lesmateriaal Roodkajpe

lesmateriaal Roodkajpe lesmateriaal Roodkajpe

22.08.2013 Views

Charles Perrault Er was eens een aardig meisje, zo om en bij de zeven jaar; dol veel hield moeder van haar liefje, en grootmoe was echt mal met haar. Die goede vrouw, al grijs van haren, schonk aan de kleine krullebol met Sinterklaas een sierlijk kapje, geweven van vuurrode wol, dat haar zo goed stond, dat een ieder, die ‘t meisje tegen kwam op straat, haar schertsend Roodkapje noemde, en dat klonk grappig inderdaad. Eens bakte moeder lekkere wafels, zij had er suiker opgedaan, en lachend zei ze tot Roodkapje: "Je moet eens naar grootmoe gaan, en horen hoe ‘t met haar gaat, want je weet dat grootje ziekelijk is en oud. Neem dus dit bord met wafels mee, waar ‘t lieve mens zoveel van houdt, en ook dit potje malse boter." En ons Roodkapje ging terstond, want grootmoe woonde nog veel verder dan waar de watermolen stond. Toen nu ons aardig, vlug Roodkapje in ‘t grote bos gekomen was, ontmoette zij een wolf bij ‘t kruispad, die zachtjes voortsloop over ‘t gras. Hij had wel zin haar op te happen, maar waagde ‘t niet, want dichtbij weerklonk de bijlslag van de klovers; hij liep dus stil het meisje op zij en vroeg: "Waar ga je heen, Roodkapje?" ‘t Onnozel meisje, dat niet wist hoe gevaarlijk het was te luisteren naar zo’n dier, vol boze list, gaf hem ten antwoord: "’k Ga voor moeder naar mijn goede grootmoe toe en deze wafeltjes haar brengen met nog dit potje boter toe." "Wel," vroeg de wolf weer, "woont zij ver nog?" "Ja," sprak Roodkapje, "aan gene kant van de molen, in het laatste huisje van ‘t dorp." - "Zo," zei de loze kwant, "kom, ‘k ga dan ook eens naar haar kijken; ik langs deze, en jij langs die weg, wie er nu het eerst zal wezen dat zullen we wel eens zien, zeg!" De wolf liep al wat hij kon lopen, altijd maar door, het kortste pad; Roodkapje (in rijmvorm) 18

maar ons Roodkapje ging het langste, en treuzelde onderweg nog wat. Zij zocht naar bruine beukennootjes, en joeg de bonte vlinders na, en plukte een ruiker wilde bloemen, en zo vervloog de tijd weldra. De wolf kwam spoedig aan de woning van grootje, en klopte: klop, klop, klop! "Wie is daar?" - "Ik ben het, Roodkapje," gaf daar de wolf ten antwoord op; en hij vervolgde - meer zijn stem nog veranderend: "Compliment van moe, en hier zijn lekkere suikerwafels, en nog een potje boter toe." "Wel, kind! Trek dan maar aan het touwtje, dan gaat de klink vanzelf omhoog." Dat deed de wolf ; de deur ging open, en ‘t uitgehongerd roofdier vloog met één sprong naar ‘t kreunend oudje, dat ziek te bed lag - en verslond ‘t arme grootje, dat van schrik haar snuifdoos had laten vallen op de grond. Daarna sloot de wolf de deur weer; zette de nachtmuts op der arme vrouw, kroop in bed en bleef zo wachten of Roodkapje haast komen zou. Een uurtje later kwam Roodkapje aan ‘t huisje en klopte: klop, klop, klop! "Wie is daar?" - ‘t Was om bang te worden! Zij gaf er eerst geen antwoord op; die grove stem deed erg haar schrikken, maar "Grootmoe zal verkouden zijn," dacht ze, "en is vast schor geworden; haar keel en borst doen zeker pijn." ‘t Kind riep dus: "Ik ben ‘t, Roodkapje; en, grootmoe! compliment van moe en hier zijn lekkere suikerwafels, en nog een potje boter toe." "Wel, kind! trek dan maar aan het touwtje, dan gaat de klink vanzelf omhoog. " zij trok... de kleine deur viel open, en ‘t zorgeloos Roodkapje toog naar binnen. "Zet, mijn kind! de wafels en ‘t potje maar op tafel neer." Dit zeggend trok de wolf de dekens hoog op, men zag hem haast niet meer. "Kom nu een beetje naast mij liggen, Roodkapje! ‘t Is vandaag zo koud! Ik kan daar niet heel goed meer tegen, want grootmoe, zie je, is al zo oud." Roodkapje trok toen haar schoentjes uit, klom in de bedstee vlug en ras... 19

Charles Perrault<br />

Er was eens een aardig meisje,<br />

zo om en bij de zeven jaar;<br />

dol veel hield moeder van haar liefje,<br />

en grootmoe was echt mal met haar.<br />

Die goede vrouw, al grijs van haren,<br />

schonk aan de kleine krullebol<br />

met Sinterklaas een sierlijk kapje,<br />

geweven van vuurrode wol,<br />

dat haar zo goed stond, dat een ieder,<br />

die ‘t meisje tegen kwam op straat,<br />

haar schertsend Roodkapje noemde,<br />

en dat klonk grappig inderdaad.<br />

Eens bakte moeder lekkere wafels,<br />

zij had er suiker opgedaan,<br />

en lachend zei ze tot Roodkapje:<br />

"Je moet eens naar grootmoe gaan,<br />

en horen hoe ‘t met haar gaat, want je weet<br />

dat grootje ziekelijk is en oud.<br />

Neem dus dit bord met wafels mee,<br />

waar ‘t lieve mens zoveel van houdt,<br />

en ook dit potje malse boter."<br />

En ons Roodkapje ging terstond,<br />

want grootmoe woonde nog veel verder<br />

dan waar de watermolen stond.<br />

Toen nu ons aardig, vlug Roodkapje<br />

in ‘t grote bos gekomen was,<br />

ontmoette zij een wolf bij ‘t kruispad,<br />

die zachtjes voortsloop over ‘t gras.<br />

Hij had wel zin haar op te happen,<br />

maar waagde ‘t niet, want dichtbij<br />

weerklonk de bijlslag van de klovers;<br />

hij liep dus stil het meisje op zij<br />

en vroeg: "Waar ga je heen, Roodkapje?"<br />

‘t Onnozel meisje, dat niet wist<br />

hoe gevaarlijk het was te luisteren<br />

naar zo’n dier, vol boze list,<br />

gaf hem ten antwoord: "’k Ga voor moeder<br />

naar mijn goede grootmoe toe<br />

en deze wafeltjes haar brengen<br />

met nog dit potje boter toe."<br />

"Wel," vroeg de wolf weer, "woont zij ver nog?"<br />

"Ja," sprak Roodkapje, "aan gene kant<br />

van de molen, in het laatste huisje<br />

van ‘t dorp." - "Zo," zei de loze kwant,<br />

"kom, ‘k ga dan ook eens naar haar kijken;<br />

ik langs deze, en jij langs die weg,<br />

wie er nu het eerst zal wezen<br />

dat zullen we wel eens zien, zeg!"<br />

De wolf liep al wat hij kon lopen,<br />

altijd maar door, het kortste pad;<br />

Roodkapje (in rijmvorm)<br />

18

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!