varkensgezondheid - Diergeneeskundig Memorandum
varkensgezondheid - Diergeneeskundig Memorandum
varkensgezondheid - Diergeneeskundig Memorandum
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
PERIODIEK TIJDSCHRIFT<br />
ZEvEn En vIJFTIGSTE JAARGAnG<br />
SEPTEMBER 2010-02<br />
<strong>varkensgezondheid</strong>: zorg voor dierenartsen<br />
SPOnSOREn:<br />
Uniek in generiek
Voorpagina: Omslagbeeld:<br />
De foto mens op heeft de omslag een drang laat een om oude bij manier ongelijkheid van des-<br />
te<br />
infecteren<br />
gaan ordenen,<br />
zien. Het<br />
zodat<br />
betreft<br />
groot<br />
een<br />
bij groot<br />
spiritusbrander,<br />
en klein<br />
bij klein staat. Een groep die egaal is van<br />
grootte<br />
gebruikt<br />
of<br />
met<br />
vorm<br />
formaline,<br />
straalt<br />
om<br />
uit dat<br />
in Nederland<br />
alle individuen<br />
de TBC<br />
uit te bestrijden de groep (jaren onder ‘50 dezelfde en ‘60). omstandigheden<br />
Veel steden hadden<br />
tot hun eenzelfde “eigen” desinfectieunit, resultaat zijn deze gekomen. is afkomstig Dan uit<br />
moet Apeldoorn. zo’n groep wel erg gezond zijn, want<br />
normaal De inzet is kent een iedere foto van groep een krachtige wel wat onderwarmteverlingenevelaar, verschillen zoals anno of heterogeniteit. 2008 nog steeds Omdat wordt<br />
we gebruikt. dit gezondheidsbeeld voortdurend willen<br />
nastreven, Beide foto's sorteren zijn beschikbaar we tot we gesteld er bij door neerval- Rob van<br />
len.<br />
Veldhuijzen,<br />
Kent u ook<br />
de auteur<br />
de volharding<br />
van Hoofdstuk<br />
waarmee<br />
8.<br />
een<br />
varkenshouder met biggen van de ene naar de<br />
andere toom loopt om de tomen gelijk te krijgen?<br />
En dan na het spenen biggen naar grootte<br />
sorteert zodat hij een gevoel krijgt dat “het wel<br />
goed zit”. Het is haast niet af te leren. Ook de<br />
vleesvarkenshouder doet in het spel mee en<br />
wil gezonde biggen hebben. En hij beoordeelt<br />
dat op de uniformiteit van de groep. Dierenartsen<br />
en bedrijfsadviseurs doen er vaak nog<br />
een schepje bovenop omdat zij bij inspectie<br />
koppels beoordelen op homogeniteit als gezondheidskenmerk.<br />
En zo houden we allemaal<br />
de mythe in stand dat je gezondheid van een<br />
groep moet uitlezen aan homogeniteit met als<br />
gevolg dat we blijven sorteren. Door sorteren<br />
verspreiden we infecties en schaden we de<br />
gezondheid van onze dieren. De sorteercultuur<br />
moet doorbroken worden door toomcontacten<br />
te beperken en bedrijven hierop in te richten.<br />
EEN GEZAMENLIJKE UITGAVE VAN:<br />
Uniek in generiek<br />
Periodiek Periodiek tijdschrift<br />
zevenvijftigste vijfenvijftigste jaargang<br />
no. 2 - 2010 2008 ISSN 0417 - 4631<br />
De Stichting <strong>Diergeneeskundig</strong> <strong>Memorandum</strong>,<br />
opgericht in in 1953, is stelt een zich onafhankelijke ten doel aan stichting dieren-<br />
zonder artsen in winstoogmerk binnen- en buitenland en stelt zich voorlichting ten doel aan te geven<br />
dierenartsen van wetenschappelijke in binnen- en en buitenland commerciële voorlichting aard op<br />
te veterinair geven van gebied. wetenschappelijke en commerciële<br />
aard Ter uitvoering op veterinair van gebied. haar doelstelling is zij uitgeefster<br />
Ter van uitvoering het tijdschrift van “<strong>Diergeneeskundig</strong> haar doelstelling is <strong>Memorandum</strong>”.<br />
zij uitgeefster<br />
van het tijdschrift ,, <strong>Diergeneeskundig</strong> <strong>Memorandum</strong>”<br />
De exploitatie van dit tijdschrift wordt financieel<br />
De mogelijk exploitatie gemaakt van dit in tijdschrift Nederland wordt, door: naast de abonnementen,<br />
Alfasan Diergeneesmiddelen financieel mogelijk B.V. gemaakt te Woerden. door :<br />
Alfasan en Intervet Diergeneesmiddelen Nederland B.V. te B.V. Boxmeer te Woerden<br />
Janssen Animal Health Benelux te Beerse<br />
VetZ Het Tijdschrift B.V. te Sliedrecht wordt gratis beschikbaar gesteld aan<br />
de praktiserende dierenartsen in Nederland,<br />
De Postdoctorale abonnementsbijdrage veterinaire voor studenten Benelux in Utrecht wordt kun-<br />
jaarlijks nen het geïnd tegen via een een kleine automatische vergoeding incasso. verkrijgen bij<br />
Voor het Reductiebureau. het buitenland wordt Voor een anderen factuur bestaat verzonden. de moge-<br />
De lijkheid abonnementstarieven zich te abonneren; zijn de : kosten van een abon-<br />
Benelux nement bedragen: : ex BTW 6%BTW incl. BTW<br />
Automatische Voor Nederland incasso € 28,00 € per 28,30 jaargang. € 1,70 € 30,-<br />
Factuur Voor het buitenland € 39,50 € 33,02 per jaargang. € 1,98 € 35,-<br />
Buitenland Extra exemplaren : of oudere € 37,26 uitgaven € 2,24 kunnen € 39,50<br />
Extra worden exemplaren besteld d.m.v. of oudere een overschrijving uitgaven kunnen à € worden 11,50<br />
besteld per exemplaar d.m.v. een voor betaling Nederland à € 15,- of € op 14,00 onze voor rekening het<br />
onder buitenland vermelding op een van van het onze gewenste rekeningen. nummer.<br />
Redactiecommissie :<br />
J. J. Goudswaard, voorzitter<br />
J. J. Schrooyen, secretaris<br />
Mw. A. Tolkamp (Alfasan Dierengeneesmiddelen Diergeneesmiddelen) B.V.)<br />
Mw. J. Vernooij C. de Mûelenaere (Intervet Nederland) (Janssen Animal Health Benelux)<br />
J.R. Redactie- van Dongen en Administratieadres:<br />
(VetZ)<br />
J. Halderheiweg Hulsen (Vetvice) 11, 5282 SN Boxtel<br />
tel.: 0411-676822<br />
Redactie- fax: 0411-671595 en Administratieadres:<br />
Halderheiweg e-m: de.em@12move.nl 11, 5282 SN Boxtel<br />
tel.: website: 0411-676822 de-em.nl<br />
fax: Rabobank 0411-671595 Boxtel 1688.49.674<br />
e-m: BIC de.em@12move.nl<br />
RABO NL2U IBAN NL50 RABO 0168 8496 74<br />
website: de-em.nl<br />
Rabobank Verklaring: Boxtel 1688.49.674<br />
BIC De Redactie RABO NL2U en uitgeefster IBAN NL50 aanvaarden RABO geen 0168 aanspra- 8496 74<br />
kelijkheid voor schade, welke- direct of indirect- het<br />
Verklaring: gevolg mocht zijn van gebleken onjuistheden in de<br />
De inhoud Redactie van de en in uitgeefster dit tijdschrift aanvaarden opgenomen geen artikelen. aansprakelijkheid<br />
Niets uit dit voor tijdschrift schade, mag welke- worden direct verveelvoudigd<br />
of indirect- het<br />
gevolg en/of openbaar mocht zijn worden van gebleken gemaakt onjuistheden door middel in vande<br />
inhoud druk, microfilm van de in of dit op tijdschrift welke andere opgenomen wijze ook, artikelen.<br />
Niets zonder uit schriftelijke dit tijdschrift toestemming mag worden van verveelvoudigd<br />
de Redactie.<br />
en/of openbaar worden gemaakt door middel van<br />
druk, Opmaak microfilm en druk: of Bloembergen op welke andere Santee wijze bv ook, Nijmegen zonder<br />
schriftelijke toestemming van de Redactie.<br />
Opmaak en druk: Leonard Nijmegen bv
Van de Redactie<br />
Het is het streven van de Redactie van<br />
het <strong>Diergeneeskundig</strong> <strong>Memorandum</strong> om<br />
enerzijds aandacht te besteden aan specifieke<br />
diersoorten, waarmee collegae in de<br />
praktijk geconfronteerd kunnen worden-<br />
denk aan recente nummers over de ezel,<br />
consumptievissen, de geit, duiven, de egel,<br />
etc..- en anderzijds bepaalde onderwerpen<br />
te laten behandelen betreffende de “gewone”<br />
gezelschapsdieren en landbouwhuisdieren.<br />
Met name aan de gezelschapsdieren<br />
(hond, kat en ook het paard) is in de afgelopen<br />
jaren in een groot aantal DM nummers<br />
aandacht besteed. Lezers zullen zich nog<br />
ongetwijfeld de uitgaven herinneren over<br />
diagnostiek en behandeling van diarree bij<br />
de hond en de kat (2 nummers), tandheelkunde,<br />
oogheelkunde, huidaandoeningen<br />
bij hond en kat (ook 2 nummers), hematopoietische<br />
tumoren (ook voornamelijk bij<br />
hond en kat), cardiologie bij de hond, enz.<br />
Ook in de komende jaren kunnen de lezers<br />
weer interessante uitgaven over vakgebieden<br />
met betrekking tot de kliniek van gezelschapsdieren<br />
tegemoet zien.<br />
Er zijn voorts in de afgelopen jaren nummers<br />
gewijd aan het respiratie apparaat<br />
van het paard en de endocrinologie van het<br />
paard. Meer algemene onderwerpen komen<br />
ook regelmatig aan de orde : denk aan de<br />
uitgaven over farmacovigilantie, klinische<br />
immunologie, microbiologische diagnostiek,<br />
reiniging en desinfectie en dierfysiotherapie.<br />
De practici in de landbouwhuisdierpraktijken<br />
zullen ongetwijfeld ook geïnteresseerd<br />
zijn in een aantal van de hiervoor genoemde<br />
onderwerpen, die in DM nummers<br />
behandeld zijn. Toch realiseert de Redactie<br />
zich dat zij ook regelmatig aandacht zal<br />
moeten besteden aan de behandeling van<br />
specifieke onderwerpen met betrekking tot<br />
de veehouderij en varkenshouderij. Nu al<br />
kan toegezegd worden dat een DM uitgave<br />
“in de pen” is over rundveehouderij.<br />
Wat het varken betreft: het laatste nummer<br />
betreffende deze diersoort (het DM<br />
over hangbuikzwijnen daargelaten) werd<br />
in 2005 gepubliceerd: “varkensfokkerij”.<br />
Het varken- en dus ook de varkenshouderij-<br />
mag zich op het ogenblik in een grote<br />
populariteit verheugen. Wel zij gesteld, dat<br />
het woord “verheugen” hierin niet altijd op<br />
zijn plaats is. Er is namelijk zowel negatieve<br />
als positieve publiciteit over het houden<br />
van deze diersoort. Hoewel bijna alle<br />
inwoners van België en Nederland- vegetariërs<br />
uitgezonderd- zich een goed stukje<br />
varkensvlees graag laten smaken, wil men<br />
daar, zo enigszins mogelijk, niet al te veel<br />
geld voor uitgeven. Toch heeft men kritiek<br />
op de wijze waarop dit varkensvlees wordt<br />
“geproduceerd”. Dit betekent dat de varkenshouderij,<br />
en dus ook de dierenartsen,<br />
die adviseren, diagnostiek bedrijven en therapeutisch<br />
ingrijpen, zich vaak tussen wal<br />
en schip voelen ingesloten. Economisch<br />
produceren en dierenwelzijn gaan namelijk<br />
niet altijd hand in hand, hoewel daar verschillend<br />
over gedacht kan worden.<br />
Juist in de afgelopen maanden is met name<br />
vanuit het RIVM gewezen op het gevaar<br />
van resistente bacteriën, die zich zouden<br />
kunnen verspreiden onder de humane populatie,<br />
vanwege de toediening van profylactische<br />
antibiotica aan vooral pluimvee<br />
en varkens. Zowel de politiek als de<br />
KNMvD hebben hier duidelijke standpunten<br />
over ingenomen.<br />
De Redactie verheugt zich, dat zij enkele<br />
auteurs heeft kunnen vinden, die op<br />
o.a. deze onderwerpen met betrekking tot<br />
de varkenshouderij uitvoerig en op eigen<br />
wijze wilden ingaan in deze uitgave over<br />
<strong>varkensgezondheid</strong>. Met name de eerste<br />
auteur, collega Leo van Leengoed, heeft<br />
een decennia- lange ervaring op dit vakgebied<br />
in binnen- en buitenland: zie ook<br />
het CV. De tweede auteur, collega Manon<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 1
Houben, kon met haar praktijkervaring de<br />
“finishing touch” aan het artikel geven. Het<br />
is niet de bedoeling om in dit redactionele<br />
stuk uitvoerig in te gaan op alle onderwerpen,<br />
die in het nummer aan de orde komen;<br />
wel raadt de Redactie U aan om extra<br />
aandacht te besteden aan de hoofdstukken<br />
over trauma’s bij biggen, die ontstaan door<br />
onoordeelkundig handelen van de varkens-<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 2<br />
houders c.q. hun personeel: daar is nog veel<br />
voordeel te halen uit de advisering en educatie<br />
van de medewerkers op de varkensbedrijven!<br />
De Redactie verwacht, dat ook deze uitgave<br />
weer een plaats als standaardwerk met<br />
betrekking tot het behandelde onderwerp<br />
kan krijgen in uw praktijkbibliotheek.
Inhoudsopgave<br />
De Auteurs. 5<br />
1. Inleiding. 6<br />
2. Conventionele varkenshouderij versus biologische en SPF/High Health houderij. 8<br />
2.1 Reizende micro-organismen. 10<br />
2.2 Lessen uit het verleden voor de toekomst. 13<br />
3. Klinische diagnostiek: het uitlezen van adaptatie. 16<br />
3.1 De blik over de varkens heen laten gaan. 16<br />
3.2 Van klinische inspectie tot probleemdefinitie. 17<br />
3.3 Heterogeniteit. 20<br />
3.4 Interactie tussen varkens in de groep. 23<br />
3.5 Groepskenmerken. 23<br />
3.6 Monitoren is iets anders dan afvinken. 26<br />
3.7 Ken uw dier. 27<br />
4. Bedrijfsbezoeken in het kader van bedrijfsbegeleiding. 29<br />
4.1 Strategisch veterinair beleid. 31<br />
4.2 De veranderende rol van de dierenarts. 34<br />
4.3 Valkuilen. 35<br />
4.3.1. Ongeduld. 35<br />
4.3.2. Geen agenda. 35<br />
4.3.3. Geheime kennis is geen kennis. 35<br />
4.4 Produceren van varkens of van vlees? 36<br />
4.5 De kiemenzieners. 36<br />
4.6 Conflict. 36<br />
5. Het vastgelopen bedrijf. 40<br />
5.1 Hoe moeten we de problemen dan aanpakken? 45<br />
6. De dierenarts als coach. 48<br />
6.1 Er moet een basis zijn om te coachen. 51<br />
6.2 Euthanasie, het laatste welzijn. 56<br />
7. Door de auteurs aanbevolen literatuur. 59<br />
Nawoord. 60<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 3
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 4
De Auteurs<br />
Dr. Leo van Leengoed, dipl. ECPHM<br />
Studeerde diergeneeskunde in Utrecht en werkte van 1977 tot heden (met<br />
een onderbreking van 1984-1986) aan de Faculteit Diergeneeskunde. Eerst<br />
werkte hij in de Buitenpraktijk, vervolgens bij Bedrijfsdiergeneeskunde en<br />
nu op het Departement Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren als klinisch<br />
pathofysioloog. In 1981 startte hij met VAMPP, een database management<br />
systeem voor de begeleiding van varkensbedrijven. Van 1982 tot 1996 werkte<br />
hij aan het toenmalige CDI te Lelystad als hoofd van het pathobiologisch<br />
laboratorium van de afdeling Bedrijfsdiergeneeskunde en Pathologie. Vanaf<br />
1986 werkte hij tevens aan de Faculteit Diergeneeskunde bij de afdeling<br />
Bedrijfsdiergeneeskunde en Buitenpraktijk. Hij promoveerde in 1988 op<br />
pathogenetisch onderzoek van A. pleuropneumoniae infecties. De loopbaan<br />
werd onderbroken door een onderzoeksperiode aan het Department of<br />
Medical Microbiology te Athens, Georgia, USA en een tijdelijke missie als<br />
long term expert aan de universiteit van Zimbabwe, te Harare. Hij is auteur<br />
of co-auteur van meer dan 70 publicaties en heeft zitting in de examencommissie<br />
van het European College Porcine Health Management.<br />
In 2007 richtte hij samen met Manon Houben PorQ op. Dit bedrijf heeft als<br />
doelstelling om de primaire producent te coachen bij het produceren van varkensvlees<br />
zonder structureel gebruik te maken van antibiotica.<br />
Drs. Manon Houben<br />
Zij volgde haar opleiding tot dierenarts aan de Faculteit Diergeneeskunde<br />
te Utrecht en studeerde af in 1997. In dat jaar vond een grote varkenspestuitbraak<br />
in het zuiden van het land plaats. Haar eerste ervaringen<br />
met de praktijk zijn gekenmerkt door deze uitbraak. 4 jaar heeft zij gewerkt<br />
als 1e lijnpracticus in een gemengde praktijk. In 2001 is zij als<br />
docent begonnen bij de afdeling Varkensgezondheidszorg van het<br />
Departement Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren van de Faculteit<br />
Diergeneeskunde. Daar was zij vooral betrokken bij het onderwijs aan<br />
de coassistenten.<br />
In 2007 richtte zij samen met Leo van Leengoed PorQ op. Manon geeft<br />
invulling aan de dagelijkse uitvoering van PorQ. In dat kader bezoekt zij<br />
veel verschillende varkensbedrijven.<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 5
Inleiding<br />
Dit <strong>Diergeneeskundig</strong> <strong>Memorandum</strong> bevat een reflectie op de huidige rol van de dierenarts<br />
op het moderne varkensbedrijf, met een blik naar de toekomst.<br />
Toen ruim 40 jaar geleden aan de Faculteit<br />
Diergeneeskunde een afdeling bedrijfsdiergeneeskunde<br />
werd opgericht, was het<br />
nog onduidelijk wat dit precies zou moeten<br />
inhouden. De consultatieve praktijk uit<br />
die tijd voorzag niet in een structurele en<br />
strategische veterinaire gezondheidszorg<br />
op de bedrijven. Zo ontstond de behoefte<br />
bij dierenartsen om meer grip op het veterinair<br />
handelen op bedrijven te krijgen en bedrijfsdiergeneeskunde<br />
moest hieraan vorm<br />
geven.<br />
In de beginjaren opereerden we verkennend<br />
om het vak identiteit te geven. Tijd werd besteed<br />
aan biggen tellen om een idee te krijgen<br />
van de productie van een bedrijf. Het<br />
zwaartepunt lag vooral op verhoging van de<br />
dierlijke productie, want 16 grootgebrachte<br />
biggen per zeug per jaar zou in de toekomst<br />
niet meer genoeg zijn. Het beeld van de dierenarts<br />
was de noeste werker, die vooral<br />
buiten in vrijheid zijn beroep wilde uitoefenen.<br />
De dierenarts, die zich iedere dag weer<br />
liet verrassen door patiënten, beschikte over<br />
vaardigheden om ter plaatse lastige problemen<br />
op te lossen. Dit beeld bestond zowel<br />
bij de omgeving van de dierenarts als bij de<br />
dierenartsen zelf. Structuur aanbrengen in<br />
werk, protocollair werken en planning waren<br />
niet de competenties waarop dierartsen<br />
geselecteerd werden.<br />
De eerste dierenartsen, die met bedrijfsbegeleiding<br />
begonnen, begaven zich op terreinen<br />
die door medewerkers van de landbouwvoorlichting,<br />
de voedervoorlichting en<br />
de melkwinning adviseurs werden bediend.<br />
Hun adviezen waren gratis en het was dus<br />
erg lastig voor een dierenarts om hier een<br />
betaald segment aan toe te voegen. Er was<br />
een sterke roep om handelingen in het begeleidingspakket<br />
op te nemen, want daar<br />
wilde de veehouder wel voor betalen. Dan<br />
ontstaat natuurlijk de situatie dat de veehouder,<br />
uit kostenoverwegingen, de eenvoudige<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 6<br />
veterinaire handelingen zelf gaat uitvoeren<br />
en strategieën bedenkt om het nog iets handiger<br />
en gemakkelijker te doen. Het moet<br />
vooral praktisch zijn, nietwaar?<br />
U zult in deze uitgave vergeefs zoeken naar<br />
hoofdstukken over vaccinatie of vaccinatiestrategieën.<br />
Ook komt besluitvorming ten<br />
aanzien van het wel of niet gebruiken van<br />
antibiotica niet aan de orde. Deze aandachtsvelden<br />
zijn uitermate belangrijk en maken<br />
onderdeel uit van de klassieke kerntaken<br />
van de dierenarts. De competenties voor die<br />
kerntaken moet de dierenarts blijven ontwikkelen,<br />
zodat hij zich op het gebied van<br />
therapie en preventie van dierziekten van<br />
een professionele autoriteit verzekert.<br />
In deze uitgave willen we ons daarom niet<br />
richten op het oplossingsgericht handelen<br />
van een dierenarts, die bij elk bedrijfsbezoek<br />
oplossingen wil brengen en daarom naarstig<br />
op zoek gaat naar problemen, die opgelost<br />
moeten worden. Dierenartsen die vooral oplossingsgericht<br />
werken, houden zich bezig<br />
met het operationeel management en interventies<br />
hebben een “ad hoc” karakter. Zo’n<br />
attitude blokkeert een kwaliteitsgerichte begeleiding<br />
waarbij invulling gegeven wordt<br />
aan strategisch gezondheidsmanagement.<br />
In deze uitgave beogen wij vooral, vanuit<br />
onze reflectie op het handelen van de dierenarts<br />
in de <strong>varkensgezondheid</strong>szorg, een<br />
beeld te schetsen van het werkterrein van<br />
een begeleidend dierenarts.<br />
Het ideaalbeeld voor veterinaire bedrijfsbegeleiding<br />
is een gezamenlijke inspanning<br />
van dierenarts en varkenshouder om<br />
bedrijfsdoelstellingen te verwezenlijken<br />
waarin dierwelzijn en -gezondheid, volksgezondheid<br />
en voedselveiligheid centraal<br />
staan. Helaas komt de stuwende kracht, om<br />
een dergelijk ideaal te bereiken, nog niet<br />
uit de markt. De overheid, EU en de sector<br />
moeten mede deze stuwende kracht creëren;<br />
anders worden de verliezen in een marginale<br />
sector vereffend op dierwelzijn en volks-
gezondheid. De beelden, die in deze uitgave<br />
de tekst ondersteunen, zijn niet geselecteerd<br />
uit ideale bedrijfssituaties, maar tonen beelden<br />
voor reflectie en waar u iets mee moet<br />
doen, als u het aantreft bij uw werkzaamheden.<br />
Momenteel bevindt de primaire dierlijke<br />
productie zich in een fase van snelle professionalisering.<br />
Grotere bedrijven zijn<br />
naarstig op zoek naar structuur binnen<br />
hun bedrijf om dieren gezond te houden.<br />
De gezondheid van de dieren blijkt steeds<br />
moeilijker onder controle te krijgen en het<br />
ontbreekt aan een breed gedragen visie<br />
hoe we diergezondheid onder controle krijgen.<br />
De kennis die we momenteel hebben<br />
over infectieziekten wordt nog onvoldoen-<br />
de gebruikt bij stallenbouw, huisvesting,<br />
management, maar vooral de manier van<br />
werken op bedrijven behoeft verbetering.<br />
Een gewenste werkwijze beklijft alleen<br />
op bedrijven, wanneer het hoe en waarom<br />
bij eigenaar en medewerkers duidelijk is.<br />
Varkensbedrijven hebben medewerkers die<br />
protocollair moeten leren werken en die behoefte<br />
hebben aan carrièreperspectief. Nog<br />
nooit is de behoefte op bedrijven om de<br />
gezondheidszorg structureel aan te pakken<br />
zo groot geweest. De beschikbare kennis is<br />
toereikend om hierin te voorzien. Dus wat<br />
let ons?<br />
Leo van Leengoed<br />
Manon Houben<br />
[figuur 1] De uitdaging is tegemoet te komen aan de maatschappelijke wens om het dierwelzijn<br />
te verbeteren in een efficiënte veehouderij, waarbij de kennis, die we hebben om dieren gezond te<br />
houden en infecties te voorkomen ook wordt gebruikt. Hier lopen de varkens langs het riool, een<br />
prachtige transmissieroute voor veel infecties. De toekomstige systemen om varkens te houden<br />
zullen welzijn en gezondheid moeten borgen. Dit kan niet door terug te gaan naar een archaïsche<br />
veehouderij waar geen van beiden geborgd zijn. Welke richting gaat de varkenshouderij uit?<br />
Terug naar een archaïsche veehouderij is te inefficiënt en heeft te veel risico’s voor de volksgezondheid.<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 7
2. Conventionele varkenshouderij versus<br />
biologische en SPF/High Health houderij.<br />
Verbetering van zowel diergezondheid als dierwelzijn, vermindering van antibioticagebruik<br />
en beperking van het risico op zoönosen behoort tot het werkterrein van de dierenarts.<br />
Wat is het maatschappelijk verwachtingspatroon ten aanzien van de dierenarts en<br />
hoe ontwikkelt dit zich? Gaan wij de ontwikkelingen in de dierlijke productiesector mee<br />
vorm geven of wachten we af?<br />
Wanneer een nieuw varkensbedrijf in<br />
Nederland wordt ontworpen en opstart, stelt<br />
men steeds vaker de vraag: conventioneel of<br />
‘high health’, of misschien toch biologisch<br />
verder gaan? Gezonde varkens produceren<br />
in een duurzame varkenshouderij is een<br />
wensgedachte die voorlopig op de maatschappelijke<br />
agenda blijft staan. Hoe deze<br />
maatschappelijke wensen of eisen ingevuld<br />
moeten gaan worden is nog niet te voorspellen.<br />
Voor de ondernemer blijft het gissen hoe het<br />
overheidsbeleid de komende jaren vorm zal<br />
krijgen. Wel kunnen we nu al aangeven, met<br />
de kennis die we hebben over infecties, infectiepreventie<br />
en therapieën, welke wegen<br />
doodlopend zijn en welke scenario’s perspectief<br />
bieden.<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 8<br />
De hoge dierdichtheid in West-Europa leidt<br />
vooral in gebieden die verstedelijkt zijn, zoals<br />
Nederland, tot discussies of en in hoeverre<br />
intensieve dierlijke productie nog verantwoord<br />
is. Veehouders beseffen dat het<br />
maatschappelijk draagvlak voor intensieve<br />
veehouderij afneemt en daarom ontplooien<br />
ze initiatieven om dit tij te keren. Burgers<br />
worden uitgenodigd om kennis te nemen<br />
van wat er in de stal gebeurt via webcams of<br />
door acties “kom in de stal”. Het besef groeit<br />
bij veehouders dat men zich steeds meer<br />
moet verantwoorden voor het feit dat men<br />
dierlijke productie bedrijft en dat toestemming<br />
om bedrijven uit te breiden niet meer<br />
vanzelfsprekend is. Welzijnsverbeteringen<br />
voor dieren komen, blijvend, steeds nadrukkelijker<br />
op de maatschappelijke agenda en<br />
Verklein onzekerheden door kennisontwikkeling en vergroot daadkracht door onderbouwde<br />
kennis. Maar als emotie regeert over ratio heb je er niets aan.<br />
In Nederland kennen we zo’n 180 zoönosen. Slechts enkele zoönosen zijn gerelateerd aan de<br />
professionele veehouderij en zijn een potentieel gezondheidsrisico. Toch kunnen de angst<br />
voor zoönosen en de angst voor resistentieoverdracht van mens naar dier de relatie tussen<br />
bevolking en veehouderij negatief beïnvloeden. Denk hierbij aan ESBL’s (extendedspectrum<br />
β-lactamase bacteriën die multiresistent zijn tegen voornamelijk penicillines en<br />
cephalosporinen) afkomstig van de intensieve veehouderij, die in toenemende mate een<br />
argument kunnen zijn voor politieke keuzes. (http://www.rivm.nl/ziekdoordier)<br />
Door burgerinitiatieven worden bestaande streek- en bestemmingsplannen opengebroken<br />
en wordt bedrijfsuitbreiding steeds moeilijker. In discussies blijkt emotie belangrijker<br />
dan ratio. NIMBY (Not In My BackYard) wordt bij inspraakprocedures over bedrijfsuitbreidingen<br />
niet ontvankelijk verklaard, wanneer het bestemmingsplan voorziet in uitbreidingsmogelijkheden<br />
voor dierlijke productie.<br />
Door beperking van ‘bouwblok’-oppervlakte en een rem op etagestallen komt een beperking<br />
van het aantal dieren, dat op een locatie gehouden kan en mag worden, steeds dichterbij<br />
en wettelijke maatregelen voor maximale bedrijfsgrootte liggen in het verschiet. De<br />
ratio hierachter is onduidelijk.
[figuur 2] Een aantrekkelijke huisvesting waar zeugen buiten kunnen komen en zich tegen de zon<br />
kunnen beschermen. Is dit een toekomstbeeld of moet het hek nog open?<br />
worden afgedwongen via wet- en regelgeving.<br />
Wanneer de discussie over de intrinsieke<br />
waarde van het leven van dieren breed<br />
maatschappelijk wordt gevoerd, zal ook de<br />
consument, die vlees eet, zich moeten verantwoorden.<br />
Dit vormt een schril contrast<br />
met de stijging van de vleesconsumptie in<br />
veel Aziatische landen, die nog decennia<br />
lang zal voortduren.<br />
Zijn de huidige initiatieven die door veehouders<br />
genomen worden, soms in de vorm<br />
van verbrede landbouw of veehouderij, die<br />
als doel hebben om het draagvlak voor de<br />
veehouderij te vergroten, wel een juiste<br />
strategie om een duurzame veehouderij in<br />
Nederland te vestigen of te behouden? Zijn<br />
technische oplossingen voor milieu- en welzijnsproblemen<br />
in de intensieve veehouderij<br />
wel een antwoord op de vervreemding van<br />
de primaire sector? De diepe emotie omdat<br />
dieren “verdingensen” en ethische vragen<br />
oproept, kan niet worden weggenomen met<br />
technische middelen.<br />
Voor veel consumenten staat intensieve veehouderij<br />
synoniem voor structureel gebruik<br />
van antibiotica en marginale zorg voor<br />
dierwelzijn. De biologische veehouderij<br />
profileert zich door het belang van diergezondheid<br />
en dierwelzijn uit te dragen. Men<br />
neemt bewust afstand van preventief gebruik<br />
van antibiotica, dat veruit het grootste<br />
deel vormt van het antibioticagebruik in<br />
de intensieve varkenshouderij. Hoewel men<br />
dit preventief gebruik afzweert, ontbreekt<br />
jammer genoeg nog een duidelijke visie op<br />
beheersing en bestrijding van infectieziekten.<br />
De biologische veehouderij focust zich<br />
vooral op rassenkeuze, voeding, verzorging<br />
en leefomstandigheden van de dieren met<br />
als uitgangspunt dat hierdoor “een optimale<br />
natuurlijke weerstand” tegen ziekten wordt<br />
opgebouwd. Het risico van het zich afkeren<br />
van de intensieve veehouderij en het zich<br />
oriënteren op alternatieve geneeswijzen is,<br />
dat men een archaïsche veehouderij gaat<br />
idealiseren zonder gebruik te maken van de<br />
verworven kennis van infectieziekten, dier-<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 9
gezondheid en dierwelzijn. Juist voor de<br />
biologische veehouderij geldt dat de complexiteit<br />
van de variabelen waar men rekening<br />
mee moet houden bij de bestrijding<br />
van infectieziekten groter is dan bij de intensieve<br />
veehouderij en dus meer vakmanschap<br />
en kennis vereist is.<br />
2.1. Reizende micro-organismen.<br />
Een aantal randvoorwaarden, waar zeker in<br />
de toekomst aan voldaan moet worden, is<br />
wel duidelijk. Zo is onder meer het structureel<br />
gebruik van antibiotica niet verenigbaar<br />
met een duurzame varkenshouderij. De<br />
wetgever heeft hier al in voorzien door te<br />
bepalen dat het niet geoorloofd is productiedieren<br />
te houden in een omgeving die de<br />
gezondheid en het welzijn schaadt en dat<br />
de verzorging van dieren moet geschieden<br />
(Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren,<br />
ex art 36, 37) door een voldoende aantal<br />
personen, dat de nodige kennis en vaardigheden<br />
heeft en vakbekwaam is (art. 4;<br />
Besluit Welzijn Productiedieren). Wanneer<br />
we onze dieren houden zoals het hoort, is<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 10<br />
structureel antibioticagebruik niet nodig.<br />
Een belangrijke reden, waarom structureel<br />
gebruik van antibiotica uit de varkenshouderij<br />
gebannen moet worden, is vanwege<br />
volksgezondheid. Door structureel gebruik<br />
worden niet alleen bedrijfsgebonden infecties<br />
gemaskeerd, maar neemt resistentieontwikkeling<br />
toe. Door direct contact met varkens,<br />
door contact met de omgeving waar<br />
varkens gehouden worden of door consumptie<br />
van vlees en vleesproducten kunnen<br />
mensen in contact komen met resistente<br />
bacteriën.<br />
Jones e.a. (Nature, 2008, vol 451, 990-994)<br />
bestudeerden 335 infectieuze ziekten die<br />
tussen 1940 en 2004 op de wereld verschenen.<br />
Deze zogenaamde ‘emerging infectious<br />
diseases’ ontstonden vooral in West-Europa<br />
en in het oosten van Verenigde Staten.<br />
Risico’s voor deze infectieziekten vormden<br />
zoönosen vanuit de wilde populatie,<br />
zoönosen vanuit gedomesticeerde dieren,<br />
geneesmiddelenresistentie en door vectoren<br />
overgedragen infecties. Voor West-Europa<br />
bleken al deze risico’s aanwezig en voor de<br />
[figuur 3] De plaatsen waar “emerging infectious diseases” (Jones e.a. Nature, 2008) zich<br />
tussen 1940 en 2004 manifesteerden zijn in geel en rood als hot spots aangegeven. Risico’s<br />
voor deze uitbraken vormden a) zoönosen vanuit de wilde populatie, b) zoönosen vanuit<br />
gedomesticeerde dieren, c) geneesmiddelenresistentie en d) door vectoren overgedragen<br />
infecties. West Europa, Noord-India en China zijn regio’s waar de meeste zoönosen vanuit<br />
gedomesticeerde dieren zich manifesteerden.
XDR2 - De familie is compleet!<br />
XDR2-K: 45 cm x 50 cm x 26 cm (B x H x D) • 18 kg totaalgewicht • 19” capatief touchscreen<br />
(1.280 x 1.024) • volwaardig toetsenbord met touch- of balpad • trolley handvat en draagband •<br />
geïntegreerd PACS en Image Processing Software • leverbaar in alle kleuren met individueel praktijklogo<br />
GmbH<br />
Detector: 25 cm x 30 cm actief bereik • 2.040 x 2.520 pixel (5.14 megapixel) • 0,127 mm pixelgrootte<br />
3,9 lijnparen per mm • Casium-Jodide (CsI:TI) scintillator • minder geruis • hogere kwantum effectiviteit • Werbeagentur<br />
hogere gevoeligheid • revolutionaire Image Processing<br />
RpunktDESIGN<br />
VetZ BV • Middeldiepstraat 58 • 3361 VT Sliedrecht • Telefoon: +31 (0)184 820201 D.M. • 57e info@myvetz.nl jaargang - No. • www.myvetz.nl 2 blz. 11<br />
Gestaltung:
huidige veehouderij vormt dit weer een aansporing<br />
om uiterst zorgvuldig en terughoudend<br />
te zijn met antibioticagebruik en met<br />
mens-dier interacties.<br />
Hoewel de winter van 2009-2010 voeding<br />
gaf aan sceptici van “global warming”,<br />
zullen ook vectorgerelateerde infecties<br />
toenemen bij mens en dier wanneer de gemiddelde<br />
jaartemperatuur stijgt. De toegenomen<br />
mobiliteit van mensen, dieren en<br />
planten over de aarde is volgens vele auteurs<br />
een garantie voor het onverwacht opduiken<br />
van pathogene ziektekiemen en vectoren op<br />
plaatsen met geschikte biotopen.<br />
Wanneer we ons bewust zijn van grotere<br />
risico’s op uitwisselen van bacteriën, virussen,<br />
parasieten, maar ook resistentiegenen<br />
tussen mens en dier, zullen we erg zorgvuldig<br />
moeten omgaan met grote dierpopulaties<br />
bij dichtbevolkte gebieden. Door de<br />
uitwisseling van pathogene micro-organismen<br />
tussen mens en dier zo veel mogelijk<br />
te beperken, kan deze zorgvuldigheid vorm<br />
gegeven worden. Ook het beperken van verspreiding<br />
van infecties binnen een bedrijf<br />
vormt onderdeel van die zorgvuldigheid.<br />
Door verworvenheden van de moleculaire<br />
biologie is het mogelijk om virussen, bacteriën<br />
en parasieten op DNA (RNA) niveau te<br />
sequensen en te typeren. Dit heeft niet alleen<br />
tot gevolg, dat de naamgeving van virussen<br />
of bacteriën wel eens verandert (Vibrio –><br />
Treponema –> Serpulina –> Brachyspira),<br />
maar ook dat men in staat is de verspreiding<br />
van agentia te bestuderen. Zo blijkt zowel<br />
bij mens als dier MRSA zich te verspreiden<br />
via contactnetwerken van individuen. Het<br />
voorkomen van clusters van een bepaald<br />
type van MRSA binnen een populatie betekent<br />
dat interventie, om verspreiding te<br />
voorkomen, zeker kansen heeft. Ook bij<br />
andere infecties was het voorkomen van infecties<br />
in bepaalde clusters bekend. Zo werd<br />
in het begin 80er jaren Actinobacillus pleuropneumoniae<br />
serotype 9 vooral in Brabant<br />
en Limburg aangetroffen, terwijl serotype 2<br />
boven de rivieren voorkwam. En wat betreft<br />
Streptococcus suis type 2 infecties beperkten<br />
de klinische uitbraken van meningitis zich<br />
in het begin 80er jaren tot bedrijven die<br />
Engels fokmateriaal hadden geïmporteerd.<br />
De inspanningen gedurende de afgelopen<br />
decennia van overheid en bedrijfsleven zijn<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 12<br />
vooral gericht op het verminderen van insleep<br />
van exotische virale infecties op bedrijven<br />
en hebben niet kunnen voorkomen<br />
dat diverse virale (PRRSV, PCV2) en bacteriële<br />
infecties (S. suis type 2, Clostridium<br />
perfringens type C β2-toxine positief) zich<br />
razendsnel over de Nederlandse varkenspopulatie<br />
konden uitbreiden. De verspreiding<br />
van bacteriële infecties tussen bedrijven<br />
en binnen bedrijven heeft onvoldoende<br />
aandacht gekregen. Enerzijds omdat de<br />
beschikbare microbiologische technieken<br />
onvoldoende waren om bedrijven te monitoren,<br />
anderzijds omdat het besef dat gezonde<br />
dieren drager kunnen zijn van infecties<br />
nog geen algemeen gedeelde opvatting was.<br />
Ook nu nog wordt het optreden van bacteriele<br />
infectieziekten door sommigen volledig<br />
toegeschreven aan populatiedichtheid en<br />
gebrekkig welzijn en krijgt preventie van<br />
infectie onvoldoende aandacht.<br />
Het is belangrijk om de vraag te beantwoorden<br />
waarom een agens, dat niet eens zo infectieus<br />
is, zo vaak in populaties voorkomt<br />
en zo frequent tot ziekte kan leiden. Het<br />
leven in sociale gemeenschappen vergroot<br />
de kans op uitwisseling van infecties en<br />
dit geldt zowel voor de mens als voor varkens.<br />
Bij mieren, die in een hoge populatiedichtheid<br />
leven, kennen we diverse mechanismen<br />
waardoor de populatie zich beschermt<br />
tegen infectieziekten. Er blijkt een<br />
genetisch groepsbelang te zijn vastgelegd<br />
waardoor zieke mieren zich uit de populatie<br />
verwijderen en door hygiëne in de populatie<br />
voorkomen dat het broedsel wordt geïnfecteerd.<br />
Hoewel varkens geen mieren zijn, is<br />
het dringend nodig dat we kennis nemen<br />
van natuurlijke mechanismen, waarop een<br />
varkenspopulatie zich beschermt of kan beschermen<br />
tegen infectieziekten, want infectieziekten<br />
vormen de grootste bedreiging<br />
van onze varkenshouderij. Dan pas kunnen<br />
we meer inhoud geven aan containerbegrippen<br />
zoals robuustheid en weerstand,<br />
ongedefinieerde termen die veel gebruikt<br />
worden in het streven naar een ‘duurzame’<br />
gezonde veehouderij.<br />
Zonder ons verder te verdiepen in bovenbedoelde<br />
mechanismen, is duidelijk dat er<br />
onvoldoende aandacht in de varkenshouderij<br />
is voor contactstructuren tussen varkens<br />
binnen een bedrijf. De drijfveer van de ont-
wikkeling van de varkenshouderij was en is<br />
logistieke efficiëntie, die soms haaks staat<br />
op het belang van infectiepreventie. Nu nog<br />
kan het voorkomen dat emmers en kruiwagens<br />
met mest en nageboorten moedwillig<br />
onder de varkenspopulatie van het bedrijf<br />
worden verspreid, terwijl afdelingen desinfecteerbakken<br />
hebben voor de laarzen.<br />
De contactstructuren die op veel van onze<br />
varkensbedrijven aanwezig zijn, zorgen ervoor<br />
dat infecties zich gemakkelijk op een<br />
bedrijf kunnen handhaven. Zo bleek PRV<br />
zich op gesloten bedrijven, die nauwelijks<br />
100 zeugen telden, te kunnen handhaven in<br />
de vleesvarkens wanneer slechts de zeugen<br />
tegen PRV gevaccineerd werden. Door afname<br />
van maternale protectie was er een<br />
continue aanwezigheid van gevoelige dieren<br />
in de mesterij. Vergelijkbare situaties<br />
zijn beschreven voor TGE door Pensaert en<br />
voor PRRSV door Nodelijk. Sommige managementstrategieën<br />
die zijn ontwikkeld,<br />
zoals meerwekensystemen, zijn efficiënt in<br />
het doorbreken van bepaalde infectiecycli,<br />
zoals door Suls beschreven.<br />
Omdat de contactstructuren op veel van<br />
onze varkensbedrijven tot gevolg hebben,<br />
dat bepaalde infecties endemisch blijven,<br />
worden die infecties ook verspreid via biggen<br />
en varkens die verkocht worden. De ontvanger<br />
krijgt alle infecties meegeleverd die<br />
het bedrijf van herkomst heeft. Omdat varkens<br />
infecties meenemen vanuit de top van<br />
de piramide, zou dit een aansporing moeten<br />
zijn om bedrijven slechts toe te staan dieren<br />
aan te voeren van SPF bedrijven, waar<br />
gangbare bacteriële infecties, zoals met A.<br />
pleuropneumoniae en S. suis, niet voorkomen.<br />
2.2 Lessen uit het verleden voor de toekomst.<br />
De sterke toename van de bedrijfsomvang in<br />
de afgelopen 40 jaar kon vooral plaatsvinden<br />
door een enorme toename van arbeidsefficientie.<br />
Bij inrichting van gebouwen is vooral<br />
rekening gehouden met stijgende arbeidskosten.<br />
Logistieke efficiëntie en automatisering<br />
waren leidend bij bedrijfsontwikkeling.<br />
De negatieve effecten hiervan op<br />
diergezondheid werden niet of onvoldoende<br />
onderkend. Hierdoor konden bedrijfsgebonden<br />
infectieziekten toenemen in aantal<br />
en prevalentie. In het Oostblok had men al<br />
jaren ervaring met de “Industriemässige<br />
Schweinenproduktion”. In het handboek<br />
van Prange en Bergfeld wordt het hygieneconcept<br />
beschreven, dat ten grondslag<br />
lag aan deze grote bedrijven. Dit concept<br />
was vooral gebaseerd op de aanname, dat<br />
reiniging en desinfectie van stallen en gebouwen<br />
en het isoleren van zieke dieren het<br />
infectie- en ziekterisico voldoende konden<br />
ondervangen. De grote “Schweineanlage”<br />
van vele duizenden zeugen en bijbehorende<br />
vleesvarkens kenden een structuur van brigades<br />
en “Einsatzgrüppe”, die taakgericht<br />
waren georganiseerd. Dit had tot gevolg, dat<br />
er geen betrokkenheid was bij het eindresultaat<br />
en dat de productie achterbleef bij die in<br />
het Westen.<br />
In Nederland neemt de bedrijfsgrootte nog<br />
steeds toe, maar de schaalgrootte wordt<br />
beperkt door bouwblokrestricties en door<br />
milieuregelgeving. In 1995 telde Nederland<br />
14,4 miljoen varkens. In 2009 waren dit er<br />
nog 12,0 miljoen, met dien verstande dat<br />
het aantal biggen dat jaarlijks wordt geëxporteerd<br />
ruim 6,1 miljoen bedraagt. Het<br />
houden van varkens beperkt zich meer en<br />
meer tot een klein aantal gespecialiseerde<br />
bedrijven. Zo werd in 1995 tweederde van<br />
de varkens gehouden op gespecialiseerde<br />
varkensbedrijven en in 2008 was dit al bijna<br />
80 procent. Het aantal varkens in Nederland<br />
is slechts met 17% afgenomen, ondanks een<br />
halvering van het aantal bedrijven in de afgelopen<br />
15 jaar. De hoeveelheid arbeid op<br />
deze bedrijven nam met 35 procent af. In<br />
2008 werden met één arbeidsjaareenheid<br />
1225 varkens verzorgd. In 1995 waren dit<br />
nog 765 varkens (CBS).<br />
De opvatting dat dieren vooral vanuit de<br />
omgeving geïnfecteerd worden en dat door<br />
het isoleren van zieke dieren infectieziekten<br />
te controleren zijn, was een uitgangspunt<br />
voor de bestrijding van infectieziekten in<br />
de DDR. Daar bleken grote varkensbedrijven<br />
langzaam te vervuilen met gangbare<br />
endemische infecties. De “Elemente der<br />
Infektionsprophylaxe”, zoals door Prange<br />
en Bergfeld beschreven, gaan er vanuit, dat<br />
preventie van infectieziekten vooral met<br />
orde en netheid bereikt wordt. Deze generatie<br />
was immers tuberculose op deze wijze<br />
de baas geworden. En lukt dat niet, dan kon<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 13
[figuur 4] Varkensbedrijven (2009)<br />
men beroep doen op een heel scala aan antibiotica<br />
en chemotherapeutica.<br />
Collega Piet van de Kerk beschrijft in “welvarende<br />
varkens” (1973) het ‘vastgedraaide<br />
bedrijf’. Hij geeft als belangrijkste oorzaak<br />
voor het ‘vastdraaien’ een ongericht gebruikt<br />
van antibiotica en resistentieproblemen. Hij<br />
adviseert om met betere diagnostiek en gericht<br />
gebruik van antibiotica dit probleem<br />
te ondervangen. Ditzelfde boek kent een<br />
voorwoord van collega John Akkermans<br />
waarin wordt geschetst welke snelle ontwikkeling<br />
de Nederlandse varkenshouderij<br />
doormaakt. Collega Akkermans vermeldt,<br />
dat de toegenomen kans op factorenziekten<br />
of technopathieën kan worden toegeschreven<br />
aan de gebrekkige omgeving waarin de<br />
dieren worden gehuisvest. De relatie tussen<br />
agens en ziekte was namelijk niet altijd eenduidig.<br />
Zo konden biggen, waaruit DNTpositieve<br />
Pasteurella multicoda werd geïsoleerd,<br />
gave conchae hebben en 0 of 1 scoren<br />
in het scoringssysteem volgens Done. Bij<br />
infectieproeven bleek het Trias van Koch<br />
niet zonder meer te bewijzen, omdat aan additionele<br />
voorwaarden voldaan moest worden<br />
om ziekte te doen ontstaan na infectie.<br />
Men spreekt dan ook wel van voorwaardelijke<br />
pathogenen, zonder weliswaar altijd de<br />
voorwaarden te kennen.<br />
Lange tijd werd atrofische rhinitis exclusief<br />
toegeschreven aan Bordetella bronchiseptica<br />
en omdat vaccins (Kitasato vaccin, Japan)<br />
soms effectief bleken, werd deze hypothese<br />
ondersteund. Omstreeks 1980 kwam collega<br />
Marten de Jong met de hypothese dat<br />
toxinogene Pasteurella multocida de oorzaak<br />
was van atrofische rhinitis (AR). Het duurde<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 14<br />
enkele jaren voordat dit ook door anderen<br />
werd bevestigd. Het Trias van Koch was<br />
namelijk niet zo eenvoudig te bewijzen.<br />
Het wetenschappelijk duidelijkste, maar<br />
erg dieronvriendelijke experiment werd<br />
door Pedersen (1986) beschreven. Een van<br />
de neusgangen van biggen werd met azijnzuur<br />
gespoeld, zodat het trilhaarepitheel<br />
van de neus beschadigd werd en vervolgens<br />
werden beide neusgangen geïnfecteerd met<br />
DNT-positieve (toxinogene) Pasteurella multocida.<br />
Slechts in de met azijnzuur behandelde<br />
neusgang ontwikkelde een big conchae<br />
atrofie. Duidelijk werd meteen door<br />
dit experiment dat intact neusslijmvlies<br />
ongevoelig is voor de inwerking van DNT<br />
en/of voor kolonisatie met P. multocida. De<br />
relatie met Bordetella bronchiseptica werd<br />
ook meteen duidelijk: Bordetella tast het<br />
trilhaarepitheel aan en bevordert zo de kolonisatie<br />
van Pasteurella multocida. AR dat<br />
toen nog een aangifte-plichtige ziekte was,<br />
verhuisde van veewet naar timmerman: de<br />
oorzaak, dat de infectie tot ziekte leidde, lag<br />
aan het slechte stalklimaat. Stallen moesten<br />
verbouwd worden, klimaat moest verbeterd<br />
worden en dan hadden we het probleem opgelost.<br />
Het AR-probleem in Nederland werd<br />
vooral opgelost door selectie op Pasteurella<br />
multocida DNT-vrije fokbedrijven, zodat de<br />
top van de piramide niet het agens introduceert<br />
in de afnemende bedrijven. Het succes<br />
dat met AR bereikt is, levert een belangrijk<br />
argument om de top van de fokkerij vrij te<br />
maken en te houden voor zo veel mogelijk<br />
infecties. Welke infecties afwezig moeten<br />
zijn in een SPF fokkerij komt later aan de<br />
orde.
Hoe dieren ook gehouden worden:<br />
zonder infectie geen infectieziekte!<br />
Preventie van infecties wordt onvoldoende<br />
gebruikt in strategieën om<br />
diergezondheid onder controle te houden.<br />
Het vrij zijn van infectieziekten geldt voor<br />
de gehele varkenshouderij als een belangrijk<br />
speerpunt. In de biologische veehouderij<br />
staat ziekteresistentie voorop. Hier<br />
wordt niet de keuze gemaakt om introductie<br />
en transmissie van infectieuze micro-organismen<br />
te voorkomen, maar om de ‘innate<br />
immunity’ van het varken te verbeteren.<br />
Rassenkeuze, voeding, verzorging en leefomstandigheden<br />
van de dieren moeten zorgen<br />
voor een optimale natuurlijke weerstand<br />
tegen ziekten, vermeldt de controlerende organisatie<br />
van de biologische varkenshoude-<br />
rij (www.SKALnl). Juist die onderdelen van<br />
de ‘innate immunity’ mogen zich verheugen<br />
in een groeiende belangstelling. Steeds duidelijker<br />
wordt hoe ‘innate immunity’ verweven<br />
is met de ‘adaptive immunity’, en dat<br />
we hier niet slechts te maken hebben met<br />
fagocytose, complementsystemen, maar<br />
ook met: TLR’s (Toll like receptors, CD’s<br />
(Cluster of Differentiation), defensinen en<br />
collectines, glycoproteinen en proteoglycanen<br />
die verankerd aan de celmembraan<br />
voorkomen, maar soms ook in oplosbare<br />
vorm blijken voor te komen en een belangrijke<br />
rol te spelen bij de gevoeligheid van<br />
de gastheer voor infecties. Werd vroeger<br />
nog aangenomen dat innate immunity een<br />
statisch onderdeel van de afweer was, meer<br />
en meer wordt duidelijk dat ook “innate<br />
immunity’ zich dynamisch ontwikkelt en<br />
beïnvloed wordt door infecties, voeding,<br />
adaptatie aan omgeving en interacties met<br />
de mens.<br />
De maatschappelijke positie van het dier in de maatschappij is de afgelopen decennia<br />
sterk veranderd en dierenrechten zullen de komende jaren steeds sterker worden verankerd<br />
in de wetgeving. De intensieve veehouderij is wereldwijd bezig om de “human factor”<br />
zo veel mogelijk uit te schakelen door automatisering en schaalvergroting. Hierdoor<br />
wordt de veehouderij “gedehumaniseerd” en dieren “verdingensen”.<br />
De argwaan en achterdocht voor de bio-industrie staat in schril contract tot de sympathie<br />
waarin de biologische veehouderij zich mag verheugen. Voor veel consumenten staat<br />
intensieve veehouderij synoniem voor structureel gebruik van antibiotica. De biologische<br />
veehouderij profileert zich door het belang van diergezondheid en dierwelzijn uit te<br />
dragen. Men neemt bewust afstand van preventief gebruik van antibiotica, dat veruit het<br />
grootste deel vormt van het antibioticagebruik in de intensieve varkenshouderij. In de<br />
biologische veehouderij mogen behandelingen uitsluitend curatief worden uitgevoerd en<br />
op advies van een dierenarts. Hoewel men preventief gebruik van antibiotica afzweert,<br />
ontbreekt een duidelijke visie op beheersing en bestrijding van infectieziekten jammer<br />
genoeg. De biologische veehouderij focust zich vooral op rassenkeuze, voeding, verzorging<br />
en leefomstandigheden van de dieren met als uitgangspunt dat hierdoor “een<br />
optimale natuurlijke weerstand” tegen ziekten wordt opgebouwd. Het risico van het zich<br />
afkeren van de intensieve veehouderij is dat men een archaïsche veehouderij gaat idealiseren<br />
zonder gebruik te maken van de verworven kennis van infectieziekten, diergezondheid<br />
en dierwelzijn. Juist voor de biologische veehouderij geldt dat de complexiteit van<br />
de variabelen, waarmee men rekening moet houden bij de bestrijding van infectieziekten,<br />
groter is dan bij de intensieve veehouderij en dus meer vakmanschap en kennis vereist is.<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 15
3. Klinische diagnostiek: het uitlezen van<br />
adaptatie.<br />
Klinische diagnostiek door lichamelijk onderzoek<br />
is de belangrijkste vaardigheid die<br />
een praktiserend dierenarts gebruikt bij<br />
het vaststellen van ziekten en aandoeningen.<br />
Het is een vaardigheid die men alleen<br />
goed kan ontwikkelen wanneer men niet alleen<br />
beschikt over een grondige kennis van<br />
fysiologie, pathofysiologie en ziekteleer,<br />
maar ook over kennis over het natuurlijk<br />
gedrag van dieren (ethologie) en gedragsadaptatie<br />
bij ziekte. In 2008 is van Kuiper<br />
e.a. een nieuwe uitgave van “Het klinisch<br />
onderzoek van paard en landbouwhuisdieren”<br />
(Elsevier, Maarssen 2008) verschenen,<br />
waar ook koppeldiagnostiek met specifieke<br />
aandachtspunten voor het varken zijn opgenomen<br />
(pagina 267-280).<br />
Er is een aantal wezenlijke verschillen tussen<br />
een koppel dieren en een individueel<br />
dier. In een koppel dieren is er sprake van<br />
heterogeniteit. Een tweede verschil is dat er<br />
sprake is van interactie tussen individuen<br />
binnen een koppel. Voorts kunnen effecten<br />
van ziekten en aandoeningen soms alleen in<br />
koppels worden waargenomen, zoals op een<br />
hoop liggen of de fractie gestorven dieren.<br />
We nemen verschijnselen van ziekte waar,<br />
inclusief de aanpassingen van het dier aan<br />
de aandoening. Deze adaptatie kan soms<br />
een ziektebeeld maskeren, waardoor de<br />
ziekteverschijnselen onopgemerkt blijven.<br />
Tijdens routinematige bedrijfsbezoeken<br />
wordt veel tijd besteed aan klinische inspectie.<br />
Het doel van deze inspectie moet<br />
duidelijk zijn, omdat het doel de manier<br />
van inspecteren beïnvloedt. Bijvoorbeeld<br />
een inspectie bij routinematige bedrijfsbezoeken<br />
(onder meer conform artikel 95c<br />
Diergeneesmiddelenregeling) is verplicht<br />
wanneer dierhouders UDA middelen aan<br />
hun dieren toedienen. Deze inspectie heeft<br />
tot doel om de door de veehouder ingestelde<br />
behandelingen te controleren en te evalueren.<br />
In feite gebeurt elk onderzoek om een antwoord<br />
te krijgen op de onderzoeksvraag.<br />
Hoe beter de vraag gedefinieerd is, des te<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 16<br />
gerichter het onderzoek uitgevoerd kan<br />
worden.<br />
• Wanneer er sprake is van ziekte: de veehouder<br />
beschikt over en verstrekt aanvullende<br />
informatie (anamnese). Doel van de<br />
inspectie is om zieke of afwijkende dieren<br />
te traceren voor een eventueel nader onderzoek.<br />
Ook kan het doel zijn om de veehouder<br />
te instrueren en te coachen bij het<br />
maken van afwegingen of hij dieren wel of<br />
niet moet behandelen.<br />
• Wanneer afwezigheid van ziekte moet<br />
worden vastgesteld: Inspectie van een gezonde<br />
koppel in het kader van verplichte<br />
regelingen voor gezondheidsinspectie.<br />
Verwacht wordt van de dierenarts dat hij/<br />
zij een uitspraak doet over het “niet aanwezig<br />
zijn van verschijnselen” van besmettelijke<br />
varkensziekten.<br />
3.1. De blik over de varkens heen laten<br />
gaan….<br />
In het klinisch onderzoek is na anamnese,<br />
de algemene indruk een belangrijk onderdeel<br />
voor men met het algemeen onderzoek<br />
begint. De algemene indruk (1) omvat beoordeling<br />
van gedrag, houding en gang,<br />
voedingstoestand, verzorgingstoestand en<br />
in het oog springende klinische afwijkingen.<br />
Dit vereist een observatie van individuele<br />
dieren binnen een koppel. Bovendien dient<br />
te worden gelet op heterogeniteit (2) binnen<br />
de koppel wat betreft deze onderdelen. Ook<br />
vormen de interactie tussen koppelgenoten<br />
(3), de groepskenmerken (4) en groepsgegevens<br />
(5) vast onderdeel van de klinische<br />
inspectie. Vaak is klinische inspectie het<br />
enige onderdeel van het klinisch onderzoek,<br />
dat op varkensbedrijven wordt uitgevoerd.<br />
De klinische inspectie van varkens op bedrijven<br />
is een uiterst inspannende bezigheid<br />
en is meer dan “de blik over de varkens heen<br />
laten gaan”. De algemene indruk is vooral<br />
een beoordeling van individuele varkens,
[figuur 5] De blik over de biggen laten gaan. Het zijn er zo veel, en waar kijk je naar? Een kreupele<br />
big, een big die niet overeind komt of die te dun is? Of kijk je naar een big met een tik? Je ziet<br />
op deze manier alleen ernstige afwijkingen.<br />
hoewel gedrag vaak onderdeel is van interactie<br />
met koppelgenoten.<br />
Omdat bij observatie van individuele dieren<br />
de koppel een belangrijk referentiekader<br />
is, worden afwijkingen die algemeen<br />
voorkomen lang niet altijd opgemerkt. Voor<br />
de veehouder of dierverzorger, wiens referentiekader<br />
meestal beperkt is tot het eigen<br />
bedrijf, vormt het algemene beeld van zijn<br />
varkens doorgaans de norm. De veehouder<br />
is zich hiervan bewust en hecht daarom veel<br />
waarde aan de waarnemingen en interpretatie<br />
van de dierenarts.<br />
3.2. Van klinische inspectie tot probleemdefinitie<br />
Bij de klinische inspectie van een koppel<br />
kan het doel zijn vast te stellen of er<br />
sprake is van verschijnselen van besmettelijke<br />
dierziekten. Het doel van klinische<br />
inspectie kan ook zijn om afwijkingen<br />
waar te nemen en in te schatten of er een<br />
mogelijk verband of samenhang bestaat<br />
tussen uiteenlopende verschijnselen. In<br />
het laatste geval vormen samenhangende<br />
klinische verschijnselen de karakteristieke<br />
verschijnselen van het klinische probleem.<br />
Deze karakteristieke verschijnselen vormen<br />
de inclusiecriteria voor dieren, die<br />
representatief zijn voor het probleem. Op<br />
basis van deze inclusiecriteria kan men<br />
meer dieren uit de koppel selecteren en<br />
een kwantitatieve indruk krijgen van het<br />
aantal dieren waarvoor die van toepassing<br />
zijn. Vervolgens kan men bij deze geselecteerde<br />
representanten klinisch onderzoek<br />
uitvoeren. De resultaten van dit klinisch<br />
onderzoek en de inclusiecriteria moeten op<br />
samenhang worden beoordeeld. Het beoordelen<br />
van de samenhang van de inclusiecriteria<br />
en het wegen hiervan is erg moeilijk<br />
in voorschriften of handleidingen weer<br />
te geven, omdat het complex is en gebruik<br />
maakt van een groot aantal disciplines.<br />
Deze vaardigheid wordt ook wel klinische<br />
expertise genoemd en om deze expertise<br />
te beheersen is vaak een werkzaam leven<br />
te kort. Samenhangende inclusiecriteria<br />
worden samengevat tot de definitie van het<br />
koppelprobleem.<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 17
© Janssen Animal Health augustus 2010/SOLU/PP/ADV/2010/N/001<br />
Solubenol®<br />
100 mg/g<br />
Het wateroplosbare fl ubendazole<br />
voor een doeltreffende en soepele ontworming<br />
● wateroplosbaar fl ubendazole<br />
● doeltreffend breed spectrum anthelminticum<br />
● zeer soepel in gebruik<br />
● makkelijk voor behandeling van specifi eke groepen<br />
● goed veiligheidsprofi el<br />
Solubenol ®<br />
Solubenol ® 100 mg/g, drinkbare emulsie<br />
Flubendazole 100 mg. Doeldieren: Varkens en kippen. Indicaties: Bij kippen: Behandeling van helminthosis veroorzaakt door:Ascaridia galli (volwassen stadia), Heterakis gallinarum<br />
(volwassen stadia), Capillaria spp. (volwassen stadia). Bij varkens: Behandeling van helminthosis veroorzaakt door Ascaris suum (volwassen en intestinale larvaire stadia). Dosering:<br />
Kippen: 1,43 mg fl ubendazole (= 14,3 mg Solubenol) per kg lichaamsgewicht per dag oraal toegediend gedurende 7 dagen, (dus 1 g van het product per 70 kg lichaamsgewicht per<br />
dag gedurende 7 dagen). Varkens: 1 mg fl ubendazole (= 10 mg Solubenol) per kg lichaamsgewicht per dag oraal toegediend gedurende 5 dagen, (dus 1 g van het product per 100 kg<br />
lichaamsgewicht per dag gedurende 5 dagen). Zorg dat de te behandelen varkens naar hun gewicht gegroepeerd zijn. Dien de dosis eerst toe aan de zwaarste dieren in de groep.<br />
Zo vermijdt u overdosering bij kleinere varkens, wat tot een te hoog gehalte aan residuen kan leiden.. Contra-indicaties: Niet gebruiken bij overgevoeligheid voor het werkzame<br />
bestanddeel of één van de hulpstoffen. Gebruik tijdens dracht, lactatie of leg: Niet gebruiken tijdens de dracht en het zogen bij varkens. De veiligheid van het product werd<br />
aangetoond voor leghennen. Het product mag aan deze dieren worden toegediend. Bijwerkingen: geen. Wachttijden: Vlees en slachtafval: kippen: 4 dagen, varkens: 4 dagen. Eieren: nul<br />
dagen. Reg Nr.: BE: 616 S 819 F 11 Op diergeneeskundig voorschrift; NL: REG NL 10391 UDA. Verantwoordelijke onderneming: Janssen Pharmaceutica NV, Turnhoutseweg 30,<br />
B-2340 Beerse; NL: Janssen Animal Health, divisie van Janssen-Cilag BV, Postbus 90240, NL-5000LT Tilburg. Verdere informatie beschikbaar op aanvraag.<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 18
Ontbreken van een probleemdefinitie is de belangrijkste reden voor het falen van diagnostisch<br />
onderzoek!<br />
Tijdens de opleiding leren diergeneeskundestudenten een probleemlijst te formuleren<br />
en deze als uitgangspunt te nemen voor het opstellen van een differentiële diagnose.<br />
Onvoldoende wordt in de opleiding nog aandacht besteed aan de samenhang van de<br />
onderdelen van de probleemlijst. Bij in groepen gehouden dieren is het wenselijk om<br />
deze samenhang te formuleren tot de probleemdefinitie. Voor nader onderzoek is dit<br />
van wezenlijk belang, omdat hiermee de inclusie-criteria van de representanten van<br />
het betreffende probleem zijn vastgelegd.<br />
Zonder probleemdefinitie is voortgezet onderzoek ongericht en levert slechts antwoorden<br />
op niet-gestelde vragen. Op het begeleidend schrijven “de varkens hoesten sinds<br />
twee weken en reageren niet op doxycycline”, toont de inzender zijn onzorgvuldigheid<br />
van werken en onvermogen om koppelproblemen analytisch te benaderen. Nog erger<br />
is het wanneer spontaan gestorven dieren worden ingezonden voor onderzoek naar<br />
aandoeningen, die zich kernmerken door een hoge morbiditeit en een lage lethaliteit.<br />
Met een deugdelijke probleemdefinitie wordt direct duidelijk, dat dergelijke dieren<br />
niet binnen de inclusiecriteria vallen.<br />
Een probleemdefinitie van een aandoening krijgt men door de volgende criteria na te<br />
lopen: De ziekte/aandoening kenmerkt zich door<br />
• de verschijnselen (uit algemeen onderzoek)<br />
• het verloop (inclusief lethaliteit)<br />
• mate van herstel, recidief<br />
• leeftijd of productiegroep of toom<br />
• aantal gevallen per dag (incidentie en prevalentie)<br />
• verspreiding binnen de groep.<br />
Hierna kan men een DDx opstellen en/of representanten nader onderzoeken.<br />
Is het isoleren van een agens een bewijs van ziekte?<br />
De meeste bacteriën hebben geen levende gastheercellen nodig om te overleven. Om<br />
die reden is het aantonen van een pathogene bacterie in se- of excreta geen bewijs dat<br />
het dier ook daadwerkelijk ziek is van dat agens. Door kwantitatief bacteriologisch<br />
onderzoek kan kolonisatie aannemelijk worden gemaakt, hetgeen een relatie met pathologie<br />
waarschijnlijker maakt. Door het agens te kweken uit een pathologisch proces,<br />
dat karakteristiek is voor een infectie met dat pathogeen, levert men het meest<br />
haalbare diagnostisch bewijs. Het isoleren van een agens uit een dier betekent dat het<br />
dier of de groep waar het dier in leeft, is geïnfecteerd met dat agens, meer niet!<br />
Bij sommige infecties en infectieziekten is het mogelijk om bacteriële toxinen in de<br />
gastheer aan te tonen en daarmee het bewijs te leveren dat de bacterie in de gastheer<br />
is gekoloniseerd en toxine heeft geproduceerd. Wanneer de verschijnselen hieruit verklaard<br />
kunnen worden is de diagnose gesteld. Een voorbeeld hiervan is het aantonen<br />
van Clostridium perfringens toxinen in faeces van biggen.<br />
Wanneer een virus uit een dier wordt geïsoleerd, betekent dit dat het dier de infectie<br />
met dat virus doormaakt. Een virus heeft immers een levende eukaryote cel nodig om<br />
zich te vermeerderen.<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 19
3.3 Heterogeniteit<br />
Niet alle dieren zijn ziek bij een besmettelijke<br />
ziekte. Er zullen dan altijd naast zieke<br />
ook gezonde dieren aanwezig zijn. De dynamiek<br />
van een ziekte in de populatie kunnen<br />
we beoordelen aan de hand van ontwikkeling<br />
van klinische verschijnselen bij zieke<br />
dieren, het aantal dieren dat ziek wordt en<br />
de duur van de aandoening. Naarmate de<br />
uitleesparameters die we daarvoor gebruiken<br />
gevoeliger zijn om een ziekte of aandoening<br />
op te sporen, zullen we de ziekte<br />
of aandoening in een vroeger stadium diagnostiseren.<br />
Grotere sensitiviteit impliceert<br />
dat de specificiteit van de uitleesparameters<br />
afneemt en dus de kans op een “vals alarm”<br />
toeneemt.<br />
[figuur 6] Bijtwangen (“scabby cheeks”) zijn<br />
een teken dat een big hard moet vechten om<br />
melk te krijgen. De huid aan de voorknietjes en<br />
kroonranden is vaak ook beschadigd door het<br />
melktrappen. Door kneuzingen van gewrichten<br />
en kapsels ontstaat vaak een polyarthritis.<br />
Tanden knippen is geen oplossing om tekort<br />
aan voeding tegen te gaan, wel om de kans op<br />
polyarthritis te vergroten.<br />
Opvallende verschillen tussen groepsgenoten,<br />
zoals verschillen in grootte, of<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 20<br />
Een voorbeeld hiervan is de melkopname<br />
van pasgeboren biggen. Het is uiterst<br />
moeilijk om bij afwezigheid van extremen<br />
verminderde melkopname van pasgeboren<br />
biggen vast te stellen. Wanneer<br />
verschillen in grootte of buikvulling tussen<br />
biggen in de toom gering zijn en de<br />
biggen lekker in het nest liggen te slapen,<br />
kan toch de melkopname onvoldoende<br />
zijn. Onvoldoende voor wat? Wanneer<br />
je deze vraag kunt beantwoorden weet<br />
je wat je moet onderzoeken. Zo niet, dan<br />
heeft onderzoek geen zin.<br />
IHOSKA’s (in het oog springende afwijkingen)<br />
zijn meestal aan de eigenaar ook<br />
opgevallen en daarom krijgt men deze<br />
informatie vaak al bij de anamnese. Een<br />
valkuil voor de dierenarts is dat men dan<br />
ook een interpretatie van de verschijnselen<br />
erbij krijgt. Vooral wanneer de veehouder<br />
uiteenlopende ziekteverschijnselen, die in<br />
verschillende afdelingen worden waargenomen,<br />
combineert en tot één ziekte benoemt,<br />
is eigen waarneming door de dierenarts essentieel.<br />
Heterogeniteit binnen een koppel varkens,<br />
wat betreft grootte, duidt op aandoeningen<br />
die al een aantal weken spelen en dus mogelijk<br />
een uiting zijn van chronische aandoeningen.<br />
Het formuleren van ‘achterblijven<br />
in groei’ als probleemdefinitie is geen basis<br />
voor selectie van acute-fase dieren. Nader<br />
onderzoek van chronisch zieke dieren levert<br />
meestal geen aanwijzigen op voor een ziekte-<br />
proces dat relevant is voor de koppel.<br />
Voor informatie over verminderde voer- of<br />
wateropname is men bijna altijd van de eigenaar<br />
afhankelijk, tenzij zichtbaar is dat de<br />
dieren duidelijk minder buikvulling hebben.<br />
In de varkenshouderij bestaat een haast<br />
onbedwingbare drang tot uniformeren van<br />
koppels. Biggen worden vaak in de kraamstallen<br />
al gesorteerd op aantal, grootte en/<br />
of geslacht. Ook na het spenen sorteert men<br />
dieren vaak in groepen op basis van grootte<br />
of geslacht. Bij inspectie kunnen deze sorteeractiviteiten<br />
de waarnemingen vertroebelen<br />
en heterogeniteit volledig maskeren.
Dierenartsen, die tijdens de inspectie<br />
de interpretatie van hun waarnemingen<br />
continu aan de varkenshouder ventileren,<br />
kunnen een kopieergedrag van de<br />
varkenshouder verwachten, waarbij deze<br />
ook communiceert door zijn ‘interpretatie’<br />
mee te delen en niet de observaties.<br />
Wanneer de varkenshouder de dierenarts<br />
bij de klinische inspectie vergezelt,<br />
moet de dierenarts instructie geven hoe<br />
je waarneemt en aangeven wat je waarneemt.<br />
Als de varkenshouder hier voldoende<br />
kennis van heeft, moet de dierenarts<br />
de varkenshouder coachen bij een<br />
gezamenlijke uitgevoerde inspectie. Het<br />
voordeel hiervan is, dat de communicatie<br />
tussen dierenarts en varkenshouder over<br />
diergezondheid en welzijn aan kwaliteit<br />
wint, omdat definities duidelijk zijn.<br />
De vervuiling van informatieverstrekking<br />
door de veehouder aan de dierenarts<br />
wordt duidelijk wanneer een veehouder<br />
meldt dat hij “last van circo” heeft, of<br />
“last van mycoplasma”. De veehouder<br />
noemt dan een agens dat oorzaak kan<br />
zijn van een klacht, maar er is geen diagnose<br />
gesteld en het agens heeft hij niet<br />
gezien. De verschijnselen, die zijn waargenomen,<br />
blijven ongenoemd.<br />
Het ‘waarom’ van sorteeractiviteiten en<br />
waartoe het leidt:<br />
• De omvang van de kraamafdelingen is niet<br />
afgestemd op het aantal zeugen dat moet<br />
gaan werpen. Bij de bouw van veel bedrijven<br />
zijn de bouwkosten bepalend geweest<br />
voor de maatvoering. Ook blijken bouwvergunning<br />
en MER bij nieuw te bouwen<br />
bedrijven bepalend te zijn bij de indeling<br />
van het bedrijf. De basis is en moet zijn dat<br />
een weekgroep met kraamzeugen in een of<br />
meerdere schone afdelingen wordt opgestald,<br />
ruim voor de partusdatum (> 5 dagen).<br />
Wanneer men te weinig kraamhokken<br />
heeft, zijn er te veel zeugen. Omwisselen<br />
van tomen, versneld spenen van tomen en<br />
diverse andere methoden worden gebruikt<br />
om biggen een zoogplaats te geven. Al<br />
deze ingrepen leiden tot een toename van<br />
contacten tussen tomen, afdelingen en<br />
weekgroepen en dus tot een toename van<br />
verspreiding van infecties. Tevens leiden<br />
deze noodmaatregelen tot een verkorting<br />
van de zoogperiode. De wettelijke zoogperiode<br />
moet tenminste 28 dagen bedragen,<br />
tenzij biggen in een voor gespeende biggen<br />
geschikte huisvesting kunnen worden opgevangen.<br />
Dan mag de zoogperiode teruggebracht<br />
worden tot tenminste 21 dagen.<br />
Het gevolg van te veel kraamzeugen is dat<br />
er ook tomen te vroeg gespeend worden<br />
en niet aan het wettelijk minimum wordt<br />
voldaan. Bovendien zijn biggen, die lichter<br />
zijn dan 6,5 kg en weinig voer hebben<br />
opgenomen tijdens de zoogperiode, niet<br />
geschikt om zonder intensieve zorg en aangepast<br />
voer gespeend te worden.<br />
• Groepsgrootte van gespeende biggen en<br />
beschikbare ruimte in gespeende biggenafdelingen<br />
komen niet overeen. Het ideale<br />
scenario is dat iedere toom vanaf de geboorte<br />
bij elkaar blijft, ook als vleesvarken.<br />
Een normaal vastgelegde rangorde<br />
geeft sociale rust. De afgelopen jaren is het<br />
aantal gespeende biggen zodanig toegenomen<br />
dat bedrijven, die meer dan 30 biggen<br />
per jaar groot brengen geen uitzondering<br />
meer zijn (highly prolific sows, Boulot<br />
e.a., 2008). Er doen zich op deze bedrijven<br />
vaak twee problemen voor: 1. het aantal<br />
beschikbare plaatsen voor gespeende<br />
biggen is onvoldoende, omdat het bedrijf<br />
begroot is op een biggenproductie van 25<br />
-27 biggen. 2. biggen van tomen kunnen<br />
niet bij elkaar blijven. Het gevolg is dat er<br />
een te grote menging optreedt van tomen.<br />
Wanneer het aantal levend geboren biggen<br />
bij zeugen erg groot is, neemt de variatie<br />
in toomgrootte en geboortegewicht toe.<br />
Structureel worden er dan meer biggen<br />
tussen tomen overgelegd, omdat de toomgrootte<br />
vaak het aantal beschikbare uierpakketten<br />
overtreft en de veehouder graag<br />
biggen van gelijk gewicht bij een zeug wil<br />
hebben. Wanneer het bij overleggen aan<br />
een juist algoritme ontbreekt (PorQSys, dit<br />
is een algoritme dat door PorQ ontwikkeld<br />
is) om het aantal contacten tussen tomen<br />
te beperken, zal het aantal toomcontacten<br />
toenemen. Vervolgens zal ook weer een<br />
menging optreden in de gespeende biggen<br />
afdelingen.<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 21
[figuur 7] Het sorteren van biggen is een hergroeperen dat leidt tot rangordegevechten en uitwisseling<br />
van pathogenen. Vechten zorgt voor intensief contact zodat die uitwisseling effectief is. Hergroeperen<br />
gebeurt vooral na spenen, wanneer de lactogene immuniteit is verdwenen en bij opleg<br />
als de maternale immuniteit ver is afgenomen. Twee momenten waarop we infectieuze dieren in de<br />
groep kunnen verwachten. Sorteren gebeurt om heterogeniteit in de groep op te heffen. Het oogt<br />
gezonder, maar we induceren meer infecties.<br />
• Mengen van leeftijdsgroepen of terugleggen<br />
van biggen is een dilemma dat men<br />
moet voorkomen. De druk om te vroeg<br />
te spenen wordt groter, evenals de druk<br />
om biggen terug te plaatsen (zelfs van gespeende<br />
afdeling naar kraamstal of naar<br />
een jongere leeftijdsgroep gespeende biggen).<br />
Hergroeperen van gespeende biggen<br />
met andere biggen is per definitie een infectieproef.<br />
Biggen die achtergebleven zijn<br />
in groei hebben meer kans lijdende te zijn<br />
aan een infectieziekte en/of infectieus te<br />
zijn. Hoe langer na spenen, des te langer ze<br />
verstoken zijn van lactogene immuniteit.<br />
Anders gezegd: hoe ouder de big, des te groter<br />
de depletie van maternale immuniteit.<br />
Daarom is de kans groter dat oudere biggen<br />
een infectie bij zich dragen. Meer nog, wanneer<br />
als systeem verschillende leeftijdsgroepen<br />
van biggen worden gemengd, zit<br />
er een continuïteit in de “infectieproeven”.<br />
Dit is “ideaal” om infecties zoals PRRSV<br />
en PCV-2 in de gespeende biggen populatie<br />
vast te houden en als “presentje” met de<br />
vleesbiggen mee te geven.<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 22<br />
• Pleegmoeders en moederloos opfokken is<br />
geen oplossing voor te grote tomen. Een<br />
ontwikkeling, die op sommige bedrijven<br />
wordt gevolgd is het gebruik van zogenaamde<br />
“rescue-decks” of nursery afdelingen<br />
als systeem om grote tomen zodanig te<br />
reduceren, zodat zeugen genoeg melk en<br />
spenen hebben voor de rest van de toom.<br />
Deze biggen zitten vaak in een container<br />
boven de zeug of in een leeg kraamhok.<br />
Telkens wanneer de toom gezoogd wordt<br />
of de zeug de biggen roept of omgekeerd,<br />
ontstaat er onrust in de container en gaan<br />
de biggen ook drinken (eten). Dit systeem<br />
gaat zowel voorbij aan de wettelijke eis dat<br />
een zoogperiode tenminste 28 dagen moet<br />
bedragen, als aan een belangrijk onderdeel<br />
van de maternale immuniteit: de lactogene<br />
immuniteit. De lactogene immuniteit is verantwoordelijk<br />
voor de mucosale humorale<br />
immuniteit. Secretoire immunoglobulinen<br />
van de IgA klasse, die in de uier gevormd<br />
worden, zijn bestand tegen proteasen en<br />
kunnen in de zogende big op de mucosae<br />
van mond en digestietractus aanwezig zijn,
[figuur 8] Een ziekenstal in het midden van het<br />
bedrijf, als een kloppend hart, dat wel infecties<br />
herbergt. Door de regelmatige aanvoer<br />
van zieke dieren houden we de infectiecyclus<br />
gaande. Als de biggen voldoende gegroeid zijn<br />
krijgt de mester ze. Ook hier heeft de dierenarts<br />
verzuimd de veehouder te wijzen op het<br />
grote risico om zo infecties, zoals veroorzaakt<br />
door PCV-2, PRRSV, S. suis, M. hyopneumoniae,<br />
in de populatie te verspreiden.<br />
als ook in de respiratietractus door transport<br />
van deze secretoire immunoglobulinen<br />
door mucosale membranen. Deze lactogene<br />
immuniteit duurt even lang als de big zeugenmelk<br />
drinkt en verliest zijn effect al<br />
grotendeels 24 uur na het spenen. De misvatting<br />
bestaat dat colostrumopname gedurende<br />
de eerste levensdag de enige immuniteitsoverdracht<br />
is, die biggen van de zeug<br />
krijgen. Die misvatting wordt nog duidelijker<br />
in de agrarische pers wanneer zaken<br />
zoals biestmanagement aan de orde komen<br />
en men blijk geeft de biologische basis van<br />
maternale immuniteitsoverdracht niet te<br />
kennen. Recentelijk is een review verschenen<br />
(Salmon, 2009) over maternale immuniteit<br />
waarbij ook aandacht is gevestigd op<br />
overdracht van cellulaire immuniteit via<br />
de moedermelk. Voor deze overdracht zijn<br />
steeds meer aanwijzingen waarbij de combinatie<br />
van zeug met eigen biggen belangrijk<br />
is. Dit impliceert dat, wanneer de toomgrootte<br />
nog verder toeneemt, split-suckling<br />
(kortweg de toom in tweeën splitsen en de<br />
biggen om beurten laten drinken) voorlopig<br />
de enige oplossing is voor het tekort aan uierpakketten<br />
voor biggen.<br />
3.4. Interactie tussen varkens in de groep<br />
Tussen dieren in een groep bestaat een interactie.<br />
Deze interactie betreft niet alleen een<br />
[figuur 9] Ruimte maakt een groep overzichtelijker<br />
en beter te beoordelen op gedrag. Van<br />
verre is de krul in de staart te zien.<br />
sociale interactie, maar ook een uitwisseling<br />
van pathogenen. Sociale interactie met<br />
voldoende passende externe stimuli vereist<br />
kennis van de gewenste groepsgrootte bij<br />
het varken en kennis over de noodzakelijke<br />
stimuli. Hoewel een groepsgrootte van 10-80<br />
varkens geen effect op agressie of dominant<br />
gedrag hoeft te hebben, zijn grote groepen<br />
per definitie samengesteld uit vele tomen. Om<br />
spreiding van infectieziekten te beperken,<br />
biedt het een voordeel om groepen te beperken<br />
tot 2 samengevoegde tomen en zo sociaal<br />
stabiele groepen vleesvarkens te maken. Wat<br />
zeugen betreft, moet men proberen om zeugen<br />
van een bepaalde werpweek bij elkaar te<br />
houden. Meese en Ewbank toonden in 1973<br />
aan dat zeugen zelden meer dan 30 individuele<br />
zeugen van elkaar konden onderscheiden<br />
en dat zowel bij gedomesticeerde als bij nietgedomesticeerde<br />
varkens zelden spontaan<br />
sociale groepen ontstonden van meer dan 20<br />
dieren. Nog steeds kunnen de resultaten van<br />
Meese en Ewbank als uitgangspunt dienen<br />
wanneer het belang van de sociale interactie<br />
moet worden afgewogen tegen het belang om<br />
transmissie van pathogenen te beperken.<br />
3.5. Groepskenmerken<br />
Natuurlijk gedrag, dat dieren laten zien op<br />
een bedrijf, moet wel als natuurlijk gedrag<br />
herkend worden. Kan “rooting” op een betonnen<br />
vloer nog als natuurlijk gedrag bestempeld<br />
worden? Wat is nog van natuurlijk<br />
gedrag over in een gedomesticeerde situatie?<br />
Het streven naar dierwelzijn heeft ook<br />
zijn keerzijden, omdat gezocht wordt naar<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 23
verbeteringen van welzijn, die onvoldoende<br />
rekening houden met diergezondheid. Dit<br />
wordt mede versterkt door de opvatting, dat<br />
dierziekten in de “oude” situatie hun oorzaak<br />
vonden in het gebrek aan dierwelzijn.<br />
Infectieziekten namen echter toe door gebrek<br />
aan hygiëne en door intensieve contactstructuren<br />
als gevolg van opschaling en rationalisatie<br />
van productie.<br />
Het dagritme van varkens vereist een regelmaat<br />
in lichtregime. De gedachte dat varkens<br />
slapen als het licht uit is en dan ook<br />
beter groeien, is een misvatting die maar<br />
moeilijk uit te roeien is. Natuurlijk fourageer-<br />
en exploratiegedrag, sociale rangorde<br />
en groepsgedrag bij eten zijn nog altijd bij<br />
De varkensfluisteraar.<br />
Hoewel het converseren met dieren vooral<br />
succesvol is in kinderfilms, is de noodzaak<br />
om het diergedrag in de varkenshouderij<br />
beter te begrijpen zeker geen luxe. Het<br />
welzijn van onze varkens krijgt steeds meer<br />
aandacht, zowel Europees als nationaal,<br />
maar het betreft vaak het ‘welzijn van de<br />
vierkante centimeter’. De welzijnseisen betreffen<br />
meestal de hardware: de omgeving<br />
van het dier. Hoe groot een kraamhok moet<br />
zijn en welk gedeelte van de vloer roosters<br />
mag hebben of dicht mag zijn. De welzijnseisen<br />
worden als kosten gezien, die ergens<br />
terugverdiend moeten worden. Helaas is<br />
er nog weinig aandacht voor investeringen<br />
in de “software”, de deskundigheid van de<br />
professionele verzorgers van onze varkens.<br />
Personeel op varkensbedrijven krijgen instructie<br />
hoe ze bepaalde handelingen moeten<br />
uitvoeren en daar blijft het bij. Wanneer<br />
men geen kennis heeft van diergedrag is<br />
men niet ontvankelijk voor signalen van<br />
dieren. Dieren ‘verdingensen’ en verruwing<br />
in het omgaan met dieren is dan een<br />
groot risico. De belangrijkste borging voor<br />
dierwelzijn, als onderdeel van diergezondheid,<br />
is deskundigheid en motivatie om<br />
voor de dieren te zorgen. Onderricht geven<br />
over diergedrag en het monitoren hoe handelingen<br />
aan dieren worden uitgevoerd is<br />
een taak van de begeleidende dierenarts die<br />
het referentiekader moet geven ten aanzien<br />
van de omgang met dieren.<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 24<br />
onze gedomesticeerde varkens aanwezig. De<br />
ontwerpen van nieuwe stallen houden vooral<br />
rekening met de minimale wettelijke welzijnseisen.<br />
Wanneer bovenwettelijke eisen worden<br />
ingevuld, is dit vooral om vergunningstechnische<br />
of fiscale redenen.<br />
In welzijnsstallen die opgang maken, worden<br />
grote groepen dieren bij elkaar gehuisvest<br />
met vergrote risico’s voor infectieziekten. De<br />
enige mogelijkheid om ziekterisico’s in grote<br />
groepen vleesvarkens te beperken is door<br />
SPF-biggen te gebruiken, waarbij een aantal<br />
(voornamelijk bacteriële) infecties afwezig<br />
zijn. Wanneer dit gecombineerd wordt met<br />
all-in all-out voor de stal en beter nog voor<br />
het hele vleesvarkensbedrijf, zijn vleesvar-<br />
[figuur 10] Geen krul in de staart (Zuid-<br />
Afrika 2006)<br />
[figuur 11] Groepshuisvesting is op zichzelf<br />
voor de zeugen een verbetering, mits goed ingericht<br />
en gemanaged. Onbereikbaarheid van<br />
voerstations en te gladde, natte, vieze vloeren<br />
vormden problemen voor zeugen. Aanloopproblemen,<br />
die soms nu nog niet allemaal opgelost<br />
zijn, kenmerken menig bedrijf. In zeugenstallen<br />
met groepshuisvesting kan het een vieze<br />
bende zijn, die oorzaak is van klauwproblemen<br />
en witvuilen.
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 25
[figuur 12] Ziek en gezond op de zeug, een<br />
wereld van verschil.<br />
kens in grote groepen te houden zonder grote<br />
ziekterisico’s.<br />
Jammer genoeg is SPF varkenshouderij in<br />
Nederland nog geen gemeengoed. De huidige<br />
advisering focust sterk op enkele virale<br />
en bacteriële infecties die zich aerogeen<br />
verspreiden, terwijl de grootste winst zit in<br />
afwezigheid van varkensgebonden infecties<br />
die zich door dier-dier contact verspreiden.<br />
Vrijwaring van die infecties is door voldoende<br />
externe “biosecurity” een haalbare optie<br />
op SPF bedrijven.<br />
Ook in de biologische veehouderij worden<br />
niet altijd logische keuzen gemaakt. Men<br />
verwacht dat het tot zijn recht komen van natuurlijk<br />
gedrag een kerndoel van de biologische<br />
veehouderij is. Opvallend is echter dat<br />
ziektepreventie voorop staat (www.SKAL.<br />
nl). Dit doel probeert men dan te bereiken via<br />
rassenkeuze, voeding, verzorging en leefomstandigheden<br />
van de dieren. Al deze zaken<br />
moeten zorgen voor een optimale natuurlijke<br />
weerstand tegen ziekten. Een voorbeeld van<br />
een wensgedachte, maar helaas geen strategie<br />
om het doel “ziektepreventie” te bereiken.<br />
Hopelijk wordt in de nabije toekomst de<br />
kennis over verspreiding van infectieziekten<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 26<br />
ingepast in de strategie van de biologische<br />
varkenshouderij, zodat een succesvolle ziektepreventie<br />
terecht centraal staat. Door nu<br />
nog de voorkeur uit te spreken voor fytotherapie<br />
en homeopathische middelen, isoleert<br />
de biologische veehouderij zich van de allopathische<br />
geneeskunde, waar de kennis van<br />
preventieve diergeneeskunde is ontwikkeld.<br />
Hierdoor behoudt de biologische varkenshouderij<br />
een wat alternatief karakter, terwijl<br />
dit “de gangbare” veehouderij zou kunnen<br />
zijn.<br />
3.6 Monitoren is iets anders dan afvinken...<br />
Dierpopulaties op een bedrijf zijn erg dynamisch.<br />
Na enkele weken wordt elke afdeling<br />
weer bevolkt door andere dieren. Het vervolgen<br />
van dieren is dan ook erg lastig. Meestal<br />
vervolgt men leeftijdscategorieën. Daarom<br />
is het longitudinaal “beeld”, dat een klinicus<br />
denkt te hebben van een bedrijf door zijn klinische<br />
inspecties een cross-sectional beeld.<br />
Wanneer je om de vier weken een bedrijf bezoekt<br />
en de verschillende diergroepen (leeftijds-<br />
of productiegroepen) inspecteert, is telkens<br />
de samenstelling van de groep anders.<br />
Je volgt dus niet de dieren maar je krijgt wel<br />
elke keer een indruk van de verschillende<br />
leeftijds- en productiegroepen. Ten onrechte<br />
wordt die indruk vaak als longitudinaal gegeven<br />
geïnterpreteerd en geeft men aan dat de<br />
betreffende diergroep een bepaald verschijnsel<br />
meer of minder vertoont. Men zoekt naar<br />
verklaringen waarom ziekteprevalentie tussen<br />
groepen verschilt. Meestal berusten deze<br />
verschillen op toeval.<br />
Een kleine uitbraak wordt vaak niet onderkend<br />
en van een grote uitbraak zie je zelden<br />
op het moment van bedrijfsbezoek het eindpunt<br />
van infectie waarbij geen nieuwe gevallen<br />
meer bijkomen. Het afvinken van een<br />
lijst om de gezondheidsstatus vast te stellen,<br />
levert geen “status” op maar is een momentopname<br />
van een dynamisch samenspel van<br />
pathogenen en de afweer van de varkens (zowel<br />
“innate” als “adaptive”!).<br />
Is het klinisch inspecteren van bedrijven<br />
dan onzin? Zeer zeker niet, maar het moet<br />
geen leidende rol spelen in de sturing van<br />
de manier van werken op het bedrijf met als
Welke infecties moeten afwezig zijn op een SPF bedrijf?<br />
De keuze tussen vrijwaring en beheersing hangt zowel af van het betreffende agens als van de<br />
contacten en nabijheid van andere varkensbedrijven (introductierisico). Waar men bedrijven<br />
niet kan vrijwaren van infecties, is men aangewezen op een beheersstrategie. Soms kan het<br />
zelfs voorkomen dat een beheersstrategie op een vermeerderingsbedrijf resulteert in een vrijwaring<br />
van infectie bij de vleesvarkens.<br />
De meeste infectieziekten, die grote schade geven bij vleesvarkens, geven weinig productieschade<br />
bij zeugen. Van een SPF status kan men nauwelijks productieverbetering verwachten<br />
voor een zeugenbedrijf, maar de voordelen zitten in de afwezigheid van infecties bij de biggen.<br />
Op Nederlandse bedrijven is de kans op introductie van PRRSV, Influenza of M. hyopneumoniae<br />
en L. intracellularis zo groot dat vrijwaring regelmatig op teleurstellingen zal uitlopen.<br />
Zowel ten aanzien van PRRSV als voor M. hyopneumoniae blijkt het mogelijk om vanuit een<br />
besmet of gevaccineerd zeugenbedrijf slachtvarkens te produceren die serologisch negatief zijn<br />
voor deze infecties. Voorwaarde is wel dat men een strikt hygiënebeleid voert met beperkte<br />
diercontacten, zodat endemische infecties in gespeende biggengroepen afwezig zijn.<br />
PCV-2 is een virus dat alleen bij varkens voorkomt en een vrij lange replicatietijd kent. De gastheer<br />
ontwikkelt na infectie een immuniteit die het dier tegen herinfectie beschermt. Zeugen<br />
geven aan biggen een maternale en lactogene bescherming tegen de infectie. Dus ook geldt<br />
voor deze infectie dat speenbiggen niet endemisch besmet hoeven te zijn met PCV-2.<br />
Infecties waar vrijwaring zeer wenselijk voor is, zijn infecties door S. suis (verschillende pathogene<br />
serotypen), A. pleuropneumoniae (alle serotypen), B. hyodysenteriae en P. multocida<br />
(DNT positieve typen). Deze infecties verspreiden zich vooral door dier-dier contact en vrijwaring<br />
van deze infecties is voor Nederlandse bedrijven haalbaar.<br />
Het voordeel van het combineren van een vrijwarings- en beheersingsstrategie is dat men beter<br />
kan anticiperen op introducties van pathogenen en dat door de beheersingsstrategie transmissies<br />
van infecties sneller uitdoven en introducties minder vaak tot grote uitbraken zullen leiden.<br />
resultaat dat er geen consistente manier van<br />
werken is. Te vaak wordt op basis van een enkele<br />
bedrijfsinspectie een hele strategie overboord<br />
gegooid, omdat de bevindingen tijdens<br />
een klinische inspectie als uitleesparameter<br />
wordt gebruikt.<br />
Hoe moet het dan? Het controleren en analyseren<br />
van de manier van werken op het<br />
bedrijf vormt de leidraad. Objectief waarneembare<br />
resultaten van menselijk handelen<br />
vormen de uitleesparameters voor de kwaliteit<br />
van werken op een bedrijf.<br />
3.7. Ken uw dier<br />
Hoewel bij bedrijfsbegeleiding populatiediagnostiek<br />
en populatiedynamica van ziekten<br />
steeds meer aandacht krijgen, is de basiseenheid<br />
het dier. Kennis van het dier, diergedrag<br />
en kennis van de eisen van het dier aan zijn<br />
omgeving, zijn onmisbaar om kwaliteit en<br />
niveau van leefomgeving en dierwelzijn in te<br />
schatten.<br />
Dieren, die in de natuur te vrezen hebben van<br />
predatoren, hebben de neiging om zich niet<br />
kleinzerig te gedragen bij ziekte. Biggen die<br />
ziek zijn, blijken na sectie vaak veel ernstiger<br />
aandoeningen te hebben dan vermoed wordt op<br />
basis van herhaald klinisch onderzoek. In een<br />
aantal gevallen wordt het primaire lijden niet<br />
eens klinisch gediagnosticeerd, omdat het dier<br />
geen duidelijke ziekteverschijnselen vertoont<br />
die houvast bieden bij klinisch onderzoek.<br />
Klinische observatie vormt het belangrijkste<br />
instrumentarium om ziekte vast te stellen of<br />
uit te sluiten. Kennis van het varken en zijn<br />
biologisch functioneren is onmisbaar om te<br />
voorkomen dat klinische observatie een nutteloze<br />
bezigheid is.<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 27
[figuur 13] Bij sectie van zieke gespeende biggen<br />
die klinisch zorgvuldig zijn onderzocht,<br />
is het vaak een verrassing wat je aantreft bij<br />
macroscopische sectie. Omdat het varken niet<br />
kleinzerig is, is een klinische inspectie een vrij<br />
ongevoelige methode om ziekte te detecteren.<br />
Daarom is het zo belangrijk om zeer nauwgezet<br />
te letten op verschijnselen die op ziekte wijzen!<br />
Zo kunnen pleuritiden onopgemerkt blijven en<br />
bij slachting worden de talrijke brides tussen<br />
viscerale en pariëtale pleura gesignaleerd.<br />
Een aantal referentiepunten kan houvast bieden<br />
tijdens inspectie, zoals het individueel<br />
speengewicht van biggen. De logistiek op<br />
varkensbedrijven maakt dat speengewichten<br />
ondergeschikt zijn aan het moment van spenen,<br />
want het systeem moet draaien. Te veel<br />
kraamzeugen, omdat men anticipeert op een<br />
iets lagere worp% na eerste inseminatie, leidt<br />
tot te vroeg spenen van zogende zeugen. Dan<br />
ontstaat een doorschuifsysteem waarbij veel<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 28<br />
toomcontacten plaatsvinden en biggen jonger<br />
dan 3 weken worden gespeend. Biggen<br />
lichter dan 6.5 kilo zijn te jong en/of te licht<br />
om gespeend te worden. Het heeft geen zin<br />
om je te focussen op ziekteproblemen bij gespeende<br />
biggen wanneer het voortraject niet<br />
klopt.<br />
Pijn is bij het varken moeilijk vast te stellen.<br />
Pijnuitingen zoals tandenknarsen en kreupelheid<br />
zijn herkenbaar en worden direct gerelateerd<br />
aan pijnsensatie. Vocalisaties die op<br />
pijn wijzen zijn vaak moeilijk te onderkennen.<br />
Omdat pijnperceptie een subjectieve gewaarwording<br />
is, is het erg lastig om objectieve<br />
parameters aan te leggen voor pijn en een<br />
beslissingsstrategie te formuleren wanneer<br />
pijnbestrijding moet geschieden. Toch moet<br />
een eenduidige instructie aan de veehouder<br />
gegeven worden wanneer en bij welke verschijnselen<br />
een behandeling met pijnstillers<br />
noodzakelijk is. Wanneer niet eten, als verschijnsel<br />
van algemeen ziek zijn, criterium<br />
is voor het toedienen van pijnstillers, kan de<br />
afweer van het dier geschaad worden.<br />
Pijnstillers hebben naast analgetische werking<br />
ook vaak een antipyretisch effect, waardoor<br />
koorts wordt tegengegaan. Afhankelijk<br />
van het niveau, waarop koortsremming<br />
plaatsvindt, zal tevens de afweer van het dier<br />
onderdrukt worden. Koorts is een essentieel<br />
en effectief onderdeel van de acute fase respons.<br />
Pijnstillers vormen dus geen alternatief<br />
voor antibiotica.
4. Bedrijfsbezoeken in het kader van bedrijfsbegeleiding.<br />
De geschiedenis van de bedrijfsbegeleiding<br />
gaat terug tot begin 70er jaren van de vorige<br />
eeuw. Voor die tijd werd louter consultatieve<br />
praktijk gedaan. Het hoofdstuk<br />
bedrijfsbegeleiding uit de map KNMvD<br />
Begeleiding Varkensbedrijven (1984) vormt<br />
nog steeds een waardevol raamwerk voor de<br />
begeleiding van varkensbedrijven.<br />
In de 80er en 90er jaren werd de veterinaire<br />
bedrijfsbegeleiding vooral bedreven in het<br />
kader van productieverhoging. Antibiotica<br />
werden uitsluitend gebruikt ter behandeling<br />
van zieke dieren. Preventief gebruik van<br />
antibiotica was nauwelijks bekend. De aandacht<br />
voor voedselveiligheid ging vooral uit<br />
naar het voorkómen van infecties bij slachtdieren<br />
en residuen van antibiotica, welke<br />
als grootste risico voor de volksgezondheid<br />
in de toekomst gezien werden. In het begin<br />
van de 80er jaren werden database-management<br />
systemen ontwikkeld, die analyse van<br />
kengetallen eenvoudiger maakten en die<br />
een start vormden voor productiebewaking,<br />
zodat maximalisatie van biggenproductie<br />
binnen ieders verschiet lag (Buurman, van<br />
Leengoed, VAMPP 1984).<br />
De noodzaak om te komen tot kwaliteitsystemen<br />
kreeg eind 80er jaren zijn beslag in<br />
het tot stand komen van IKB, een Integrale<br />
Keten Beheersing dat een dynamisch kwaliteitssysteem<br />
beoogde te zijn. Ten aanzien<br />
van kwaliteit geldt altijd dat het zich onderscheidt<br />
van zaken die niet die kwaliteit<br />
hebben. Jammer genoeg heeft IKB nooit dat<br />
kwaliteitsonderscheid kunnen maken. Het<br />
draagvlak binnen de sector bleek het onderscheidend<br />
vermogen in de weg te staan,<br />
dus ook de, in alle opzichten marginale, bedrijven<br />
werden en worden binnen de boot<br />
gehouden.<br />
In de 90er jaren verwerd de bedrijfsbegeleiding<br />
tot het uitvoeren van handelingen:<br />
bloedtappen en vaccineren. Weliswaar werd<br />
de Nederlandse varkensstapel vrij van het<br />
[figuur 14] Een hek, een bak met ?? water en<br />
een paadje om langs de bak te rijden. Helpt<br />
het?<br />
virus van de Ziekte van Aujeszky; de prijs<br />
hiervan was hoog. De dierenarts voerde de<br />
handelingen uit die hem rechtens waren toebedeeld.<br />
De veehouder probeerde op de kosten<br />
hiervan te beknibbelen en verwierf het<br />
primaat over wat, wanneer en hoelang zijn<br />
dieren een medicatie met antibiotica konden<br />
ontvangen. De wetgever heeft echter dit primaat<br />
exclusief in handen van de dierenarts<br />
gegeven. Begin 21e eeuw doet zich de situatie<br />
voor dat de dierenarts verantwoordelijk<br />
wordt gesteld voor antibioticagebruik in de<br />
intensieve veehouderij, waarover hij de zeggenschap<br />
heeft verloren, omdat de veehouder<br />
bepaalt wanneer bepaalde dieren medicatie<br />
krijgen.<br />
Het komende decennium zal zich kenmerken<br />
door het tot stand komen van een “license<br />
to produce”. Door maatschappelijk<br />
verantwoord ondernemen kan men deze<br />
licentie behouden of misschien wel verwerven.<br />
Dit impliceert, dat maatschappelijke<br />
eisen ten aanzien van dierwelzijn zullen<br />
moeten worden gehonoreerd en op bedrijven<br />
volgens kwaliteitsprotocollen wordt gewerkt.<br />
Welke taken heeft de bedrijfsdierenarts?<br />
• De dierenarts moet, als ambassadeur van<br />
het dier, diergezondheid en dierwelzijn op<br />
de bedrijven bevorderen.<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 29
• De dierenarts bewaakt de dierlijke productie<br />
met het oog op de volksgezondheid,<br />
waaronder ook voedselveiligheid.<br />
• De dierenarts instrueert, coacht en controleert<br />
dat handelingen en behandelingen<br />
aan/van dieren conform state of the art<br />
worden uitgevoerd.<br />
• De dierenarts diagnosticeert ziekten en<br />
onwelzijn bij dieren en initieert activiteiten<br />
ter preventie van dierziekten en welzijnsstoornissen.<br />
• De dierenarts onderkent risico’s ten aanzien<br />
van arbeidsomstandigheden voor<br />
veehouders en medewerkers. Dit betreft<br />
onder meer farmaca en omgang met dieren.<br />
De dierenarts adviseert hoe met deze<br />
risico’s om te gaan.<br />
[figuur 15] Op een varkensbedrijf komen diverse<br />
agentia voor, die ook ziekten bij de mens<br />
kunnen veroorzaken. Elke vorm van varkenshouderij<br />
heeft zijn eigen infectierisico’s. Het<br />
is belangrijk om de veehouder te onderrichten<br />
welke infecties dat zijn en hoe je jezelf moet beschermen<br />
tegen deze infecties. Ook vlekziekte<br />
kan een erytheem en lymphangitis bij de mens<br />
geven!<br />
Hoe kan de dierenarts deze taken vorm<br />
geven?<br />
• Een deel van de handelingen aan dieren<br />
en behandelingen worden op varkensbedrijven<br />
door de veehouder of medewerkers<br />
zelf uitgevoerd. De kwaliteit van uitvoering<br />
is afhankelijk van de kennis en vaardigheden<br />
van de dierverzorgers. De scholing<br />
van medewerkers en continue controle<br />
op uitvoering van handelingen is een<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 30<br />
taak van de dierenarts. De uitvoering van<br />
taken en handelingen dient in protocollen<br />
te worden vastgelegd, zodat afspraken duidelijk<br />
zijn. De basis voor de protocollen is<br />
voor alle bedrijven grotendeels gelijk. Bij<br />
het opstellen van bedrijfsprotocollen is het<br />
gewenst om de medewerkers/veehouder<br />
eerst instructie te geven en hen vervolgens<br />
het protocol te laten “uitschrijven”, zodat<br />
ze zich beter met het voorschrift kunnen<br />
identificeren. Door de dierenarts afgegeven<br />
protocollen of formularia eindigen<br />
nog al eens als SOP (maar nu Standaard<br />
Ongelezen Procedure) in een map.<br />
Protocollen hebben als doel om kwaliteit<br />
te verbeteren door de manier van werken<br />
te standaardiseren (Standard Operating<br />
Procedure). Taak van de dierenarts is niet<br />
alleen om deze standaard manier van werken<br />
te actualiseren en te optimaliseren,<br />
maar ook om de gewenste manier van werken<br />
te borgen.<br />
• Men moet niet altijd op dezelfde tijd en<br />
dag van de week een bedrijf bezoeken en<br />
belangrijkste reden hiervoor is, dat je een<br />
overzicht wilt hebben van de manier van<br />
werken. Vaste afspraken voor bedrijfsbezoeken<br />
op twee- of vierwekelijkse perioden<br />
zijn een garantie dat je altijd dezelfde<br />
werkzaamheden ziet. Commentaar dat<br />
men geeft zal gehonoreerd worden op die<br />
dagen dat de begeleidende dierenarts het<br />
bedrijf bezoekt. De Engelse term “assessment”<br />
verwoordt de taak van de dierenarts:<br />
het beoordelen en waarderen van de<br />
manier van werken, waarbij de zwakke<br />
en sterke punten worden aangegeven. De<br />
taak van de begeleidende dierenarts gaat<br />
zelfs verder, omdat hij ook het verbetertraject<br />
moet begeleiden.<br />
• Het programma van de reguliere bedrijfsbezoeken<br />
bevat altijd die zaken waarvoor<br />
de dierenarts verantwoordelijkheid draagt<br />
(zoals handelingen aan en behandelingen<br />
van dieren, UDA middelen, inspecties<br />
diergezondheid). Een continu assessment<br />
van aan de veehouder of werknemers gedelegeerde<br />
taken moet een vast onderdeel<br />
van de bedrijfsbegeleiding zijn.<br />
• Bedrijfsbezoeken dienen, naast assessment<br />
van gedelegeerde veterinaire taken,
[figuur 16] Ook voor hygiëne geldt: “doe<br />
je de juiste dingen en doe je de juiste dingen<br />
goed?” De schaar ligt in een bakje met rivanol<br />
als desinfectans, terwijl de plastic zakken<br />
van zeug naar zeug verhuizen om biggen en<br />
nageboorten op te vangen. De witte jerrycan<br />
bevat glijmiddel voor vaginale exploratie tijdens<br />
de partus om zo het aantal doodgeboren<br />
biggen terug te dringen. Veel zeugen werden<br />
ziek kort na de partus en sommige zeugen ontwikkelden<br />
een cystopyelonefritis als resultaat<br />
van ondeskundig menselijk handelen.<br />
uitvoering te geven aan het strategisch<br />
beleid. Strategisch beleid wordt ontwikkeld<br />
in samenspraak met de veehouder/<br />
eigenaar.<br />
4.1. Strategisch veterinair beleid.<br />
Om een strategisch beleid te definiëren moeten<br />
de doelstellingen van het bedrijf duidelijk<br />
zijn. Wanneer door de ondernemer geen<br />
doelen zijn gesteld voor diergezondheid of<br />
wanneer de doelen niet verder reiken dan<br />
reductie van het antibioticagebruik, is geen<br />
strategisch gezondheidsbeleid op te stellen.<br />
De afgelopen jaren worden varkenshouders<br />
overspoeld met cursussen die vooral betrekking<br />
hebben op luchtwassers, mestvergisters,<br />
warmteterugwinning apparatuur,<br />
financierings- en investeringsstrategieën.<br />
Ook krijgen beperkingen door regelgeving<br />
van overheidswege, zoals de mineralenbalans,<br />
erg veel aandacht. De aandacht voor<br />
duurzaamheid van de veehouderij is bij varkenshouders<br />
en ondernemers vooral gericht<br />
op het fysiek kunnen vestigen van een bedrijf<br />
met mogelijkheden voor uitbreiding.<br />
Ook de beroepsorganisaties zijn hier op<br />
gefocust. Opvallend stil is het wanneer het<br />
over diergezondheid gaat.<br />
Tot voor kort heerste de overtuiging dat<br />
diergezondheid simpel maakbaar was en<br />
wanneer het door verbouwingsdrukte uit de<br />
hand gelopen was, dan was de diergezondheid<br />
met een kuurtje of een vaccinatie zo<br />
weer op de rit. Ook nu nog heerst bij veel<br />
varkenshouders de overtuiging, dat alle<br />
“kwaad” (ziekte) van buiten komt en dat met<br />
wat laarzen ontsmetten, wat schone overalls<br />
in diverse kleuren en een douche voor het<br />
personeel al het nodige is gedaan om ziekten<br />
buiten de deur te houden. Veel veehouders<br />
realiseren zich onvoldoende dat de verwekkers<br />
van infectieziekten, die zij regelmatig<br />
zien, continu op hun bedrijf aanwezig zijn.<br />
Erger nog: de wijze waarop zich de meeste<br />
infecties op een varkensbedrijf verspreiden<br />
is op instructie van de veehouder. In spaarzame<br />
gevallen wordt dit nog ondersteund<br />
door een onnozele collega-dierenarts, wiens<br />
literatuurkennis niet verder reikt dan de<br />
Boerderij of Nieuwe Oogst en dan een veehouder<br />
adviseert om mest van biggetjes aan<br />
gelten te voeren. Met zo’n opvatting over<br />
hygiëne en ziektepreventie heeft het geen<br />
zin met varkenshouders te praten over een<br />
strategisch gezondheidsbeleid.<br />
[figuur 17] We hebben in de varkenshouderij<br />
een cultuur van laarzen deppen in desinfectiebakken.<br />
Wanneer moet je je laarzen desinfecteren?<br />
Als je naar buiten gaat? Of moet je je<br />
laarzen desinfecteren als je naar binnen gaat?<br />
Wat is de schone weg? Wat is de vuile weg?<br />
(foto: Faculteit Diergeneeskunde)<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 31
© Janssen Animal Health augustus 2010/STRE/PP/ADV/2010/N/001<br />
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13<br />
Stresnil®<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 32<br />
Stresnil ®<br />
Werkzaam bestanddeel: azaperonum 40 mg per ml oplossing. Reg. Nr.: B: BE-V000673,<br />
NL: REG NL 3153 URA. Verantwoordelijke onderneming: Janssen Pharmaceutica NV,<br />
Turnhoutseweg 30, B-2340 Beerse; Janssen-Cilag BV, Postbus 90240, NL-5000LT Tilburg. Verdere<br />
informatie beschikbaar op aanvraag.
• Opvallend weinig cursusaanbod is er<br />
voor varkenshouders over fysiologie en<br />
adaptatie van varkens. Het postacademisch<br />
cursusaanbod voor dierenartsen<br />
van landbouwhuisdieren mist ook een<br />
continu aanbod waarmee dierenartsen<br />
hun expertise op het gebied van ziektekunde,<br />
pathofysiologie, pathologie,<br />
infectiologie en farmacologie kunnen<br />
vergroten en de ontwikkelingen op relevante<br />
gebieden van de epidemiologie,<br />
volksgezondheid en hygiëne nauwgezet<br />
kunnen volgen.<br />
• Doelstellingen van het strategisch beleidsplan<br />
kunnen betrekking hebben op<br />
biggezondheid, levensduur zeugen, antibioticavrij<br />
vleesvarkens produceren,<br />
Salmonella vrij produceren of betrekking<br />
hebben op strategieën om transmissie<br />
van infecties tegen te gaan. Niet<br />
alleen dierwelzijn, diergezondheid,<br />
volksgezondheid en voedselveiligheid<br />
zijn aandachtsvelden voor het veterinaire<br />
strategische beleid, maar ook arbeidsomstandigheden<br />
en persoonlijke<br />
veiligheid kunnen onderdeel uitmaken<br />
van strategisch beleid.<br />
• Een strategisch plan kan vele zaken ten<br />
aanzien van bedrijfsontwikkeling en/<br />
of bedrijfsuitbreiding bevatten en het<br />
veterinair strategisch plan is hier een<br />
onderdeel van. Valkuil voor een dierenarts<br />
is op de stoel van de eigenaar te<br />
gaan zitten en zich te bemoeien met zaken<br />
die niet tot de kernactiviteiten van<br />
de dierenarts behoren.<br />
Om de doelen uit het strategisch plan te<br />
bereiken, dient men te beschikken over de<br />
juiste “hardware” en “software”.<br />
De stallen en inrichting als onderdeel van<br />
de hardware krijgen vooral aandacht als het<br />
om arbeidsefficiëntie gaat. De software betreft<br />
kennis en vaardigheden van veehouder<br />
en personeel. Aandachtsvelden, waar de begeleidende<br />
dierenarts invulling aan dient te<br />
geven, betreffen:<br />
[figuur 18] Wordt de douche gebruikt? Wordt<br />
de douche goed gebruikt? Een douchekraan<br />
van een hygiënesluis kan, zoals hier, een<br />
prachtige plaats zijn voor ”een nestje met eitjes”.<br />
Soms kan het gebeuren dat de eigenaar<br />
van het bedrijf de hygiënesluis passeert zonder<br />
te douchen, terwijl van het personeel en<br />
bezoekers verwacht wordt dat deze de douche<br />
gebruiken…….<br />
• Opleiden van personeel met betrekking tot<br />
kennis van het varken en de infecties en<br />
ziekten van het varken.<br />
• Coachen van de veehouder/manager ten<br />
aanzien van het aansturen van zijn personeel<br />
en het omgaan met dieren.<br />
• Het onderkennen van veiligheidsrisico’s<br />
voor mens en dier.<br />
• Doelstellingen ten aanzien van gezondheid<br />
(mens en dier). Hoe is de status van<br />
het bedrijf ten aanzien van diergezondheid?<br />
Is er een risicoprofiel? Welke structurele<br />
tekortkomingen kent het bedrijf ten<br />
aanzien van infecties, diergezondheid en<br />
dierwelzijn?<br />
De doelstellingen ten aanzien van gezondheid<br />
kunnen onderverdeeld worden in pre-<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 33
[figuur 19] Een ingenieuze manier om infecties<br />
te verspreiden is deze “ziekenbox”. Zieke<br />
biggen krijgen zo extra aandacht. Hun feces<br />
komen door het rooster bij de andere dieren.<br />
Aan de hoeken van de opstelling zijn kettingen<br />
bevestigd waaraan biggen kunnen bijten. De<br />
dierenarts heeft verzuimd de veehouder te onderrichten<br />
welke infecties op deze wijze kunnen<br />
worden verspreid.<br />
ventie van infecties, preventie van ziekten<br />
en verbeteren van dierwelzijn. Deze doelstellingen<br />
worden uitgewerkt tot een plan<br />
dat meerdere jaren omvat, met concrete<br />
jaardoelstellingen. In de bedrijfsbezoeken<br />
wordt uitvoering gegeven aan het strategisch<br />
beleid. Ieder jaar wordt het strategisch<br />
beleid geëvalueerd en wordt de doelstelling<br />
voor de komende drie jaar geformuleerd.<br />
Het komende decennium zal zich kenmerken<br />
door het tot stand komen van de “license<br />
to produce”. Door maatschappelijk verantwoord<br />
ondernemen ken men deze licentie<br />
verwerven. Dit impliceert dat maatschappelijke<br />
eisen ten aanzien van dierwelzijn<br />
zullen moeten worden gehonoreerd en op<br />
bedrijven protocollair zal moeten worden<br />
gewerkt en dat deze protocollen op kwaliteit<br />
worden beoordeeld.<br />
4.2. De veranderende rol van de dierenarts<br />
Dierenartsen worden opgeleid om dieren<br />
lichamelijk te onderzoeken, een diagnose<br />
te stellen en een adequate therapie in te<br />
stellen. In toenemende mate worden dierenartsen<br />
ook opgeleid voor een sturende<br />
rol in ziektepreventie op bedrijven en om<br />
dierenwelzijn te bevorderen. Een competentie,<br />
die voor een begeleidend dierenarts<br />
essentieel is, betreft de taak als coach, als<br />
leraar. Menig dierenarts ervaart binnen het<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 34<br />
eigen gezin dat een correctie of berisping<br />
van de kinderen doorgaans pas effect krijgt<br />
wanneer die consequent herhaald wordt:<br />
het “frappez toujours”. In de opleiding voor<br />
dierenartsen is het coachen van veehouders<br />
nog niet als noodzakelijke competentie onderkend.<br />
Begeleidende dierenartsen ventileren<br />
tijdens hun bedrijfsbezoeken een veelheid<br />
aan adviezen. Deze adviezen, die vaak<br />
waardevol zijn en betrekking hebben op de<br />
werkwijze op het bedrijf, worden tijdens<br />
de inspectieronde aan veehouders of dierverzorgers<br />
verteld. Om een werkwijze gedetailleerd<br />
op papier in een bedrijfsverslag<br />
weer te geven, kost veel tijd en gebeurt zelden.<br />
Veterinaire adviezen eindigen te vaak<br />
als een SOP, waarbij de SOP dan niet staat<br />
voor Standard Operating Procedure, maar<br />
voor Standaard Ongelezen Procedure.<br />
Het kan dan ook voorkomen dat tijdens een<br />
audit of assessment blijkt dat op het bedrijf<br />
niet conform afspraken gewerkt wordt. Een<br />
fraai voorbeeld hiervan is dat een veehouder<br />
verontwaardigd reageerde op de opmerking<br />
van de dierenarts dat de werkwijze op<br />
het bedrijf verkeerd was. Bovendien merkte<br />
de begeleidende dierenarts op dat hij de correcte<br />
werkwijze duidelijk verteld had. De<br />
reactie van de veehouder was dat dit wel 10<br />
jaar geleden was. Zonder consequente controle<br />
op het opvolgen van adviezen, heeft<br />
het geen zin adviezen te geven.<br />
Wie is de baas?<br />
Duidelijk is dat de eigenaar van het bedrijf<br />
baas is op zijn eigen bedrijf en dat een dierenarts<br />
wordt ingehuurd voor zijn of haar<br />
veterinaire kennis. Op bedrijven, waar de<br />
eigenaar ook de uitvoerder is van alle werkzaamheden,<br />
is de coaching door de dierenarts<br />
soms lastig vanwege de vele rollen die<br />
de eigenaar heeft. Competenties, waarin de<br />
eigenaar uitblinkt, zijn aantrekkelijker om<br />
aan te werken, dan competenties die marginaal<br />
bij de eigenaar aanwezig zijn. Globaal<br />
kennen we twee typen veehouders: de hoeders<br />
en de bouwers. De hoeders sluiten met<br />
hun competenties doorgaans het beste aan<br />
bij de core business van de dierenarts: het<br />
bevorderen van diergezondheid en dierwelzijn.<br />
De bouwers, daarentegen, leggen vaak<br />
een enorme dynamiek aan de dag en zien
dierlijke productie als een bouwproces dat<br />
op elk gewenst moment aan te passen is.<br />
Diergezondheid uit een potje of een pakje<br />
spreekt bij de bouwers dan ook erg aan.<br />
Het grote voordeel van grote bedrijven is<br />
dat er meer personen werken en niet alle<br />
competenties in één persoon verenigd hoeven<br />
te zijn. Op grotere bedrijven hebben de<br />
verschillende medewerkers ook verschillende<br />
taken en verantwoordelijkheden. Het<br />
is slechts mogelijk personen te coachen die<br />
taakvolwassen zijn en die tijdig terug rapporteren<br />
wanneer zaken niet lopen zoals<br />
gewenst. Invoering van personeelsbeleid en<br />
carrièreperspectief voor medewerkers leidt<br />
tot specialisatie van de medewerkers, protocollering<br />
van de werkzaamheden en kwaliteitsverbetering<br />
van het productieproces.<br />
Echter, grote bedrijven met een lage organisatiegraad,<br />
waarbij medewerkers alleen opdrachten<br />
uitvoeren, zijn lastig te begeleiden<br />
en te verbeteren. Reden hiervan is dat alle<br />
zaken, die mis lopen bij de opdrachtgever<br />
teruggelegd worden en je dus alleen maar<br />
probleempjes aan het oplossen bent. De reactie<br />
van de bedrijfseigenaar is dat hij op<br />
zoek gaat naar “robuuste” oplossingen met<br />
het uitschakelen van de “human factor”. Dit<br />
komt het welzijn van de dieren vaak niet ten<br />
goede.<br />
4.3. Valkuilen.<br />
4.3.1. Ongeduld.<br />
Een ondeugd van veel dierenartsen en van<br />
veehouders is ongeduld. Wanneer een interventie<br />
niet meteen werkt, moet er iets<br />
anders gebeuren want “het heeft al genoeg<br />
geld gekost”. Ongeduld wordt vooral gevoed<br />
door onkunde. Een veehouder met onvoldoende<br />
kennis van biologische systemen<br />
krijg je niet ‘vast in de leer’. Hetzelfde geldt<br />
voor de dierenarts die wenst te opereren als<br />
een deus ex machina en voor elk probleem<br />
een oplossing denkt te weten. De druk om<br />
oplossingsgericht te acteren wordt voor dierenartsen<br />
groter naarmate ze meer op de<br />
stoel van de veehouder gaan zitten en hun<br />
handelen gestuurd wordt door economische<br />
motieven. Sommige praktijken afficheren<br />
zich met de competentie dat zij “meedenken”<br />
met de veehouder om de rentabiliteit<br />
van het bedrijf te verbeteren. Dan wordt het<br />
veterinair handelen gestuurd door marktprijzen<br />
die doorgaans behoorlijk volatiel<br />
zijn. Begeleiding is het uitvoeren van het<br />
strategisch plan, dat geen aaneenschakeling<br />
mag zijn van brandjes blussen, maar dat een<br />
“brandpreventieplan” is.<br />
4.3.2. Geen agenda.<br />
Hoe herkenbaar is het beeld van de begeleidende<br />
dierenarts die bij aankomst op het<br />
bedrijf aan de veehouder vraagt: “Hoe gaat<br />
het?”, en vervolgens door de veehouder uitgebreid<br />
wordt gebrieft over wat er de afgelopen<br />
tijd allemaal is misgegaan. Wanneer<br />
niet duidelijk is voor veehouder en dierenarts<br />
wat het programma van het begeleidingsbezoek<br />
is, verliest de begeleidende<br />
dierenarts de regie over het bezoek. De<br />
agenda van een begeleidingsbezoek is het<br />
uitvoering geven aan het strategisch plan.<br />
Het ontbreken van een strategisch plan leidt<br />
er toe dat men structurele problemen op het<br />
bedrijf ad hoc probeert op te lossen. Dit<br />
leidt tot onrust bij de medewerkers op het<br />
bedrijf, omdat de strategie, hoe adviezen<br />
moeten worden opgevolgd, onduidelijk is.<br />
Het resultaat is, dat men aanmoddert.<br />
4.3.3. Geheime kennis is geen kennis,<br />
onkunde is ook geen kennis.<br />
Het beschikken over exclusieve kennis of<br />
exclusieve recepten om problemen op te<br />
lossen, suggereert dat sommige mensen<br />
kunnen toveren. Toveren bestaat niet en<br />
goochelen berust op illusie. Trucjes om<br />
succesvol een structureel probleem op te<br />
lossen berusten op bedrog, suggestie of op<br />
toeval.<br />
Wanneer een begeleider onvoldoende op<br />
de hoogte is van de ontwikkelingen op relevante<br />
vakgebieden wordt het lastig om<br />
een verantwoord strategisch plan voor het<br />
bedrijf uit te werken. Het kennen van de eigen<br />
kracht, maar vooral ook van de eigen<br />
beperkingen, is een voorwaarde voor het<br />
uitwerken van een strategisch plan. Het kan<br />
noodzakelijk zijn om meer specialistische<br />
kennis voor het uitwerken van het strategisch<br />
plan in te huren. Daarnaast moet men<br />
tijd investeren in het bijhouden van de (internationale)<br />
vakliteratuur.<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 35
Het zieke aapje.<br />
Kennis, vaardigheden en overtuigingskracht om tot goede probleemaanpak te komen zijn<br />
noodzakelijke competenties van de dierenarts, die op de door hem begeleide bedrijven<br />
een strategisch veterinair beleid heeft en dit ook uitvoert. Structurele en professionele<br />
aanpak van bedrijfsproblemen overschrijden menigmaal de competenties van de begeleidende<br />
dierenarts. De dierenarts kent zijn beperkingen en beschikt over een professioneel<br />
netwerk, dat hij kan raadplegen, zoals de bedrijfskundige consultancy.<br />
Menigmaal wordt in de praktijk veel te snel gesproken over oplossingsscenario’s zonder<br />
dat het onderliggende probleem concreet in beeld is gebracht, gedefinieerd is en dit voor<br />
de varkenshouder duidelijk is ....<br />
Veel activiteiten kun je op een bedrijf uitbesteden, maar de eigenaar blijft probleemeigenaar.<br />
Toch komt het regelmatig voor dat een veehouder van een bedrijfsprobleem af<br />
wil en een ronde tafel conferentie organiseert. Veevoederadviseurs, fokkerijadviseurs,<br />
klimaatexperts en dierenartsen verzamelen zich op uitdrukkelijke uitnodiging van de<br />
veehouder rondom de tafel. Voor de veehouder heeft deze bijeenkomst één doel: hij wil<br />
van zijn probleem -“het zieke aapje op zijn schouder”- af. Degene aan tafel die het eerst<br />
zijn schouder aanbiedt aan dit zieke aapje, krijgt het en komt er niet meer vanaf. Tijdens<br />
het gesprek wordt vooral gesproken over oplossingsscenario’s, terwijl meestal de probleemdefinitie<br />
onduidelijk is. Het functioneren van de veehouder is geen onderwerp van<br />
gesprek. Dergelijke bijeenkomsten kennen alleen maar verliezers. Degene die zijn/haar<br />
mond het meest kan houden komt er het beste af met slechts tijdverlies. In het geval de<br />
dierenarts niet aanwezig is bij een dergelijke conferentie, wordt zonder twijfel een diergeneeskundige<br />
oplossing door de overige adviseurs aangedragen.<br />
4.4. Produceren van varkens of van<br />
vlees?<br />
Het probleem van de veehouder is dat hij<br />
produceert voor een blinde markt. Hij kent<br />
zijn consument niet. De melkveehouder<br />
weet niet waar de melk heen gaat en wat<br />
ermee gebeurt; de varkenshouder weet niet<br />
wie zijn varkens eet. Ook de pluimveehouder<br />
kent de consumenten van zijn eieren<br />
of kuikens niet. In veertig jaar heeft zich<br />
de schaalvergroting in dierlijke productie<br />
voltrokken en deze schaalvergroting is nog<br />
steeds gaande. Op zich hoeft dit geen negatieve<br />
invloed te hebben op de kwaliteit<br />
van het product, maar de markt kent geen<br />
intrinsieke stimulans om productiedieren<br />
gezonder te houden en het welzijn van de<br />
dieren te verbeteren; alleen een intrinsieke<br />
stimulans om kosten te reduceren. Daarom<br />
zal vooralsnog de overheid een belangrijke<br />
taak hebben om de “licence to produce”<br />
nader te definiëren en de randvoorwaarden<br />
waaronder geproduceerd mag worden<br />
daadwerkelijk op de bedrijven te controleren.<br />
En de veehouder dient een cultuurom-<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 36<br />
slag door te maken: van varkensproducent<br />
naar vleesproducent.<br />
De dierenarts moet hem in die richting coachen<br />
en niet de veehouder bestendigen in<br />
maatschappelijk ongewenste praktijken.<br />
Een attitude van een begeleidend dierenarts,<br />
die geen gehoor geeft aan de maatschappelijke<br />
eisen van volksgezondheid, is<br />
laakbaar en deze dierenarts hoort niet in de<br />
professie thuis.<br />
Zo lang een varkenshouder nog de overtuiging<br />
heeft dat hij varkens produceert<br />
in plaats van vlees, zal hij zich niet direct<br />
verantwoordelijk voelen voor wat de consument<br />
op het bord krijgt. Grote afstand tot de<br />
consument nodigt uit tot risicogedrag dat financieel<br />
beloond lijkt te worden.<br />
4.5. De “kiemenzieners”.<br />
Een varkenshouder kan gemakkelijk uit balans<br />
gebracht worden wanneer tijdens de klinische<br />
inspectie zijn referentiekader ter discussie<br />
wordt gesteld. De varkenshouder kent<br />
vooral zijn eigen bedrijf en ziet zijn varkens
meerdere malen per dag. Het gemiddelde van<br />
zijn bedrijf wordt zijn standaard. Wanneer dit<br />
gemiddelde als standaard wordt onderuitgehaald<br />
door een dierenarts, moet de veevoedervoorlichter<br />
op het matje komen. Omgekeerd,<br />
wanneer de veevoedervoorlichter de standaard<br />
van de varkenshouder ter discussie<br />
stelt, wordt de dierenarts ontboden om de<br />
“ziekte” te lijf te gaan. Soms is er al zeer oplossingsgericht<br />
door voorlichter en varkenshouder<br />
naar de varkens gekeken. Men heeft<br />
“vastgesteld” dat “Circo”, “Pears” of “PIA” de<br />
oorzaak moet zijn van het “minder doen” van<br />
de varkens. De “diagnose” wordt onderbouwd<br />
met de mededeling ‘dat diverse bedrijven dit<br />
ook hadden. Men is toen gaan enten en nu<br />
hebben ze roze wolken van varkens.’ Er zijn<br />
dan verschillende scenario’s mogelijk.<br />
1. De dierenarts sluit zich aan bij de “diagnose”<br />
van de voorlichter en geeft daarmee<br />
aan geen enkele autoriteit op het gebied<br />
van <strong>varkensgezondheid</strong>szorg te hebben.<br />
2. De dierenarts ontkent de “diagnose” van<br />
de voorlichter en tovert een andere “diagnose”<br />
uit zijn mouw. Ook dit scenario gaat<br />
gepaard met medicaties en vaccinaties. De<br />
dierenarts denkt hiermee zijn autoriteit bevestigd<br />
te hebben, maar de voorlichter voelt<br />
zich “gepasseerd” en de varkenshouder<br />
denkt: “waarom heeft hij dat niet eerder<br />
gezien?”. Ook dit is nog steeds acceptabel<br />
voor de varkenshouder, want het gevaar (de<br />
“kiem”) komt nog steeds van buiten en het<br />
functioneren van de varkenshouder wordt<br />
nog steeds niet ter discussie gesteld.<br />
3. De dierenarts verricht opnieuw inspectie<br />
en probeert een probleemdefinitie vast te<br />
stellen. Op basis van de probleemdefinitie<br />
voert hij diagnostiek uit. Hij interpreteert<br />
de resultaten van het diagnostisch onderzoek<br />
en bespreekt die met de varkenshouder.<br />
Het hieruit resulterend advies beoogt<br />
een structurele verbetering van <strong>varkensgezondheid</strong><br />
op het bedrijf. Hier zit de varkenshouder<br />
niet op te wachten, want dit<br />
betekent meer werk en meer kosten. Ook<br />
betekent het advies, dat hij aangesproken<br />
wordt op de manier van werken op het bedrijf<br />
en de manier waarop de dieren gehouden<br />
worden. Dit is toekomstgericht en past<br />
[figuur 20] Keuzes bij conflicten. Onderhandelen<br />
is uiteindelijk de enige optie.<br />
niet bij een varkenshouder die reactief is<br />
op wat hem overkomt en veterinair strategisch<br />
beleid schuwt.<br />
De varkenshouder kiest een andere dierenarts,<br />
die past bij zijn “oplossingsgerichte”<br />
werkwijze. Dit is wel een werkwijze die<br />
maatschappelijk onaanvaardbaar is.<br />
4.6. Conflict.<br />
Wanneer u een conflict hebt, kunt u zich vaak<br />
nog het moment herinneren dat het conflict<br />
begon en wat de aanleiding was. De afloop<br />
van een conflict wordt heel sterk bepaald door<br />
de houding waarmee u het conflict ingaat. Dat<br />
moment kunt u zich meestal goed herinneren,<br />
omdat het een soort emotioneel ‘arrest’<br />
is. Dan is de vraag: waar gaat u voor? Gaat<br />
u voor uw gelijk (de zaak) of gaat u voor de<br />
relatie. Wanneer u conflicten uit de weg gaat<br />
(ontwijken) weet u zeker dat u zowel uw gelijk<br />
niet haalt als ook de relatie verliest. Vechten<br />
om uw gelijk te krijgen is altijd slecht voor<br />
de relatie en toegeven leidt tot verlies van<br />
respect en uiteindelijk ook tot verlies van de<br />
relatie. Wat overblijft is onderhandelen. Het<br />
is dus verstandig om, wanneer een conflict<br />
zich voordoet, een onderhandelingspositie te<br />
kiezen. Een eerste reactie van: “laten we daar<br />
eens over praten hoe we dit op kunnen lossen”<br />
laat zeker de mogelijkheid tot onderhandelen<br />
open. Onderhandelen leidt vaak tot een<br />
bestendiging en een verbetering van de relatie<br />
omdat er sprake is van gelijkheid.<br />
Hoeveel onderhandelingsruimte hebt u eigenlijk<br />
wel? Dat is natuurlijk afhankelijk<br />
van waar het conflict over gaat. Wanneer een<br />
veehouder zich niet houdt aan de wettelijke<br />
voorschriften en u wijst hem daarop, dan kan<br />
er een conflict ontstaan. Wanneer het wette-<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 37
lijk kader u geen ruimte geeft, heeft u geen<br />
onderhandelingsruimte. Als u gaat ‘vechten’<br />
bent u mogelijk een klant kwijt en door<br />
toe te geven of net te doen of u het niet ziet,<br />
compromitteert u uzelf. Omdat u geen onderhandelingsruimte<br />
hebt en u zich ook aan de<br />
wet moet houden, is er kans dat u zowel de<br />
‘zaak’ als de ‘relatie’ verliest. Hoe is hier aan<br />
te ontkomen? Wanneer in de bedrijfsdoelstellingen<br />
is opgenomen dat men produceert<br />
conform de geldende wet- en regelgeving,<br />
dan is het zich houden aan de wet onderdeel<br />
van het bedrijfsbeleid. Het bedrijfsverslag<br />
biedt de mogelijkheid om waarnemingen te<br />
noteren en deze bij bespreking van het strategisch<br />
beleid (los van emotie) ter sprake te<br />
brengen. Wanneer dan blijkt dat de eigenaar/<br />
veehouder onvoldoende uitvoering wil geven<br />
aan wettelijke eisen, is geen bedrijfsbegeleiding<br />
mogelijk met inachtneming van de Code<br />
(KNMvD 2009).<br />
Conflicten ten aanzien van dierwelzijn hebben<br />
vaak betrekking op het niet tijdig euthanaseren<br />
van dieren met een slechte prognose, lichtregime<br />
in stallen dat niet conform de regels is,<br />
Enkele jaren geleden hield ik (de eerste<br />
auteur) een lezing op een studiedag voor<br />
een groep ondernemers, die allemaal een<br />
varkensbedrijf hadden. Om wat van de<br />
sfeer van de dag te proeven was ik eerder<br />
gekomen, zodat ik de spreker die voor<br />
mij kwam, nog kon horen. Dit bleek een<br />
“bankman” te zijn, die allerlei constructies<br />
voor het voetlicht toverde om zonder risico<br />
financiering voor buitenlandse bedrijven<br />
te realiseren. Het verkopen en terugleasen<br />
was al zo aantrekkelijk dat je niet eens besefte<br />
dat het over varkensbedrijven ging.<br />
Totdat hij vol verve de criteria gaf waarop<br />
de kredietwaardigheid van de ondernemer<br />
werd beoordeeld. De efficiëntie waarmee<br />
een ondernemer de ruimte van het bedrijf<br />
benut, werd onder meer als criterium genoemd,<br />
waarbij een bedrijf met een bezettingsgraad<br />
van 110% als zeer positief uit<br />
de bus kwam. Hoe het dan met de naleving<br />
van de wet- en regelgeving en vergunningen<br />
moest, werd uit zijn verhaal niet duidelijk.<br />
Maar ja, waar krijg je een bonus voor?<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 38<br />
beperkte drinkwatervoorziening en te hoge<br />
hokbezetting. Al deze zaken zijn strijdig met<br />
de gezondheidsdoelstellingen van ieder bedrijf<br />
en de dierenarts zal zijn kennis en kunde<br />
moeten inzetten om dergelijke veehouders op<br />
te voeden om zich aan de wet te houden.<br />
[figuur 21] Dagelijkse inspectie is een verplicht<br />
onderdeel van het verzorgen van dieren.<br />
Automatiseren en robotisering leiden tot<br />
schaalvergroting en steeds meer dieren worden<br />
door één persoon gehouden. Het werkschema<br />
van medewerkers in de varkenshouderij is zeer<br />
zwaar en een dagprogramma van medewerkers<br />
zit vol met het verplaatsen van dieren, het<br />
schoonspuiten van gangen en afdelingen, het<br />
uitvoeren van handelingen aan dieren en het<br />
repareren van installaties. Een dood dier kan<br />
over het hoofd gezien worden, wanneer te weinig<br />
tijd beschikbaar is voor verzorging.<br />
[figuur 22] Overbevolking komt in de cijfers<br />
als een hoge bezettingsgraad. Economen zien<br />
dat graag, maar de prijs van derving van dierenwelzijn<br />
en verhoogd infectierisico staat niet<br />
op de economische winst- en verliesrekening.
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 39
5. Het vastgelopen bedrijf<br />
Ondanks de inspanningen van veehouders<br />
en dierenartsen zien we op een aantal bedrijven<br />
dat het mis gaat. Dit valt doorgaans<br />
nog wel mee op het zeugenbedrijf, hoewel<br />
het opfokken van gespeende biggen ook een<br />
drama kan zijn wat gezondheid en welzijn<br />
betreft! Dan gaat het op het vleesvarkensbedrijf<br />
nog slechter, want het vastlopen<br />
van een bedrijf komt toch vooral tot uiting<br />
bij de vleesvarkens met als resultaat:<br />
Vleesvarkensbedrijven met hoge morbiditeit<br />
en mortaliteit.<br />
De afgelopen jaren worden we in toenemende<br />
mate geconfronteerd met vleesvarkensbedrijven<br />
waarvan de technische resultaten,<br />
ondanks genomen zootechnische verbeteringen,<br />
achteruit gaan. Groeicijfers in opeenvolgende<br />
perioden vallen steeds meer<br />
tegen, terwijl een steeds grotere behoefte<br />
wordt gevoeld om medicaties in te stellen<br />
tegen ziektegolven die door het bedrijf gaan<br />
en te vaccineren tegen endemisch voorkomende<br />
infecties.<br />
De sterfte op dergelijke bedrijven ligt doorgaans<br />
te hoog; te veel varkens blijven sterk<br />
in groei achter en teveel dieren kwijnen<br />
weg. Sectiegegevens van gestorven varkens<br />
of van zieke varkens, die voor diagnostiek<br />
worden opgeofferd, laten een zeer heterogeen<br />
beeld zien aan infectieziekten en aandoeningen,<br />
daar men niet in staat is de typische<br />
representanten van de problemen te<br />
duiden. Omdat de gevonden sectiebeelden<br />
niet consistent zijn, is het niet mogelijk om<br />
een eenduidige oorzaak aan te wijzen van<br />
de problemen. Het ontbreekt aan een heldere<br />
probleemdefinitie, die het toestaat een<br />
duidelijke onderzoeksvraag te formuleren.<br />
Hetzelfde geldt voor serologisch onderzoek.<br />
Longitudinaal of cross-sectional onderzoek<br />
van bloedmonsters op antilichamen<br />
tegen voorkomende ziekteverwekkers levert<br />
slechts de informatie op dat de vleesvarkens<br />
gedurende de mestperiode diverse<br />
infectieziekten doormaken. Al deze infecties<br />
zijn endemisch in de populatie en het is<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 40<br />
zeer aannemelijk dat veel van deze infecties<br />
ook endemisch zijn op het vermeerderingsbedrijf.<br />
Monitoringprogramma’s laten een<br />
wisseling zien aan seroprevalenties en wanneer<br />
dergelijk seroprevalentieonderzoek als<br />
monitoring het uitgangspunt vormt voor interventies,<br />
zoals vaccinatie en/of medicatie,<br />
blijft men tobben met hoge morbiditeit en<br />
mortaliteit.<br />
Verderop volgt een tabel met een opsomming<br />
van agentia die we op een doorsnee<br />
vermeerderingsbedrijf en vleesvarkensbedrijf<br />
kunnen verwachten (met uitzondering<br />
van high-health en SPF-bedrijven).<br />
Naarmate de bedrijfsomvang toeneemt,<br />
neemt ook de kans toe dat aandoeningen ten<br />
gevolge van deze infecties zich duidelijker<br />
manifesteren door continue aanwezigheid<br />
van vatbare groepen.<br />
Voorbeelden hiervan uit het verleden kennen<br />
we van TGE, ook wel biggengriep genaamd.<br />
Bij een uitbraak op een tot dusver<br />
onbesmet bedrijf trad een zeer hoge sterfte<br />
op bij biggen die jonger dan 2 weken waren.<br />
Na enkele weken hadden ook de zeugen de<br />
infectie, vaak subklinisch, doorgemaakt,<br />
zodat de biggen die daarna geboren werden<br />
via de biest lactogene bescherming ontvingen.<br />
Dieren die de infectie hadden doorgemaakt<br />
waren niet meer infectieus. Het TGEvirus<br />
is weinig resistent. Na enkele weken<br />
was de klinische TGE-uitbraak tot een eind<br />
gekomen. Dit gebeurde echter niet op grote<br />
bedrijven, waar wekelijks grote aantallen<br />
biggen gespeend werden. Na het spenen<br />
verliest de big de lactogene bescherming<br />
van de zeug en is na enkele dagen weer gevoelig<br />
voor TGE. Pensaert beschreef reeds<br />
in 1984 dat op grotere bedrijven de TGEinfectie<br />
op deze manier endemisch werd in<br />
de gespeende biggen populatie, omdat wekelijks<br />
gevoelige dieren werden aangevoerd<br />
terwijl er nog infectieuze biggen aanwezig<br />
waren. Hoewel het klinisch beeld bij de gespeende<br />
biggen milder was dan bij de pasgeboren<br />
biggen, gaf de optredende diarree<br />
groeischade door de TGE-infectie, maar
er werden ook meer gevallen van diarree<br />
door B. dysenteriae (dysenterie) en door E.<br />
coli waargenomen. Door het toepassen van<br />
een stringent all-in all-out stramien en door<br />
een week geen biggen te spenen, konden<br />
dergelijke bedrijven de infectie-cyclus tot<br />
staan brengen. In feite markeert dit de rationale<br />
achter een meer-weken-systeem, dat<br />
zeer bruikbaar is om op vermeerderingsbedrijven<br />
de continuïteit van infecties bij gespeende<br />
biggen te doorbreken.<br />
Een ander voorbeeld komt uit de tijd dat<br />
het virus van de Ziekte van Aujeszky nog<br />
veelvuldig op bedrijven voorkwam. Op zeugenbedrijven<br />
werden de zeugen meestal gevaccineerd<br />
tijdens de zoogperiode. Omdat<br />
dit systeem gevoelig bleek voor het missen<br />
van zeugen, gelten en beren die niet in de<br />
kraamstal kwamen, werd het later gebruik<br />
om de gehele zeugenstapel voor de voet weg<br />
te enten.<br />
Wanneer er een introductie van veldvirus<br />
in het zeugenbedrijf voorviel, leidde dit<br />
veelal slechts bij enkele dieren tot klinische<br />
symptomen, die dan niet eens werden gediagnosticeerd<br />
of waargenomen. Door het<br />
routinematig vaccineren van de zeugen<br />
krijgen de biggen een maternale immuniteit,<br />
die de biggen meestal tot en met het<br />
begin van de mestperiode beschermt tegen<br />
infectie. Was een veldinfectie eenmaal in<br />
een vleesvarkensbedrijf aanwezig, dan ontstond<br />
er door de regelmatige aanvoer van<br />
biggen een stroom dieren, die onvoldoende<br />
maternale immuniteit bezaten om zich tegen<br />
de veldinfectie te beschermen. Door<br />
een continue aanwezigheid van infectieuze<br />
dieren en gevoelige dieren kon zich de infectie<br />
handhaven. Van 1982-1986 heeft een<br />
van de auteurs van dit DM een dergelijke<br />
casus op een gesloten bedrijf gevolgd. De<br />
klinische beelden die werden waargenomen,<br />
waren weinig specifiek voor de Ziekte<br />
van Aujeszky. De belangrijkste klacht op<br />
deze bedrijven was een slechte groei en een<br />
te hoge uitval. De sectiebeelden van de gestorven<br />
dieren waren weinig consistent; wel<br />
werd vaak Actinobacillus pleuropneumonie en<br />
torsio mesenterialis als doodsoorzaak gevonden.<br />
De seroprevalentie ten aanzien van de<br />
Ziekte van Aujeszky bij de slachtvarkens op<br />
dit bedrijf wisselde van 10-80% en de titerhoogte<br />
varieerde van
Wat voor infecties kunnen we op een vleesvarkens bedrijf verwachten?<br />
In onderstaande tabel staan de meest voorkomende agentia vermeld.<br />
De met een * gemerkte agentia zijn meestal klinisch duidelijker aanwezig op<br />
vermeerderingbedrijven dan op vleesvarkensbedrijven.<br />
Bacteriën Virussen Overige<br />
dat dan reeds dieren geïnfecteerd waren en<br />
dit niet de endemische infectie doorbrak.<br />
Beide voorbeelden uit het verleden kunnen<br />
van waarde zijn bij het oplossen van de huidige<br />
complexe ziekteproblemen bij vleesvarkens.<br />
Wat zijn de klachten doorgaans op zo’n<br />
vleesvarkensbedrijf?<br />
De klachten zijn doorgaans weinig specifiek<br />
en hebben betrekking op te weinig voederopname,<br />
te grote heterogeniteit in de koppels,<br />
te hoge mortaliteit (tot wel 15%), sterk<br />
vermageren van enkele dieren in bijna ie-<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 42<br />
Endoparasieten<br />
C. perfringens* / C. difficile * Ectoparasieten<br />
S. suis PCV-2 En niet te vergeten de protozoaire<br />
infecties die milde<br />
verschijnselen bij het varken<br />
geven<br />
B. hyodysenteriae PRCV<br />
S. typhimurium Influenza<br />
L. intracellularis PPV<br />
P. multocida En vele andere zoals<br />
Hepatitis E virus, EMCV<br />
etc.<br />
A. pleuropneumoniae<br />
B. bronchiseptica*<br />
M. hyopneumoniae<br />
M. hyorhinus*<br />
H. parasuis*<br />
S. hyicus<br />
En vele andere zoals E. rusiopathiae<br />
H. suis, overige spirochaeten etc.<br />
dere afdeling (wegkwijnen), te hoge ziekte<br />
incidentie en een te lage groei. De ziektes<br />
die klinisch worden waargenomen zijn<br />
meestal respiratoir (hoesten, tik), maar ook<br />
wel worden aandoeningen van de digestietractus<br />
waargenomen (diarree).<br />
Op dergelijke bedrijven wordt veelvuldig<br />
gemedicineerd voer of drinkwater gebruikt,<br />
zonder dat men het gewenste effect<br />
bereikt. Ook worden vaak verschillende<br />
vaccinaties aan de dieren toegediend. Het<br />
meest toegepast worden vaccinaties tegen<br />
PRRSV, PCV-2, Mycoplasma hyopneumo-
niae, Influenza, Actinobacillus pleuropneumoniae<br />
en soms ook tegen Streptococcus suis<br />
(autovaccin) en L. Intracellularis. Al deze<br />
inspanningen leiden veelal niet tot het gewenste<br />
resultaat: vleesvarkens produceren<br />
zonder ziekte.<br />
Hoe komen we van deze infecties af op het<br />
vleesvarkensbedrijf? Het antwoord is eenvoudig:<br />
op een vleesvarkensbedrijf komen<br />
we van geen van de genoemde infecties af<br />
(met uitzondering van ectoparasieten) zonder<br />
het vermeerderingbedrijf erin te betrekken.<br />
De meeste van deze infecties zijn niet<br />
alleen endemisch op het vleesvarkensbedrijf,<br />
maar zijn ook endemisch op het vermeerderingsbedrijf.<br />
Hierdoor treedt er regelmatig<br />
aanvoer van infecties op vanuit het<br />
zeugenbedrijf. Over de frequentie waarmee<br />
dit gebeurt, is ten aanzien van de genoemde<br />
infectieuze agentia weinig met zekerheid te<br />
zeggen. Wel kan men reeds op het zeugenbedrijf<br />
maatregelen doorvoeren waardoor<br />
versleep van infecties niet of minder frequent<br />
geschiedt.<br />
Een drastische methode om van de genoemde<br />
infecties af te komen is depop-repop:<br />
het opnieuw opstarten van een bedrijf met<br />
diermateriaal dat vrij is van genoemde ziekten.<br />
Men spreekt dan wel over SPF dieren,<br />
wanneer door onderzoek is komen vast te<br />
staan dat de populatie vrij is van met name<br />
genoemde ziektekiemen. De term SPF dient<br />
gepaard te gaan met een specificatie van de<br />
agentia waarvoor men vrij is. Men spreekt<br />
van High-Health Status wanneer de populatie<br />
klinisch vrij is van veel voorkomende<br />
varkensziekten zonder dat door onderzoek<br />
is onderbouwd dat de populatie ook vrij is<br />
van de agentia die deze ziekten kunnen veroorzaken.<br />
Gezien de moeite die moet worden gedaan<br />
om de prevalentie van infecties op conventionele<br />
bedrijven omlaag te krijgen, zou opstarten<br />
of uitbreiden van bedrijven slechts<br />
mogen worden toegestaan met SPF-dieren.<br />
Bestaande bedrijven zullen door het verbeteren<br />
van de manier van werken en door<br />
vaccinatie tegen sommige infecties de prevalentie<br />
van infecties omlaag moeten krijgen.<br />
Is door middel van vaccinatie of een vaccinatie<br />
strategie te bereiken dat het bedrijf<br />
vrij wordt van (een aantal van) genoemde<br />
ziektekiemen?<br />
Eradicatie van het virus van de Ziekte van<br />
Aujeszky is succesvol gebleken door het<br />
toepassen van een stringent vaccinatiebeleid.<br />
Vaccins werden speciaal voor dit doel<br />
ontwikkeld en getest op de mate waarin<br />
transmissie van het virus in een geënte populatie<br />
werd gereduceerd. Ook bij de mens<br />
is het gelukt om het pokkenvirus uit te roeien<br />
door vaccinatie. Bij bacteriële infecties is<br />
dit nog niet gelukt. De vaccins die tegen de<br />
meeste agentia zijn ontwikkeld, hebben tot<br />
doel het dier te beschermen tegen de ziekteverschijnselen<br />
die veroorzaakt worden door<br />
het betreffende agens. Van de beschikbare<br />
vaccins tegen PRRSV is aangetoond dat<br />
vaccinatie een verkorting geeft van de viraemie.<br />
Het blijkt erg lastig om aan te tonen<br />
dat door vaccinatie de transmissie van het<br />
veldvirus wordt geblokkeerd. Bij zogende<br />
en gespeende biggen zien we op zowel geente<br />
als op endemisch geïnfecteerde bedrijven<br />
een sterk gereduceerde transmissie van<br />
veldvirus. Mogelijk dat maternale immuniteit<br />
een betere blokkade van transmissie<br />
van veldvirus geeft dan actieve vaccinatie.<br />
Of dit werkelijk zo is en wat het achterliggend<br />
mechanisme dan zou zijn is niet bekend.<br />
Wel kunnen we op vermeerderingsbedrijven<br />
ervoor zorgen dat de gespeende<br />
biggenpopulatie vrij blijft van veldinfectie<br />
en dat op deze manier een vleesvarkensbedrijf<br />
gevrijwaard kan worden van PRRSV.<br />
In hoeverre PRRSV ziekte veroorzaakt bij<br />
vleesvarkens is in Europa nog steeds onduidelijk.<br />
Er is wel in toenemende mate bewijs<br />
dat bijkomende virale (PCV-2) of bacteriële<br />
ziekten (M. hyopneumoniae, A. pleuropneumoniae)<br />
in ernst en aantal toenemen in aanwezigheid<br />
van PRRSV.<br />
Op grotere zeugenbedrijven blijft PRRSV<br />
endemisch, omdat er altijd voldoende infectieuze<br />
en gevoelige dieren aanwezig zijn<br />
om de infectie gaande te houden. Wanneer<br />
een strikte scheiding tussen opfokgelten en<br />
zeugen wordt doorgevoerd, is zelfs op grote<br />
bedrijven gebleken dat de veldinfectie uitdoofde.<br />
In feite heeft men dan een werkwijze<br />
waarbij men met succes de transmissie<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 43
van een infectieus agens met een Ro tussen<br />
2-5 blokkeert door beperking van contactstructuren.<br />
Het monitoren van de biggenstroom<br />
van vermeerderingsbedrijven op<br />
PRRSV geeft belangrijke informatie over<br />
de effectiviteit van de hygiëne strategie op<br />
het bedrijf.<br />
Het beste vaccin.<br />
Een vaccin dat resulteert in het voorkomen<br />
van “infectieuze” dieren, is erg aantrekkelijk<br />
voor ziektepreventie. Virus<br />
heeft levende eukaryote cellen nodig om<br />
zich te repliceren en dus heb je levende<br />
dieren nodig. Een zeer effectief vaccin,<br />
om transmissie van virus tussen dieren<br />
te blokkeren en het zo uit een populatie<br />
uit te roeien, zou dan een vaccin zijn dat<br />
in acute dood van het gevaccineerde dier<br />
resulteert, zodra dit in contact komt met<br />
veldvirus. De “klinische” bescherming<br />
ontbreekt dan volledig. De “ruimingen”,<br />
om grote ziekte-uitbraken in te dammen,<br />
voorkomen dat dieren infectieus worden.<br />
Dit gebeurt erg grof omdat we niet weten<br />
welke dieren at risk zijn. Gelukkig kunnen<br />
grootschalige ruimingen in de toekomst<br />
bij uitbraken van Klassieke Varkenspest<br />
voorkomen worden door vaccinatie met<br />
DIVA-vaccins (Discriminating Infected<br />
from Vaccinated Animals). De strategie<br />
om een virus uit een populatie door vaccinatie<br />
uit te roeien kan alleen succesvol<br />
zijn wanneer door vaccinatie voorkomen<br />
kan worden dat dieren infectieus voor<br />
het veldvirus worden. Natuurlijk mag het<br />
virus niet in meerdere gastheren voorkomen.<br />
Hoeveel virale infecties kennen we<br />
bij het varken waar deze strategie succesvol<br />
zou kunnen zijn? Hoe passen we<br />
deze vaccins toe? Hebben we de bijsluiter<br />
gelezen?<br />
Meestal worden in Nederland vleesvarkens<br />
opgelegd voordat ze een infectie met<br />
PRRSV hebben doorgemaakt. Op grote<br />
vleesvarkensbedrijven is PRRSV vaak endemisch<br />
aanwezig. Door de continue aanvoer<br />
van biggen, die veelal seronegatief<br />
zijn, is het uiterst onwaarschijnlijk dat louter<br />
door middel van vaccinatie een vleesvarkensbedrijf<br />
vrij gemaakt kan worden van<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 44<br />
PRRSV veldvirus. Ook voor het vleesvarkensbedrijf<br />
geldt dat een werkwijze moet<br />
worden gevolgd waarbij stallen vrij blijven<br />
van PRRSV veldinfectie.<br />
Op het vastgedraaide bedrijf komen meer<br />
infecties voor zoals die, welke veroorzaakt<br />
worden door PCV-2, M. hyopneumoniae, A.<br />
pleuropneumoniae en S. suis. Een aantal overige<br />
infecties zal ook wel voorkomen, maar<br />
die zitten niet als routine in het onderzoekspakket.<br />
Nu de druk om minder antibiotica<br />
te gebruiken steeds groter wordt, nemen<br />
steeds meer veehouders hun toevlucht tot<br />
vaccins. Een andere werkwijze betekent inleveren<br />
van vrijheidsgraden voor zowel veehouder<br />
als practicus en protocollair werken<br />
is nog niet populair.<br />
De laatste jaren hebben we een toename<br />
gezien van het gebruik van vaccins tegen<br />
Mycoplasma hyopneumoniae (enzootische<br />
pneumonie). Van dit vaccin is in veldstudies<br />
aangetoond dat het een groeiverbetering<br />
geeft en een vermindering van de pneumonische<br />
aantasting van de longen. De beschikbare<br />
vaccins zijn niet in staat om dit<br />
agens van het bedrijf te eradiceren. Toch<br />
blijkt het ook op bedrijven mogelijk, door<br />
beperking van contactstructuren, vleesvarkens<br />
groot te brengen die aan het eind van<br />
de mestperiode nog seronegatief voor enzootische<br />
pneumonie zijn.<br />
De beschikbare vaccins tegen Influenza zijn<br />
dode vaccins, die bewezen hebben onder<br />
experimentele condities een vermindering<br />
van de koorts te geven tijdens het doormaken<br />
van een veldinfectie. Het is niet aangetoond<br />
dat deze vaccins de spreiding van<br />
veldvirus tegengaan.<br />
De split-unit vaccins die beschikbaar zijn<br />
tegen Actinobacillus pleuropneumoniae hebben<br />
bewezen de sterfte tengevolge van deze<br />
infectie te reduceren, maar blijken niet in<br />
staat om infectie te voorkomen. Ondanks<br />
vaccinatie kunnen dan ook regelmatig abcessen<br />
en pleuritis tengevolge van deze infectie<br />
worden aangetroffen. Vaccinatie is<br />
vooralsnog geen optie om deze kiem uit de<br />
populatie te krijgen.
De toename van meningitis tengevolge van<br />
Streptococcus suis heeft geleid tot het produceren<br />
van zogenaamde autovaccins. Deze<br />
vaccins zijn afgedode bacteriële culturen,<br />
afkomstig van isolaten van het bedrijf. Ten<br />
aanzien van de effectiviteit van deze autovaccins<br />
bestaat grote onduidelijkheid.<br />
Op basis van vroegere dierexperimenten<br />
(Alexander & Clifton-Hadley) kan men verwachten<br />
dat de mortaliteit tengevolge van<br />
meningitis in homoloog gevaccineerde dieren<br />
afneemt. Een verandering van serotype<br />
of zelfs veranderingen binnen een serotype<br />
bij de zeugen op het bedrijf kan aanpassing<br />
van het vaccin noodzakelijk maken. Een<br />
ander probleem bij het produceren van deze<br />
vaccins is standaardisatie op een voldoende<br />
hoge OD (optical density, hetgeen een<br />
maat is voor het aantal cfu/ml), waardoor<br />
het onzeker is of het vaccin wel voldoende<br />
antigeen bevat. Met dergelijke autovaccins<br />
is het niet mogelijk de kiem van het bedrijf<br />
te eradiceren. S. suis autovaccins worden bij<br />
zeugen toegepast, waarbij men tracht maternale<br />
bescherming aan de biggen via de<br />
biest door te geven. Aangezien de halfwaardetijd<br />
van maternale immunoglobulinen<br />
19-21 dagen bedraagt, kan men verwachten<br />
dat bij vleesvarkens dit maternaal effect<br />
al verdwenen is. Gebruik van autovaccins<br />
bij jonge biggen gaf op sommige bedrijven<br />
aanleiding tot anaphylaxie en sterfte.<br />
Los van de grote twijfels die er zijn ten aanzien<br />
van beoogde effectiviteit van genoemde<br />
vaccins, hebben aan zeugen toegediende<br />
vaccins ook als nadeel dat aanwezige maternale<br />
immuniteit een gewenste immuniteitsontwikkeling<br />
bij jonge of pas opgelegde<br />
biggen in de weg kan staan.<br />
Wat is het effect van medicatie?<br />
Bij problemen wordt medicatie altijd ingesteld<br />
op basis van klinische symptomen<br />
en/of sectiegegevens van gestorven dieren.<br />
In het laatste geval beschikt met soms ook<br />
over een bevestigde diagnose (bacterieel<br />
of viraal). Omdat de verschijnselen bij de<br />
vleesvarkens zo weinig specifiek zijn, heeft<br />
men geen idee, waartegen men behandelt.<br />
Het effect van medicatie valt bijna altijd tegen.<br />
Hoewel de gebruikte antibiotica werkzaam<br />
zijn tegen de meest genoemde bacteri-<br />
ele verwekkers, blijven de dieren drager van<br />
deze bacteriën. Zodra de medicatie stopt<br />
neemt de ziekte incidentie weer toe.<br />
5.1. Hoe moeten we de problemen dan aanpakken?<br />
1. Uitsluiten, dat ernstige tekortkomingen<br />
in huisvesting en klimaatbeheersing als<br />
belangrijke risicofactoren ten grondslag<br />
liggen aan de problemen. Bedrijven die<br />
een bezettingsgraad van 120% halen,<br />
mogen misschien populair zijn bij de<br />
bank, maar zijn vanwege risico voor diergezondheid<br />
en door de schade aan dierwelzijn<br />
volledig onacceptabel. Het mag<br />
duidelijk zijn dat bij inadequate huisvesting<br />
en slechte klimaatbeheersing verdere<br />
inspanningen om ziekten te beheersen<br />
weinig kans maken. Ondernemers die<br />
niet Maatschappelijk Verantwoord willen<br />
Ondernemen hebben vaak een erg<br />
korte horizon voor hun bedrijf, zodat alles<br />
draait om kostenreductie en niet om<br />
kwaliteit van het eindproduct.<br />
2. Bewust omgaan met contacten en het<br />
zodanig beïnvloeden van contactstructuren<br />
dat transmissie van infecties wordt<br />
tegengegaan. Wanneer een groep biggen<br />
in de mesterij wordt opgelegd, hebben<br />
deze dieren al een voorgeschiedenis<br />
wat betreft infectieziekten. De meeste<br />
infecties verspreiden zich door dier-dier<br />
contact. Naarmate er meer diercontacten<br />
zijn geweest vanaf de geboorte, neemt de<br />
kans toe dat de genoemde ziektekiemen<br />
zich meer in de populatie verspreid hebben.<br />
Tijdens of kort na de geboorte raken<br />
jonge biggen besmet met diverse pathogenen,<br />
zoals A. pleuropneumoniae, S. suis,<br />
E. coli, B, hyodysenteriae. Naarmate de<br />
zeugenpopulatie “schoner” is (dus de proportie<br />
dieren, dat geïnfecteerd is met een<br />
bepaalde agens kleiner is), zullen er meer<br />
tomen vrij zijn van betreffende agentia.<br />
Door massaal biggen over te leggen kan<br />
men bijdragen aan verspreiding van dergelijke<br />
agentia. Wanneer men een algoritme<br />
gebruikt gericht op beperking van<br />
toomcontacten, dan kan dit effect verminderd<br />
worden (PorQsyS: Deze instructie<br />
om biggen over te leggen beperkt niet<br />
zozeer het totaal aantal overgelegde big-<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 45
Eenvoudig, betrouwbaar en stabiel –<br />
Software voor effi ciënt praktijkbeheer<br />
easyVET is de software voor eenvoudig en effi ciënte informatiebewerking in de diergeneeskunde.<br />
Praktijkmanagement, zoals u het altijd al had willen hebben. Alle functies op de juiste plekken,<br />
intuïtief en eenvoudig te bedienen. Arbeidsstappen, processen en taken sluiten perfect op elkaar<br />
aan. All-inclusive-systeemkaarten maken de gehele behandelingsregistratie op een centrale plek<br />
mogelijk. Optimale workfl ow en de grootst mogelijke fl exibiliteit staan voor een zeer effi ciënte<br />
behandeling in alle bereiken: bij kleine dieren, grote dieren en paarden, in kleine praktijken en<br />
grote praktijken, stationair en onderweg.<br />
VetZ BV D.M. • Middeldiepstraat 57e jaargang - 58 No. • 2 3361 blz. VT 46Sliedrecht<br />
• Telefoon: +31 (0)184 820201 • info@myvetz.nl • www.myvetz.nl
[figuur 24] Biggetjes zijn op zoek naar melk<br />
en krijgen niets. Soms worden biggen nog na<br />
de 2e levensdag overgelegd naar een andere<br />
toom. Daaruit blijkt dat de veehouder onvoldoende<br />
kennis heeft van het ontstaan van de<br />
rangorde bij tomen en het herkennen van de<br />
eigen biggen door zeugen. Met dit soort kennis<br />
en ondersteuning in de toepassing ervan, kan<br />
de dierenarts waardevolle toevoeging leveren<br />
aan het bedrijfsmanagement.<br />
gen, maar wel het aantal contacten tussen<br />
tomen). Biggen die slecht groeien en<br />
daarom niet het gewenste speengewicht<br />
behalen, dient men niet naar andere afdelingen<br />
over te leggen, daar men juist met<br />
deze biggen een vergrote kans heeft infecties<br />
over te brengen. Dit geldt niet alleen<br />
voor biggen tijdens de zoogperiode,<br />
maar natuurlijk ook voor gespeende biggen<br />
en groepen opgelegde vleesvarkens.<br />
Per definitie is het verplaatsen van slecht<br />
groeiende of zieke varkens naar andere<br />
afdelingen met klinisch gezonde dieren<br />
verkeerd. Voor ieder bedrijf zal gezocht<br />
moeten worden naar de meest praktische<br />
omvang van diergroepen die bij elkaar<br />
blijven vanaf de geboorte tot aan de aflevering<br />
(op basis van kraamafdeling of<br />
week van geboorte). Het sorteren van<br />
biggen bij opleg naar gewicht en geslacht<br />
dient uitsluitend binnen de geformeerde<br />
groep te geschieden.<br />
3. Van vooraf aan beginnen: dus bij de vermeerderaar.<br />
Aangezien groepen biggen<br />
bij opleg zeer kwetsbaar zijn doordat de<br />
maternale bescherming tegen de meeste<br />
infectieziekten is verdwenen, is het vanuit<br />
ziektekundig oogpunt ongewenst groepen<br />
te formeren uit verschillende afdelingen<br />
met gespeende biggen. Afdelingen<br />
van gespeende biggen en liefst hokgenoten<br />
bij elkaar houden en zo weinig mogelijk<br />
mengen. Menging van groepen geeft<br />
een verhoogd risico dat diverse infecties<br />
kort na opleg aanslaan.<br />
4. Biggenvrij of biggenarm maken van het<br />
vermeerderingsbedrijf teneinde infectieketens<br />
te onderbreken. Men kan dan onder<br />
meer denken aan 3-4-5weekse systemen,<br />
waarbij om de drie, vier of vijf weken<br />
biggen worden gespeend en zeugen<br />
geïnsemineerd.<br />
5. Vaccinatie: nee tenzij men enige zekerheid<br />
heeft dat die infectie, waartegen<br />
men wil vaccineren verantwoordelijk is<br />
voor de problemen. Uit het voorgaande is<br />
gebleken dat inzet van vaccins een specifiek<br />
doel moet dienen: het bestrijden<br />
van de infectie waar het vaccin voor ontworpen<br />
is. Zoals eerder vermeld zal men<br />
eventuele effecten van vaccinatie vooral<br />
kunnen merken in verminderde ziekte<br />
prevalentie. De veelheid aan infecties die<br />
op dergelijke bedrijven voorkomt, maakt<br />
dat inzet van vaccins de prevalentie van<br />
enkele ziekten misschien doet afnemen,<br />
maar de prevalentie van andere infecties<br />
zal toenemen.<br />
6. Aangezien op dergelijke bedrijven veel<br />
infecties voorkomen, is het infectierisico<br />
voor gevoelige dieren groot. Het zal daarom<br />
maanden duren voor effect gezien<br />
wordt van genoemde maatregelen.<br />
7. Niet genoemde factoren die een rol kunnen<br />
spelen bij het vastlopen van vleesvarkensbedrijven,<br />
zoals genetische achtergrond<br />
(denk aan Tempo-beren) en<br />
de kwaliteit van de varkenshouder, zijn<br />
veelal in beperkte mate te beïnvloeden.<br />
Wel is aan de kwaliteit van het personeel<br />
op grote bedrijven veel te verbeteren door<br />
opleiding, motivatie en het bieden van<br />
loopbaanperspectief. Op grotere bedrijven<br />
zijn taken en verantwoordelijkheden<br />
doorgaans duidelijker dan op familiebedrijven.<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 47
6. De dierenarts als coach<br />
Coachen is een interactief proces dat beoogt<br />
zowel de kwaliteit van het product als<br />
de competenties van de medewerkers te verbeteren.<br />
Er zijn diverse cursussen en zelfstudieboeken<br />
beschikbaar om de techniek<br />
van coachen te leren (o.a. Coaching and<br />
Mentoring , ISBN 1-59139-435-X), maar het<br />
beheersen van de technische vaardigheden<br />
betekent niet dat je ook kunt coachen. In<br />
feite bestaat het coachings-proces uit vier<br />
stappen;<br />
1. Observatie van de manier van werken<br />
en vaststellen van de behoefte om de werkwijze<br />
te verbeteren.<br />
Tijdens bedrijfsbezoeken observeert de dierenarts<br />
het bedrijf. Systematisch observeren<br />
van de manier van werken betekent dat<br />
men niet altijd op een vaste dag of op vooraf<br />
afgesproken tijden het bedrijf moet bezoeken.<br />
Observatie kost tijd, omdat men moet<br />
begrijpen en vastleggen wat er gebeurt. Dit<br />
betekent dat men een flowchart moet maken<br />
van bedrijfsprocessen, taken en verantwoordelijkheden.<br />
Bedrijfsprocessen die men observeert,<br />
moeten vervolgens gedocumenteerd<br />
en beoordeeld worden. De eigenaar<br />
of manager dient van de documentatie kennis<br />
te nemen, nog voor deze beoordeeld is.<br />
Wanneer het bedrijf beschikt over SOP’s,<br />
of deelneemt aan een kwaliteitssysteem<br />
zoals IKB, beschikt men over een procesbeschrijving<br />
als uitgangspunt. De beoordeling<br />
van bedrijfsprocessen, taken en verantwoordelijkheden<br />
vormen uitgangspunt<br />
voor discussie met de bedrijfseigenaar of<br />
manager. De onderwerpen die het meest<br />
voor de hand liggen om mee te beginnen<br />
zijn het identificeren, verzorgen en behandelen<br />
van zieke dieren (inclusief bedrijfsformularium)<br />
en de routine behandelingen.<br />
Bij PorQ wordt de manier van werken op een<br />
bedrijf vastgelegd met een camera. Dit systematisch<br />
vastleggen met een zogenaamde<br />
gezondheids- en hygiëne beoordeling is een<br />
zeer basale vorm van auditing waarbij het<br />
werkproces wordt beoordeeld. Door het periodiek<br />
vastleggen van de manier van werken<br />
is niet alleen verbetering aantoonbaar,<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 48<br />
[figuur 25] De kleurstrepen op deze biggen en<br />
hun variatie in grootte geven aan dat ze heel<br />
wat hebben meegemaakt. Heel wat meegemaakt<br />
wat betreft behandelingen en reizen van<br />
kraamhok naar kraamhok. Welke strategie zit<br />
hierachter, of doet men maar wat? Speurwerk<br />
is nodig om te achterhalen wat er gebeurt op<br />
een bedrijf. Pas wanneer jij weet wat er gebeurt<br />
is het mogelijk om varkenshouders en<br />
medewerkers te coachen naar een verantwoorde<br />
werkwijze.<br />
maar heeft men een uitgangspunt voor het<br />
coachen van de veehouder en zijn medewerkers.<br />
De behoefte aan coachen wordt door<br />
het beeldmateriaal duidelijk en bespreking<br />
van het beeldmateriaal levert veel respons<br />
en betrokkenheid van de veehouder en zijn<br />
medewerkers op.<br />
2. Discussie en vaststellen van afspraken<br />
De volgende stap dient goed voorbereid te<br />
worden. Valkuil hierbij is dat er een discussie<br />
ontstaat of de weergave wel een juiste<br />
is. Het is daarom beter om de te bespreken<br />
onderwerpen te beperken tot die werkwijzen<br />
die objectief met beelden vast te leggen<br />
zijn. De documentatie van werkwijzen in<br />
de vorm van presentatie (beeldmateriaal)<br />
dient als uitgangspunt voor de discussie. De<br />
presentatie dient een overzicht te geven van
[figuur 26] Met onze handen hebben we het<br />
meest direct contact met varkens. We hebben<br />
geen cultuur om onze handen regelmatig te<br />
wassen. Deurkrukken op bedrijven zijn stille<br />
getuigen van onderschatte transmissieroutes.<br />
Een groot vermeerderingsbedrijf (2400<br />
zeugen) had een stijging van het aantal<br />
doodgeboren biggen. De manager besloot<br />
het kraamstalpersoneel een premie<br />
te geven wanneer het aantal doodgeboren<br />
biggen beneden een bepaalde waarde<br />
bleef. Deze doelstelling werd meteen gehaald.<br />
De gemiddelde toomgrootte (dood<br />
+ levend) daalde wel enigszins.<br />
Na enige tijd werd PDS (Periparturient<br />
Dysgalactia Syndrome) vastgesteld en<br />
bleken er te veel gespeende zeugen te<br />
zijn die vermagerden. Hoewel ook hier<br />
diverse problemen door elkaar leken te<br />
lopen, werd vastgesteld dat zeugen die<br />
werden afgevoerd met veel verliesdagen<br />
leden aan cystitis en pyelonefritis. Een<br />
verbod om geboortehulp en oxytocine<br />
injecties te geven loste de problemen op.<br />
Na twee maanden was het PDS probleem<br />
opgelost, de biggensterfte tijdens de<br />
zoogperiode gedaald en kwamen nauwelijks<br />
meer gevallen van cystitis en pyelonefritis<br />
voor.<br />
de huidige werkwijzen op het bedrijf, zonder<br />
daar direct een waardeoordeel over te<br />
uiten, maar de veehouder en medewerkers<br />
hun eigen beelden laten verslaan door ze te<br />
laten vertellen wat ze zien. Dit leidt meestal<br />
direct tot een discussie, waarbij de eigenaar/<br />
[figuur 27] Hygiëne is de beste preventie tegen<br />
vaginitis en vestibulitis, welke zeker een risico<br />
voor fertiliteitstoornissen kunnen vormen. Zeker<br />
geen reden om door middel van antibiotica<br />
de zeugenstapel op te schonen. Zeker wel een<br />
reden om de veehouder de beginselen van hygiëne<br />
bij te brengen. Veehouders kennen soms<br />
het normale puerperium niet en dan wordt een<br />
natuurlijk proces met antibiotica behandeld<br />
omdat men niet weet wat normaal is.<br />
manager tracht te verantwoorden waarom<br />
zaken op deze wijze gebeuren. Een sterktezwakte<br />
analyse rolt hier meestal uit, omdat<br />
men de eigen zwakke punten onderkent<br />
wanneer ze op beeld te zien zijn. Het aanvullen<br />
van commentaar met sterke kanten<br />
kan zeer nuttig zijn, zodat balans in de discussie<br />
blijft en het geen foutenparade wordt.<br />
Wanneer u en de eigenaar/manager/personeel<br />
het eens zijn over de juistheid van de<br />
vastgelegde informatie, gaat u vervolgens<br />
nogmaals systematisch de presentatie door<br />
waarbij u een waardeoordeel over de onderdelen<br />
geeft. Dit dient direct gekoppeld<br />
te worden aan werkwijzen die wenselijk<br />
zijn, omdat ze deel moeten uitmaken van<br />
de bedrijfsdoelstellingen (gezondheid en<br />
kwaliteit). Deze discussie blijkt soms uiterst<br />
lastig te zijn omdat men wel zegt dat diergezondheid<br />
en dierwelzijn onderdeel zijn van<br />
de bedrijfsdoelstellingen, maar dat kostenbeheersing<br />
de enige leidende factor is.<br />
Het resultaat van de tweede stap moet zijn<br />
dat de dierenarts/begeleider en de eigenaar/<br />
manager het eens zijn over:<br />
• de doelstellingen ten aanzien van diergezondheid<br />
en dierwelzijn<br />
• het opnemen van gezondheids- en wel-<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 49
zijnsdoelen in de bedrijfsdoelstellingen<br />
• afspraken over het bereiken van gezondheids-<br />
en welzijnsdoelstellingen. Deze<br />
doelstellingen moeten SMART geformuleerd<br />
worden (Specifiek, Meetbaar,<br />
Acceptabel (dus draagvlak), Realistisch,<br />
Tijdgebonden).<br />
3. Actief coachings traject.<br />
Zodra het onderwerp vast staat en het te<br />
bereiken eindresultaat is vastgesteld kan<br />
een coachings traject gestart worden voor<br />
de bedrijfsmedewerker(s). De cyclus die<br />
hierbij gevolgd wordt is de volgende: door<br />
interactief instructieonderwijs leert men de<br />
medewerker(s) kennen en het niveau van<br />
hun basiskennis. Ontbrekende kennis en<br />
nieuwe ontwikkelingen op het betreffende<br />
gebied kan men repareren of invullen door<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 50<br />
instructie of cursorisch onderwijs te presenteren.<br />
Interactief onderwijs is hierbij<br />
belangrijk, zodat eigen ervaringen van de<br />
medewerkers ingebracht worden en getoetst<br />
worden aan hetgeen geleerd is.<br />
Het gebruik van nieuwe kennis vergt dat<br />
voortdurend feed-back gegeven en ontvangen<br />
moet worden aan en van de medewerkers<br />
over hun ervaringen. Wanneer<br />
medewerkers een nieuwe, verbeterde werkmethode<br />
invullen, is het verstandig om de<br />
medewerkers hiervan een samenvatting te<br />
laten maken. Die samenvatting vormt de<br />
SOP die de medewerkers volgen en waar<br />
men zich aan houdt. Timmer een bedrijf niet<br />
dicht met SOP’s, (want dan worden dit standaard<br />
ongelezen procedures) maar beperk<br />
de SOP’s die met medewerkers gemaakt zijn<br />
tot de kernactiviteiten die u coacht.<br />
Wat willen we bereiken?<br />
Wanneer de bedrijfsdoelstelling op een hoog abstractieniveau is ingevuld, zoals betere<br />
gezondheid, minder antibioticagebruik, dan moet er een veel specifiekere inhoud aangegeven<br />
worden, zodat verbeteringen in het traject kwantitatief waarneembaar zijn.<br />
Meetbaar is PRRSV-vrije biggenstroom, M. hyopneumoniae-vrije mestperiode, dagdoseringen<br />
per dierjaar, etc.<br />
Wie zijn erbij betrokken?<br />
Wanneer huisvesting of voeding onderdeel van de doelstellingen vormt, dienen eventuele<br />
begeleiders, deskundig op deze onderwerpen, in het traject betrokken te worden met in<br />
acht name van SMART afspraken.<br />
Waar gaan we het doen?<br />
Het bedrijf vormt meestal het decor voor het coachingstraject. Scholing en instructie<br />
(bijvoorbeeld kraamstal-managementcursus) kan soms beter in een andere omgeving<br />
worden gegeven, omdat cursisten dan minder defensief zijn en meer open staan voor<br />
“nieuwe kennis”.<br />
Wanneer gebeurt het?<br />
Coaching vormt een integraal onderdeel van de bedrijfsbegeleiding. Soms kan het aantrekkelijk<br />
zijn om trainingen aan groepen te geven. Kostenoverweging speelt hierbij een<br />
rol en interactie tussen medewerkers kan effectief zijn voor de borging van afspraken.<br />
Welke delen van de doelstelling zijn esssentieel?<br />
Die onderdelen van de doelstellingen die vallen binnen de competenties van de dierenarts,<br />
zoals volks/dier-gezondheid en dierwelzijn.<br />
Waarom willen we dit doel bereiken?<br />
Het houden van productiedieren betekent risico’s ten aanzien van volksgezondheid en<br />
diergezondheid en welzijn. Duurzaam ondernemen betekent rekening houden met de<br />
maatschappelijke eisen ten aanzien van dierlijke productie. Zorgvuldigheid en risicomijdend<br />
gedrag vormen daar onderdeel van.
4. Monitor traject.<br />
Vervolg en onderhoud van de SOP (die een<br />
aanvangsdatum en een levensduur heeft<br />
waarop herziening nodig is) en het borgen<br />
dat SOP’s worden nageleefd is onderdeel<br />
van het monitoren. Dit betekent dat nieuwe<br />
medewerkers of invalkrachten ook de afgesproken<br />
werkwijze moeten hanteren en<br />
daarvoor de instructie krijgen.<br />
In feite is coachen een vorm van permanente<br />
educatie met de volgende onderdelen:<br />
observatie (hoe werkt men, wat weet men),<br />
discussie (de manier van werken tegen het<br />
licht houden), actief coachen (de gewenste<br />
manier van werken bij de medewerkers eigen<br />
maken), en vervolgens monitoren (gebeurt<br />
het zoals het hoort of is bijsturing<br />
nodig).<br />
Voldoende kennis en enthousiasme bij coach<br />
en gecoachte is voorwaarde om succesvol te<br />
zijn. Wanneer kennis of betrokkenheid bij<br />
eigenaar en medewerkers ontbreken heeft<br />
coaching geen zin. Men kan zich terecht afvragen<br />
of deze bedrijven gewenst zijn in de<br />
dierlijke productie.<br />
6.1. Er moet een basis zijn om te coachen.<br />
Coachen is een activiteit van een dierenarts<br />
om bij zijn leerlingen, in dit geval dierhouders,<br />
de ontwikkeling van vaardigheden te<br />
stimuleren èn om kennis toe te passen èn<br />
om normen en waarden in de dagelijkse<br />
manier van werken te verankeren. In feite is<br />
voorgaande een combinatie van “coaching”<br />
en “mentoring”. In het eerste geval komt het<br />
initiatief van de dierenarts en in het tweede<br />
geval komt het initiatief van de veehouder.<br />
Wanneer een veehouder nooit zijn dierenarts<br />
als mentor raadpleegt, is er iets mis. In<br />
veel gevallen ontbreekt het bij de veehouder<br />
aan een stimulans om zijn vaardigheden,<br />
zijn werkwijze te ontwikkelen. Dan is kritische<br />
zelf-reflexie vaak lastig op de agenda<br />
te krijgen. Er moet dan weer iets goed mis<br />
gaan om een ieder wakker te krijgen.<br />
Het ruwe en ondeskundig werken met pasgeboren<br />
biggen kan soms leiden tot onnodige<br />
ziekteproblemen en zelfs sterfte. De<br />
oorzaak is dan direct terug te voeren op<br />
ondeskundigheid van de dierverzorger en<br />
nalatigheid van de dierenarts om de dierverzorger<br />
en veehouder voldoende op te<br />
leiden om diergeneeskundige handelingen,<br />
die door de veehouder mogen worden toegepast,<br />
lege artis uit te voeren. Verbazend<br />
is het op sommige bedrijven dat zo veel biggen<br />
de (be)handelingen overleven. Op een<br />
groot varkensbedrijf, waar gedurende enkele<br />
jaren een totaal aantal van ruim 350 zieke<br />
biggen is geëuthanaseerd en waarop vervolgens<br />
sectie is verricht, maakte duidelijk dat<br />
de aandoeningen waaraan de biggen leden<br />
voor ruim 40% waren veroorzaakt door ondeskundigheid<br />
van de dierverzorgers bij het<br />
behandelen van biggen.<br />
De door de varkenshouder geïnduceerde<br />
aandoeningen door ondeskundige (be)handelingen<br />
van de afgelopen jaren (meerdere<br />
bedrijven ) betroffen onder meer:<br />
1. Eenzijdig afhangend oor door verlamming<br />
veroorzaakt door trauma van de<br />
Nervus auriculopalpebralis. Wanneer<br />
biggen bij een oor worden opgetild kan<br />
deze zenuw afscheuren. Soms treedt herstel<br />
op na 6-8 weken.<br />
2. Spinale ataxie tengevolge van beschadiging<br />
van het ruggenmerg. Het is geen uitzondering<br />
dat een dierverzorger niet kan<br />
aangeven waar de ruggenwervels in het<br />
halsgebied lopen. Om “zogenaamd” de<br />
ruggenwervels te ontwijken wordt te ver<br />
ventraal een injectie gegeven. Het betreft<br />
dan vaak een ijzerpreparaat dat perivertebraal<br />
of soms zelfs in de spinale ruimte<br />
wordt gedeponeerd. Afhankelijk van het<br />
trauma kan soms herstel optreden. De<br />
voorwaarden waaronder varkenshouders<br />
mogen vaccineren zijn per 7 juli 2003 definitief<br />
vastgesteld. Hiervoor is de kanalisatieregeling<br />
diergeneesmiddelen en gemedicineerde<br />
voeders gewijzigd. Hierin<br />
is o.a. bepaald dat door de varkenshouder<br />
een cursus ‘Adequaat vaccineren’ moet<br />
worden gevolgd alvorens zelf te mogen<br />
enten. Dit geldt helaas niet voor het injecteren<br />
van andere farmaca dan vaccins.<br />
De wijze waarop injectievloeistoffen,<br />
naalden en injectiespuiten meestal worden<br />
bewaard, laat zien dat basale hygiëne<br />
ontbreekt.<br />
3. Het ongeoorloofd mengen van tulathromycine<br />
en ijzerpreparaten is bij sommi-<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 51
® Janssen Animal Health augustus 2010/MAPR/PP/ADV/2010/001<br />
Dirigeer<br />
de dekplanning<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 52<br />
Maprelin Maprelin 75 µg/ml oplossing voor injectie bij varkens<br />
Peforelin 75,00 µg/ml. Doeldier: Varkens (zeugen en gelten). Indicaties: Voor biotechnisch gebruik en bedoeld voor behandeling van<br />
groep of koppels: • Inductie van de oestruscyclus bij zeugen na het spenen • Inductie van de oestrus bij geslachtsrijpe gelten na behandeling<br />
voor het remmen van de oestruscyclus met behulp van progestagenen. Dosering en toedieningsweg: Dosering in µg Peforelin<br />
en ml Maprelin per dier. De dosering is afhankelijk van de pariteit. Primipare zeugen: 24 uur na het spenen van de biggen: 37,5 µg =<br />
0,5 ml; Multipare zeugen: 24 uur na het spenen van de biggen: 150 µg = 2,0 ml Gelten: 48 uur na beëindiging van de medicatie voor de<br />
inhibitie van de cyclus: 150 µg = 2,0 ml. Intramusculaire injectie. Voor enkelvoudige toediening. Gebruik automatische spuitapparatuur<br />
voor de injectiefl acons van 50 ml en 100 ml. Contra-indicaties: Niet gebruiken bij prepuberale gelten, in geval van onvruchtbaarheid of bij<br />
algemene gezondheidsproblemen. Niet gebruiken bij overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of een van de hulpstoffen. Bijwerkingen:<br />
Geen waargenomen. Wachttermijn: Varken: (Orgaan)vlees: Nul dagen. Reg.: NL: REG NL 103809 - UDA; BE: BE-V344303. Op<br />
diergeneeskundig voorschrift. Verantwoordelijke Onderneming: Veyx-Pharma GmbH, Söhreweg 6, 34639 Schwarzenborn, Duitsland.<br />
Verdere informatie is beschikbaar op aanvraag.<br />
® Maprelin<br />
Voor biotechnisch gebruik en bedoeld voor behandeling van<br />
groep of koppels: • Inductie van de oestruscyclus bij zeugen na het spenen • Inductie van de oestrus bij geslachtsrijpe gelten na behande-<br />
Dosering in µg Peforelin<br />
®<br />
Maprelin ® Maprelin ®<br />
De veilige bronst booster<br />
voor zeugen en gelten<br />
• Eerste GnRH voor varkens<br />
• Specifi eke FSH vrijgave<br />
• Stimuleert de bronst<br />
• Verkort het gemiddeld interval<br />
spenen-bronst<br />
• Vermindert het aantal dekdagen<br />
• Verbetert de reproductieresultaten<br />
R<br />
Regumate Maprelin<br />
S Y N C O R I S ®<br />
R
[figuur 28] Wanneer injectievloeistoffen zo bewaard<br />
worden en wanneer dit het beeld is van<br />
de omstandigheden waaronder ze worden toegediend,<br />
dan is de veehouder of verzorger niet<br />
“taakvolwassen” en wordt niet voldaan aan<br />
de voorwaarden van de kanalisatieregeling<br />
(code GVP-IKB). Dergelijke beelden tonen<br />
aan dat het op een dergelijk bedrijf ontbreekt<br />
aan structuur, kennis, zorgvuldigheid en hygiëne.<br />
Aan verzorgers op dergelijke bedrijven kan<br />
geen behandeling van dieren worden overgelaten.<br />
De dierenarts die UDA middelen levert op<br />
dergelijke bedrijven handelt onzorgvuldig en<br />
in strijd met regelgeving.<br />
ge veehouders populair. In voorkomende<br />
gevallen bleek het mengsel geïnfecteerd<br />
met een tulathromycine resistente<br />
Clostridum sp. Bij de biggen die op deze<br />
manier met het mengsel subcutaan of<br />
intramusculair werden geïnoculeerd,<br />
ontstond bij ca 15-20% cyanose aan de<br />
kop. Bij nader onderzoek bleek dit een<br />
maligne oedeem, waaraan de aangetaste<br />
dieren dan ook vaak stierven.<br />
4. Abces van de hypofyse met verschijnselen<br />
van meningo-encephalitis of centrale<br />
ataxie. De verschijnselen verschilden<br />
vaak niet van een meningitis, veroorzaakt<br />
door Streptococcus suis. De biggen<br />
hadden menigmaal nystagmus. Door<br />
een veehouder werden deze gevallen als<br />
streptococcen-biggen aangeduid. De oorzaak<br />
van het lijden was een perforatie<br />
van het gehemelte en monddak door het<br />
ondeskundig ingeven van orale medicatie<br />
met een zogenaamde “pigpump”. De medicatie<br />
betrof soms amoxicilline (off label!),<br />
colistine of toltrazuril. Door trauma<br />
van het monddak ontstond een hypofysitis.<br />
In de meeste gevallen was het perforatietrauma<br />
niet meer zichtbaar.<br />
5. Eenzijdige tibialis-paralyse en necrose<br />
van de achterpoot. (zie ook Tijdschr.<br />
Dierg., 1985). Wanneer jonge biggen bij<br />
de achterpoot worden opgetild en in de<br />
gestrekte poot wordt een injectie gegeven,<br />
is het risico groot dat takken van de<br />
Nervus ischiadicus worden beschadigd.<br />
Wanneer de rami muscularis van de N.<br />
tibialis worden beschadigd, staat de big<br />
met de aangetaste poot overkoot. De sensible<br />
rami cutaneae zijn ook vaak beschadigd,<br />
met als gevolg dat de big geen pijnsensatie<br />
meer heeft in een groot gedeelte<br />
van de ondervoet. Beschadiging van de<br />
poot leidt dan regelmatig tot aanvreten<br />
van de lesie door hokgenoten. Tot 20%<br />
van de dieren kunnen na dergelijke injecties<br />
zenuwbeschadiging hebben en na 1-2<br />
weken overkoot staan. Deze aandoening,<br />
die altijd eenzijdig is, herstelt zelden.<br />
6. De systemen om biggen te fixeren bij het<br />
castreren onder CO2 bedwelming maken<br />
gebruik van een beugel die de achterpootjes<br />
strak tegen de onderbuik drukt.<br />
Bij het aanspannen van de beugel kan<br />
trauma van de rug optreden. Omdat de<br />
[figuur 29] Zorgvuldigheid bij het fixeren van<br />
jonge biggen voorkomt fracturen.<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 53
osteomyelitis die meestal ter hoogte van<br />
T12-T13 ontstaat uitsluitend bij borgjes<br />
wordt waargenomen, is het zeer aannemelijk<br />
dat dit trauma tijdens castreren<br />
ontstaat. De osteomyelitis leidt soms tot<br />
fractuur van de wervel of tot compressie<br />
van het ruggenmerg. De spinale ataxie<br />
die het gevolg is van trauma heeft een<br />
matige tot slechte prognose en de meeste<br />
dieren zullen hiervan niet herstellen.<br />
Een ander verschijnsel, dat voort kan<br />
komen uit trauma, zijn de zogenaamde<br />
knikbiggen of kinky backs. Het beeld<br />
heeft sterke gelijkenis met de ziekte van<br />
Scheuermann bij de mens. Hoewel er een<br />
genetische predispositie bestaat (h 2 ~0.3)<br />
is trauma van ribben of wervels tijdens<br />
de behandelingen van biggen een belangrijke<br />
risicofactor. Een incidentie van ruim<br />
10% knikbiggen, ging terug naar 1% nadat<br />
ander kraamstalpersoneel in dienst<br />
werd genomen.<br />
7. Het slijpen van tandjes is als routine niet<br />
meer toegestaan en mag uitsluitend op<br />
indicatie van de dierenarts geschieden<br />
(ingrepenbesluit). Omdat tandjes bij biggen<br />
eenzelfde bouw hebben als tanden bij<br />
de mens, zal zowel knippen als slijpen de<br />
pulpaholte van de tand open kunnen leggen.<br />
Ontsteking van de tandwortel kan<br />
resulteren in een wortelabces dat pijnlijk<br />
[figuur 30] Tandjes knippen/slijpen is geen oplossing<br />
om vechten bij biggen te voorkomen.<br />
Een alveolitis leidt tot tandwortelabcessen en<br />
polyarthritis. In extreme gevallen, zoals hier,<br />
raakte de gehele bovenkaak ontstoken.<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 54<br />
is bij het eten. Regelmatig worden bij biggen,<br />
waarbij de tandjes geslepen zijn, dit<br />
soort wortelabcessen waargenomen.<br />
8. Het couperen van staarten is nu nog toegestaan,<br />
maar vermoedelijk zal in de nabije<br />
toekomst couperen van staarten in de<br />
EU verboden worden. Wanneer de staarten<br />
erg kort gecoupeerd worden, blijkt<br />
het maar zelden mogelijk om wondinfectie<br />
te voorkomen. De biggetjes schuren<br />
op de korte staartstomp wanneer ze zitten<br />
of opstaan. Soms leiden deze ontstoken<br />
stompjes tot metastatische processen in<br />
het ruggenmerg of worden periarticulaire<br />
onstekingen en abcessen in de achterhand<br />
gezien. De meeste stompjes genezen zonder<br />
complicaties.<br />
9. De preventie van diarree zal moeten<br />
voortkomen uit hygiëne. Vaccinatie kan<br />
hierbij voor sommige infecties, zoals<br />
neonatale E. coli diarree en C. perfringens<br />
diarree, een belangrijke hulp zijn.<br />
Wat niet helpt, noch ter preventie, noch<br />
als therapie is orale rehydratie met vies<br />
verontreinigd water. Wanneer in kraamhokken<br />
(vaak tegen de achterwand, waar<br />
vooral de kleinere biggen gaan plassen en<br />
defeceren) drinkbakjes worden geplaatst<br />
met ORS (orale rehydratie solutie) waarin<br />
naast zout ook glucose zit, zal dit water<br />
binnen enkele uren sterk verontreinigd<br />
zijn met kiemen zoals Proteus spp. en<br />
Pseudomonas spp. Pasgeboren biggen, die<br />
van dergelijke culturen drinken, zullen<br />
diarree ontwikkelen.<br />
10. De meeste desinfecteermiddelen ontlenen<br />
hun werking aan beschadiging van<br />
de celwanden, kapsels en eiwitmantels<br />
van bacteriën, virussen en parasieten.<br />
Het niet naspoelen van kraamhokken<br />
kan als gevolg hebben dat biggen, die<br />
nog vochtig zijn na de geboorte of in<br />
urine hebben gelopen, huidbeschadiging<br />
krijgen van het desinfecteermiddel. Het<br />
meest berucht is NaOH, dat caustisch is<br />
en goed naspoelen vraagt. Aangetaste<br />
biggen zijn kreupel en omdat de aandoening<br />
toomsgewijs of afdelingsgewijs<br />
voorkomt, is zelfs verwarring met SVD<br />
en MKZ voorgekomen.
11. Het rescue-deck voor de pre-incubatie<br />
van pathogenen na het spenen is reeds<br />
eerder besproken. Wel mag duidelijk<br />
zijn dat het uiterst ongewenst is om in<br />
een groep jonge biggen, een deel van de<br />
groep de lactogene immuniteit te onthouden.<br />
12. Myoclonia congenita is onder<br />
Nederlandse omstandigheden een aandoening<br />
die doorgaans uitsluitend in<br />
tomen van gelten voorkomt. Omdat de<br />
oorzaak een virale infectie is (vaak enterovirussen,<br />
maar mogelijk ook PCV-2,<br />
of Klassieke Varkenspest!) die de biggetjes<br />
in de baarmoeder oplopen voor de<br />
50e dag van de dracht, is het van belang<br />
drachtige dieren zo weinig mogelijk<br />
bloot te stellen aan infecties. Dergelijke<br />
infecties zullen meestal tot een kortdurende<br />
uitbraak leiden en slechts een beperkt<br />
aantal gelten zal daarbij betrokken<br />
zijn. Al deze infecties, behalve KVP (!)<br />
leiden tot een immuniteit, zodat oudere<br />
pariteiten geen intra-uteriene infecties<br />
meer krijgen. Wanneer nu voortdurend<br />
op een bedrijf tomen van gelten met<br />
myoclonia congenita voorkomen, is er<br />
iets raars aan de hand. Neguvon of or-<br />
[figuur 31] Een voerbak met daarin een emmer<br />
met nageboorten. Destructiemateriaal in<br />
de voerbak! Nog niet zo lang geleden adviseerden<br />
zelfs dierenartsen om destructiemateriaal<br />
en soms zelfs mest of dode biggen (als “Sluckimpfung”)<br />
aan gelten te voeren. Een dergelijke<br />
totale afwezigheid van hygiënisch concepten<br />
komt men nog wel in het buitenland tegen.<br />
ganische fosforverbindingen worden<br />
nauwelijks meer gebruikt en zullen dan<br />
ook niet uitsluitend de foeten van gelten<br />
aantasten. Het voeren van dode biggen<br />
aan de gelten is dan gegarandeerd<br />
de oorzaak van het in stand houden van<br />
de infectie. Dode biggen zijn destructiemateriaal<br />
en deze praktijk is dan ook bij<br />
wet verboden. Toch blijkt het lastig om<br />
sommige mensen dit soort ongewenste<br />
praktijken af te leren.<br />
13. Wanneer op bedrijven het aantal breuken<br />
excessief hoog is, moet men bedacht<br />
zijn op breuken die tijdens het<br />
castreren veroorzaakt worden. De<br />
“zorgvuldigheid” waarmee na de castratie<br />
het lieskanaal wordt onderzocht<br />
op het uittreden van darmen onder abdominale<br />
druk (met de hand wordt in<br />
het buikje geknepen) kan de directe<br />
oorzaak van een liesbreuk zijn. Bij veel<br />
biggen (vooral de kleinere biggen) is de<br />
anatomische begrenzing van het lieskanaal<br />
zeer fragiel en kan door verhoogde<br />
abdominale druk gemakkelijk opgerekt<br />
worden.<br />
14. Het met een sonde bij jonge biggetjes<br />
ingeven van een roborans bleek oorzaak<br />
te zijn van een flegmoneuze ontsteking<br />
aan de hals. Bij sectie bleek de<br />
slokdarm bij de biggen geperforeerd.<br />
Omdat niet alle biggen na ingeven een<br />
perforatie kregen en omdat het in wisselende<br />
mate voorkwam, werd een causale<br />
relatie op het bedrijf niet direct gelegd<br />
en pas na sectie vastgesteld.<br />
Stap voor stap doornemen en het bijwonen<br />
van de manier van werken op een bedrijf is<br />
noodzakelijk om kennis te hebben van hoe<br />
zaken gebeuren. Hoe meer inhoudelijke<br />
kennis de dierverzorger heeft, hoe minder<br />
risico er is op rampen zoals boven vermeld.<br />
Zowel de kennis als de vaardigheden van<br />
iedere dierverzorger dienen door de begeleidende<br />
dierenarts als voldoende te worden<br />
beoordeeld zodat ook voldaan kan worden<br />
aan het wettelijk kader en IKB.<br />
De lijst met geïnduceerde aandoeningen is<br />
nog danig uit te breiden, zeker als het gaat<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 55
over infectieziekten, waar voor velen nog<br />
steeds het adagium geldt: “ze kunnen het<br />
maar beter gehad hebben”. Een mentaliteit<br />
die niet past in het gezondheids- en welzijnsconcept<br />
dat verankerd is in de Europese<br />
wetgeving, is maatschappelijk onaanvaardbaar.<br />
De kennis, kunde en kwaliteit van ieder<br />
die bij de primaire productie betrokken<br />
is, ook adviseurs, moeten een garantie zijn<br />
dat dieren niet onnodig ziektes en infecties<br />
doormaken.<br />
6.2. Euthanasie, het laatste welzijn<br />
De afgelopen 10 jaar is welzijn van landbouwhuisdieren<br />
meer dan ooit onderwerp<br />
van publieke discussie geworden.<br />
Etagestallen, want we willen het woord megastallen<br />
vermijden, verstoren het ideaalbeeld<br />
dat mensen willen behouden van varkens-<br />
en pluimveebedrijven. Dit ideaalbeeld<br />
vindt zijn oorsprong bij “Ot en Sien” en aanwezigheid<br />
van dieren met haast menselijke<br />
gevoelens. Een bezwaar, dat vaak gehoord<br />
wordt is dat massaliteit tengevolge van<br />
schaalvergroting voorbijgaat aan de intrinsieke<br />
waarde van het individuele dier. Het<br />
individuele dier zou minder aandacht krijgen<br />
op grotere bedrijven. Het houden van<br />
dieren op biologische bedrijven met uitloop<br />
voldoet meer aan de wensgedachte van de<br />
consument. Het lijkt ons leuker, maar hebben<br />
varkens wat met weiland? Het wroeten<br />
aan wortelstronken in bossen en het eten<br />
van kastanjes en eikels is foerageergedrag<br />
dat beter bij het varken past, maar is voorbehouden<br />
aan een handjevol varkens in Spanje<br />
die de “pata negra” leveren. De ervaring<br />
van de mens uit een stedelijke omgeving<br />
voedt de gedachte, dat dicht op elkaar wonen<br />
leidt tot een “onpersoonlijke“ leefomgeving<br />
en minder aantrekkelijk is. Bij een<br />
zichzelf respecterende beschaving hoort het<br />
beschermen van dieren. We hebben zelfs<br />
volksvertegenwoordigers die het behartigen<br />
van de belangen van dieren als kernactiviteit<br />
hebben. Ook de EU komt op voor het<br />
dierenwelzijn en kent een twaalftal criteria<br />
waaraan voldaan moet worden bij gehouden<br />
dieren:<br />
1. afwezigheid van voordurende honger;<br />
2. afwezigheid van voortdurende dorst;<br />
3. comfortabele rustplaats;<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 56<br />
4. comfortabele temperatuur;<br />
5. gemakkelijk kunnen bewegen;<br />
6. afwezigheid van verwondingen;<br />
7. afwezigheid van ziekten;<br />
8 . afwezigheid van pijn veroorzaakt door<br />
managementprocedures;<br />
9. uitvoeren van sociaal gedrag;<br />
10. uitvoeren van ander gedrag;<br />
11. goede mens-dier-relatie;<br />
12. afwezigheid van algemene angst.<br />
Zes criteria hebben betrekking op verstoringen<br />
van welzijn, die afwezig moeten<br />
zijn en zes welzijnscriteria die aanwezig<br />
dienen te zijn of aanwezig moeten kunnen<br />
zijn. De criteria zijn verre van SMART<br />
geformuleerd. Een integrale beoordeling<br />
van Welzijn (Welfare Quality Consortium,<br />
Lelystad 2009) is nog niet ontwikkeld<br />
(Welfare Quality® Assessment Protocol<br />
for Pigs, 2009, ISBN/EAN 978-90-78240-<br />
05-1). Mogelijk wordt in het kader van<br />
het 7e Framework Programma van de EU<br />
een Europees assessment en monitoringsprogramma<br />
voor dierwelzijn ontwikkeld.<br />
Regelmatig worden bezwaren geuit tegen<br />
de hogere eisen, die aan dierwelzijn worden<br />
gesteld, omdat het kostenverhogend werkt.<br />
In het Verenigd Koninkrijk is de varkensvleesproductie<br />
met ruim 40% gedaald en dit<br />
wordt mede toegeschreven aan de welzijnseisen<br />
die strenger zijn dan de Europese. De<br />
‘hardware’ die moet worden aangepast om<br />
dierwelzijn te verbeteren heeft een direct<br />
effect op de productiekosten. De ‘software’<br />
daarentegen, die heel beperkt in de assessment<br />
en monitoringsprogramma’s wordt behandeld,<br />
betreft de kennis en attitude van de<br />
veehouder en dierverzorgers. Het optimaliseren<br />
van die kennis en attitude zou wel<br />
eens een grotere bijdrage aan dierwelzijn<br />
kunnen leveren dan het aanpassen van de<br />
“hardware”.<br />
De intrinsieke waarde van een dier wordt<br />
bepaald door het gebruik. Dit wordt ondersteund<br />
door de wetgeving. Zo valt een rat in<br />
een laboratorium onder bescherming van de<br />
Wet op de Dierproeven (1977). Een onderzoeker<br />
die deze wet overtreedt begaat een<br />
misdrijf. Ook worden ratten wel als huisdier<br />
gehouden. Deze ratten mogen zich ook in de<br />
nodige zorg verheugen. De houder van deze<br />
huisdierratten mag deze namelijk niet de
nodige zorg onthouden, want sinds 1886 is<br />
ook dierenmishandeling een misdrijf. Dit in<br />
tegenstelling tot de rat die buiten het laboratorium<br />
loopt: deze mag en moet bestreden<br />
worden met rattengif. De enige bescherming<br />
van de wetgever die deze rat geniet,<br />
is de registratie van het verdelgingsmiddel.<br />
Eenzelfde verhaal kunnen we ook maken<br />
over het konijn, zelfs met de aanvulling dat<br />
het konijn ook nog onder de Jachtwet kan<br />
vallen.<br />
De manier waarop we naar dieren kijken<br />
en dieren waarderen, tot en met de wetgever<br />
toe, wordt door het gebruik bepaald. De<br />
rechtvaardiging van het houden van landbouwhuisdieren<br />
zit in het feit dat we deze<br />
dieren opeten. Een meer intense mens-dierrelatie<br />
is niet voor te stellen. Zodra een dier<br />
niet meer voldoet aan het “eet-criterium”,<br />
door bijvoorbeeld ziekte, vermindert de<br />
intrinsieke waarde van het dier. De nodige<br />
zorg mag deze dieren niet onthouden worden<br />
en dit wordt ondersteund door de wetgever.<br />
Maar wat betekent die nodige zorg<br />
wanneer het dier zijn eetbaarheid en dus<br />
waarde als slachtdier verliest? Euthanasie<br />
lijkt dan de enige uitweg. Een discussie die<br />
in de varkenshouderij gevoerd wordt is of<br />
veehouders zelf hun dieren mogen euthanaseren.<br />
Momenteel is het euthanasiebeleid op de<br />
meeste bedrijven slecht geregeld. In feite<br />
bepaalt de veehouder wanneer en welke dieren<br />
in aanmerking komen voor euthanasie.<br />
Snel en pijnloos doden is nog wel mogelijk<br />
door de veehouder door cervicale dislocatie<br />
bij kleine biggen, maar met grotere dieren<br />
wordt dit een probleem. Zelden wordt buiten<br />
reguliere bedrijfsbezoeken een dierenarts<br />
ingeroepen om varkens te euthanaseren. De<br />
argumentatie, dat de welzijnssituatie verbetert,<br />
wanneer de veehouder zelf gerechtigd<br />
wordt om de euthanasie te verrichten, is gebaseerd<br />
op financiële gronden. Wanneer het<br />
“niet uit kan” om dieren met uitzichtloos lijden<br />
op een acceptabele wijze te euthanaseren,<br />
dan zal langduriger lijden van de dieren<br />
het gevolg zijn. De maatschappelijke druk<br />
neemt toe om het dierwelzijn in de dierlijke<br />
productie beter te borgen, maar “welzijns”initiatieven<br />
worden door de consument<br />
niet of nauwelijks financieel gehonoreerd.<br />
Misschien is aan een algemene heffing op<br />
vlees, waaruit maatschappelijke welzijnseisen<br />
worden betaald en geborgd, niet te ontkomen.<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 57
Uw nieuwe aanspreekpartner voor diergeneeskundige<br />
informatietechnologie in Nederland<br />
Geïntegreerd praktijkmanagement, digitale beeldverwerking en digitale röntgen:<br />
advies, installatie en service – alles onder een noemer.<br />
Vanaf nu hebben Nederlandse dierenartspraktijken en dierenklinieken een nieuwe aanspreekpartner wat betreft oplossingen aangaande<br />
IT-problemen: VetZ BV. De nieuw opgerichte dochteronderneming van de Duitse VetZ GmbH in Sliedrecht begeleidt dierenartsen en managers<br />
betrouwbaar en competent wat betreft praktijkmanagement, digitale beeldverwerking en digitale röntgen. Van concept tot toepassing.<br />
Al meer dan 15 jaar behoort VetZ tot de leidende aanbieders van informatietechnologieën<br />
in de diergeneeskunde. Wat in 1990 als idee begon,<br />
is vandaag de dag een van de succesvolste en meest toonaangevende<br />
concepten in de diergeneeskunde: effi ciënt praktijkmanagement, digitale<br />
beeldverwerking, digitale röntgen, innovatieve webtoepassingen<br />
en vakkundig advies. Alles in een. Perfect met elkaar verbonden.<br />
VetZ begeleidt dierenartspraktijken, dierenklinieken en hoge scholen<br />
in heel Europa. Met Johan Richard van Dongen, directeur van de<br />
nieuwe VetZ BV, nu ook in Nederland. Als zoon van een dierenarts<br />
en praktijkmanager kent hij de behoeften van de Nederlandse dierenartsen<br />
uit eigen ervaring en hij weet precies waar het om draait:<br />
„Wat mij het meeste aanspreekt in VetZ is het professionele niveau<br />
en de uiterste precisie waarmee gewerkt wordt. De hoge mate van toewijding<br />
van het team achter VetZ aan het bedrijf en haar producten,<br />
vormt elke dag weer een inspiratiebron.<br />
De naadloze integratie van al de diagnostische apparatuur in de<br />
dierenkliniek, van digitale röntgensystemen tot bloedcomputers en<br />
van echo tot endoscoop, is zeer indrukwekkend en geeft een unieke<br />
ervaring. Niet tevreden zijn met ‘goed<br />
genoeg’, maar verder ontwikkelen tot<br />
een perfect product en de bijbehorende<br />
perfecte service naar de klant, is het hoofduitgangspunt<br />
waarmee gewerkt wordt<br />
binnen VetZ.”<br />
Kom meer te weten over VetZ BV! Bel<br />
ons op wanneer u vragen heeft over<br />
onze producten of diensten of meer over<br />
geïntegreerd praktijkmanagement en geoptimaliseerde<br />
processen wilt weten! Wij<br />
verheugen ons op uw telefoontje!<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 58<br />
VetZ BV • Middeldiepstraat 58 • 3361 VT Sliedrecht • Telefoon: +31 (0)184 820201 • info@myvetz.nl • www.myvetz.nl
7. Door de auteurs aanbevolen literatuur<br />
Transparent decision making about antibiotic therapy in pigs. Van Leengoed L, Postma M, van<br />
Geijlswijk IM, Feitsma H, Meijer E, van Groenland GJ, Mevius D. Tijdschr Diergeneeskd. 2010<br />
Apr 1;135(7):282-288<br />
Pleuritis in slaughter pigs: relations between lung lesions and bacteriology in 10 herds with high<br />
pleuritis. Jirawattanapong P, Stockhofe-Zurwieden N, van Leengoed L, Wisselink H, Raymakers<br />
R, Cruijsen T, van der Peet-Schwering C, Nielen M, van Nes A. Res Vet Sci. 2010 Feb;88(1):11-5<br />
Clostridium difficile PCR ribotype 078 toxinotype V found in diarrhoeal pigs identical to isolates<br />
from affected humans. Debast SB, van Leengoed LA, Goorhuis A, Harmanus C, Kuijper EJ,<br />
Bergwerff AA. Environ Microbiol. 2009 Feb;11(2):505-11.<br />
Clostridium difficile PCR ribotype 078: an emerging strain in humans and in pigs? Goorhuis A,<br />
Debast SB, van Leengoed LA, Harmanus C, Notermans DW, Bergwerff AA, Kuijper EJ. J Clin<br />
Microbiol. 2008 Mar;46(3):1157.<br />
Neonatal diarrhoea in pigs: alpha- and beta2-toxin produced by Clostridium perfringens.<br />
Hendriksen SW, van Leengoed LA, Roest HI, van Nes A. Tijdschr Diergeneeskd. 2006 Dec<br />
15;131(24):910-3.<br />
The weakest link: medroxyprogesterone acetate in pig feed. Van Leengoed L, Kluivers M,<br />
Herbes R, Langendijk P, Stephany R, van den Berg M, Seinen W, Grinwis G, van der Lugt J,<br />
Meulders F, Geudeke T, Verheijden J. Tijdschr Diergeneeskd. 2002 Sep 1;127(17):516-9. Dutch.<br />
A quantitative assessment of the effectiveness of PRRSV vaccination in pigs under experimental<br />
conditions. Nodelijk G, de Jong MC, van Leengoed LA, Wensvoort G, Pol JM, Steverink PJ,<br />
Verheijden JH. Vaccine. 2001 Jun 14;19(27):3636-44.<br />
Seroprevalence of porcine reproductive and respiratory syndrome virus in Dutch weaning pigs.<br />
Nodelijk G, van Leengoed LA, Schoevers EJ, Kroese AH, De Jong MC, Wensvoort G, Verheijden<br />
JH. Vet Microbiol. 1997 May;56(1-2):21-32.<br />
Humoral and cellular factors of maternal immunity in swine. Salmon H, Berri M, Gerdts V,<br />
Meurens F. Dev Comp Immunol. 2009 Mar;33(3):384-93.<br />
Het klinisch onderzoek van paard en landbouwhuisdieren. Kuiper, R., van Nieuwstadt, R.A.<br />
2008 Elsevier Gezondheidszorg, Maarssen (ISBN 978 90 352 2991 4)<br />
Global trends in emerging infectious diseases. Jones, K.E., Patel, N.G., e.a. (Nature, 2008, vol<br />
451, 990-994)<br />
Climate change and health. Martens P. Ned Tijdschr Geneeskd. 2009;153:A1420. Review.<br />
Moribund ants leave their nests to die in social isolation. Heinze J, Walter B. Curr 28.Biol. 2010<br />
Feb 9;20(3):249-52. Epub 2010 Jan<br />
Suls, L. (2006). Sygma system: Beter management hogere gezondheid [Cd-rom]. Beerse, België:<br />
Janssen Animal Health.<br />
Guns, Germs, and Steel). Jared Mason Diamond (1997). ISBN-10: 0393061310.<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 59
Nawoord<br />
Landbouwhuisdieren houden is mensenwerk en dat moet ook zo blijven. Mechanisatie en<br />
robotisering kunnen werkzaamheden overnemen, maar niet de deskundigheid en betrokkenheid<br />
van de verzorger van gezonde en zieke dieren. Deze deskundigheid omvat kennis<br />
van risico’s voor volksgezondheid, kennis van het varken, kennis van (infectie)ziekten en<br />
kennis van dierwelzijn. Deskundigheid die voortdurend door de begeleidende dierenarts<br />
moet worden gevoed en uitgebouwd, omdat de manier van werken de kwaliteit en toekomst<br />
bepaalt van onze veehouderij. Wij kunnen en moeten die toekomst mede vorm geven.<br />
D.M. 57e jaargang - No. 2 blz. 60
SPOnSOREn:<br />
Uniek in generiek