 2006A, 271-272.<br />

19 <strong>Bartels</strong> & <strong>Vermeulen</strong>, 2005A, 25.<br />

20 <strong>Bartels</strong> & <strong>Vermeulen</strong>, 2005A, 28.<br />

Afb. 6.1<br />

In <strong>de</strong>ze proefsleuf zijn <strong>de</strong> ophogingslagen<br />

op <strong>de</strong> Brink te zien.


Afb. 6.2<br />

Een van <strong>de</strong> houten straten aan <strong>de</strong> Noor<strong>de</strong>nbergstraat.<br />

Het hele proces van het inzamelen, transporteren en storten van <strong>de</strong> <strong>stad</strong>sdrek van<br />

<strong>de</strong> straten was handarbeid. Uit <strong>de</strong> bronnen wordt niet helemaal dui<strong>de</strong>lijk waar <strong>de</strong><br />

<strong>stad</strong>sdrek naar toe werd gebracht. Een vermelding uit 1395 vertelt, dat het afval<br />

naar ‘Oertmersch’ ging, maar <strong>de</strong> ligging van <strong>de</strong>ze locatie is niet bekend. <strong>21</strong> Voor het<br />

begin van <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw is in <strong>de</strong> historische bronnen een eerste indicatie te vin<strong>de</strong>n<br />

over <strong>de</strong> hoeveelheid <strong>stad</strong>safval. In het dienstjaar 1401-1402 wer<strong>de</strong>n 550 karren drek<br />

van <strong>de</strong> Brink <strong>de</strong> <strong>stad</strong> uitgebracht, waarbij <strong>de</strong> Brinkgreve (<strong>de</strong> Brinkgraaf) <strong>de</strong> rol van<br />

organisator had. 22 Naast <strong>de</strong> stratendrek werd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> particulieren ook nog huishou<strong>de</strong>lijk<br />

(beerput) afval <strong>de</strong> <strong>stad</strong> uitgebracht. Deze particulieren sloten hier<strong>voor</strong><br />

contracten met <strong>de</strong> boeren uit <strong>de</strong> omgeving. Uit <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw zijn meer historische<br />

bronnen over het inzamelen en afvoeren van <strong>de</strong> <strong>stad</strong>sdrek bekend. In 1403 wer<strong>de</strong>n<br />

294 karren afgevoerd naar onbeken<strong>de</strong> bestemming en 80 karren naar <strong>de</strong> Meybergh.<br />

23 Een bron uit 1414 beschrijft, dat er <strong>stad</strong>sdrek in <strong>de</strong> IJssel werd geworpen<br />

en naar een wetering werd gebracht. 24 De naam ‘Meybergh(e)’, gelegen in <strong>de</strong> buurschap<br />

Riele-Wechele, komt vaker <strong>voor</strong> in <strong>de</strong> bronnen en is dui<strong>de</strong>lijk een plek waar<br />

systematisch afval werd gestort. Het werk van het verzamelen en vervoeren van <strong>de</strong><br />

<strong>stad</strong>sdrek werd door <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke overheid georganiseerd, maar niet uitgevoerd.<br />

De uitvoering werd aan particulieren uitbesteed. De historische bronnen spreken<br />

hier het eerst over in 1486, toen werd geschreven dat ‘karrelui’ van <strong>stad</strong>swege een<br />

betaling kregen <strong>voor</strong> het afvoeren van <strong>stad</strong>sdrek. 25 Ook <strong>voor</strong> het organiseren van<br />

<strong>de</strong> afvoer werd betaald. In <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw ontving Herman Brinkgreeff, van wie <strong>de</strong><br />

functie als achternaam werd gebruikt, 30 gul<strong>de</strong>n aan geld en laken <strong>voor</strong> het schoonhou<strong>de</strong>n<br />

van <strong>de</strong> Brink. 26<br />

De volgeschepte karren moesten met menskracht of trekdieren naar buiten <strong>de</strong><br />

(Binnen) Brinkpoort wor<strong>de</strong>n gebracht. Hier wer<strong>de</strong>n het straatvuil en <strong>de</strong> inhoud van<br />

<strong>21</strong><br />

De Meijer, 1968, 269.<br />

22<br />

Koch, 1988, 88. De inhoud van <strong>de</strong>ze karren is vermoe<strong>de</strong>lijk maar klein.<br />

23<br />

De Meijer, 1971, 184.<br />

24<br />

De Meijer, 1973, 174-5, 254.<br />

25<br />

Lugard jr., 1949, 16.<br />

26<br />

Hogenstijn, 1987, 63.<br />

99


100<br />

<strong>de</strong> beerputten waarschijnlijk gezeefd en gesorteerd. De grove fractie van puinbrokken<br />

metaal, glas en lompen werd geschei<strong>de</strong>n en hergebruikt. Deze hypothese over<br />

<strong>de</strong> afvalscheiding ter plaatse kwam in 2003 naar voren bij het on<strong>de</strong>rzoek van het<br />

perceel Keizerstraat 7-9, waarbij on<strong>de</strong>r twee percelen vlak buiten <strong>de</strong> <strong>voor</strong>malige<br />

Binnen Brinkpoort in <strong>de</strong> kel<strong>de</strong>rs een stuk van <strong>de</strong> dichtgeworpen gracht kon wor<strong>de</strong>n<br />

on<strong>de</strong>rzocht. Deze gracht werd <strong>voor</strong>afgaand aan <strong>de</strong> bouw van het Ron<strong>de</strong>el <strong>de</strong> Keizer<br />

in 1544 dichtgeworpen en het gebied kwam daarna tussen <strong>de</strong> Binnen Brinkpoort en<br />

<strong>de</strong> Duistere Brinkpoort te liggen. Na <strong>de</strong> bouw van het ron<strong>de</strong>el, maar <strong>voor</strong> <strong>de</strong> bouw<br />

van <strong>de</strong> huizen in het twee<strong>de</strong> kwart van <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw, werd het laatste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong><br />

gracht opgevuld. Mogelijk was er sprake van verzakkingen in <strong>de</strong> opgevul<strong>de</strong> gracht<br />

die ver<strong>de</strong>re aanvulling noodzakelijk maakten. Juist het materiaal uit <strong>de</strong> eerste fase<br />

van <strong>de</strong> vulling liet <strong>stad</strong>safval zien. Dit was samengesteld uit fijn baksteenpuin,<br />

smeedresten, kachelgruis, as, mid<strong>de</strong>lgrote stukken huishou<strong>de</strong>lijk afval en botmateriaal.<br />

Grote brokken puin en complete beerputinhou<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n niet gevon<strong>de</strong>n. 27<br />

Het geheel wekte <strong>de</strong> indruk dat zowel het grove zeefresidu van huishou<strong>de</strong>lijk afval<br />

als <strong>de</strong> onbruikbare puin– en ambachtelijke resten, hierin geworpen zijn. De gracht<br />

werd gelei<strong>de</strong>lijk dicht geworpen; van grootschalig aanplempen was geen sprake. 28<br />

De gezeef<strong>de</strong> fractie werd vermoe<strong>de</strong>lijk na het schei<strong>de</strong>n opnieuw opgela<strong>de</strong>n en via<br />

<strong>de</strong> landwegen <strong>de</strong> <strong>stad</strong> uitgere<strong>de</strong>n. Opmerkelijk genoeg lag juist in <strong>de</strong> Walstraat nabij<br />

<strong>de</strong> hoek van <strong>de</strong> Binnen Brinkpoort in <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw een woonhuis genaamd ‘De<br />

Meyberg’.<br />

6.5 Ruimtelijke neerslag op het platteland<br />

De vraag, of <strong>de</strong> toegenomen behoefte aan landbouwproducten leid<strong>de</strong> tot een verbetering<br />

van het ste<strong>de</strong>lijk meststof- en afvalbeheer, kan <strong>de</strong>els wor<strong>de</strong>n beantwoord<br />

met behulp van het archeologisch proefon<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> afgelopen jaren in het<br />

inmid<strong>de</strong>ls bebouw<strong>de</strong> agrarische gebied om <strong>de</strong> <strong>stad</strong>. Hieruit bleek, dat terreinen als<br />

<strong>de</strong> Vaaltakkers, tegenwoordig <strong>de</strong> Driebergenbuurt, intensief wer<strong>de</strong>n bemest met<br />

Afb. 6.3<br />

Een overzicht van<br />

15 <strong>de</strong> eeuwse<br />

“Braemsen” op <strong>de</strong><br />

Rielerenk.<br />

27<br />

Door <strong>de</strong> kleinschaligheid van dit on<strong>de</strong>rzoek zijn op basis van <strong>de</strong> verzamel<strong>de</strong> gegevens maar moeilijk uitspraken te doen.<br />

28<br />

<strong>Vermeulen</strong>, Boer & Bloemink, 2003.


Afb. 6.4<br />

Een lakenlood uit Osnabrück wijst op han<strong>de</strong>lscontacten.<br />

<strong>stad</strong>safval en geschikt waren <strong>voor</strong> akkerbouw. De samenstelling van het es<strong>de</strong>k en <strong>de</strong><br />

fractie afval verschil<strong>de</strong> sterk per locatie. 29<br />

In 2002-2004 werd het gebied van <strong>de</strong> Rielerenk-Oost on<strong>de</strong>rzocht, een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong><br />

ongeveer 35 ha grote Rielerenk. De Rielerenk is gelegen aan <strong>de</strong> Brinkgreveweg. Dit<br />

was <strong>de</strong> grote landweg die in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen vanuit <strong>de</strong> Brink, door <strong>de</strong> Brinkpoort,<br />

naar het 2 km ver<strong>de</strong>rop gelegen gebied Brinkgreve op <strong>de</strong> westelijke Rielerenk en<br />

ver<strong>de</strong>r naar het oosten leid<strong>de</strong>. Eén van <strong>de</strong> vragen van het on<strong>de</strong>rzoek was hoe en<br />

waarom hier, op een <strong>voor</strong> landbouw zeer onaantrekkelijk terrein van lage natte en<br />

mid<strong>de</strong>lhoge leemarme zandgron<strong>de</strong>n, toch een enorme inspanning was geleverd om<br />

dit in cultuur te brengen. Het antwoord werd gevon<strong>de</strong>n in en on<strong>de</strong>r het es<strong>de</strong>k. Het<br />

es<strong>de</strong>k bleek hier opgebouwd uit humeuze grond waarin geen dui<strong>de</strong>lijke plaggenlaag<br />

meer te herkennen viel. Door <strong>de</strong> humeuze grond was een kleine fractie <strong>stad</strong>safval<br />

gemengd met scherven van glas, keramiek en munten uit <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> -18 <strong>de</strong> eeuw. Op<br />

grond van <strong>de</strong> metaalvondsten in het es<strong>de</strong>k, moet <strong>de</strong> storting van <strong>stad</strong>sdrek op <strong>de</strong><br />

Rielerenk in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> of 15 <strong>de</strong> eeuw begonnen zijn. In <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw nam <strong>de</strong> storting<br />

van <strong>stad</strong>sdrek sterk toe. Vervolgens is er een doorlopen<strong>de</strong> reeks vondsten tot in <strong>de</strong><br />

19 <strong>de</strong> eeuw aangetroffen. Een dui<strong>de</strong>lijk zwaartepunt lag in <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw. Dat lijkt<br />

<strong>voor</strong>al te wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rsteund door het muntenspectrum, waarbij <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw het<br />

grootste aan<strong>de</strong>el vormt. In <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw lijkt <strong>de</strong> hoeveelheid aangevoer<strong>de</strong> <strong>stad</strong>sdrek<br />

iets te zijn afgenomen ten opzichte van <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw maar bleef nog wel omvangrijk.<br />

Door het es<strong>de</strong>k werd het natuurlijk reliëf in het gebied <strong>voor</strong> een groot <strong>de</strong>el uitgevlakt.<br />

Natuurlijke hoogtes, <strong>de</strong>kzandlaagtes en vennen wer<strong>de</strong>n met een dunne of<br />

dikke laag esgrond over<strong>de</strong>kt. Dit was een gelei<strong>de</strong>lijk proces dat enkele hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n<br />

jaren in beslag heeft genomen. Daarnaast waren in het gebied tij<strong>de</strong>ns en na <strong>de</strong> ontginning<br />

kavelsloten gegraven. Deze hingen direct samen met <strong>de</strong> percelen van <strong>de</strong> nabijgelegen<br />

boer<strong>de</strong>rijen. Door een an<strong>de</strong>re archeologische samenstelling: veel rood<br />

aar<strong>de</strong>werk en een an<strong>de</strong>re grootte van <strong>de</strong> scherven, was <strong>de</strong> fractie boer<strong>de</strong>rijafval<br />

dui<strong>de</strong>lijk te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n van het <strong>stad</strong>safval. Door een verbeterd afvalbeleid kon<strong>de</strong>n<br />

ook marginale landbouw gebie<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> akkerbouw geschikt wor<strong>de</strong>n gemaakt.<br />

De vraag, of een toegenomen vraag naar landbouwproducten leid<strong>de</strong> tot een verbetering<br />

van het ste<strong>de</strong>lijk meststof- en afvalbeheer, kan daarmee positief wor<strong>de</strong>n beantwoord.<br />

29 <strong>Bartels</strong>, Klomp & Hermsen, 2001, 6; <strong>Vermeulen</strong>, 2006B, 8, 4-7 en Haveman, 2005, 7-9.<br />

101


102<br />

6.6 De hopplantage op <strong>de</strong> Rielerenk<br />

Het archeologisch on<strong>de</strong>rzoek op <strong>de</strong> Rielerenk kon een antwoord geven op <strong>de</strong> vragen<br />

of <strong>de</strong> toenemen<strong>de</strong> vraag naar landbouwproducten <strong>voor</strong> het voe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke<br />

bevolking leid<strong>de</strong> dit tot een schaalvergroting in <strong>de</strong> landbouw. Welke landbouwproducten<br />

waren hier aan te tonen en welke agrarische veran<strong>de</strong>ring waren<br />

hier<strong>voor</strong> nodig? Wat was hiervan dan <strong>de</strong> ruimtelijke neerslag?<br />

Bij het verwij<strong>de</strong>ren van het es<strong>de</strong>k op <strong>de</strong> Rielerenk-Oost werd, naast <strong>de</strong> resten van<br />

kavelsloten en bijgebouwen van boer<strong>de</strong>rijen <strong>de</strong> hoofdstuk 5 bescheven hopplantage<br />

aangetroffen. De datering van <strong>de</strong> paalgaten moet gezien <strong>de</strong> vondsten van on<strong>de</strong>r<br />

an<strong>de</strong>re grijsbakkend aar<strong>de</strong>werk en enig ratingen-breitscheid keramiek in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong><br />

1350-1450 wor<strong>de</strong>n geplaatst. 30<br />

Hop wordt toegepast in <strong>de</strong> bierproductie als smaakmaker en conserveringsmid<strong>de</strong>l.<br />

Hop is een klimplant uit <strong>de</strong> hennepfamilie die wel tot negen meter hoog kan groeien<br />

(afb. 6.6). Deze plant komt natuurlijk <strong>voor</strong> in heel Europa en wordt vanaf <strong>de</strong> 9 <strong>de</strong><br />

eeuw in het brouwsel <strong>voor</strong> bier toegepast. 31 De soort is tweehuizig, dat wil zeggen<br />

dat er mannelijke en vrouwelijke planten zijn. Hop is een meerjarige plant, die in <strong>de</strong><br />

winter overleeft als wortelstok. Na <strong>de</strong> winter begint <strong>de</strong> wortelstok uit te lopen en<br />

groeit dan snel. Om een hopplant te telen wor<strong>de</strong>n stekken geplant, waaruit <strong>de</strong> wortelstok<br />

ontstaat. Pas na drie jaar wordt <strong>de</strong> plant productief. Eenmaal productief kan<br />

een hopplant wel vijftien tot twintig jaar opbrengst leveren. Het verbouwen van hop<br />

vergt dan ook een dui<strong>de</strong>lijke planning over meer<strong>de</strong>re jaren. Als <strong>de</strong> jonge hoploten<br />

uitlopen, moeten ze iets hebben om tegen op te groeien, an<strong>de</strong>rs blijven ze klein en<br />

leveren slechte oogsten. 32<br />

Hop wordt geteeld om <strong>de</strong> bloemen van <strong>de</strong> vrouwelijke planten, <strong>de</strong> hopbellen, te<br />

oogsten. Deze hopbellen bevatten etherische oliën die een bittere smaak aan het<br />

bier geven en een conserveren<strong>de</strong> werking hebben. Daarnaast werkt hopextract als<br />

een kalmeringsmid<strong>de</strong>l en is maagversterkend. 33 De rijpe hopbellen bevatten zoveel<br />

van <strong>de</strong>ze stoffen dat mensen, die vroeger met <strong>de</strong> hand <strong>de</strong> bellen plukten, <strong>de</strong> ‘hopplukkersziekte’<br />

kon<strong>de</strong>n krijgen. Deze ‘ziekte’ ging gepaard met verschijnselen als<br />

huidirritatie, a<strong>de</strong>mhalingsklachten en hoofdpijn. De hopbellen zijn het grootst en<br />

het krachtigst als ze niet bevrucht zijn. Daarom wor<strong>de</strong>n rondom hopplantages alle<br />

mannelijke planten tot op vele kilometers afstand verwij<strong>de</strong>rd.<br />

Op een hopplantage staan <strong>de</strong> hopstaken op een systematische manier opgesteld.<br />

Zowel rechte rijen van parallel gestel<strong>de</strong> palen als haakse hoeken komen <strong>voor</strong>. Ook<br />

diagonaal verspringen<strong>de</strong> rijen wor<strong>de</strong>n toegepast. De palen zelf bezitten twee functies.<br />

De eerste functie is het ophou<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> spandraadconstructie op <strong>de</strong> palen<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> stijgdra<strong>de</strong>n die naar <strong>de</strong> grond zijn gespannen. De stijgdra<strong>de</strong>n kunnen in een<br />

hoogbouwcultuur 7 tot 8 m hoog wor<strong>de</strong>n, in een laagbouw cultuur 2,5 tot 3 m. Het<br />

is niet dui<strong>de</strong>lijk welke wijze op <strong>de</strong> Rielerenk is toegepast. Rekening hou<strong>de</strong>nd met <strong>de</strong><br />

beperkte technische mogelijkhe<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> geringe diepte van <strong>de</strong> palen was in ie<strong>de</strong>r<br />

geval een hoogte van 3 m technisch haalbaar. Door het toenemen<strong>de</strong> gewicht en <strong>de</strong><br />

windvang van <strong>de</strong> planten wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze lijnen zwaar op <strong>de</strong> proef gesteld. In <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne<br />

tijd zijn <strong>de</strong>ze spandra<strong>de</strong>n vervaardigd uit ijzerdraad en later staalkabel. De<br />

stijgdra<strong>de</strong>n zijn tegenwoordig ook van staaldraad of kunststof. In <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen<br />

waren vermoe<strong>de</strong>lijk alle <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> draadconstructie van vlastouw. Aan het eind<br />

van <strong>de</strong> palenrijen ston<strong>de</strong>n enigszins diagonaal ingegraven palen, die <strong>de</strong> trekkracht<br />

van <strong>de</strong> spandra<strong>de</strong>n moesten afvangen. Deze palen waren met touw, draad of kabel<br />

30<br />

Van Lohuizen, 1999, 164.<br />

31<br />

Van Haaster, 1997, 73-74.<br />

32<br />

Voor een uitgebrei<strong>de</strong> beschrijving van <strong>de</strong> hopteelt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> grootschalige mechanisatie maar na <strong>de</strong> invoering van <strong>de</strong> kunstmest,<br />

zie Fruwirth, 1888.<br />

33<br />

Spek, 2004, 533.


Afb. 6.6<br />

Hopplantage nabij Wolnzach, Hallertau in het Duitse Beieren.<br />

geschoord in <strong>de</strong> grond. 34 Bij een vlak terrein is <strong>de</strong> meest logische wijze om <strong>de</strong> rijen<br />

recht aan te leggen, bij geacci<strong>de</strong>nteerd terrein wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> rijen op <strong>de</strong> zon met <strong>de</strong><br />

meest gunstige ligging op <strong>de</strong> heuvels geplant.<br />

Het on<strong>de</strong>rzochte <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> hopplantage was ongeveer 0,2 ha groot. De afstand<br />

tussen <strong>de</strong> rijen was groot genoeg om tussen door te lopen en te werken. De paalkuilen<br />

leken diep genoeg om <strong>de</strong> hoge hopstaken voldoen<strong>de</strong> stabiliteit te bie<strong>de</strong>n. De<br />

oriëntering van <strong>de</strong> westnoordwest oostzuidoost lopen<strong>de</strong> rijen zorg<strong>de</strong> <strong>voor</strong> een maximale<br />

hoeveelheid zonlicht. De palen wer<strong>de</strong>n veelal uit elzenhout gemaakt, omdat<br />

<strong>de</strong>ze houtsoort in <strong>de</strong> natte gebie<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> hopvel<strong>de</strong>n heen veel <strong>voor</strong>kwam. Deze<br />

houtsoort kwam vaak van een ‘elshof’, ook in <strong>de</strong> buurt van Deventer een regelmatig<br />

<strong>voor</strong>komend toponiem. 35 In Drenthe wer<strong>de</strong>n hopstaken in grote hoeveelhe<strong>de</strong>n ingekocht.<br />

In 1480 was er in het dorp Win<strong>de</strong> een conflict over een partij van maarliefst<br />

1200 hopstaken. 36 Tussen <strong>de</strong> palen kon<strong>de</strong>n 12 tot 16 wortelstokken (hopstoelen)<br />

per afstand wor<strong>de</strong>n geplant, dat betekent dat elke paal ongeveer 7 wortelstokken<br />

vertegenwoordig<strong>de</strong>. 37<br />

Omdat het niet dui<strong>de</strong>lijk is hoelang <strong>de</strong> plantage in gebruik is geweest, valt ook<br />

moeilijk vast te stellen hoeveel fases van hopteelt het gevon<strong>de</strong>n patroon vertegenwoordigd.<br />

De staken zijn met zekerheid enige malen verplaatst. De on<strong>de</strong>rlinge afstand<br />

tussen <strong>de</strong> paalkuilen bedroeg tussen <strong>de</strong> 1,5- 2,5 m, met een gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> van 2<br />

m. Hoe <strong>de</strong> beste plantage kan wor<strong>de</strong>n gebouwd, hangt echter sterk van <strong>de</strong> toegepaste<br />

soort hop af. Er bestaan en beston<strong>de</strong>n verschillen<strong>de</strong> soorten die op verschillen<strong>de</strong><br />

tijdstippen bloeien en uitlopen. Ook laag groeien<strong>de</strong> soorten (tot 6-8 m)<br />

en hoog groeien<strong>de</strong> soorten (tot 8-12 m) komen <strong>voor</strong>. Door gebrek aan daterend<br />

materiaal en <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> dieptes van <strong>de</strong> kuilen valt dit niet te achterhalen. De<br />

wortelstokken van <strong>de</strong> hop blijven gemid<strong>de</strong>ld 15-20 jaar productief. Indien <strong>de</strong> staken<br />

vijf maal zijn verplaatst en vijf keer nieuwe wortelstokken zijn gezet, is <strong>de</strong> hop-<br />

34<br />

Fruwirth,1888, 108-120.<br />

35<br />

Tussen Wijhe en Raalte, 20 km ten noor<strong>de</strong>n van Deventer, ligt nog steeds een buurschap Elshof.<br />

36<br />

Spek, 2004, 53-535. De hoeveelhe<strong>de</strong>n hopstaken die wor<strong>de</strong>n toegepast per dorp of in een aantal vel<strong>de</strong>n is vrij hoog.<br />

37<br />

Fruwirth, 1888, 105.<br />

103


104<br />

plantage minimaal 75 jaar en maximaal 100 jaar in gebruik geweest. Hierbij moet<br />

wor<strong>de</strong>n aangetekend, dat door ziekte <strong>de</strong> hele plantage of grote stukken daarvan<br />

verloren kon<strong>de</strong>n gaan en opnieuw moest wor<strong>de</strong>n opgezet.<br />

Afb. 6.8<br />

Schematische tekening van een door spandra<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rsteund grid van hopstaken<br />

uit een 19 <strong>de</strong> eeuwse handleiding <strong>voor</strong> het verbouwen van hop.<br />

Voor het groeien van hop was, behalve voldoen<strong>de</strong> zonlicht en goe<strong>de</strong> zorg, ruime<br />

bemesting nodig. Vóór <strong>de</strong> invoering van <strong>de</strong> kunstmest wer<strong>de</strong>n hier<strong>voor</strong> stalmest,<br />

<strong>stad</strong>sbeer, as en kalk toegepast. Voor een teelt van één hectare rogge of tarwe<br />

waren gemid<strong>de</strong>ld 34 karrenvrachten beer per hectare per jaar nodig. 38<br />

Per hectare kon in <strong>de</strong> tijd vóór <strong>de</strong> introductie van <strong>de</strong> kunstmest 500 kg gedroog<strong>de</strong><br />

hop wor<strong>de</strong>n geoogst. 39 Volgens een agrarisch 'handboek' uit 1825 zou per Gel<strong>de</strong>rse<br />

morgen (= 3180 m 2 = 0,31 ha) 1200 pond hop geoogst kunnen wor<strong>de</strong>n. Het opgegraven<br />

<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> plantage zou zodoen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r normale omstandighe<strong>de</strong>n 400<br />

pon<strong>de</strong>n, dat wil zeggen 200 kilo, gedroog<strong>de</strong> hopbellen opleveren. 40 Na <strong>de</strong> oogst<br />

wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> hopbellen meestal gedroogd. Dit kon in <strong>de</strong> zon of op zol<strong>de</strong>rs gebeuren,<br />

maar ook speciale hopdrogerijen met ovens wer<strong>de</strong>n hier<strong>voor</strong> gebruikt. 41<br />

De hopteelt op <strong>de</strong> Noord-Ne<strong>de</strong>rlandse en vermoe<strong>de</strong>lijk ook op <strong>de</strong> Oost-Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

zandgron<strong>de</strong>n was uiterst arbeidsintensief. De boeren of pachters wer<strong>de</strong>n<br />

vaak gevormd door kleine gezinsbedrijven, die een grote hoeveelheid hop op een<br />

klein oppervlakte poog<strong>de</strong>n te kweken. 42 De drukste tijd was tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> pluk. Daarnaast<br />

brachten <strong>voor</strong>al het opbin<strong>de</strong>n en het bemesten van <strong>de</strong> planten veel werk met<br />

zich mee. Het wie<strong>de</strong>n tussen <strong>de</strong> planten was eveneens tijdrovend, omdat tussen <strong>de</strong><br />

rijen vaak nog groente werd gekweekt. Om <strong>de</strong> hopplantages heen ligt vaak een meidoornhaag.<br />

De hopplantages lagen veelal binnen <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke landweer. 43 Dit was<br />

ook op <strong>de</strong> Rielerenk het geval (zie afb. 5.20, pag. 74). De pachters van <strong>de</strong> hopplantage<br />

op <strong>de</strong> Rielerenk lever<strong>de</strong>n hun hop vermoe<strong>de</strong>lijk aan <strong>de</strong> bisschoppelijke verpachters<br />

van het perceel of aan <strong>de</strong> <strong>stad</strong> Deventer, om aan <strong>de</strong> Polstraat bij <strong>de</strong> hopmeesters<br />

te belan<strong>de</strong>n. Het telen van hop was weliswaar arbeidsintensief, maar een<br />

38<br />

Lin<strong>de</strong>mans, 1952, 60-62.<br />

39<br />

Spek, 2004, 534 en Roessingh & Schaars, 1996, 179-184.<br />

40<br />

Roessingh & Schaars, 1996, 179-184.<br />

41<br />

Een <strong>de</strong>rgelijke hopdrogerij afkomstig uit West-Vlaan<strong>de</strong>ren staat opgesteld in het Vlaams Openluchtmuseum te Bokrijk, België.<br />

42<br />

Spek, 2004, 533.<br />

43<br />

Aumann, 1998, 27-28 en afbeelding 16.


goe<strong>de</strong> oogst was altijd te gel<strong>de</strong> te maken. Daardoor kon<strong>de</strong>n, zowel in goe<strong>de</strong> als in<br />

slechte jaren, met kleine akkers grote bedragen wor<strong>de</strong>n verdiend en was <strong>voor</strong> een<br />

kleine boeren familie het telen van hop aantrekkelijk.<br />

Binnen <strong>de</strong> opgraving ontbraken <strong>de</strong> resten van wortelstokken van <strong>de</strong> hop. Ook <strong>de</strong><br />

heuveltjes van <strong>de</strong> hopstoelen zijn niet teruggevon<strong>de</strong>n. Deze zijn vermoe<strong>de</strong>lijk verploegd<br />

en het uitgebrei<strong>de</strong> wortelstelsel is volledig vergaan. Een concrete bewijsvoering<br />

zou kunnen wor<strong>de</strong>n verkregen uit pollenon<strong>de</strong>rzoek. Dergelijk on<strong>de</strong>rzoek is<br />

echter bij een hopplantage zinloos. Voor <strong>de</strong> effectieve teelt van hop is het een <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>,<br />

dat er tot in verre omtrek geen mannelijke planten staan. Deze produceren<br />

juist het stuifmeel, dat in <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m bewaard zou kunnen blijven <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rzoek. 44<br />

6.7 Hopplantages in <strong>de</strong> archeologie<br />

Het aantal parallellen van vergelijkbare archeologische fenomenen in mid<strong>de</strong>leeuwse<br />

of postmid<strong>de</strong>leeuwse toestand is zowel in Ne<strong>de</strong>rland als binnen Europa vrij beperkt.<br />

In Ne<strong>de</strong>rland is <strong>de</strong> <strong>voor</strong>alsnog enige vergelijkbare situatie aangetroffen in<br />

Schijn<strong>de</strong>l. Hier wer<strong>de</strong>n in een 150 m lange en 5 m bre<strong>de</strong> sleuf on<strong>de</strong>r een dunne laag<br />

bovengrond twee 18 en 28 m lange rijen paalgaten aangetroffen. De paalgaten waren<br />

rechthoekig, soms tot 1 m diep, en bezaten een zandige en venige vulling. On<strong>de</strong>rin<br />

sommige kuilen wer<strong>de</strong>n nog houtresten gevon<strong>de</strong>n. Ook hier waren scherven en<br />

an<strong>de</strong>re archeologica afwezig. In <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> percelen kadastraal aangeduid<br />

als Hopakker. De vroegste bronnen over <strong>de</strong> hopteelt in Schijn<strong>de</strong>l dateren uit<br />

1420. Hoewel het on<strong>de</strong>rzoek nog niet is afgrond, zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> kuilen een indicatie<br />

kunnen zijn <strong>voor</strong> laatmid<strong>de</strong>leeuwse of vroeg mo<strong>de</strong>rne hopteelt. 45 Gezien <strong>de</strong> omvang<br />

en <strong>de</strong> beperkte on<strong>de</strong>rlinge afstand, zou het kunnen gaan om uitgegraven wortelstokken<br />

van <strong>de</strong> hop.<br />

In Eggolsheim, in Oberfranken ten noor<strong>de</strong>n van Beieren, werd een 19 <strong>de</strong> -eeuwse hopplantage<br />

opgegraven. Deze was door een grafveld uit <strong>de</strong> vroege mid<strong>de</strong>leeuwen aangelegd.<br />

De sporen beston<strong>de</strong>n uit een lange rij paalkuilen. Bij navraag wist <strong>de</strong> grondbezitter<br />

te vertellen, dat <strong>de</strong> kuilen door zijn va<strong>de</strong>r waren gegraven om staken in te<br />

plaatsen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> teelt van hop. 46<br />

Ten noor<strong>de</strong>n van Uppsala (Zwe<strong>de</strong>n) nabij het dorp Tierp werd in 1993 en 1994 een<br />

on<strong>de</strong>rzoek gedaan naar een mid<strong>de</strong>leeuws grafveld. Hier wer<strong>de</strong>n 182 paalgaten gevon<strong>de</strong>n<br />

uit <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw en een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw. Hoewel slechts in één geval<br />

een dui<strong>de</strong>lijke rij paalgaten viel te herkennen en ver<strong>de</strong>r twee dui<strong>de</strong>lijk begrens<strong>de</strong><br />

palenzwermen aanwezig waren, bleek het hier werkelijk om een hopplantage te<br />

gaan. De kuilen vertegenwoordig<strong>de</strong>n <strong>de</strong> gaten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hopstaken. Uit historische<br />

bronnen blijkt het dorp Tierp in <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> en 16 <strong>de</strong> eeuw <strong>de</strong> grootste hopproducent<br />

van het gebied rond Uppsala te zijn. 47 Ook in <strong>de</strong> rest van mid<strong>de</strong>n en zui<strong>de</strong>lijk Zwe<strong>de</strong>n<br />

werd in <strong>de</strong>ze tijd grootschalig hop verbouwd. Namen als <strong>de</strong> wijk en het park<br />

Humlegar<strong>de</strong>n in Stockholm herinneren hier nog aan.<br />

Opmerkelijk genoeg zijn in <strong>de</strong> huidige centra van hopteelt, het West-Vlaamse en<br />

het aangrenzen<strong>de</strong> Noord-Franse heuvelland, geen laatmid<strong>de</strong>leeuwse hopvel<strong>de</strong>n<br />

gevon<strong>de</strong>n. 48 De hopteelt daar gaat echter tot op <strong>de</strong> dag van vandaag door.<br />

6.8 Ruimtelijke neerslag van het brouwproces in <strong>de</strong> <strong>stad</strong><br />

De toename van <strong>de</strong> bierconsumptie leid<strong>de</strong> op het platteland tot aanwijsbare veran<strong>de</strong>ringen.<br />

Of in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse binnen<strong>stad</strong> <strong>de</strong>rgelijke vernieuwingen in <strong>de</strong> vorm<br />

44<br />

Mon<strong>de</strong>linge me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling door Henk van Haaster, BIAX Consult Zaandam.<br />

45<br />

Berkvens, 2004, 5-6.<br />

46<br />

Abels, 1983.<br />

47<br />

Frölund & Larsson, 1997, 72-73, 111.<br />

48<br />

Mon<strong>de</strong>linge me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling Marc Dewil<strong>de</strong>, IAP Ieper, België.<br />

105


106<br />

van innovatie of schaalvergroting in <strong>de</strong> 13 <strong>de</strong> -16 <strong>de</strong> -eeuwse brouwhuizen was waar te<br />

nemen, vormt een van <strong>de</strong> thema’s van het <strong>stad</strong>skernon<strong>de</strong>rzoek. Waren hier systematische<br />

patronen in het brouwwezen te ont<strong>de</strong>kken? Wat <strong>voor</strong> brouwerijen beston<strong>de</strong>n<br />

er en wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> brouwerijen an<strong>de</strong>rs opgezet?<br />

Binnen Deventer is het aantal opgegraven ovens en fornuizen beperkt. Uit het archeologisch<br />

on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> laatste jaren zijn zowel fornuizen als enkele kleine<br />

en mid<strong>de</strong>lgrote ovens te<strong>voor</strong>schijn gekomen. Met uitzon<strong>de</strong>ring van één oven, waren<br />

<strong>de</strong> functies hiervan slecht te dui<strong>de</strong>n. Tij<strong>de</strong>ns het on<strong>de</strong>rzoek aan <strong>de</strong> Bursesteeg werd<br />

in het stu<strong>de</strong>ntenhuis <strong>de</strong> Bursa Cusana een klein 16 <strong>de</strong> -eeuws brouwhuis met een<br />

afmeting van 5 x 4,5 m opgegraven (afb. 6.10). In het brouwhuis lag een vloer met<br />

een verdiepte stookbak van ongeveer 2,3 x 1 m. De hitte van het stoken moet<br />

relatief laag zijn geweest, aangezien op <strong>de</strong> stookvloer nauwelijks brandsporen wer<strong>de</strong>n<br />

aangetroffen. In het brouwhuis was nog een klein halfcirkelvormig fornuis aangebracht,<br />

waar mogelijk een stookketel op stond. Van het huis en <strong>de</strong> brouwerij bestond<br />

nog een archiefstuk dat inzicht gaf in <strong>de</strong> inrichting en <strong>voor</strong>raad: 49<br />

Ein kurtzer begriff von hausrait und an<strong>de</strong>ren notturfftigen dingen, welche im jair 1566<br />

zu Deventer in <strong>de</strong>r Bursen befun<strong>de</strong>n seindt.<br />

In <strong>de</strong>m Browhuijss [volledige beschrijving]<br />

It. Ein browkessell<br />

It. Zweij bui<strong>de</strong>n, ein niw unnd ein ol<strong>de</strong><br />

It. Dreij an<strong>de</strong>r bui<strong>de</strong>n, kleiner dan die zwo iersten<br />

It. ein buich bass<br />

It. zwey trichter<br />

It. ein brouwe kennell<br />

Item ein stosskergen<br />

Afb. 6.9<br />

Tekening van een 15 <strong>de</strong><br />

eeuwse brouwoven.<br />

49 Archief van <strong>de</strong> Stad Deventer, inv. Nr. 409, afschrift van <strong>de</strong> inventaris dd. 1566 van het huisraad in <strong>de</strong> Bursa Cusana 1604,<br />

alleen <strong>de</strong> brouwerij is hier geheel genoteerd. Locatie: Bursesteeg 25, kadastraal no. E 1412.


Het stu<strong>de</strong>ntenhuis had zodoen<strong>de</strong> een eigen brouwerij, waarmee <strong>de</strong> toevloed van<br />

bier veilig werd gesteld. Mogelijk verdien<strong>de</strong>n <strong>de</strong> stu<strong>de</strong>nten met brouwen een zakcent<br />

bij.<br />

Op <strong>de</strong> hoek van <strong>de</strong> Sme<strong>de</strong>nstraat en <strong>de</strong> Bagijnenstraat wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> achtererven van<br />

brouwerij het Quellewater opgegraven. De 17-18 <strong>de</strong> -eeuwse situatie werd aangetroffen,<br />

terwijl <strong>de</strong> bebouwing aan <strong>de</strong>ze straat en mogelijk ook <strong>de</strong> functie teruggaat tot<br />

<strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw. Op het ge<strong>de</strong>elte achter het woonhuis werd een ingegraven ijzeren<br />

hoepel van een wagenwiel of <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m van een vat aangetroffen, die mogelijk verband<br />

hield met een tredmolen of met het brouwproces. 50<br />

Afb. 6.10<br />

De brouwoven van <strong>de</strong> Bursa Cusana opgegraven aan <strong>de</strong> Bursesteeg.<br />

50 <strong>Vermeulen</strong>, 2006A, 101-105.<br />

51 Enno van Gel<strong>de</strong>r, 1973, 109-140.<br />

52 Enno van Gel<strong>de</strong>r, 1973, 134.<br />

Uit het on<strong>de</strong>rzoek van boe<strong>de</strong>linventarissen in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n zijn veel gegevens<br />

over diverse ambachten te<strong>voor</strong>schijn gekomen. Ook <strong>de</strong> bierproductie door moutmakers<br />

en brouwers is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> en 16 <strong>de</strong> eeuw dui<strong>de</strong>lijk naar voren gekomen. 51<br />

In 1551 overleed <strong>de</strong> brouwer Willem Starkenborg, waarna <strong>de</strong> nalatenschap aan zijn<br />

weduwe Zwene Brouwers werd geïnventariseerd. Zij bleek kort na zijn dood hertrouwd<br />

te zijn met Bernd Janssen, een brouwer. De brouwerij lag ergens aan <strong>de</strong><br />

Noor<strong>de</strong>nbergstraat. Buiten een complete, tamelijk luxe, huisinventaris werd ook het<br />

brouwhuis bekeken. Op <strong>de</strong> zol<strong>de</strong>r van het pand lag rogge, mout, haver, boekweit en<br />

‘ettlicke hoppe’, veel hop. In het brouwhuis lag ‘drie brouwen bier’ en zoveel hakhout<br />

en turf, dat dit niet te overzien viel. Daarnaast stond er op het achtererf nog<br />

meer hout <strong>voor</strong> het stoken van <strong>de</strong> ovens. In het dorp Bathmen, 8 km ten oosten van<br />

Deventer, lag nog een schuur vol met turf van <strong>de</strong>ze brouwer. In of nabij het brouwhuis<br />

ston<strong>de</strong>n een koe en een stier, die dagelijks naar <strong>de</strong> wei<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n gebracht, en<br />

was er een varkenshok met drie varkens. Daarnaast werd spek, (gezouten?) vlees en<br />

boter in het brouwhuis opgeslagen. 52 In 1577 werd <strong>de</strong> boe<strong>de</strong>l van het woonhuis en<br />

<strong>de</strong> brouwerij <strong>de</strong> ‘Ol<strong>de</strong>n Voss’ aan <strong>de</strong> Waterstraat van <strong>de</strong> overle<strong>de</strong>n brouwer Roelof<br />

upten Schild verkocht. Hier werd een brouwketel, brouwgereedschap, tonnen, zak-<br />

107


108<br />

ken, bierstellingen (?), 20 last mout, enkele ossen en een veulen buiten <strong>de</strong> <strong>stad</strong> in <strong>de</strong><br />

wei<strong>de</strong>, geïnventariseerd. De waar<strong>de</strong> van huis, schuur, tuin, brouwerij en inventaris<br />

werd op 1000 Goudgul<strong>de</strong>n getaxeerd. 53 Ook in het Deventer Broe<strong>de</strong>renklooster<br />

werd gebrouwen. Het inmid<strong>de</strong>ls protestantse <strong>stad</strong>sbestuur verkocht in 1594 zon<strong>de</strong>r<br />

pardon hun brouwketel en brouwgereedschap om met dit geld <strong>de</strong> geconfisqueer<strong>de</strong><br />

Broe<strong>de</strong>renkerk te herstellen. 54<br />

De beperkte hoeveelheid archeologische en archivalische gegevens zijn niet representatief<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> ontwikkeling van <strong>de</strong> brouwnijverheid in laatmid<strong>de</strong>leeuws Deventer.<br />

De data zijn te gefragmenteerd en chronologisch zo divers, dat hieruit geen ontwikkelingen<br />

kunnen wor<strong>de</strong>n afgeleid. Archeologisch zijn in Ne<strong>de</strong>rland betere <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n<br />

<strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n, zoals het on<strong>de</strong>rzoek in het Arnhemse Musiskwartier (2003-<br />

2005). Daar wer<strong>de</strong>n 16 brouwovens uit <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1400-1600 on<strong>de</strong>rzocht (afb.<br />

6.11). Deze ston<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> Brouwerstrate en Brouwerstege, afgewisseld door leerlooierijen<br />

uit <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> tijd. 55 In Arnhem was het één kwartier in <strong>de</strong> <strong>stad</strong>, dat zich<br />

specifiek op het brouwen van bier toeleg<strong>de</strong>. Ook in Amersfoort wer<strong>de</strong>n grotere aantallen<br />

laatmid<strong>de</strong>leeuwse brouwhuizen met ovens en fornuizen opgegraven. Amersfoort<br />

was, in tegenstelling tot Deventer en Arnhem, in <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> -17 <strong>de</strong> eeuw bekend<br />

om haar bierproductie. 56<br />

Het grootschalig historisch on<strong>de</strong>rzoek, dat in Ne<strong>de</strong>rland naar <strong>de</strong> bierproductie in<br />

<strong>de</strong> afgelopen <strong>de</strong>cennia is uitgevoerd, gaf een genuanceerd beeld van <strong>de</strong> ontwikkeling<br />

van <strong>de</strong> productie en consumptie. Tot 1300 was <strong>de</strong> huisbrouwerij in <strong>de</strong> <strong>stad</strong> <strong>de</strong><br />

gebruikelijke manier om gruitbier te brouwen. Deze kleinschalige productie <strong>voor</strong>zag<br />

<strong>de</strong> bevolking in <strong>de</strong> opkomen<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n van voldoen<strong>de</strong> bier. 57 De perio<strong>de</strong> van 1300<br />

tot 1475 was een tijd van grote veran<strong>de</strong>ringen in <strong>de</strong> bierbrouwerij. Dit had primair<br />

te maken met <strong>de</strong> introductie van veel betere en smakelijkere biersoorten dan het<br />

Afb. 6.11<br />

Brouwoven opgegraven in het Musiskwartier te Arnhem.<br />

53<br />

Enno van Gel<strong>de</strong>r, 1973, 138-140.<br />

54<br />

Holthuis, 1993, 180.<br />

55<br />

Mon<strong>de</strong>linge me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling Mieke Smit, Arnhem. Zie ook: Van <strong>de</strong> Venne, 2005, 39-69. De fornuizen hebben een gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> diameter<br />

van 2,2 tot 2,8 m.<br />

56<br />

Van <strong>de</strong> Venne, 2005, 15-33.<br />

57<br />

Unger, 1992, 282-283.


Afb. 6.12<br />

In Ou<strong>de</strong>schans werd <strong>de</strong><br />

hiernaast afgebeel<strong>de</strong><br />

brouwoven opgegraven.<br />

bier dat er aanvankelijk werd gebrouwen. De hopbieren, die vanuit Bremen en<br />

Hamburg na 1275 langzaam maar zeker in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Lage Lan<strong>de</strong>n te krijgen<br />

waren, leid<strong>de</strong>n tot een stormachtige marktontwikkeling en een verbetering van <strong>de</strong><br />

productie in <strong>de</strong> Noord-Duitse ste<strong>de</strong>n. Deze ontwikkeling leid<strong>de</strong> tot een schok op<br />

<strong>de</strong> lokale markt: <strong>de</strong> aanvankelijk goed verkopen<strong>de</strong> lokale gruitbieren wer<strong>de</strong>n vanaf<br />

het twee<strong>de</strong> kwart van <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw weggeconcurreerd en <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke belastinginkomsten<br />

op <strong>de</strong> gruit daal<strong>de</strong>n sterk. In 13<strong>21</strong> wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> eerste restricties op<br />

<strong>de</strong> import van hopbier gezet en <strong>de</strong> Hollandse graaf voer<strong>de</strong> een hopbiertax in. Ook<br />

<strong>de</strong> import van hop zelf werd belast. 58 In 1376 was in Hamburg 43% van <strong>de</strong> werken<strong>de</strong><br />

bevolking betrokken bij <strong>de</strong> bierproductie, han<strong>de</strong>l en export. Ongeveer 126<br />

brouwerijen in Hamburg brouw<strong>de</strong>n bier specifiek bestemd <strong>voor</strong> Amsterdam, 55<br />

richtten zich op Stavoren. 59 Al in het twee<strong>de</strong> kwart van <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw werd het<br />

Hamburgse bier vanuit Amsterdam naar Deventer gevaren. 60 De productie van <strong>de</strong><br />

Noord-Duitse ste<strong>de</strong>n was enorm: tussen 1350 en 1400 werd er in Hamburg 25<br />

miljoen liter per jaar gebrouwen; in Wismar jaarlijks gemid<strong>de</strong>ld 17 miljoen liter; in<br />

Lübeck 10 miljoen liter per jaar en in Dantzig 25 miljoen liter. 61<br />

Het verlies aan marktaan<strong>de</strong>el van het lokale gruitbier bracht <strong>de</strong> locale bierproducenten<br />

in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw ertoe zelf hopbier te gaan brouwen en innovatie in hun<br />

bedrijven door te voeren. Hier<strong>voor</strong> dien<strong>de</strong>n zaken als <strong>de</strong> toelevering van grondstoffen<br />

opnieuw te wor<strong>de</strong>n opgezet. Deze innovatie in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke brouwerijen leid<strong>de</strong><br />

op termijn tot een volledige procesbeheersing van het brouwen van hopbier. De ste<strong>de</strong>n<br />

in <strong>de</strong> Lage Lan<strong>de</strong>n had<strong>de</strong>n 20 tot 40 jaar nodig <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze ontwikkeling. In <strong>de</strong><br />

15 <strong>de</strong> eeuw bleek <strong>de</strong> smaak van het hopbier uit <strong>de</strong> Lage Lan<strong>de</strong>n beter dan dat uit <strong>de</strong><br />

Noord-Duitse ste<strong>de</strong>n. De inkomsten uit <strong>de</strong> belasting op gruit daal<strong>de</strong>n gelei<strong>de</strong>lijk, terwijl<br />

<strong>de</strong> inkomsten uit hopbier langzaam stegen. Voor Deventer zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> 40 jaren<br />

tussen 1351-1393 <strong>de</strong> inkomsten, weergegeven in groten, bekend (gruit: hop): 768 G:2<br />

G in 1352; 1276 G : 36 G in 1357; 1069 G:1<strong>21</strong>6 G in 1369; 434 G:340 G in 1393. 62<br />

De lokale producenten bleken in staat om gelijkwaardige of betere producten op<br />

een goedkopere wijze te vervaardigen. 63 In <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw had<strong>de</strong>n sommige ste<strong>de</strong>n<br />

58 Unger, 1992, 286-287.<br />

59 Unger, 1992, 286.<br />

60 Unger, 2001, 32.<br />

61 Unger, 2001, 81-82.<br />

62 Doorman, 1955, 94, bijlage 5. De bovenstaan<strong>de</strong> cijfers zijn een selectie. G = Grote (munteenheid).<br />

63 Unger, 1992, 281.<br />

109


110<br />

grote aantallen brouwerijen binnen hun <strong>stad</strong>smuren. Haarlem had in <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw 50<br />

brouwerijen, Amersfoort had rond 1400, 350 brouwerijen en Gouda had in 1480,<br />

350 brouwerijen met een gezamenlijke productie 44 miljoen liter. 64 Tussen <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong><br />

en 17 <strong>de</strong> eeuw veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong> capaciteit van <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke brouwerijen in <strong>de</strong> Lage<br />

Lan<strong>de</strong>n. De capaciteit per brouwerij steeg, het aantal brouwerijen daal<strong>de</strong>, <strong>de</strong> brouwketels<br />

wer<strong>de</strong>n steeds groter en het aantal ‘brouwen’ per week steeg. 65 In <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong><br />

eeuw, toen <strong>de</strong> brouwerij nog sterk een huisnijverheid was, nam het hele gezin <strong>de</strong>el<br />

aan het brouwproces. Vrouwen <strong>de</strong><strong>de</strong>n veelal het zware werk als het roeren van <strong>de</strong><br />

brouwsels en kin<strong>de</strong>ren zorg<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het vuur. In <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw kregen <strong>de</strong> vrouwen<br />

in <strong>de</strong> brouwerij meer <strong>de</strong> administratieve taken, maar bezaten ook eigen brouwhuizen<br />

als zelfstandige brouwers. Ook namen zij regelmatig <strong>de</strong> brouwerij over als<br />

hun echtgenoot, <strong>de</strong> brouwer, was overle<strong>de</strong>n. De 17 <strong>de</strong> -eeuwse gil<strong>de</strong>regels maakten<br />

het <strong>voor</strong> vrouwen echter steeds moeilijker om in het brouwwezen actief te blijven.<br />

66 De huisnijverheid had zich in <strong>de</strong> Lage Lan<strong>de</strong>n, en ook in Deventer geëvolueerd<br />

tot een vroege industrie. Van importgebied wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> Lage Lan<strong>de</strong>n exporteur<br />

van hopbier naar Vlaan<strong>de</strong>ren en Brabant. Overijssel en ook Deventer wer<strong>de</strong>n<br />

<strong>voor</strong>zien door Hollands bier. 67<br />

6.9 Veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> smaak, veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> materiële cultuur?<br />

Archeologisch gezien is een veran<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> drinkcultuur in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw<br />

nauwelijks aan te tonen. Het grootste <strong>de</strong>el van het drinkgerei bestond in <strong>de</strong> 12 <strong>de</strong> -<br />

14 <strong>de</strong> eeuw uit hout en ontbreekt, een uitzon<strong>de</strong>ring daargelaten, in het vondstenspectrum.<br />

De vele protosteengoed, bijna-steengoed en steengoed kannen zijn <strong>voor</strong><br />

het drinken van bier gebruikt. Een toe- of afname van het gebruik van <strong>de</strong>ze kannen<br />

is nog niet on<strong>de</strong>rzocht. De hoeveelheid importkeramiek en specifiek <strong>de</strong> hoeveelheid<br />

bierkannen was tot <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw zeer groot. Inci<strong>de</strong>nteel zijn hele han<strong>de</strong>lspartijen<br />

van protosteengoed kannen aangetroffen. Een vondst van 52 protosteengoed kannen<br />

en drie bekers van protosteengoed, samen met 46 grote aar<strong>de</strong>werken kookpotten,<br />

duid<strong>de</strong> erop dat ten tij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> <strong>stad</strong>sbrand van 1235 in sommige huizen grote<br />

hoeveelhe<strong>de</strong>n keramiek aanwezig waren. 68 Of het hier, in één van <strong>de</strong> rijkere tufsteen<br />

huizen aan <strong>de</strong> Polstraat, om een normale huishou<strong>de</strong>lijke hoeveelheid, een han<strong>de</strong>lspartij<br />

of een kroeginventaris ging, werd niet dui<strong>de</strong>lijk. In <strong>de</strong> boe<strong>de</strong>linventarissen<br />

wer<strong>de</strong>n kannen van keramiek niet specifiek genoemd, in tegenstelling tot tinnen<br />

kannen, die al in <strong>de</strong> vroegste 15 <strong>de</strong> -eeuwse boe<strong>de</strong>ls <strong>voor</strong>komen. De Deventernaar<br />

Rynkens ter Lyn<strong>de</strong> bezat in 1455 15 quartekannen, 7 mengelkannen en 1 pintkan.<br />

Goudsmid Kersteken bezat in 1476 2 takekannen, 12 quartekannen, 7 mengelkannen,<br />

2 pintkannen en 6 halve pintkannen. 69 De hoeveelheid glaswerk om wijn, laat<br />

staan bier te drinken, is in <strong>de</strong> 13 <strong>de</strong> -15 <strong>de</strong> eeuw zeer gering. De in Deventer in <strong>de</strong><br />

bo<strong>de</strong>m teruggevon<strong>de</strong>n glazen zijn veelal bedoeld <strong>voor</strong> het drinken van wijn. Op basis<br />

van <strong>de</strong> hoeveelheid tinnen <strong>voor</strong>werpen mag het bezit van vaatwerk om bier te<br />

drinken in <strong>de</strong> bovenste lagen van <strong>de</strong> bevolking dan zeker ook groot wor<strong>de</strong>n genoemd.<br />

Historisch werd bevestigd, dat in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> en 15 <strong>de</strong> eeuw in rijkere huishou<strong>de</strong>ns<br />

meer hopbier dan wijn werd gekocht en gedronken. 70 Bier bleek in <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> -<br />

15 <strong>de</strong> eeuw gewaar<strong>de</strong>erd te wor<strong>de</strong>n door alle lagen van <strong>de</strong> bevolking. Mensen dronken<br />

bier thuis of in <strong>de</strong> tapperij. Ook hier was <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring van gruit naar hopbier<br />

historisch waar te nemen. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> Sint Jansmarkt van 1380 mochten alleen Deventer<br />

tappers Hamburgs bier op <strong>de</strong> jaarmarkt tappen, tappers uit an<strong>de</strong>re ste<strong>de</strong>n<br />

wer<strong>de</strong>n geweerd. In <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1383-95 werd specifieke belasting op het tappen van<br />

‘Hamburger bier’ geheven, wat aanduidt dat binnen of buiten <strong>de</strong> <strong>stad</strong> gebrouwen<br />

hopbier, belastingmatig interessant genoeg was <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lokale overheid. 71<br />

64 Unger, 1992, 292.<br />

65 Unger, 1992, 310.<br />

66 Unger, 2001, 159-161.<br />

67 Unger, 2001, 57.<br />

68 <strong>Bartels</strong>, 1994, 139, 146.<br />

69 Dubbe, 2005, 8.<br />

70 Unger, 1992, 286.<br />

71 Ben<strong>de</strong>rs, 2004, 266-267.


6.10 Productieafval, veevoer en mest<br />

Afb. 6.13<br />

Schematische weergave van <strong>de</strong> Deventer hop-bier cyclus.<br />

Leid<strong>de</strong> het afval van <strong>de</strong> ambachtelijke brouwindustrie in Deventer tot milieutechnische<br />

problemen? De brouwerijen produceer<strong>de</strong>n behalve bier ook bierborstel, een<br />

afvalproduct van het brouwproces bestaan<strong>de</strong> uit vliesjes van <strong>de</strong> gerstemout na <strong>de</strong><br />

fermentatie. De borstel werd opgevangen door <strong>de</strong> vloeistof uit <strong>de</strong> werkkuip weg te<br />

laten lopen en <strong>de</strong> borstel uit te zeven. In <strong>de</strong> werkkuip waarin <strong>de</strong> gerstemout zat,<br />

bevond zich on<strong>de</strong>rin een geperforeer<strong>de</strong> losse houten bo<strong>de</strong>m met daarop een laag<br />

stro. Deze ‘gatenplancke’ werd in 1414 ook in het Deventer gruithuis gebruikt. 72 De<br />

bierborstel werd veelal vermengd met hooi of kuilgras en in <strong>de</strong> winter als krachtvoer<br />

aan varkens, koeien en stieren gevoerd. Tegenwoordig dient bierborstel nog<br />

steeds als krachtvoer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> veestapel. 73 Van <strong>de</strong> vaste stof die in het proces te<br />

pas kwam, bleef 26% over als bierborstel, 2,5% als biergist en 2,5% als afvalbier dat<br />

niet <strong>voor</strong> <strong>de</strong> consumptie geschikt was. Uit <strong>de</strong> boe<strong>de</strong>linventarissen van <strong>de</strong> Deventer<br />

brouwers werd als dui<strong>de</strong>lijk, dat in of zeer nabij <strong>de</strong> brouwerij door <strong>de</strong> brouwer<br />

varkens wer<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n. Tot in <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw was het hou<strong>de</strong>n van varkens in <strong>de</strong><br />

<strong>stad</strong> een groot probleem. 74 De bierproductie in <strong>de</strong> <strong>stad</strong> leid<strong>de</strong> tot het creatief<br />

omgaan met afval. Net zoals vele Deventer huishou<strong>de</strong>ns had<strong>de</strong>n ook <strong>de</strong> brouwers<br />

eigen vee achter of on<strong>de</strong>r het huis en in <strong>de</strong> <strong>stad</strong>swei<strong>de</strong>n. Dit vee werd vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

gevoerd met krachtvoer in <strong>de</strong> vorm van bierborstel. Bierproductie werd een garantie<br />

<strong>voor</strong> het succesvol vetmesten van vee of een verzekering dat <strong>de</strong> veestapel <strong>de</strong><br />

winter doorkwam. Mogelijk lever<strong>de</strong>n <strong>de</strong> brouwers hun bierborstel ook aan <strong>de</strong> Deventer<br />

<strong>stad</strong>sboeren: <strong>de</strong> ‘wortelboeren’.<br />

6.11 De Deventer hop-bier cyclus<br />

Het aantal brouwerijen, hun bedrijfsomvang en bierproductie in het laatmid<strong>de</strong>leeuwse<br />

Deventer zijn historisch gezien nog niet voldoen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzocht. Uit <strong>de</strong><br />

72 Doorman, 1955, 57. Dit stro heet kuipstro. In plaats van stro wer<strong>de</strong>n ook boekweitdoppen of zemelen gebruikt.<br />

73 Na het uitbreken van <strong>de</strong> gekke koeienziekte en <strong>de</strong> grootschalige varkenspest in Noordwest-Europa in 2002, zijn veevoerbedrijven<br />

net als in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen weer overgegaan tot het gebruik van bierborstel als veilig krachtvoer en wordt dit<br />

betrokken bij <strong>de</strong> brouwerijen.<br />

74 In <strong>de</strong> ordonnantie 15-11-1771 door burgemeesters, schepenen en ra<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r <strong>stad</strong> Deventer werd vermeld dat ‘varkens<br />

alleen in achterstraten en alleen met toestemming van <strong>de</strong> heren reynmakers’ mochten wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n.<br />

111


112<br />

historische bronnen zijn in grote diversiteit gegevens te<strong>voor</strong>schijn gekomen, die<br />

sterk dui<strong>de</strong>n op een veran<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> bierproductie en bierconsumptie in <strong>de</strong><br />

13 <strong>de</strong> -15 <strong>de</strong> eeuw. Gezien <strong>de</strong> grote hoeveelheid gevon<strong>de</strong>n ovens in an<strong>de</strong>re Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

ste<strong>de</strong>n van ongeveer gelijke omvang, zoals Arnhem en Amersfoort, mag<br />

ervan wor<strong>de</strong>n uitgegaan dat elke <strong>stad</strong>, ook al was <strong>de</strong> bierproductie niet op export<br />

gericht, zeker over enkele tientallen brouwerijen beschikte die gelijktijdig operationeel<br />

waren.<br />

In Deventer waren <strong>de</strong> brouwerijen, net als <strong>de</strong> bakkers, mogelijk ver<strong>de</strong>eld over <strong>de</strong><br />

hele <strong>stad</strong> en niet in één wijk geconcentreerd. Archeologisch zijn van <strong>de</strong> brouwerijen<br />

alleen inci<strong>de</strong>nteel resten in situ te vin<strong>de</strong>n. De vormtypologie van ovens en fornuizen<br />

heeft slechts in beperkte mate met <strong>de</strong> functie te maken. 75 De indirecte archeologische<br />

bronnen, in samenhang met boe<strong>de</strong>linventarissen en historische vermeldingen,<br />

brengen echter een levendig beeld van een veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke- en<br />

plattelandsmaatschappij. In combinatie met an<strong>de</strong>re bronnen was <strong>de</strong>ze ontwikkeling<br />

van <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke economie, <strong>de</strong> smaak en <strong>de</strong> ontwikkeling van het bierbrouwerambacht<br />

wel waar te nemen. Hygiëne in <strong>de</strong> <strong>stad</strong>, ste<strong>de</strong>lijke organisatie van <strong>de</strong> afvalverwerking<br />

en algemene veran<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> consumptie, vormen samen met <strong>de</strong> stijging<br />

van het bevolkingsaantal en <strong>de</strong> vergroting van <strong>de</strong> agrarische productie, één grote<br />

cyclus waarvan het bier brouwen, het bier drinken en <strong>de</strong> teelt van hop slechts een<br />

on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el is (afb. 6.13). 76<br />

75 Van <strong>de</strong> Venne, 2005, 63-65. Zij on<strong>de</strong>rscheidt hier op basis van 93 geïnventariseer<strong>de</strong> laatmid<strong>de</strong>leeuwse ste<strong>de</strong>lijke ovens acht<br />

types, waarvan <strong>de</strong> meeste zich lenen <strong>voor</strong> het plaatsen van een brouwketel. Zie <strong>voor</strong> inventarisaties van vergelijkbare ovens<br />

in Duitsland: Röber, 2002.<br />

76 Een eer<strong>de</strong>re versie van dit hoofdstuk is als artikel verschenen: <strong>Bartels</strong>, 2006B.


7.CONCLUSIE · BART VERMEULEN<br />

7.1 Inleiding<br />

Het is uitzon<strong>de</strong>rlijk, dat <strong>de</strong> bewonings- en gebruiksgeschie<strong>de</strong>nis van een op het<br />

eerste gezicht marginaal gebied zoals <strong>de</strong> Rielerenk integraal is on<strong>de</strong>rzocht.<br />

Het proefsleuvenon<strong>de</strong>rzoek toon<strong>de</strong> al aan, dat het gebied zeker niet leeg was en<br />

vanaf <strong>de</strong> prehistorie tot he<strong>de</strong>n een belangrijk <strong>de</strong>el uitmaakte van <strong>de</strong> voedseleconomie.<br />

Het <strong>de</strong>finitief on<strong>de</strong>rzoek heeft een schat aan gegevens over <strong>de</strong> ontwikkeling<br />

van het cultuurlandschap op van nature <strong>voor</strong> akkerbouw ongeschikte locaties<br />

opgeleverd. Methodisch heeft het on<strong>de</strong>rzoek aangetoond, dat gebie<strong>de</strong>n die, bij<strong>voor</strong>beeld<br />

na boringen, archeologisch leeg lijken dat niet hoeven te zijn. De resultaten<br />

van het on<strong>de</strong>rzoek geven aan, dat het belangrijk en zinvol is om ook informatie<br />

buiten ne<strong>de</strong>rzettingskernen te verzamelen.<br />

7.2 Het landschap van <strong>de</strong> Rielerenk: Van laag en nat naar hoog en droog<br />

Het natuurlijk landschap on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Rielerenk ken<strong>de</strong> grote verschillen in hoogte en<br />

daarmee in vochtigheid. Er was geen sprake van een aaneengesloten <strong>de</strong>kzandrug,<br />

maar van verschillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>kzandhoogten, die van elkaar geschei<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n door<br />

<strong>de</strong>kzandlaagten. De basis van het landschap op <strong>de</strong> Rielerenk wordt gevormd door<br />

een vlakke lemige laag Oud Dekzand, die slecht water doorlaat. Deze zandlaag is tij<strong>de</strong>ns<br />

<strong>de</strong> Weichselien-ijstijd afgezet door smeltwaterstromen. Over het Ou<strong>de</strong> Dekzand<br />

ligt het fijnere Jonge Dekzand, dat door windafzetting is ontstaan. Dit kenmerkt<br />

zich door relatief grote hoogteverschillen over kleine afstand. Dit Jonge<br />

Dekzand gaf het natuurlijk landschap zijn <strong>de</strong>finitieve vorm en oorspronkelijke reliëf.<br />

De ondoorlatendheid van het ou<strong>de</strong> <strong>de</strong>kzand zorg<strong>de</strong> er<strong>voor</strong>, dat het water over <strong>de</strong>ze<br />

afzetting afstroom<strong>de</strong> naar <strong>de</strong> lager gelegen <strong>de</strong>len van het gebied, die daardoor extra<br />

drassig wer<strong>de</strong>n. Hierdoor ontston<strong>de</strong>n er veenlagen en op sommige plaatsen vennetjes.<br />

De laatste twee van <strong>de</strong>ze vennetjes wer<strong>de</strong>n pas in <strong>de</strong> 20 ste eeuw ge<strong>de</strong>mpt.<br />

De kenmerken<strong>de</strong> landschappelijke elementen op <strong>de</strong> Rielerenk zijn <strong>de</strong>kzandruggen<br />

en <strong>de</strong>kzandlaagten. Op <strong>de</strong> <strong>de</strong>kzandruggen stond oorspronkelijk bos dat afhankelijk<br />

van <strong>de</strong> hoogteligging een an<strong>de</strong>re samenstelling ken<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> <strong>de</strong>kzandlaagten was het<br />

pakket Jong Dekzand dun of ontbrak het zelfs volledig. Op het lemige Ou<strong>de</strong> Dekzand<br />

stagneer<strong>de</strong> het water en zijn moerige, bijna venige bo<strong>de</strong>ms ontstaan. Op <strong>de</strong>ze<br />

natte bo<strong>de</strong>ms ston<strong>de</strong>n zogenaam<strong>de</strong> broekbossen met elzen en berken.<br />

Vanaf <strong>de</strong> late prehistorie werd dit door bossen gedomineer<strong>de</strong> landschap omgevormd<br />

tot een zogenaamd parklandschap. Dit bestond uit bossen met daartussen<br />

open ruimten, die als ne<strong>de</strong>rzettingsareaal en akkerbouwgebied in gebruik waren.<br />

Voor <strong>de</strong> Rielerenk zijn uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> geen akkers aanwijsbaar. Vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

ontwikkel<strong>de</strong> het bosgebied zich gelei<strong>de</strong>lijk tot hei<strong>de</strong> en grasland, waar in <strong>de</strong> lagere<br />

<strong>de</strong>len geen hei<strong>de</strong> maar gras en zegge groei<strong>de</strong>n. Deze gebie<strong>de</strong>n waren als gemeenschappelijke<br />

wei<strong>de</strong>grond in gebruik. Vanaf <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen wer<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> natuurlijke<br />

bo<strong>de</strong>ms ophogingslagen bestaan<strong>de</strong> uit meststoffen en grond opgebracht.<br />

Op <strong>de</strong>ze wijze is op <strong>de</strong> natuurlijke on<strong>de</strong>rgrond een cultuur<strong>de</strong>k ontstaan. Omdat op<br />

<strong>de</strong> lagere <strong>de</strong>len meer grond werd opgebracht dan op <strong>de</strong> hogere <strong>de</strong>len, is het natuurlijk<br />

reliëf gelei<strong>de</strong>lijk afgevlakt. Dit effect werd nog ver<strong>de</strong>r verstrekt door <strong>de</strong><br />

ruilverkaveling en daaropvolgen<strong>de</strong> mechanische egalisaties van het gebied.<br />

7.CONCLUSIE<br />

113


114<br />

7.3 De prehistorie: Aan <strong>de</strong> periferie van het cultuurlandschap<br />

In <strong>de</strong> steentijd ken<strong>de</strong> <strong>de</strong> Rielerenk nog een door bossen gedomineerd landschap.<br />

Dit landschap op <strong>de</strong> overgang van lage naar hoge gron<strong>de</strong>n ken<strong>de</strong> een grote biodiversiteit<br />

en was dan ook bij uitstek geschikt om te foerageren. In dit licht moet<br />

ook <strong>de</strong> steentijd vondsten van <strong>de</strong> Rielerenk gezien wor<strong>de</strong>n. Uit <strong>de</strong> steentijd dateren<br />

slechts twee vuursteenfragmenten met bewerkingsporen. Het eerste fragment is<br />

een afslag, die met <strong>de</strong> productie van vuurstenen <strong>voor</strong>werpen in verband kon wor<strong>de</strong>n<br />

gebracht.<br />

In het twee<strong>de</strong> geval gaat om een kleine kling, die oorspronkelijk geschacht is geweest<br />

in een stuk gereedschap met een benen of houten steel. De kling is te dateren<br />

in het laat paleolithicum of het mesolithicum. Omdat geen van <strong>de</strong> vondsten<br />

uit een spoor afkomstig is, kunnen ze niet wor<strong>de</strong>n gebruikt om bewoning ter plaatse<br />

aan te tonen.<br />

Tot slot is aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied een vermoe<strong>de</strong>lijke haardkuil<br />

uit het laat mesolithicum opgegraven. Waarschijnlijk valt <strong>de</strong>ze kuil met <strong>de</strong> activiteiten<br />

van jagers-verzamelaars in verband <strong>de</strong> brengen.<br />

Net ten zui<strong>de</strong>n van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied werd in 1998 een cluster kuilen uit <strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>n bronstijd aangetroffen. Op basis van het aar<strong>de</strong>werk vallen <strong>de</strong>ze sporen<br />

tussen 1500 en 1100 <strong>voor</strong> Chr. te dateren. In het uiterste zui<strong>de</strong>n van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied<br />

bevon<strong>de</strong>n zich slechts enkele kuilen uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong>. Het erf lag<br />

mogelijk aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Nico Bolkesteinlaan op <strong>de</strong> hogere <strong>de</strong>kzandrug.<br />

Het is echter niet uitgesloten, dat <strong>de</strong> kuilen een soort bronstijd variant op het<br />

extractiekamp vormen. Uit <strong>de</strong> ijzertijd dateert een kleine spieker op een <strong>de</strong>kzandkopje<br />

in het zuidwesten van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied. Op basis van het aar<strong>de</strong>werk kan<br />

<strong>de</strong> spieker tussen 800 en 12 <strong>voor</strong> Chr. wor<strong>de</strong>n gedateerd. De spieker stond geïsoleerd<br />

te mid<strong>de</strong>n van een laag en nat gebied. Het bijbehoren<strong>de</strong> boerenerf moet op<br />

<strong>de</strong> hogere gron<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Nico Bolkesteinlaan of aan <strong>de</strong> overzij<strong>de</strong><br />

van het Mensinkdijkje wor<strong>de</strong>n gezocht. Uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> dateert eveneens een<br />

afvalkuil, die 200 m naar het zuidwesten op een natuurlijke hoogte lag. Deze kuil<br />

bevatte een schat aan aar<strong>de</strong>werk uit <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> tussen 350 en 100 <strong>voor</strong> Chr.<br />

Aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied wer<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> proefsleuven geen sporen<br />

uit <strong>de</strong> late prehistorie aangetroffen, maar kwamen wel tientallen scherven aan het<br />

licht. Mogelijk hebben hier in <strong>de</strong> late prehistorie al enkele akkers gelegen. Van <strong>de</strong><br />

laat prehistorische akkerlaag, die on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Nico Bolkesteinlaan is aangetroffen, ontbrak<br />

echter ie<strong>de</strong>r spoor. Uit <strong>de</strong> Romeinse tijd dateert alleen een losse muntvondst,<br />

die vermoe<strong>de</strong>lijk met aangevoer<strong>de</strong> grond of <strong>stad</strong>safval op <strong>de</strong> Rielerenk terecht is<br />

gekomen.<br />

7.4 De mid<strong>de</strong>leeuwen: Opname in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke voedseleconomie<br />

Geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> vroege mid<strong>de</strong>leeuwen zijn archeologisch geen activiteiten waarneembaar.<br />

Mogelijk is het gebied als gemeenschappelijke grond in gebruik gebleven,<br />

maar het is ook niet uitgesloten dat (een <strong>de</strong>el van) het bos zich heeft geregenereerd.<br />

De oudste sloten en sporen lagen ook in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong><br />

van het on<strong>de</strong>rzoeksgebied. Ze dateren uit <strong>de</strong> 12 <strong>de</strong> of 13 <strong>de</strong> eeuw. Vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

is het gebied vanaf <strong>de</strong>ze zij<strong>de</strong> opnieuw in gebruik genomen en ontgonnen. Vanaf <strong>de</strong><br />

14 <strong>de</strong> eeuw zijn <strong>de</strong> erven Mensink en Warmboldink historisch overgeleverd. Bei<strong>de</strong><br />

erven waren bisschoppelijke boer<strong>de</strong>rijen, die on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Hof Colmschate vielen. Van<br />

het mid<strong>de</strong>leeuwse Warmboldink zijn alleen enkele spiekers en wat sloten terug-


gevon<strong>de</strong>n. De resten van het hoofdgebouw zijn waarschijnlijk verstoord bij latere<br />

bouw- en sloopwerkzaamhe<strong>de</strong>n op dit erf. Van het mid<strong>de</strong>leeuwse Mensink zijn alleen<br />

enkele sloten en losse paalgaten teruggevon<strong>de</strong>n. Het hoofdgebouw lag vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> van het Mensinkdijkje, net buiten het on<strong>de</strong>rzoeksgebied.<br />

Uit <strong>de</strong> late mid<strong>de</strong>leeuwen dateert ook het omgrachte perceel ten westen van het erf<br />

Mensink. De structuur wordt geïnterpreteerd als een veekraal uit <strong>de</strong> beginperio<strong>de</strong><br />

van <strong>de</strong> ontginning van <strong>de</strong> Rielerenk, toen een groot <strong>de</strong>el van het terrein nog als wei<strong>de</strong>land<br />

in gebruik was. Om <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong> veekraal lag een stelsel van sloten, dat<br />

waarschijnlijk gediend heeft om het gebied te ontwateren. Aan <strong>de</strong> oostzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong><br />

Ou<strong>de</strong> Rielerweg wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> resten van een hopplantage uit <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> tussen 1350<br />

en 1450 aangetroffen. Naast <strong>de</strong> hopplantage lagen een tweetal spiekers.<br />

In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> daarop volgen<strong>de</strong> eeuwen werd het gebied opgehoogd met <strong>stad</strong>sdrek<br />

en grond van el<strong>de</strong>rs. Het es<strong>de</strong>k was hier vrij donker en ken<strong>de</strong> een grote organische<br />

component. Een grijze plaggenlaag, die el<strong>de</strong>rs vaak wordt aangetroffen, ontbrak<br />

hier. Toch moet naast <strong>stad</strong>sdrek ook an<strong>de</strong>re grond zijn opgebracht om akkergrond<br />

van goe<strong>de</strong> kwaliteit te verkrijgen. Door <strong>de</strong> metalen <strong>voor</strong>werpen uit <strong>de</strong>ze<br />

<strong>stad</strong>sdrek valt <strong>de</strong> ophoging van <strong>de</strong> Rielerenk goed te dateren. De eerste grotere<br />

hoeveelhe<strong>de</strong>n vondsten dateren uit <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> en 16 <strong>de</strong> eeuw. De grootste hoeveelheid<br />

metaalvondsten dateert uit <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw. Mogelijk hangt <strong>de</strong>ze toename van <strong>de</strong><br />

hoeveelheid opgebrachte <strong>stad</strong>sdrek samen met politieke veran<strong>de</strong>ringen. Vanaf 1568<br />

viel <strong>de</strong> Rielerenk direct on<strong>de</strong>r ste<strong>de</strong>lijk bestuur en moest ook pacht aan <strong>de</strong> <strong>stad</strong><br />

wor<strong>de</strong>n afgedragen. Vermoe<strong>de</strong>lijk is in <strong>de</strong> grootschalige ophogingen op <strong>de</strong> Rielerenk<br />

<strong>de</strong> hand van het <strong>stad</strong>sbestuur te herkennen. De erven Mensink en Warmboldink<br />

bleven <strong>de</strong> enige twee erven op <strong>de</strong> Rielerenk. Van het erf Mensink uit <strong>de</strong> nieuwe tijd<br />

wer<strong>de</strong>n een erfgreppel en een schaapskooi gedocumenteerd. Van het erf Warmboldink<br />

zijn uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> meer resten aangetroffen. Naast sloten en hekken<br />

kon<strong>de</strong>n een zandstenen waterput en twee kleine fragmenten van bakstenen gebouwen<br />

op het erf wor<strong>de</strong>n aangetoond.<br />

7.5 Besluit<br />

De Rielerenk is door zijn natuurlijke on<strong>de</strong>rgrond geen klassieke es. Deze liggen doorgaans<br />

op grotere en hogere aaneengesloten <strong>de</strong>kzandruggen. Hier was sprake van<br />

kleine relatief lage <strong>de</strong>kzandafzettingen, waardoor veel meer grond moest wor<strong>de</strong>n<br />

opgebracht. Het is vermoe<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> nabijheid van <strong>de</strong> <strong>stad</strong> en <strong>de</strong> behoefte aan landbouwproducten,<br />

die <strong>de</strong> ontginning en ophoging van <strong>de</strong> Rielerenk op gang brachten.<br />

Integraal on<strong>de</strong>rzoek van het gehele gebied geeft een doorlopend beeld van <strong>de</strong> ingebruikname<br />

van <strong>de</strong> Rielerenk. Het zijn niet zo zeer <strong>de</strong> individuele vindplaatsen, die<br />

spectaculair zijn, maar <strong>voor</strong>al het totaalbeeld. Dit geeft een vrijwel volledig beeld<br />

van <strong>de</strong> ontwikkeling van een oorspronkelijk marginaal gebied naar een gebied dat<br />

volledig was opgenomen in <strong>de</strong> voedseleconomie van <strong>de</strong> <strong>stad</strong>. Ver<strong>de</strong>r gaf het on<strong>de</strong>rzoek<br />

veel inzicht in <strong>de</strong> relatie <strong>stad</strong> platteland.<br />

Dit kan goed wor<strong>de</strong>n geïllustreerd aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> Deventer hop-bier cyclus. De<br />

mid<strong>de</strong>leeuwse <strong>stad</strong>sbewoner dronk bij gebrek aan schoon drinkwater <strong>voor</strong>namelijk<br />

bier. Bij <strong>de</strong> productie van dit bier hield men biologisch afval, zoals bierborstel, over<br />

dat kon wor<strong>de</strong>n gebruikt als varkensvoer. De varkens lever<strong>de</strong>n naast vlees een grote<br />

hoeveelheid mest. Deze mest werd verzameld en gebruikt om <strong>de</strong> lan<strong>de</strong>rijen rond <strong>de</strong><br />

<strong>stad</strong> te bemesten. Op <strong>de</strong> akkers lever<strong>de</strong> <strong>de</strong> aangevoer<strong>de</strong> mest voeding <strong>voor</strong> gewassen<br />

zoals hop en granen.<br />

115


116<br />

Hieruit werd weer bier gebrouwen waarmee <strong>de</strong> cirkel rond is. De cirkel is rond,<br />

maar het verhaal is nog niet af. Indirect heeft <strong>de</strong>ze cirkel allerlei relaties met an<strong>de</strong>re<br />

economische gebie<strong>de</strong>n. Het bier moest verkocht wor<strong>de</strong>n en was een belangrijk han<strong>de</strong>lsproduct.<br />

Varkensvlees bracht slagers in het spel. De wagens, die gebruikt wer<strong>de</strong>n<br />

<strong>voor</strong> het vervoer van <strong>de</strong> mest, moesten gemaakt wor<strong>de</strong>n en brachten ambachtslie<strong>de</strong>n<br />

ten tonele. Het verbouwen van hop was een arbeidsintensieve en specialistische<br />

vorm van landbouw. Het aspect landbouw binnen <strong>de</strong> economische cirkel<br />

wordt zel<strong>de</strong>n teruggevon<strong>de</strong>n. Om het systeem draaien<strong>de</strong> hou<strong>de</strong>n was boven <strong>de</strong>ze<br />

economische cirkel een belangrijke rol weggelegd <strong>voor</strong> bestuur<strong>de</strong>rs, die regels opstel<strong>de</strong>n<br />

en het proces organiseer<strong>de</strong>n. De relatie tussen <strong>stad</strong> en land was <strong>de</strong> motor<br />

achter het systeem. In een wisselwerking zorg<strong>de</strong> het lan<strong>de</strong>lijke gebied <strong>voor</strong> grondstoffen<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>stad</strong> en <strong>de</strong> <strong>stad</strong> <strong>voor</strong>zag het buitengebied van gebruiks<strong>voor</strong>werpen,<br />

gereedschappen en niet te vergeten mest. Een vruchtbare samenwerking.<br />

Afb. 7.1<br />

Mo<strong>de</strong>l van <strong>de</strong> nieuwbouw van het Deventer Ziekenhuis op <strong>de</strong> Rielerenk.


BRONNEN & LITERATUUR<br />

HISTORISCHE BRONNEN<br />

-Cont. Zaken Stadsarchief Deventer (SAD), RAC 1 239.<br />

-Deventer Dagblad, 31-5-1951.<br />

-In<strong>de</strong>x op <strong>de</strong> erven, caterste<strong>de</strong>n en losse lan<strong>de</strong>n van het Groot Capittel, Kleine<br />

Capittel, Convent van Diepenveen, Mr.Geerts en Busques Cloosteren en Amptmanie<br />

van Colmschate, SAD Franse tijd, nr.351.<br />

-Notarisakte, SAD 2/99/107 H.W. van Marle te Deventer.<br />

-Regesten van resolutiën van schepenen en ra<strong>de</strong>n 1578-1580, SAD MA1.<br />

-Regesten van resolutiën van schepenen en ra<strong>de</strong>n 1585, SAD MA1.<br />

-Rekeningen Rijke Fratershuis 1592-1596, DA Rep.I, inv.nr. 166c.<br />

-Verpachting van Stadserven 1855, DA 1814-1930, inv. nr. 2395, nr.5.<br />

KAARTEN<br />

-Stichting <strong>voor</strong> Bo<strong>de</strong>mkartering, 1979. Bo<strong>de</strong>mkaart van Ne<strong>de</strong>rland, 33 Oost Apeldoorn.<br />

Wageningen.<br />

-Stichting <strong>voor</strong> Bo<strong>de</strong>mkartering, 1983. Bo<strong>de</strong>mkaart van Ne<strong>de</strong>rland, 27 Oost Heer<strong>de</strong>.<br />

Wageningen.<br />

LITERATUUR<br />

-Abels, B.U., 1983. Die germanische Siedlung und <strong>de</strong>r karolingische Friedhof von<br />

Eggolsheim, Landkreis Forchheim, Oberfranken, in: Das archäologische Jahr in Bayern<br />

1982, 98-99.<br />

-Appels, F.M.J., 2002. Tussen Deventer en Epse, 10.000 jaar bewoningsgeschie<strong>de</strong>nis van<br />

het plangebied Epse-Noord, Deventer.<br />

-Aumann, S., 1998. Und die wird gar weit geführet. Die Geschiechte <strong>de</strong>s Einbecker Bieres,<br />

Ol<strong>de</strong>nburg.<br />

-<strong>Bartels</strong>, M.H., 1993. Van huisvuil en huizen in Hasselt, Kampen.<br />

-<strong>Bartels</strong>, M.H., 1994. Pottery remains from a fire in a 13th century stone building in<br />

Deventer, in: H. Clevis & J. Thijssen (red.), Assembled Articles 1: symposium on medieval<br />

and post-medieval ceramics, Nijmegen 2 and 3 September 1993, 153-169.<br />

-<strong>Bartels</strong>, M.H., 1999. Ste<strong>de</strong>n in scherven. Vondsten uit beerputten in Deventer, Dordrecht,<br />

Nijmegen en Tiel (1290-1900), Zwolle.<br />

-<strong>Bartels</strong>, M.H., 2002. Aanvullen<strong>de</strong> Archeologische Inventarisatie Rielerenk, Deventer<br />

(Archeologie Deventer AAI 15), Deventer.<br />

-<strong>Bartels</strong>, M.H., 2006A. De Deventer wal tegen <strong>de</strong> Vikingen. Archeologisch en historisch<br />

on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> vroegmid<strong>de</strong>leeuwse wal en <strong>stad</strong>smuren (850-1900) en een vergelijking<br />

met an<strong>de</strong>re vroegmid<strong>de</strong>leeuwse ne<strong>de</strong>rzettingen (Rapportages Archeologie Deventer<br />

18), Deventer.<br />

-<strong>Bartels</strong>, M.H., 2006B. Hansebier aus Deventer, <strong>de</strong>r räumliche Nie<strong>de</strong>rschlag einer<br />

Verän<strong>de</strong>rung bei <strong>de</strong>r Herstellung eines handwerklichen Produkts, in: M. Schnei<strong>de</strong>r<br />

(red.), Lübecker Kolloquium zur Stadtarchäologie im Hanseraum V, das Handwerk, Lübeck,<br />

135-155.<br />

-<strong>Bartels</strong>, M. & N. Eeltink, 2003. Deventer, Rielerenk (nr. 226), in: Overijssels Erfgoed<br />

2003, 17-20.<br />

-<strong>Bartels</strong>, M.H. & M. Klomp & I. Hermsen, 2001. IJzertijd in <strong>de</strong> Driebergenbuurt. Prehistorische<br />

boeren on<strong>de</strong>r een <strong>voor</strong>oorlogse arbei<strong>de</strong>rswijk (Archeologie in Deventer 4),<br />

BRONNEN & LITERATUUR<br />

117


118<br />

Deventer.<br />

-<strong>Bartels</strong>, M.H. & B. <strong>Vermeulen</strong>, 2005A. Rapport inventariserend veldon<strong>de</strong>rzoek Muggeplein,<br />

Deventer (interne rapportage Archeologie Deventer), Deventer.<br />

-<strong>Bartels</strong>, M.H. & B. <strong>Vermeulen</strong>, 2005B. Archeologische Kroniek Gemeente Deventer<br />

van 1-7-2004 tot 30-6-2005, in: Deventer Jaarboek 2005, 63-81.<br />

-Basing, P., 1990. Industry and crafts, in: P. Basing (red.), Tra<strong>de</strong>s and crafts in Medieval<br />

Manuscripts, London, 60-94.<br />

-Ben<strong>de</strong>rs, J.F., 2004. Bestuursstructuur en schriftcultuur, een analyse van <strong>de</strong> bestuurlijke<br />

verschriftelijking in Deventer tot het eind van <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw, Kampen.<br />

-Berkvens, R., 2004. Sporen van hopteelt aan <strong>de</strong> Steeg in Schijn<strong>de</strong>l, in: Nieuwsbrief<br />

Archeologie Kempen- en Peelland 31, 5-6.<br />

-Beunigen, H.J.E. van, A.M. Kol<strong>de</strong>weij & D. Kicken, 2001. Heilig en Profaan 2, 1200<br />

laatmid<strong>de</strong>leeuwse insignes uit openbare en particuliere collecties (Rotterdam Papers<br />

12), Rotterdam.<br />

-Bieleman, J., 1992. Geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> landbouw in Ne<strong>de</strong>rland 1500-1950, Wageningen.<br />

-Bloemers, J.H.F., 2004. Op weg naar een duurzaam archeologisch-historisch culturlandschap<br />

in 2015?, Amsterdam.<br />

-Bloemers, J.H.F. & M.H. Wijnen (red.), 2001. Bo<strong>de</strong>marchief in Behoud en Ontwikkeling.<br />

De conceptuele grondslagen, 's Gravenhage.<br />

-Buurman, J., 1998. Verkool<strong>de</strong> plantenresten uit <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>n Bronstijd op <strong>de</strong> Rieler Enk te<br />

Deventer (Interne Rapporten Archeobotanie ROB 25), Amersfoort.<br />

-Carmiggelt, A., 1991. Een beeld van een vondst, Haagse archeologische vondsten in particulier<br />

bezit (VOM reeks 4), 's-Gravenhage.<br />

-Demoed, H.B., 1987. Man<strong>de</strong>goed, schan<strong>de</strong>goed. De markever<strong>de</strong>lingen in Oost-Ne<strong>de</strong>rland<br />

in <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> eeuw, Zutphen.<br />

-Doorman, G., 1955. De mid<strong>de</strong>leeuwse brouwerij en <strong>de</strong> gruit, 's-Gravenhage.<br />

-Doorninck, J.I. van, 1887. Camenaarsrekeningen van Deventer 1361-1366, <strong>de</strong>el III, 1 e<br />

helft, Deventer.<br />

-Doorninck, J.I. van, 1888. Camenaarsrekeningen van Deventer, 1337-1347, <strong>de</strong>el I,<br />

Deventer.<br />

-Doorninck, J.I. van, 1889. Camenaarsrekeningen van Deventer, 1367-1372, <strong>de</strong>el III, 2 e<br />

helft, Deventer.<br />

-Doorninck, J.I. van, 1897. Camenaarsrekeningen van Deventer, 1373-1376, <strong>de</strong>el IV,<br />

Deventer.<br />

-Dubbe, B., 2005. Drank en drinken in tin, in: J. Beekhuizen, S. Bracht, B. Dubbe &<br />

Wustenhoff (red.), Van tin gegoten, uit tin genoten, Rotterdam, 6-15.<br />

-Ebbing, H. & V.T. van Vilsteren, 1994. Van gruiters, gruitketels en gruithuizen, over<br />

een typisch mid<strong>de</strong>leeuws fenomeen, in: R.E. Kistemaker & V.T. van Vilstern (red.)<br />

Bier! De geschie<strong>de</strong>nis van een volksdrank, Amsterdam, 20-28.<br />

-Eeltink, N.T.D., 2002. Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek op <strong>de</strong> Rielerenk, fase 1. Tussenrapportage<br />

van het prospectieve archeologische on<strong>de</strong>rzoek op <strong>de</strong> nieuwbouwlocatie van het<br />

Deventer Ziekenhuis (interne rapportage Archeologie Deventer), Deventer.<br />

-Eeltink, N.T.D., 2003. Proefsleuven aan <strong>de</strong> Zweedsestraat: historische en prehistorische<br />

waterwinning. Een aanvullend archeologisch on<strong>de</strong>rzoek bij Colmschate (gemeente Deventer)<br />

(Rapportages Archeologie Deventer 12), Deventer.<br />

-Eeltink, N.T.D., 2004. Psychiatrisch Ziekenhuis Brinkgreven: Een verkennend booron<strong>de</strong>rzoek<br />

(interne rapportage Archeologie Deventer), Deventer.<br />

-Enno van Gel<strong>de</strong>r, H.A., 1973. Gegevens betreffen<strong>de</strong> roerend en onroerend bezit in <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw. Twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>el; industrie, vrije beroepen (Rijks geschiedkundige<br />

publicatiën, grote serie 141), Den Haag.<br />

-Es, W.A. van, 2006. Dr. A.D. Verlin<strong>de</strong>, archeolooog in, <strong>voor</strong> en van Overijssel, in: B.J.


Groenewoudt, R.M. van Heeringen & G.H. Scheepstra (red.), Het Zan<strong>de</strong>ilan<strong>de</strong>nrijk<br />

van Overijssel: bun<strong>de</strong>l verschenen ter gelegenheid van <strong>de</strong> pensionering van A.D. Verlin<strong>de</strong><br />

als archeoloog in, <strong>voor</strong> en van Overijssel (Ne<strong>de</strong>rlandse Archeologische Rapporten 20),<br />

Amersfoort, 11-24.<br />

-Es, W.A. van & A.D. Verlin<strong>de</strong>, 1978. Overijssel in the Roman and early Medieval<br />

times, in: Berichten van <strong>de</strong> Rijksdienst <strong>voor</strong> het Oudheidkundig Bo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek 27, 7-<br />

92.<br />

-Es, W.A. van & W.J.H. Verwers, 1985. Karolingisch draaischijfaar<strong>de</strong>werk uit Deventer,<br />

in: V.T. van Vilsteren & D.J. <strong>de</strong> Vries (red.), Van Beek en Land en Mensenhand. Feestbun<strong>de</strong>l<br />

<strong>voor</strong> R. van Beek bij zijn zeventigste verjaardag, Utrecht, 22-40.<br />

-Fermin, B., in <strong>voor</strong>bereiding. Boer<strong>de</strong>rij Berghege, Zutphen.<br />

-Fermin, B., in <strong>voor</strong>bereiding. Een mid<strong>de</strong>leeuws erf bij 'T Hummel, Zutphen.<br />

-Francke, U., 1993. Fundstellen mit Töpfereiabfällen in Paffrath und Breitscheid, in: Archäologie<br />

im Rheinland 1992, 153-155.<br />

-Frölund, P. & L.I. Larsson, 1997. Skämsta, bostättning och graver I norra Uppland (UV<br />

Uppsala Rapport 67), Uppsala.<br />

-Fruwirth, C., 1888. Hopfenbau und Hopfenbehandlung, Berlijn.<br />

-Gangelen, H. van & S. Ostkamp, 2001. Parallels between Hieronymus Bosch’s<br />

imagery and <strong>de</strong>corated material culture from the period between 1450 and 1525,<br />

in: J. Kol<strong>de</strong>weij, B. Vermet & B. van Kooij (red.), Hieronymus Bosch, new insights into<br />

his life and work, Rotterdam, 153-170.<br />

-Goutbeek, A. & E. Jans, 1988. Hooibergen in Oost-Ne<strong>de</strong>rland, Kampen.<br />

-Graaf, J. <strong>de</strong>, 1948. Overijsselsche Stad-, Dijk- en Markeregten; <strong>de</strong>el 3: Markeregt van<br />

Gooi, Zwolle.<br />

-Groenendijk, H.A., 1987. Mesolithic hearth-pits in the Veenkoloniën (prov. Groningen,<br />

the Netherlands), <strong>de</strong>fining a specific use of fire in the Mesolithic, in: Palaeohistoria<br />

29, 85-102.<br />

-Groenewoudt, B.J., 1994. Prospectie, waar<strong>de</strong>ring en selectie van archeologische vindplaatsen:<br />

een beleidsgerichte verkenning van mid<strong>de</strong>len en mogelijkhe<strong>de</strong>n (Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

Archeologische Rapporten 17), Amersfoort.<br />

-Groenewoudt, B.J., 2006. Sporen van oud groen. Bomen en bos in het historische<br />

cultuurlandschap van Zutpen-Looërenk, in: O. Brinkkemper et al. (red.): Vakken in<br />

vlakken, Archeologische kennis in lagen (Ne<strong>de</strong>rlandse Archeologische Rapporten 32),<br />

Amersfoort.<br />

-Groothed<strong>de</strong>, M., 1996. Leesten en Eme. Archeologisch en historisch on<strong>de</strong>rzoek naar<br />

verdwenen buurtschappen bij Zutphen, Kampen.<br />

-Groothed<strong>de</strong>, M., 1998A. Rielerenk, Bolkesteinlaan. Afvalkuilen uit <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>n Bronstijd,<br />

in: De Hunnepers <strong>de</strong>cember 1998, 17.<br />

-Groothed<strong>de</strong>, M., 1998B. Afvalkuilen uit <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>n Bronstijd op <strong>de</strong> Rielerenk te Deventer<br />

(typescript).<br />

-Groothed<strong>de</strong>, M., 2005. Boer<strong>de</strong>rij ’t Loo, archeologisch on<strong>de</strong>rzoek naar een historische<br />

boer<strong>de</strong>rij, in: Zutphen Monumentaal 2005-10, 10-15.<br />

-Haaster, H. van, 1997. De introductie van cultuurgewassen in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns<br />

<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen, in: A.C. Zeven (red.), De introductie van cultuurplanten en hun<br />

begelei<strong>de</strong>rs van het Neolithicum tot 1500 AD, Wageningen, 53-104.<br />

-Haveman, E., 2005. Verslag Inventariserend Veldon<strong>de</strong>rzoek, lokatie Klinkenbeltsweg,<br />

Driebergenbuurt (Blok VIII) Deventer (interne rapportage Archeologie Deventer),<br />

Deventer.<br />

-Heeringa, K., 1926. Rekeningen van het Bisdom Utrecht 1378 -1573 - rekeningen van<br />

<strong>de</strong> rentmeester van Salland 1499-1500, Utrecht.<br />

-Heidinga, H.A., 1987. Medieval Settlement and economy north of the Lower Rhine, Assen.<br />

119


120<br />

-Hermsen, I., 2003. Wonen en graven op prehistorische gron<strong>de</strong>n. Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek<br />

van ne<strong>de</strong>rzettingsresten uit <strong>de</strong> bronstijd en ijzertijd op <strong>de</strong> percelen Holterweg 59<br />

en 61 te Colmschate (gemeente Deventer) (Rapportages Archeologie Deventer 11),<br />

Deventer.<br />

-Hermsen, I., 2005. De bo<strong>de</strong>m on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> belt, archeologie en geschie<strong>de</strong>nis van een agrarisch<br />

gebied in <strong>de</strong> Voor<strong>stad</strong> van Deventer (interne rapportage Archeologie Deventer),<br />

Deventer.<br />

-Hermsen, I., 2006. Steentijdjagers en prehistorische boeren langs <strong>de</strong> Dortherbeek.<br />

Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek aan <strong>de</strong> noordkant van boer<strong>de</strong>rij <strong>de</strong> Olthof in Epse-Noord<br />

(gemeente Deventer) (Archeologie in Deventer 6), Deventer.<br />

-Hermsen, I. & N.T.D. Eeltink, 2004. Colmschate-Knoopkegel: IJzertijdbewoning in het<br />

westelijk <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> prehistorische ne<strong>de</strong>rzetting, met een aantekening over vondsten uit<br />

<strong>de</strong> strijd om <strong>de</strong> bevrijding van Deventer in 1945 (Rapportages Archeologie Deventer<br />

15), Deventer.<br />

-Hidding, M. & J. Kolen & T. Spek, 2001. De biografie van het landschap. Ontwerp<br />

<strong>voor</strong> een inter- en multidisciplinaire bena<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> landschapsgeschie<strong>de</strong>nis en<br />

het cultuurhistorisch erfgoed, in: J.H.F. Bloemers & M.H. Wijnen (red.), Bo<strong>de</strong>marchief<br />

in Behoud en Ontwikkeling. De conceptuele grondslagen, ’s Gravenhage, 7-109.<br />

-Hogenstijn, C.M., 1987. Sint Elisabethsgasthuis en Brinkgreven: geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong><br />

psychiatrische ziekenhuizen te Deventer, Deventer.<br />

-Hogenstijn, C.M., 1991. De Deventer Ziekenhuizen, St. Geertrui<strong>de</strong>n-St. Jozef, Deventer.<br />

-Hogenstijn, C.M., 2004. Hoe kostbaar is een kwetsbaar mens. Geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong><br />

Stichting Adhesie, GGZ Mid<strong>de</strong>n-Overijssel, in het licht van haar <strong>voor</strong>gangers, Deventer.<br />

-Hogenstijn, C.M., 2005. Het algemeen welzijn van het volk, een politiek en rechtshistorisch<br />

studie van Deventer in <strong>de</strong> Patriottentijd, Nijmegen.<br />

-Holthuis, P., 1993. Frontier<strong>stad</strong> bij het schei<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> markt, Deventer, militair, <strong>de</strong>mografisch,<br />

economisch 1578-1648, Houten.<br />

-Huijbers, T., 2004. De vele dimensies van natte gebie<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>leeuwen.<br />

‘Zand-Brabant’ met <strong>de</strong> microregio Laarbeek-Helmond centraal, in: F. Gerritsen & E.<br />

Rensink (red.), Beekdallandschappen in archeologisch perspectief. Een kwestie van on<strong>de</strong>rzoek<br />

en monumentenzorg (Ne<strong>de</strong>rlandse Archeologische Rapporten 28), Amersfoort,<br />

103-116.<br />

-Keller, C., I. Wessel, J.J.M. Wippern & R. Zantopp, 1996. Ein wüstgefallenes mittelalterliches<br />

Gehöft auf <strong>de</strong>r Rheinbacher Lößplatte, in: Bonner Jahrbücher 1996, 513-534.<br />

-Keunen, L. & R. van Beek, 2005. Een culturele biografie van <strong>de</strong> <strong>de</strong>kzandlandschappen<br />

van Salland en <strong>de</strong> Achterhoek, in: Overijssels Erfgoed 2004, 59-64.<br />

-Kistemaker, R.E. & V.T. van Vilsteren (red.), 1994. Bier! Geschie<strong>de</strong>nis van een volksdrank,<br />

Amsterdam.<br />

-Klomp, M., 2003. Zwolle, Win<strong>de</strong>sheim Veldweg westzij<strong>de</strong>, in: Overijssels Erfgoed<br />

2002, 57-58.<br />

-Klomp, M. & I. Hermsen, 2002. Archeologisch proefon<strong>de</strong>rzoek op <strong>de</strong> lokatie De Knoop<br />

te Colmschate (gemeente Deventer) (Rapportages Archeologie Deventer 9), Deventer.<br />

-Kloosterboer, T.A. & A.J. Mul<strong>de</strong>r, 1998. Boer<strong>de</strong>rijnamen-kaart gemeente Diepenveen.<br />

Plattegrond van <strong>de</strong> oorspronkelijke gemeente Diepenveen met historische namen en ligging<br />

van boer<strong>de</strong>rijen. Schaal 1:25000, Deventer.<br />

-Koch, A.C.F.,1988. Het Bergkwartier te Deventer: huizenboek van een mid<strong>de</strong>leeuwse<br />

<strong>stad</strong>swijk tot 1600, Zutphen.<br />

-Kol<strong>de</strong>weij, J., P. Van<strong>de</strong>nbroeck & B. Vermet, 2001. Jheronimus Bosch, alle schil<strong>de</strong>rijen<br />

en tekeningen, Rotterdam.<br />

-Kolen, J., 2005. De biografie van het landschap, drie essays over landschap, geschie<strong>de</strong>nis<br />

en erfgoed (proefschrift, Vrije Universiteit Amsterdam), Amsterdam.


-Kooistra, L., K. Hänninen, H. van Haaster & C. Vermeeren, 1998. Voedselresten in<br />

beer en afval, botanisch on<strong>de</strong>rzoek uit <strong>de</strong> beerputten, afvalkuilen en ophogingslagen van<br />

<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n Dordrecht en Nijmegen in <strong>de</strong> 12 <strong>de</strong> -20 ste eeuw (Biaxiaal 52), Amsterdam.<br />

-Laak, J.C. ter, 2005. De taal van het landschap, pilotproject toponiemen in <strong>de</strong> Berkelstreek<br />

(= Rapportages Archeologische Monumentenzorg 123), Amersfoort.<br />

-Lin<strong>de</strong>mans, P., 1952. Geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> landbouw in België, Antwerpen.<br />

-Lohuizen, T. van, 1999. Mittelalterliche Töpfereibetriebe bei Breitscheid und Lintorf,<br />

Stadt Ratingen, Kreis Metmman (typescript).<br />

-Lohuizen, T. van, 2000. Mittelalterliche Töpfereibetriebe bei Breitscheid und Lintorf,<br />

in: Archäologie im Rheinland 1999, 163-165.<br />

-Lubberding, H., 1996. De Swormertoren, in: Westerheem 45, 57-59.<br />

-Lugard (jr.), G.J., 1949. Vijf eeuwen Deventer. Een beschouwing over <strong>de</strong> culturele en<br />

commerciële ontwikkeling van <strong>de</strong> "Heerlicke Keyser Vrie Anse Stadt" en <strong>de</strong> plaats die <strong>de</strong><br />

drukkers daarbij innamen, Deventer.<br />

-Meijer, G.M. <strong>de</strong>, 1968. De Stadsrekeningen van Deventer, <strong>de</strong>el I, 1394-1400, Groningen.<br />

-Meijer, G.M. <strong>de</strong>, 1971. De Stadsrekeningen van Deventer, <strong>de</strong>el II, 1401-1410, Groningen.<br />

-Meijer, G.M. <strong>de</strong>, 1973. De Stadsrekeningen van Deventer, <strong>de</strong>el III, 1411-1415, Groningen.<br />

-Meijer, G.M. <strong>de</strong>, 1973. De Stadsrekeningen van Deventer, <strong>de</strong>el IV, 1416-1424, Groningen.<br />

-Mittendorff, E.S., 2004. Kel<strong>de</strong>rs vol scherven. On<strong>de</strong>rzoek naar keramiekcomplexen uit<br />

<strong>de</strong> 9 <strong>de</strong> en 11 <strong>de</strong> eeuw afkomstig uit <strong>de</strong> Polstraat te Deventer (Rapportages Archeologie<br />

Deventer 13), Deventer.<br />

-Mittendorff, E.S., 2005. Mid<strong>de</strong>leeuwse boeren aan <strong>de</strong> pad<strong>de</strong>npoel. Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek<br />

van een 11 <strong>de</strong> – 13 <strong>de</strong> eeuws boerenerf in Colmschate (Rapportages Archeologie<br />

Deventer 16), Deventer.<br />

-Mittendorff, E.S. & B. <strong>Vermeulen</strong>, 2004. Ambachtslie<strong>de</strong>n arme vrouwen en arbei<strong>de</strong>rs.<br />

Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> Vroegmid<strong>de</strong>leeuwse ambachtswijk en latere perio<strong>de</strong>s aan<br />

<strong>de</strong> Bruynssteeg 6-10 te Deventer (Rapportages Archeologie Deventer 14), Deventer.<br />

-Mod<strong>de</strong>rman, P.J.R., 1981. De Lankerd bij Kesseleik. Een landweer tussen het Overkwartier<br />

van Gelre en het land van Hoorne, in: T.J. Hoekstra & H.L. Janssen & I.W.L.<br />

Moerman (red.), Liber Castellorum, 40 variaties op het thema kasteel, Zutphen, 283-287.<br />

-Nalis, H.J., 2003. Een prent van Joannes van Doetecum, in: Deventer Jaarboek 2003,<br />

Deventer, 7-25.<br />

-Niekus, M.J.L.Th., 2006. A geographically referenced 14C database for the Mesolithic,<br />

in: Palaeohistoria 47/48, 41-99.<br />

-Ommeren, H.R. van, 1978. De koopmansgil<strong>de</strong>rol van Deventer 1249-1387, Den Haag.<br />

-Rappol, M. (red.), 1993. In <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m van Salland en Twente, Amsterdam.<br />

-Renaud, J.G.N., 1972. Rho<strong>de</strong>steyn, schatkamer <strong>de</strong>r mid<strong>de</strong>leeuwse ceramiek, Lochem.<br />

-Reuselaars, I., 1993. Archeologie en symboliek: een confrontatie. Bouwtraditie in <strong>de</strong> rurale<br />

samenleving 500-1300 (doctoraalscriptie Universiteit van Amsterdam), Amsterdam.<br />

-Rijksdienst <strong>voor</strong> het Oudheidkundig Bo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek (ROB), 2000. Indicatieve<br />

Kaart van Archeologische Waar<strong>de</strong>n (IKAW), twee<strong>de</strong> generatie, Amersfoort.<br />

-Ringenier, H. & M.H. <strong>Bartels</strong>, 2000. Arme luizen achter <strong>de</strong> huizen (Archeologie in<br />

Deventer 2), Deventer.<br />

-Röber, R., 2002. Öfen und Feuerstellen in Handwerk und Gewerbe – Mittelalterliche<br />

realität und archäologischer Befund, in: R. Röber (red.), Mittelalterliche Öfen<br />

und Feuerungsanlagen, Beitrage <strong>de</strong>s 3. Kolloquiums <strong>de</strong>s Arbeitskreises zur archäologischen<br />

Erforschung <strong>de</strong>s mittelalterlichen Handwerks (Materialhefte zur Archäologie in<br />

Ba<strong>de</strong>n-Württemberg 62), Stuttgart, 9-26.<br />

-Roessingh, H.K. & A.H.G. Schaars, 1996. De Gel<strong>de</strong>rse landbouw beschreven omstreeks<br />

1825: een heruitgave van het landbouwkundige <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Statistieke beschrijving van<br />

Gel<strong>de</strong>rland (1826), Wageningen.<br />

1<strong>21</strong>


122<br />

-Scholte Lubberink, H.B.G., 2003. Losser, De Lutte, De Duivelshof, in: Overijssels<br />

Erfgoed 2002, 37-41.<br />

-Scholte Lubberink, H.B.G. & N.T.D. Eeltink, 2002. Raalte-Heeten, een landweer<br />

langs <strong>de</strong> Weseperweg, in: Overijsselse Historische Bijdragen 117, 250-253.<br />

-Slicher van Bath, B.H., 1977. Mensch en land in <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>leeuwen, Arnhem.<br />

-Spek, T., 2004. Het Drentse esdorpenlandschap, een historisch-geografische studie (2<br />

<strong>de</strong>len), Utrecht.<br />

-Spek, T. & B. Groenewoudt, 2002. Interim rapport bo<strong>de</strong>mkun<strong>de</strong> Rielerenk-oost, Gemeente<br />

Deventer (typescript).<br />

-Spek, T., B.J. Groenewoudt, M. Groothed<strong>de</strong> & H. van <strong>de</strong> Vel<strong>de</strong>, 2004. De Romeinse<br />

tijd, Mid<strong>de</strong>leeuwen en Vroeg-mo<strong>de</strong>rne tijd in Drenthe, Overijssel, Achterhoek, Veluwe,<br />

Gel<strong>de</strong>rse vallei en Utrechtse Heuvelrug, in: M. Alkema<strong>de</strong> et al. (red.), Nationale<br />

On<strong>de</strong>rzoeksagenda Archeologie in opbouw, Amersfoort, 177-209.<br />

-Spek, T., F.D. Zeiler & E. Raap, 1996. Van <strong>de</strong> Hunnepe tot <strong>de</strong> zee. De geschie<strong>de</strong>nis van<br />

het waterschap Salland, Kampen.<br />

-Spitzers, T.A., 2000. Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek Polstraat 69/71 te Deventer 1998-1999,<br />

1100 jaar bouwen en leven in <strong>de</strong> Polstraat (BAAC-rapport 99.006), Deventer.<br />

-Spitzers, T.A., 2004. De Deventer Overstraten, een archeologische verkenning van<br />

<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse ontwikkeling van een on<strong>de</strong>rbelicht gebied, in: E. Kleeman, M.H.<br />

<strong>Bartels</strong>, J. van <strong>de</strong> Laar & D. Le<strong>de</strong>boer (red.), De on<strong>de</strong>rste steen. Essays over <strong>de</strong> cultuurgeschie<strong>de</strong>nis<br />

van Deventer. Liber amicorum <strong>voor</strong> Hans Mag<strong>de</strong>lijns, Deventer, 113-117.<br />

-Theunissen, M. & L. Theunissen, 2003. Een 150 m lange palissa<strong>de</strong> in Knegsel. Een<br />

laat-mid<strong>de</strong>leeuwse veekering? in: De Heijmrae<strong>de</strong>r 2 / 2003, 3-10.<br />

-Unger, R.W., 1992. Technical change in the brewing industry in Germany, The Low<br />

Countries and England in the Late Middle Ages, in: Journal of European Economic History<br />

<strong>21</strong>-1, 281-313.<br />

-Unger, R.W., 1998. Beer, wine and land use in the Late Medieval Low Countries, in:<br />

Bijdragen tot <strong>de</strong> Geschie<strong>de</strong>nis 1998, 329-337.<br />

-Unger, R.W., 2001. A History of Brewing in Holland, 900-1900. Economy, Technology and<br />

the State, Lei<strong>de</strong>n.<br />

-Venne, A.C. van <strong>de</strong>, 2005. Twaalf ovens, <strong>de</strong>rtien ambachten. Archeologisch-historische<br />

analyse van ovens en ambachten in ste<strong>de</strong>lijke context (scriptie, Universiteit van Amsterdam),<br />

Amsterdam.<br />

-Venne, A.C. van <strong>de</strong>, <strong>2007.</strong> Ambachtelijke activiteiten in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke perio<strong>de</strong>. Bierbrouwers,<br />

in: Aan <strong>de</strong> beek, op <strong>de</strong> beek 1000 jaar wonen aan <strong>de</strong> St. Jansbeek te Arnhem<br />

(Basisrapportage archeologisch on<strong>de</strong>rzoek Arnhem Musiskwartier), Arnhem. In<br />

<strong>voor</strong>bereiding.<br />

-Verhaeghe, F., 1995. Industry in Medieval towns: the archeological problem. An<br />

essay, in: J.M. Duvosquel & E. Thoen (eds.), Peasants & Townsmen in Medieval Europe.<br />

Studia in honorem Adriaan Verhulst (Belgisch Centrum <strong>voor</strong> Lan<strong>de</strong>lijke Geschie<strong>de</strong>nis<br />

/Centre Belge d'Histoire Rurale 114), Gent, 271-293.<br />

-Verlin<strong>de</strong>, A.D., 2000. Inventarisatie en on<strong>de</strong>rzoek van archeologische locaties op en<br />

rond <strong>de</strong> Colmschater Enk te Deventer (Rapportage Archeologische Monumentenzorg<br />

75), Amersfoort.<br />

-<strong>Vermeulen</strong>, B., 2002. Het mid<strong>de</strong>leeuwse tolhuis en <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse landweer aan <strong>de</strong><br />

Snipperlingsdijk te Deventer (Rapportages Archeologie Deventer 10), Deventer.<br />

-<strong>Vermeulen</strong>, B., 2005. Rapportage archeologisch on<strong>de</strong>rzoek Moerakkerstraat (interne<br />

rapportage Archeologie Deventer), Deventer.<br />

-<strong>Vermeulen</strong>, B., 2006A. Razen<strong>de</strong> mannen, Onrustige Vrouwen. Archeologisch en historisch<br />

on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> vroegmid<strong>de</strong>leeuwse ne<strong>de</strong>rzetting, een a<strong>de</strong>llijke hofste<strong>de</strong> en het Sint<br />

Elisabethgasthuis in <strong>de</strong> bocht van <strong>de</strong> Sme<strong>de</strong>nstraat te Deventer (Rapportages Archeo-


logie Deventer 17), Deventer.<br />

-<strong>Vermeulen</strong>, B., 2006B. Verslag Inventariserend Veldon<strong>de</strong>rzoek. Moerakkerstraat, Driebergenbuurt<br />

Deventer (interne rapportage Archeologie Deventer), Deventer.<br />

-<strong>Vermeulen</strong>, B., P. Boer & J.W. Bloemink, 2003. Aanvullend on<strong>de</strong>rzoek en bouwhistorische<br />

inventarisatie Keizerstraat 7-9 te Deventer (interne rapportage Archeologie<br />

Deventer), Deventer.<br />

-Versfelt, H.J., 2003. De Hottinger-atlas van Noord- en Oost-Ne<strong>de</strong>rland, 1773-1794,<br />

Groningen.<br />

-Vilsteren, V.T. van, 1994. Leven in <strong>de</strong> brouwerij, een 16 <strong>de</strong> -eeuwse brouwer op <strong>de</strong><br />

vingers gekeken, in: R.E. Kistemaker & V.T. van Vilsteren (red.), Bier! Geschie<strong>de</strong>nis van<br />

een volksdrank, Amsterdam, 61-71.<br />

-Willemsen, A., 1998. Kin<strong>de</strong>r <strong>de</strong>lijt, mid<strong>de</strong>leeuws speelgoed in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n, Nijmegen.<br />

-Windmüller, S., 2004. Die Kehrseite <strong>de</strong>r Dinge. Müll, Abfall, Wegwerfen als kulturwissenschaftliches<br />

Problem (Europäische Ethnologie 2), Münster.<br />

123


METAALCATALOGUS<br />

124<br />

METAALVONDSTEN VAN DE RIELERENK<br />

TEKST: BART VERMEULEN op basis van Jan <strong>de</strong> Koning<br />

CATALOGUS: EDITH HAVEMAN & BART VERMEULEN<br />

1. Inleiding<br />

Bij het on<strong>de</strong>rzoek op <strong>de</strong> Rielerenk zijn duizen<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>werpen van metaal aangetroffen.<br />

Het voert te ver om <strong>de</strong>ze hier allemaal individueel te behan<strong>de</strong>len. De<br />

meeste van <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>werpen zijn niet gevon<strong>de</strong>n in sporen maar zijn afkomstig uit<br />

het es<strong>de</strong>k. Dit es<strong>de</strong>k is over vele eeuwen ontstaan door het ophogen van het terrein<br />

met afval uit <strong>de</strong> <strong>stad</strong> gemengd met gras of hei<strong>de</strong>plaggen uit <strong>de</strong> nabije omgeving.<br />

Door herhaal<strong>de</strong>lijk ploegen is het materiaal uit vele eeuwen volledig door elkaar geraakt.<br />

Het is dan ook onmogelijk om binnen <strong>de</strong>ze metaalvondsten gesloten vondstcomplexen<br />

aan te wijzen. Daarom is gekozen <strong>voor</strong> een thematische beschrijving van<br />

<strong>de</strong> interessantste objecten. Deze vondsten dienen <strong>voor</strong>al om <strong>de</strong> enorme variatie in<br />

metalen <strong>voor</strong>werpen die over <strong>de</strong> eeuwen op <strong>de</strong> Rielerenk terecht kwam, te illustreren.<br />

Voor <strong>de</strong> catalogus zijn juist die objecten geselecteerd die specifiek zijn<br />

<strong>voor</strong> Deventer of die een bijzon<strong>de</strong>r verhaal vertellen.<br />

Het vondstmateriaal is op verschillen<strong>de</strong> manieren verzameld. Allereerst is bij <strong>de</strong><br />

aanleg van alle werkputten met <strong>de</strong> metaal<strong>de</strong>tector gezocht door <strong>de</strong> veldtechnici van<br />

Archeologie Deventer. Daarnaast wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> storthopen regelmatig afgezocht door<br />

<strong>de</strong>tectoramateurs die hun vondsten, zoals afgesproken, afston<strong>de</strong>n aan Archeologie<br />

Deventer. Archeologie Deventer is <strong>de</strong>ze amateurs zeer erkentelijk omdat dit sterk<br />

heeft bijgedragen aan een grotere volledigheid van het beeld. Naast <strong>de</strong> hieron<strong>de</strong>r<br />

beschreven vondsten zijn er ook veel vondsten gedaan die ons jammer genoeg<br />

nooit on<strong>de</strong>r ogen zijn gekomen. Deze vondsten zijn nog in han<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>tectoramateurs<br />

die slechts <strong>voor</strong> het eigen gewin of collectie op <strong>de</strong> vindplaats hebben gezocht.<br />

Zij wor<strong>de</strong>n hierbij opgeroepen hun vondsten alsnog te mel<strong>de</strong>n.<br />

Na afloop van het on<strong>de</strong>rzoek werd het materiaal <strong>voor</strong> een groot <strong>de</strong>el beschreven<br />

door verschillen<strong>de</strong> specialisten van <strong>de</strong> Detectoramateur. Hun werk werd gebun<strong>de</strong>ld<br />

door J. Koning en J. Zijlstra. Op basis van <strong>de</strong>ze gegevens is door <strong>de</strong> auteur <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong><br />

tekst geschreven. Zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> inzet van <strong>de</strong> bovengenoem<strong>de</strong> amateurarcheologen<br />

zou <strong>de</strong>ze tekst nooit tot stand zijn gekomen. De gehele verwerking van het<br />

catalogus<strong>de</strong>el <strong>de</strong>el is uitgevoerd door E. Haveman verbon<strong>de</strong>n aan Archeologie Deventer.<br />

De correcties van <strong>de</strong> catalogus werd gedaan door M. Klomp (Zwolle) .<br />

Verschillen<strong>de</strong> vrijwilligers van <strong>de</strong> <strong>de</strong>tectoramateur hebben (opnieuw) bewezen dat<br />

er met <strong>de</strong> meeste <strong>de</strong>tectoramateurs prima kan wor<strong>de</strong>n samengewerkt.<br />

In het boek Ste<strong>de</strong>n in Scherven is een eerste aanzet gegeven tot het beschrijven van<br />

metaalvondsten in het Deventer systeem. 1 Al gauw werd echter dui<strong>de</strong>lijk dat er bij<br />

een groot aantal <strong>voor</strong>werpen veel te veel typen zijn om allemaal apart te benoemen.<br />

De objecten wor<strong>de</strong>n wel beschreven volgens <strong>de</strong> vaste administratiewijze met<br />

<strong>de</strong> negen verschillen<strong>de</strong> kenmerken. On<strong>de</strong>r nummer 2, <strong>de</strong> co<strong>de</strong> van het type, is alleen<br />

een on<strong>de</strong>rscheid gemaakt naar materiaalsoort en vorm niet meer naar type. Er is<br />

<strong>voor</strong> gekozen om het materiaal per categorie te beschrijven waarbij <strong>de</strong> categorieën<br />

alfabetisch zijn geor<strong>de</strong>nd. Deze materiaalcategorieën zijn overgenomen uit <strong>de</strong> publicatie<br />

van <strong>de</strong> metaalvondsten van <strong>de</strong> Havezate Werkeren door Klomp. 2<br />

Alle afbeeldingen zijn 1:1 tenzij an<strong>de</strong>rs vermeld.<br />

1 Klomp, 1999.<br />

2 Klomp, <strong>2007.</strong>


1<br />

1. vingerhoed<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/33/-/-/0-48<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1350-1450<br />

6. h. <strong>21</strong> mm, diam. 30 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, ingeslagen, met merk K in een<br />

cirkel; platgedrukt<br />

9.<br />

Verklaring cat. blokjes<br />

1. <strong>voor</strong>werp<br />

2. vindplaats<br />

3. vondstnummer<br />

4. vondstcontext<br />

5. datering<br />

6. maten (l.= lengte, b.= breedte, d.= dikte)<br />

7. materiaal<br />

8. vervaardigingswijze, versiering<br />

9. literatuur<br />

2. Nijverheid en textiel<br />

Vingerhoe<strong>de</strong>n<br />

Om bij het naaien <strong>de</strong> duim en vingers te beschermen, gebruikte men heel vroeger<br />

een schildje van hout, been of leer. In <strong>de</strong> 13 <strong>de</strong> eeuw verschenen in ons <strong>de</strong>el van<br />

Europa <strong>de</strong> eerste metalen vingerhoe<strong>de</strong>n. De eerste vingerhoe<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n in brons<br />

gegoten en waren vrij zwaar uitgevoerd. De putjes wer<strong>de</strong>n geslagen of geboord.<br />

(cat. nr. 1 & 2) Deze exemplaren zijn te dateren tussen 1350 en 1450. Eind 15 <strong>de</strong> /<br />

begin 16 <strong>de</strong> eeuw wer<strong>de</strong>n plaatjes heet metaal in een stalen vorm hol uitgehamerd.<br />

Vervolgens wer<strong>de</strong>n er met een drevel putjes ingeslagen. Men ken<strong>de</strong> twee soorten<br />

vingerhoe<strong>de</strong>n die veelal vervaardigd wer<strong>de</strong>n van messing. Dit zijn het open, oftewel<br />

het ringvormige type, ook wel naairing genoemd (cat. nr. 3) en het gesloten type, dat<br />

met een ron<strong>de</strong> platte kap werd afge<strong>de</strong>kt. Bei<strong>de</strong> typen zijn nog steeds gangbaar. De<br />

vingerhoed gebruikte men <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> huishou<strong>de</strong>lijk gebruik. De naairing werd ook<br />

veel gebruikt in het schoenmakersambacht en door zeilmakers. De geslagen koperen<br />

of messing vingerhoe<strong>de</strong>n waren aanzienlijk lichter van gewicht dan hun gegoten<br />

<strong>voor</strong>gangers. In <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> en 16 <strong>de</strong> eeuw was Neurenberg <strong>de</strong> grootste producent<br />

van vingerhoe<strong>de</strong>n. De eerste vermelding van een Ne<strong>de</strong>rlands fabrikaat dateert uit<br />

1628. Vanaf <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw wer<strong>de</strong>n vingerhoe<strong>de</strong>n vaker gegoten en geperst. De putjes<br />

wer<strong>de</strong>n met een machinaal tandrad aangebracht. Op <strong>de</strong> mantel, het on<strong>de</strong>rste ge<strong>de</strong>elte<br />

van <strong>de</strong> vingerhoed, is soms een merkteken aangebracht. In totaal zijn bij <strong>de</strong><br />

opgraving op <strong>de</strong> Rielerenk 24 vingerhoe<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n waarvan <strong>de</strong> meesten na 1600<br />

dateren. Hiervan dateert het grootste <strong>de</strong>el tussen 1800 en 1950.<br />

2<br />

1. vingerhoed<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-132<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1550-1600<br />

6. h. 23 mm, diam. <strong>21</strong> mm<br />

7. koperlegering (koper en zink)<br />

8. gehamerd, met versier<strong>de</strong> boord<br />

9. Langedijk & Boon, 1999, cat. nr. 131<br />

3<br />

1. naairing<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/41/-/-/0-6<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1500-1600<br />

6. h. 10 mm, diam. <strong>21</strong> mm<br />

7. koperlegering<br />

8.<br />

9.<br />

125


126<br />

Textiello<strong>de</strong>n<br />

Textiello<strong>de</strong>n bestaan uit platte schijven die verbon<strong>de</strong>n zijn met een lo<strong>de</strong>n strip. Eén<br />

van <strong>de</strong> schijven is <strong>voor</strong>zien van een pin die door <strong>de</strong> stof werd gedrukt. In <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />

schijf zit een gat waar <strong>de</strong> pin doorheen werd gedrukt. Daarna werd het lood met<br />

een tang dichtgeknepen. Vaak was <strong>de</strong> tang <strong>voor</strong>zien van een stempel. Deze lo<strong>de</strong>n<br />

wer<strong>de</strong>n vanaf <strong>de</strong> 13 <strong>de</strong> tot <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> eeuw toegepast. De productie van stoffen was<br />

gebon<strong>de</strong>n aan allerlei regels. Tij<strong>de</strong>ns het productieproces von<strong>de</strong>n diverse controles<br />

plaats. Nadat <strong>de</strong> stof goed was bevon<strong>de</strong>n, werd een lood aangebracht. Naast lo<strong>de</strong>n<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> stof wer<strong>de</strong>n soms ook lo<strong>de</strong>n aangebracht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kwaliteit<br />

van <strong>de</strong> verf of <strong>de</strong> lengte van <strong>de</strong> stof. Sommige an<strong>de</strong>re ste<strong>de</strong>n vermel<strong>de</strong>n alle informatie<br />

op een lood doormid<strong>de</strong>l van zogenaam<strong>de</strong> kloppen. Deelbewerkingslo<strong>de</strong>n<br />

waren vaak <strong>voor</strong>zien van een huismerk, lo<strong>de</strong>n met een lengteaanduiding, verflo<strong>de</strong>n<br />

en staallo<strong>de</strong>n waren vaak <strong>voor</strong>zien van een <strong>stad</strong>swapen.<br />

Het on<strong>de</strong>rscheid tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> typen is bij onvolledige of kwalitatief<br />

slechte lo<strong>de</strong>n nauwelijks te maken. Alle lo<strong>de</strong>n zijn in <strong>de</strong> catalogus dan ook als textiello<strong>de</strong>n<br />

weergegeven. Op <strong>de</strong> Rielerenk werd on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re een lakenlood uit<br />

Osnabrück gevon<strong>de</strong>n met daarop het jaartal 1585. (cat. nr. 4) 3 Op een an<strong>de</strong>r lood<br />

staan <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n WOLLE DEEKEN GEMAAKT BINNEN LEIDEN. (cat. nr. 5) Een<br />

lood van dit type is on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re aangetroffen aan <strong>de</strong> Sme<strong>de</strong>nstraat 475 te Deventer<br />

en is te dateren in <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw. Op <strong>de</strong> overige lo<strong>de</strong>n staan <strong>voor</strong>al huismerken<br />

en niet aan een specifieke plaats te koppelen lettercombinaties of initialen.<br />

(cat nr. 6, 7, 8, 9, 10-14) Van een aparte categorie is een pijplood. (cat. nr. 15) Deze<br />

wer<strong>de</strong>n door wevers aan enkele dra<strong>de</strong>n geklemd en ingeweven in het nieuw te<br />

weven laken. Na keuring van dit laken werd het pijplood gemerkt, Dit merk kan<br />

bestaan uit een <strong>stad</strong>smerk en huismerk. Op het op <strong>de</strong> Rielerenk aangetroffen exemplaar<br />

laat een kruis zien.<br />

4<br />

1. textiellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-44<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1585<br />

6. diam. 31 mm, d. 5,7 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, geknepen, ingekrast;<br />

vz: rondom: *1585*OSNABRUGG in<br />

binnencirkel: WRACK en merkteken;<br />

kz: huismerk<br />

9. <strong>Bartels</strong>, 2006, 142.<br />

5<br />

1. textiellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/1/-/-/0-10a<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1720-1790<br />

6. diam. 27 mm, d. 6 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, geslagen;<br />

vz: ..LE/…KEN/...MAAKT/...LEYDEN<br />

9.<br />

3 Dit is het eerste beken<strong>de</strong> lakenlood uit Osnabrück: Mon<strong>de</strong>linge Me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling B. Zehm (Osnabrück).<br />

6<br />

1. textiellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/26-27-51/-/-/0-82<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1700<br />

6. diam. 23 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten;<br />

vz: huismerk met gat;<br />

kz: 3 strepen vermoe<strong>de</strong>lijk veroorzaakt<br />

door het vastknijpen<br />

9.


7<br />

1. textiellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/48/-/-/0-137<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1750-1900<br />

6. h. 13 mm, b. 14 mm, d. 2,8 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, geslagen;<br />

vz: huismerk ‘DCIHSP’;<br />

kz: 4 (omgekeerd)<br />

9.<br />

10<br />

1. textiellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-44<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1800<br />

6. diam. 20 mm, d. 4 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, achterzij<strong>de</strong> met huismerk<br />

9.<br />

8<br />

1. textiellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/29/-/-/0-8<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1700-1900<br />

6. diam. 18 mm, d. 5 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, gekrast;<br />

vz: huismerk: swastika (?) & ster (?);<br />

kz: kruismotief<br />

9.<br />

11<br />

1. textiellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-44<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1800<br />

6. diam. <strong>21</strong> mm, d. 4 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, achterzij<strong>de</strong> met huismerk<br />

9.<br />

9<br />

1. textiellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/48/-/-/0-126<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1800<br />

6. diam. 22 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, versiering: 80 in gestippel<strong>de</strong><br />

cirkel (lengte aanduiding 80 el)<br />

9.<br />

12<br />

1. textiellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-44<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1800<br />

6. diam. 20 mm, d. 4 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, achterzij<strong>de</strong> met huismerk<br />

9.<br />

127


128<br />

13<br />

1. textiellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-44<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1800<br />

6. diam. <strong>21</strong> mm, d. 4 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, achterzij<strong>de</strong> met huismerk<br />

9.<br />

14<br />

1. textiellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-44<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1800<br />

6. diam. 22 mm, d. 5 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, geslagen;<br />

vz: huismerk;<br />

kz: huismerk;<br />

stof aanwezig<br />

9.<br />

Spinklosjes<br />

Voor het spinnen van wol tot garen zijn al duizen<strong>de</strong>n jaren spinklosjes van aar<strong>de</strong>werk<br />

in gebruik. Daarnaast komen ook exemplaren van been of lood <strong>voor</strong>. De spinklos<br />

bestaat uit een rond gewicht met een gat en een stokje dat er doorheen werd<br />

gestoken. Het stokje is meestal verdwenen. Het exemplaar van <strong>de</strong> Rielerenk is van<br />

lood met een conisch gat en heeft een diameter van ongeveer <strong>21</strong> mm. (cat. nr. 16)<br />

Na <strong>de</strong> opkomst van het spinnewiel aan het eind van <strong>de</strong> late Mid<strong>de</strong>leeuwen wer<strong>de</strong>n<br />

spinklosjes veel min<strong>de</strong>r gebruikt. Het aangetroffen spinklosje is dan ook vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

<strong>voor</strong> 1600 te dateren.<br />

16<br />

1. spinklosje<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/32/-/-/0-106<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. vóór 1600<br />

6. diam. <strong>21</strong> mm<br />

7. lood<br />

8. gegoten, met conisch gat<br />

9.<br />

15<br />

1. pijplood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-14<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1500-1700<br />

6. l. 31 mm, b. 16 mm, d. 6 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, geknepen, vierkant lood<br />

met kruismotief aan bei<strong>de</strong> zij<strong>de</strong>n<br />

9.


Spel<strong>de</strong>n en naal<strong>de</strong>n<br />

Spel<strong>de</strong>n zijn vervaardigd uit strengen koperdraad. De dikte van <strong>de</strong> naald werd bepaald<br />

door <strong>de</strong> afstand tussen <strong>de</strong> draadtrekplaten. De kop werd later aangebracht.<br />

De kop kan bestaan uit een in elkaar gedraai<strong>de</strong> draad of uit een speciaal geslagen<br />

of geperst plaatje. In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> en 17 <strong>de</strong> eeuw ging men steeds meer over<br />

tot dunnere naal<strong>de</strong>n met net afgewerkte koppen. Spel<strong>de</strong>n met een gedraai<strong>de</strong> kop<br />

wer<strong>de</strong>n echter nog tot in <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> eeuw gemaakt. De speld van <strong>de</strong> Rielerenk lijkt van<br />

het gedraai<strong>de</strong> type. (cat. nr. 17)<br />

17<br />

1. speld<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/26/1/14/0-123<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1625-1750<br />

6. l. 30 mm, diam. 1 mm, diam. knop 2 mm<br />

7. koperlegering, vertind<br />

8. getrokken, geknipt, gewon<strong>de</strong>n, gesol<strong>de</strong>erd, vertind<br />

9. Baart et al., 1977, 133-134<br />

Fabriekslo<strong>de</strong>n & Verzegello<strong>de</strong>n<br />

Fabrieken die hun losse producten in zakken aanlever<strong>de</strong>n die met een touwtje dicht<br />

waren gebon<strong>de</strong>n, verzegel<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze zakken vaak met een loodje. De loodjes zijn hol<br />

van binnen met twee openingen aan <strong>de</strong> bovenzij<strong>de</strong> en één aan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzij<strong>de</strong>. Hierdoor<br />

kwam <strong>de</strong> lus die <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verzegeling zorg<strong>de</strong>.<br />

Op het loodje stond vaak het product en/of <strong>de</strong> leverancier. De meeste loodjes zijn<br />

te dateren in <strong>de</strong> late 19 <strong>de</strong> of 20 ste eeuw. Verzegello<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n en wor<strong>de</strong>n ook<br />

gebruikt <strong>voor</strong> het verzegelen van water- en gasmeters. De constructie is gelijk aan<br />

die van het fabriekslood en bei<strong>de</strong> typen kunnen dan ook alleen aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong><br />

opschriften van elkaar wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. In sommige gevallen zijn <strong>de</strong> loodjes<br />

te koppelen aan beken<strong>de</strong> bedrijven. In <strong>de</strong> agrarische sector werd hier ook veel<br />

gebruikt van gemaakt en <strong>de</strong> loodjes kunnen ook via <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rijen op <strong>de</strong> akkers<br />

terecht zijn gekomen. Het eerste lood heeft aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> het opschrift G. WIJER<br />

en aan <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong> <strong>de</strong> tekst Deventer. (cat. nr. 18) Het lood zou kunnen toebehoren<br />

aan <strong>de</strong> Stroomgrutterij en Lijnkoekenbrekerij van Weijers gevestigd aan <strong>de</strong><br />

Bergpoortstraat te Deventer. In één van <strong>de</strong> silo’s van <strong>de</strong>ze firma is nu Archeologie<br />

Deventer gevestigd. Op het twee<strong>de</strong> lood is naast een grote L op <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong> aan<br />

<strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> alleen <strong>de</strong> tekst LANDE te herkennen. Mogelijk verwijst dit naar <strong>de</strong><br />

meelfabriek Noury & Van <strong>de</strong>r Lan<strong>de</strong>. (cat. nr. 19) Het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lood vertoont aan <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> een ligatuur NP met <strong>de</strong> toevoeging & Z <strong>voor</strong> en zonen. (cat. nr. 20) Een<br />

lood met op <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> <strong>de</strong> tekst T. KROON LEVERANCIER valt niet aan een specifieke<br />

fabriek toe te wijzen. (cat. nr. <strong>21</strong>) Datzelf<strong>de</strong> geldt <strong>voor</strong> drie an<strong>de</strong>re lo<strong>de</strong>n die<br />

129


130<br />

aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> <strong>de</strong> opschriften VPN, EIKELHOF en G.A. EZBER dragen (cat. nr. 22,<br />

23 & 24) dragen. Op een laatste loodje is het randschrift onleesbaar en is op <strong>de</strong><br />

achterzij<strong>de</strong> een getal, mogelijk een inhoudsmaat of datum, afgebeeld. (cat. nr. 25)<br />

18<br />

1. fabriekslood/verzegellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/32/-/-/0-12<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1925-1960<br />

6. diam. 19 mm, d. 4 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten;<br />

vz: G. WIJER met ster erboven;<br />

kz: DEVENTER<br />

9.<br />

<strong>21</strong><br />

1. fabriekslood/ verzegellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/28/-/-/0-27<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1925-1975<br />

6. diam. 20 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, geknepen/geslagen;<br />

vz: rondom merk: KROON ...ERANCIER;<br />

kz: rond merk: DEVENTER<br />

9.<br />

19<br />

1. fabriekslood/ verzegellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/6/-/-/0-23<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1925-1975<br />

6. diam. 20 mm, d. 5 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, geknepen/geslagen;<br />

vz: merk, rondom ...DEVENTER LANDE..;<br />

kz: L<br />

9.<br />

22<br />

1. fabriekslood/ verzegellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/48/-/-/0-116<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1850-1950<br />

6. diam. 18 mm, d. 4 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, geknepen/geslagen;<br />

vz: V.P.N. binnen puntcirkel;<br />

kz: 3 binnen puntcirkel<br />

9.<br />

20<br />

1. verzegellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-135<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1900-1975<br />

6. diam. <strong>21</strong> mm, d. 3 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, geknepen;<br />

vz: VP&Z;<br />

kz: blanco<br />

9.<br />

23<br />

1. fabriekslood/ verzegellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/48/-/-/0-107<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1900-1950<br />

6. diam. 14 mm, d. 3 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, geknepen;<br />

vz: rondom EIKELHOF<br />

9.


24<br />

11. fabriekslood/ verzegellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/32/-/-/0-10b<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1925-1975<br />

6. diam. 15 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, geknepen/geslagen;<br />

vz: horzontaal G.A. AZIER, boven rondom<br />

...ASSEL;<br />

kz: 28 VII<br />

9.<br />

25<br />

1. fabriekslood/ verzegellood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-002<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1900-1975<br />

6. diam. <strong>21</strong> mm, d. 6 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, geslagen;<br />

vz: randomschrift, binnen cirkel 326;<br />

kz: merk binnen vier cirkels<br />

9.<br />

Vleeslo<strong>de</strong>n<br />

Deze lo<strong>de</strong>n zijn te herkennen aan het relatief lange vaak gekronkel<strong>de</strong> oog en dateren<br />

in <strong>de</strong> meeste gevallen uit <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> eeuw. Vaak wor<strong>de</strong>n ze gebruikt in combinatie met<br />

rood draad waarvan <strong>de</strong> haren soms in het lood gedraaid achterblijven. Ook een aantal<br />

van <strong>de</strong> lo<strong>de</strong>n aangetroffen op <strong>de</strong> Rielerenk vertoon<strong>de</strong>n sporen van <strong>de</strong>ze haren.<br />

Het afgebeel<strong>de</strong> lood heeft aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> <strong>de</strong> tekst AC no 28. (cat. nr. 26)<br />

26<br />

1. vleeslood<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/2-51-33/-/-/0-137<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1800-1900<br />

6. diam. <strong>21</strong> mm, d. 8 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten, geslagen;<br />

vz: AC../ no 28<br />

9.<br />

131


132<br />

3. Kledingaccessoires en siera<strong>de</strong>n<br />

Gespen<br />

Gespen komen in vrijwel elke metaalsoort en afmeting <strong>voor</strong>. Ze kennen dan ook<br />

een groot aantal toepassingen. Ze wer<strong>de</strong>n gebruikt <strong>voor</strong> het sluiten van gor<strong>de</strong>ls,<br />

beurstassen, schoenen maar ook <strong>voor</strong> wapenrustingen en paar<strong>de</strong>ntuig. Gespen bestaan<br />

over het algemeen uit twee on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len; <strong>de</strong> beugel en <strong>de</strong> angel. Op het rustpunt<br />

van <strong>de</strong> angel bevindt zich vaak een verdieping in <strong>de</strong> beugel waar <strong>de</strong> angel invalt:<br />

<strong>de</strong> angelrust. Vanaf <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> en 16 <strong>de</strong> eeuw hebben veel gespen een tussenstijl.<br />

De schoengesp komt al vanaf <strong>de</strong> 13 <strong>de</strong> eeuw regelmatig <strong>voor</strong>. Gespen uit <strong>de</strong> 13 <strong>de</strong> en<br />

14 <strong>de</strong> eeuw zijn meestal <strong>voor</strong>zien van een ron<strong>de</strong>, ovale, D-vormige of vierkante beugel.<br />

Een belangrijk kenmerk is dat <strong>de</strong> angel hier <strong>de</strong> volledige lengte van <strong>de</strong> beugel<br />

beslaat. Tot <strong>de</strong> groep ron<strong>de</strong> gespen is een gesp met een gearceer<strong>de</strong> beugel te rekenen.<br />

(cat. nr. 27) Deze lijkt sterk op een bij <strong>de</strong> Havezathe Werkeren (Zwolle)<br />

aangetroffen exemplaar. 4 Dit type is volgens Klomp <strong>voor</strong>al in 16 <strong>de</strong> en 17 <strong>de</strong> eeuwse<br />

contexten aangetroffen. Bij het ron<strong>de</strong> type horen ver<strong>de</strong>r een eenvoudige ron<strong>de</strong> gesp<br />

(cat. nr. 28) en een gestanste ron<strong>de</strong> gesp met een golfen<strong>de</strong> rand (cat. nr. 29) Tot het<br />

D-vormige type is een gesp te rekenen met een gekartel<strong>de</strong> rand. (cat. nr. 30)<br />

In <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> en 16 <strong>de</strong> eeuw kwamen <strong>de</strong> dubbelgespen in zwang. Aanvankelijk ging het<br />

hierbij <strong>voor</strong>al om dubbelovale, dubbeltrapeziumvormige en rechthoekige of vierkante<br />

gespen. Tot <strong>de</strong> dubbelovale gespen behoort catalogusnummer 31. Het is een dubbelovale<br />

gesp van het hoge type die <strong>voor</strong>al vanaf <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw veel <strong>voor</strong>kwamen. Een<br />

<strong>de</strong>els afgebroken gesp is van het dubbelrechthoekige type. (cat. nr. 32) Een vergelijkbare<br />

gesp uit Bourtange wordt daar gedateerd tussen 1650 en 1750. 5 Tot het type<br />

dubbelgespen behoren ook twee gespen die bestaan uit een rechthoekig en een Dvormig<br />

<strong>de</strong>el. (cat. nr. 33 & 34) De angel bevindt zich aan <strong>de</strong> zij<strong>de</strong> van het D-vormige<br />

<strong>de</strong>el. Dit type gesp wordt door Folkerts & Leenheer tussen 1600 en 1650 gedateerd.<br />

6 In <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw wor<strong>de</strong>n er ook gespen met een losse ijzeren tussenstijl vervaardigd.<br />

De gespen zijn dan ook vaak fraai geornamenteerd. De aangetroffen gesp van<br />

dit type vertoont verdikkingen op <strong>de</strong> beugel ter hoogte van <strong>de</strong> angel en haakse strepen<br />

ter plaatse van <strong>de</strong> verdwenen ijzeren mid<strong>de</strong>nstijl. (cat. nr. 35) Uit <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> eeuw<br />

tenslotte dateert een rechthoekige gesp met twee uitsteken<strong>de</strong> knopjes. (cat. nr. 36)<br />

27<br />

1. gesp<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/50/-/-/0-125<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1500-1600<br />

6. diam. 22 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. rond, gegoten, samengesteld, bovenzij<strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>zien van ribbels (haaks)<br />

9.<br />

4 Klomp, 2007,15.<br />

5 Lenting et al., 1993, 410.<br />

6 Folkerts & Leenheer, 1996.<br />

28<br />

1. gesp<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/48/-/-/0-112<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1400-1500<br />

6. diam. <strong>21</strong> mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, rond,angel over volledige breedte,<br />

samengesteld<br />

9.<br />

29<br />

1. gesp<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/48/-/-/0-106<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1700<br />

6. diam. 40 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gestanst, rond, golfmotief op bovenzij<strong>de</strong>,<br />

sporen van vertinning/verzilvering aanwezig,<br />

angel ontbreekt<br />

9.


30<br />

1. gesp<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/26/1/57/0-72<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1300-1500<br />

6. l. 14 mm, b. 12 mm, d. 2 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, D-vorm, gekartel<strong>de</strong> rand<br />

9. Baart et al., 1977, 170-170<br />

33<br />

1. gesp<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/26/1/15/0-148<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1700<br />

6. l. 17,5 mm, b. 14 mm, d. 1 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, vierkante on<strong>de</strong>rkant en ovale<br />

bovenkant<br />

9. Folkerts & Leenheer, 1996, 14<br />

31<br />

1. gesp<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/12/-/-/0-12<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1650-1750<br />

6. l. 73 mm, b. 32 mm, d. 4 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, twee ovale <strong>de</strong>len, angel ontbreekt<br />

9.<br />

34<br />

1. gesp<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-140<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1700<br />

6. l. 39 mm, b. 35 mm, d. 3 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, rechthoekig, angel ontbreekt<br />

9.<br />

32<br />

1. gesp<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/26-27-51/1/-/0-70<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1650-1750<br />

6. l. 22 mm, b. 19 mm, d. 3 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, dubbel, rechthoekig<br />

9. Lenting et al., 1993, 410<br />

35<br />

1. gesp<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/54/-/-/0-18<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1660-1720<br />

6. l. 32 mm, b. 26 mm, d. 3 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten ovale gesp, angel ontbreekt<br />

9.<br />

133


134<br />

36<br />

1. gesp<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/33/-/-/0-12<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1800-1900<br />

6. l. 31 mm, b. 28 mm, d. 5 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, trapezoï<strong>de</strong> gesp<br />

9.<br />

Knopen<br />

Voor het sluiten van kledingstukken gebruikte men in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen riemen,<br />

spel<strong>de</strong>n, koor<strong>de</strong>n, haakjes en oogjes. Pas in <strong>de</strong> eerste helft van <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw kwam<br />

<strong>de</strong> metalen knoop in <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>. De knopen zijn on<strong>de</strong>rmeer vervaardigd uit messing,<br />

tin, lood en soms van goud of zilver. Naast metalen knopen wer<strong>de</strong>n er ook goedkopere<br />

houten of benen knopen gemaakt. Tot het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw wer<strong>de</strong>n<br />

metalen knopen vrijwel uitsluitend gegoten.<br />

De belangrijkste dateringskenmerken van knopen zijn <strong>de</strong> oogverbinding, <strong>de</strong> grootte<br />

en <strong>de</strong> materiaalsoort. Het staafoog bestaat uit een doorboord plat staafje en<br />

dateert <strong>voor</strong>al in <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw. Tot dit type behoren een aantal knopen afkomstig<br />

van <strong>de</strong> Rielerenk. De eerste knoop is vrij klein en is versierd met een soort bloemmotief.<br />

(cat. nr. 37) Dit type knoop wordt door Baart en Klomp gedateerd in het<br />

laatste kwart van <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw. 7 Van hetzelf<strong>de</strong> type is een knoop met een ingewikkeld<br />

bloemmotief (cat. nr. 38) die door Baart in het laatste kwart van <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong><br />

eeuw wordt gedateerd. 8 Ook een laatste knoop van dit type is in Amsterdam gevon<strong>de</strong>n<br />

en in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> perio<strong>de</strong> te dateren. (cat. nr. 39)<br />

Het oog kan ook bestaan uit een afzon<strong>de</strong>rlijk vervaardigd en secundair aangebracht<br />

draadoogje. Deze constructie werd <strong>voor</strong>al in <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw veel toegepast. Tot dit<br />

type hoort een knoop die aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> versierd is met een bloemmotief. (cat.<br />

nr. 40) Een vergelijkbaar exemplaar wordt door Baart gedateerd in <strong>de</strong> eerste helft<br />

van <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw. 9 Een twee<strong>de</strong> knoop van dit type is niet na<strong>de</strong>r te <strong>de</strong>termineren.<br />

(cat. nr. 41) Vanaf het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw wer<strong>de</strong>n knopen ook geslagen. De versieringen<br />

op <strong>de</strong> bovenzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> knopen variëren van blad- en bloemmotieven en<br />

vlechtwerk tot dambordmotieven, portretten en afbeeldingen van dieren. Tot dit<br />

type behoort een platte knoop met asymmetrische bloemmotieven. (cat. nr. 42) De<br />

laatste afgebeel<strong>de</strong> knoop is een manchetknoop die ook nu nog wor<strong>de</strong>n gebruikt<br />

<strong>voor</strong> het sluiten van <strong>de</strong> knoopsgaten in <strong>de</strong> mouwen van overhem<strong>de</strong>n. Ze zijn veelal<br />

van koper, zilver of goud. Het op <strong>de</strong> Rielerenk aangetroffen exemplaar is geperst en<br />

was oorspronkelijk ingelegd met een an<strong>de</strong>r materiaal. (cat. nr. 43)<br />

7 Baart et al., 1977, 185 catalogus 245 & Klomp, 2007, 19. cat nr. 50.<br />

8 Baart et al., 1977, 185, 250.<br />

9 Baart et al., 1977, 187, 264.


37<br />

1. knoop<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/50/-/-/0-85<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1575-1600<br />

6. diam. 13 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, met staafoog<br />

9. Baart et al., 1977, 184, cat.nr. 246<br />

40<br />

1. knoop<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/1/-/-/0-40<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1650<br />

6. diam. 11 mm<br />

7. koper<br />

8. gegoten, gietoog; bloemmotief<br />

9. Baart et al., 1977, 186, cat.nr. 264<br />

38<br />

1. knoop<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/9/-/-/0-22<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1575-1600<br />

6. diam. 16 mm<br />

7. koper<br />

8. gegoten, staafoog, bloemmotief<br />

9. Baart et al., 1977, 184, cat.nr. 250<br />

41<br />

1. knoop<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/1/-/-/0-14<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1700<br />

6. diam. 24 mm, d. 15 mm<br />

7. loodlegering<br />

8. gegoten<br />

9.<br />

39<br />

1. knoop<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/28/-/-/0-27<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1575-1600<br />

6. diam. 17 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, met bloemmotief<br />

9. Baart et al, 1977, 185, 238<br />

42<br />

1. knoop<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/48/-/-/0-111<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1800-1900<br />

6. diam. 22 mm<br />

7.<br />

8. geperst, samengesteld, platte knoop versierd<br />

met C-vormige en bloemmotieven<br />

9.<br />

43<br />

1. manchetknoop<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-15<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1875-1950<br />

6. diam. 15 mm, d. 2 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. ron<strong>de</strong> knoop, geperst, gesol<strong>de</strong>erd,<br />

streepmotief met bladmotief versiering,<br />

oorspronkelijk ingelegd<br />

9.<br />

135


136<br />

Kledingsluitingen<br />

Kledinghaakjes kon<strong>de</strong>n op twee manieren wor<strong>de</strong>n gebruikt om kleding te sluiten.<br />

De eerste groep werd gebruik in combinatie met een oogje en zal over het algemeen<br />

een haak met een enigszins afgeron<strong>de</strong> punt hebben. De twee<strong>de</strong> groep werd<br />

zon<strong>de</strong>r oogjes gebruikt en direct in <strong>de</strong> stof gehaakt.<br />

Deze variant was altijd <strong>voor</strong>zien van een scherpe punt. In bei<strong>de</strong> gevallen wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

haken aan <strong>de</strong> mantelstof vastgenaaid. Kledinghaken zijn in Amsterdam alleen in 16 <strong>de</strong><br />

en 17 <strong>de</strong> eeuwse contexten gevon<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw waren gegoten, meestal<br />

opengewerkte kledinghaken populair. Tot dit type kan op <strong>de</strong> Rielerenk eigenlijk<br />

maar één gesloten sluiting wor<strong>de</strong>n gerekend. (cat. nr. 44) Twee an<strong>de</strong>re haken bestaan<br />

uit een ron<strong>de</strong> knop met een bloemmotief waaraan aan <strong>de</strong> ene zij<strong>de</strong> een<br />

trapeziumvormig oog en aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> <strong>de</strong> haak is bevestigd. (cat. nr. 45 & 46)<br />

Twee an<strong>de</strong>re kledinghaken bestaan uit een drie<strong>de</strong>lige knoop met bloemetjes aan het<br />

uitein<strong>de</strong> met het oog. (cat. nr. 47 & 48) Het laatste exemplaar is van een gesloten<br />

type met een uitgebrei<strong>de</strong> versiering. (cat. nr. 49)<br />

44<br />

1. kledinghaak<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/32/-/-/0-118<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1450-1550<br />

6. l. 35 mm, b. 15 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, opengewerkt<br />

9.<br />

47<br />

1. kledinghaak<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-0<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1534-1750<br />

6. l. 29 mm, b. 19 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, versierd met touwmotief in drie<br />

lussen, haak afgebroken<br />

9.<br />

45<br />

1. kledinghaak<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-32<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1525-1650<br />

6. l. 33 mm, b. 14 mm,<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, rozet in het mid<strong>de</strong>n met<br />

daaromheen twee slingers<br />

9. Baart et al., 1977, 155<br />

48<br />

1. kledinghaak<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/1/-/-/0-53<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1525-1625<br />

6. l. 32 mm, b. 19 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, haakje ontbreekt<br />

9.<br />

46<br />

1. kledinghaak<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/48/-/-/0-101<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1525-1650<br />

6. l. 35 mm, b. 14 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, rozet in het mid<strong>de</strong>n<br />

daaromheen twee slingers<br />

9. Baart et al., 1977, 155<br />

49<br />

1. kledinghaak<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/26/1/15/0-59<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1525-1650<br />

6. l. 36 mm, b. 17 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, versier<strong>de</strong> ron<strong>de</strong> plaat,<br />

vierkante beugel<br />

9.


Gor<strong>de</strong>lsluitingen<br />

Gor<strong>de</strong>ls wer<strong>de</strong>n niet alleen gesloten door mid<strong>de</strong>l van gespen maar ook doormid<strong>de</strong>l<br />

van gor<strong>de</strong>lsluitingen. Deze sluitingen beston<strong>de</strong>n uit drie <strong>de</strong>len. Twee beslagplaatjes<br />

die elk aan een riem waren bevestig<strong>de</strong> en waren <strong>voor</strong>zien van een haak. Het <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el was een mid<strong>de</strong>nstuk dat bestond uit drie ogen. Aan het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> oog kon<br />

een los uitrustingstuk wor<strong>de</strong>n bevestigd. Deze sluitingen wer<strong>de</strong>n vanaf <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> tot<br />

<strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw gebruikt. Op <strong>de</strong> Rielerenk is een haak behoren<strong>de</strong> bij een <strong>de</strong>rgelijke<br />

sluiting aangetroffen. (cat. nr. 50) Dit type sluiting wordt ook ban<strong>de</strong>liersluiting<br />

genoemd omdat ze <strong>voor</strong>al wer<strong>de</strong>n gebruikt <strong>voor</strong> laaghangen<strong>de</strong> smalle gor<strong>de</strong>ls.<br />

50<br />

1. ban<strong>de</strong>liersluiting<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/32/-/-/0-124<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1500-1600<br />

6. l. 29 mm, b. 11 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, on<strong>de</strong>rzij<strong>de</strong> op <strong>de</strong> bovenzij<strong>de</strong> vast gezet met koperen nagels,<br />

terwijl het leer vastgezet is met 2 ijzeren nageltjes<br />

9.<br />

Beslag<br />

Tot <strong>de</strong>ze categorie wor<strong>de</strong>n door Klomp allerlei beslagstukken gerekend die op textiel<br />

of leer wer<strong>de</strong>n bevestigd en veelal slechts een <strong>de</strong>coratieve functie had<strong>de</strong>n. Op<br />

<strong>de</strong> Rielerenk werd een beslagstuk gevon<strong>de</strong>n dat waarschijnlijk te dateren is tussen<br />

700 en 900. (cat. nr. 51) Dit rechthoekige beslag is gemaakt van een koperlegering<br />

en is slechts 3,7 bij 1,5 cm groot. Aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> zijn <strong>de</strong> ijzeren nieten te herkennen<br />

die bedoeld waren om het beslagstuk op het leer of het textiel te bevestigen.<br />

De <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> van het object is versierd met Kerbschnitt versiering. Kenmerkend<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze versiering zijn <strong>de</strong> hoekige vormen van <strong>de</strong> uitsne<strong>de</strong>s. In <strong>de</strong> laat Romeinse<br />

tijd en <strong>de</strong> vroege Mid<strong>de</strong>leeuwen werd <strong>de</strong>ze versieringsmetho<strong>de</strong> toegepast op siera<strong>de</strong>n<br />

en kledingaccessoires. Op basis van <strong>de</strong> stijl is het object vermoe<strong>de</strong>lijk tussen<br />

700 en 900 te dateren. Drie beslagfragmenten waren waarschijnlijk bedoeld <strong>voor</strong><br />

het versieren van riemen. (cat. nr. 52, 53 & 54) Een volgend beslagstuk dien<strong>de</strong> waarschijnlijk<br />

als kledingversiering of opnaaisel. (cat. nr. 55) Het is van verguld zilver. Het<br />

te herkennen op schil<strong>de</strong>rijen uit <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1500-1600 waarbij het <strong>voor</strong>al op <strong>de</strong><br />

mouwen van <strong>de</strong> dames is genaaid. Het laatste beslagstuk zou naast op kleding ook<br />

op een meubelstuk verwerkt kunnen zijn geweest. (cat. nr. 56)<br />

137


138<br />

51<br />

1. beslagstuk<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/50/-/-/0-26<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 700-900<br />

6. l. 37 mm, b. 15 mm, d. 4 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, rechthoek versierd met ge<strong>de</strong>genereren<strong>de</strong><br />

dierstijl in kerbschnitttechniek,<br />

met in <strong>de</strong> korte zij<strong>de</strong>n bronzen nagels<br />

9.<br />

54<br />

1. beslag<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-140<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1500-1600<br />

6. l. 35 mm, b. 11 mm, d. 2 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten en omgeslagen<br />

9.<br />

52<br />

1. beslag<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/6/-/-/0-25<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1500-1700<br />

6. l. 16 mm, b. 12 mm, d. 4 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten<br />

9.<br />

Belletjes<br />

Bellen wer<strong>de</strong>n vanaf <strong>de</strong> 11 <strong>de</strong> en 12 <strong>de</strong> eeuw gedragen door <strong>de</strong> a<strong>de</strong>l en <strong>de</strong> opkomen<strong>de</strong><br />

top van <strong>de</strong> burgerij. In <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> en <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw wer<strong>de</strong>n belletjes gebruikt als kledingaccessoires.<br />

Vanaf <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw werd het niet meer echt toegepast als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />

van kleding maar nog wel paar<strong>de</strong>n en hon<strong>de</strong>n. Klomp on<strong>de</strong>rscheidt twee typen. 10 Bij<br />

<strong>de</strong> bellen van het gesloten type is een kogeltje opgesloten in een bolvormige bel. Bij<br />

het (half)open type wordt het geluid <strong>voor</strong>gebracht door een klepeltje. Het afgebeel<strong>de</strong><br />

belletje is van het gesloten bolvormige type. (cat. nr. 57) Vermoe<strong>de</strong>lijk is het<br />

vrij recent en heeft het ooit aan <strong>de</strong> halsband van een hond of kat gehangen.<br />

10 Klomp, 1999, 275.<br />

55<br />

1. kledingversiering<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-42<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1500-1600<br />

6. l. 22 mm, b. 22 mm, d. 2 mm<br />

7. zilver, verguld<br />

8. gegoten, opengewerkt plaatje, in vorm<br />

zespuntige ster<br />

9.<br />

53<br />

1. beslag<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/1/-/-/0-139<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1800<br />

6. l. 38 mm, b. 13 mm, d. 1 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gestanst, gegraveerd, bevestigingsge<strong>de</strong>elte<br />

afgebroken, versier<strong>de</strong> bovenzij<strong>de</strong><br />

met bloemmotieven<br />

9.<br />

56<br />

1. beslag<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-44<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5.<br />

6. diam. 15 mm, d. 2 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, bloemmotief, opening in het<br />

hart<br />

9.


58<br />

1. be<strong>de</strong>vaartshanger<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-05<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1850-1950<br />

6. l. 18 mm, b. 14 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geslagen;<br />

vz: ovaal met rondom tekst in buitenste<br />

rand;<br />

kz: staand en zittend persoon<br />

9.<br />

57<br />

1. belletje<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/32/-/-/0-57<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1900-2000<br />

6. diam. 20 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geperst, samengesteld<br />

9.<br />

Hangers<br />

Op <strong>de</strong> Rielerenk zijn verschillen<strong>de</strong> hangertjes aangetroffen. Deze hebben een wijd<br />

uiteenlopen<strong>de</strong> datering en herkomst. Het eerste hangertje is een be<strong>de</strong>vaartshanger<br />

van messing. Deze hangers wer<strong>de</strong>n door katholieken gedragen nadat ze op be<strong>de</strong>vaart<br />

waren geweest. (cat. nr. 58.) Het dateert uit <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> of 20 ste eeuw. Een zilveren<br />

be<strong>de</strong>ltje was een van <strong>de</strong> pronkstukjes van <strong>de</strong> opgraving. Het is gemaakt van<br />

zilver met mooi filigrainwerk in <strong>de</strong> vorm van een boekje. Aan <strong>de</strong> zijkanten en op <strong>de</strong><br />

rug is het opengewerkt. (cat. nr. 59)<br />

De laatste hanger is sterk gecorro<strong>de</strong>erd (cat. nr. 60). Aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> gegoten<br />

hanger is een vrouwenhoofd en profil te zien. Vermoe<strong>de</strong>lijk dateert het object<br />

uit <strong>de</strong> Jugendstil.<br />

59<br />

1. hanger<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/32/1/-/0-47<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1850-1900<br />

6. l. 17 mm, b. 12 mm, d. 5 mm<br />

7. zilver<br />

8. gesmeed, gedraaid, filigrainwerk in <strong>de</strong><br />

vorm van een boekje, opengewerkt aan <strong>de</strong><br />

zijkanten en rug<br />

9.<br />

60<br />

1. hanger<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/1/-/-/0-11<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1890-1930<br />

6. diam. <strong>21</strong> mm, d. 2 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, ron<strong>de</strong> hanger met vrouwenhoofd<br />

9.<br />

139


140<br />

Ring<br />

De ring is gemaakt van getrokken koperdraad. (cat. nr. 61) Hierop is een dunne<br />

geknipte kast gesol<strong>de</strong>erd waarop oorspronkelijk een steentje of een stukje glas was<br />

gemonteerd. Gezien <strong>de</strong> geringe diameter moet <strong>de</strong> ring aan een kind toebehoord<br />

hebben. In Amsterdam is een vergelijkbare ring gevon<strong>de</strong>n die gedateerd wordt in <strong>de</strong><br />

eerste helft van <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw. 11<br />

61<br />

1. kin<strong>de</strong>rring<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/32-48/-/-/0-74<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1750<br />

6. ring: diam. <strong>21</strong> mm, d. 2 mm; kast: l. 10 mm, b. 10 mm, d. 2 mm<br />

7. koper<br />

8. getrokken draad, geknipte kast en gesol<strong>de</strong>erd; dunne koperen scheen waarop een<br />

wijd uitlopen<strong>de</strong> vierkante kast, steentje/glas is verdwenen<br />

9. Baart et al., 1977, <strong>21</strong>5, cat.nr. 395<br />

4. Wapens<br />

Kogels<br />

Bij het on<strong>de</strong>rzoek zijn kogels en hulzen uit verschillen<strong>de</strong> perio<strong>de</strong>n aangetroffen.<br />

Vrijwel alle munitie is afkomstig van handvuurwapens, waarbij een on<strong>de</strong>rscheid kan<br />

wor<strong>de</strong>n gemaakt tussen <strong>voor</strong>- of trompla<strong>de</strong>rs en achterla<strong>de</strong>rs. De <strong>voor</strong>la<strong>de</strong>rs wer<strong>de</strong>n<br />

gela<strong>de</strong>n met ron<strong>de</strong> lo<strong>de</strong>n kogels die vanaf het uitein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> loop wer<strong>de</strong>n<br />

aangebracht met een laadstok. Bij <strong>de</strong> latere achterla<strong>de</strong>rs wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> kogels vanaf <strong>de</strong><br />

achterzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> loop aangebracht. Deze kogels zijn veelal niet van lood maar<br />

bestaan uit een lo<strong>de</strong>n kern met een mantel van messing.<br />

Kogels van <strong>voor</strong>- of trompla<strong>de</strong>rs<br />

Omstreeks 1300 slaag<strong>de</strong> men erin om een werkzaam explosief mengsel van zwavel,<br />

salpeter en houtskool te vervaardigen. In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw ontston<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

eerste echte handvuurwapens. In eerste instantie werd het kruit tot ontploffing gebracht<br />

met behulp van een lont. Tussen 1600 en 1850 werd <strong>voor</strong>al het vuursteenslot<br />

toegepast. In <strong>de</strong> haan van het vuurwapen werd een vuursteentje bevestigd dat een<br />

vonkje moest afgeven en het kruit dien<strong>de</strong> te ontbran<strong>de</strong>n. Aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> diameter<br />

van <strong>de</strong> kogels kan wor<strong>de</strong>n bepaald of <strong>de</strong> kogels afkomstig zijn van een pistool,<br />

een haakbus of een musket. De kogels met een diameter van ongeveer 11 mm<br />

zijn bedoeld <strong>voor</strong> een pistool. (cat. nr. 62) Kogels met een diameter van ongeveer<br />

13 mm zijn afkomstig uit een arquebus. (cat. nr. 63) Het grootste mo<strong>de</strong>l dat onge-<br />

11 Baart et al., 1977, <strong>21</strong>5, cat nr. <strong>21</strong>5.


62<br />

1. pistoolkogel<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/2/-/-/0-134<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. ca. 1500 - 1860<br />

6. diam. 11 mm<br />

7. lood<br />

8. gegoten<br />

9. Lenting et al., 1993, 117-118<br />

veer 20 mm mat, is afgevuurd met een musket. (cat. nr. 64 & 65) De wapens had<strong>de</strong>n<br />

een glad<strong>de</strong> loop waardoor ze onzuiver en niet al te ver schoten. Een geoefend soldaat<br />

met een <strong>voor</strong>la<strong>de</strong>r kon drie schoten per minuut afvuren. Ver<strong>de</strong>r dan 80 m reikte<br />

dit schot echter nauwelijks.<br />

De kogels maken lange tijd geen enkele stijlontwikkeling door en zijn dan ook nauwelijks<br />

te dateren. Het is dan ook niet mogelijk <strong>de</strong> op <strong>de</strong> Rielerenk gevon<strong>de</strong>n exemplaren<br />

aan een perio<strong>de</strong> toe te wijzen. Hoe <strong>de</strong> kogels op <strong>de</strong> Rielerenk terechtgekomen<br />

zijn, is niet met zekerheid te stellen. Een <strong>de</strong>el is mogelijk met het afval op<br />

<strong>de</strong> es terechtgekomen an<strong>de</strong>re zijn in <strong>de</strong> omgeving afgeschoten bij <strong>de</strong> jacht of bij gevechtshan<strong>de</strong>lingen.<br />

An<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van wapens zijn niet aangetroffen. Pompstokhou<strong>de</strong>r,<br />

laadstokpijpjes, slotplaten en kruitmaatjes ontbreken volledig. Een langdurige<br />

aanwezigheid van soldaten in <strong>de</strong> nabije omgeving is dan ook niet waarschijnlijk.<br />

63<br />

1. arquebuskogel<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/2/-/-/0-134<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. ca. 1500 - 1860<br />

6. diam. 13 mm<br />

7. lood<br />

8. gegoten<br />

9. Lenting et al., 1993, 117-118<br />

64<br />

1. musketkogel<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/2/-/-/0-134<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. ca. 1500 - 1860<br />

6. diam. 20 mm<br />

7. lood<br />

8. gegoten<br />

9. Lenting et al., 1993, 117-118<br />

65<br />

1. musketkogel<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/2/-/-/0-134<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. ca. 1500 - 1860<br />

6. diam. 18 mm<br />

7. lood<br />

8. gegoten<br />

9. Lenting et al., 1993, 117-118<br />

141


142<br />

5. Meubilair<br />

Meubelbeslag<br />

Tot meubelbeslag wor<strong>de</strong>n allerlei verschillen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>werpen gerekend. Hierbij kan<br />

wor<strong>de</strong>n gedacht aan <strong>de</strong>urknoppen, kasthaken, kastogen, en verstevigings/sierstukken<br />

op <strong>de</strong> hoeken van <strong>de</strong>urtjes. Op <strong>de</strong> Rielerenk zijn verschillen<strong>de</strong> beslagstukken aangetroffen.<br />

Een beslagstuk in <strong>de</strong> vorm van een ster en een beslagstuk in <strong>de</strong> vorm van<br />

een bloem dien<strong>de</strong>n waarschijnlijk bei<strong>de</strong>n als versiering op een meubelstuk. (cat. nr.<br />

66 & 67) Een schelpvormig plaatje met een oogje dien<strong>de</strong> waarschijnlijk ter af<strong>de</strong>kking<br />

van een sleutelgat. (cat. nr. 68)<br />

66<br />

1. kastbeslag<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/2-51-33/-/-/0-137<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5.<br />

6. l. 23 mm, d. 9 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, stervormige bloem met bladmotief,<br />

8 puntige stervorm<br />

9.<br />

6. Vaatwerk en bestek<br />

67<br />

1. kastbeslag, beslagplaat <strong>voor</strong> achter <strong>de</strong><br />

handgreep of knop<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-140<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5.<br />

6. diam. 24 mm, d. 1,6 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geknipt, geboord, geslagen, bloemmotief<br />

9.<br />

Vaatwerk<br />

Versleten kookpotten en grapen wer<strong>de</strong>n meestal omgesmolten <strong>voor</strong> nieuw materiaal<br />

en kwamen dus niet in het bo<strong>de</strong>marchief terecht. De poten van <strong>de</strong> meeste<br />

grapen waren los aangezet en braken nog wel eens af. Deze poten wor<strong>de</strong>n bij opgravingen<br />

en met <strong>de</strong> metaal<strong>de</strong>tector regelmatig teruggevon<strong>de</strong>n. De op <strong>de</strong> Rielerenk<br />

aangetroffen poot is hol en vertoont nog sporen van roet. (cat. nr. 69) Ook een koperen<br />

lapstuk kan met koperen kookpotten of grapen in verband wor<strong>de</strong>n gebracht.<br />

(cat. nr. 70) De ketellapper sloot een slijtagegat af door er een plaatje overheen te<br />

bevestigen dat met poppen werd vast geklonken.<br />

68<br />

1. kastbeslag<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/33/-/-/0-48<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1700-1800<br />

6. l. 41 mm, b. 28 mm, d. 4 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, schelpvormig plaatje met ring;<br />

jacobsschelp;<br />

beschermingsplaat <strong>voor</strong> sleutelgat<br />

9.


69<br />

1. poot van een grape/kookpot<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/1/-/-/0-38<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1800<br />

6. l. 46 mm, b. 34 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, poot is hol van binnen,<br />

roetsporen aanwezig<br />

9.<br />

70<br />

1. lapstuk<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/48/-/-/0-112<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1800-1900<br />

6. l. 35 mm, b. 30 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. samengesteld door poppen<br />

9.<br />

Kranen en tappen<br />

Het tappen van vloeistoffen uit houten vaten gebeur<strong>de</strong> met een tap en een bijpassen<strong>de</strong><br />

kraan. De tap is een naar achter smaller wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong> holle buis die in het<br />

vat werd geslagen. Door <strong>de</strong> buis bevindt zich een gat waar <strong>de</strong> kraan in kon wor<strong>de</strong>n<br />

geplaatst. De kraan was niets meer dan een massieve stop met een gat erdoor. Door<br />

het gat in <strong>de</strong> lengterichting van <strong>de</strong> buis te draaien kon <strong>de</strong> vloeistof uitstromen.<br />

Door <strong>de</strong> massieve kant <strong>voor</strong> te draaien werd het uitstromen gestopt. Op <strong>de</strong> Rielerenk<br />

wer<strong>de</strong>n een tap en een stop gevon<strong>de</strong>n. (cat. nr. 71 & 72) Op het handvat van <strong>de</strong><br />

stop staan <strong>de</strong> letters GW.<br />

71<br />

1. tap<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/54/-/-/0-113<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1800<br />

6. l. 118 mm, diam. 20 mm<br />

7. messing<br />

8. gegoten, handvat geborsteld, met inkeping <strong>voor</strong> stuit/stop<br />

9.<br />

143


144<br />

72<br />

1. tapkraan<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/54/-/-/0-18<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1700<br />

6. l. 51 mm, diam. <strong>21</strong> mm, diam. 15 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, merkteken GW<br />

9.<br />

Lepels<br />

De oudste metalen lepels dateren uit <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1375-1424. Voor die tijd wer<strong>de</strong>n<br />

lepels veelal van hout gemaakt. Op <strong>de</strong> Rielerenk zijn vrij veel lepels aangetroffen<br />

waarvan er maar een paar zijn afgebeeld. (cat. nr. 73 & 74) Deze lepels hebben een<br />

datering in <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> eeuw of later.<br />

73<br />

1. theelepel<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-39<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1925-1975<br />

6. l. 103 mm, b. 22 mm, d. 2 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geperst, steel tot aan <strong>de</strong> bak lengte groeven, merk machinaal ingeslagen,<br />

niet goed leesbaar<br />

9.


75<br />

1. beslagplaat mesheft<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-44<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1450-1550<br />

6. l. 40 mm, b. 16 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geknipt, gegraveerd in gotische letters<br />

9.<br />

74<br />

1. theelepeltje<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-132<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1925-1950<br />

6. l. 111 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geperst, verzilverd, steel in lengte richting geribt, merk op<br />

achterzij<strong>de</strong>: PRIMA ALPACCA<br />

9.<br />

Messen en dolken<br />

Op <strong>de</strong> Rielerenk zijn twee mesheftbekroningen aangetroffen. Het eerste exemplaar<br />

<strong>de</strong>kte waarschijnlijk het gehele heft af. (cat. nr. 75) Op het heft zijn een aantal stilistische<br />

gotische letters te zien. Het twee<strong>de</strong> heft toont aan <strong>de</strong> ene zij<strong>de</strong> een staan<strong>de</strong><br />

man terwijl <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> een vrouwenfiguur laat zien. Op het platte uitein<strong>de</strong> van<br />

het heft is een mannenhoofd met een kroon te zien. (cat. nr. 76)<br />

76<br />

1. mesheftbekroning<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/6/-/-/0-17<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1550-1650<br />

6. l. 25 mm, b. 15 mm<br />

7. koper, mogelijk vertind of verzilverd<br />

8. geknipt, gegraveerd, gesol<strong>de</strong>erd, mogelijk vertind of verzilverd;<br />

één zij<strong>de</strong> versierd met staan<strong>de</strong> figuur, mansportret op bovenzij<strong>de</strong>,<br />

versiering op an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> ondui<strong>de</strong>lijk<br />

9.<br />

145


146<br />

Messenon<strong>de</strong>rlegger<br />

Dit kruisvormige <strong>voor</strong>werp met bolletjes aan het uitein<strong>de</strong> is een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van een<br />

messenon<strong>de</strong>rlegger. (cat. nr. 77) Het bestond oorspronkelijk uit twee van <strong>de</strong>ze<br />

kruizen met een staafje ertussen. Op het staafje kon tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> maaltijd het gebruikte<br />

mes wor<strong>de</strong>n neergelegd zodat het tafelkleed schoon bleef.<br />

77<br />

1. meson<strong>de</strong>rlegger<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/2/51/33/-/-/0-137<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1900-2000<br />

6. l. 29 mm, b. 29 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, kruis met bolletjes op <strong>de</strong> uitein<strong>de</strong>n<br />

9.<br />

7. Paar<strong>de</strong>ntuig<br />

Pendant<br />

Het afgebeel<strong>de</strong> <strong>voor</strong>werp is een pendant. (cat. nr. 78) Deze hangers komen in Ne<strong>de</strong>rland<br />

zel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> maar uit Engeland zijn verschillen<strong>de</strong> typen bekend waarop vaak wapens zijn<br />

afgebeeld. Op het exemplaar van <strong>de</strong> Rielerenk zijn drie vergul<strong>de</strong> strepen aangebracht.<br />

Dit wapen kon tot op he<strong>de</strong>n niet met een <strong>stad</strong> of familie in verband wor<strong>de</strong>n gebracht.<br />

Het pendant kan hier verloren zijn maar kan ook met <strong>stad</strong>sdrek op <strong>de</strong> Rielerenk terecht<br />

zijn gekomen.<br />

78<br />

1. pendant<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-36<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1300-1400<br />

6. l. 41 mm, b. 26 mm, d. 2 mm<br />

7. koperlegering, goud<br />

8. gegoten en verguld, heraldisch wapen met V vormige kepers (familie van Voorst?),<br />

on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van een paar<strong>de</strong>nborstversiering met een wapen erop<br />

9.


79<br />

1. boekbeslag, sluiting<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/8/-/-/0-15<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1700<br />

6. l. 35 mm, b. <strong>21</strong> mm, d. 2 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geknipt, genageld, onversierd<br />

9.<br />

12 Klomp, 1999, 278.<br />

8. Persoonlijke bezittingen<br />

Boekbeslag<br />

Vanaf <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>leeuwen wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> leren kaften van boeken <strong>voor</strong>zien van metalen<br />

beslag. Deze veelal platte objecten waren aan <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong> <strong>voor</strong>zien van nieten die<br />

door het leer wer<strong>de</strong>n gestoken en daarna aan <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong> platgebogen. Het<br />

inbin<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> boeken vond vanaf <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw niet meer plaats bij <strong>de</strong> drukker maar<br />

bij <strong>de</strong> verkoper. De koper gaf opdracht om een boek op een bepaal<strong>de</strong> wijze in te<br />

bin<strong>de</strong>n en van beslag te <strong>voor</strong>zien. De band van een boek bestaat uit een houten <strong>voor</strong>en<br />

achterplaat die werd overtrokken met leer, perkament of karton. Hierop kon<strong>de</strong>n<br />

drie verschillen<strong>de</strong> soorten beslag wor<strong>de</strong>n bevestigd. 12 Het centrale boekbeslag dat<br />

mid<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> <strong>voor</strong> of <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong> van het boek was bevestigd en uitsluitend een<br />

sierfunctie had. Het hoekbeslag dat <strong>voor</strong>al bedoeld was om <strong>de</strong> hoeken van <strong>de</strong> kaft te<br />

beschermen tegen beschadiging en verbuiging. Boeksloten ten slotte dien<strong>de</strong>n om het<br />

boek dicht te hou<strong>de</strong>n waardoor het min<strong>de</strong>r snel verstofte. Tot <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw was<br />

boekbeslag <strong>voor</strong>al van brons met soms een vergulding of een verzilvering. Van <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong><br />

tot <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw werd hoofdzakelijk messing boekbeslag toegepast. Hierna werd<br />

<strong>voor</strong>al ook veel zilver toegepast. Op <strong>de</strong> Rielerenk zijn een viertal fragmenten van<br />

boekbeslag gevon<strong>de</strong>n. In alle gevallen gaat het om sluitingen. (cat. nr. 79 tot 82)<br />

80<br />

1. boekbeslag, sluiting<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/1/-/-/0-4<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1650-1725<br />

6. l. 40 mm, b. <strong>21</strong> mm, d. 2 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegraveer<strong>de</strong> versiering in ban<strong>de</strong>n,<br />

bladmotief bij sluiting<br />

9.<br />

81<br />

1. boekbeslag, sluiting<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/28-/-/0-18<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1500-1700<br />

6. l. 32 mm, b. 11 mm, d. 1 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geknipt, gegraveerd, ban<strong>de</strong>n, twee<br />

nagels<br />

9.<br />

82<br />

1. boekbeslag, sluiting<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-44<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5.<br />

6. l. 34 mm, b. 7 mm, d. 1 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geknipt, gegraveerd, aan on<strong>de</strong>rzij<strong>de</strong><br />

koperen nageltje<br />

9.<br />

147


148<br />

Pijpereutelaar<br />

Pijpereutelaars of pijpewroeters wer<strong>de</strong>n gebruikt om <strong>de</strong> pijp schoon te krabben. De<br />

meest eenvoudige zijn huisgemaakte exemplaren van in elkaar gevlochten koperdraad.<br />

Daarnaast wer<strong>de</strong>n ze gemaakt van koper en zilver. Ze wor<strong>de</strong>n gegoten in veel<br />

vormen waarbij het uitein<strong>de</strong> vaak versierd is met figuren en dieren. Sommige exemplaren<br />

kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n opgehangen aan een kettinkje of waren zo gemaakt dat men<br />

niet alleen kon krabben, maar ook kon lepelen of stoppen. De op <strong>de</strong> Rielerenk<br />

gevon<strong>de</strong>n pijpereutelaar is vermoe<strong>de</strong>lijk een vrij vroeg exemplaar. (cat. nr. 83) De<br />

lengte is niet voldoen<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> veel grotere ketels van <strong>de</strong> latere kleipijpen.<br />

83<br />

1. pijpereutelaar<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/48/-/-/0-126<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1600-1700<br />

6. l. 41 mm, diam. 7 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten, kort naaldvormig <strong>voor</strong>werp met eikelvormige bekroning<br />

9.<br />

Zegelstempels<br />

Zegelstempels wer<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>leeuwen en nieuwe tijd gebruikt <strong>voor</strong> het verzegelen<br />

van belangrijke stukken. Dit kon op twee manieren gebeuren. Nadat <strong>de</strong> brief was<br />

geschreven werd <strong>de</strong>ze opgerold of gevouwen. Daarna werd op <strong>de</strong> sluiting een plakje<br />

gesmolten was aangebracht. In <strong>de</strong> natte was werd het zegel van <strong>de</strong> afzen<strong>de</strong>r aangebracht.<br />

Als <strong>de</strong> brief werd geopend, moest <strong>de</strong> zegel eerst wor<strong>de</strong>n verbroken. De ontvanger<br />

kon dan zien dat er met <strong>de</strong> brief geknoeid was. De zegels wer<strong>de</strong>n ook gebruikt<br />

om te laten zien dat <strong>de</strong> inhoud was goedgekeurd door alle partijen die er hun zegel<br />

op had<strong>de</strong>n aangebracht. Aanvankelijk wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> zegels <strong>voor</strong>al gebruikt door keizers,<br />

koningen en pausen <strong>voor</strong> het bekrachtigen van akten en oorkon<strong>de</strong>n. Later wer<strong>de</strong>n<br />

zegelstempels ook door an<strong>de</strong>re kerkelijke en wereldlijke hoogwaardigheidsbekle<strong>de</strong>rs<br />

gebruikt en raakte het gebruiken van zegelstempels ook in zwang bij han<strong>de</strong>laren en<br />

an<strong>de</strong>re gegoe<strong>de</strong> burgers. Het op <strong>de</strong> Rielerenk aangetroffen exemplaar dateert vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

uit het mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> eeuw. (cat. nr. 84) Het bestaat uit een stempel<br />

van een koperlegering en een houten handvat. Op <strong>de</strong> stempel staan <strong>de</strong> letters SB.<br />

84<br />

1. zegelstempel<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/8/-/-/0-7<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1825-1875<br />

6. l. 23 mm, b. 14 mm, d. 3 mm<br />

7. koperlegering en hout<br />

8. gegoten, samengesteld, initialen SB (eigendomsmerk) in gotische sierletters<br />

monogram; met stukje houten handvat en klemring<br />

9.


Horlogesleutel<br />

Horlogesleutels wer<strong>de</strong>n gebruikt <strong>voor</strong> het opwin<strong>de</strong>n van zakhorloges en het verzetten<br />

van <strong>de</strong> wijzers. De sleuteltjes waren vrij teer en raakten daardoor regelmatig<br />

beschadigd. Samen met het feit dat <strong>de</strong> sleuteltjes vrij klein waren en gemakkelijk<br />

kwijtraakten, zorg<strong>de</strong> dit er<strong>voor</strong> dat <strong>de</strong>ze sleuteltjes regelmatig archeologisch wor<strong>de</strong>n<br />

teruggevon<strong>de</strong>n. Het meest gebruikte materiaal is messing maar er komen ook<br />

zilveren exemplaren <strong>voor</strong>. Het hier aangetroffen exemplaar dateert vermoe<strong>de</strong>lijk uit<br />

<strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> of 19 <strong>de</strong> eeuw en is aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> versierd met een mand met bloemen.<br />

(cat. nr. 85)<br />

9. Verwarming en verlichting<br />

85<br />

1. horlogesleutel<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-37<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1850-1880<br />

6. gegoten<br />

7. l. 23 mm, b. 18 mm, d. 1 mm<br />

8. gegoten;<br />

vz: zwaan in vijver;<br />

kz: mand met bloemen<br />

9.<br />

Ton<strong>de</strong>ldoos<br />

Om vuur te maken werd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> uitvinding van <strong>de</strong> lucifers in het begin van <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong><br />

eeuw, gebruik gemaakt van een zogenaam<strong>de</strong> vuurslag en een stuk vuursteen. Door<br />

met <strong>de</strong> metalen vuurslag op <strong>de</strong> vuursteen te slaan wer<strong>de</strong>n kleine vonkjes gecreëerd.<br />

De vonkjes wer<strong>de</strong>n in contact gebracht met <strong>de</strong> ton<strong>de</strong>l, een bij <strong>voor</strong>keur licht ontbrandbaar<br />

materiaal. De gehele set werd opgeborgen in <strong>de</strong> ton<strong>de</strong>ldoos, <strong>de</strong> <strong>voor</strong>loper<br />

van onze aansteker of doosje lucifers. De ton<strong>de</strong>ldozen zijn vaak langwerpig<br />

maar er komen ook an<strong>de</strong>re vormen <strong>voor</strong>. Aan bei<strong>de</strong> zij<strong>de</strong>n bevindt zich een halfrond<br />

<strong>de</strong>kseltje met een oog. Doormid<strong>de</strong>l van het oog kon <strong>de</strong> ton<strong>de</strong>ldoos aan een<br />

ketting kon wor<strong>de</strong>n opgehangen. Doordat het <strong>de</strong>ksel met een eigen oog aan <strong>de</strong> ketting<br />

verbon<strong>de</strong>n was raakte het min<strong>de</strong>r snel kwijt. Het op <strong>de</strong> Rielerenk aangetroffen<br />

exemplaar is van geknipt en aan elkaar gesol<strong>de</strong>erd koperplaat. (cat. nr. 86) Het heeft<br />

een draadoog en is vermoe<strong>de</strong>lijk tussen 1700 en 1900 te dateren.<br />

86<br />

1. <strong>de</strong>ksel van een ton<strong>de</strong>ldoos<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/32/1/-/0-48<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1700-1900<br />

6. diam. 28 mm, h. 15 mm.<br />

7. koperlegering<br />

8. geknipt, samengesteld, met oog<br />

9.<br />

149


150<br />

10. Munten, muntgewichten en rekenpenningen<br />

Munten<br />

On<strong>de</strong>rzoek door mid<strong>de</strong>l van <strong>de</strong> metaal<strong>de</strong>tector levert over het algemeen een grote<br />

hoeveelheid munten op. De meeste aangetroffen munten hebben een recente datering<br />

maar ook munten uit <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>leeuwen wor<strong>de</strong>n in grote hoeveelhe<strong>de</strong>n en wisselen<strong>de</strong><br />

kwaliteiten gevon<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> opsomming wordt slechts een<br />

selectie van <strong>de</strong> munten behan<strong>de</strong>ld. Hierbij is allereerst gekozen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> meest bijzon<strong>de</strong>re<br />

exemplaren. Daarnaast zijn <strong>voor</strong>al uit Deventer en Overijssel afkomstige<br />

exemplaren afgebeeld. Bijna alle aangetroffen munten zijn van koper, zilveren munten<br />

ontbreken bijna volledig. Hier<strong>voor</strong> zijn een aantal mogelijke re<strong>de</strong>nen. Allereerst<br />

vertegenwoordigen <strong>de</strong>ze munten een hogere waar<strong>de</strong> en zullen dus in het dagelijks<br />

gebruik min<strong>de</strong>r gebruikt wor<strong>de</strong>n. Ook zal men er zuiniger op zijn waardoor ze min<strong>de</strong>r<br />

snel verloren wor<strong>de</strong>n.<br />

De oudste munt is een zogenaam<strong>de</strong> Romeinse follis. (cat. nr. 87) De munt is geslagen<br />

tussen 330 en 331 na Chr. in Trier. De munt is geslagen ter ere van keizer<br />

Constantijn <strong>de</strong> Grote. Aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> is <strong>de</strong> gehelm<strong>de</strong> personificatie van Rome te<br />

zien. Op <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong> zien we <strong>de</strong> wolvin met Romulus en Remus, <strong>de</strong> legendarische<br />

stichters van Rome. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> tweeling zijn <strong>de</strong> letters TRS te lezen die verwijzen<br />

naar het muntatelier in Trier. De munt hoeft niet te wijzen op bewoning uit <strong>de</strong><br />

Romeinse tijd ter plaatse. Ze kan ook met <strong>stad</strong>safval of plaggen op <strong>de</strong> Rielerenk<br />

terecht gekomen zijn. Een twee<strong>de</strong> follis is te dateren tussen 337 en 340 na Christus.<br />

(cat. nr. 88) Aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> is een keizerbuste met <strong>de</strong> moeilijk te lezen tekst FL<br />

(avius), IVL(ius)/… AVG(ustus) te zien. De achterzij<strong>de</strong> toont twee soldaten met een<br />

veldteken. De munt is geslagen in <strong>de</strong> regeringsperio<strong>de</strong> van Constantius II (337-361).<br />

Het grootse <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> munten is te dateren in <strong>de</strong> late Mid<strong>de</strong>leeuwen of <strong>de</strong> nieuwe<br />

tijd. Tot 1046 berustte het muntrecht in Overijssel bij <strong>de</strong> koning. In 1046 droeg keizer<br />

Hendrik III <strong>de</strong> rechten over aan <strong>de</strong> Utrechtse bisschop. Tot 1458 is op alle te<br />

Deventer geslagen munten dan ook <strong>de</strong> naam van een Utrechtse bisschop te vin<strong>de</strong>n.<br />

In <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw probeer<strong>de</strong> <strong>de</strong> <strong>stad</strong> Deventer zich steeds meer los te weken van <strong>de</strong><br />

bisschop. Vermoe<strong>de</strong>lijk hoor<strong>de</strong> hierbij on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re het opzetten van een eigen<br />

ste<strong>de</strong>lijke muntslag. Vermoe<strong>de</strong>lijk wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> eerste munten in Deventer niet eer<strong>de</strong>r<br />

dan 1458 geslagen. De grootste groep te Deventer geslagen munten heeft tevens <strong>de</strong><br />

kleinste nominale waar<strong>de</strong>.<br />

Deze zogenaam<strong>de</strong> braemsen zijn slechts aan één zij<strong>de</strong> aangemunt en wor<strong>de</strong>n daarom<br />

ook wel bracteaten genoemd. Het zijn kleine koperen pasmunten en ze vertegenwoordigen<br />

een waar<strong>de</strong> van 1/8 plak of 1/64 stuiver. In totaal zijn twaalf braemsen<br />

aangetroffen van drie verschillen<strong>de</strong> typen. Op <strong>de</strong> zes munten is <strong>de</strong> Deventer<br />

<strong>stad</strong>sarend afgebeeld met <strong>de</strong> kop naar links. (cat. nr. 89) Op <strong>de</strong> vijf munten kijkt <strong>de</strong><br />

arend naar rechts (cat. nr. 90) en op het laatste exemplaar is naast <strong>de</strong> arend het<br />

wapenschild van het Oversticht afgebeeld. (cat. nr. 91) Aan <strong>de</strong> Bruynssteeg, in het<br />

centrum van Deventer, zijn in een afvalkuil vier munten van het type met het wapenschild<br />

aangetroffen. Tot op he<strong>de</strong>n is geen chronologische ontwikkeling van <strong>de</strong><br />

verschillen<strong>de</strong> typen bekend. Uit historische bronnen is alleen bekend dat in 1492 <strong>de</strong><br />

bestaan<strong>de</strong> braemsen wer<strong>de</strong>n vervangen door nieuwe exemplaren.<br />

Naast <strong>de</strong>ze braemsen is ook een ‘plak’ met zekerheid uit Deventer afkomstig. In<br />

1523 werd een laatste serie Deventer munten geslagen waarvan <strong>de</strong>ze plak <strong>de</strong>el uitmaakte.<br />

(cat. nr. 92) Van 1523 tot 1588 <strong>voor</strong>zag <strong>de</strong> gezamenlijke muntslag van De-


87<br />

1. follis, Constantijn <strong>de</strong> Grote<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/32/1/-/0-48<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 330-331<br />

6. diam. 17 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geslagen<br />

vz: gehelm<strong>de</strong> personificatie van Rome<br />

az: wolvin met Romulus en Remus<br />

TRS<br />

9.<br />

13 Respectievelijk 9, 5, 5, 4, 3 en 2 stuks.<br />

venter, Kampen en Zwolle in <strong>de</strong> behoefte. Ook exemplaren van <strong>de</strong>ze zogenaam<strong>de</strong><br />

Drieste<strong>de</strong>n muntslag zijn vertegenwoordigd. Een drieplak uit 1556 toont aan <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> <strong>de</strong> wapens van Deventer (a<strong>de</strong>laar), Kampen (toren) en Zwolle (kruis) met<br />

aan <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong> een gebloemd hart. In het hart en tussen <strong>de</strong> wapens is het cijfer<br />

3 afgebeeld. (cat. nr. 93) Ook een plak met aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> een lang gevoet kruis en<br />

aan <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong> <strong>de</strong> wapens van <strong>de</strong> Overijsselse ste<strong>de</strong>n moet tot <strong>de</strong> drieste<strong>de</strong>nmuntslag<br />

wor<strong>de</strong>n gerekend. (cat. nr. 94) Klaarblijkelijk speel<strong>de</strong> <strong>de</strong> lokale muntslag in<br />

<strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> en 16 <strong>de</strong> eeuw een zeer grote rol. De enige munt van el<strong>de</strong>rs is een plak afkomstig<br />

uit Zwolle. (cat. nr. 95) Aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> is het wapen van Zwolle afgebeeld. Aan<br />

<strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong> staat een gevoet kruis met <strong>de</strong> letters Z-V-O-L in <strong>de</strong> hoeken. Tot slot<br />

zijn er negen duiten die te dateren zijn in <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> eeuw. Van <strong>de</strong> vijf <strong>de</strong>termineerbare<br />

exemplaren komen er drie uit Holland, één uit Gel<strong>de</strong>rland en één uit Zwolle.<br />

Uit <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw dateren in totaal 29 <strong>de</strong>termineerbare munten waaron<strong>de</strong>r 20 duiten.<br />

De duiten zijn geslagen in Deventer, Zwolle, Zuthpen, Overijssel, Gel<strong>de</strong>rland,<br />

Stad Utrecht, provincie Utrecht, West Friesland, Friesland, Stevensweert, Reckheim<br />

en Kleef. Op <strong>de</strong> uit Deventer afkomstige duit is aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> het opschrift DAV-<br />

ENTRIA met het on<strong>de</strong>rschrift 1617 te zien. Aan <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong> staat het <strong>stad</strong>swapen<br />

met een onleesbaar randschrift. (cat. nr. 96) De afgebeel<strong>de</strong> duit uit Overijssel<br />

heeft aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> het Latijnse opschrift TRAS/ISVLA/NIA en toont aan <strong>de</strong><br />

achterzij<strong>de</strong> het wapen van Overijssel. (cat. nr. 97) Afgebeeld zijn ver<strong>de</strong>r een duit van<br />

<strong>de</strong> <strong>stad</strong> Zutphen uit 1687 en één van Zwolle die tussen 1593 en 1663 is te dateren.<br />

(cat. nr. 98 en 99) Een drei Hellerstuk is geslagen in Kleef. Uit Roermond en Holland<br />

komt elk één oord. Een bezemstuiver is geslagen door <strong>de</strong> Zeven Provinciën. Uit<br />

Overijssel komen een rij<strong>de</strong>rschelling, een dubbele stuiver, twee bezemstuivers en<br />

een dubbele stuiver uit Zwolle.<br />

Uit <strong>de</strong> 18 <strong>de</strong> eeuw dateren in totaal 29 <strong>de</strong>termineerbare munten waaron<strong>de</strong>r 27 duiten.<br />

Het aantal herkomstplaatsen is opvallend veel kleiner. De duiten zijn afkomstig<br />

uit Gel<strong>de</strong>rland, Overijssel, Holland, Zeeland, Stad Utrecht en West Friesland. 13 Afgebeeld<br />

is allereerst een duit uit Overijssel. (cat. nr. 100) Aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> van <strong>de</strong>ze<br />

munt is <strong>de</strong> naam van <strong>de</strong> provincie nu in <strong>de</strong> volkstaal weergegeven: OVER/YSSEL en<br />

niet meer in het Latijn (TRANSISLANIA) zoals een eeuw eer<strong>de</strong>r. Het twee<strong>de</strong> afgebeel<strong>de</strong><br />

muntstuk is afkomstig uit Gel<strong>de</strong>rland (cat. nr. 101). Daarnaast zijn een ¼<br />

Stuber uit Dortmund en een drei Pfennigstuk uit Soest (Westfalen) aangetroffen.<br />

88<br />

1. follis, Constantius II (337-361)<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/7/-/-/0-25<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 337-340<br />

6. diam. 14 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geslagen;<br />

vz: keizerbuste, tekst slecht te lezen:<br />

FL(avius)IVL(ius) / … AVG(ustus);<br />

kz: twee soldaten, 1 veldteken [GLORIA<br />

EXERCITVS]<br />

9. Bazelmans et al., 2004<br />

89<br />

1. braemse<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-44-06<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1400-1500<br />

6. diam. 12 mm<br />

7. koper<br />

8. geslagen;<br />

vz: arend met <strong>de</strong> kop naar links en met<br />

een streperige staart binnen glad<strong>de</strong><br />

rand, uitgebroken<br />

9. Van <strong>de</strong>r Chijs, 1854, pl. XI-14;<br />

Mittendorff & <strong>Vermeulen</strong>, 2004, 79.<br />

151


152<br />

90<br />

1. braemse<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/32/-/-/0-57<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 15<strong>de</strong> eeuw<br />

6. diam. 12 mm<br />

7. koper<br />

8. geslagen;<br />

vz: arend met <strong>de</strong> kop naar rechts en met<br />

streperige vleugels en poten binnen glad<strong>de</strong><br />

rand<br />

9. Van <strong>de</strong>r Chijs, 1854, pl. XI-13; Mittendorff<br />

& <strong>Vermeulen</strong>, 2004, 79.<br />

93<br />

1. Drieplak Drie Rijksste<strong>de</strong>n<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/50/0/-/0-83-1<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1556<br />

6. diam. 20 mm<br />

7. biljoen<br />

8. geslagen;<br />

vz: Wapens van Deventer, Kampen en<br />

Zwolle met 3 in het hart;<br />

kz: gebloemd kruis met 3 in het hart<br />

9. Van <strong>de</strong>r Chijs, 1854, pl. IX-63<br />

96<br />

1. duit Deventer<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/48/-/-/0-109<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1617<br />

6. diam. <strong>21</strong> mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geslagen;<br />

vz: opschrift: DA/VEN/TRIA/16[wapentje]17<br />

in lauwerkrans;<br />

kz: gekroond wapenschild van Deventer<br />

omringd door 3 hoefijzervormige figuren,<br />

omschrift: NO.VIDI.IVST.DER<br />

9. Fortuyn Droogleever 1982, 29, 102.<br />

91<br />

1. braemse<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-44-10<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 15<strong>de</strong> eeuw<br />

6. diam. 14 mm<br />

7. koper<br />

8. geslagen;<br />

vz: arend met <strong>de</strong> kop naar rechts en met<br />

rechts daarvan het wapen van het<br />

Oversticht binnen glad<strong>de</strong> rand, uitgebroken<br />

9. Van <strong>de</strong>r Chijs, 1854, pl. XI-8; Mittendorff<br />

& <strong>Vermeulen</strong>, 2004, 79.<br />

94<br />

1. halve plak drie Rijksste<strong>de</strong>n<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/2/-/-/0-127<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1534-1579<br />

6. diam. 14 mm<br />

7. biljoen<br />

8. geslagen;<br />

vz: wapens van Deventer, Kampen en<br />

Zwolle met D in het hart;<br />

kz: lang gevoet kruis<br />

9. Van <strong>de</strong>r Chijs, 1854, pl. XI-22 t/m 25<br />

97<br />

1. duit Overijssel<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/48/-/-/0-109<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 162?<br />

6. diam. <strong>21</strong> mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geslagen;<br />

vz: /TRAS/ISVLA/NIA;<br />

kz: (wapen), niet goed leesbaar<br />

9. Bos, 1995, 34, nr. 49b<br />

92<br />

1. plak Deventer<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/2/-/-/0-35-3<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1523<br />

6. diam. 15 mm<br />

7. biljoen<br />

8. geslagen;<br />

vz: arend met daaron<strong>de</strong>r schildje van<br />

Oversticht;<br />

kz: lang gevoet kruis<br />

9. Van <strong>de</strong>r Chijs, 1854, pl. XIII-40<br />

95<br />

1. plak Zwolle<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/2-33-51/-/-/0-136<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1499<br />

6. diam. 17 mm<br />

7. biljoen<br />

8. geslagen;<br />

vz: wapen van Zwolle;<br />

kz: lang gevoet kruis met Z-V-O-L in<br />

<strong>de</strong> hoeken, uitgebroken<br />

9. Van <strong>de</strong>r Chijs, 1854, pl. XVII-5<br />

98<br />

1. duit <strong>stad</strong> Zutphen<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3.<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1687<br />

6. diam. 20 mm<br />

7. koper<br />

8. geslagen<br />

vz: ZVTPHANIA<br />

9. Verka<strong>de</strong>, 1848, 99; pl.27.6


99<br />

1. duit Zwolle<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/32/-/-/0-60<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1618<br />

6. diam. <strong>21</strong> mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geslagen;<br />

vz: ZW/OLLÆ/;<br />

kz: wapenschild<br />

9. Bos, 1995, 57, nr. 89<br />

14 Houben, 1998, 17-18.<br />

15 Houben, 1998, 17-18.<br />

100<br />

1. duit Overijssel<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-11<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1764<br />

6. diam. 22 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geslagen;<br />

vz: Muntmeestersteken: rozet arend, <strong>de</strong><br />

arend heeft <strong>de</strong> kop naar links gewend,<br />

opschrift: OVER/YSSEL/1764;<br />

kz: een gekroond wapen van Overrijsel,<br />

omschrift: VIGI LATE ETORATE<br />

9. Bos, 1995, 35, nr. 51c<br />

101<br />

1. duit Gel<strong>de</strong>rland<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-44<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1784<br />

6. diam. 22 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geslagen;<br />

vz: .D/GEL/RIÆ/1784;<br />

kz: gekroond Gel<strong>de</strong>rs wapen met on<strong>de</strong>r<br />

het wapen doorlopend omschrift: IN<br />

DEO.EST.SPES.NOSTRA<br />

9. Bos, 1995, 7, nr. 13a<br />

Muntgewichten<br />

Muntgewichten wer<strong>de</strong>n gebruikt om te controleren of een bepaal<strong>de</strong> munt wel het<br />

juiste gewicht had. Voor elke munt was dus een eigen muntgewicht. Het controleren<br />

van munten was geen overbodige luxe. Het kwam regelmatig <strong>voor</strong> dat kleine randjes<br />

van munten gesne<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n, het zogenaam<strong>de</strong> snoeien. In een munteconomie<br />

waar <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> munt wordt bepaald door het gewicht was het dus zaak om<br />

dit gewicht te controleren. De muntgewichten zijn doorgaans van koper en soms<br />

van lood. Vaak is op één zij<strong>de</strong> een stilistische weergave van <strong>de</strong> munt waarmee het<br />

gewicht overeenkwam te herkennen. De keerzij<strong>de</strong> vermeldt soms <strong>de</strong> <strong>stad</strong> waar het<br />

muntgewicht is gemaakt maar is in an<strong>de</strong>re gevallen blanco. De vorm loopt uiteen<br />

van rond en zeshoekig tot rechthoekig en vierkant. In <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n waren tot<br />

halverwege <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> ron<strong>de</strong> gewichten gangbaar hierna kwam <strong>de</strong><br />

vierkante vorm in zwang.<br />

In totaal wer<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> Rielerenk vier muntgewichten aangetroffen waarvan er<br />

slechts drie zijn afgebeeld. Het eerste muntgewicht is vermoe<strong>de</strong>lijk geproduceerd in<br />

Brugge en dateert uit <strong>de</strong> 14 <strong>de</strong> eeuw. 14 (cat. nr. 102) Aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> van het gewicht<br />

is een liggen<strong>de</strong> rechthoek te zien waarbinnen een lam en een kruisvaan zijn<br />

afgebeeld. Dit muntgewicht werd gebruikt om het gewicht van <strong>de</strong> Franse munt Agnel<br />

te controleren die sinds 1311 werd geslagen. Ook het twee<strong>de</strong> muntgewicht is<br />

vermoe<strong>de</strong>lijk te koppelen aan een in Frankrijk geslagen munt, <strong>de</strong> Ecu a la chaise. (cat.<br />

nr. 103) Deze munt werd sinds 1337 geslagen. 15 Op <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> is een schild met<br />

twee lelies boven en één lelie on<strong>de</strong>r te zien. Aan <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong> is te zien dat het<br />

gewicht is bijgevijld vermoe<strong>de</strong>lijk bij het ijken. Het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> muntgewicht is te dateren<br />

in <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> of <strong>de</strong> 17 <strong>de</strong> eeuw. (cat. nr. 104) Aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> is een <strong>voor</strong>stelling te zien<br />

van twee elkaar aankijken<strong>de</strong> hoof<strong>de</strong>n binnen een parelrand. Dit correspon<strong>de</strong>ert met<br />

<strong>de</strong> Spaanse Excelente die werd aangemunt tussen 1581 en 1601. Door De Opstand<br />

waren er veel Spaanse troepen in <strong>de</strong> Lage Lan<strong>de</strong>n en zullen <strong>de</strong>ze munten mogelijk<br />

op een aanzienlijke schaal in omloop zijn geweest. Op het laatste muntgewicht is alleen<br />

een cirkel te herkennen die niet na<strong>de</strong>r is te <strong>de</strong>termineren.<br />

153


154<br />

102<br />

1. muntgewicht<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/26-27-51/-/-/0-81<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1400-1500<br />

6. l. 14 mm, b. 13 mm, d. 3 mm, gewicht<br />

3,4846 gram<br />

7. brons<br />

8. gehakt uit bronsplaat, gestempeld: in liggen<strong>de</strong><br />

rechthoek lam met kruisvaan, naar<br />

links gaand, keerzij<strong>de</strong> <strong>voor</strong>zien van diepe<br />

krassen;<br />

gebruikt <strong>voor</strong> het wegen van een Agnel,<br />

een Franse munt die sinds 1311 werd<br />

geslagen; officiële massa 4,1 gram.<br />

9. Houben, 1998, 17-18<br />

103<br />

1. muntgewicht<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-33<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1500-1600<br />

6. l. 13 mm, b. 13 mm, d. 2 mm, gewicht<br />

2,9014 gram<br />

7. messing<br />

8. gieten, hakken, vijlen (justeren), stempelen;<br />

<strong>voor</strong>stelling incompleet (stempel groter<br />

dan het gewicht); slechts zichtbaar zijn een<br />

schild met twee lelies boven en één lelie<br />

on<strong>de</strong>r; schuine lijn van linksboven naar<br />

rechtson<strong>de</strong>r;<br />

zijkanten zijn langs <strong>de</strong> bovenrand <strong>de</strong>els<br />

schuin afgevijld;<br />

muntgewicht, vermoe<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> een Ecu à<br />

la Chaise, uitgegeven in Frankrijk sinds<br />

1337, oorspronkelijke massa 4,5 gram<br />

9. Houben, 1998, 17-18<br />

Rekenpenningen<br />

De rekenpenningen of jetons wer<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>al door <strong>de</strong> geestelijkheid en han<strong>de</strong>laren<br />

gebruikt om grote bedragen te tellen. Het systeem was gebaseerd op romeinse<br />

cijfers: I (1), V (5), X (10), L (50), C (100), D (500) en M (1000). Voor elk van <strong>de</strong>ze<br />

eenhe<strong>de</strong>n was er een regel. Wanneer bij<strong>voor</strong>beeld op <strong>de</strong> regel van I, vijf rekenpenningen<br />

lagen, kon<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze wor<strong>de</strong>n weggehaald en vervangen door één penning op<br />

<strong>de</strong> regel van V. Als er op <strong>de</strong> regel van V twee penningen lagen kon<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze wor<strong>de</strong>n<br />

vervangen door één penning op <strong>de</strong> regel van X, etc. Op <strong>de</strong>ze wijze kon<strong>de</strong>n op een<br />

relatief overzichtelijke wijze grote bedragen wor<strong>de</strong>n opgeteld. De oudste rekenpenningen<br />

dateren uit <strong>de</strong> 13 <strong>de</strong> eeuw en zijn afkomstig uit Frankrijk en Italië. 16 In <strong>de</strong><br />

14 <strong>de</strong> eeuw wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> steeds groter wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong> penningen ook geslagen in Engeland<br />

en <strong>de</strong> Zui<strong>de</strong>lijke Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw wer<strong>de</strong>n rood koperen penningen<br />

gemaakt die verwezen naar historische gebeurtenissen. De grote bloei van <strong>de</strong> penningen<br />

lag in <strong>de</strong> Noor<strong>de</strong>lijke Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n rond 1450. In <strong>de</strong> 16 <strong>de</strong> en 17 <strong>de</strong> eeuw ging<br />

men gelei<strong>de</strong>lijk over op het rekenen in Arabische cijfers en kwamen <strong>de</strong> rekenpenningen<br />

steeds min<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>. Wel wer<strong>de</strong>n er in Neurenberg tot <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> eeuw messing<br />

penningen <strong>voor</strong> het gebruik bij kansspelen gemaakt. 17<br />

De oudste rekenpenning toont aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> een rijksappel binnen een driepas<br />

met daaromheen het randschrift: HANNS.KRAVWINCKEL.IN.NVR (cat. nr. 105).<br />

De toevoeging IN NVR slaat op <strong>de</strong> productieplaats Neurenberg. Aan <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong><br />

staat het randschrift GOTES SEGEN MACHT REICH rondom een cirkeltje van drie<br />

lelies en drie kroontjes. De afbeeldingen binnen <strong>de</strong> randschriften lijken veel op <strong>de</strong><br />

16 Klomp, 1999, 298.<br />

17 Klomp, 1999, 298.<br />

104<br />

1. muntgewicht<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/50/-/-/0-31<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1500-1700<br />

6. l. 16 mm, b. 15 mm, d. 4 mm, gewicht<br />

6,486 gram<br />

7. messing<br />

8. gieten, vijlen (justeren), stempelen;<br />

vz: in fijne parelrand vermoe<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong>stelling<br />

van twee elkaar aankijken<strong>de</strong> portretten;<br />

kz: blanko;<br />

hoort bij sluitgewicht van '1' lood (= 1/32<br />

pond); geijkt met een lelie: het teken <strong>voor</strong><br />

troois gewicht (<strong>voor</strong> <strong>de</strong> goud- en zilverhan<strong>de</strong>l);<br />

muntgewicht <strong>voor</strong> een Excelente, een<br />

Spaanse munt, aangemunt 1581 - 1601,<br />

oorspronkelijke massa 7,01 gram<br />

9.


18 Klomp, 1999, catalogusnummer 175.<br />

afbeeldingen op een rekenpenning gevon<strong>de</strong>n in Dordrecht. 18 Hier was <strong>de</strong> tekst niet<br />

goed leesbaar maar komen <strong>de</strong> leesbare letters in ie<strong>de</strong>r geval niet overeen met <strong>de</strong><br />

tekst van het op <strong>de</strong> Rielerenk aangetroffen exemplaar.<br />

De twee<strong>de</strong> hier afgebeel<strong>de</strong> rekenpenning heeft een omschrift in het Ne<strong>de</strong>rlands en<br />

is dan ook vermoe<strong>de</strong>lijk in <strong>de</strong> noor<strong>de</strong>lijke Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n geslagen (cat. nr. 106). Aan<br />

<strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> is een astroloog afgebeeld die probeert <strong>de</strong> ogen van een blin<strong>de</strong> te openen.<br />

Daaromheen staat een omschrift dat luidt: SCHALC * TREC * VTH * V *<br />

BALCK. In <strong>de</strong> afsne<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r staat: LV.6.C wat staat <strong>voor</strong> het bijbelboek Lucas, het<br />

zes<strong>de</strong> hoofdstuk en het hon<strong>de</strong>rdste vers. (In <strong>de</strong> huidige bijbelvertaling Lucas 6 vers<br />

39-42). In <strong>de</strong>ze verzen stelt Jezus <strong>de</strong> vraag: Kan een blin<strong>de</strong> een an<strong>de</strong>re blin<strong>de</strong> lei<strong>de</strong>n?<br />

Zullen ze niet bei<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> put vallen? Even ver<strong>de</strong>r staat: je ziet wel <strong>de</strong> splinter in het<br />

oog van je broe<strong>de</strong>r, maar <strong>de</strong> balk in je eigen oog zie je niet? Hoe kun je dan zeggen:<br />

broe<strong>de</strong>r, laat me <strong>de</strong> splinter uit je oog halen, terwijl je balk in je eigen oog niet ziet?<br />

Huichelaar, haal eerst <strong>de</strong> balk uit je eigen oog, pas dan kun je scherp zien om <strong>de</strong> splinter<br />

bij je broe<strong>de</strong>r weg te halen. Aan <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong> is een uil met een bril in <strong>de</strong> rechterpoot<br />

te zien. De uil is een symbool <strong>voor</strong> kennis en wijsheid. Links staat een kan<strong>de</strong>laar<br />

met een bran<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kaars. Ook hier houdt het omschrift verband met <strong>de</strong><br />

afbeelding en luidt: WAT BAT KERS OF BRIL DI NIET SIEN EN WIL. Mogelijk zijn<br />

<strong>de</strong> citaten gericht tegen <strong>de</strong> Spaanse Koning en/of <strong>de</strong> katholieke kerk. Bei<strong>de</strong> ston<strong>de</strong>n,<br />

ongeveer 15 jaar <strong>voor</strong> De Opstand, al ter discussie. Openlijke kritiek was gevaarlijk<br />

maar <strong>de</strong> overheersers kon<strong>de</strong>n tegen <strong>de</strong> makers van dit soort spotpenningen weinig<br />

doen. Er stond immers alleen een bijbeltekst op.<br />

105<br />

1. rekenpenning Neurenberg<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/48/-/-/0-125<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1580-1601<br />

6. diam. 22 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. geslagen;<br />

vz: [rozet]<br />

HANNS.KRAVWINCKEL.IN.NV;<br />

kz:[kruis] GOTES.SEGEN.MACHT.REICH<br />

9. Bos, 1995, 130<br />

106<br />

1. rekenpenning Noor<strong>de</strong>lijke Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/2-33-51/-/-/0-136<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1554<br />

6. diam. 31 mm, d. 1 mm.<br />

7. koperlegering<br />

8. geslagen;<br />

vz: links een astroloog die probeert <strong>de</strong><br />

ogen van een blin<strong>de</strong> (rechts) te openen,<br />

omschrift:<br />

SCHIALC.TRECKT.VT.VWEN.BALC.<br />

LV.VI.C;<br />

LV.VI.C verwijst naar <strong>de</strong> Bijbel in <strong>de</strong><br />

toenmalige vertaling Lucas 6: 100, in <strong>de</strong><br />

huidige bijbelvertaling Lucas 6 vers<br />

39-42;<br />

kz: rechts een uil met bril in rechterpoot;<br />

links een kan<strong>de</strong>laar met bran<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kaars,<br />

omschrift: WAT BAT KERS OF<br />

BRIL DI NIET SIEN EN WIL<br />

9. Feuar<strong>de</strong>nt, 1983, nr 13693<br />

155


156<br />

11. Diversen<br />

Gewichten<br />

Gewichten komen in Ne<strong>de</strong>rland in ie<strong>de</strong>r geval vanaf <strong>de</strong> Romeinse tijd <strong>voor</strong>. Ze wer<strong>de</strong>n<br />

meestal gemaakt van lood, brons en koper. Ze hebben een wijd scala aan vormen<br />

en maten die vaak verband houdt met <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> toepassingen. Ook op<br />

<strong>de</strong> Rielerenk zijn verschillen<strong>de</strong> typen gewichten aangetroffen. Het eerste gewicht is<br />

een kom uit een zogenaamd sluitgewicht. (cat. nr. 107) Dergelijke gewichten beston<strong>de</strong>n<br />

uit een aantal in elkaar vallen<strong>de</strong> bakjes en één massief gewichtje dat werd<br />

gebruikt om het laatste bakje op te vullen. Het aangetroffen bakje is het lichtste van<br />

<strong>de</strong> set en woog ongeveer 1 ons. Het gewicht is vermoe<strong>de</strong>lijk tussen 1275 en 1350<br />

in Neurenberg geproduceerd. 19 Twee an<strong>de</strong>re gewichten zijn in feite niet meer dan<br />

ron<strong>de</strong> lo<strong>de</strong>n schijfjes met sporen van bijwerken en in één geval een mogelijk merkteken.<br />

(cat. nr. 108 & 109) Het laatste hier afgebeel<strong>de</strong> gewicht is vermoe<strong>de</strong>lijk een<br />

klokgewicht. (cat. nr. 110) Het bestaat uit een lo<strong>de</strong>n kern met een latoenkoperen<br />

omhulsel. De meeste van <strong>de</strong>ze gewichten waren cilindrisch maar dit exemplaar is<br />

conisch.<br />

107<br />

1. kom uit een sluitgewicht<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/50/-/-/0-81<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1275-1350<br />

6. l. <strong>21</strong> mm, b. 20 mm, h. 14 mm<br />

7. brons<br />

8. gieten, vijlen (justeren en paskerf<br />

aanbrengen), ponsen;<br />

hoek en mid<strong>de</strong>n van vlakken geribd;<br />

2 lood of 1 ons<br />

9. Holtman, 2001, 28-31<br />

19 Holtman, 2001, 28-31.<br />

108<br />

1. gewicht<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/6/-/-/0-26<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5.<br />

6. diam. 52 mm, h. 26 mm, gewicht 459<br />

gram<br />

7. lood, ijzer<br />

8. gegoten, stempelen?<br />

9.


109<br />

1. contragewicht?<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-25<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5.<br />

6. diam. 26 mm, h. 7 mm, gewicht<br />

37,098 gram<br />

7. lood<br />

8. gieten, kappen;<br />

onregelmatig rond en onregelmatig dik; massa is<br />

sterk afwijkend.<br />

9. Holtman, 1992, 13-16<br />

20 Claes, Claes & Vincke, 2002, 282.<br />

<strong>21</strong> Beuningen & Kol<strong>de</strong>weij, 1993, 154.<br />

110<br />

1. klokgewicht<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/48/-/-/125<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5.<br />

6. diam. bo<strong>de</strong>m 55 mm, diam. bovenzij<strong>de</strong><br />

14 mm, h. 50 mm, gewicht 485 gram<br />

7. koperlegering, lood en ijzer<br />

8. gewalst, geknipt, geklonken, gegoten;<br />

lo<strong>de</strong>n kern met een roodkoperen<br />

omhulsel<br />

9.<br />

Insignes<br />

Het pelgrimsinsigne is gegoten in een lood/tin legering. (cat. nr. 111) Afgebeeld is<br />

<strong>de</strong> heilige Cunera waarvan <strong>de</strong> belangrijkste be<strong>de</strong>vaartskerk in Rhenen lag. Volgens<br />

<strong>de</strong> legen<strong>de</strong> was Cunera één van <strong>de</strong> 11.000 maag<strong>de</strong>n die <strong>de</strong> Engelse prinses Ursula<br />

vergezel<strong>de</strong> op haar pelgrimstocht naar Rome. Toen <strong>de</strong> maag<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> terugweg bij<br />

Keulen wer<strong>de</strong>n aangevallen door <strong>de</strong> Hunnen wist alleen Cunera <strong>de</strong> dans te ontsnappen.<br />

Cunera kwam terecht aan het hof van Radboud, heer van Rhenen. Hier werd<br />

ze uit afgunst gewurgd door <strong>de</strong> vrouw <strong>de</strong>s huizes Allunda. 20 Nadat ze heilig was<br />

verklaard en er bij haar graf een aantal won<strong>de</strong>ren had<strong>de</strong>n plaats gevon<strong>de</strong>n, stroom<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong> pelgrims toe. In <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen gingen sommige mensen op be<strong>de</strong>vaart in<br />

<strong>de</strong> hoop op een won<strong>de</strong>r. An<strong>de</strong>ren wer<strong>de</strong>n als boetedoening op be<strong>de</strong>vaart gestuurd.<br />

Als bewijs of souvenir van <strong>de</strong> be<strong>de</strong>vaart wer<strong>de</strong>n pelgrimsinsignes meegenomen.<br />

Na <strong>de</strong> reformatie kwam <strong>voor</strong> langere tijd een ein<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> verering van heiligen.<br />

De laatste plechtige Cunneraprocessie vond plaats in 1579. Vermoe<strong>de</strong>lijk is het insigne<br />

met <strong>stad</strong>safval op <strong>de</strong> enk terecht gekomen.<br />

Van het insigne is alleen <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzij<strong>de</strong> aanwezig. Het is echter i<strong>de</strong>ntiek aan el<strong>de</strong>rs<br />

in Ne<strong>de</strong>rland aangetroffen exemplaren. <strong>21</strong> On<strong>de</strong>raan staat een tekstbalk met <strong>de</strong> tekst<br />

CUNERA. Daarboven is in het mid<strong>de</strong>n Cunera afgebeeld die met een doek wordt<br />

gewurgd door Allunda en haar dienares.<br />

157


158<br />

111<br />

1. pelgrimsinsigne<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/50/-/-/0-48<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1450-1500<br />

6. l. 35 mm, b. 30 mm x d. 2 mm<br />

7. lood/tinlegering<br />

8. gegoten, insigne van <strong>de</strong> heilige Cunera, die in Rhenen werd<br />

aanbe<strong>de</strong>n, drie staan<strong>de</strong> figuren en rand met tekst (onleesbaar)<br />

9. Van Beuningen & Kol<strong>de</strong>weij, 1993, 154, afb. 164/165<br />

Rijwielbelastingsplaatjes<br />

Tussen 1924 en 1941 moesten <strong>de</strong> eigenaren van een fiets belasting betalen. Tussen<br />

1924 en 1929 bedroeg <strong>de</strong>ze belasting drie gul<strong>de</strong>n, daarna een rijksdaal<strong>de</strong>r. Als <strong>de</strong><br />

belasting was betaald, kreeg men als bewijs een plaatje dat op <strong>de</strong> fiets moest wor<strong>de</strong>n<br />

bevestigd. Dit plaatje was slechts één of twee jaar geldig. Als iemand <strong>de</strong> belasting<br />

niet kon betalen, kreeg hij een plaatje met een gat. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> Duitse bezetting<br />

werd <strong>de</strong> fietsbelasting afgeschaft. Het eerste exemplaar was geldig in <strong>de</strong> jaren 1934<br />

en 1935. (cat. nr. 112) De sleufjes in <strong>de</strong> zijkant dien<strong>de</strong>n om het plaatje te bevestigen.<br />

Het twee<strong>de</strong> exemplaar is gebruikt in 1936 en 1937. (cat. nr. 113) In <strong>de</strong> 20 ste<br />

eeuw werd door <strong>de</strong> opkomst van <strong>de</strong> kunstmest steeds min<strong>de</strong>r <strong>stad</strong>smest opgebracht.<br />

Het is dan ook waarschijnlijk dat <strong>de</strong> rijwielbelastingplaatjes afkomstig zijn<br />

van één van <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rijen in <strong>de</strong> nabije omgeving.<br />

112<br />

1. Rijwielbelastingplaatje (niet kosteloos)<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/54/1/-/0-7<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1934-1935<br />

6. l. 56 mm, h. 33 mm, d. 0,3 mm<br />

7. messing<br />

8. geslagen; ovaal met rechte zijkant;<br />

links en rechts twee gleuven, schuine tekst<br />

van linksboven naar rechtsbene<strong>de</strong>n: RIJ-<br />

WIELBELASTING<br />

9. De Jong, 1980, 18<br />

113<br />

1. Rijwielbelastingplaatje (niet kosteloos)<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/-/-/-/0-140<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5. 1936-1937<br />

6. l. 56 mm, b. 32 mm, d. 0,3 mm<br />

7. messing<br />

8. geslagen; 6 zij<strong>de</strong>n: 4 lange en 2 korte zij<strong>de</strong>n,<br />

2 verticale gleuven; RIJWIEL BELA-<br />

STING 1936-37<br />

9. De Jong, 1980, 20


Koperen tand<br />

Van het laatste <strong>voor</strong>werp is <strong>de</strong> functie onbekend. (cat. nr. 114) Het is een mo<strong>de</strong>l van<br />

een snijtand op meer dan ware grote. Het is te groot om als gebitsprothese te zijn<br />

gebruikt. Mogelijk dien<strong>de</strong> het als een soort reclamestuk van een chirurgijn of tandarts.<br />

Het zou eventueel ook een offerstuk kunnen zijn. In <strong>de</strong> Romeinse tijd werd<br />

soms een afbeelding van het zieke lichaams<strong>de</strong>el geofferd om genezing af te dwingen.<br />

114<br />

1. afgietsel van een tand<br />

2. Deventer, Rielerenk<br />

3. 226/2-51-33/-/-/0-137<br />

4. <strong>de</strong>tectorvondst<br />

5.<br />

6. l. 41 mm, b. 16 mm<br />

7. koperlegering<br />

8. gegoten<br />

9.<br />

159


LITERATUURLIJST BEHORENDE BIJ DE METAALCATALOGUS<br />

160<br />

LITERATUURLIJST BEHORENDE BIJ DE<br />

METAALCATALOGUS<br />

-Baart, J.M., et al., 1977. Opgravingen in Amsterdam. 20 jaar <strong>stad</strong>skernon<strong>de</strong>rzoek,<br />

Haarlem.<br />

-<strong>Bartels</strong>, M. et al., 1999. Ste<strong>de</strong>n in scherven. Vondsten uit beerputten in Deventer,<br />

Dordrecht, Nijmegen en Tiel (1250-1900), Zwolle/Amersfoort.<br />

-<strong>Bartels</strong>, M.H., 2006. Hansebier aus Deventer. Der räumliche Nie<strong>de</strong>rschlag einer<br />

Verän<strong>de</strong>rung bei <strong>de</strong>r Herstellung eines handwerklichen Produkts, in: I. Hillenstedt<br />

(red.) et al, Lübecker Kollogium zur <strong>stad</strong>archäologie im Hanseraum V: Das Handwerk,<br />

Lübeck, 135-156.<br />

-Bazelmans, J.G.A., W.A. van Es, & A. Pol, 2004. De Romeinse muntvondsten uit <strong>de</strong> drie<br />

noor<strong>de</strong>lijke provincies. Methodische kanttekeningen bij een nieuwe periodisering <strong>de</strong>r relaties,<br />

Utrecht.<br />

-Beuningen, H.J.E. & A.M. Kol<strong>de</strong>weij, 1993. Heilig en Profaan. 1000 Laatmid<strong>de</strong>leeuwse<br />

Insignes uit <strong>de</strong> collectie H.J.E. van Beuningen (Rotterdam Papers VIII), Cothen.<br />

-Bos, W. S., 1995. Oord en duit uit noord en zuid. Nieuwe overzichtelijke catalogus van<br />

koperen munten zoals die in <strong>de</strong> Provinciale tijd circuleer<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n (Verdru<br />

verzamelcatalogi 1), Zwolle.<br />

-Chijs, P.O. van <strong>de</strong>r, 1854. De munten <strong>de</strong>r <strong>voor</strong>malige heeren en ste<strong>de</strong>n van Overijssel,<br />

van <strong>de</strong> vroegste tij<strong>de</strong>n tot aan <strong>de</strong> pacificatie van Gent, Haarlem.<br />

-Claes, J., A. Claes & K. Vincke, 2002. Sanctus, meer dan 500 heiligen herkennen,<br />

Leuven.<br />

-Feuar<strong>de</strong>nt. F., 1983. Jetons et méreaux : <strong>de</strong>puis Louis IX jusqu'a la fin du Consulat <strong>de</strong><br />

Bonaparte, Maastricht.<br />

-Folkerts, A. & C.B. Leenheer, 1996. Gespen, door <strong>de</strong> eeuwen heen, in: Detector magazine:<br />

verenigingsblad van "De Detector Amateur" 28, 11-15.<br />

-Fortuyn Droogleever, J., 1982. De vorstelijke en ste<strong>de</strong>lijke muntslag te Deventer,<br />

Deventer.<br />

-Holtman, M.A., 1992. Lo<strong>de</strong>n gewichten in Ne<strong>de</strong>rlandse bo<strong>de</strong>m, in: Detector magazine:<br />

verenigingsblad van "De Detector Amateur" 1, 13-16.<br />

-Holtman, R.J., 2001. Laatmid<strong>de</strong>leeuwse sluitgewichten in Noordwest-Europa,<br />

Detector magazine: verenigingsblad van "De Detector Amateur" 59, 28-31.<br />

-Houben, G.M.M., 1998. De oudste muntgewichten uit <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n, 1300-1600,<br />

Zwolle.<br />

-Jong, C.G. <strong>de</strong>, 1980. Het Ne<strong>de</strong>rlandse rijwielbelastingmerk 1924-1941. Catalogus,<br />

Amsterdam.<br />

-Klomp, M., 1999. Metalen <strong>voor</strong>werpen, in: <strong>Bartels</strong>, M. et al. Ste<strong>de</strong>n in scherven.<br />

Vondsten uit beerputten in Deventer, Dordrecht, Nijmegen en Tiel (1250-1900), Zwolle<br />

/Amersfoort, 275-307.<br />

-Klomp, M., <strong>2007.</strong> Metaalvondsten Werkeren (Archeologische Rapporten Zwolle 42),<br />

Zwolle.<br />

-Langedijk, C.A. & H.F. Boon, 1999. Vingerhoe<strong>de</strong>n en naairingen uit <strong>de</strong> Amsterdamse<br />

bo<strong>de</strong>m. Productietechnieken vanaf <strong>de</strong> late mid<strong>de</strong>leeuwen (AWN-reeks 2), Amsterdam.<br />

-Lenting J.J., H. van Gangelen & H. van Westing (red.), 1993. Schans op <strong>de</strong> grens.<br />

Bourtanger bo<strong>de</strong>mvondsten 1580-1850, Sellingen.<br />

-Mittendorff, E. & B. <strong>Vermeulen</strong>, 2004. Ambachtlie<strong>de</strong>n, Arme Vrouwen en Arbei<strong>de</strong>rs.<br />

Archeologisch On<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> Vroegmid<strong>de</strong>leeuwse Ambachtswijk en latere Perio<strong>de</strong>s<br />

aan <strong>de</strong> Bruynssteeg 6-10 te Deventer ( <strong>RAD</strong> 14), Deventer.<br />

-Verka<strong>de</strong> P., 1848. Muntboek, bevatten<strong>de</strong> <strong>de</strong> namen en afbeeldingen van munten, geslagen<br />

in <strong>de</strong> zeven <strong>voor</strong>malig Vereenig<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche Provincien, se<strong>de</strong>rt <strong>de</strong>n Vre<strong>de</strong> van<br />

Gent tot op onzen tijd, Schiedam.


HERKOMST VAN DE AFBEELDINGEN<br />

Alle afbeeldingen: © Archeologie Deventer, gemeente Deventer, met uitzon<strong>de</strong>ring<br />

van:<br />

Afb. 1.4: Photo Holland<br />

Afb. 5.5: Versfelt 2003.<br />

Afb. 5.19 en figuur 5.26: Museum <strong>de</strong> Waag, Deventer.<br />

Afb. 6.5: Peter Paul Hattinga Verschure<br />

Afb. 6.8: Fruwirth, 1888<br />

Afb. 6.9: Gemeentearchief Kampen<br />

Afb. 6.11: Gemeente Arnhem<br />

Afb. 6.12: Stichting Monument en Materiaal Groningen<br />

Afb. 7.1: Deventer Ziekenhuis<br />

BEELDVERANTWOORDING OMSLAG:<br />

Voorzij<strong>de</strong>:<br />

Links: Grenspaal uit <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> eeuw tussen Deventer en Diepenveen<br />

Mid<strong>de</strong>n: De opgraving in 2003 aan het Mensinksdijkje<br />

Rechts: Een ‘Deventer ‘braemse’ munt uit <strong>de</strong> 15 <strong>de</strong> eeuw<br />

Zijkant: Hoppecruyt: uit ‘Cruydt-boeck van Remnertus Dodonænus, Lei<strong>de</strong>n, 1618<br />

(Collectie Stadsarchief en Atheneum Bibliotheek Deventer, 54 A 41)<br />

Achterzij<strong>de</strong>:<br />

‘Die Ackerman’ eind 15 <strong>de</strong> eeuw, houtsne<strong>de</strong><br />

Collectie Stadsarchief en Atheneum Bibliotheek Deventer, IA 47125 K2 Verso<br />

7974889<br />

HERKOMST VAN DE AFBEELDINGEN<br />

161


RAPPORTAGES ARCHEOLOGIE DEVENTER<br />

162<br />

LIJST VAN VERSCHENEN RAPPORTAGES<br />

ARCHEOLOGIE DEVENTER (<strong>RAD</strong>):<br />

ISSN 1-569-3678<br />

-<strong>RAD</strong> 1*: <strong>Bartels</strong>, M.H., F.J.M Appels & J.W. Bloemink, 2000. Aanvullend archeologisch<br />

on<strong>de</strong>rzoek en bouwhistorische verkenning, Noordwest Epse,<br />

tussenrapportage 1.<br />

-<strong>RAD</strong> 2*: Appels, F.J.M., 2000. Aanvullend archeologisch on<strong>de</strong>rzoek in Epse-Noord.<br />

-<strong>RAD</strong> 3*: Vaars, J.L.P., 2000. Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek op het tracé van <strong>de</strong> N 348 in<br />

<strong>de</strong> Gemeente Deventer, verkenning en AAO.<br />

-<strong>RAD</strong> 4*: Appels, F.J.M., J.W. Bloemink, H.P. Boer, M.D.J. Klomp & M.H. <strong>Bartels</strong>, 2001.<br />

Aanvullend archeologisch on<strong>de</strong>rzoek in Epse-Noord, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> tussenrapportage.<br />

-<strong>RAD</strong> 5****: <strong>Bartels</strong>, M.H., 2001. Verkennend on<strong>de</strong>rzoek Noor<strong>de</strong>nbergstraat 10 ’De<br />

Gymzalen’.<br />

-<strong>RAD</strong> 6*: Klomp, M., 2001. Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek Walstraat 92-94.<br />

-<strong>RAD</strong> 7**: Klomp, M. & I. Hermsen, 2002. Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek in het wegtracé<br />

van <strong>de</strong> N 348 nabij Blauwenoord-Colmschate (gemeente Deventer).<br />

-<strong>RAD</strong> 8**: Klomp, M. & I. Hermsen, 2002. Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> prehistorische<br />

bewoning aan <strong>de</strong> Holterweg 57 te Colmschate (gemeente Deventer).<br />

-<strong>RAD</strong> 9**: Klomp, M. & I. Hermsen, 2002. Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek op <strong>de</strong> lokatie<br />

De Knoop te Colmschate (gemeente Deventer).<br />

-<strong>RAD</strong> 10**: <strong>Vermeulen</strong>, B., 2002. Het mid<strong>de</strong>leeuwse tolhuis en <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse<br />

landweer aan <strong>de</strong> Snipperlingsdijk te Deventer.<br />

-<strong>RAD</strong> 11**: Hermsen, I., 2003. Wonen en graven op prehistorische gron<strong>de</strong>n.<br />

Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek van ne<strong>de</strong>rzettingsresten uit <strong>de</strong> bronstijd en ijzertijd op<br />

<strong>de</strong> percelen Holterweg 59 en 61 te Colmschate (gemeente Deventer).<br />

-<strong>RAD</strong> 12**: Eeltink, N.T.D., 2003. Proefsleuven aan <strong>de</strong> Zweedsestraat: historische<br />

en prehistorische waterwinning; een aanvullend archeologisch on<strong>de</strong>rzoek bij<br />

Colmschate (Gemeente Deventer).<br />

-<strong>RAD</strong> 13***: Mittendorff, E.S., 2004. Kel<strong>de</strong>rs vol scherven. On<strong>de</strong>rzoek naar keramiekcomplexen<br />

uit <strong>de</strong> 9 <strong>de</strong> -11 <strong>de</strong> eeuw afkomstig uit <strong>de</strong> Polstraat te Deventer.<br />

-<strong>RAD</strong> 14***: Mittendorff, E.S. & B. <strong>Vermeulen</strong>, 2004. Ambachtslie<strong>de</strong>n, arme vrouwen<br />

en arbei<strong>de</strong>rs. Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> Vroegmid<strong>de</strong>leeuwse ambachtswijk<br />

en latere perio<strong>de</strong>s aan <strong>de</strong> Bruynssteeg 6-10 te Deventer.<br />

-<strong>RAD</strong> 15***: Hermsen, I. & N. Eeltink, 2004. Colmschate-Knoopkegel:<br />

IJzertijdbewoning in het westelijk <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> ne<strong>de</strong>rzetting.<br />

-<strong>RAD</strong> 16***: Mittendorff, E.S., 2005. Mid<strong>de</strong>leeuwse boeren aan <strong>de</strong> pad<strong>de</strong>npoel.<br />

Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek van een 11 <strong>de</strong> -13 <strong>de</strong> -eeuws boerenerf in Colmschate,<br />

Deventer.<br />

-<strong>RAD</strong> 17***: <strong>Vermeulen</strong>, B., 2006. Razen<strong>de</strong> mannen, onrustige vrouwen.<br />

Archeologisch en historisch on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> vroegmid<strong>de</strong>leeuwse ne<strong>de</strong>rzetting,<br />

een a<strong>de</strong>llijke hofste<strong>de</strong> en het St. Elisabethsgasthuis. (ISBN 90-801044-0-X)<br />

-<strong>RAD</strong> 18** <strong>Bartels</strong>, M. H., 2006. De Deventer wal tegen <strong>de</strong> Vikingen.<br />

Archeologische en historisch on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> vroegmid<strong>de</strong>leeuwse wal en <strong>stad</strong>smuren<br />

(850-1900) en een vergelijking met an<strong>de</strong>re vroegmid<strong>de</strong>leeuwse omwal<strong>de</strong><br />

ne<strong>de</strong>rzettingen.<br />

-<strong>RAD</strong> 19*** Hermsen, I. C. G. <strong>2007.</strong> Een afdaling in het verle<strong>de</strong>n.<br />

Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek van bewoningsresten uit <strong>de</strong> prehistorie en <strong>de</strong> Romeinse<br />

tijd op het terrein van Colmschate-Skibaan (gemeente Deventer).


-<strong>RAD</strong> 20 *** Mittendorff, E. S., <strong>2007.</strong> Huizen van Heren.<br />

Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek naar het proces van verste<strong>de</strong>lijking en vorming van een<br />

ste<strong>de</strong>lijke elite in het Polstraatkwartier te Deventer, ca. 800-1250.<br />

-<strong>RAD</strong> <strong>21</strong> *** <strong>Vermeulen</strong> B. & M. H. <strong>Bartels</strong>, <strong>2007.</strong> <strong>Boeren</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>stad</strong>.<br />

Archeologisch, historisch en landschappelijk on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> Rielerenk<br />

(Gemeente Deventer).<br />

-<strong>RAD</strong> 22 *** Haveman, E. & B. <strong>Vermeulen</strong>, <strong>2007.</strong> Achter die Steenen Brugge.<br />

Archeologisch proefon<strong>de</strong>rzoek in het plangebied Steenbrugge (fase 1), Deventer.<br />

* = niet meer <strong>voor</strong>radig<br />

** = als pdf leverbaar<br />

*** = han<strong>de</strong>lseditie nog <strong>voor</strong>radig (via www.halos.nl)<br />

**** = niet openbaar<br />

SPECIALE UITGAVEN:<br />

Appels, F. M. J., 2002. Tussen Deventer en Epse, 10.000 jaar bewoningsgeschie<strong>de</strong>nis<br />

van het plangebied Epse-Noord. Deventer<br />

REEKS ARCHEOLOGIE IN DEVENTER (AiD):<br />

AiD 1 Spitzers, T., 1999. Houten huizen aan <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse Polstraat.<br />

AiD 2 Ringenier, H. & M. H. <strong>Bartels</strong> 2000. Arme luizen achter <strong>de</strong> huizen.<br />

AiD 3 <strong>Vermeulen</strong>, B. & M. H. <strong>Bartels</strong>, 2000. Wisseling van <strong>de</strong> wacht, 600 jaar wonen<br />

en waken aan <strong>de</strong> Snipperlingsdijk.<br />

AiD 4 <strong>Bartels</strong>, M. H., M. Klomp & I. Hermsen, 2001. IJzertijd in <strong>de</strong> Driebergenbuurt,<br />

prehistorische boeren on<strong>de</strong>r een <strong>voor</strong>oorlogse arbei<strong>de</strong>rswijk.<br />

AiD 5 <strong>Bartels</strong>, M.H., 2003. Vikingaanval en Deventer ver<strong>de</strong>diging, archeologisch<br />

on<strong>de</strong>rzoek aan <strong>de</strong> Sme<strong>de</strong>nstraat 38-44 te Deventer.<br />

AiD 6 Hermsen, I, 2006. Steentijdjagers en prehistorische boeren langs <strong>de</strong><br />

Dortherbeek. Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek aan <strong>de</strong> noordkant van boer<strong>de</strong>rij De<br />

Olthof in Epse Noord (Gemeente Deventer).<br />

AiD 7 Hermsen I., 2006. Ou<strong>de</strong> boeren, nieuwe wegen. Archeologisch on<strong>de</strong>rzoek<br />

on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Holterweg in Colmschate (Gemeente Deventer).<br />

163

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!