Programmaboekje : Artis Quartett Wien - deSingel
Programmaboekje : Artis Quartett Wien - deSingel
Programmaboekje : Artis Quartett Wien - deSingel
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Brahms / Kwartet<br />
<strong>Artis</strong> <strong>Quartett</strong> <strong>Wien</strong> . Gertrude Rossbacher<br />
Bach/Mozart, Mendelssohn, Brahms<br />
vrijdag 17 november 2006<br />
<strong>Artis</strong> <strong>Quartett</strong> <strong>Wien</strong> . Sharon Kam<br />
Mozart, Brahms, Wellesz<br />
zaterdag 18 november 2006
Brahms . Seizoen 2006-2007<br />
<strong>Artis</strong> <strong>Quartett</strong> <strong>Wien</strong> . Gertrude Rossbacher altviool<br />
Bach/Mozart, Mendelssohn, Brahms<br />
vrijdag 17 november 2006<br />
<strong>Artis</strong> <strong>Quartett</strong> <strong>Wien</strong> . Sharon Kam klarinet<br />
Mozart, Brahms, Wellesz<br />
zaterdag 18 november 2006<br />
Altenberg Trio <strong>Wien</strong> . Herbert Kefer altviool<br />
Brahms<br />
donderdag 14 december 2006<br />
Altenberg Trio <strong>Wien</strong> . Herbert Kefer altviool<br />
Brahms<br />
zaterdag 16 december 2006<br />
Marie-Luise Neunecker hoorn . Antje Weithaas viool<br />
Silke Avenhaus piano<br />
Schumann, Brahms, Ravel, Koechlin, Kirchner<br />
vrijdag 12 januari 2007<br />
Kwartet . Seizoen 2006-2007<br />
Hagen <strong>Quartett</strong><br />
Dvorák, Webern, Sjostakovitsj, Kurtág<br />
vrijdag 27 oktober 2006<br />
<strong>Artis</strong> <strong>Quartett</strong> <strong>Wien</strong> . Gertrude Rossbacher altviool<br />
Bach/Mozart, Mendelssohn, Brahms<br />
vrijdag 17 november 2006<br />
Arcanto <strong>Quartett</strong><br />
Mozart, Brahms, Webern<br />
donderdag 7 december 2006<br />
Tetzlaff <strong>Quartett</strong><br />
Mozart, Mendelssohn, Berg<br />
donderdag 1 maart 2007<br />
Zehetmair <strong>Quartett</strong><br />
Beethoven, Bruckner, Hindemith<br />
vrijdag 16 maart 2007
egin concert 20.00 uur<br />
pauze omstreeks 20.45 uur<br />
einde omstreeks 21.40 uur<br />
inleiding door Piet De Volder . 19.15 uur . Foyer<br />
teksten programmaboekje Piet De Volder<br />
coördinatie programmaboekje <strong>deSingel</strong><br />
gelieve uw GSM uit te schakelen!<br />
vrijdag 17 november 2006<br />
<strong>Artis</strong> <strong>Quartett</strong> <strong>Wien</strong><br />
Peter Schuhmayer, Johannes Meissl viool<br />
Herbert Kefer altviool, Othmar Müller cello<br />
mmv.<br />
Gertrude Rossbacher altviool<br />
Wolfgang Amadeus Mozart (1756 -1791)<br />
4 Fuga’s uit ‘Das Wohltemperierte Klavier’<br />
van J.S. Bach met aan Mozart toegeschreven inleidingen, KV405<br />
Felix Mendelssohn-Bartholdy (1809-1847)<br />
Strijkkwartet nr 6 in f, opus 80 24’<br />
• Allegro vivace assai - Presto<br />
• Allegro assai<br />
• Adagio<br />
• Allegro molto<br />
pauze<br />
Johannes Brahms (1833-1897)<br />
Strijkkwintet nr 2 in F, opus 111 32’<br />
• Allegro non troppo, ma con brio<br />
• Adagio<br />
• Un poco allegretto<br />
• Vivace ma non troppo presto
egin concert 20.00 uur<br />
pauze omstreeks 20.45 uur<br />
einde omstreeks 21.40 uur<br />
inleiding door Piet De Volder . 19.15 uur . Foyer<br />
teksten programmaboekje Piet De Volder<br />
coördinatie programmaboekje <strong>deSingel</strong><br />
gelieve uw GSM uit te schakelen!<br />
zaterdag 18 november 2006<br />
<strong>Artis</strong> <strong>Quartett</strong> <strong>Wien</strong><br />
Peter Schuhmayer, Johannes Meissl viool<br />
Herbert Kefer altviool, Othmar Müller cello<br />
mmv.<br />
Sharon Kam klarinet<br />
Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)<br />
Strijkkwartet in G, KV387 27’<br />
• Allegro vivace assai<br />
• Menuetto: Allegro<br />
• Andante cantabile<br />
• Molto allegro<br />
Egon Wellesz (1885-1974)<br />
Strijkkwartet nr 6, opus 64 15’<br />
• Grave. Comodo<br />
• Allegretto<br />
• Andante, molto tranquillo<br />
• Poco animato. Grazioso<br />
pauze<br />
Johannes Brahms (1833-1897)<br />
Klarinetkwintet in b, opus 115 34’<br />
• Allegro<br />
• Adagio<br />
• Andantino - Presto non assai, ma con sentimento<br />
• Con moto
Architectuur, emotie en intimiteit<br />
Drie eeuwen Duits-Oostenrijkse kamermuziek<br />
Mozart wist het al te goed: strijkkwartetten componeren is ‘a<br />
hell of a job’.<br />
Zijn omschrijving van de zes zogenaamde Haydn-kwartetten<br />
als ‘il frutto di una lungha, e laboriosa fatica’ (vrij vertaald:<br />
‘de vrucht van een lang en moeizaam werkproces’) is geen<br />
misplaatste bescheidenheid noch een kruiperige lofprijzing aan<br />
het adres van Joseph Haydn, zijn grote voorbeeld in het domein.<br />
In de manuscripten van de stevig doortimmerde kwartetten<br />
vinden we tal van correcties en herzieningen, de weerslag<br />
van ‘trial and error’. De mythe van de wonderboy die maar te<br />
noteren had wat er vooraf in het hoofd was gevormd, wordt<br />
eensklaps de wereld uit geholpen.<br />
Mozarts bekentenis illustreert meer algemeen de hoge vlucht<br />
die het strijkkwartet had genomen sinds de jaren 1766, toen<br />
Haydn het divertimento-karakter van het genre inruilde voor<br />
grotere ambities. Het strijkkwartet groeide uit tot muziek<br />
voor fijnproevers, met een doordachte, uitgebalanceerde<br />
architectuur, een veelheid aan ‘esprit’ en zorgvuldig geciseleerd<br />
materiaal. Concertmuziek voor een (aristocratische) elite.<br />
Mozart en Beethoven volgden de weg die Haydn was ingeslaan.<br />
Met de late strijkkwartetten van Beethoven - gecanoniseerd<br />
repertoire met een intussen mythische status - worden de<br />
grenzen van het genre, expressief en technisch, aanzienlijk<br />
verlegd. Het strijkkwartet wordt hét medium voor de intiemste<br />
confessies en de diepzinnigste gedachten - de ‘haute cuisine’<br />
van de kamermuziek.<br />
Wolfgang Amadeus Mozart<br />
4 Fuga’s uit ‘Das Wohltemperierte Klavier’ van J.S. Bach met<br />
aan Mozart toegeschreven inleidingen, KV405<br />
Het <strong>Artis</strong> <strong>Quartett</strong> zet zijn tweedaagse in met een statement:<br />
niet Haydn of Mozart bijt de spits af van een fraaie bloemlezing<br />
uit drie eeuwen Duits-Oostenrijkse kamermuziek maar wel J.S.<br />
Bach, de grootmeester van het contrapunt, gezien door de bril<br />
van Mozart.<br />
Het contrapunt - de kunst van het simultaan combineren van<br />
meerdere melodische lijnen - die Bach tot ongekende hoogten<br />
had gevoerd in ‘Die Kunst der Fuge’ en ‘Das musikalische<br />
Opfer’, droeg samen met de ontwikkeling van de sonatevorm<br />
aanzienlijk bij tot de bevrijding van het strijkkwartet uit de sfeer<br />
van het ‘onderhoudende strijkje’, van de pure verpozing.<br />
Eén van de waarmerken van de strijkkwartetten uit het Weense<br />
Classicisme (Mozart, Haydn, Beethoven) is precies de voorliefde<br />
voor contrapunt in de verwerking van het gepresenteerde<br />
materiaal - de zogenaamde doorwerking in de sonatevorm - en<br />
het gebruik van fugato passages of heuse fuga’s. Zo eindigt het<br />
hier gespeelde Strijkkwartet in G, KV387 van Mozart - het eerste<br />
van de genoemde ‘Haydn-kwartetten’- met een combinatie van<br />
sonatevorm en fuga - een procédé dat de componist later zal<br />
uitwerken in de grootse finale van zijn ‘Jupitersymfonie’.<br />
Beethoven laat zijn befaamde Strijkkwartet, opus 131 met een<br />
indrukwekkende, langzame fuga beginnen, om nog te zwijgen<br />
van de al even befaamde ‘Große Fuge’ voor strijkkwartet, de<br />
oorspronkelijke finale van zijn opus 130. Het zijn artistieke<br />
bekroningen van intensieve theoretische studie van het<br />
contrapunt en van het oeuvre van J.S. Bach, die in de tweede<br />
helft van de achttiende eeuw deel uitmaakte van de training<br />
van een componist.<br />
Mozart bestudeerde Bachs muziek intensief vanaf 1782 dankzij<br />
de impulsen die hij kreeg van baron Gottfried van Swieten, een<br />
diplomaat van Hollandse origine, die in de jaren 1770-‘77 aan<br />
het hof van Frederik de Grote had vertoefd als ambassadeur<br />
van het Habsburgse Rijk. (Van Swieten moest de belangen van<br />
Oostenrijk behartigen bij de bespreking van eerste verdeling<br />
van Polen.)<br />
Aan het hof van de Pruisische vorst - die zelf fluitist en<br />
componist was - was de cultus van Bachs muziek nog zeer
levendig, dit in tegenstelling tot Zuid-Duitsland waar men de<br />
barok geleidelijk de rug toekeerde.<br />
Zeer zeker koesterde men nog de herinnering aan het bezoek<br />
van de maestro zelf in 1747 dat resulteerde in ‘Das musikalische<br />
Opfer’ - een werk dat groeide uit de improvisatie op een<br />
thema van Frederik de Grote. Johann Sebastian bezocht op dat<br />
moment zijn zoon Carl Philipp Emanuel die door Frederik was<br />
aangesteld als ‘Kammercembalist’.<br />
De vitale band met de Bach-traditie aan het Berlijnse hof werd<br />
echter ook gegarandeerd door de aanwezigheid van Johann<br />
Philipp Kirnberger, hofviolist, die tot 1741 leerling van de grote<br />
Bach was geweest.<br />
Via Kirnberger, die later compositieleraar werd van Prinses<br />
Amalia in Dresden, kwam van Swieten in contact met<br />
belangrijke werken van de meester. Eens terug in Wenen in<br />
1778 besloot de baron zijn vrienden in te wijden in de grote<br />
bladzijden van Bach en Händel. Op zondag organiseerde hij<br />
concerten van 12 tot 14 uur in zijn woning in de Renngasse.<br />
Mozart, die van Swieten reeds kende sinds 1768 en in 1781 in<br />
Wenen was beland, berichtte in een brief aan zijn vader (10 april<br />
1782): "Ik ga elke zondag om 12 uur naar Baron von Suiten [sic]<br />
en daar wordt niets anders gespeeld dan Händl [sic] en Bach - ik<br />
verzamel zelf fuga’s van Bach zowel van Sebastian als Emanuel<br />
en Friedemann Bach."<br />
Op het programma stond uitsluitend instrumentale muziek: ‘Die<br />
Kunst der Fuge’, Preludes en Fuga’s uit ‘Das Wohltemperierte<br />
Klavier’ en Triosonates voor orgel. Bachs Passies en Cantates<br />
kenden voorlopig geen verspreiding.<br />
Mozart legde zich nu koortsachtig toe op de studie van Bachs<br />
contrapunt, wat resulteerde in de compositie van een tiental<br />
fuga’s (waarvan de helft tot een goed einde werd gebracht) en<br />
arrangementen voor strijktrio van werken van J.S. en Wilhelm<br />
Friedemann Bach. In datzelfde jaar, 1782, transcribeerde<br />
hij voor strijkkwartet vijf fuga’s uit het Tweede Boek van<br />
‘Das Wohltemperierte Klavier’ (1744) die net als genoemde<br />
arrangementen bestemd waren voor van Swietens concerten.<br />
Het transcriberen voor vier strijkers van muziek die voor het<br />
klavier was gedacht, was voor Mozart een perfecte oefening om<br />
Bachs fugatische schriftuur van binnenuit te bestuderen.<br />
Bachs contrapunt, zo stelde Mozart vast, was niet zomaar een<br />
techniek maar een uiterst inventieve en gevarieerde vorm van<br />
compositie die hij, Mozart, gaandeweg vertaalde naar zijn eigen<br />
idioom.<br />
Opmerkelijk is dat alleen Bachs Fuga’s BWV874, 876, 877 en 878<br />
voor strijkkwartet zijn gearrangeerd en niet de bijbehorende<br />
Preludes. Vandaag weten we dat Mozart geen toegang had tot<br />
de Preludes; de kopie van J.S. Bachs manuscript die van Swieten<br />
aan de jonge componist uitleende (nu bezit van de bibliotheek<br />
van het Baldwin Wallace College, Ohio, V.S.), bevatten slechts<br />
de Fuga’s. Pas met de publicatie in 1801 van het integrale ‘Das<br />
Wohltemperierte Klavier’ door Nägeli in Zürich - dus na Mozarts<br />
dood - werden de twee bundels van telkens 24 Preludes en<br />
Fuga’s algemeen verspreid.<br />
De compositie van eigen preludes lijkt dan ook een gangbare<br />
praktijk te zijn geweest in van Swietens kring.<br />
Van de arrangementen die Mozart realiseerde voor de<br />
concertreeks van de baron, zijn alleen de genoemde vier fuga’s<br />
in manuscript bewaard (gecatalogeerd als KV405). Alle andere<br />
werken zijn overgeleverd in kopies waarvan sommige niet eens<br />
de naam van Mozart vermelden.<br />
De toewijzing aan Mozart van de nieuw gecomponeerde<br />
preludes, die de respectievelijke fuga’s voorafgaan, blijft dus<br />
hypothetisch. Algemeen is men overtuigd dat tenminste twee<br />
ervan (de Preludes in Es en d) van Mozarts hand zijn. Walter<br />
Levin, eerste violist van het LaSalle Quartet, herstelde de<br />
vermoedelijke band tussen de klassieke preludes en de barokke<br />
fuga’s in de jaren 1960. Sindsdien worden ze steeds op die<br />
manier in concert gebracht.<br />
De Preludes zijn in generlei opzicht ‘pastiches’ van Bach. Het<br />
zijn stuk voor stuk beknopte delen in een zeer evenwichtige,<br />
klassieke stijl die mogelijks invloed van Haydn verraadt.<br />
Strijkkwartet in G, KV387<br />
Mozarts Strijkkwartet in G, KV387 ontstond in hetzelfde jaar<br />
(1782) als de transcripties van de Bach-fuga’s. Het manuscript<br />
vermeldt 31 december als datum van voltooiing.
De weerslag van de (hernieuwde) studies en vingeroefeningen<br />
in contrapunt kan men vooral traceren in de hoekdelen van het<br />
werk.<br />
Uit studie van het manuscript blijkt dat Mozart een tijdje<br />
worstelde met de polyfone continuïteit in de finale die met zijn<br />
‘erudiete stijl’onmiskenbaar hulde brengt aan J.S. Bach.<br />
Tot een half jaar na de vermelde voltooiing bleef Mozart het<br />
contrapunt van de finale bijwerken - een blijk van zijn enorme<br />
veeleisendheid en zijn artistieke ambities.<br />
Mozarts inspanningen misten hun doel niet, zo we de<br />
overlevering mogen geloven. Tijdens een privé-uitvoering van<br />
de laatste drie ‘Haydn-kwartetten’ op 12 februari 1785 zou<br />
Joseph Haydn aan Leopold Mozart hebben toevertrouwd:<br />
“Voor God en als een eerlijk man, kan ik u zeggen dat uw<br />
zoon de grootste componist is die ik ken in persoon of bij<br />
naam. Hij heeft smaak en vooral de meest grondige kennis van<br />
componeren.”<br />
Haydns lovende woorden lijken de oorsprong te zijn geweest<br />
van Mozarts beslissing om de in 1785 voltooide reeks van zes<br />
strijkkwartetten effectief aan de toenmalige autoriteit in het<br />
genre op te dragen, zo suggereert althans het voorwoord tot de<br />
werken.<br />
Ook op een eerder privé-concert (15 januari 1785) waarop de<br />
eerste drie ‘Haydn-kwartetten’ weerklonken, had maestro<br />
Haydn zijn goedkeuring laten blijken.<br />
Mozart wou excelleren in het genre en vooral een heel eigen,<br />
persoonlijke synthese bewerkstelligen van diverse invloeden.<br />
Ook al was Haydns omgang met de vier strijkinstrumenten - met<br />
nadruk op absolute gelijkwaardigheid - en zijn doorwerking<br />
van thematisch materiaal richtinggevend voor de ambitieuze<br />
Mozart, met het doorgedreven gebruik van chromatiek<br />
(consequent gebruik van melodische progressie in halve tonen,<br />
wat auditief een sterke spanning creëert) en met modulaties<br />
naar soms verafgelegen toonaarden smeedt Mozart een eigen<br />
idioom dat galanterie en behaagzucht ver achter zich laat.<br />
Het zijn deze persoonlijke toetsen die bij beluistering van het<br />
hier gespeelde en meest ‘geconstrueerde’ ‘Haydn-kwartet’<br />
onmiddellijk opvallen.<br />
Het sérieux van de zes strijkkwartetten was voor tijdgenoten<br />
eerder provocerend. Een recensie van de werken in het ‘Magasin<br />
der Musik’ (23 april 1787) verweet Mozart “te hoog te mikken<br />
(...) om zich als vernieuwend componist te profileren, waarbij<br />
gevoel en hart weinig baat hebben.”<br />
“Zijn nieuwe kwartetten (...) zijn te sterk gekruid”, zo<br />
vervolgt de recensent, “en welk gehemelte kan dat lange tijd<br />
verdragen?”<br />
Felix Mendelssohn-Bartholdy<br />
Strijkkwartet nr 6 in f, opus 80<br />
Felix Mendelssohn Bartholdy was een tiener toen Ludwig van<br />
Beethoven zijn laatste strijkkwartetten schreef. Beethovens<br />
gigantische erfenis in het genre bezorgde de aankomende<br />
generaties componisten koudwatervrees. Lange tijd gold het<br />
dan ook als een ‘nec plus ultra’, een standaard waarmee het<br />
uiterst moeilijk wedijveren was.<br />
Eén strijkkwartet van Mendelssohn draagt uitdrukkelijk de<br />
stempel van Beethoven: het Strijkkwartet in a, opus 13, voltooid<br />
in oktober 1827, zeven maanden na het overlijden van het grote<br />
voorbeeld.<br />
Net zoals Beethovens opus 131 opent Mendelssohns<br />
Strijkkwartet in a met een Adagio. De invloed van Beethovens<br />
opus 132 is echter het sterkst, te beginnen met de keuze van<br />
toonaard. Ook door verwijzingen naar het langzame deel<br />
uit Beethovens Pianosonate ‘Les Adieux’ is het idee van een<br />
hommage overduidelijk.<br />
Samen met het hier gespeelde laatste strijkkwartet van<br />
Mendelssohn, het Strijkkwartet in f, opus 80 behoort genoemd<br />
jeugdwerk tot de top van Mendelssohns realisaties in het<br />
domein, ondanks het aanprijzen van de meeste literatuur van de<br />
drie Strijkkwartetten opus 44 van de maestro als het eigenlijke<br />
neusje van de zalm.<br />
Wat het jeugdige kwartet en het sombere, grimmige<br />
Strijkkwartet in f verbindt, is de durf, de enorme innerlijke<br />
behoefte die men achter de noten vermoedt. Die ‘nécessité’<br />
ontbreekt meermaals in de technisch volmaakte maar eerder<br />
conventionele rijpe kwartetten opus 44, die vaak teren op een<br />
herkauwen van beproefde formules.<br />
De expressieve ‘drive’ en originaliteit uit Mendelssohns
Fanny Hensel, Mendelssohns zus. Tekening van Wilhelm Hensel, 1832<br />
flamboyante Strijkoktet - hét kroonstuk van zijn kamermuziek<br />
voor strijkers - vinden we daarentegen terug in de vermelde<br />
opp. 13 en 80.<br />
Mendelssohns Zesde Strijkkwartet, opus 80, is getekend door<br />
het overlijden van zijn zus Fanny in mei 1847. Het langzame deel<br />
van het werk draagt als ondertitel ‘Requiem voor Fanny’.<br />
Het betreft de enige compositie die werd voltooid tijdens een<br />
verblijf in het Zwitserse Interlaken waar Mendelssohn zich had<br />
teruggetrokken na het dramatische voorval, omringd door<br />
zijn familie. ”In het begin kon ik niet meer aan muziek denken<br />
zonder een gevoel van de grootste leegte en de grootste<br />
dorheid”, aldus een getuigenis van de componist.<br />
Zelf beleefde hij de creatie niet meer; hij overleed in november<br />
van hetzelfde jaar (1847).<br />
De sfeer van het strijkkwartet is overwegend stormachtig, bitsig,<br />
nerveus. Gevoelens van opstandigheid vormen de leidraad, wat<br />
zich sonoor vertaalt in een veelheid aan koortsachtige tremoli.<br />
Alleen het aangehaalde langzame deel (Adagio) dient zich aan<br />
als een moment van troost.<br />
Het meest verrassend is het wrange scherzo, een soort ‘danse<br />
macabre’ met een elegisch maar ook wat spookachtig, slepend<br />
trio. De Mendelssohn van de met elfjes bevolkte scherzi is hier<br />
ver weg.<br />
Johannes Brahms<br />
Strijkkwintet nr 2 in F, opus 111<br />
Met niet minder dan vijfentwintig voltooide werken van<br />
uitmuntende kwaliteit is Johannes Brahms dé leidinggevende<br />
figuur van de romantische kamermuziek uit de tweede helft van<br />
de negentiende eeuw. Doordat Brahms bijzonder zelfkritisch<br />
was ingesteld en radicaal partituren vernietigde die hij niet<br />
goed bevond, kent zijn kamermuzikaal oeuvre - en zijn oeuvre<br />
in het algemeen - een vrijwel constant hoog niveau.<br />
Wanneer de maestro rond 1860 zijn eerste rijpe werken in het<br />
genre afleverde, was kamermuziek weinig populair.<br />
Carl Dahlhaus formuleert het als volgt:<br />
“In de geschiedenis van de muziekbeoefening was kamermuziek
Brahms in het park van het Arenberg Paleis in Wenen, 30 september 1894<br />
© Maria Fellinger<br />
vooral een private aangelegenheid met sleutelwerken<br />
die grotendeels esoterisch [d.i. voor ingewijden] waren.<br />
Kamermuziek werd overschaduwd door het publieke<br />
muziekleven: opera, het virtuoze concert en het ‘grand concert’<br />
met zijn gemengd programma dat gaandeweg leidde tot het<br />
symfonische concert.<br />
Kamermuziek leek ook niet langer bijzonder relevant op<br />
esthetisch vlak, als een medium om te reflecteren over de<br />
evolutie van de muzikale taal en techniek. De beslissingen die<br />
de geschiedenis van de compositie bepaalden, werden genomen<br />
in het muziekdrama [van Wagner] en het symfonisch gedicht,<br />
genres die gedomineerd werden door de ‘progressieve groep’<br />
van de ‘Nieuwe Duitsers’. Kamermuziek daarentegen bestond<br />
niet voor Wagner, Liszt of Berlioz. Het was een natuurreservaat<br />
voor conservatieven die, te verbijsterd door de nieuwe muziek,<br />
niets anders konden doen dan zich vastklampen aan het oude.”<br />
Het is geen geheim dat Johannes Brahms achteruit keek en de<br />
grote Weense traditie van Haydn, Mozart en Beethoven weer<br />
leven wou inblazen. Maar het is even genoegzaam bekend hoe<br />
creatief en persoonlijk hij met die grote traditie omging en die<br />
in nieuwe banen leidde. Met zijn veelvuldig aangehaald essay<br />
‘Brahms, the progressive’ onderstreepte later Arnold Schönberg<br />
Brahms’ ‘vernieuwen van binnenuit’ - vernieuwing met respect<br />
voor overgeleverde vormen en genres. (Schönberg wou daarbij<br />
de perceptie van zijn eigen stijl en esthetiek ingrijpend sturen.)<br />
Brahms, zo vergeten we vaak, stond in zijn tijd niet alleen met<br />
zijn toewijding aan kamermuziek. Vele professionele collega’s<br />
zoals Carl Reinecke, Robert Fuchs en Heinrich von Herzogenberg<br />
leverden belangrijke bijdragen. Hun namen en werken zijn<br />
vandaag grotendeels vergeten maar ze stonden voor het<br />
basisrepertoire in de Duitse kamermuziek tijdens de tweede<br />
helft van de negentiende eeuw.<br />
Er werd daarbij niet alleen gecomponeerd voor de huiskring<br />
van de gecultiveerde middenklasse maar ook voor publieke<br />
concerten. Wat Brahms onderscheidde van zijn collega’s was de<br />
keuze voor de meest ernstige traditie binnen de kamermuziek,<br />
de hierboven aangehaalde ‘esoterische’ traditie van het Weense<br />
Classicisme. In plaats van de onderhoudende, charmante en soms
pretentieloze partituren van zijn collega’s leverde Brahms keer<br />
op keer hecht gestructureerde en expressief geladen werken af.<br />
Met zijn Tweede Strijkkwintet in G, opus 111, gecomponeerd in<br />
de lente en zomer van 1890, wou Brahms, slechts 57, een punt<br />
zetten achter een lange en productieve carrière.<br />
“Met dit stukje [muziek] moet je afscheid nemen van mijn<br />
noten - want het is echt tijd om ermee te stoppen”, zo berichtte<br />
de componist in een brief aan zijn uitgever Fritz Simrock in<br />
december van dat jaar. Met het “stukje” bedoelde hij een deel<br />
van het werk dat in februari 1891 werd gepubliceerd.<br />
Brahms had reeds in 1862 een poging ondernomen om een<br />
strijkkwintet te schrijven maar hij herwerkte het materiaal tot<br />
het befaamde Pianokwintet opus 34.<br />
Hij waagde zich pas twintig jaar later opnieuw aan het genre, in<br />
mei 1882, met het opus 88 in F als resultaat.<br />
Net zoals Mozart - en in tegenstelling tot Haydn die naar eigen<br />
zeggen aan vier strijkers genoeg had - voelde de componist<br />
zich in zijn element met het medium. Het strijkkwintet<br />
beantwoordde uitstekend aan de volle, orkestrale texturen<br />
die Brahms graag ontwikkelde alsook aan zijn voorliefde voor<br />
warme middenstemmen.<br />
De gebruikte bezetting is immers die die ook Mozart en<br />
Mendelssohn hanteerden; het strijkkwintet met twee altviolen.<br />
De vioolvirtuoos Joseph Joachim, die naar verluidt Brahms had<br />
aangepord om een Tweede Strijkkwintet te componeren, was<br />
bij studie of beluistering van de nieuwe partituur enigszins<br />
geprikkeld vast te stellen dat de maestro de eerste altviool<br />
zoveel gewicht had verleend. (Joachim, aan wie Brahms zijn<br />
Vioolconcerto opdroeg, had sinds 1869 een eigen strijkkwartet<br />
dat veel bijdroeg tot de verspreiding van Brahms’ kamermuziek.)<br />
Ook vond Joachim de schriftuur te complex. De creatie van het<br />
Tweede Strijkkwintet, dat in de hoekdelen blaakt van levenslust,<br />
brio en energie, werd echter niet verzorgd door Joachims<br />
rangen, dan wel door het (uitgebreide) Rosé <strong>Quartett</strong> in Wenen<br />
in november 1890.<br />
De inzet van het Tweede Strijkkwintet illustreert Brahms’<br />
voorkeur voor een symfonische schriftuur ten volle. Tegen<br />
tremoli in de bovenstemmen (het gebroken grondakkoord van<br />
G) presenteert de cello een gespierd, heroïsch thema dat de<br />
componist oorspronkelijk had bestemd voor een Vijfde Symfonie.<br />
Alle partijen hebben ‘forte’ als dynamische aanduiding, wat<br />
bij uitvoering nogal problematisch blijkt inzake balans. Bij de<br />
première pakte deze passage dan ook niet uit zoals Brahms had<br />
gewild maar toch wijzigde hij de schriftuur niet.<br />
Het bijzondere aan de ‘te luide achtergrond’ van de<br />
bovenstemmen is dat de componist het niet zozeer ziet als<br />
begeleiding maar als motivisch materiaal dat hij in het verloop<br />
van het deel verder uitwerkt. Het tegen elkaar opboksen van de<br />
cello solo en de overige strijkers ademt geen sfeer van rivaliteit<br />
uit, integendeel. De aanhef van het Strijkkwintet is één en al<br />
jubel, overdadige vreugde.<br />
In zijn Tweede Strijkkwintet, bedoeld als “een einde in<br />
schoonheid”, bewijst Brahms nog maar eens de veelzijdigheid<br />
van zijn muzikale verbeelding. Geschrankt tussen het<br />
symfonisch-expansieve eerste deel met zijn rijke texturen en de<br />
dansritmen van de finale (met een czardas als climax) vinden we<br />
een ingetogen, processie-achtig thema in het Adagio met een<br />
enigszins Bruckneriaans karakter en de milde melancholie van<br />
een Slavisch aandoend thema in een meer bewogen Allegretto.<br />
Allerhande volksmuziek en zelfs zigeunermuziek uit cafés<br />
doorzindert niettemin het gehele werk.<br />
Max Kalbeck, Brahms’ eerste biograaf, omschreef het werk als<br />
“karakteristiek voor de componist maar nog karakteristieker<br />
voor zijn woonplaats”.<br />
De transformatie van een veelheid aan populaire muziekjes in<br />
Wenen ontging ook een onbevangen luisteraar niet die na een<br />
repetitie opmerkte dat hij de ontspannen sfeer van het Prater<br />
meende te horen. Brahms bevestigde de indruk: “Nietwaar? En<br />
met de vele mooie meisjes erin?”<br />
Klarinetkwintet in b, opus 115<br />
“We geloofden zoveel heerlijks te hebben ontvangen dat nog<br />
iets heerlijkers niet meer te verwachten leek. En toch zagen<br />
we geheel nieuwe zaligheden aan ons geopenbaard als bij het
Richard Mühlfeld in de veranda van het Arenberg Paleis in Wenen in 1894<br />
© Maria Fellinger<br />
begin van 1892 het Klarinetkwintet en het Klarinettrio voor<br />
ons werden onthuld. Joachim en zijn kwartetleden brachten<br />
samen met Mühlfeld deze werken naar Wenen en voerden ze<br />
in twee concerten uit. Reeds bij een eerste beluistering in ons<br />
ouderlijk huis waren we allen als betoverd door een andere<br />
wereld en tekenend voor onze indrukken was dat de morgen na<br />
het concert mijn broer me vroeg: ‘Zeg, leef je nog?’. Dat waren<br />
werkelijk ‘ogenblikken waarin men de tijdsgeest [Weltgeist]<br />
dichter benadert dan ooit’. Hoe dikwijls we deze goddelijke<br />
stukken opnieuw hoorden, steeds oefenden ze hun bezielende,<br />
troostende en verheffende werking uit. Voor Mühlfeld, de<br />
klarinettist uit Meiningen, zou men een monument moeten<br />
oprichten omdat hij door zijn onbeschrijflijk heerlijk spel Brahms<br />
tot deze werken heeft aangezet, waarna dan nog de geheel<br />
aan de Elyzeese velden toebehorende twee Klarinetsonates zijn<br />
gekomen.”<br />
Hoe ‘schwärmerisch’ Richard Fellinger zich ook uitlaat in zijn<br />
herinneringen aan de maestro - hij verwijst naar een generale<br />
repetitie ten huize Fellinger op 19 januari 1892 - zijn groot<br />
enthousiasme voor Brahms’ laatste kamermuziekwerken wordt<br />
nog steeds gedeeld.<br />
De ontmoeting van Brahms met Richard Mühlfeld (1856-1907),<br />
klarinet solo van de Meininger Hofkapelle, was inderdaad een<br />
gelukstreffer.<br />
Brahms maakte wellicht kennis met Mühlfeld - oorspronkelijk<br />
violist en als klarinettist autodidact - tijdens één van de repetities<br />
met de Hofkapelle in de periode dat Hans von Bülow het<br />
dirigeerstokje hanteerde (1880-‘85). (Brahms had een band met<br />
het orkest sinds ‘81 toen hij er zijn eigen Tweede Pianoconcerto<br />
vertolkte.)<br />
Toch was het Fritz Steinbach, von Bülows opvolger, die de<br />
componist in maart 1891 attent maakte op het bijzondere spel<br />
van de klarinettist. Brahms liet zich door Mühlfeld inwijden in<br />
het repertoire en hij beluisterde hem ook solistisch in onder meer<br />
het Klarinetkwintet van Mozart en Webers Klarinetconcerto in f.<br />
Brahms was verrukt en noemde Mühlfeld de “Nachtegaal van het<br />
orkest”.<br />
Niettemin zijn er aanwijzingen dat de componist al eerder
overwoog om voor klarinet te schrijven, vóór zijn kennismaking<br />
met Mühlfeld. In zijn briefwisseling met Clara Schumann merkte<br />
hij op hoezeer het instrument verwaarloosd was in zijn eigen tijd<br />
en in december 1888 vermeldde hij zelfs een Klarinetkwintet in<br />
verband met een gepland concert in Frankfurt.<br />
Zoals we reeds aanhaalden, wiste Brahms angstvallig sporen<br />
van onvoltooide werken uit. Het is daarom niet ondenkbaar dat<br />
muziek van een eerder gepland kwintet (in e) later verwerkt is<br />
in het uiteindelijke Klarinetkwintet in b, opus 115.<br />
Mozarts Klarinetkwintet stond model voor Brahms. Niet alleen<br />
is er de sfeer van melancholie, een soort herfstachtige mildheid,<br />
die de beide late werken tekent - een expressieve traditie<br />
die culmineert in Max Regers Klarinetkwintet - ook Mozarts<br />
volwaardige integratie van de klarinet in de strijkerstextuur<br />
werkte hoogst inspirerend.<br />
Het intens verweven van de timbres van blazer en strijkers was<br />
in Mozarts tijd vrij uniek. Men gaf doorgaans de voorkeur aan<br />
een concertante schriftuur waarin solist en begeleiding duidelijk<br />
van elkaar waren gescheiden. Net zoals Mozart maakt Brahms de<br />
klarinettist tot ‘primus inter pares’.<br />
Als er virtuositeit van de solist wordt gevraagd, dan is die<br />
muzikaal gemotiveerd en evenwichtig geïntegreerd in het<br />
betoog. In navolging van Mozart benadrukt Brahms ook het<br />
‘cantabile’ karakter van de klarinet.<br />
Brahms’ keuze van de klarinet in A lijkt dan weer beïnvloed door<br />
Mühlfeld zelf.<br />
Reeds in de achttiende eeuw werd het timbre van de A-klarinet<br />
getypeerd als teder, melancholisch en lyrisch. In de negentiende-<br />
eeuwse Franse instrumentenleer achtte men dit instrument<br />
“propre au genre pastoral” terwijl de meer gebruikelijke klarinet<br />
in Bes als “propre au genre pathétique” werd omschreven.<br />
Voeg daarbij de karakteristieken van de Duitse klarinetschool -<br />
een prachtig ‘legato’, een compacte, ronde klank en een groot<br />
dynamisch bereik - en men beseft hoe idiomatisch Brahms voor<br />
het instrument heeft geschreven.<br />
Globaal ademt het monumentale Klarinetkwintet de sfeer uit van<br />
een nocturne - hoogst intieme confidenties in de aan Brahms zo<br />
eigen ‘demi-teintes’.<br />
Op een dromerige, discrete manier nestelt de klarinet zich bij<br />
aanvang van het werk in de strijkerstextuur die geleidelijk wordt<br />
opgebouwd vanuit de twee violen. Dit organisch aandoende<br />
proces waarbij de klarinetlijn zich heel ongedwongen als een<br />
serpent van de hoogte naar de diepte ontrolt, fungeert als<br />
prelude en epiloog tot het eigenlijke muzikale betoog. Het is het<br />
begin- en eindpunt van één uitgesponnen mijmering. Verschijnen<br />
en verdwijnen.<br />
Binnen de algemeen meditatieve sfeer profileert Brahms de<br />
klarinetpartij wel met een rijk scala aan melodische figuraties.<br />
Het berceuse-achtige Adagio is hier een mooi voorbeeld van. De<br />
door strijkers in sourdine begeleide cantilene - het hoofdthema<br />
- doet zeer immobiel aan, één en al ‘Träumerei’. Maar in de<br />
middensectie ontvouwt de klarinet een indrukwekkende<br />
aaneenschakeling van arabesken die de improvisatie van<br />
zigeneurmuziek oproept. Brahms ‘alla zingarese’ komt weer om<br />
het hoekje gluren. Maar hoezeer deze plotse virtuositeit ook<br />
contrasteert met het verstilde begin, het hoofdthema blijft de<br />
rode draad.<br />
Brahms’ zogenaamde ontwikkelingsvariatie - het ontwikkelen<br />
van melodische thema’s door middel van variaties - kent hier een<br />
schitterende toepassing.<br />
Egon Wellesz<br />
Strijkkwartet nr 6, opus 64<br />
De naam van Egon Wellesz (1885-1974) lijkt vandaag meer een<br />
curiosium dan een begrip.<br />
Toch gold deze geboren en getogen ‘<strong>Wien</strong>er’ en leerling van<br />
Arnold Schönberg in de jaren 1930 als één van Oostenrijks<br />
meest toonaangevende componisten. Ook in Duitsland was hij<br />
een gevierd man. Zijn opera ‘Alkestis’ deed na zijn première in<br />
Mannheim (1924) tal van belangrijke steden als Keulen, Stuttgart<br />
en Berlijn aan en ook diverse balletten van Wellesz’ hand werden<br />
in de periode 1924-‘26 in Duitsland gecreëerd.<br />
Het oprukkende nazi-regime maakte een abrupt einde aan dit<br />
succesverhaal. Wellesz werd van een bejubeld en gewaardeerd<br />
kunstenaar eensklaps tot ‘entartet’ gedegradeerd.
Egon Wellesz © Egon Wellesz Foundation Vienna<br />
Het was in Nederland dat Wellesz in maart 1938 de ‘Anschluss’<br />
van Oostenrijk bij nazi-Duitsland vernam. Zijn symfonische<br />
suite ‘Prosperos Beschwörungen’ werd er uitgevoerd door<br />
het Concertgebouworkest onder leiding van Bruno Walter in<br />
Amsterdam en Rotterdam.<br />
Wellesz, die verwittigd werd per telegram, besloot niet meer<br />
terug te keren naar zijn vaderland. Na enige weken werd hij<br />
in zijn hoedanigheid van musicoloog uitgenodigd door de<br />
Universiteiten van Cambridge en Oxford. Hij werd door het<br />
Lincoln College in Oxford aangesteld als ‘fellow’ op 1 januari<br />
1939 - een betrekking die hij zou behouden tot zijn dood (1974).<br />
Wellesz’ familie emigreerde iets later naar Engeland, in juli ‘38.<br />
Na een pauze van vijf jaar begon Wellesz in 1943 weerom te<br />
componeren.<br />
Egon Wellesz was een bijzonder veelzijdig man. Behalve als<br />
componist maakte hij carrière als wetenschapper en ‘Byzantinist’<br />
(kenner van de Byzantijnse muziek).<br />
In de musicologie was Guido Adler zijn lichtend voorbeeld. Als<br />
componist onderging Wellesz eerst de onvermijdelijke invloeden<br />
van Bruckner en Mahler om daarna, aangespoord door zijn<br />
mentor Arnold Schönberg, de tonaliteit te verlaten en een zeer<br />
‘expressief-gestische’ muziektaal te ontwikkelen.<br />
Nochtans zou Wellesz de dodecafonie van de Weense School<br />
nooit op doctrinaire wijze toepassen. Sommige werken zijn<br />
eerder verwijd tonaal en een deel van zijn oeuvre uit de jaren<br />
1940 zelfs openlijk tonaal.<br />
Als musicoloog specialiseerde hij zich in de vroege barokopera<br />
en de opera van de achttiende eeuw. Hij promoveerde met een<br />
proefschrift over Giuseppe Bonno, een tijdgenoot van Gluck.<br />
De stilering van de barokopera met o.m. danspantomime<br />
en uitvoerige koorscènes oefende een invloed uit op zijn<br />
eigen operaproductie die zes titels telt en die zijn reputatie<br />
als componist grotendeels vestigde tot zijn emigratie naar<br />
Engeland. Wellesz had een voorkeur voor antieke onderwerpen<br />
zoals ‘De Bacchanten’ van Euripides dat model stond voor ‘Die<br />
Bakchantinnen’. Hugo von Hofmannsthal, Richard Strauss’<br />
beroemde tekstschrijver, leverde de libretti voor de genoemde<br />
opera ‘Alkestis’ en het ballet ‘Achilles auf Skyros’.
Eens in Engeland verstomde de theatercomponist Wellesz. Alle<br />
aandacht ging nu naar symfonieën en kamermuziek. Maar liefst 9<br />
symfonieën ontstonden in ballingschap naast 5 strijkkwartetten<br />
en tal van andere kamermuziekwerken.<br />
Wellesz’ oeuvre telt in het totaal 112 opusnummers. Het<br />
Egon-Wellesz-Fonds in Wenen zet zich vandaag in voor de<br />
bekendmaking en verspreiding ervan (www.egonwellesz.at).<br />
Wellesz’ Zesde Strijkkwartet dateert van 1946 en is opgedragen<br />
aan twee Britse vriendinnen: Elizabeth Mackenzie en Patricia<br />
Kean.<br />
Net zoals het vorige en de daaropvolgende strijkkwartetten<br />
ontstond het tussen het schrijven van symfonieën en vele andere<br />
vocale en instrumentale werken. De componist had de gewoonte<br />
om bepaalde ideëen eerst op kamermuzikale schaal uit te<br />
proberen vooraleer ze in symfonische zin uit te werken.<br />
In zijn Wellesz-monografie omschrijft Robert Schollum het<br />
beknopte Zesde Kwartet terecht als een ‘grazioso-werk’.<br />
De muziek baadt in een sfeer van lichtheid en objectiviteit.<br />
Conflicten lijken ver weg.<br />
De ‘Grave’-inzet van het werk, met een zekere Sjostakovitsj-<br />
achtige geladenheid, misleidt daarbij.<br />
In dit eerste deel alterneren ‘Grave’- en ‘Comodo’-secties<br />
voortdurend: de confrontatie van een koraal-achtig thema en<br />
scherzo-achtige interventies.<br />
Wellesz hanteert een klassieke vierdeligheid. Een lapidair scherzo<br />
vol ironie - het tweede deel - wordt gevolgd door een Barcarole.<br />
Een Grazioso fungeert als finale; speelse muziek die niettemin<br />
geregeld een hartstochtelijke toon aanslaat, met felle accenten,<br />
waarin men echo’s van Bartóks strijkkwartetten kan detecteren.<br />
De componist heeft in dit neoklassieke werk - dat qua stijl<br />
nog het dichtst aanleunt bij Hindemith - een opvallende<br />
voorkeur voor homofonie (alle partijen vallen ritmisch samen),<br />
gedecideerde unisono-passages en het isoleren van de diepe<br />
strijkers in warme, tonale harmonieën.<br />
Alleen in uitgesproken chromatische passages en in het gebruik<br />
van grote, ‘atonale’ toonsprongen herinnert Wellesz ons nog aan<br />
zijn voormalige banden met de Weense School.<br />
Wellesz’ omvangrijke kwartetproductie, die in de tijd meer dan<br />
een halve eeuw beslaat (1912-1968), kadert in de twintigste-<br />
eeuwse revival van het strijkkwartet met Sjostakovitsj, Bartók en<br />
Hindemith als belangrijkste coryfeeën.<br />
Alleen al terwille van een vollediger panorama van de recente<br />
muziekgeschiedenis wordt het uitkijken naar de integrale<br />
opname van Wellesz’ Strijkkwartetten door het <strong>Artis</strong> <strong>Quartett</strong><br />
(Nimbus Records).
<strong>Artis</strong> <strong>Quartett</strong> <strong>Wien</strong><br />
Peter Schuhmayer, Johannes Meissl viool<br />
Herbert Kefer altviool, Othmar Müller cello<br />
Het <strong>Artis</strong> <strong>Quartett</strong> <strong>Wien</strong> werd in 1980 opgericht aan de<br />
Musikhochschule van Wenen. Hier studeerde het kwartet bij Hatto<br />
Beyerle en Alfred Staar en vervolgens bij het LaSalle Quartet<br />
aan de universiteit van Cincinnati, Ohio. Tussen 1983 en 1985<br />
won het kwartet verschillende internationale wedstrijden (Evian,<br />
Cambridge, Yellow Springs). Daarop volgde het begin van een<br />
internationale carrière met concerten in grote muziekcentra als<br />
Wenen, Londen, Parijs, New York, Tokio, Buenos Aires, Berlijn,<br />
München, Praag, Salzburg, Amsterdam en Rome en met deelname<br />
aan een groot aantal internationale festivals, zoals de <strong>Wien</strong>er<br />
Festwochen, Schleswig-Holstein Festival, Bregenzer Festspiele,<br />
<strong>Wien</strong> Modern, Brucknerfest Linz, Turku Music Festival, Hong<br />
Kong Arts Festival, Printemps Musical de Poitiers, Festival de Lille,<br />
Schubertiade Hohenems, Festival de Paris, Schwetzinger Festspiele,<br />
Carinthischer Sommer, Mozartwoche Salzburg, Lockenhaus Festival,<br />
Ravinia enz. Sinds 1988 speelt het <strong>Artis</strong> <strong>Quartett</strong> op uitnodiging<br />
van de Gesellschaft der Musikfreunde in <strong>Wien</strong> een eigen jaarlijkse<br />
concertserie in het Musikverein te Wenen. Het <strong>Artis</strong> <strong>Quartett</strong><br />
geeft regelmatig concerten met bevriende musici, zoals Christoph<br />
Eschenbach, Philippe Entremont, Heinrich Schiff, Mischa Maisky,<br />
Stefan Vladar, Thomas Zehetmair en Till Fellner. Het <strong>Artis</strong> <strong>Quartett</strong><br />
ontving voor heel wat cd-opnamen internationale prijzen: de Grand<br />
Prix du Disque, Prix Caecilia, Diapason d’Or, <strong>Wien</strong>er Flötenuhr<br />
e.a. In 2000 kreeg het ensemble een Echo Klassik Preis voor de<br />
opname van kwartetten van Zemlinsky. Voor de opname met<br />
twee strijkkwartetten van Karl Weigl ontving het <strong>Artis</strong> <strong>Quartett</strong><br />
in Los Angeles de AFIM Indie Award 2001. Peter Schuhmayer (D.<br />
Montagnana, 1727), Johannes Meissl (A. Guarneri, 1690), Herbert<br />
Kefer (J.B. Guadagnini, 1784) en Othmar Müller (A. Amati, 1573)<br />
spelen op instrumenten uit de verzameling van de Österreichische<br />
Nationalbank.<br />
Gertrude Rossbacher<br />
Altvioliste Gertrude Rossbacher begon haar studies in Wenen bij Karl<br />
Stierhof (lid van de <strong>Wien</strong>er Philharmoniker) en zette deze voort bij<br />
Hatto Beyerle (stichtend lid van het Alban Berg <strong>Quartett</strong>) en Max<br />
Rostal. Rossbacher won meerdere prijzen, waaronder de eerste prijs<br />
voor altviool en strijkkwartet van de wedstrijd ‘Jugend musiziert’, een<br />
speciale prijs van de internationale altvioolwedstrijd in Boedapest en<br />
in de V.S. won ze de wedstrijd ‘East and West <strong>Artis</strong>ts/ International<br />
Auditions for New York Debut’. Gertrude Rossbacher werd in 1980 lid<br />
van het <strong>Wien</strong>er Kammerorchester waarmee ze ook als soliste optrad.<br />
Van 1987 tot 1997 maakte ze deel uit van de Berliner Philharmoniker<br />
en speelde onder leiding van dirigenten als Herbert Von Karajan en<br />
Claudio Abbado. Als lid van het Berliner Philharmoniker Sextett gaf<br />
ze concerten in de allerbelangrijkste concertzalen ter wereld zoals<br />
het Musikverein en het Konzerthaus in Wenen, het Mozarteum<br />
Salzburg, de Philharmonie in Berlijn en Carnegie Hall in New<br />
York. Naast haar concertactiviteiten geeft Gertrude Rossbacher<br />
ook masterclasses en superviseert ze de altviolen bij verschillende<br />
jeugdorkesten. Van 1998 tot 2003 was ze als docente verbonden aan<br />
de Musikhochschule van Bremen.<br />
Sharon Kam<br />
Klarinettiste Sharon Kam studeerde in haar geboortestad Israël bij<br />
Eli Eban en Chaim Taub. Op zestienjarige leeftijd maakte ze haar<br />
debuut bij het Israel Philharmonic Orchestra olv. Zubin Mehta. In<br />
1992 won ze de eerste prijs op de ARD Wettbewerb in München en<br />
sindsdien trad ze op met vooraanstaande orkesten in de Verenigde<br />
Staten, Europa en Japan, waaronder het Israel Philharmonic, de<br />
Chicago Symphony, het Tokyo Philharmonic, Toronto Symphony, het<br />
Gewandhaus Orchester Leipzig,... Sharon Kam was te gast op grote<br />
zomerfestivals als deze van Ravinia, Verbier, Schleswig-Holstein,<br />
Salzburg, Vanvouver, Marlboro en ze is regelmatig te gast op het<br />
festival ‘Spannungen’ in Heimbach van pianist Lars Vogt. Sharon Kam<br />
musiceert vaak samen met bevriende collega’s als Heinrich Schiff, Lars<br />
Vogt, Stefan Vladar, Christian Tetzlaff, Marie-Luise Neunecker, Antje<br />
Weithaas, Gustav Rivinius, Tabea Zimmermann en Leonidas Kavakos,<br />
alsook met Tokyo Quartet, Artemis <strong>Quartett</strong> en <strong>Artis</strong> <strong>Quartett</strong>.<br />
Sharon Kam breekt graag een lans voor hedendaagse muziek. Ze<br />
creëerde bijvoorbeeld de klarinetconcerti van Krzysztof Penderecki,<br />
Peter Ruzicka en Herbert Willi.
Cd’s<br />
Bij elk concert worden cd’s te koop aangeboden door<br />
’t KLAverVIER, Kasteeldreef 6, Schilde, 03 384 29 70<br />
www.tklavervier.be<br />
Foyer <strong>deSingel</strong><br />
enkel open bij avondvoorstellingen in Rode en/of Blauwe Zaal<br />
open vanaf 18.40 uur<br />
kleine koude of warme gerechten te bestellen vóór 19.20 uur<br />
broodjes tot net vóór aanvang van de voorstellingen en tijdens<br />
pauzes<br />
Hotel Corinthia (Desguinlei 94, achterzijde torengebouw ING)<br />
• Restaurant HUGO’s at Corinthia<br />
open van 18.30 tot 22.30 uur<br />
• Gozo-bar<br />
open van 10 uur tot 1 uur, uitgebreide snacks tot 23 uur<br />
<strong>deSingel</strong>aanbod: tweede drankje gratis bij afgifte van uw<br />
toegangsticket van <strong>deSingel</strong> voor diezelfde dag