hangbuikzwijnen - Diergeneeskundig Memorandum
hangbuikzwijnen - Diergeneeskundig Memorandum hangbuikzwijnen - Diergeneeskundig Memorandum
het beste om de biggen die er al zijn weg te nemen van de agressieve zeug en later weer terug te zetten. Er kan eventueel ook een tranquillizer gegeven worden, zoals azaperon. Azaperon heeft geen nadelig effect op de nog ongeboren biggen en op de partus. De pasgeboren biggetjes kunnen er wel wat sloom van worden maar als ze goed warm gehouden worden is dit geen probleem. Aanbevolen hoeveelheid is 2 mg/kg, hetgeen overeenkomt met 1 ml/20 kg lg. Verzorging biggen De biggen moeten ter wereld komen in een kraamstal die schoon en tochtvrij is, met een beschermd gebied zodat de biggen kunnen vluchten bij agressie van de zeug. Ook moet de ruimte warm genoeg zijn. Hypothermie is een predisponerende factor voor doodliggen en hypoglycaemie. Symptomen zijn o.a. sloomheid, biggen die op een hoopje bij elkaar liggen en niet meer drinken. Eventueel kan er een warmtelamp opgehangen worden. Er moet goed op gelet worden of de biggen kunnen drinken, mogen drinken en genoeg te drinken krijgen. Colostrumopname op de eerste levensdag is erg belangrijk voor een goede start. Zeugen hebben meestal 5, sommigen 6 paar tepels. Bij grote tomen met meer dan 10 biggen zal er bijgevoerd moeten worden. De navelstrengen van de pasgeboren biggen moeten worden ontsmet met jodiumoplossing. Het knippen van tandjes bij biggen mag volgens het Ingrepenbesluit (2001) niet routinematig uitgevoerd worden. Beertjes kunnen al in hun eerste levensweek gecastreerd worden (zie chirurgische ingrepen). Spenen De zeug voedt haar biggen ongeveer 4-5 weken voordat ze ze gaat spenen. Speenleeftijden die door auteurs genoemd worden variëren van 4-5 weken tot 7-8 weken. Spenen op 8 kg lichaamsgewicht wordt ook genoemd. De biggen moeten al een tijdje vast voedsel eten voordat ze gespeend mogen worden. Men moet op tijd maatregelen nemen om ongewenste dekkingen van jonge geltjes te voorkomen, ze kunnen immers al vanaf 3 maanden vruchtbaar zijn. Uitblijven partus, verlengde dracht Indien een zeugje langer dan 115 dagen draagt D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 30 is er sprake van een verlengde dracht. Zeugjes die meer dan 116 dagen dragen blijken vaak niet drachtig te zijn. Partusinductie Dit kan geïndiceerd zijn bij een verlengde dracht. Indien binnen 3 dagen voor de verwachte partusdatum een dosis van 5 mg PGF2a/zeug gegeven wordt bij het hangbuikzwijn, zal dit bij 95% van de dieren de partus op gang brengen binnen 24-30 uur. Ongewenste dracht Abortus kan worden opgewekt met een dosis van 5 mg PGF2a na de 12e dag van de dracht. Eerder zijn de corpora lutea er nog niet gevoelig voor. Oestrus treedt binnen 3-5 dagen op na toediening. Dystocia De meeste zeugen werpen probleemloos. Oorzaken voor dystocia tijdens de partus kunnen maternaal of foetaal zijn. Obesitas kan de partus belemmeren. Indien er geen obstructies in het geboortekanaal gevonden zijn, kan men 5-10 IU/zeug oxytocine geven (s.c. of i.m.). Let op, de bijsluiters van dit product adviseren vaak hoeveelheden van 20-40 IE/zeug. Dit kan echter tot een zodanig contractie van de uterus leiden dat de bloedvoorziening te kort schiet en de biggen intra-uterien overlijden. Indien het dier niet reageert, kan er in een later stadium nog extra oxytocine toegediend worden. In andere gevallen is meestal een sectio caesaria de beste oplossing (zie chirurgische ingrepen). Agalactie Agalactie kan meerdere oorzaken hebben zoals een slechte conditie van de zeug, hypocalcaemie, endotoxinen, infectie met E. coli of Klebsiella spp., Staphylococcen spp., Streptococcen spp. e.a. Het ontdekken van agalactie gebeurt meestal doordat de biggen aangeven dat ze niet genoeg te drinken hebben. Ze blijven onrustig na het zogen en proberen de zeug aan te zetten tot het laten schieten van meer melk. Hierdoor kunnen de tepels beschadigd raken. De mammapakketten kunnen ontstekingsverschijnselen vertonen. Er kunnen ook maar een of enkele mammapakketten zijn die geen melk produceren. De big die een dergelijk pakket heeft
gekozen zal het slechter doen dan zijn toomgenoten en moet geholpen worden. De zeug kan een verhoogde temperatuur hebben en ziek zijn maar ook een subklinisch verloop komt voor. Therapie bij de zeug met mastitis bestaat uit het systemisch toedienen van antibiotica die goed in het uierweefsel doordringen, corticosteroïden bijv. Voreen ® (1 ml/10 kg lg) , en oxytocine (5-10 IE/zeug) om de melk te laten schieten. De biggen moeten worden bijgevoerd. Indien bij zeugen, die al eerder last hebben gehad van agalactie, de geboorte m.b.v. PGF2a 1 tot 3 dagen van te voren wordt opgewekt is er minder kans op agalactie. FERTILITEITSPROBLEMEN Niet-infectieuze oorzaken Dracht Een voor de hand liggende oorzaak voor het uitblijven van de oestrus. Lactatie In ieder geval de eerste 3 weken van de lactatie is de zeug anoestrisch, hierna kunnen er oestrus doorbraken komen. Anatomische abnormaliteiten Deze zijn vooral bij gelten die wel oestrisch zijn maar niet drachtig worden van belang. Vergroeiingen e.d. in de baarmoeder, na een zware partus, kunnen problemen geven bij oudere zeugen. Hormonale verstoringen Cysteuze ovaria die progesteron of oestrogenen produceren, kunnen de cyclus verstoren. Mycotoxicosis door opname van Zearalenon, het mycotoxine van een Fusarium-schimmel die op maïs en granen groeit, kan hyperoestrogenisme veroorzaken omdat het oestrogene activiteit bezit. Dit kan zelfs bij jonge geltjes een gezwollen vulva, uierontwikkeling en ovariumatrofie geven. Bij cyclische zeugen veroorzaakt het schijndracht. Bij drachtige zeugen wordt een verlaging van het aantal geboren biggen en een verhoogde abortuskans gezien. Nutritionele anoestrus Indien er bij een zeug eiwittekort en/of energietekort bestaat heeft ze al haar energie nodig voor onderhoud en zal ze niet oestrisch worden. Bij dieren die buiten worden gehouden moet bij koud weer rekening gehouden worden met een hogere energiebehoefte. Infectieuze oorzaken Niet alle infectieuze oorzaken, die bekend zijn bij gangbare varkens, zijn gezien bij hangbuikzwijnen, maar er is geen reden om aan te nemen dat ze niet kunnen voorkomen en ze moeten dus in de differentiële diagnose meegenomen worden. SMEDI, Porcine enterovirusinfecties e.a. Porcine enterovirus is een belangrijke veroorzaker van het SMEDI-syndroom. Dit syndroom staat voor Stillbirth, Mummification, Embryonic Death and Infertility. Infecties worden via faeces overgebracht, meestal vlak na het spenen, waardoor dragers ontstaan. Het zijn vooral seronegatieve gelten die tijdens de dracht worden besmet waarbij SMEDI optreedt. Infectie voor of na de 35e dag van de dracht is net als bij parvovirusinfecties van belang voor de symptomen die erbij optreden. SMEDI-achtige verschijnselen komen ook voor bij infecties met de ziekte van Aujeszky, Brucellose, Leptospirose, Listeriose, Parvovirusinfecties, Vlekziekte, Klassieke varkenspest, Transmissible Gastroenteritis en Abortus Blauw (PRRS). Er bestaan verschillende typen enterovirussen. Diagnostiek is niet eenvoudig, er is geen test voor beschikbaar. Er kan tegen enterovirussen niet worden gevaccineerd. Porcine parvovirusinfectie Porcine parvovirusinfectie komt zeker voor bij hangbuikzwijnen als oorzaak van vroegembryonale sterfte en hierdoor schijndracht indien een seronegatieve, drachtige gelt (of zeug) er voor de 35e dag mee geïnfecteerd wordt. Mummificatie treedt op als infectie na de 35e dag plaatsvindt. Abortussen worden zelden gezien. Het virus kan worden aangetoond in buikvocht van doodgeboren biggen. In het bloed van de zeugen kunnen antistoffen worden aangetoond. Tegen parvovirusinfectie kan worden gevaccineerd. D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 3
- Page 1 and 2: IN DIT NUMMER ”HANGBUIKZWIJNEN”
- Page 3 and 4: Van de Redactie Sommige lezers zull
- Page 5 and 6: Inhoudsopgave Hangbuikzwijnen Van d
- Page 7 and 8: fertiliteitsproblemen - niet infect
- Page 9 and 10: PMWS/Wegkwijnziekte 47 PRRS-virus 4
- Page 11 and 12: de auteurs H.M.G. (Hetty) van Beers
- Page 13 and 14: Voorwoord In de Verenigde Staten va
- Page 15 and 16: * Het Vietnamese hangbuikzwijn in E
- Page 17 and 18: van de spieren is lichter en kwetsb
- Page 19 and 20: der weg te glijden. Hierbij kunnen
- Page 21 and 22: gaand aan het plaatsen van een cath
- Page 23 and 24: weggehaald, zodat de zwakste helft
- Page 25 and 26: aan een volwassen zeug, 2-2,5% van
- Page 27 and 28: IJzertekort bij jonge biggen Biggen
- Page 29 and 30: Foto 0: Vechtende varkens Om deze g
- Page 31: van de oestrus is voldoende. De met
- Page 35 and 36: wen. Soms hebben ze last van conjun
- Page 37 and 38: ingrijpen. Preventief is het voorko
- Page 39 and 40: Verder worden antacida, parenterale
- Page 41 and 42: gezien bij hangbuikzwijnen. Trichlo
- Page 43 and 44: Abcessen Abcessen ontstaan uit klei
- Page 45 and 46: spoelen uit de ogen worden verwijde
- Page 47 and 48: Ochratoxicosis, veroorzaakt door oc
- Page 49 and 50: Ziekte van Aujeszky (Pseudo-Rabies)
- Page 51 and 52: tis en pericarditis. Staphylococcus
- Page 53 and 54: Bordetella bronchiseptica zie Atrof
- Page 55 and 56: optreedt 1 tot 4 weken later. Er ku
- Page 57 and 58: Hoofdstuk VI: sedAtIVA en AnAestHet
- Page 59 and 60: dien er sprak is van hypothermie (l
- Page 61 and 62: tuur van de poten. De methode van c
- Page 63 and 64: Hoofdstuk VIII: VAccInAtIes Vaccina
- Page 65 and 66: Hoofdstuk Ix: wettelIjke Aspecten H
- Page 67 and 68: xylazine, and Telazol-ketamine-xyla
- Page 69 and 70: Agens Bepaling 1 materiaal Bepaling
- Page 72: EEN GEZAMENLIJKE UITGAVE VAN:
het beste om de biggen die er al zijn weg te<br />
nemen van de agressieve zeug en later weer<br />
terug te zetten.<br />
Er kan eventueel ook een tranquillizer gegeven<br />
worden, zoals azaperon. Azaperon heeft geen<br />
nadelig effect op de nog ongeboren biggen en<br />
op de partus. De pasgeboren biggetjes kunnen<br />
er wel wat sloom van worden maar als ze goed<br />
warm gehouden worden is dit geen probleem.<br />
Aanbevolen hoeveelheid is 2 mg/kg, hetgeen<br />
overeenkomt met 1 ml/20 kg lg.<br />
Verzorging biggen<br />
De biggen moeten ter wereld komen in een<br />
kraamstal die schoon en tochtvrij is, met een<br />
beschermd gebied zodat de biggen kunnen<br />
vluchten bij agressie van de zeug. Ook moet<br />
de ruimte warm genoeg zijn. Hypothermie<br />
is een predisponerende factor voor doodliggen<br />
en hypoglycaemie. Symptomen zijn o.a.<br />
sloomheid, biggen die op een hoopje bij elkaar<br />
liggen en niet meer drinken. Eventueel kan er<br />
een warmtelamp opgehangen worden.<br />
Er moet goed op gelet worden of de biggen<br />
kunnen drinken, mogen drinken en genoeg te<br />
drinken krijgen. Colostrumopname op de eerste<br />
levensdag is erg belangrijk voor een goede<br />
start. Zeugen hebben meestal 5, sommigen 6<br />
paar tepels. Bij grote tomen met meer dan 10<br />
biggen zal er bijgevoerd moeten worden.<br />
De navelstrengen van de pasgeboren biggen<br />
moeten worden ontsmet met jodiumoplossing.<br />
Het knippen van tandjes bij biggen mag volgens<br />
het Ingrepenbesluit (2001) niet routinematig<br />
uitgevoerd worden. Beertjes kunnen al<br />
in hun eerste levensweek gecastreerd worden<br />
(zie chirurgische ingrepen).<br />
Spenen<br />
De zeug voedt haar biggen ongeveer 4-5 weken<br />
voordat ze ze gaat spenen. Speenleeftijden<br />
die door auteurs genoemd worden variëren<br />
van 4-5 weken tot 7-8 weken. Spenen op 8<br />
kg lichaamsgewicht wordt ook genoemd. De<br />
biggen moeten al een tijdje vast voedsel eten<br />
voordat ze gespeend mogen worden.<br />
Men moet op tijd maatregelen nemen om ongewenste<br />
dekkingen van jonge geltjes te voorkomen,<br />
ze kunnen immers al vanaf 3 maanden<br />
vruchtbaar zijn.<br />
Uitblijven partus, verlengde dracht<br />
Indien een zeugje langer dan 115 dagen draagt<br />
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 30<br />
is er sprake van een verlengde dracht. Zeugjes<br />
die meer dan 116 dagen dragen blijken vaak<br />
niet drachtig te zijn.<br />
Partusinductie<br />
Dit kan geïndiceerd zijn bij een verlengde<br />
dracht. Indien binnen 3 dagen voor de verwachte<br />
partusdatum een dosis van 5 mg<br />
PGF2a/zeug gegeven wordt bij het hangbuikzwijn,<br />
zal dit bij 95% van de dieren de partus<br />
op gang brengen binnen 24-30 uur.<br />
Ongewenste dracht<br />
Abortus kan worden opgewekt met een dosis<br />
van 5 mg PGF2a na de 12e dag van de dracht.<br />
Eerder zijn de corpora lutea er nog niet gevoelig<br />
voor. Oestrus treedt binnen 3-5 dagen op<br />
na toediening.<br />
Dystocia<br />
De meeste zeugen werpen probleemloos. Oorzaken<br />
voor dystocia tijdens de partus kunnen<br />
maternaal of foetaal zijn. Obesitas kan de partus<br />
belemmeren. Indien er geen obstructies in<br />
het geboortekanaal gevonden zijn, kan men<br />
5-10 IU/zeug oxytocine geven (s.c. of i.m.).<br />
Let op, de bijsluiters van dit product adviseren<br />
vaak hoeveelheden van 20-40 IE/zeug. Dit<br />
kan echter tot een zodanig contractie van de<br />
uterus leiden dat de bloedvoorziening te kort<br />
schiet en de biggen intra-uterien overlijden.<br />
Indien het dier niet reageert, kan er in een later<br />
stadium nog extra oxytocine toegediend worden.<br />
In andere gevallen is meestal een sectio<br />
caesaria de beste oplossing (zie chirurgische<br />
ingrepen).<br />
Agalactie<br />
Agalactie kan meerdere oorzaken hebben zoals<br />
een slechte conditie van de zeug, hypocalcaemie,<br />
endotoxinen, infectie met E. coli of<br />
Klebsiella spp., Staphylococcen spp., Streptococcen<br />
spp. e.a.<br />
Het ontdekken van agalactie gebeurt meestal<br />
doordat de biggen aangeven dat ze niet genoeg<br />
te drinken hebben. Ze blijven onrustig na het<br />
zogen en proberen de zeug aan te zetten tot het<br />
laten schieten van meer melk. Hierdoor kunnen<br />
de tepels beschadigd raken. De mammapakketten<br />
kunnen ontstekingsverschijnselen<br />
vertonen. Er kunnen ook maar een of enkele<br />
mammapakketten zijn die geen melk produceren.<br />
De big die een dergelijk pakket heeft