Programmaboekje : La Petite Bande - deSingel
Programmaboekje : La Petite Bande - deSingel
Programmaboekje : La Petite Bande - deSingel
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>La</strong> <strong>Petite</strong> <strong>Bande</strong> . Ex Tempore<br />
Sigiswald Kuijken<br />
Graun<br />
donderdag 27 maart 2003
Bach en Hoogdagen . Seizoen 2002-2003<br />
Ensemble Explorations<br />
Bach<br />
dinsdag 26 november 2002<br />
Koor en Orkest Collegium Vocale Gent . Philippe Herreweghe<br />
Bach<br />
donderdag 12 december 2002<br />
Koor Collegium Vocale Gent . Prometheus Ensemble<br />
Etienne Siebens<br />
Bach, Kurtág<br />
donderdag 6 maart 2003<br />
<strong>La</strong> <strong>Petite</strong> <strong>Bande</strong> . Ex Tempore . Sigiswald Kuijken<br />
Graun<br />
donderdag 27 maart 2003<br />
Koor en Orkest Collegium Vocale Gent . Philippe Herreweghe<br />
Bach<br />
donderdag 17 april 2003
egin concert 20.00 uur<br />
pauze omstreeks 20.45 uur<br />
einde omstreeks 22.00 uur<br />
inleiding door Dirk Moelants . 19.15 uur . Foyer<br />
teksten programmaboekje Dirk Moelants<br />
coördinatie programmaboekje <strong>deSingel</strong><br />
druk programmaboekje Tegendruk<br />
gelieve uw GSM uit te schakelen!<br />
<strong>La</strong> <strong>Petite</strong> <strong>Bande</strong> . Ex Tempore<br />
Sigiswald Kuijken muzikale leiding . Suzie LeBlanc sopraan<br />
Inge Van de Kerkhove sopraan . Christoph Genz tenor<br />
Stephan Genz bariton<br />
Carl Heinrich Graun<br />
Der Tod Jesu, cantate voor soli, koor en orkest<br />
I Choral ‘Du, dessen Augen flossen’<br />
II Tutti ‘Sein Odem ist schwach’ III<br />
III Recitativ (sopraan) ‘Gethsemane!’<br />
IV Aria (sopraan) ‘Du HeId, auf den die Köcher’<br />
V Choral ‘Wen hab' ich sonst als dich aIlein’<br />
VI Recitativ (sopraan) ‘Ach mein Immanuel!’<br />
VII Aria (sopraan) ‘Ein Gebeth um neue Stärke’<br />
VIII Recitativ (tenor) ‘Nun klingen Waffen’<br />
IX Aria (tenor) ‘Ihr weichgeschaffnen Seelen’<br />
X Tutti ‘Unsre Seele ist gebeuget zu der Erden’<br />
XI Choral ‘Ich will von meiner Missethat’<br />
pauze<br />
XII Recitativ (bas) ‘Jerusalem voll Mordlust ruft mit wilden Thon’<br />
XIII Aria (bas) ‘So stehet ein Berg Gottes’<br />
XIV Tutti ‘Christus hat uns ein Vorbild gelassen’<br />
XV Choral ‘Ich werde Dir zu Ehren alles wagen’<br />
XVI Recitativ (sopraan) ‘Da steht der traurige, verhängnissvolle Pfahl’<br />
XVII Duetto (sopraan I en II) ’ Feinde, die ihr mich betrübt’<br />
XVIII Recitativ (sopraan) ‘Wer ist der Heilige’<br />
XIX Aria (sopraan) ‘Singt dem göttlichen Propheten’<br />
XX Tutti ‘Freuet euch aIle ihr Frommen’<br />
XXI Choral ‘Wie herrlich ist die neue Welt’<br />
XXII Recitativ (bas) ‘Auf einmal fällt der aufgehaltne Schmerz’<br />
XXIII Recitativ mit Begleitung (bas) ‘Es steigen Seraphim von allen<br />
Sternen nieder’<br />
XXIV Choral ‘Ihr Augen weint’<br />
XXV Schlusschor ‘Hier liegen wir gerührte Sünder’<br />
45’<br />
55’
De kruisiging © A. Mantegna<br />
Carl Heinrich Graun (1704-1759)<br />
Der Tod Jesu<br />
Carl Heinrich Graun, een jongere tijdgenoot van Bach, was<br />
tijdens zijn leven één van de bekendste vertegenwoordigers<br />
van de Italiaanse opera in Duitsland. Hij werd geboren in<br />
Wahrenbrück, een dorp in het zuiden van huidige deelstaat<br />
Brandenburg en liep school in Dresden, waar hij aanvankelijk<br />
als zangknaap werd opgeleid aan de beroemde ‘Kreuzschule’,<br />
maar bij het breken van zijn stem klavier en compositie<br />
ging studeren. Met wat geduld kon zijn stem zich tot<br />
een mooie tenor ontwikkelen en in 1725 kon hij als tenorzanger<br />
aan de slag in de hofkapel van Braunschweig. Hij<br />
ontpopte er zich ook als een bedreven componist en werd<br />
enkele jaren later al tot vice-kapelmeester benoemd. Bij het<br />
huwelijk van prinses Elisabeth Christine van Braunschweig<br />
met de toenmalige prins Frederik van Pruisen werd een gelegenheidsopera<br />
van Graun’s hand ‘Lo specchio della fedeltà’<br />
uitgevoerd. Dit werk bleef de prins bij en enkele jaren later,<br />
bij de dood van de hertog van Braunschweig, trok hij Graun<br />
aan voor zijn eigen hofkapel in Rheinsberg. Prins Frederik<br />
werd koning Frederik II de Grote en benoemde in 1741<br />
Graun tot zijn hofkapelmeester. Zo werd hij een leidersfiguur<br />
binnen de beroemde Berlijnse school die zich aan het<br />
hof van Frederik de Grote ontwikkelde en waartoe onder<br />
meer zijn broer Johann Gottlieb, Kirnberger, Quantz, Benda<br />
en Carl Philipp Emmanuel Bach behoorden. Naast zijn taak<br />
als hofkapelmeester werd Graun ook opgedragen een (Italiaanse)<br />
opera op te richten in Berlijn. Die werd een jaar later<br />
geopend met de uitvoering van zijn ‘Cesare e Cleopatra’. Hij<br />
zou zo een dertigtal Italiaanse opera’s componeren waaronder<br />
‘Montezuma’ op tekst van de koning, naast heel wat
instrumentale muziek, maar hoewel slechts een beperkt deel<br />
van zijn oeuvre zou Graun toch in de eerste plaats bekend<br />
worden voor zijn religieuze muziek en dan in de eerste<br />
plaats voor zijn passiecantate ‘Der Tod Jesu’.<br />
Het werk past in de lange christelijke traditie van muzikale<br />
lezingen van het passieverhaal in de periode voor Pasen. De<br />
eerste aanwijzingen voor zo’n traditie dateren al uit de laatromeinse<br />
tijd. In het midden van de vijfde eeuw legde paus<br />
Leo de Grote vast dat de Mattheus-passie op palmzondag<br />
moest gelezen worden en de Johannes-passie op goede vrijdag.<br />
<strong>La</strong>ter kregen ook de Lukas- en de Marcus-passie een<br />
vaste plaats op respectievelijk de woensdag en de dinsdag<br />
van de goede week. De bijbelteksten werden aanvankelijk<br />
monofoon gereciteerd door de celebrant. Het is pas in de<br />
loop van de vijftiende eeuw dat binnen het genre meerstemmigheid<br />
en een zekere dramatiek worden geïntroduceerd.<br />
Zo ontstaan twee types binnen het genre: de doorgecomponeerde,<br />
geheel meerstemmige ‘motetpassie’ en de<br />
‘koraalpassie’ waarin de woorden van de evangelist monofoon<br />
gebracht worden, maar de delen waarin de massa aan<br />
het woord komt (de zogenaamde ‘turba’-delen), en eventueel<br />
ook de woorden van Christus polyfoon getoonzet worden.<br />
In dezelfde periode gaat men ook soms afwijken van<br />
de zuivere evangelietekst en werken met zogenaamde ‘summae<br />
passionis’: teksten samengesteld uit de ‘highlights’ van<br />
de verschillende evangelies. Deze ontwikkeling naar grotere<br />
afwisseling en vrijheid, die in de katholieke liturgie was<br />
ingezet, zet zich, zij het aanvankelijk met enige weerstand,<br />
door na de reformatie. Voor Luther moest het lijden van<br />
Christus door alle gelovigen ten volle beleefd worden en<br />
niet slechts in oppervlakkige woorden. De lezing van het<br />
passieverhaal krijgt dan ook een belangrijke plaats binnen<br />
de liturgie en wordt over heel de vastenperiode uitgesmeerd.<br />
In Duitsland wordt de passie zo een belangrijk muzikaal<br />
genre waarbij meestal Duitse vertalingen van het evangelie<br />
worden gebruikt, maar ook ‘summae passionis’ op<br />
Duitse of <strong>La</strong>tijnse teksten en ingekorte versies van de evangelies.<br />
Muzikaal houdt men zich gewoonlijk aan de eenvoudige<br />
koraalpassie, waarin enkel de turbagedeelten in een<br />
eenvoudige meerstemmigheid worden getoonzet. De componist<br />
was in feite enkel verantwoordelijk voor deze enkele<br />
passages terwijl het grootste deel van de tekst werd gereciteerd.<br />
Halverwege de zeventiende eeuw doet zich in het<br />
noorden van Duitsland een ingrijpende evolutie voor: de<br />
componist gaat ter begeleiding van de zang een continuopartij<br />
en enkele solo-instrumenten toevoegen. Dit leidt naar<br />
het ontstaan van een nieuw genre: de oratoriumpassie. Het<br />
blijft immers niet bij het louter toevoegen van instrumenten.<br />
De tekst van het evangelie vormt nog steeds de basis<br />
van het verhaal maar naast het gewone verloop van de bijbeltekst<br />
worden andere secties toegevoegd: instrumentale<br />
simfonias, maar ook hymnen, parallelle bijbelpassages en<br />
vrije reflecties over de inhoud. In de achttiende eeuw zet<br />
deze evolutie zich verder en ontstaat het passie-oratorium<br />
waarbij men de evangelietekst volledig achterwege laat. Er<br />
worden nieuwe teksten geschreven zoals B. H. Brockes’ ‘Der<br />
für die Sünden der Welt gemarterte und sterbende Jesus’, op<br />
basis waarvan onder meer Telemann, Händel en Mattheson
composities creëren. Het eindpunt van de evolutie zien we<br />
vanaf 1730 als in Italië het genre van de passiemuziek ontstaat.<br />
Hierbij laat men niet enkel de bijbeltekst achterwege,<br />
maar ook de dramatiek. Het resultaat zijn meditaties rond<br />
het passieverhaal zonder dialoog zoals ‘<strong>La</strong> passione di Gesù<br />
Cristo’ op tekst van Metastasio en onder meer getoonzet<br />
door Caldara, Jomelli en Paisiello.<br />
‘Der Tod Jesu’ hoort thuis in deze laatste categorie: het is<br />
een tekst van Carl Wilhelm Ramler, geschreven in opdracht<br />
van Prinses Anna Amalia van Pruisen, de zus van de koning.<br />
Hij werd vrijwel tegelijk getoonzet door Graun en Telemann<br />
en beide werken gingen in première in maart 1755: Grauns<br />
versie op 26 maart in de door hem opgerichte opera in Berlijn,<br />
Telemanns versie een weekje eerder, de negentiende, in<br />
Hamburg. De concurrentiestrijd tussen beide componisten<br />
lijkt echter in een vriendschappelijk-collegiale sfeer te zijn<br />
verlopen: ze correspondeerden uitgebreid over technische<br />
en esthetische aspecten van de toonzetting en zouden later<br />
ook elkaars werk uitvoeren. De stilistische verschillen zijn<br />
echter opvallend: Telemann vertegenwoordigt de Noord-<br />
Duitse laatbarok met zijn complexiteit, zin voor constructie<br />
en kleur. Graun kiest onder invloed van de Italiaanse opera<br />
voor het lyrische, spontaan melodische en gebruikt een harmonische<br />
taal die vooruitwijst naar het classicisme. In ‘Der<br />
Tod Jesu’ vinden we fugatische passages die aan Bach doen<br />
denken, maar het horizontale van de polyfonie wijkt voor<br />
de harmonische progressie. Waar we bij Bach eerder van een<br />
tijdloze expressie spreken, een uitdrukking van het hogere,<br />
komt bij Graun de persoonlijke expressie naar voor in een<br />
lossere, vrijere stijl. De tekst bevat geen dialogen en geen<br />
dramatische personages, hier dus geen evangelist-verteller<br />
en solisten met een bepaalde rol. De solisten brengen<br />
afwisselend (uitzonderlijk ook in duet) een vrije versie van<br />
een episode uit het passieverhaal in een recitatief, gevolgd<br />
door een poëtische reflectie erover in de aria. Steeds na één<br />
of twee van deze individuele tussenkomsten volgt een<br />
repliek van het koor en bovenal een koraal dat door de<br />
gemeente kon worden meegezongen.<br />
De centrale positie van de koralen was ongetwijfeld een<br />
belangrijke factor in het succes van het werk. ‘Der Tod Jesu’<br />
werd zo goed onthaald dat men het jaar na jaar op Goede<br />
Vrijdag heruitvoerde, een traditie die aan het Berlijnse hof<br />
werd volgehouden tot in 1884. ‘Der Tod Jesu’ is dan ook een<br />
interessant geval op het vlak van de continuïteit in de uitvoeringspraktijk.<br />
Vóór de negentiende eeuw verdwenen de<br />
meeste werken vrij snel van het repertoire. Nu waren er wel<br />
heel wat uitzonderingen op deze regel. Zo werden sommige<br />
populaire renaissancemadrigalen tot diep in de zeventiende<br />
eeuw gezongen en werden bepaalde instrumentale<br />
werken overgedragen van leraar op leerling. Maar deze processen<br />
bleven toch veelal beperkt tot enkele generaties. Eén<br />
van de oudste voorbeelden van een werk met een zo goed<br />
als ononderbroken uitvoeringstraditie is het beroemde opus<br />
5 van Corelli (1700). Deze bundel met vioolsonates bleef<br />
men gedurende heel de achttiende en sporadisch ook nog<br />
in de negentiende eeuw herdrukken. De belangrijkste bron<br />
voor historische continuïteit in preromantische muziek vinden<br />
we echter in de kerk: het gregoriaanse repertoire in de
katholieke en de koraalmelodieën in de protestantse kerk<br />
behoren tot op heden tot het basisrepertoire van de kerkmuziek,<br />
maar in de pauselijke kapel bleef men bv. ook werken<br />
uitvoeren van Palestrina of het miserere van Allegri (een<br />
werk uit de eerste helft van de zeventiende eeuw, dat<br />
beroemd werd omdat de veertienjarige Mozart het na het<br />
bijwonen van een uitvoering in de Sixtijnse kapel uit het<br />
geheugen opschreef). Toch blijven ook dit uitzonderingen.<br />
De meeste gelegenheidswerken, hoe glansrijk en succesvol<br />
ook, werden snel vergeten en verdwenen na enkele jaren of<br />
vaak al na één uitvoering van het repertoire. Zo kon het dat<br />
de Mattheus-passie van Bach door Mendelssohn in 1829<br />
werd herontdekt en zo na pas na een lange onderbreking<br />
opnieuw tot leven kon worden gebracht. Niet zo dus voor<br />
Grauns ‘Der Tod Jesu’. Het werk bevat de lyrische toon van<br />
de Italiaanse opera die nog lang door het publiek kon<br />
gesmaakt worden. Dit in combinatie met de centrale rol van<br />
de koralen die uitermate geschikt waren binnen de Lutherse<br />
liturgie zorgden ervoor dat juist dit werk één van de eerste<br />
grote gelegenheidswerken zou worden die een meer<br />
dan honderdjarige uitvoeringsgeschiedenis zouden kennen.<br />
Tenslotte rest ons de vraag waarom het dan toch op eind<br />
van de negentiende eeuw uit het repertoire zou verdwijnen<br />
en door de herontdekte passies van Bach zou worden verdrongen?<br />
De reden hiervan is waarschijnlijk te zoeken in de<br />
eerder lichte toon van het werk. De ingetogen passages<br />
worden verdrongen door een vrolijke, feestelijke toon. Dit<br />
past binnen de theologische visie van de verlichting waarin<br />
Jezus in de eerste plaats als een held wordt aanbeden en het<br />
passieverhaal verklankt wordt in het teken van de grote<br />
vreugde die het leiden en sterven van Jezus over de mensheid<br />
gebracht heeft. Dit paste niet meer in de laatnegentiende-eeuwse<br />
visie op het passieverhaal waarin het verdriet<br />
om het onrecht en het leiden dat Christus werd aangedaan<br />
opnieuw centraal kwam te staan, aspecten die we veel sterker<br />
terugvinden in de passies van Bach. Zo verdween ‘Der<br />
Tod Jesu’ alsnog uit het repertoire om te kunnen worden<br />
herontdekt in de twintigste eeuw.<br />
Dirk Moelants
Carl Heinrich Graun<br />
Der Tod Jesu, cantate voor soli, koor en orkest<br />
I Choral<br />
Du, dessen Augen flossen,<br />
so bald sie Zion sahn,<br />
zur Frevelthat entschlossen,<br />
sich seinem Falle nah 'n;<br />
wo ist das Thal, die Höhle,<br />
die, Jesu! dich verbirgt?<br />
Verfolger seiner Seele,<br />
habt ihr ihn schon erwürgt?<br />
II Tutti<br />
Sein Odem ist schwach: Seine Tage<br />
sind abgekürzet. Seine Seele ist voll Jammer.<br />
Sein Leben ist nahe bey der Hölle.<br />
III Recitativ (sopraan)<br />
Gethsemane! Gethsemane!<br />
Wen hören deine Mauren<br />
so bange, so verlassen trauren ?<br />
Wer ist der peinlich langsam sterbende?<br />
Ist das mein Jesus? Bester aller Menschenkinder,<br />
du zagst, du zitterst, gleich dem Sünder,<br />
dem man sein Todesurtheil fällt?<br />
Ach seht! er sinkt, belastet mit den Missethaten<br />
von einer ganzen Welt.<br />
Sein Herz, in Arbeit, fliegt aus seiner Höhle,<br />
sein Schweiss rollt purpurroth<br />
die Schläf' herab: Er ruft: Betrübt ist meine Seele!<br />
bis in den Tod!<br />
IV Aria (sopraan)<br />
Du HeId, auf den die Köcher des Todes ausgeleert,<br />
du hörest den, der schwächer am Grabe Trost begehrt,<br />
du wiIlst und kannst sein Schutzgott seyn.<br />
Wenn ich am Rande dieses Lebens Abgründe sehe,<br />
wo vergebens mein Geist zurücke strebt;<br />
wenn ich den Richter kommen höre mit Waag' und Donner,<br />
und die Sphäre von seinem Fusstrirt bebt,<br />
wer wird aIlda mein Schutzgott seyn?<br />
V Choral<br />
Wen hab' ich sonst als dich aIlein,<br />
der mir in meiner letzten Pein<br />
mit Trost und Rath weis beyzuspringen ?<br />
Wer nimmt sich meiner Seele an,<br />
wenn nun mein Leben nichts mehr kann,<br />
und ich muss mit dem Tode ringen,<br />
wenn allen Sinnen Kraft gebricht?<br />
Bist du es, Gott, mein Heiland, nicht?<br />
VI Recitativ (sopraan)<br />
Ach mein Immanuel! Da liegt er, tief gebückt im Staube,<br />
ringt dem Tod' entgegen, blickt den Himmel, jammert laut:<br />
<strong>La</strong>ss, Vater, diese Stunde, lass sie vorüber gehn!<br />
Nimm weg! nimm weg den bittern Kelch von meinem<br />
Munde!<br />
Du nimmst ihn nicht? Wohl-an, dein Wille soll geschehn.<br />
Erheitert steht er auf von der erstaunten Erde,<br />
gestärckt durch eines Engels Hand.
Und seht! die Jünger hat ein Schlummer übermannt;<br />
hier liegen sie gestützt mit trauriger Geberde.<br />
Betrachtend steht der Menschenfreund und spricht<br />
mit über sie gehängtem holdem Angesicht:<br />
der Geist ist willig nur der Leib ist schwach;<br />
und bückt sich, Petrus Hand sanft anzurühren nieder:<br />
Auch du bist nicht mehr wach?<br />
O wacht und betet, meine Brüder!<br />
VII Aria (sopraan)<br />
Ein Gebeth um neue Stärke<br />
zur Vollendung edler Werke<br />
theilt die Wolken, dringt zum Herrn,<br />
und der Herr erhört es gern.<br />
Klimm ich zu der Tugend Tempel<br />
matt den steilen Pfad hinauf:<br />
O so sporn ich meinen <strong>La</strong>uf,<br />
nach der Wanderer Exempel,<br />
durch die Hoffnung jener schönen<br />
über mir erhabnen Scenen,<br />
und erleichtre meinen Gang<br />
mit Gebet und mit Gesang.<br />
VIII Recitativ (tenor)<br />
Nun klingen Waffen, <strong>La</strong>nzen blinken bey dem Schein<br />
der Fackeln, Mörder dringen ein:<br />
Ich sehe Mörder: Ach! es ist um Ihn geschehen!<br />
Er aber unerschrocken nahet sich<br />
den Feinden selbst; grossmüthig spricht er:<br />
Sucht ihr mich? Sucht ihr mich,<br />
so lasset meine Freunde gehen.<br />
Die schüchternen Gefährten fliehn auf dieses Wort.<br />
Ihn bindet man, Ihn führt man fort.<br />
Sein Petrus folgt, der einzige von allen,<br />
er folgt, zur Hülfe schwach, von fern;<br />
Mitleidig folgt er seinen Herrn<br />
zum Cajaphas. Was hör ich hier für Worte schallen!<br />
Ach ist es Petrus, der itzt spricht:<br />
Ich kenne diesen Menschen nicht,<br />
diesen Menschen kenn' ich nicht, ich kenn' ihn nicht,<br />
ich kenne diesen Menschen nicht.<br />
Wie tief bist du von deinem Edelmuth gefallen!<br />
Doch siehe! Jesus wendet sich,<br />
und blickt ihn an: er fühlt den Blick,<br />
er geht zurück,<br />
er weinet bitterlich.<br />
IX Aria (tenor)<br />
Ihr weichgeschaffnen Seelen,<br />
ihr könnt nicht lange fehlen;<br />
bald höret euer Ohr<br />
das strafende Gewissen,<br />
bald weint aus euch der Schmerz.<br />
Ihr thränenlosen Sünder bebet!<br />
Einst mitten unter Rosen hebet<br />
die Reu den Schlangenkamm empor,<br />
und fällt mit unheilbaren Bissen<br />
dem Frevler an das Herz.<br />
X Tutti<br />
Unsre Seele ist gebeuget zu der Erden.<br />
O wehe! dass wir so gesündiget haben.<br />
XI Choral<br />
Ich will von meiner Missethat<br />
zum Herren mich bekehren,<br />
Du wolIest selbst mir Hülf' und Rath<br />
hierzu, o Gott! bescheren,<br />
und deines guten Geistes Kraft,<br />
der neue Herzen in uns schafft,<br />
aus Gnaden mir gewähren.
XII Recitativ (bas)<br />
Jerusalem voll Mordlust ruft mit wilden Thon:<br />
Sein Blut komm über uns, sein Blut komm über uns,<br />
und unsre Söhn' und Töchter!<br />
Du siegst Jerusalem, und Jesus blutet schon;<br />
in Purpur ist er schon des Volkes Hohngelächter:<br />
damit er ohne Trost in seiner Marter sey,<br />
damit die Schmach sein Herz ihm breche.<br />
Voll Liebe steht er da,<br />
von Gram und Unmuth frey,<br />
und trägt sein Dornen Diadem.<br />
Und eine freche, verworfne Mörderhand fasst einen<br />
Stab und schlägt sein Haupt: Ein Strom quillt<br />
Stirn und Wang' herab.<br />
Seht welch ein Mensch, seht welch ein Mensch!<br />
Des Mitleids Stimme, von Richtstuhl des Tyranen,<br />
spricht: Seht welch ein Mensch, seht welch ein<br />
Mensch! Und Juda hört sie nicht,<br />
und legt dem blutenden mit unerhörtem<br />
Grimme den Balken auf, woran er langsam,<br />
woran er langsam sterben solI.<br />
Er trägt ihn willig und sinkt ohnmachtsvolI.<br />
Nun kann kein edles Herz die Wehmuth mehr<br />
verschliessen, die lang verhaltnen Thränen fliessen.<br />
Er aber sieht sich tröstend um und spricht:<br />
Ihr Töchter Zions weinet nicht, weinet nicht,<br />
Ihr Töchter Zions, weinet nicht, weinet nicht.<br />
XIII Aria (bas)<br />
So stehet ein Berg Gottes,<br />
den Fuss in Ungewittern,<br />
das Haupt in Sonnenstrahlen,<br />
so steht der Held aus Canaan.<br />
Der Tod mag auf den Blitzen eilen<br />
er mag aus hohlen Fluthen heulen,<br />
er mag der Erde Rand zersplittern,<br />
der Weise sieht ihn heiter an.<br />
XIV Tutti<br />
Christus hat uns ein Vorbild gelassen,<br />
auf dass wir sollen nachfolgen seinen Fusstapfen.<br />
XV Choral<br />
Ich werde Dir zu Ehren alles wagen,<br />
kein Kreutz nicht achten, keine Schmach noch Plagen,<br />
nichts von Verfolgung, nichts von Todes Schmerzen<br />
nehmen zu Herzen.<br />
XVI Recitativ (sopraan)<br />
Da steht der traurige, verhängnissvolle Pfahl:<br />
Unschuldiger, Gerechter! hauche doch einmal<br />
die matt gequälte Seele von dir! Wehe! wehe!<br />
Nicht Ketten, <strong>Bande</strong> nicht, ich sehe<br />
gespitzte Keile! Jesus reicht die Hände dar,<br />
die theuren Hände, deren Arbeit Wohlthun war.<br />
Auf jedem wiederhohltem Schlag, durchschneidet<br />
die Spitze Nerv und Ader und Gebein. Er leidet<br />
es mit Geduld, bleibt heiter, und hängt da,<br />
zur Schmach erhöh't, voll Blut, in Todesschmerzen,<br />
am Golgotha.<br />
Ihr Männer Israels, o ruft in eure Herzen<br />
Erbarmung! <strong>La</strong>sst die Rach lm Tode ruhn!<br />
Umsonst: Die Väter höhnen ihn;<br />
ihr Hohn ist bitter, grausamfröhlich ihre Minen.<br />
Und Jesus ruft: Mein Vater, ach! vergieb es ihnen:<br />
sie thun unwissend, was sie thun.<br />
XVII Duetto (sopraan I, sopraan II)<br />
Feinde, die ihr mich betrübt,<br />
seht, wie sehr mein Herz euch liebt:
euch verzeihn ist meine Rache.<br />
Die ihr mich im Unglück schmäht,<br />
hört mein ernstliches Gebeth:<br />
dass euch Gott beglückter mache.<br />
Solche Tugend lernt ein Christ.<br />
Gott! Gott! Jehova, Heiligster,<br />
du verzeihst dem Uebertreter<br />
alle Schuld.<br />
Gott! Gott! Jehova, Gütigster,<br />
du erzeigst dem Missethäter<br />
tausend Huld.<br />
Selig wer dir ähnlich ist!<br />
XVIII Recitativ (sopraan)<br />
Wer ist der Heilige, zum Muster uns verliehn,<br />
und unter diesen Missethätern aufgehenket?<br />
An seiner Tugend kennt ihr ihn.<br />
Schmach, Folter, Todesangst vergisst er, und bedenket,<br />
Maria, dein verlassnes Alter, und ertheilt<br />
dem Freunde seines Busens diesen letzten Willen:<br />
O Jüngling! O Jüngling, das ist deine Mutter! Dieser eilt,<br />
ein Schüler Jesu, sein Vermächtniss zu erfüllen:<br />
und Jesus sieht es an; .<br />
und wird noch mehr entzückt und fühlet keine Wunden,<br />
weil er itzt einen Strahl von Trost den trüben Stunden<br />
noch eines reuerfüllten Sünders schenken kann:<br />
Er kehrt sein Antlitz hin zu dem an seiner Seite<br />
gekreutzigten Verbrecher, ihm zu prophezeyhn:<br />
Ich sage dir, du wirst noch heute<br />
mit mir im Paradiese seyn!<br />
XIX Aria (sopraan)<br />
Singt dem göttlichen Propheten,<br />
der den Trost vom Himmel bringet:<br />
dass der Geist sich auf-wärts schwinget;<br />
Erdensöhne singt ihm Dank.<br />
Die du von dem Staube fliehest,<br />
und die rollenden Gestirne<br />
unter deinen Füssen siehest,<br />
nun geniesse deiner Tugend!<br />
Steig' auf der Geschöpfe Leiter<br />
bis zum Seraph! Steige weiter,<br />
Seele, Gott sey dein Gesang.<br />
XX Tutti<br />
Freuet euch aIle ihr Frommen, denn des Herren<br />
Wort ist wahrhaftig. Und was er zusaget,<br />
das häIt er gewiss.<br />
XX Choral<br />
Wie herrlich ist die neue Welt,<br />
die Gott den Frommen vorbehält,<br />
kein Mensch kann sie erwerben.<br />
O Jesu, Herr der Herrlichkeit,<br />
du hast die Stätt' auch mir bereit't,<br />
hilf sie mir auch ererben.<br />
Einen kleinen Blick in jene Freuden-Scene<br />
gieb mir Schwachen,<br />
mir den Abschied leicht zu machen.<br />
XXII Recitativ (bas)<br />
Auf einmal fällt der aufgehaltne Schmerz,<br />
des Helden Seele wütend an: Sein Herz<br />
hebt die gespannte Brust. In jeder Ader wühlet<br />
ein Dolch. Sein ganzer Körper fliegt<br />
am Kreutz empor. Er fühlet<br />
des Todes siebenfache Gräuel. Auf ihn liegt<br />
die Hölle ganz. Er kann ihn nicht mehr fassen,<br />
den Schmerz, der ihn allmächtig drückt;<br />
Er ruft: Mein Gott! mein Gott! wie hast du mich verlassen.
Und seht, die finstre Stunde rückt<br />
vorbey. Nun seufzet er: Mich dürstet, mich dürstet!<br />
Ihn erfrischet<br />
sein Volk mit Wein, den es mit Galle mischet.<br />
Nun steigt sein Leiden höher nicht;<br />
Nun triumphirt er laut, und spricht:<br />
Es ist vollbracht: Es ist vollbracht!<br />
Empfang, o Vater, empfang o Vater meine Seele!<br />
Und neigt sein Haupt au! seine Brust und stirbt.<br />
XXIII Recitativ mit Begleitung (bas)<br />
Es steigen Seraphim von allen Sternen nieder,<br />
und klagen laut: Er ist nicht mehr!<br />
Der Erde Tiefen schallen wieder:<br />
Er ist nicht mehr!<br />
Erzittre Golgotha! Er starb auf deinen Höhen!<br />
O Sonne fleuch, und leuchte diesem Tage nicht!<br />
Zerisse <strong>La</strong>nd, worauf die Mörder stehen!<br />
Ihr Gräber thut euch auf! Ihr Väter steigt ans Licht!<br />
Das Erdreich das euch deckt,<br />
ist ganz mit Blut befleckt.<br />
Er ist nicht mehr! So sage<br />
ein Tag dem andern Tage:<br />
Er ist nicht mehr!<br />
Der ewigkeiten Nachhall klage:<br />
Er ist nicht mehr!<br />
XXIV Choral<br />
Ihr Augen weint!<br />
Der Menschenfreund<br />
verlässt sein theures Leben:<br />
künftig wird sein Mund uns nicht<br />
Lehren Gottes geben.<br />
Weinet nicht! Es hat überwunden der Löwe vom Stamm<br />
Juda!<br />
Ihr Augen weint,<br />
der Menschenfreund<br />
sinkt unter tausend Plagen;<br />
konnte seine sanfte Brust<br />
so viel Schmerz ertragen.<br />
Weinet nicht! Es hat überwunden der Lowe vom Stamm<br />
Juda!<br />
Ihr Augen weint!<br />
Der Menschenfreund<br />
der Edle, der Gerechte, .<br />
wird verachtet, wird verschmäht,<br />
stirbt den Tod der Knechte.<br />
Weinet nicht! Es hat überwunden der Löwe vom Stamm<br />
Juda!<br />
XXV Schlusschor<br />
Hier liegen wir gerührte Sünder,<br />
O Jesu! O Jesu, tiefgebückt,<br />
mit Thränen diesen Staub zu netzen,<br />
der deine Lebensbäche trank:<br />
O Jesu! nimm unser Opfer an,<br />
O J esu nimm es an, nimm unser Opfer an.<br />
Freund Gottes und der Menschenkinder,<br />
der seinen ewigen Gesetzen<br />
des Todes Siegel aufgedrückt,<br />
Anbetung sei dein Dank,<br />
den opfer jedermann.
Sigiswald Kuijken<br />
Sigiswald Kuijken werd geboren in 1944 bij Brussel. Hij studeerde viool aan<br />
de Conservatoria te Brugge en Brussel, waar hij bij Maurice Raskin afstudeerde<br />
in 1964. Hij kwam op zeer jonge leeftijd in contact met de oude muziek<br />
samen met zijn broer Wieland; door zelfstudie maakte hij zich vertrouwd met<br />
de specifieke zeventiende- en achtiende-eeuwse speeltechnieken en interpretatieconventies.<br />
Zo introduceerde hij vanaf 1969 de meer authentieke barokvioolspeelwijze<br />
waarbij het instrument niet meer onder de kin geklemd<br />
wordt, maar vrij tegen de hals ligt; dit heeft een beslissende invloed op de<br />
benadering van de vioolmuziek en die techniek werd dan ook sinds de vroege<br />
jaren zeventig door velen overgenomen. Van 1964 tot 1972 was Sigiswald<br />
Kuijken lid van het Brusselse Alarius-Ensemble (met Wieland Kuijken,<br />
Robert Kohnen en Janine Rubinlicht) dat over geheel Europa en de V.S. concerteerde.<br />
Nadien werkte hij in los kamermuziekverband met diverse barokspecialisten,<br />
vooral met zijn broers Wieland en Barthold, Gustav Leonhardt,<br />
Robert Kohnen en verder ook met o.a. Anner Bylsma, Frans Brüggen, René<br />
Jacobs… In 1972 richtte hij, onder impuls van Deutsche Harmonia Mundi en<br />
Gustav Leonhardt, het barokorkest <strong>La</strong> <strong>Petite</strong> <strong>Bande</strong> op waarmee sindsdien<br />
talloze concerten doorheen Europa, Australië, Zuid-Amerika, China en Japan<br />
werden gemaakt en een groot aantal opnames werden gerealiseerd voor verschillende<br />
firma’s (Deutsche Harmonia Mundi, Seon, Accent, Denon). In 1986<br />
richtte hij het Kuijken Strijkkwartet op (met François Fernandez, Marleen<br />
Thiers en Wieland Kuijken) dat zich toelegt op de kwartetten en kwintetten<br />
van de Klassieke periode (met Ryo Terakado als eerste altviool). Opnames van<br />
kwartetten en kwintetten van Haydn en Mozart verschenen bij Denon. Van<br />
1971 tot 1996 was Sigiswald Kuijken leraar barokviool aan het Koninklijk<br />
Conservatorium in Den Haag (Nederland); sinds 1993 bekleedt hij deze functie<br />
aan het Koninklijk Muziekconservatorium te Brussel. Daarbuiten is hij sinds<br />
lange jaren een veelgevraagd gastdocent (o.a. London Royal College of<br />
Music, Salamanca Universiteit, Siena Accademia Chigiana). Sinds 1998 dirigeert<br />
Sigiswald Kuijken bij gelegenheid ook ‘moderne’ symfonieorkesten in<br />
een romantisch repertoire (Schumann, Brahms, Mendelssohn).<br />
Suzie LeBlanc<br />
De sopraan Suzie LeBlanc maakte internationaal carrière als vertolkster van<br />
vooral barok- en klassieke muziek. Haar goedgevulde agenda vermeldt zowel<br />
opera’s, festivaloptredens en video- en cd-opnames. Opera-optredens brachten<br />
haar naar de Dresden Musikfestspiele, het Boston Early Music Festival en<br />
de Nederlandse Opera. Voor concerten treedt ze regelmatig op met het<br />
Amsterdam Barokorkest, Tafelmusik, het Freiburger Baroque Orchestra en<br />
Teatro Lirico. Ze gaf recitals in het Concertgebouw, het Konzerthaus in<br />
Wenen, in Wigmore Hall en op de Proms in Londen. Ze voelt zich ook thuis<br />
in intieme kamermuziekopstellingen zoals met Tragicomedia, Les Voix Humaines,<br />
Musica Antiqua Köln en het Purcell Quartet. Ook wordt ze uitgenodigd<br />
voor menig intenationaal festival waaronder het Festival de Beaune, het Festival<br />
van Vlaanderen, het festival van Oude Muziek in Utrecht, <strong>La</strong>meque Baroque<br />
Festival en Festival International de <strong>La</strong>naudière. Recente hoogtepunten<br />
waren een tournee in Nederland met Tragicomedia, de Monteverdi Vespers<br />
van 1610 in Keulen met Frieder Bernius, Thesie voor Boston Early Music en<br />
Bach, Händel en Mozart met de Montreal Symphony, Bernard <strong>La</strong>badies’ Les<br />
Violons du Roy, het Trinity Consort en Symphony Nova Scotia. Andere hoogtepunten<br />
uit haar carrière zijn oa. festivaloptredens in Stuttgart, Berkeley,<br />
Londen (Spittalfields) en in Vancouver, Monteverdi's Orfeo voor Festival Vancouver,<br />
een recital met concertaria’s van Mozart in het Amsterdamse Concertgebouw<br />
onder leiding van Jaap ter Linden, L’Incoronazione di Poppea<br />
voor de Opera van Montreal en een film over Bachs Kaffee Cantata. De recente<br />
cd met Bach-cantates opgenomen met Tafelmusik (Analekta) voegt zich<br />
bij de reeds uitgebreide discografie met oa.Vivaldi Motetten en Amor Roma<br />
voor Vanguard Classics, Love and Death in Venice (met Derek Lee Ragin en<br />
Teatro Lirico) voor Virgin Veritas, solocantates van Vivaldi met Teatro Lirico<br />
(ATMA), l'Etoile d'Orient met Les Voix Humaines (ATMA) en het eerste boek<br />
met Airs de cour van Etienne Moulinié met Stephen Stubbs en Les Voix<br />
Humaines.<br />
Inge Van de Kerkhove<br />
Inge Van de Kerkhove studeerde aanvankelijk piano aan het Koninklijk<br />
Muziekconservatorium van Gent en vervolgens ook zang bij Erika Pauwels. In<br />
1999 behaalde ze het diploma van Meester in Muziek met grote onderscheiding.<br />
In 1996 vertolkte ze haar eerste rol in een opera van Francesca Caccini<br />
met het kameroperagezelschap Opera Mobile en het orkest Musica Antiqua<br />
Köln. Verder trad ze op met ensembles als I Fiamminghi, L’Estro Armonico,<br />
Panache, Ex Tempore en het barokensemble Nuova Pratica (NL). In de Operastudio<br />
Vlaanderen volgde ze masterclasses bij Robert Alderson, Robert Carsen,<br />
René Jacobs en Guy Joosten; in de Opérastudio Baroque Da Tempesta<br />
werkte ze samen met Jean Tubéry en Guy De Mey. Ze volgde eveneens cursussen<br />
aan de Telemann-Akademie (Magdeburg, D) en tijdens het internationaal<br />
Festival Brezice 2000 (Slovenië). In maart 1999 werd ze eerste laureaat<br />
van de Rotarywedstrijd voor jonge vocalisten in solo en kamermuziek.<br />
Momenteel vervolmaakt ze zich bij Barbara Schlick.<br />
Christoph Genz<br />
Christoph Genz kreeg zijn eerste muzikale opleiding als lid van het Thomanerchor<br />
in Leipzig. <strong>La</strong>ter studeerde hij muziekwetenschap aan het King's College<br />
in Cambridge waar hij ook lid was van het King's College Choir. Vervolgens<br />
legde hij zich onder leiding van Hans-Joachim Beyer toe op de zangstudie aan<br />
de Hogeschool voor Muziek in Leipzig. Bij Elisabeth Schwarzkopf studeerde<br />
Christoph Genz liedinterpretatie. De tenor won reeds enkele grote prijzen in<br />
internationale zangwedstrijden, waaronder de Eerste Prijs op het Concours<br />
van Grimsby (1995) en op de Internationale Johann Sebastian Bach-Wedstrijd<br />
in Leipzig (1996). Christoph Genz zong verscheidene concerten, liederavonden<br />
en operaproducties in Europa, Afrika en de V.S. onder de leiding van dirigenten<br />
als Ludwig Güttle, Sir Simon Rattle, Philippe Herreweghe, Sigiswald<br />
Kuijken, Peter Schreier, Helmuth Rilling, Sir John Eliot Gardiner, Thomas Hengelbrock,<br />
Guiseppe Sinopoli. Daarnaast verleende hij ook zijn medewerking
aan talrijke concerten en cd-opnames, met oa. Musica Antiqua olv. Reinhard<br />
Goebel (J. S. Bach, Cantates, DGG-Archiv), alsook cd-opnames met verscheidene<br />
werken van J. S. Bach en Max Bruch, de Johannes-passie van Bach olv.<br />
Ludwig Güttler bij Berlin Classics, Lobgesang van Mendelssohn olv. Helmuth<br />
Rilling bij Hänssler. Bij BerlinClassics zijn enkele cd's met Bach-cantates onder<br />
leiding van Ludwig Güttler verschenen. Ook DGG-Archiv-Produktion bracht<br />
een aantal Bach-cantates met Christoph Genz uit, onder leiding van John<br />
Eliot Gardiner. Eveneens voor Berlin Classics maakte Christoph Genz een cd<br />
met liederen van Mozart en canzonetten van Haydn. Christoph Genz geeft<br />
regelmatig concerten op gerenommeerde Festivals, zoals de Schubertiade<br />
Hohenems/Feldkirch, Verbier, Davos, Luzerner Musikfestwochen, Aix-en- Provence.<br />
Hij zingt bovendien regelmatig liedrecitals in oa. de Alte Oper Frankfurt,<br />
het Concertgebouw Amsterdam, Louvre Parijs en Wigmore Hall in Londen.<br />
Christoph Genz was een tijdlang verbonden aan het theater van Basel.<br />
Hij gaf ook verschillende gastoptredens bij oa. de Opera de Nancy (Fernando<br />
in Cosi fan tutte), Theatre de Champs Elysées in Parijs (Tamino in Die Zauberflöte),<br />
de Opera de <strong>La</strong>usanne, Teatro alla Scala in Milaan (olv. Guiseppe<br />
Sinopoli), op de Festspiele van Aix-en-Provence (Die Zauberflöte). In het seizoen<br />
2000-2001 maakte Christoph Genz als Fernando (Cosi fan tutte) zijn<br />
debuut in de Staatsopera van Hamburg. Vanaf het seizoen 2001-2002 is hij<br />
lid van de Staatsopera van Hamburg.<br />
Stephan Genz<br />
Stephan Genz werd in 1973 in Erfurt geboren. Als lid van het Leipziger Thomanerchor<br />
kreeg hij zijn eerste muzikale opleiding. Aan de Hogeschool voor<br />
Muziek en Theater te Leipzig studeerde hij bij Hans-Joachim Beyer. Vanaf<br />
1994 vervolgde hij zijn studies bij Mitsuko Shirai en Hartmut Höll aan de<br />
Staatshogeschool voor Muziek in Karlsruhe. Ook bij Dietrich Fischer-Dieskau<br />
en Elisabeth Schwarzkopf studeerde Stephan Genz liedinterpretatie. Hij won<br />
enkele gerenommeerde prijzen bij internationale wedstrijden, waaronder de<br />
Internationale Johannes Brahms-Wedstrijd in Hamburg (1994) en de Internationale<br />
Hugo Wolf-Wedstrijd in Stuttgart. Stephan Genz is als gastzanger verbonden<br />
bij de Opera's van oa. Berlijn (de Duitse Staatsopera), <strong>La</strong>usanne, Rennes,<br />
Straatsburg en Parijs (Bastille) en de Scala te Milaan. De Bariton<br />
concerteerde met talrijke gerenommeerde dirigenten zoals Myung-Whun<br />
Chung, Marcus Creed, John Eliot Gardiner, Philippe Herreweghe, Sigiswald<br />
Kuijken, Fabio Luisi, Georges Pétre, René Jacobs, Guiseppe Sinopoli. Ondertussen<br />
verschenen cd-opnames met Goethe-liederen van Hugo Wolf (Claves)<br />
en liederen van Franz Schubert (Capriccio). Andere opnamen verschenen bij<br />
Hyperion (Wolf, Eichendorf-liederen, piano: Roger Vignoles) en bij Claves<br />
(Schumann, Heine-liederen), bij Hyperion en Teldec. Voor enkele van deze<br />
opnames ontving hij de zeer gegeerde Diapason d'Or en de Timbre Platin. In<br />
oktober 1999 ontving Stephan Genz de Brahms-Prijs in Schleswig–Holstein.<br />
In de categorie Solozang werd hij, eveneens in oktober 1999, bekroond met<br />
de zeer gegeerde Gramophone Award. De bariton vulde zijn artistieke activiteiten<br />
aan met talrijke liederavonden en concerten in de Verenigde Staten<br />
en in bijna alle Europese landen. Zijn debuut in de Londense Wigmore Hall<br />
in maart 1999 werd een groot succes. Sindsdien gaf hij telkens weer liederavonden<br />
in de Wigmore Hall. Hij werd vervolgens uitgenodigd voor liederavonden<br />
naar Amsterdam (Concertgebouw), Frankfurt (Alte Oper), Brussel<br />
(De Munt), Parijs (Chatelet, Champs Elysées), naar de Schubertiade van Feldkirch/Hohenems,<br />
naar Italië (oa. Maggio Musicale Firenze), Spanje en Japan<br />
(Tokio, Okoyama, Nagaoka), Festival Verbier, Festspiele Aix-en-Provence. Hij<br />
maakte Lieder-opnames voor Capriccio, Claves, Hyperion en Teldec. In april<br />
2002 debuteerde Stephan Genz bij de Staatsopera van Hamburg in een productie<br />
van Cosi fan tutte.<br />
<strong>La</strong> <strong>Petite</strong> <strong>Bande</strong><br />
Het barokorkest <strong>La</strong> <strong>Petite</strong> <strong>Bande</strong> werd in 1972 opgericht door Sigiswald Kuijken<br />
op verzoek van de Duitse platenfirma Harmonia Mundi, om Lully's Le<br />
Bourgeois Gentilhomme op te nemen onder leiding van Gustav Leonhardt.<br />
(De orkestbezetting en de naam werden ontleend aan het orkest van Lully<br />
zelf aan het hof van Lodewijk de XIV). Onder meer door authentieke instrumenten<br />
te gebruiken en de oude speelwijze in ere te herstellen werd er naar<br />
gestreefd barokmuziek, zowel qua interpretatie als qua klankbeeld, zo<br />
getrouw mogelijk te laten herleven zonder daarbij in een strak academisme<br />
te vervallen. Oorspronkelijk was het niet de bedoeling dat <strong>La</strong> <strong>Petite</strong> <strong>Bande</strong><br />
een permanent orkest zou worden, maar het succes van de plaatopnamen<br />
was zo groot dat de groep geregeld concerten ging geven. Na een eerste<br />
periode, waarin het accent vooral lag op de Franse barokmuziek (Lully, Campra,<br />
Muffat) werd ook het Italiaanse repertoire aangevat (Corelli, Vivaldi). De<br />
laatste jaren heeft het orkest zich vooral laten opmerken door zijn veelgeprezen<br />
interpretaties van de klassieke meesters (Mozart, Haydn). Bijna alle producties<br />
werden opgenomen voor Deutsche Harmonia Mundi, Accent of<br />
Denon. De vaste kern van het orkest bestaat uit internationaal bekende<br />
artiesten, specialisten op het gebied van de authentieke historische uitvoeringspraktijk.<br />
<strong>La</strong> <strong>Petite</strong> <strong>Bande</strong> is regelmatig te zien en te horen op binnen- en<br />
buitenlandse radio- en televisiestations, trad op in alle belangrijke Europese<br />
festivals en concertzalen en verder ook in Japan, Australië en Zuid-Amerika.<br />
Het seizoen 2002-2003 werd in het najaar feestelijk ingezet met een gevarieerd<br />
concertprogramma met werk van onder meer Corelli, Muffat, Purcell,<br />
Telemann en Vivaldi (België en China). Daarna - in november - cantates van<br />
J. S. Bach, zoals steeds zonder koor maar met zangsolisten. De aanwezigheid<br />
van <strong>La</strong> <strong>Petite</strong> <strong>Bande</strong> op de Folle Journée (Nantes) is bijna een traditie. Dit jaar<br />
wordt een speels intermezzo van de eerder onbekende Domenico Sarro semiscenisch<br />
uitgevoerd in een regie van Béatrice Cramoix: <strong>La</strong> Furba e lo Sciocco<br />
(De Lepe en De Dwaas, Napels 1731). De paastijd wordt gevierd met Grauns<br />
passieoratorium Der Tod Jesu, met medewerking van Suzie LeBlanc, Inge Van<br />
de Kerkhove, Christoph Genz, Stephan Genz en het koor Ex Tempore. Het<br />
seizoen wordt in juni 2003 afgesloten met de Motetten van J. S. Bach, weerom<br />
zonder koor maar met acht vocale solisten! <strong>La</strong> <strong>Petite</strong> <strong>Bande</strong> wordt structureel<br />
gesteund door het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap van België<br />
en door de Provincie Vlaams-Brabant. Sinds 1997 is <strong>La</strong> <strong>Petite</strong> <strong>Bande</strong> in<br />
residentie in de Stad Leuven.
Ex Tempore<br />
Ex Tempore, gesticht in 1989, is een professioneel vocaal ensemble dat zich<br />
concentreert op een stilistisch heldere en muzikaal interessante benadering<br />
van de vocale muziek van 1600 tot heden. In een kwantitatief variabele<br />
bezetting is Ex Tempore in staat uitzonderlijke projecten te realiseren zoals<br />
de integrale uitvoering van de Selva Morale e Spirituale van Monteverdi en<br />
de Kleine Geistliche Konzerte van Schütz, naast hedendaagse creaties (Van<br />
<strong>La</strong>ndeghem, Rathé) en onbekend werk van romantische meesters (Hanssens,<br />
Herzogenberg). Op deze wijze wil het ensemble een bijdrage leveren tot de<br />
vernieuwing en uitbreiding van het vocale repertoire op internationaal<br />
niveau. Enkele hoogtepunten uit de eerste jaren waren een Scarlatti-project,<br />
een opgemerkte realisering in de Vlaamse Opera van Monteverdi's 'Il Ritorno<br />
d'Ulisse', en een internationaal geloofde uitvoering van 'Der Tod Jesu'<br />
van Telemann in Magdeburg. Zowel in de internationale festivals van Brugge,<br />
Gent, Utrecht, Maastricht, Saint-Genest-Lerpt en Genève als op de<br />
Vlaamse Radio is het koor een graag geziene gast. Belangrijke dirigenten als<br />
Reinhard Goebel en Sigiswald Kuijken werken graag samen met Ex Tempore.<br />
Voor het komende seizoen staan oa. projecten in Rusland, Zwitserland<br />
en Duitsland op stapel. De internationaal gewaardeerde discografie van Ex<br />
Tempore omvat op dit moment oa. werk van Telemann (Der Tod Jesu, 10 du<br />
Répertoire), Händel (Johannes-passion), Monteverdi (Mariavespers) en Herzogenberg<br />
(Die Passion). In samenwerking met Musica Antiqua Köln olv. R.<br />
Goebel werden voor DGG-Archiv opnames gerealiseerd van Bach (Weltliche<br />
Kantaten) en Lully (filmmuziek voor Le Roi danse!). Studio- en radio-opnames<br />
tonen eveneens het veelzijdige karakter van Ex Tempore met o.a. werk<br />
van Casulana, Graupner, Telemann, Scarlatti, Charpentier, Beethoven, Hanssens,<br />
Schumann, Disneystudio, Goethals, enz.<br />
<strong>La</strong> <strong>Petite</strong> <strong>Bande</strong><br />
viool I<br />
Luis Otavio Santos<br />
Dmitry Badiarov<br />
Makoto Akatsu<br />
Blai Justo<br />
viool II<br />
Sara Kuijken<br />
Cristobal Urrutia<br />
Sophie Gent<br />
Marcin <strong>La</strong>sia<br />
altvioool<br />
Marleen Thiers<br />
Bénédicte Verbeeck<br />
cello<br />
Koji Takahashi<br />
René Schiffer<br />
contrabas<br />
Tom Devaere<br />
Elise Christiaens<br />
traverso<br />
Marc Hantaï<br />
Danielle Etienne<br />
hobo<br />
Anneke Vanlancker<br />
Vinciane Baudhuin<br />
fagot<br />
Yukiko Murakami<br />
Rainer Johannsen<br />
klavecimbel<br />
Ewald Demeyere<br />
orgel<br />
Siebe Henstra<br />
Ex Tempore<br />
sopraan<br />
Annelies Brants<br />
Griet De Meulder<br />
Chris Magnus<br />
Jo Jodts<br />
Renate Weytjens<br />
alt<br />
Leen Braeckman<br />
Kim Meyns<br />
Gerdje Noels<br />
Kristina Van Loo<br />
tenor<br />
Wouter Bossaer<br />
Jan Devlieger<br />
Joris <strong>La</strong>sure<br />
Lieven Winkels<br />
bas<br />
Philippe Favette<br />
Luc <strong>La</strong>urent<br />
Bart Meynckens<br />
Kevin Voets<br />
EricVanderlinden