Arbeidsmarktanalyse Primair onderwijs 2011 - sbo Sectorbestuur ...
Arbeidsmarktanalyse Primair onderwijs 2011 - sbo Sectorbestuur ...
Arbeidsmarktanalyse Primair onderwijs 2011 - sbo Sectorbestuur ...
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
CAOP Research:<br />
drs. Richard Defourny<br />
drs. Karin Jettinghoff<br />
SBO, maart <strong>2011</strong><br />
<strong>Arbeidsmarktanalyse</strong><br />
<strong>Primair</strong> <strong>onderwijs</strong><br />
<strong>2011</strong>
Uitgave: <strong>Sectorbestuur</strong> Onderwijsarbeidsmarkt (SBO), Den Haag<br />
Auteurs: drs. Richard Defourny en drs. Karin Jettinghoff, CAOP Research, Den Haag<br />
Bezoekadres: Lange Voorhout 13, 2514 EA Den Haag<br />
Postadres: Postbus 556, 2501 CN Den Haag<br />
Telefoon: 070 - 376 57 70<br />
E-mail: <strong>sbo</strong>@caop.nl<br />
www.<strong>onderwijs</strong>arbeidsmarkt.nl<br />
© maart <strong>2011</strong>, <strong>Sectorbestuur</strong> Onderwijsarbeidsmarkt, Den Haag<br />
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door<br />
middel van druk, fotokopie, microfilm, CD, internet of op welke andere wijze ook,<br />
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.
Inhoudsopgave<br />
Inleiding ........................................................................................................................1<br />
1. Beleidsontwikkelingen .............................................................................................2<br />
1.1 Voortgang Convenant LeerKracht van Nederland ..............................................2<br />
1.2 Bevoegdheden......................................................................................................2<br />
1.3 Professionalisering...............................................................................................3<br />
1.3.1 Training en opleiding....................................................................................3<br />
1.3.2 Lerarenbeurs .................................................................................................3<br />
1.3.3 Formele gesprekken......................................................................................4<br />
1.3.4 Individuele beloning en teambeloning..........................................................4<br />
1.3.5 Coaching .......................................................................................................5<br />
1.3.6 Functiemix ....................................................................................................6<br />
1.4 ICT/innovatie .......................................................................................................7<br />
1.5 Professionalisering in Europa ..............................................................................8<br />
2. Vraag en aanbod ....................................................................................................10<br />
2.1 Vraag naar <strong>onderwijs</strong>personeel..........................................................................10<br />
2.2 Aanbod van <strong>onderwijs</strong>personeel........................................................................11<br />
2.2.1 Aanbod naar sekse ......................................................................................12<br />
2.2.2 Aanbod naar aanstellingsomvang ...............................................................13<br />
2.2.3 Aanbod naar leeftijd....................................................................................14<br />
2.2.4 Aanbod naar etniciteit.................................................................................15<br />
2.2.5 Uitstroom ....................................................................................................15<br />
2.2.7 Pensioen, fpu en BAPO ..............................................................................16<br />
2.3 Arbeidsvoorwaarden en salarisontwikkeling.....................................................17<br />
2.4 Aanbod naar leeftijd en geslacht in internationaal perspectief ..........................18<br />
3. Prognoses vraag en aanbod...................................................................................20<br />
3.1 Verwachte vraag ................................................................................................20<br />
3.2 Verwacht aanbod ...............................................................................................23<br />
3.2.1 Verwacht aanbod naar leeftijd en geslacht .................................................23<br />
3.2.2 Instroom via de lerarenopleidingen ............................................................24<br />
3.2.3 Instroom via de lerarenopleidingen naar etniciteit en sekse .......................26<br />
4. Kwaliteit van arbeid ..............................................................................................29<br />
4.1 Werktevredenheid..............................................................................................29<br />
4.2 Werkdruk ...........................................................................................................29<br />
4.3 Ziekteverzuim ....................................................................................................30<br />
4.4 Werkloosheid .....................................................................................................31<br />
4.5 Arbeidsongeschiktheid.......................................................................................32<br />
5. Aanbevelingen ........................................................................................................33<br />
Bijlage 1 Vacaturegegevens.......................................................................................39<br />
Bijlage 2 Werkgelegenheid........................................................................................40<br />
Werkgelegenheid naar salarisschaal ....................................................................42<br />
Beschikbare cijfers over het passend <strong>onderwijs</strong> ..................................................47<br />
Pensioen en pusfactoren.......................................................................................50<br />
Bijlage 3 Lerarenopleiding........................................................................................52<br />
Bijlage 4 Gebruik BAPO...........................................................................................54
Inleiding<br />
In opdracht van het <strong>Sectorbestuur</strong> Onderwijsarbeidsmarkt heeft CAOP Research ten<br />
behoeve van de sectortafel primair <strong>onderwijs</strong> 1 onderliggende arbeidsmarktanalyse<br />
opgesteld. In 2009 was het aantal leerlingen in het primair <strong>onderwijs</strong> (po) 1.660.200 2 .<br />
Voor deze leerlingen waren bijna 183.100 personen werkzaam in de sector. 3 Hun<br />
arbeidsmarktsituatie staat in deze analyse centraal. In de komende jaren staat er door<br />
ontwikkelingen op zowel beleidsmatig als demografisch gebied veel te gebeuren in<br />
het po. Denk hierbij aan ontwikkelingen als de brede school, passend <strong>onderwijs</strong>,<br />
veranderingen in het opleidingsstelsel, de uitstroom van de babyboomers en de krimp<br />
in het aantal leerlingen. Een goed moment om de huidige en verwachte situatie in het<br />
po in beeld te brengen.<br />
Als eerste volgt een overzicht van de beleidsontwikkelingen in de sector, waarbij veel<br />
aandacht wordt besteedt aan aspecten rondom professionalisering. Voor het bestrijden<br />
van zowel kwantitatieve als kwalitatieve knelpunten is het van belang dat het huidige<br />
personeel prettig kan werken en dat de sector aantrekkelijk is voor nieuw<br />
arbeidspotentieel.<br />
Vervolgens wordt in hoofdstuk 2 gekeken naar de kwantitatieve tekorten, de huidige<br />
vacaturegraad, werkgelegenheid en de uitstroom van <strong>onderwijs</strong>personeel. Eveneens<br />
wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed aan het po in internationaal perspectief.<br />
In hoofdstuk drie worden de verwachtingen voor de toekomst besproken. Nieuwe<br />
arbeidsramingen, regionale leerlingramingen en de ontwikkelingen bij de<br />
belangrijkste leverancier van nieuwe docenten in het po: de lerarenopleidingen.<br />
In hoofdstuk vier worden belangrijke aspecten die van doen hebben met de kwaliteit<br />
van arbeid uiteen gezet.<br />
Tot slot volgen in hoofdstuk vijf de aanbevelingen, geformuleerd in<br />
oplossingsrichtingen waarin geïnvesteerd kan worden.<br />
Ten tijde van het schrijven van de analyse is de discussie rondom bezuinigingen in het<br />
passend <strong>onderwijs</strong> in volle gang. Omdat de besluitvorming nog niet rond is en niet<br />
bekend of en hoe de bezuinigingen worden geïmplementeerd, is het voor deze analyse<br />
niet mogelijk gebleken om hier objectieve uitspraken ten aanzien van de arbeidsmarkt<br />
over te doen. Beschikbare cijfers over leerlingen en personeel rondom de WEC en het<br />
(v)so zijn echter wel op een rij gezet en terug te vinden in bijlage 2.<br />
1<br />
De sectortafel primair <strong>onderwijs</strong> is het gezamenlijk overleg van de sociale partners in het primair<br />
<strong>onderwijs</strong>.<br />
2<br />
Ministerie van OCW 2010: “Kerncijfers 2005-2009”<br />
3<br />
Bron: Stamos.nl. Tenzij anders aangegeven zijn de cijfers in deze arbeidsmarktanalyse afkomstig van<br />
stamos.nl<br />
1
1. Beleidsontwikkelingen<br />
1.1 Voortgang Convenant LeerKracht van Nederland<br />
Het convenant LeerKracht van Nederland - dat in 2008 is opgesteld door de overheid<br />
en sociale partners in het po – dient ertoe om de kwaliteit van het leraarsberoep te<br />
bevorderen door leraren beter te belonen en hen betere carrièremogelijkheden en extra<br />
scholing te bieden. De afspraken in het convenant zijn verder uitgewerkt in de<br />
verschillende <strong>onderwijs</strong>-CAO’s. In de Nota Werken in het <strong>onderwijs</strong> <strong>2011</strong> van het<br />
ministerie van OCW staat de voortgang van het Actieplan Leerkracht van Nederland<br />
weergegeven:<br />
Eén van de afspraken is om de carrièrelijn in het po geleidelijk te verkorten van<br />
achttien periodieken in 2008 naar vijftien in <strong>2011</strong>. Hierdoor maken leraren binnen<br />
hun salarisschaal per periodiek een grotere sprong, waardoor hun salaris sneller<br />
stijgt. Leraren aan het einde van hun schaal hebben hier geen profijt van. Van deze<br />
groep is, als gevolg van de nullijn voor initiële loonontwikkeling, het salaris in het<br />
afgelopen jaar gestagneerd. 4<br />
Twee andere afspraken betreffen de functiemix en de lerarenbeurs. De stand van<br />
zaken rond deze afspraken staat hieronder beschreven.<br />
Om de zeggenschap van docenten over het uitoefenen van hun beroep te<br />
vergroten, is een wetsvoorstel ingediend waarin de professionele ruimte van<br />
leraren wordt vastgelegd.<br />
De omvorming van de Stichting Beroepskwaliteit Leraren en ander<br />
<strong>onderwijs</strong>personeel (SBL) in een coöperatie van beroeps-/vakorganisaties is in<br />
volle gang en deze is naar verwachting in de zomer van <strong>2011</strong> voltooid. Deze<br />
coöperatie richt zich op het bevorderen van de beroepskwaliteit van leraren en<br />
ander <strong>onderwijs</strong>personeel.<br />
Eén van de activiteiten van SBL is het oprichten van het lerarenregister. Het<br />
register voor het po zal naar verwachting in <strong>2011</strong> worden opengesteld.<br />
Om de kwaliteit van de lerarenopleidingen te verbeteren werken de<br />
lerarenopleidingen aan kennisbases voor de inhoud van de opleiding. In 2009 zijn<br />
de basisvakken van de pabo’s (taal en rekenen) en de vakkennisbasis van een<br />
groot aantal lerarenopleidingen beschreven. Daarna is begonnen met de overige<br />
vakken van de pabo’s, de generieke kennisbases van de pabo’s en de<br />
tweedegraads lerarenopleidingen. Verder worden kennistoetsen in het studiejaar<br />
<strong>2011</strong>-2012 verplicht. De uitkomsten van deze kennistoetsen hebben gevolgen voor<br />
het verstrekken van het getuigschrift. Er zal een landelijke commissie worden<br />
opgericht om toezicht te houden op de kwaliteit van de kennistoetsen.<br />
1.2 Bevoegdheden<br />
Overgrote deel van het onderwijzend personeel is bevoegd<br />
In 2009 is 99% van de leraren (in fte) in het po bevoegd; 90% heeft een Pabo-diploma<br />
en 9% een hbo- of wo-opleiding met bevoegdheid voor vo. Eén procent van de leraren<br />
heeft geen diploma met <strong>onderwijs</strong>bevoegdheid. Wanneer naar al het lesgevend<br />
personeel (inclusief lesgevende schoolleiders en ondersteuners) wordt gekeken, is<br />
95% bevoegd; 86% heeft een pabo-diploma en 9% een hbo- of wo-opleiding met<br />
4 Ondanks een aangenomen kamermotie om voor het <strong>onderwijs</strong> een uitzondering te maken, vallen de<br />
<strong>onderwijs</strong>sectoren onder het kabinetsbeleid dat er in 2010 geen arbeidsvoorwaardenruimte wordt<br />
gegeven in de overheidssectoren. De marktlonen zijn in 2010 ongeveer 1 procent gestegen, dat<br />
betekent dus een relatieve inkomensachteruitgang.<br />
2
evoegdheid voor vo. 5 Daarmee wordt het overgrote deel van de lessen bevoegd<br />
gegeven.<br />
1.3 Professionalisering<br />
In het po wordt momenteel veel aandacht besteed aan de ontwikkeling en<br />
professionalisering van het <strong>onderwijs</strong>personeel. Het is wenselijk dat het zittend<br />
<strong>onderwijs</strong>personeel (inclusief schoolleiders) haar deskundigheid op peil houdt en<br />
vergroot.<br />
1.3.1 Training en opleiding<br />
Training en opleiding met name gericht op vakinhoud en vaardigheden<br />
Voor leraren is het van belang dat zij zich – evenals andere professionals – blijven<br />
scholen om bij te blijven in hun vak. Uit een enquête onder overheidspersoneel blijkt<br />
dat ongeveer twee derde van het personeel in het primair <strong>onderwijs</strong> in 2009 tenminste<br />
één training of opleiding heeft gevolgd. 6 Bijna de helft van het personeel (46,2%) in<br />
het primair <strong>onderwijs</strong> heeft in 2009 een vakinhoudelijke training of opleiding<br />
gevolgd. Hiervan geeft de meerderheid (77,2%) aan één tot tien dagen aan deze<br />
opleiding te hebben besteed. Ruim een kwart (27,7%) heeft een opleiding of training<br />
gevold die was gericht op vaardigheden. Ook hiervan geeft de meerderheid (83,1%)<br />
aan één tot tien dagen aan deze opleiding te hebben besteed. Van bedrijfsspecifieke en<br />
generieke trainingen en opleidingen is nauwelijks gebruik gemaakt (respectievelijk<br />
5,4% en 1,5%).<br />
Ongeveer een derde van het personeel in het po heeft in 2009 geen training of<br />
opleiding gevolgd. Een kwart geeft aan geen opleiding te hebben gevolgd en daar ook<br />
gen behoefte aan te hebben. En 8,9% heeft in 2009 geen training of opleiding<br />
gevolgd, maar had daar wel behoefte aan.<br />
1.3.2 Lerarenbeurs<br />
Lerarenbeurs blijft in behoefte voorzien<br />
De Lerarenbeurs is ingesteld om leraren met een <strong>onderwijs</strong>bevoegdheid te stimuleren<br />
een andere en/of hogere opleiding te volgen. Leraren kunnen zo niet alleen hun het<br />
opleidingsniveau verhogen en hun loopbaanmogelijkheden vergroten, maar het geeft<br />
hen ook meer zeggenschap over hun eigen ontplooiing (ze kunnen immers zelf de<br />
opleiding bepalen). Daarnaast draagt het bij aan de positie van de leraar. Volgens de<br />
Nota Werken in het <strong>onderwijs</strong> <strong>2011</strong> van het ministerie van OCW is de Lerarenbeurs<br />
een succes. Sinds de invoering van de Lerarenbeurs zijn ruim 20 duizend beurzen<br />
toegekend. In de vierde tranche zijn 8.250 lerarenbeurzen aangevraagd en hiervan zijn<br />
er 6.820 toegekend. 7 Ruim de helft van de toegekende beurzen is toegekend aan<br />
leraren uit het po. Iets meer dan de helft van de beurzen wordt gebruikt voor een<br />
masteropleiding, 16 procent voor bacheloropleidingen en het overige deel voor korte<br />
opleidingen.<br />
5 www.bevoegd.nl<br />
6 Dit blijkt uit een secundaire analyse op het (ongewogen) databestand van het Personeels- en<br />
mobiliteitsonderzoek (POMO) 2010 van het ministerie van BZK. Uit dit onderzoek valt niet op te<br />
maken of scholing al dan niet gefinancierd is vanuit de lerarenbeurs.<br />
7 Voor de overige aanvragen was geen budget meer beschikbaar.<br />
3
1.3.3 Formele gesprekken<br />
Meerderheid heeft formele gesprekken met de leidinggevende, maar dit leidt niet<br />
altijd tot concrete afspraken over persoonlijke ontwikkeling en loopbaan<br />
In de CAO-PO is vastgelegd dat periodiek met elke werknemer gesprekken moeten<br />
worden gevoerd over het (toekomstig) functioneren van de werknemer door middel<br />
van een professionele gesprekkencyclus, bestaande uit loopbaangesprekken,<br />
functioneringsgesprekken, beoordelingen of andersoortige gesprekken die hetzelfde<br />
beogen en persoonlijke ontwikkelingsplannen (pop’s). Uit het Personeels- en<br />
mobiliteitsonderzoek 2010 van het ministerie van BZK blijkt dat in het po de<br />
meerderheid van het personeel (80%) in de afgelopen twaalf maanden tenminste één<br />
formeel gesprek heeft gevoerd met de direct leidinggevende over het eigen<br />
functioneren.<br />
Verder staat in de CAO dat de werkgever en werknemer in het kader van de<br />
gesprekkencyclus afspraken maken over de professionele ontwikkeling van de<br />
werknemer. Uit POMO 2010 blijkt dat 41,4% van de medewerkers concrete afspraken<br />
met hun leidinggevende over de persoonlijke ontwikkeling maakt, en 22,9% over de<br />
eigen loopbaan (zie tabel 1.1).<br />
Tabel 1.1 Onderwerpen waarover medewerkers in gesprekken met hun leidinggevende concrete<br />
afspraken hebben gemaakt<br />
Percentage<br />
Werkafspraken voor de komende periode 55,6%<br />
De taakverdeling/samenwerking binnen uw afdeling/team 51,6%<br />
Uw werkresultaten 43,1%<br />
Uw persoonlijke ontwikkeling 41,4%<br />
Uw loopbaan 22,9%<br />
Uw persoonlijke omstandigheden 20,2%<br />
Uw beloning 6,7%<br />
Bron: POMO 2010<br />
Formele gesprekken leiden nauwelijks tot een beslissing over individuele beloning<br />
De formele gesprekken met de direct leidinggevende leiden volgens het personeel in<br />
3,5% van de gevallen tot een beslissing over de individuele beloning van<br />
medewerkers. Meest voorkomende vorm van beloning is bevordering naar een hogere<br />
schaal, gevolgd door een periodieke gratificatie of toeslag, een eenmalige gratificatie<br />
of toeslag en salarisverhoging door periodiek in de naast hogere schaal (indien men<br />
aan het eind van de schaal zit).<br />
1.3.4 Individuele beloning en teambeloning<br />
Individuele beloning en teambeloning in beperkte mate toegepast in het po<br />
Uit een enquête onder schoolleiders en bestuurders in het po en vo blijkt dat in het po<br />
beloning op basis van individuele en teamprestaties nog in beperkte mate wordt<br />
toegepast 8 , al schetst dit onderzoek een ander beeld dan het beeld onder het personeel<br />
zoals hierboven geschetst. Ruim de helft (56,5%) van de schoolleiders en bestuurders<br />
in het po geeft aan dat de beoordeling van medewerkers geen gevolgen heeft voor de<br />
8 ResearchNed (nog te verschijnen). Beoordelen en belonen in het primiair en voortgezet <strong>onderwijs</strong>.<br />
Onderzoek in opdracht van SBO.<br />
4
individuele beloning. En bijna drie kwart (73,2%) geeft aan dat de beoordeling geen<br />
gevolgen heeft voor de beloning van een team van medewerkers. Wanneer individuele<br />
en teambeloning wel worden toegepast, dan betreft dit met name de volgende<br />
beloningsvormen: directe beloning in de vorm van een attentie (cadeaubon, bloemen,<br />
etc.), directe beloning in de vorm van taakbeleid (extra tijd taken, minder lestijd,<br />
andere taken, etc.), eenmalige toeslag of gratificatie en bevordering naar een hogere<br />
schaal (zie tabel 1.2).<br />
Tabel 1.2 Heeft de beoordeling in uw organisatie een van de onderstaande gevolgen voor de<br />
beloning van medewerkers? (% Ja) – huidige situatie individuele en team beloning<br />
Individuele Team-<br />
beloning beloning<br />
Directe beloning in vorm van taakbeleid (extra tijd taken, minder<br />
lestijd, andere taken etc.)<br />
16,4 5,4<br />
Directe beloning in vorm van attentie (cadeaubon,bloemen, etc.) 15,4 16,8<br />
Eenmalige gratificatie of toeslag 13,9 3,2<br />
Bevordering naar een hogere schaal 12,1 1,9<br />
Salarisverhoging van 1 periodiek 4,1 0,6<br />
Directe beloning in vorm van vrije tijd (extra vrije middag) 5,0 1,5<br />
Niet toekennen van een periodiek 3,6 0,5<br />
Salarisverhoging van twee periodieken of meer 0,7 0,2<br />
Andere gevolgen / andere beloning 10,7 6,1<br />
Beoordeling heeft geen gevolgen / geen enkele beloning willen<br />
toepassen<br />
56,5 73,2<br />
Totaal (N)<br />
Bron: SBO Panel, 2010<br />
814 814<br />
De beoordeling wordt wel vaak gebruikt bij het nemen van formele besluiten. Bijna<br />
driekwart (72,8%) van de schoolleiders en bestuurders in het po geeft aan dat de<br />
beoordeling gevolgen heeft voor de vaste aanstelling van (nieuwe) medewerkers en<br />
ongeveer een derde (34,5%) geeft aan dat de beoordeling gevolgen heeft voor het<br />
ontslag van individuele medewerkers.<br />
1.3.5 Coaching<br />
Coaching in het po een vrij nieuw instrument, maar wel veel toegepast<br />
Uit een onderzoek onder schoolleiders en bestuurders in het po blijkt dat coaching een<br />
instrument is dat veel po-scholen toepassen. 9 Scholen zetten coaching vooral in voor<br />
het onderwijzend personeel en schoolleiders (zie tabel 1.3). Ze zetten coaching<br />
meestal in om hun medewerkers te professionaliseren en, daarmee samenhangend, te<br />
ondersteunen bij een nieuwe functie.<br />
Tabel 1.3 Bij welk personeel is coaching ingezet? (%)<br />
Ja, structureel Ja, incidenteel Nee<br />
Beheer- en administratief personeel 3,2 31,6 65,2<br />
Onderwijsondersteunend personeel 9,1 44,5 46,4<br />
Onderwijzend personeel 43,5 52,6 4,0<br />
Directie/management/leidinggevend 33,0 55,2 11,8<br />
Bron: SBO Panel, 2010<br />
9 CAOP (in druk). Coaching voor en door schoolleiders. Onderzoeksrapport. Onderzoek in opdracht<br />
van het ministerie van OCW<br />
5
Coaching is voor veel scholen een vrij nieuw instrument. Bijna tweederde van de<br />
schoolleiders en bestuurders geeft aan maximaal vijf jaar gebruik te maken van<br />
coaching. Ruim de helft heeft coaching als instrument opgenomen in het<br />
personeelsbeleid. Ook is het merendeel van plan coaching in de toekomst in te blijven<br />
zetten. Belangrijkste opbrengsten van coaching zijn een verbetering van inzicht in<br />
eigen gedrag, houding en functioneren en een verbeterde kwaliteit van het werk. Het<br />
merendeel van de schoolleiders en bestuurders is alles bij elkaar genomen (zeer)<br />
tevreden over coaching als instrument voor de ontwikkeling van medewerkers.<br />
Coaching voor en door schoolleiders succesvol, maar borging blijft aandachtspunt<br />
In het najaar van 2009 is het Ministerie van OCW gestart met het project ‘Coaching<br />
voor en door schoolleiders’ dat tot doel had dat besturen in het po 60 extra<br />
schoolleiders opleiden tot coach. Deze tot coach opgeleide schoolleiders konden<br />
vervolgens nieuwe onervaren schoolleiders coachen. Dit project is uitgevoerd door<br />
het SBO. Zeven samenwerkingsverbanden in het po hebben subsidie gekregen in het<br />
kader van dit project. De doelstelling om 60 extra schoolleiders op te leiden tot coach<br />
is gerealiseerd. De binnen het project uitgevoerde coachingstrajecten blijken voor alle<br />
partijen meerwaarde te hebben gehad. 10 Zo hebben de startende schoolleiders<br />
(gecoachten) door de coachingsgesprekken meer inzicht gekregen in het eigen<br />
handelen en probleemoplossend vermogen. Ook hebben ze meer zelfvertrouwen<br />
gekregen en zijn ze eerder ingewerkt. Hiermee is tevens de kwaliteit van hun werk<br />
verbeterd. Daarnaast voelen zij zich gesteund door de ervaringsdeskundigheid van<br />
hun coach (een ervaren schoolleider). De ervaren schoolleiders (coaches) op hun<br />
beurt, kunnen hun opgedane coachingskennis ook goed inzetten binnen de eigen<br />
instelling (bijvoorbeeld in gesprekken met ouders of functioneringsgesprekken met<br />
medewerkers). Belangrijk aandachtspunt bleek de borging van het project binnen de<br />
samenwerkingsverbanden.<br />
1.3.6 Functiemix<br />
Functiemix van start<br />
Het doel van de functiemix is het verbeteren van de kwaliteit van het <strong>onderwijs</strong> door<br />
het formuleren van zwaardere cq verdiepende functie-eisen aan leraren LB<br />
basis<strong>onderwijs</strong> en leraren LC speciaal (basis)<strong>onderwijs</strong>. In de convenanten met de<br />
deelsectoren zijn hier streefcijfers over geformuleerd voor <strong>2011</strong> en 2014. 11 In het<br />
primair <strong>onderwijs</strong> hebben scholen per 1 augustus 2010 budget ontvangen om de<br />
functiemix te versterken. Scholen zijn vóór die tijd reeds bezig geweest met de<br />
voorbereidingen hiervan; op de meeste scholen heeft de schoolleiding hierover<br />
gesproken of is reeds een plan opgesteld. Grote en middelgrote scholen zijn hier over<br />
het algemeen al verder mee dan kleine scholen. De medezeggenschapsraden op de<br />
scholen worden over het algemeen betrokken bij de invoering en toepassing van de<br />
functiemix. Voor het po zullen de eerste resultaten van de invoering van de<br />
functiemix pas in <strong>2011</strong> te vermelden zijn. In tabel 1.4 staan de streefcijfers en de<br />
stand van zaken in 2010 omtrent de functiemix weergegeven.<br />
10<br />
CAOP (in druk). Coaching voor en door schoolleiders. Onderzoeksrapport. Onderzoek in opdracht<br />
van het ministerie van OCW<br />
11<br />
OCW (2010). Nota Werken in het <strong>onderwijs</strong> <strong>2011</strong>.<br />
6
Tabel 1.4 Aandeel leraren basis<strong>onderwijs</strong> en speciaal (basis)<strong>onderwijs</strong> naar salarisschaal (in<br />
voltijdbanen, in procenten)<br />
Niveau Stand 2010 Doelstelling <strong>2011</strong> Doelstelling 2014<br />
BAO<br />
LA 97,9 83,0 58,0<br />
LB 2,0 16,0 40,0<br />
LC 0,1 1,0 2,0<br />
S(B)O<br />
LA 0,5 0,0 0,0<br />
LB 97,4 95,5 86,0<br />
LC 2,1 4,5 14,0<br />
Bron: WIO <strong>2011</strong>, OCW<br />
1.4 ICT/innovatie<br />
Vrijwel alle scholen gebruiken ict, maar intensiteit is beperkt<br />
Het ict-gebruik in het po is in de afgelopen jaren sterk toegenomen. 12 In 2009 typeert<br />
bijna negentig procent van de scholen in het po het ict-gebruik als (ver)gevorderd. In<br />
2001 was dit nog ruim een derde van de scholen.<br />
In 2009 gebruiken vrijwel alle docenten in het po een computer in de klas. De<br />
intensiteit van het computergebruik is echter nog beperkt. In het po werken leerlingen<br />
slechts 3,6% van de tijd met computers. De computer wordt voornamelijk ingezet<br />
voor individueel gebruik, met name voor oefenprogramma’s voor rekenen en taal,<br />
alsook voor het maken van werkstukken. Leraren zetten computers gemiddeld acht<br />
uur per week in bij het lesgeven. Ook gebruiken de meeste leraren de computer thuis<br />
voor het uitvoeren van schoolwerkzaamheden.<br />
Daarnaast beschikt het merendeel van de scholen in het po over minimaal één digitaal<br />
schoolbord. In 2009 is in één van de drie klaslokalen po een digitaal schoolbord<br />
aanwezig. Het digitale schoolbord wordt met name ingezet voor klassikaal gebruik,<br />
voornamelijk voor de vakken rekenen en taal. Ook bij het digitale schoolbord is de<br />
intensiteit van het gebruik beperkt. Leraren werken gemiddeld 10% van de lestijd met<br />
het digitale schoolbord. Andere ict-apparatuur is sporadisch beschikbaar. Ict wordt<br />
nog mondjesmaat vernieuwend gebruikt. Ict wordt vooralsnog voornamelijk gebruikt<br />
als vervanging van traditioneel leermateriaal.<br />
Ict leidt mogelijk tot meer gevarieerdheid in functies en een aantrekkelijker beroep<br />
Over wijzigingen in de personele omvang als gevolg van ict-gebruik in het <strong>onderwijs</strong><br />
is, nog geen onderzoek bekend.. Wel zijn er aanwijzingen dat de personele<br />
samenstelling zal veranderen. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat verwachtingen<br />
positief zijn over de mogelijkheid om docentvervangende software in te zetten. Door<br />
digitaal lesmateriaal kan vaker <strong>onderwijs</strong>ondersteunend personeel ingezet worden op<br />
instructietaken. Verder tonen enkele onderzoeken aan dat de inzet van ict leidt tot een<br />
andere invulling van de functies. De functie van docent zal steeds minder gericht zijn<br />
op kennisoverdracht. Deze taken kunnen steeds meer door ondersteunende functies<br />
worden overgenomen. Docenten krijgen nieuwe rollen: begeleider van leerprocessen<br />
en materiaalontwikkelaar. Ze zullen daarbij meer behoefte hebben aan didactische ictvaardigheden.<br />
Door deze functieverandering kan het beroep van docent<br />
aantrekkelijker worden. 13<br />
12 SBO (2010). Ict en de invloed op de <strong>onderwijs</strong>arbeidsmarkt. Literatuuronderzoek.<br />
13 In <strong>2011</strong> zal een vervolgonderzoek worden uitgevoerd naar de relatie tussen ict en het<br />
<strong>onderwijs</strong>personeel en de schoolorganisatie. Het gaat dan om de invloed van ict-gebruik op docenten,<br />
<strong>onderwijs</strong>ondersteunend personeel, schoolleiding en de schoolorganisatie. Vragen die hierbij centraal<br />
7
1.5 Professionalisering in Europa<br />
Grote verschillen tussen landen in deelname aan professionalisering<br />
Uit onderzoek naar de professionalisering van leraren in het buitenland blijkt dat in<br />
alle bestudeerde landen (Vlaanderen, Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Ierland,<br />
Denemarken, Noorwegen, Zweden, Finland, IJsland en Oostenrijk)<br />
professionalisering van leraren in de belangstelling staat. 14 Deelname van leraren aan<br />
professionalisering verschilt echter aanzienlijk tussen landen, zowel in<br />
deelnamepercentage als in het aantal dagen dat besteed wordt. Ten dele lijkt er sprake<br />
te zijn van een uitwisseling tussen deze twee (spreiding van middelen over zoveel<br />
mogelijk leraren versus concentratie middelen op beperktere groep). De inhoud van<br />
professionalisering voor leraren is overal zeer divers. Naast de meer traditionele<br />
inhoud (opfrissen en up-to-date houden van vakkennis, scholing in het kader van<br />
<strong>onderwijs</strong>hervormingen) is ook steeds meer aandacht voor interdisciplinaire kennis en<br />
vaardigheden.<br />
Grote verschillen tussen landen in mate waarin stimuleringsmaatregelen worden<br />
genomen<br />
Ook de mate waarin (extra) maatregelen genomen worden om professionalisering te<br />
stimuleren, verschilt sterk per land. Hoewel in de meeste landen professionalisering<br />
een beroepsplicht voor leraren is, blijkt deelname aan professionaliseringsactiviteiten<br />
in de praktijk vooral vrijwillig te zijn en zonder gevolgen (d.w.z. geen beloning voor<br />
deelname en geen sancties voor niet-deelname). Slechts in enkele landen bestaan<br />
minimumeisen voor het aantal uren dat leraren moeten besteden aan<br />
professionalisering. In deze landen maken professionaliseringsafspraken meestal deel<br />
uit van de functioneringssystematiek van leraren. In geval van onvoldoende deelname<br />
kunnen leraren een slechte beoordeling op dit onderdeel krijgen.<br />
De meeste landen beschikken over maatregelen om beginnende leraren te<br />
ondersteunen. Vaak wordt hen een mentor toegewezen en krijgen ze extra hulp met<br />
het voorbereiden en beoordelen van lessen. Ook bestaan er initiatieven waarin<br />
beginnende leraren van verschillende scholen gezamenlijk begeleiding buiten de<br />
eigen school krijgen. In enkele landen hebben leraren in hun eerste jaar recht op een<br />
vermindering van hun lesaanstelling.<br />
staan: in hoeverre ervaart <strong>onderwijs</strong>personeel ict als taakontlastend en tijdsbesparend, in hoeverre<br />
verandert de rol van <strong>onderwijs</strong>personeel als gevolg van ict en in hoeverre wordt het beroep van docent,<br />
maar ook <strong>onderwijs</strong>assistent, aantrekkelijker als gevolg van ict. En last but not least: in hoeverre zijn<br />
deze aspecten van invloed op de personele omvang en samenstelling in het <strong>onderwijs</strong>? Daarnaast zal<br />
worden nagegaan in hoeverre de verwachtingen die deskundigen in 2001 hadden over de gevolgen van<br />
ict op de <strong>onderwijs</strong> uitgekomen zijn. Ook wordt vooruit gekeken: Welke verwachtingen hebben<br />
deskundigen over het toekomstig ict-gebruik in het <strong>onderwijs</strong> en de gevolgen daarvan voor de<br />
<strong>onderwijs</strong>arbeidsmarkt?<br />
14 Hovius M. & N. van Kessel (2010) ‘Professionalisering van leraren in het buitenland. Een<br />
inventarisatie van de stand van zaken in twaalf Europese landen’, Ruud de Moor Centrum<br />
8
In het kader van het Actieplan Leerkracht zijn de nodige maatregelen in gang gezet<br />
om de kwaliteit van het leraarsberoep te bevorderen, zoals het invoeren van de<br />
functiemix en de lerarenbeurs, het verkorten van de carrièrelijnen, de omvorming<br />
van de SBL, het oprichten van een lerarenregister en het verbeteren van de<br />
kennisbases voor de lerarenopleidingen.<br />
Kwalitatieve tekorten in het po zijn beperkt. Het merendeel van de leraren in het po<br />
is bevoegd.<br />
In het po is de laatste jaren meer aandacht voor de ontwikkeling en<br />
professionalisering van zittend <strong>onderwijs</strong>personeel. Ongeveer twee derde van het<br />
<strong>onderwijs</strong>personeel heeft in 2009 tenminste één training of opleiding gevolgd. Het<br />
betreft met name trainingen en opleidingen op het gebeid van vakinhoud en<br />
vaardigheden. Ook de lerarenbeurs blijft voorzien in de individuele behoefte aan<br />
ontwikkeling. Ruim de helft van de toegekende beursen in de vierde tranche is<br />
toegekend aan leraren uit het po. Verder heeft 80% in de afgelopen 12 maanden<br />
tenminste één formeel gesprek gehad met de direct leidinggevende over het eigen<br />
functioneren. Deze gesprekken leiden echter niet altijd tot concrete afspraken over de<br />
persoonlijke ontwikkeling en loopbaan. Individuele beloning en teambeloning wordt<br />
in het po in beperkte mate ingezet. Coaching is een vrij nieuw instrument in het po<br />
dat door veel scholen wordt ingezet voor de professionalisering van medewerkers.<br />
Het project ‘Coaching voor en door schoolleiders’- dat tot doel had 60 ervaren<br />
schoolleiders op te leiden tot coach, waarna zijn startende schoolleiders konden<br />
coachen - was een succes. De eerste resultaten van de versterking van de functiemix<br />
voor het po zijn nog niet bekend.<br />
Daarnaast is het ict gebruik op scholen in het po in de afgelopen decennia sterk<br />
toegenomen, al is de intensiteit van het computergebruik nog beperkt. Er zijn<br />
aanwijzingen dat ict-gebruik leidt tot meer gevarieerdheid in functies en een<br />
aantrekkelijker beroep.<br />
Europese landen hebben aandacht voor professionalisering van leraren, maar er zijn<br />
grote verschillen tussen landen in deelname aan professionalisering en mate waarin<br />
maatregelen worden genomen om professionalisering te stimuleren.<br />
9
2. Vraag en aanbod<br />
2.1 Vraag naar <strong>onderwijs</strong>personeel<br />
Aantal lerarenvacatures in het primair <strong>onderwijs</strong> stijgt niet langer<br />
De spanning op de arbeidsmarkt voor het primair <strong>onderwijs</strong> is het afgelopen<br />
schooljaar (2009-2010) sterk afgenomen. Dit geldt voor zowel directieleden, leraren<br />
als ondersteunend personeel. Er werden meer vacatures vervuld dan er ontstonden en<br />
vacatures stonden minder lang open (zie bijlage 1). Dit geldt voor zowel het basis- als<br />
het speciaal <strong>onderwijs</strong>.<br />
Het aantal vacatures voor leraren nam met meer dan de helft af ten opzichte van het<br />
voorgaande schooljaar (zie tabel 2.1). Hiermee is een einde gekomen aan de<br />
jarenlange stijging van het aantal (openstaande) lerarenvacatures in het primair<br />
<strong>onderwijs</strong>. Ook het percentage moeilijk vervulbare vacatures is afgenomen; van<br />
driekwart tot tweederde. 15<br />
Tabel 2.1 Ontwikkelingen in lerarenvacatures in het po over de periode 2005-2009<br />
2005 2006 2007 2008 2009<br />
ontstane vacatures 4.468 6.964 7.123 8.488 5.934<br />
vervulde vacatures 4.356 6.709 6.847 8.178 6.642<br />
openstaande vacatures 192 325 407 666 321<br />
moeilijk vervulbare vacatures (%) 44 70 67 74 67<br />
openstaande vacature-intensiteit (%) 0,1 0,2 0,3 0,7 0,3<br />
Bron: www.stamos.nl<br />
Grote regionale verschillen; veel vraag in grote steden<br />
Er zijn echter sterke regionale verschillen. Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en<br />
Utrecht hebben meer openstaande vacatures dan andere delen van het land. Dat geldt<br />
ook voor scholen in de regio Gooi & Vechtstreek/Eemland.<br />
Het ministerie van OCW stelt dat de kwaliteit van het <strong>onderwijs</strong> in het geding komt<br />
bij een openstaande vacature-intensiteit (het percentage openstaande vacatures tov de<br />
werkgelegenheid) vanaf 1%. Het afgelopen schooljaar is die spanning overal<br />
afgenomen. In Rotterdam en Utrecht is die spanning tot onder de kritieke waarde<br />
gedaald, in Amsterdam is het van 2,4 procent gedaald tot 1 procent. Binnen een regio<br />
kunnen echter grote verschillen voorkomen, waardoor het mogelijk is dat er scholen<br />
zijn die dusdanig veel vacatures onvervuld hebben dat dit invloed kan hebben op de<br />
<strong>onderwijs</strong>kwaliteit. Hier zijn echter geen cijfers over bekend.<br />
Vacatures op achterstandsscholen moeilijker te vervullen<br />
Bij scholen met veel leraren van 30 jaar of jonger ontstaan relatief veel vacatures.<br />
Verder blijkt dat ook achterstandsscholen (met veel gewichtenleerlingen) meer moeite<br />
hebben om vacatures te vervullen. De mobiliteit van personeel is op deze scholen<br />
groter.<br />
Directiepersoneel in het primair <strong>onderwijs</strong> moeilijk te vinden<br />
Hoewel het aantal vacatures voor directiepersoneel in het primair <strong>onderwijs</strong> het<br />
afgelopen schooljaar is teruggelopen van 216 naar 116 fte, blijft de arbeidsmarkt voor<br />
schoolleiders gespannen. Dit blijkt uit het feit dat bijna 6 op de 10 vacatures (58<br />
15 Regioplan (<strong>2011</strong>). Arbeidsmarktbarometer po schooljaar 2009-2010. Zie ook www.stamos.nl<br />
10
procent) moeilijk vervulbaar is en dat bijna een derde van de directievacatures langer<br />
dan 3 maanden open staat. Het vervullen van directievacatures in het voortgezet<br />
<strong>onderwijs</strong> is een minder groot probleem dan in het primair <strong>onderwijs</strong>.<br />
2.2 Aanbod van <strong>onderwijs</strong>personeel<br />
Werkgelegenheid stijgt<br />
In 2009 bestond de werkgelegenheid in het po uit 135.700 fte (vervuld door 183.100<br />
personen). De werkgelegenheid in het po neemt jaarlijks toe. Sinds 2004 is het<br />
personeel in fte met 3,2% gegroeid en in personen met 5,5% (zie ook bijlage 2). Het<br />
leerlingenaantal is in deze periode slechts licht gestegen met 0,1%. Deze stijging van<br />
het personeel heeft mede te maken met de grote stijging van het aantal leerlingen dat<br />
geïndiceerd is voor speciaal <strong>onderwijs</strong> 16 . In het speciaal <strong>onderwijs</strong> ligt het aantal<br />
personeelsleden ten opzichte van het aantal leerlingen hoger dan in het reguliere<br />
basis<strong>onderwijs</strong>.<br />
Figuur 2.1 Werkgelegenheid po in fte naar functie in 2009<br />
14,8%<br />
7,7%<br />
77,5%<br />
Directie/management Onderwijzend Onderwijsondersteunend<br />
Aantal leraren en ondersteuners stijgt<br />
Het personeel in het po bestaat voor ruim driekwart uit onderwijzend personeel (zie<br />
figuur 2.1). Figuur 2.2 laat zien dat in absolute aantallen in de periode 2002-2009 het<br />
aantal fte in de functie directie/management met 12% is gedaald van 11.750 fte naar<br />
10.500 fte, het aantal fte leraren is met 9% gestegen van 96.600 naar 105.100 fte en<br />
het aantal <strong>onderwijs</strong>ondersteunend personeel is met 10% gestegen van 18.200 naar<br />
20.100 fte. Voor deze laatste stijging is op dit moment geen verdere verklaring<br />
beschikbaar (nadere uitsplitsingen ontbreken).<br />
16 Ministerie van OCW 2010: “Kerncijfers 2005-2009”:<br />
11
Figuur 2.2 Werkgelegenheid po in personen naar functie<br />
12<br />
120.000<br />
100.000<br />
80.000<br />
60.000<br />
40.000<br />
20.000<br />
0<br />
2.2.1 Aanbod naar sekse<br />
Directie/management Onderwijzend Onderwijsondersteunend<br />
2002 2007 2008 2009<br />
Meer dan driekwart is vrouw, maar aandeel vrouwen in directie blijft achter<br />
Het aandeel vrouwen onder het personeel is in 2009 in het po 77% van de formatie in<br />
fte. In 2005 was dit nog 73%. De feminisering van het po blijft toenemen. In de<br />
onderstaande tabel een overzicht van de het aandeel vrouwen per functie.<br />
Bij het onderwijzend personeel wordt vier-vijfde van de fte’s ingevuld door vrouwen.<br />
Mede door het stijgende aandeel vrouwen is ook een steeds groter deel van de<br />
schoolleiders vrouw: in 2009 35% van de fte, een forse stijging ten opzichte van de<br />
23% van vier jaar daarvoor. Het aandeel vrouwen in de categorie directie loopt<br />
daarmee echter nog achter op het totale percentage vrouwen onder het personeel. Uit<br />
de ramingen blijkt dat het aandeel vrouwen in deze functie de komende jaren zal<br />
toenemen (zie paragraaf 3.2.1) Bij de adjunct-directeuren vervullen vrouwen<br />
inmiddels ruim de helft van de fte’s.<br />
Tabel 2.2 Percentage vrouwen in de verschillende functies (percentage gebaseerd op fte) in<br />
2005 en 2009<br />
Aandeel vrouwen<br />
2005 2009<br />
Directeur 23% 35%<br />
Adjunct-directeur 44% 57%<br />
Leraar 78% 81%<br />
Overig personeel 73% 75%<br />
Bron: www.stamos.nl<br />
Figuur 2.3 laat zien dat in alle leeftijdscategorieën de vrouwen oververtegenwoordigd<br />
zijn, maar dat dit vooral geldt voor jongeren. Dit komt voornamelijk door het grote<br />
aandeel vrouwen in de lerarenopleidingen basis<strong>onderwijs</strong> (zie ook paragraaf 3.2.3).
Figuur 2.3<br />
Bron: stamos.nl<br />
2.2.2 Aanbod naar aanstellingsomvang<br />
Aantal deeltijders groeit langzaam maar gestaag<br />
Vrouwen werken vaker in deeltijd dan mannen (zie figuur 2.4). Van alle werknemers<br />
in het po heeft in 2008 46% een (bijna) fulltime aanstelling (aanstellingsomvang van<br />
meer dan 85%. Dit aandeel is over de periode 2003-2008 geleidelijk aan afgenomen.<br />
In 2003 had nog 50% een (bijna) fulltime aanstelling. Deze daling wordt veroorzaakt<br />
door zowel de groei van het aantal vrouwen in het po (die vaker in deeltijd werken)<br />
als de daling van het aantal fulltimers onder zowel mannen als vrouwen.<br />
Figuur 2.4 Aanstellingsomvang in fte naar geslacht (2008)<br />
vrouwen<br />
mannen<br />
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%<br />
< 25% 25 tot 50% 50 tot 75% 75 tot 85% >= 85%<br />
13
2.2.3 Aanbod naar leeftijd<br />
Uittreedleeftijd stijgt, maar dit stelt de tekorten slechts uit<br />
Werknemers in het <strong>onderwijs</strong> zijn vergeleken met de gehele Nederlandse<br />
beroepsbevolking gemiddeld relatief oud. In 2008 is 47% van de leraren, 46% van de<br />
ondersteuners en 78% van de directie/managementleden in het po 45 jaar of ouder.<br />
Van alle werknemers in het po is ruim één op de zes 55 jaar of ouder en deze groep is<br />
de afgelopen jaren groter geworden. Zo is onder de leraren het aandeel 55-plus<br />
gestegen van 13% in 2003 naar 17% in 2008. De groepen van 45-55 en 35-45 jaar zijn<br />
echter kleiner geworden. Hieronder laat figuur 2.5 zien dat de docenten in het po<br />
vergrijzen. Er is ook een duidelijke verjonging te zien met een stijging van het aantal<br />
jongeren in 2008, maar omdat dit met name vrouwen betreft die na hun 25 ste<br />
doorgaans minder gaan werken, zal het positieve effect hiervan op het<br />
personeelsbestand in de loop der jaren minder worden.<br />
In de onderstaande grafiek is een piek in de leeftijdsverdeling te zien die opschuift<br />
richting de pensioengerechtigde leeftijd. In 1999 lag deze piek tegen de 45 jaar, tien<br />
jaar later is deze groep tegen de 55 jaar. Als deze groep de pensioengerechtigde<br />
leeftijd bereikt zal er een grote vervangingsvraag zijn die tot tekorten kan leiden. 17<br />
Figuur 2.5 Leeftijdsverdeling leraren po<br />
Bron: Kerncijfers 2005-2009, ministerie OCW<br />
In de grafiek is ook te zien dat de gemiddelde uittredeleeftijd aan het toenemen is. Er<br />
werken in de loop der jaren duidelijk meer mensen in de hoogste leeftijdsgroepen. De<br />
gemiddelde uittreedleeftijd onder leraren in het po stijgt mede door de omschakeling<br />
van de VUT-regeling naar de FPU-regeling (zie ook paragraaf 2.2.4). De gemiddelde<br />
uittreedleeftijd naar pensioen of FPU lag in 2009 op 62,7. 18 Dit is gelijk aan de<br />
17 De ontwikkeling van het leerlingaantal is echter ook sterk van invloed op het aantal benodigde fte’s.<br />
Een daling van het leerlingaantal zal de vraag naar nieuw personeel dus doen afnemen.<br />
18 Ministerie BZK 2009: “Kerngegevens Personeel Overheid en Onderwijs”<br />
14
leeftijd waarop de meesten die nu vervroegd uittreden recht hebben op een FPUuitkering<br />
van 70% van het laatst verdiende loon.<br />
2.2.4 Aanbod naar etniciteit<br />
Allochtonen in directie/managementfuncties sterk ondervertegenwoordigd<br />
Het aantal niet-westerse allochtonen dat werkzaam is in het primair <strong>onderwijs</strong> is<br />
beperkt en de afgelopen jaren afgenomen. In 2009 was 3,7% van het personeel in het<br />
po van niet-westerse allochtone afkomst, terwijl het in 2003 nog 4,4% was. 19 Het<br />
grootst is deze groep in de <strong>onderwijs</strong>ondersteunende functies (10% in 2006). De<br />
Nederlandse beroepsbevolking bestaat voor ongeveer 9% uit niet-westerse<br />
allochtonen. Kijken we naar onderwijzend en directiepersoneel, dan moet rekening<br />
worden gehouden met hun hoge opleidingsgraad. Het percentage hoogopgeleide nietwesterse<br />
allochtonen in de Nederlandse beroepsbevolking ligt op 6% (CBS Statline).<br />
In vergelijking hiermee zijn niet-westerse allochtone leraren (3%) en niet-westerse<br />
allochtone directieleden en managers (1%) ondervertegenwoordigd. In de grote steden<br />
is het aandeel niet-westerse allochtonen groter. Zo is in Amsterdam in 2006 17% van<br />
de leraren van niet-westerse allochtone afkomst. Niet-westers allochtone leerkrachten<br />
werken vaker op scholen met een groot percentage niet-westers allochtone leerlingen.<br />
2.2.5 Uitstroom<br />
Uitstroom het sterkst onder jongeren en mannen<br />
Over de afgelopen jaren wa ren er geen gegevens over de mobiliteit in het <strong>onderwijs</strong>.<br />
Afgelopen jaar is daar informatie over vrijgekomen. Ongeveer 6 procent van de<br />
leraren in het eerste jaar na indiensttreding vertrekt (8 procent in het vo). Na vijf<br />
werkjaren is dit 15 procent (en 20 à 25 procent in het vo). Echter niet alle vertrekkers<br />
keren het <strong>onderwijs</strong> definitief de rug toe. Bekend is dat een goede begeleiding van<br />
starters de uitstroom beperkt.<br />
De mobiliteit is bij jongeren hoger dan bij leraren in de leeftijdscategorie 35 tot 60<br />
jaar. De mobiliteit is eveneens hoger onder mannen dan onder vrouwen. 20<br />
Figuur 2.6 Vertrek van leraren, aandeel per leeftijdscategorie in procenten<br />
Bron: OCW<br />
19 Ministerie BZK 2009: “Kerngegevens Personeel Overheid en Onderwijs”<br />
20 Nota Werken in het <strong>onderwijs</strong> <strong>2011</strong>.<br />
15
Zelf ontslag nemen, vervroegd uittreden en tijdelijke contracten belangrijkste reden<br />
van uitstroom<br />
Uit een onderzoek onder uitstromend personeel in 2009 blijkt dat ‘zelf ontslag nemen’<br />
en vervroegd uittreden de belangrijkste redenen voor uitstroom waren in het primair<br />
<strong>onderwijs</strong>. Opvallend is bovendien het hoge percentage onder het onderwijzend<br />
personeel, <strong>onderwijs</strong>ondersteunend personeel en organisatie- en beheerspersoneel dat<br />
het tijdelijke contract niet verlengd zag. Dit bevestigt het beeld dat in het primair<br />
<strong>onderwijs</strong> eerder sprake is van overschotten dan van tekorten. Pensioen was voor zes<br />
procent van de leraren en voor acht a tien procent voor de overige functies de reden<br />
voor uitstroom.<br />
Tabel 2.3 Wat was de hoofdreden dat uw baan beëindigd werd?<br />
16<br />
Management<br />
zonder<br />
lesgevende<br />
taak<br />
Management<br />
met<br />
lesgevende<br />
taak<br />
Onderwijzend<br />
personeel<br />
Onderwijs-<br />
ondersteunend<br />
personeel<br />
Organisatie-<br />
en beheersersoneel<br />
Vervroegd uittreden (VUT, FPU) 39% 46% 26% 18% 16%<br />
Pensioen 8% 10% 6% 9% 9%<br />
volledig arbeidsongeschikt 2% 2% 2% 3% 1%<br />
Ontslagen 5% 6% 5% 10% 5%<br />
Tijdelijk contract liep af 7% 4% 24% 25% 28%<br />
Zelf ontslag 39% 29% 36% 33% 41%<br />
Bron: POMO 2010<br />
Werkinhoud, loopbaanmogelijkheden en managementstijl zijn knelpunten<br />
Als er wordt ingezoomd op pushfactoren van uitstroom, komen punten naar voren die<br />
vaker onderwerp van gesprek zijn in het <strong>onderwijs</strong>. Als belangrijke oorzaken voor<br />
uitstroom uit de functie noemen managers dat het werk niet (meer) uitdagend was, te<br />
zijn uitgekeken op het takenpakket en de bureaucratische procedures. Opmerkelijk is<br />
dat zij daarnaast ook de managementstijl van hun leidinggevenden en het gebrek aan<br />
sturing in de organisatie als belangrijke oorzaken noemen.<br />
Voor leraren zijn loopbaanmogelijkheden, werkdruk en de managementstijl van de<br />
leidinggevende de meest genoemde uitstroomredenen, gevolgd door de werkinhoud,<br />
gebrek aan waardering, reistijd en de combinatie van werk-privé. 21<br />
2.2.7 Pensioen, fpu en BAPO<br />
Gemiddelde pensioenleeftijd stijgt<br />
De gemiddelde uittredeleeftijd als gevolg van pensioen in het <strong>onderwijs</strong> is gestegen<br />
naar 61,9 jaar, omdat de regeling voor vroegtijdig uittreden is veranderd en het langer<br />
doorwerken fiscaal aantrekkelijker is gemaakt. 22 Vrouwen in het <strong>onderwijs</strong> hebben<br />
met gemiddeld 61,6 jaar een jongere pensioenleeftijd dat het landelijk gemiddelde<br />
onder vrouwen (61,9 jaar). Mannen in het <strong>onderwijs</strong> stromen gemiddeld op dezelfde<br />
leeftijd naar pensioen als mannen in andere sectoren: 62,1 jaar. 23<br />
21 Voor een volledig overzicht, zie de bijlage.<br />
22 Het zogenoemde Amendement-Vendrik.<br />
23 De pensioencijfers zijn niet bekend naar subsector in het <strong>onderwijs</strong>. Voor het overzicht, zie<br />
http://www.stamos.nl/index.bms?verb=showitem&item=1.67
Gebruik van FPU, steeds kleinere doelgroep<br />
Omdat de FPU-regling in 2006 is afgeschaft, kan een steeds kleinere groep een beroep<br />
doen op deze regeling (geboren vóór 1950). Lettende op de man-vrouw verhouding<br />
van 60 plussers lijkt het dat het gebruik van de fpu-regeling hieraan gelijk is onder<br />
mannen en vrouwen. Van de personen die gebruik maken van de fpu-regeling, is in<br />
het po 60 procent vrouw. In 2009 maakten ongeveer 1500 personen gebruik van de<br />
fpu-regeling. 24<br />
Deelnemerspercentage BAPO-regeling blijft langzaam stijgen<br />
Een doelstelling van de BAPO-regeling is het aantrekkelijk maken om aan het<br />
arbeidsproces te blijven deelnemen door taakverlichting en/of taakvermindering<br />
(ontziemaatregel). In 2008 werd in het primair <strong>onderwijs</strong> voor 3.769 fte gebruik van<br />
de BAPO-regeling (zie bijlage 4). Ten opzichte van de totale werkgelegenheid is dit<br />
bijna 3%. Van de BAPO-regeling wordt gebruik gemaakt door 51,2% van het totaal<br />
aantal werknemers van 52 jaar en ouder in het po. Hiermee blijft het<br />
deelnemerspercentage langzaam stijgen, al is de stijging minder sterk dan in de<br />
voorgaande jaren.<br />
2.3 Arbeidsvoorwaarden en salarisontwikkeling<br />
In 2010 geen arbeidsvoorwaardenruimte voor overheidssectoren<br />
Ondanks een aangenomen motie voor het <strong>onderwijs</strong> een uitzondering te maken, vallen<br />
de <strong>onderwijs</strong>sectoren onder het kabinetsbeleid dat er in 2010 geen<br />
arbeidsvoorwaardenruimte wordt gegeven in de overheidssectoren. De marktlonen<br />
zijn in 2010 ongeveer 1 procent gestegen, dat betekent dus een relatieve<br />
inkomensachteruitgang voor het personeel in het po.<br />
Dankzij het functiemix-beleid en het verkorten van de carrièreschalen is het<br />
gemiddelde salaris in po echter wel gestegen. Een grote groep werknemers in het<br />
<strong>onderwijs</strong> (ondersteuners en mensen aan het eind van hun schaal) kan echter niet van<br />
deze maatregelen profiteren.<br />
Salarisontwikkeling po in de afgelopen jaren beperkt<br />
In vergelijking met 2006 is het salaris voor het personeel in het primair <strong>onderwijs</strong> in<br />
2010 met 6 procent toegenomen (zie figuur 2.7). 25 Als dit gecorrigeerd wordt op<br />
inflatiecorrectie is een aantal schalen in 2010 gelijk gebleven in koopkracht en een<br />
aantal leraarsschalen met 1 procent gedaald 26 . Het initiële loon is in 2010 niet<br />
gestegen ten opzichte van 2009, omdat er geen ruimte is voor initiële<br />
loonontwikkeling is.<br />
24 Omdat fpu-cijfers elders niet worden bijgehouden, laat het SBO dit jaarlijks apart berekenen. De<br />
toedeling van de schoolbesturen aan <strong>onderwijs</strong>sectoren is niet volledig. Hierdoor wisselt jaarlijks de<br />
selectie van schoolbesturen waarop de FPU-gegevens gebaseerd zijn. Dit heeft tot gevolg dat de cijfers<br />
van jaar op jaar onderling niet goed vergelijkbaar zijn. Voor een volledig overzicht van de fpu-cijfers,<br />
zie http://www.stamos.nl/index.bms?verb=showitem&item=2.23<br />
25 Het betreft de ontwikkeling gebaseerd op de eindsalarissen binnen de CAO-schalen, exclusief<br />
bijzondere beloningen en andere secundaire arbeidsvoorwaarden.<br />
26 Dit heeft te maken met afronding. Alle <strong>onderwijs</strong>schalen vallen onder dezelfde CAO en maken<br />
relatief dezelfde ontwikkeling door.<br />
17
Figuur 2.7 Salarisontwikkeling po gecorrigeerd voor inflatie.<br />
108<br />
106<br />
104<br />
102<br />
100<br />
98<br />
96<br />
18<br />
salarisontwikkeling<br />
salarisontwikkeling gecorrigeerd voor inflatie<br />
2006 2007 2008 2009 2010<br />
2.4 Aanbod naar leeftijd en geslacht in internationaal perspectief<br />
In de OESO-landen is het merendeel van de leraren in het po vrouw<br />
Onderstaande figuur geeft een beeld van de procentuele verdeling naar geslacht van<br />
leraren in po <strong>onderwijs</strong>. Uit de figuur blijkt dat leraar in het po een vrouwenberoep is;<br />
in de OESO-landen is 80 procent van leraren in het po vrouw. Dit percentage<br />
schommelt al sinds 2002 rond de 80 procent en is niet aan veranderingen onderhevig.<br />
In vergelijking met de andere landen is Nederland een van de landen met relatief het<br />
minst aantal mannen werken in het po (16,2%). Echter, een bijkomend effect van het<br />
lage aantal mannelijke leraren in het po kan zijn dat kleuterleraren worden meegeteld<br />
in de Nederlandse data. Finland heeft het hoogste percentage mannen werken in het<br />
po (21,7%), gevolgd door België (19,7%).<br />
Figuur 2.8 Leraren naar geslacht (%) in primair <strong>onderwijs</strong>, 2008 27<br />
% 100<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
België<br />
80,3<br />
78,3<br />
83,8 81,4 82,4 85,2 85,6<br />
19,7 21,7<br />
16,2 18,6 17,6 14,8 14,4<br />
Finland<br />
Bron: StatExtracts, OECD<br />
Nederland<br />
Verenigd Koninkrijk<br />
man vrouw<br />
Frankrijk<br />
Duitsland<br />
Verenigde Staten<br />
gemiddelde OESO-landen<br />
27 De indeling naar primair <strong>onderwijs</strong> is gebaseerd op de International Standard Classification of<br />
Education (ISCED). Deze indeling van primair <strong>onderwijs</strong> is vergelijkbaar met het Nederlands primair<br />
<strong>onderwijs</strong>. Nederland is het enige land in de vergelijking waar leraren van kleuter<strong>onderwijs</strong> zijn<br />
meeberekend in de cijfers. De cijfers van de andere landen hebben uitsluitend betrekking op het primair<br />
<strong>onderwijs</strong>.<br />
80,5<br />
19,5
Verschillen tussen OESO-landen in leeftijdsopbouw van leraren in het po<br />
Figuur 2.9 geeft een beeld van de procentuele verdeling naar leeftijdscategorie van<br />
leraren in het po. Te zien is dat Duitsland het hoogste percentage leraren in de<br />
leeftijdscategorieën 50 jaar en ouder heeft (50,3%) heeft. Behalve Duitsland, heeft<br />
ook Nederland (33,8%), de Verenigde Staten (31,5%) een hoog percentage leraren in<br />
de leeftijdscategorieën 50 jaar en ouder. In Frankrijk en België is het aandeel 50plussers<br />
relatief laag (respectievelijk 19,9% en 20,3%). Duitsland is ook het land met<br />
het laagste percentage leraren in de leeftijd jonger dan 30 jaar hebben (6,1%). In het<br />
Verenigd Koninkrijk werken de meeste leraren in de leeftijd jonger dan 30 jaar<br />
(24,6%), gevolgd door België (23,1%) en Nederland (20,3%).<br />
Figuur 2.9 Leraren naar leeftijd (%) in het primair <strong>onderwijs</strong>, 2008.<br />
% 45<br />
40<br />
35<br />
30<br />
25<br />
20<br />
15<br />
10<br />
5<br />
0<br />
jonger dan 30 jaar 30 tot 39 jaar 40 tot 49 jaar 50 tot 59 jaar 60 jaar en ouder<br />
België Finland Nederland Verenigd<br />
Koninkrijk<br />
Frankrijk Duitsland Verenigde<br />
Staten<br />
gemiddelde<br />
OESOlanden<br />
Bron: StatExtracts, OECD<br />
Het aantal vacatures in het po is in het schooljaar 2009-2010 sterk afgenomen. Dit<br />
geldt voor alle functiecategorieën. Hiermee is een einde gekomen aan de jarenlange<br />
stijging van het aantal lerarenvacatures. De vraag naar personeel is groter in grote<br />
steden en op scholen met een relatief veel jonge leraren. Verder zijn vacatures<br />
moeilijker te vervullen op achterstandsscholen en voor directiepersoneel.<br />
De werkgelegenheid in het po blijft stijgen, met name onder leraren en<br />
ondersteuners. Het aandeel vrouwen in het po neemt verder toe en daarmee ook het<br />
aantal deeltijders (vrouwen werken immers vaker in deeltijd dan mannen). Het<br />
aandeel vrouwen in directiefuncties loopt echter nog stevig achter op het totale<br />
aandeel vrouwen in de sector. Het aandeel niet-westerse allochtonen in het po is<br />
verder afgenomen en ligt lager dan in de Nederlandse beroepsbevolking. Ook in<br />
directiefuncties zijn niet-westerse allochtonen ondervertegenwoordigd. Het po is een<br />
relatief vergrijzende sector, maar de uittredeleeftijd is de afgelopen jaren gestegen.<br />
Hierdoor zijn de effecten van de uitstroom van de babyboomers die (vervroegd) met<br />
pensioen gaan nog niet in volle omvang merkbaar, maar dit is slechts uitstel. Een op<br />
de zes starters stroomt binnen vijf jaar het po uit. Deze ontwikkeling vraagt om het<br />
vergroten van de instroom en het optimaal benutten van het nieuwe arbeidpotentieel<br />
en het huidige personeel. Aandachtspunten zijn het vergroten van de<br />
aanstellingsomvang van met name vrouwen, het bevorderen van de doorstroom van<br />
vrouwen en allochtonen naar hogere functies en extra begeleiding voor startende<br />
leraren.<br />
19
3. Prognoses vraag en aanbod<br />
3.1 Verwachte vraag<br />
Door de economische situatie is het verwachte lerarentekort naar beneden bijgesteld<br />
Door de economische ontwikkelingen van de afgelopen jaren zijn de verwachte<br />
tekorten in het <strong>onderwijs</strong> uitgesteld. In een laagconjunctuur is het aantrekkelijker om<br />
in het <strong>onderwijs</strong> te werken. Hierdoor neemt de uitstroom af en de instroom toe. Dit is<br />
ook te zien geweest in de vacatureontwikkeling; het aantal nieuwe vacatures is<br />
gedaald en bovendien zijn meer vacatures vervuld dan ontstaan. Dit betekent dat<br />
knelpunten zijn afgenomen.<br />
In de afgelopen jaren waren geen actuele prognoses bekend over de<br />
<strong>onderwijs</strong>arbeidsmarkt. Met de veranderingen in de economie en de verwachte hoge<br />
uitstroom als gevolg van de vergrijzing, was de vraag hiernaar groot. Het<br />
ramingsmodel van OCW, MIRROR is echter zeer recentelijk geactualiseerd 28 .<br />
Het Convenant Leerkracht heeft volgens het ramingsmodel een positieve invloed op<br />
de ontwikkelingen in de arbeidsmarkt. Er worden echter nog steeds tekorten<br />
verwacht. Er worden twee scenario’s onderscheiden, waarvan de letters het verloop<br />
uitbeelden. In het V-scenario stijgt de conjunctuur weer na een daling. In het Wscenario<br />
loopt de conjunctuur na een jaar op en zakt daarna weer in, om vervolgens<br />
weer te stijgen: een double-dip conjunctuurverloop.<br />
Figuur 3.1 Onvervulde vraag primair <strong>onderwijs</strong><br />
Bron: De toekomstige arbeidsmarkt voor <strong>onderwijs</strong>personeel 2010-2020<br />
Maar ook volgens nieuwe ramingen zal tekort aan leraren vanaf 2014 sterk toenemen<br />
Vanaf 2014 stijgt de onvervulde vraag naar leraren (zie figuur 3.1). Afhankelijk van<br />
het scenario loopt het tekort op tot 1.000 á 1400 fte. De instroom in de sector zal<br />
weliswaar stijgen, maar niet genoeg om de uitstroom als gevolg van de vergrijzing te<br />
compenseren. Het verwachte tekort aan schoolleiders valt in deze raming ook lager uit<br />
dan eerder in 2010 gesteld: 100 tot 200 fte in 2020. Het is overigens niet bekend of<br />
28 In de vorige arbeidsmarktanalyse werden de nieuwe ramingscijfers gepresenteerd zoals OCW dit<br />
bekend maakte in de voortgangsrapportage (mei 2010). Bij de recentelijke publicatie zijn de verwachte<br />
tekorten , op basis van dezelfde gegevens, nog iets verder naar beneden bijgesteld.<br />
20
deze ontwikkelingen evenredig verdeeld zijn over de deelsectoren van het po (bo,<br />
sbao, so).<br />
Kanttekeningen bij de ramingen<br />
Het ramingsmodel gaat uit van een beperkte vacatureproblematiek in het primair<br />
<strong>onderwijs</strong>. Een aantal nuanceringen dient te worden gemaakt bij de ramingen die<br />
OCW heeft gepubliceerd. Het model gaat uit van een aantal aannames, welke<br />
momenteel niet zeker zijn. Zo dient het Convenant Leerkracht volledig te worden<br />
doorgevoerd, de loonontwikkeling zich marktconform te ontwikkelen en het<br />
(pre)pensioensysteem stabiel te blijven. Van de laatste twee aannames is bekend dat<br />
die niet zeker zijn. Recente beleidsveranderingen, zoals de bezuiniging op het passend<br />
<strong>onderwijs</strong> en de gevolgen daarvan voor de arbeidsmarkt, zijn niet in de ramingen<br />
opgenomen.<br />
Het regionale karakter van de <strong>onderwijs</strong>arbeidsmarkt vraagt om een regionale<br />
benadering bij het ontwikkelen van ramingen<br />
In het ramingsmodel MIRROR is het regionale component (nog) niet geactualiseerd.<br />
Dit is technisch ingewikkeld, met name waar het gaat om de mobiliteit van het<br />
bestaande en het nieuwe personeel in kaart te brengen. De arbeidsmarkt heeft echter<br />
een sterk regionaal karakter. Landelijke ramingen geven een gemiddelde weer. Als<br />
landelijke cijfers aangeven dat er geen tekort is, kan dit beteken dat de ene regio juist<br />
te kampen heeft met overschotten en de andere met tekorten.<br />
Omdat de <strong>onderwijs</strong>arbeidsmarkt een sterk regionaal karakter heeft, is er vanuit het<br />
veld grote vraag naar regionale cijfers. Zo ook naar regionale ramingen. Om aan deze<br />
vraag van het veld tegemoet te komen heeft het SBO regionale leerlingenramingen<br />
laten ontwikkelen, op basis waarvan ook de verwachte formatie kan worden<br />
berekend. 29<br />
Komende jaren sterke afname in leerlingenaantallen, behalve in grote steden<br />
De vraag naar <strong>onderwijs</strong>personeel wordt primair bepaald door het leerlingaantal. Als<br />
gevolg van demografische ontwikkelingen neemt het aantal leerlingen in het<br />
basis<strong>onderwijs</strong> de komende jaren sterk af. Tot 2015 is dit vooral het geval in de<br />
provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Gelderland en Limburg. Op de lange<br />
termijn, tot 2020, is dit beeld echter sterk anders. Bijna alle provincies krijgen te<br />
kampen met krimp. Alleen Flevoland kent, na eerst een daling, een groei van het<br />
leerlingaantal.<br />
Wanneer op een lager regionaal niveau wordt ingezoomd, zoals op gemeenten,<br />
bestaan er meer verschillen. In veel grote steden zal het leerlingaantal in de komende<br />
jaren groeien, terwijl in de rest van het land het leerlingaantal zal dalen (zie figuur<br />
3.2). 30<br />
29 Het geldt niet ter vervanging van MIRROR en werkt meer staccato en kan niet gebruikt worden voor<br />
beleidssimulaties. De aanbodzijde is, gezien de technische complexiteit, niet in deze ramingen<br />
opgenomen.<br />
30 SBO (2010). Krimp als Kans.<br />
21
Figuur 3.2 Prognose aantal leerlingen basis<strong>onderwijs</strong> per gemeente, 2009-2015 (index<br />
2009=100)<br />
Bron: SBO (2010). Krimp als kans<br />
22
3.2 Verwacht aanbod<br />
3.2.1 Verwacht aanbod naar leeftijd en geslacht<br />
De komende jaren zal de gemiddelde leeftijd in het po afnemen<br />
Van zowel directeuren als leraren zal de gemiddelde leeftijd in het po tot 2020<br />
afnemen. Bij directeuren zal dit met gemiddeld 3 jaar dalen naar 47,2 in 2020 en voor<br />
leraren is de daling met gemiddeld 2,1 jaar iets lager naar een gemiddelde leeftijd van<br />
40,1 jaar in 2020. 31<br />
De leeftijdsopbouw zal sterk wijzigen in de jaren tot 2020. Waar bij leraren<br />
momenteel sprake is van twee pieken, zal in 2020 de piek liggen bij de jongeren (zie<br />
figuur 3.3). Dit komt doordat de babyboomgeneratie de arbeidsmarkt verlaat.<br />
Figuur 3.3 Leeftijdsopbouw van leraren en directeuren in het po in 2009 en 2020<br />
Bron: De toekomstige arbeidsmarkt voor <strong>onderwijs</strong>personeel 2010-2020<br />
Aandeel vrouwen zal verder blijven groeien<br />
In zowel leraars- als directiefuncties neemt het aandeel vrouwen verder toe (zie figuur<br />
3.4). Onder leraren vormen vrouwen al geruime tijd de meerderheid. Dit zal met 8<br />
procentpunt stijgen naar 88 procent in 2020. Onder directeuren/schoolleiders is de<br />
stijging van vrouwen fors met 31 procentpunt naar 68 procent in 2020. Daarmee blijft<br />
het aandeel vrouwen wel lager dan het aandeel dat zij hebben in de functiegroep<br />
leraren.<br />
31 OCW <strong>2011</strong>. De toekomstige arbeidsmarkt voor <strong>onderwijs</strong>personeel 2010-2020<br />
23
Figuur 3.4 Aandeel vrouwelijke leraren en directeuren in het po in 2009 en 2020<br />
Bron: De toekomstige arbeidsmarkt voor <strong>onderwijs</strong>personeel 2010-2020<br />
3.2.2 Instroom via de lerarenopleidingen<br />
Aantal studenten met een pabo-diploma neemt de komende jaren verder af<br />
De belangrijkste instroom van leraren in het po komt vrijwel direct van de<br />
lerarenopleidingen. In 2009 behaalden 5.333 studenten een pabo-diploma. Sinds 2006<br />
is het aantal gediplomeerde studenten aan de pabo afgenomen (met bijna 2.000<br />
gediplomeerden). De verwachting is dat dit de komende jaren verder zal afnemen tot<br />
ongeveer 4.700 gediplomeerden in 2015. Daarna stabiliseert dit aantal tot bijna 5.000<br />
gediplomeerden per jaar (zie figuur 3.5).<br />
Figuur 3.5 Gediplomeerde uitstroom van de pabo over de periode 2003-2020 32<br />
Aantal gediplomeerden<br />
24<br />
8.000<br />
7.000<br />
6.000<br />
5.000<br />
4.000<br />
3.000<br />
2.000<br />
1.000<br />
0<br />
Bron: www.stamos.nl<br />
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 <strong>2011</strong> 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020<br />
Jaartal<br />
gediplomeerde studenten raming gediplomeerde studenten<br />
32 De raming van het aantal uitstromende studenten komt uit de referentieramingen van het ministerie<br />
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De referentieramingen zijn gemaakt met het<br />
ramingsinstrument LECTOR, een leeftijdsafhankelijk doorstroommodel gebaseerd op een<br />
<strong>onderwijs</strong>matrix.
Instroom licht gestegen en uitval na één jaar studie iets afgenomen<br />
In 2009 is de instroom in de opleiding tot leraar basis<strong>onderwijs</strong> na enkele jaren van<br />
daling weer iets gestegen naar 8.940 studenten. 33 Het percentage hbo-studenten aan de<br />
pabo dat de opleiding na het eerste studiejaar niet verder volgt, is na een aantal jaren<br />
van stijging weer iets afgenomen naar 29,2% in het studiejaar 2008/2009 (zie ook<br />
bijlage 3).<br />
Verkeerde studiekeuze belangrijkste reden voor uitval uit eerste jaar lerarenopleiding<br />
In een onderzoek onder eerstejaars studenten in het hoger <strong>onderwijs</strong> noemen<br />
studenten aan de lerarenopleiding (pabo, tweedegraads en andere opleidingen) met<br />
name de volgende redenen om te stoppen met de opleiding (d.w.z. stoppen met<br />
studeren danwel veranderen van opleiding): verkeerde studiekeuze (53%),<br />
verwachtingen over de opleiding zijn niet uitgekomen (40%) en niet (voldoende)<br />
gemotiveerd zijn (34%). 34 Daarnaast heeft 21% moeite met de manier van <strong>onderwijs</strong><br />
geven en vindt een vergelijkbaar percentage de studie te zwaar. Daarentegen vindt<br />
24% van degenen die van opleiding zijn veranderd het niveau van de studie juist te<br />
licht. Verder noemt 20% persoonlijke omstandigheden als reden om te stoppen met de<br />
lerarenopleiding.<br />
Volgens kwart van de studenten kan uitval uit opleiding of instelling voorkomen<br />
worden<br />
Volgens een kwart van de respondenten die in het eerste jaar zijn uitgevallen uit de<br />
lerarenopleiding had de uitval voorkomen kunnen worden door de opleiding of<br />
instelling. 35 Uitval had met name voorkomen kunnen worden door het bieden van<br />
meer studiebegeleiding (48%), een betere verdeling van de studiebelasting (32%), en<br />
een beter rooster/programmering (24%). Verder noemde 18% een betere voorlichting<br />
vooraf, 17% een betere introductie van de studie, 17% meer aandacht voor praktijk in<br />
de opleiding en 15% meer aandacht voor theorie in de opleiding. Een vijfde van de<br />
respondenten geeft aan dat de opleiding hen (zeer) veel hulp heeft geboden bij het<br />
nemen van een beslissing over stoppen of doorgaan.<br />
Nieuw instrument om uitval uit eerste jaar van de lerarenopleiding te voorspellen<br />
Op basis van de Startmonitor 2008-2009 36 is een instrument ontwikkeld voor<br />
lerarenopleidingen in het hbo om uitval van studenten in het eerste jaar te voorspellen.<br />
Dit instrument zal in het schooljaar 2010-<strong>2011</strong> worden getest op een aantal pabo’s en<br />
tweedegraads lerarenopleidingen. Wanneer dit instrument succesvol blijkt, zal dit<br />
instrument door alle pabo’s en tweedegraads lerarenopleidingen gebruikt kunnen<br />
worden.<br />
Academische pabo: meer academici voor de klas<br />
Sinds 2008 hebben vwo-leerlingen en studenten met een hbo-propedeuse de<br />
mogelijkheid om naast een pabo-diploma ook een bachelor en/of master<br />
33 Voor 2009 (het studiejaar 2009/2010) geldt dat het aantal instromende studenten tot en met 1 oktober<br />
2009 is geteld. Alle studenten die na 1 oktober instromen, worden pas een jaar later verrekend.<br />
34 ResearchNed (<strong>2011</strong>). Startende studenten in de lerarenopleidingen. Analyses op basis van de<br />
Startmonitor 2009 en 2010. Onderzoek in opdracht van SBO.<br />
35 ResearchNed (<strong>2011</strong>). Startende studenten in de lerarenopleidingen. Analyses op basis van de<br />
Startmonitor 2009 en 2010. Onderzoek in opdracht van SBO.<br />
36 ResearchNed (2010). Studiesucces en studieuitval bij eerstejaars in de hbo-<strong>onderwijs</strong>opleidingen.<br />
Rapportage op basis van de Startmonitor 2008-2009. Onderzoek in opdracht van SBO.<br />
25
<strong>onderwijs</strong>kunde te halen. Met deze academische pabo’s hoopt men de instroom van<br />
academisch opgeleide leerkrachten in het basis<strong>onderwijs</strong> te vergroten. 37 Een overzicht<br />
van de bestaande academische pabo’s staat hieronder weergegeven. 38<br />
Overzicht van Academische pabo’s in Nederland<br />
- Academische Pabo (ALPO) Hogeschool Utrecht en Universiteit Utrecht<br />
- Academische Pabo Marnix Academie<br />
- Academische Pabo Hogeschool Leiden<br />
- Academische Pabo Saxion Hogescholen<br />
- Academische Pabo Hogeschool Domstad<br />
- Universitaire Pabo's<br />
* Academische Pabo Hogeschool Windesheim<br />
* Academische Pabo Hogeschool Ipabo<br />
* Academische Pabo/PA2 Hogeschool Inholland<br />
* Academische Pabo Gereformeerde Hogeschool<br />
- Academische Opleiding Leraar Basis<strong>onderwijs</strong> (Rijksuniversiteit Groningen,<br />
Hanzehogeschool Groningen, Stenden Hogeschool en NHL Hogeschool)<br />
- Universitaire Pabo van Amsterdam (Hogeschool van Amsterdam, UvA)<br />
- Academische Pabo HAN Pabo Arnhem<br />
- Academische Pabo HAN Pabo Groenewoud Nijmegen<br />
- Academische Pabo Christelijke Hogeschool Ede<br />
- Academische Pabo Iselinge Hogeschool<br />
Bron: www.paboweb.nl<br />
3.2.3 Instroom via de lerarenopleidingen naar etniciteit en sekse<br />
Aandeel niet-westerse allochtonen en mannen met een pabo-diploma beperkt<br />
Het aandeel niet-westerse allochtonen en mannen onder de gediplomeerden van de<br />
pabo is laag. In het studiejaar 2008/2009 was van de bijna 6.000 afgestudeerden nog<br />
geen vijf procent niet-westers allochtoon en elf procent man. 39 Dit komt onder meer<br />
door de lage instroom en hoge uitval van deze groepen gedurende de opleiding tot<br />
leraar basis<strong>onderwijs</strong>. Hierdoor is het aantal niet-westerse allochtone en mannelijke<br />
leraren dat beschikbaar komt voor basis<strong>onderwijs</strong> beperkt.<br />
Het aandeel niet-westerse allochtonen en mannen dat de opleidingen tot leraar basis<br />
<strong>onderwijs</strong> instroomt is laag. Het aandeel niet-westerse allochtonen dat in 2009 is<br />
begonnen met de lerarenopleiding basis<strong>onderwijs</strong> is 7,3%, tegenover 15,3% van de<br />
gehele hbo-instroom. En het aandeel mannen dat in 2009 de pabo instroomt bedraagt<br />
18,5% versus 46,3% van de gehele hbo-instroom.<br />
De uitval is hoger onder niet-westerse allochtonen en onder mannen. In het studiejaar<br />
2008/2009 is het uitvalpercentage na één jaar studie uit de pabo onder niet-westerse<br />
allochtone studenten 51%, tegenover 27% onder autochtone studenten. Het<br />
37 OCW (2010). Nota Werken in het <strong>onderwijs</strong> <strong>2011</strong>.<br />
38 In het najaar van <strong>2011</strong> zal het SBO in opdracht van de CAO-tafel po een onderzoek uitvoeren om na<br />
te gaan op welke wijze deze (aanstaande) docenten het beste ingezet gaan en kunnen worden op<br />
scholen, zodat ze optimaal kunnen bijdragen aan de schoolprestaties en een professioneel klimaat. Het<br />
onderzoek zal worden uitgevoerd onder vertegenwoordigers van betrokken universiteiten en pabo’s, de<br />
stagescholen en de studenten zelf. Nagegaan wordt onder meer welk takenpakket deze (aanstaande)<br />
leraren krijgen, hoe ze worden ingeschaald, of ze voldoen aan een behoefte bij scholen en welke<br />
ambities ze hebben.<br />
39 SBO (2010). Diversiteitsmonitor. Cijfers en feiten over diversiteit in het po, vo, mbo en op de<br />
lerarenopleidingen. Een stand van zaken.<br />
26
uitvalpercentage na één jaar studie onder mannelijke pabo-studenten bedraagt 39%.<br />
Onder vrouwelijke pabo-studenten is dit 27% (zie ook bijlage 3).<br />
Diverse oorzaken voor lagere instroom en hogere uitval<br />
Allochtone studenten kiezen minder vaak voor de lerarenopleiding vanwege de status<br />
en het imago van het beroep. Redenen voor de hogere uitval van allochtone studenten<br />
uit de lerarenopleiding zijn – naast een verkeerde studiekeuze 40 - dat zij vaker<br />
doorstromen vanuit het mbo (waaronder de uitval gemiddeld hoger is), vaak de eerste<br />
zijn binnen hun familie die een opleiding in het hoger <strong>onderwijs</strong> gaan volgen, minder<br />
gebruik maken van verschillende typen voorlichting, minder tevreden zijn over de<br />
studiekeuzebegeleiding en vaker moeite hebben met de combinatie van een opleiding<br />
met de thuissituatie. 41<br />
Ook voor mannen geldt dat zij minder vaak voor de pabo kiezen, vanwege de lage<br />
status van het beroep. Mannen die wel voor de pabo kiezen, geven vaak aan dat deze<br />
opleiding niet hun eerste keuze is. Ook gaan ze in hun oriëntatiefase nauwelijks naar<br />
open dagen. Uitval uit de opleiding is hoger onder mannen, omdat de opleiding sluit<br />
niet goed aansluit bij hun wensen en behoeften. Bovendien zijn er op de opleiding<br />
weinig andere mannelijke studenten die hen tot steun kunnen zijn. 42<br />
Structureel diversiteitsbeleid ontbreekt<br />
Uit onderzoek blijkt dat lerarenopleidingen de nodige inspanningen leveren om<br />
instroom van niet-westerse allochtonen in de lerarenopleiding te bevorderen en uitval<br />
uit de opleiding te voorkomen. 43 Het ontbreekt bij de meeste opleidingen echter aan<br />
structureel diversiteitsbeleid. De inspanningen zijn vooral gericht op concrete<br />
projecten en activiteiten. In een aantal gevallen zijn die opgenomen in het curriculum<br />
van de opleiding. Vaak is de verantwoordelijkheid voor culturele diversiteit belegd bij<br />
één of enkele personen. De aandacht voor het onderwerp is afhankelijk van het belang<br />
dat het management eraan hecht en van de beschikbare middelen. Culturele diversiteit<br />
heeft niet de hoogste prioriteit.<br />
Behoud allochtone studenten middels academische en sociale integratie<br />
De lerarenopleidingen hebben de nodige aandacht besteed aan het bevorderen van de<br />
instroom van niet-westerse allochtone studenten in de lerarenopleiding. De werving<br />
van nieuwe studenten is over de jaren beter afgestemd op deze doelgroep. Zo laten<br />
lerarenopleidingen in hun wervingsmateriaal een intercultureel beeld zien en zijn<br />
promotieteams ook divers van samenstelling.<br />
Momenteel zijn de meeste projecten gericht op het behoud van niet-westerse<br />
allochtonen aan de lerarenopleiding. De meeste van deze projecten en activiteiten zijn<br />
gericht op sociale en academische integratie van studenten. Deze projecten en<br />
activiteiten zijn over het algemeen ook opgenomen in het curriculum. Enkele<br />
voorbeelden zijn:<br />
40<br />
Dit is voor zowel autochtone als allochtone studenten de belangrijkste redden voor uitval uit de<br />
opleiding.<br />
41<br />
SBO (2010). Promoteams, taalmentoring en interculturele competenties. Leren van<br />
lerarenopleidingen voor meer culturele diversiteit voor de klas.<br />
42<br />
SBO (2010). Diversiteitsmonitor. Cijfers en feiten over diversiteit in het po, vo, mbo en op de<br />
lerarenopleidingen. Een stand van zaken.<br />
43<br />
SBO (2010). Promoteams, taalmentoring en interculturele competenties. Leren van<br />
lerarenopleidingen voor meer culturele diversiteit voor de klas.<br />
27
• Het mentorproject: ouderejaars studenten aan de lerarenopleiding worden ingezet<br />
als mentor voor eerstejaars studenten;<br />
• Voorschakeltraject mbo-hbo: een voorschakeltraject voor mbo-leerlingen die de<br />
opleiding tot <strong>onderwijs</strong>assistent volgen en die overwegen daarna door te stromen<br />
naar de pabo om de binding te versterken en eventuele achterstanden weg te<br />
werken;<br />
• Extra taal- en rekencursussen: deze zijn opgezet sinds de invoering van de<br />
verplichte taal- en rekentoetsen;<br />
• Uitgebreide intake: deze is bedoeld om een goed beeld te krijgen van de<br />
beginsituatie en eventuele achterstanden van de studenten, zodat tijdig extra<br />
begeleiding ingezet kan worden.<br />
Meer mannen op de pabo door werving en curriculum af te stemmen op de doelgroep<br />
Het SBO heeft in de afgelopen jaren de nodige projecten uitgevoerd om het aandeel<br />
jongens op de pabo te verhogen. Er zijn diverse projecten uitgevoerd op de pabo’s om<br />
onder meer de werving en opleiding beter af te stemmen op mannen. 44 Zo zijn<br />
bijvoorbeeld specifieke minors/specialisaties ingericht (o.a. op het gebied van<br />
management, nieuwe media, techniek en bewegings<strong>onderwijs</strong>) en bieden opleidingen<br />
intensievere begeleiding en andere werkvormen. Verder zijn stageopdrachten<br />
aangepast en zijn er initiatieven opgezet om mannen op de pabo meer met elkaar in<br />
contact te brengen.<br />
Hoewel door de economische situatie de verwachte tekorten in het <strong>onderwijs</strong> naar beneden<br />
zijn bijgesteld, zal vanaf 2014 het tekort aan leraren sterk toenemen. De leerlingenaantallen<br />
zullen de komende jaren sterk afnemen, al zijn er grote regionale verschillen. In veel grote<br />
steden zal het leerlingenaantal de komende jaren juist groeien. Door deze demografische<br />
ontwikkelingen zal er regionaal niet alleen sprake zijn van tekorten, maar ook van<br />
overschotten op de arbeidsmarkt.<br />
Naar verwachting zal over de periode 2010-2020 de gemiddelde leeftijd van leraren en<br />
directeuren in het po afnemen. Dit is het gevolg van de uitstroom (via (vervroegd) pensioen)<br />
van de babyboomgeneratie. Om de hierdoor ontstane tekorten op te vangen, zal toegewerkt<br />
moeten worden naar een grotere instroom. De verwachting is echter dat het aantal<br />
gediplomeerden met een pabo-diploma (de belangrijkste instroom van leraren in het po) de<br />
komende jaren verder afneemt en vanaf 2015 enigszins stabiliseert. Wel is de instroom in de<br />
opleiding na een periode van daling weer iets toegenomen, terwijl de uitval na één jaar<br />
studie na jaren van stijging iets is afgenomen. In de ramingen is niet duidelijk of de<br />
diploma’s van de pabo’s en de vraag naar regionaal met elkaar matchen. In de ramingen<br />
wordt ook geen onderscheid gemaakt tussen basis<strong>onderwijs</strong>, speciaal basis<strong>onderwijs</strong> en<br />
(voortgezet) speciaal <strong>onderwijs</strong>.<br />
Het aandeel vrouwen in het po zal in de komende periode blijven groeien. Dit is mede het<br />
gevolg van het lage aandeel mannen onder de pabo-gediplomeerden. Ook het aandeel nietwesterse<br />
allochtonen met een pabo-diploma is beperkt en maakt dat de te verwachten<br />
instroom van niet-westerse allochtonen in het po de komende jaren ook beperkt zal zijn. Het<br />
bevorderen van de instroom in de lerarenopleiding en voorkomen van uitval – met name<br />
onder mannen en niet-westerse allochtonen - blijven aandachtspunten.<br />
Middels nieuwe opleidingsmogelijkheden, als de academische pabo, kunnen nieuwe<br />
groepen worden aangetrokken voor het po.<br />
44 SBO (2010). Diversiteitsmonitor. Cijfers en feiten over diversiteit in het po, vo, mbo en op de<br />
lerarenopleidingen. Een stand van zaken.<br />
28
4. Kwaliteit van arbeid<br />
4.1 Werktevredenheid<br />
Medewerkers zijn tevreden met de baan en met de organisatie<br />
Medewerkertevredenheid is een actueel onderwerp in het <strong>onderwijs</strong>; in het afgelopen<br />
jaar zijn verschillende onderzoeken gevoerd over de werkbeleving en het werkplezier<br />
van leraren. Uit het Personeels- en mobiliteitsonderzoek 2010 van het ministerie van<br />
BZK blijkt dat 81,5% van de werknemers in het po tamelijk tot zeer tevreden is met<br />
de baan. 45<br />
Medewerkers in het po zijn het meest tevreden over de volgende aspecten van hun<br />
functie: de inhoud van het werk (45,5%), de mate van zelfstandigheid bij het<br />
uitvoeren van het werk (40,5%), de relatie met collega’s (39,3%), de sfeer op de<br />
werkvloer (34%) en de mate van uitdaging in het werk (29,2%).<br />
Aspecten van de functie waar men het minst tevreden over is, betreffen de werkdruk<br />
(50,1%), de hoeveelheid werk (34,5%), de mentale belasting tijdens het werk<br />
(30,1%), het salaris (28,5%) en de mate van bureaucratie binnen de organisatie<br />
(26,8%).<br />
Met de organisatie waar ze werken zijn medewerkers in het po over het algemeen<br />
minder tevreden dan met hun baan. Toch is ook de meerderheid van de medewerkers<br />
in het po (63,6%) tamelijk tot zeer tevreden met de organisatie waar men werkt.<br />
4.2 Werkdruk<br />
Hoge ervaren werkdruk in het po<br />
Vergeleken met medewerkers in andere sectoren ervaren medewerkers in het<br />
<strong>onderwijs</strong> een hogere werkdruk. Onderwijsmedewerkers geven vaker aan dat zij vaak<br />
tot altijd heel veel werk moeten doen (52,1%), extra hard te moeten werken (36%) en<br />
het werk hectisch te vinden (47,4%). Ook geven zij iets vaker aan regelmatig in een<br />
hoog tempo te werken (43,7%) en onder hoge tijdsdruk te werken (38,3%). 46 Dat<br />
geldt ook voor medewerkers specifiek in het po. Meer dan de helft van de<br />
medewerkers in het po geeft aan vaak tot altijd in een hoog tempo te moeten werken<br />
(55%), veel werk te moeten doen (78%) en dat het werk hectisch is (68%). 47 Van het<br />
werkgerelateerde verzuim in het <strong>onderwijs</strong> 48 wordt ruim de helft (54,1%) veroorzaakt<br />
door werkdruk/stress. Bij andere sectoren ligt dit percentage lager. 49<br />
45 Dit blijkt uit een secundaire analyse op het (ongewogen) databestand van het Personeels- en<br />
mobiliteitsonderzoek (POMO) 2010 van het ministerie van BZK.<br />
46 TNO (2010). Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2009: Methodologie en globale resultaten<br />
47 Dit blijkt uit een bevraging van <strong>onderwijs</strong>personeel (via het flitspanel van BZK) over employability<br />
dat medio 2009 is uitgevoerd door SBO<br />
48 In het <strong>onderwijs</strong> is 24,8% van het verzuim (deels/hoofdzakelijk) een gevolg van het werk dat men<br />
doet.<br />
49 TNO (2010). Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2009: Methodologie en globale resultaten<br />
29
4.3 Ziekteverzuim<br />
Po heeft hoger verzuimpercentage<br />
Het ziekteverzuimpercentage is onder het onderwijzend personeel in het po de laatste<br />
jaren redelijk stabiel gebleven. Over het algemeen geldt dat het onderwijzend<br />
personeel een lager verzuimpercentage heeft dan het ondersteunend personeel<br />
(gemiddeld rond de 6 en 7,5 procent) en dat het basis<strong>onderwijs</strong> in beide<br />
functiegroepen onder dit gemiddelde zit en het speciaal <strong>onderwijs</strong> daar iets boven. In<br />
vergelijking met het voortgezet <strong>onderwijs</strong> en de niet-commerciële sector is het<br />
ziekteverzuim in het primair <strong>onderwijs</strong> iets hoger. 50<br />
Maar een lage meldingsfrequentie en een hoog nulverzuim<br />
De meldingsfrequentie is in het po laag. Het onderwijzend personeel meldt zich<br />
minder vaak ziek dan het ondersteunend personeel. De meldingsfrequentie is bij beide<br />
functiegroepen lager dan bijvoorbeeld in het vo.<br />
Opvallend is het hoger percentage nulverzuim, het percentage personeelsleden dat<br />
zich niet heeft ziek gemeld. Het is in de afgelopen jaren weliswaar gedaald, maar is<br />
met 43 procent nog steeds hoger dan bijvoorbeeld het vo.<br />
Langdurig verzuim drukt cijfers<br />
De gemiddelde verzuimduur is in het primair <strong>onderwijs</strong> redelijk hoog, rond de 16 a 18<br />
dagen per jaar. Opvallend is dat de gemiddelde verzuimduur in het basis<strong>onderwijs</strong><br />
hoger is dan in het speciaal <strong>onderwijs</strong>.<br />
Ook uit andere gegevens blijkt dat de gemiddelde verzuimduur in het <strong>onderwijs</strong> hoger<br />
is dan in andere sectoren 51 . In het <strong>onderwijs</strong> is een kwart van het verzuim (deels)<br />
werkgerelateerd. Van het werkgerelateerde verzuim wordt meer dan de helft<br />
veroorzaakt door werkdruk/stress. Bij andere sectoren ligt dit percentage veel lager.<br />
Van de werknemers die weleens letsel of geestelijke schade hebben opgelopen, valt<br />
op dat het in het <strong>onderwijs</strong> vaker gaat om geestelijke schade. Herstel van geestelijke<br />
schade kan langdurig zijn. Het is mogelijk dat daardoor verzuim dat langer dan 6<br />
maanden duurt in het <strong>onderwijs</strong> ruim twee keer zo hoog is (23%) dan gemiddeld.<br />
Het is gezien het bovenstaande niet verwonderlijk dat waar het gaat om de verdere<br />
loopbaan 45 procent van het <strong>onderwijs</strong>personeel aangeeft dat geestelijk (en<br />
lichamelijk) lichter werk er toe zou kunnen bijdragen dat men langer het werk kan<br />
voortzetten. Dit is ook bekend bij de werkgevers, aangezien een meerderheid van de<br />
werkgevers aangeeft dat het lerarenberoep te zwaar wordt na 62 jaar. Het feit dat het<br />
werk door een grote groep als emotioneel zwaar wordt ervaren, betekent niet dat men<br />
ontevreden is over het werk. Zoals eerder vermeld is vier op de vijf werknemers in het<br />
<strong>onderwijs</strong> (zeer) tevreden over het werk.<br />
50 Zie www.stamos.nl en http://www.<strong>onderwijs</strong>arbeidsmarkt.nl/cijfers-en-trends/2010/factsheetziekteverzuim-primair-en-voortgezet-<strong>onderwijs</strong>/<br />
51 TNO nationale enquete arbeidsomstandigheden. De resultaten zijn gebaseerd op de totale<br />
<strong>onderwijs</strong>sector. Onderscheid naar primair <strong>onderwijs</strong> is niet mogelijk.<br />
30
4.4 Werkloosheid<br />
Gebruik WW in po gelijk aan <strong>onderwijs</strong>gemiddelde, maar hoger dan overheid<br />
In het primair <strong>onderwijs</strong> ontving 1,4 procent (2519 personen) van de werkgelegenheid<br />
in 2009 een WW-uitkering. Het aantal personen en het percentage ten opzichte van de<br />
werkgelegenheid is sinds 2007 redelijk stabiel en ligt ongeveer rond het gemiddelde<br />
in de <strong>onderwijs</strong>sector. Dit is echter flink hoger (ruim 3 keer) dan de overige<br />
overheidssectoren, daar lag het percentage WW-ers ten opzichte van de<br />
werkgelegenheid rond de 0,4 procent.<br />
Het totaal aantal instromers over het hele jaar ligt echter hoger dan het aantal WW-ers<br />
op een vast peilmoment (zoals hierboven beschreven). Het percentage totaal aantal<br />
instromers in de WW als percentage van de werkgelegenheid bedroeg 1,76 procent<br />
(2794 personen). In het vo ligt dit percentage iets lager, in de overige<br />
<strong>onderwijs</strong>sectoren ligt dit percentage rond de 0,5 procent. 52 Dit kan te maken hebben<br />
met een grote omvang van tijdelijke contracten.<br />
Relatief hoge instroom onder jongeren, maar piek ligt bij 50-plussers<br />
In het po is de instroom onder jongeren tot 35 jaar relatief groot. In 2009 stroomden<br />
544 personen in de leeftijdscategorie tot 35 jaar in de WW. Dat is 16,7 procent. In het<br />
vo, de best vergelijkbare sector, ligt dit percentage op 10,6 procent. Opvallend is dat<br />
de spreiding naar leeftijd een scheve verdeling kent. De piek ligt bij personen van 50<br />
jaar en ouder (zie tabel 4.1). In de overige overheidssectoren is de spreiding meer<br />
uitgesmeerd over alle leeftijden.<br />
Tabel 4.1 Instroom WW po naar leeftijd (%)<br />
2005 2006 2007 2008 2009<br />
20 tot 25 jaar 3,5 3,2 2 3,8 4,5<br />
25 tot 30 jaar 5,9 4,5 3,7 5,2 7,4<br />
30 tot 35 jaar 4,5 3,9 3,1 3,5 4,8<br />
35 tot 40 jaar 8,4 5,8 5,2 6 6,3<br />
40 tot 45 jaar 12,3 9,1 7,6 7,1 8,1<br />
45 tot 50 jaar 17,7 18 15 13,2 12<br />
50 tot 55 jaar 17,3 19,4 18,1 17,1 16,8<br />
55 tot 60 jaar 20,4 21,6 24,8 23 23,2<br />
60 of ouder 10 14,4 20,5 21 16,9<br />
Bron: www.stamos.nl<br />
52 Voor een vergelijking van het po met andere (<strong>onderwijs</strong>), zie de factsheet ‘gebruik ww-regeling in<br />
het <strong>onderwijs</strong>’ http://www.<strong>onderwijs</strong>arbeidsmarkt.nl/cijfers-en-trends/2010/factsheet-gebruik-ww-inhet-<strong>onderwijs</strong>/<br />
31
4.5 Arbeidsongeschiktheid<br />
Aantal uitkeringsgerechtigden daalt<br />
In 2009 kwamen 12.816 personen uit het po in aanmerking voor een WAO- of WIA<br />
uitkering. Dat is een daling van 94 personen in een jaar tijd en beslaat zeven procent<br />
van de totale werkgelegenheid. Dat percentage is iets hoger dan bijvoorbeeld in het vo<br />
of overige overheidssectoren. Van deze groep valt 12 procent (1553 personen) onder<br />
de in 2006 ingevoerde WIA. Sinds 2004 is het aantal uitkeringsgerechtigden in het po<br />
met 23,4 procent gedaald. 53<br />
Instroom flink gedaald<br />
Door veranderde regelgeving omtrent arbeidsongeschiktheid is de instroom in de<br />
afgelopen jaren flink afgenomen. In 2009 stroomde 0,2 procent van de<br />
werkgelegenheid nog in de regeling (ter vergelijking: in 2002 was dit 1,2 procent).<br />
Oorzaak vaak psychisch<br />
Zowel uit de werkbelevings- als verzuimonderzoeken blijkt dat werkdruk in het<br />
<strong>onderwijs</strong> vaker als probleem naar voren komt dan in andere sectoren en dat langdurig<br />
verzuim veelal wordt veroorzaakt door mentale oorzaken. De WIA-instroom bevestigt<br />
dit beeld. Bijna de helft van de instroom (44 procent) in de WGA (kortdurend<br />
verzuim) heeft een psychische diagnose. Bij het langdurend verzuim, IVA, waarbij<br />
geen of weinig kans is op herstel, ligt dit percentage rond de tien procent.<br />
Als er naar de leeftijd wordt gekeken, valt op dat de instroom onder werknemers tot<br />
50 jaar in het po lager is in vergelijking met overige overheidssectoren.<br />
Hoewel medewerkers in het po over het algemeen tevreden zijn met hun baan en met<br />
de organisatie waarvoor ze werken, ervaren zij een hogere werkdruk dan in andere<br />
sectoren. In het <strong>onderwijs</strong> wordt een relatief groot deel van het werkgerelateerd<br />
verzuim veroorzaakt door werkdruk/stress.<br />
Het verzuimpercentage in het po is relatief hoog. Dit is voornamelijk toe te schrijven<br />
aan een hogere verzuimduur in de sector. Ook WW-instroom is hoog in het po, met<br />
name onder jongeren en onder de 50-plussers. Beide blijven aandachtspunten voor<br />
de sector. Daarentegen is de instroom in de WAO/WIA de afgelopen jaren door de<br />
veranderde regelgeving flink afgenomen.<br />
53 Zie www.stamos.nl of http://www.<strong>onderwijs</strong>arbeidsmarkt.nl/cijfers-en-trends/2010/factsheet-<br />
gebruik-waowia/<br />
32
5. Aanbevelingen<br />
In de voorgaande hoofdstukken zijn de belangrijkste kwantitatieve en kwalitatieve<br />
ontwikkelingen in het primair <strong>onderwijs</strong> uiteengezet. Hieruit is een vijftal thema’s te<br />
destilleren waar op ingezet kan worden om de arbeidsmarkt optimaal te laten<br />
functioneren door (verwachte) knelpunten in de arbeidsmarkt van het po te bestrijden.<br />
1. Behoud van personeel<br />
* Over het algemeen zijn medewerkers in het po tevreden met hun baan en met<br />
de organisatie waar ze werken. De ervaren werkdruk ligt echter hoog. Ook het<br />
aandeel werkgerelateerd verzuim veroorzaakt door werkdruk/stress is in het<br />
<strong>onderwijs</strong> relatief groot<br />
* Het ziekteverzuimpercentage in het po is relatief hoog. Dit is voornamelijk toe<br />
te schrijven aan een langere verzuimduur in de sector.<br />
* De WW-instroom in het po is hoog, met name onder jongeren en onder de 50plussers.<br />
* De instroom in de WAO/WIA is de afgelopen jaren door de veranderde<br />
regelgeving flink afgenomen.<br />
* De vraag naar personeel is groter op scholen met een relatief veel jonge<br />
leraren. De uitstroom is het sterkst onder jongeren. Ongeveer een op de zes<br />
starters stroomt binnen vijf jaar het po uit. Werkinhoud,<br />
loopbaanmogelijkheden en managementstijl zijn belangrijke oorzaken van<br />
uitstroom.<br />
* De uitstroom is onder mannen relatief hoger dan onder vrouwen<br />
Een goed arbo- en verzuimbeleid vormt een belangrijke basis om werknemers voor de<br />
school te behouden. Daarbij zou in het bijzonder aandacht besteed moeten worden aan<br />
(de relatie tussen) de ervaren werkdruk en (de aard van) het langdurig verzuim.<br />
Gezien de uitstroommotieven van leidinggevenden en de huidige en verwachte<br />
knelpunten bij schoolleiders zal er goed moeten worden uitgezocht wat motieven zijn<br />
om al dan niet in/door te stromen in deze functies en hoe ervaren belemmeringen<br />
kunnen worden weggenomen.<br />
De verhouding naar geslacht is in het onderwijzend personeel erg scheef. Mannen zijn<br />
ondervertegenwoordigd in de instroom, maar oververtegenwoordigd in de uitstroom.<br />
Dat is met name zorgwekkend in de jonge leeftijdscategorieën. Bij het voeren van<br />
beleid op het behouden van personeel, dient extra aandacht te worden gegeven aan het<br />
behouden van mannen.<br />
Om het (dreigende) tekort aan schoolleiders tegen te gaan moeten eventuele barrières<br />
in de doorstroom naar het schoolleiderschap worden bestreden.<br />
33
2. Scholing en professionalisering<br />
* Het overgrote deel van de leraren in het po is bevoegd.<br />
* Ongeveer tweederde van het <strong>onderwijs</strong>personeel in het po heeft in 2009<br />
tenminste één training of opleiding gevolgd. Deze trainingen en opleidingen<br />
waren met name gericht op vakinhoud en vaardigheden. Wel geeft 8,9% aan in<br />
2009 geen training of opleiding te hebben gevolgd, terwijl daar wel behoefte<br />
aan was.<br />
* De lerarenbeurs blijft voorzien in de individuele behoefte aan ontwikkeling.<br />
Ruim de helft van de toegekende beursen in de vierde tranche is toegekend aan<br />
leraren uit het po. Iets meer dan de helft van de beurzen wordt gebruikt voor<br />
een masteropleiding.<br />
* De meerderheid van het <strong>onderwijs</strong>personeel in het po heeft in de afgelopen 12<br />
maanden tenminste één formeel gesprek gehad met de direct leidinggevende<br />
over het eigen functioneren. Deze gesprekken leiden echter niet altijd tot<br />
concrete afspraken over de persoonlijke ontwikkeling en loopbaan. Ook leiden<br />
deze gesprekken nauwelijks tot een beslissing over individuele beloning. Dit<br />
wijst erop dat beloning op basis van het functioneren in het po nog niet<br />
gebruikelijk is.<br />
* Beloning op basis van individuele of teamprestaties wordt in het po in<br />
beperkte mate toegepast.<br />
* Coaching is een vrij nieuw instrument in het po dat door veel scholen wordt<br />
ingezet voor de professionalisering van medewerkers. Het project ‘Coaching<br />
voor en door schoolleiders’- dat tot doel had 60 ervaren schoolleiders op te<br />
leiden tot coach, waarna zijn startende schoolleiders konden coachen - was<br />
een succes.<br />
* Het ict gebruik op scholen in het po is in de afgelopen decennia sterk<br />
toegenomen. De intensiteit van het computergebruik is echter nog beperkt. Er<br />
zijn aanwijzingen dat ict-gebruik kan leiden tot meer gevarieerdheid in<br />
functies en een aantrekkelijker beroep.<br />
Hoewel het merendeel van het personeel in het po in 2009 tenminste één training of<br />
opleiding heeft gevolgd, geeft een deel van het personeel (8,9%) aan geen training of<br />
opleiding te hebben gevolgd, maar daar wel behoefte aan te hebben. Het formuleren<br />
van randvoorwaarden voor het mogelijk maken van training en opleiding aan alle<br />
medewerkers die daar behoefte aan hebben is daarom een aandachtspunt.<br />
Met de scholingsmiddelen waarover zij zelf beschikken kunnen scholen zelf meer<br />
richting geven aan de professionalisering van haar personeel. Leidinggevenden<br />
kunnen de formele gesprekken beter benutten om concrete afspraken te maken met<br />
medewerkers over hun persoonlijke ontwikkeling (opleiding, training, coaching,<br />
stage, etc.) en loopbaan. Een strategisch ontwikkelbeleid kan scholen hierbij helpen.<br />
Het stelt de school bijvoorbeeld in staat om te anticiperen op het wegvallen van<br />
competenties en kennis bij ziekte en uitstroom. Tevens dient een strategisch beleid te<br />
kijken naar de toekomstige eisen aan het personeel, en de mate waarin het<br />
personeelsbestand daar nu aan voldoet.<br />
Scholing en professionalisering zijn ook belangrijke instrumenten om leraren te<br />
behouden voor het <strong>onderwijs</strong>. Zo kunnen leraren in het po die tijdelijk slachtoffer zijn<br />
door terugloop van leerlingenaantallen in hun regio, geschoold worden voor een<br />
andere functie binnen het po of voor een functie in een andere <strong>onderwijs</strong>sector (het vo<br />
bijvoorbeeld krijgt de komende jaren gegarandeerd te maken met personele tekorten).<br />
34
Op deze wijze kunnen deze leraren uit het po behouden worden voor de<br />
<strong>onderwijs</strong>sector en op het moment dat de leerlingenaantallen weer toenemen mogelijk<br />
terugkeren als leraar in het po.<br />
Het gegeven dat formele gesprekken in het po nauwelijks tot een beslissing over<br />
individuele beloning leiden, wijst erop dat beloning op basis van het functioneren in<br />
het po nog niet gebruikelijk is. Om te bevorderen dat leidinggevenden hun<br />
medewerkers meer gaan belonen op basis van hun functioneren (en niet op basis van<br />
senioriteit als ‘oudste rechten’ en ‘aantal dienstjaren’), is het van belang dat hiervoor<br />
duidelijke beoordelingscriteria worden opgesteld waarin zowel personeel als<br />
leidinggevende zich kan vinden. Het ligt voor de hand de medezeggenschap hierin te<br />
betrekken. Voor het formuleren van dergelijke criteria kunnen handvatten worden<br />
opgesteld. In het kader van de functiemix zijn inmiddels promotiecriteria<br />
geformuleerd voor promotie naar een hogere schaal, maar er zijn nog geen algemene<br />
criteria opgesteld voor individuele beloning op basis van functioneren.<br />
Bij professionalisering is het van belang om niet alleen naar de leraren en<br />
ondersteuners te kijken: ook de schoolleiders en zeker ook de bestuurders verdienen<br />
hierbij aandacht. Dit blijkt onder meer uit het gegeven dat managers ook de<br />
managementstijl van hun eigen leidinggevenden noemen als een belangrijke oorzaak<br />
voor hun uitstroom uit hun functie. Coaching is een instrument dat ingezet kan<br />
worden voor de professionalisering van medewerkers, en in het bijzonder het<br />
management. Het idee om ervaren schoolleiders opleiden tot coach om hen<br />
vervolgens nieuwe onervaren schoolleiders te coachen, blijkt een succes. Het<br />
verbetert de kwaliteit van het werk van de startende schoolleiders en de ervaren<br />
schoolleiders (coaches) kunnen op hun beurt hun opgedane coachingskennis en -<br />
vaardigheden ook goed inzetten binnen de eigen instelling. Bovendien kan dit een<br />
nieuwe uitdaging voor ervaren schoolleiders betekenen (dat het werk niet meer<br />
uitdagend was en dat men is uitgekeken op het takkenpakket, zijn ook twee<br />
belangrijke oorzaken van uitstroom van managers uit hun functie).<br />
De intensiteit van het ict gebruik op scholen in het po is nog beperkt. Er zijn<br />
aanwijzingen dat ict-gebruik kan leiden tot meer gevarieerdheid in functies en een<br />
aantrekkelijker beroep. Om het gebruik van ict in het po te stimuleren is het van<br />
belang dat de deskundigheid van (toekomstige) leraren op het gebied ict op orde is.<br />
Leraren en toekomstige leraren dienen up-to-date kennis te hebben van icttoepassingen,<br />
de manier van ict-gebruik en het didactisch ict-gebruik. Daarnaast is het<br />
belangrijk om inzicht te hebben in wat het management en de leraren vinden van de<br />
mate en intensiteit van het ict-gebruik in het <strong>onderwijs</strong> (inclusief thuisgebruik) en<br />
welke rol zij voor zichzelf zien in het veranderen van het <strong>onderwijs</strong>proces (als gevolg<br />
van het ict-gebruik).<br />
35
3. Focus op onbenut potentieel<br />
* Allochtonen zijn (iets) ondervertegenwoordigd.<br />
* Het merendeel van de leraren in het po is vrouw. Het aandeel mannelijke<br />
leraren blijft afnemen.<br />
* Naar verwachting zal de doorstroom naar het schoolleiderschap te laag zijn<br />
om aan de toekomstige vraag te voldoen.<br />
Met het oog op de verwachte tekorten is het van belang om inzicht te krijgen in de<br />
(rand)voorwaarden waaronder het po haar (potentiële) arbeidsmarkt kan verbreden.<br />
Kansen liggen bij het vergroten van de instroom onder allochtonen en mannen. De<br />
instroom van deze groepen is bij zowel de pabo’s als de lerarenopleidingen voor<br />
speciaal <strong>onderwijs</strong> heel laag. Omdat de uitval op de opleidingen van deze groepen ook<br />
nog eens hoger is, is de logische uitkomst dat de verhoudingen naar geslacht en<br />
etniciteit onder het personeel nog schever zullen worden dan ze nu al zijn.<br />
Daarnaast zou naar andere wegen gekeken kunnen worden om de zij-instroom in het<br />
po te vergroten. Daarbij moet ook zeker gekeken worden naar mogelijkheden om<br />
schoolleiders aan te trekken van buiten het po. Er zijn initiatieven opgezet om het<br />
tekort aan schoolleiders tegen te gaan. Deze initiatieven moeten goed worden<br />
gemonitord om de lessen die hieruit worden geleerd goed in de praktijk toe te passen.<br />
Het primair <strong>onderwijs</strong> dient zich te bezinnen op mogelijkheden haar<br />
concurrentiepositie op de arbeidsmarkt te verbeteren. Het gaat niet alleen om het<br />
interesseren van groepen die nu nog (te) weinig in het po voorkomen, maar ook om de<br />
zuigkracht van andere sectoren (waaronder het vo) te kunnen weerstaan. Ongeveer<br />
één op de zes starters verlaat binnen vijf jaar het po. De lessen die hieruit getrokken<br />
kunnen worden, kunnen worden gebruikt ten behoeve van de verbreding van de<br />
arbeidsmarkt. Een ander belangrijk element in de concurrentiepositie van het po kan<br />
het inzetten van een goed HRM beleid zijn, zoals inzetten op professionalisering als<br />
uiteengezet in het voorgaande punt.<br />
4. Meer instroom vanuit de lerarenopleidingen<br />
* Als gevolg van de uitstroom (via (vervroegd) pensioen) van de<br />
babyboomgeneratie, zal naar verwachting de gemiddelde leeftijd van leraren<br />
en directeuren in het po afnemen. Een grotere instroom zal de hierdoor<br />
ontstane tekorten op moeten vangen. Hoewel de instroom in de opleiding in<br />
2009 een lichte toename laat zien en de uitval na één jaar studie iets is<br />
afgenomen, zal volgens de prognoses het aantal gediplomeerden met een<br />
pabo-diploma de komende jaren verder afnemen en vanaf 2015 enigszins<br />
stabiliseren.<br />
* Mannen en niet-westerse allochtonen zullen in de komende periode naar<br />
verwachting ondervertegenwoordigd blijven in het po . Dit is mede het gevolg<br />
van het lage aandeel mannen en niet-westerse allochtonen onder de pabogediplomeerden.<br />
* Middels nieuwe opleidingsmogelijkheden, als de academische pabo, kunnen<br />
nieuwe groepen worden aangetrokken voor het po.<br />
De kern van de aanpak om kwantitatief en kwalitatief meer instroom in de<br />
lerarenopleidingen te genereren ligt bij (1) de verbetering van het imago van het<br />
beroep, (2) de stimulering van aantrekkelijke, toegankelijke en goede<br />
lerarenopleidingen (3) vergroten van de instroom en het behoud van leerlingen op de<br />
lerarenopleiding en (4) een goede begeleiding bij de overstap naar de arbeidsmarkt.<br />
36
Belangrijk voor het vergroten van de instroom is het verbeteren van de<br />
aantrekkelijkheid en het imago van het beroep. Stappen in deze richting die uit de<br />
analyse naar voren komen, zijn: de functiemix en leraren meer ruimte geven voor hun<br />
kerntaken.<br />
Om uitval uit de lerarenopleidingen tegen te gaan is het van belang om studenten<br />
goede voorlichting te geven bij hun studiekeuze, alsook een goede introductie over de<br />
studie vooraf. Daarnaast is het van belang om studenten gedurende de opleiding<br />
goede begeleiding te bieden.<br />
Een structureel diversiteitsbeleid op lerarenopleidingen kan bijdragen om de instroom<br />
en het behoud van mannen en niet-westerse allochtonen te bevorderen. Om nietwesterse<br />
allochtone studenten op de lerarenopleidingen te behouden, is het van belang<br />
om aandacht te besteden aan de sociale en academische integratie van studenten. Om<br />
meer mannen aan te trekken en te behouden is het van belang dat lerarenopleidingen<br />
hun curriculum meer afstemmen op wensen en behoeften van mannen en dat<br />
mannelijke studenten aan de lerarenopleidingen met elkaar in contact worden<br />
gebracht.<br />
5. Tekorten, overschotten en regionale aanpak<br />
* De leerling-populatie zal landelijk afnemen.<br />
* Als gevolg van vergrijzing zal er, ondanks maatregelen van het Convenant<br />
Leerkracht van Nederland en daling van leerlingen, in de komende jaren tot<br />
2020 landelijk een tekort ontstaan aan docenten en schoolleiders.<br />
* Er zijn grote en nog groeiende regionale verschillen in de<br />
arbeidsmarktsituatie.<br />
Er worden tekorten verwacht op macro-niveau aan zowel docenten als schoolleiders,<br />
maar eveneens is bekend dat het primair <strong>onderwijs</strong> de komende jaren wordt<br />
geconfronteerd met krimp van de leerlingaantallen. Dat de arbeidsmarkt regionaal is<br />
blijkt uit deze twee gegevens. Enerzijds is er sprake van (verwachte) tekorten aan<br />
personeel, omdat de uitstroom van personeel groter is dan de krimp van leerlingen.<br />
Anderzijds hebben regio's te kampen hebben met overschotten. Sommige kernen<br />
hebben straks zo weinig leerlingen dat de scholen onder de opheffingsnorm kunnen<br />
komen. Ook in wijken in grote steden kan de leerling-ontwikkeling sterk variëren.<br />
Schoolbesturen hebben voor het bepalen van hun personeelsbeleid goede prognoses<br />
nodig om te bepalen of ook zij geconfronteerd worden met leerlingendaling. De krimp<br />
manifesteert zich echter sterk lokaal, wat het voeren van meerjarenpersoneelsbeleid<br />
bemoeilijkt. Bovendien verschillen de beschikbare prognoses vaak van elkaar. De<br />
daling van het leerlingenaantal is geen tijdelijke dip, maar een structureel gegeven.<br />
Het keren van deze ontwikkeling zal niet mogelijk zijn en ligt buiten de<br />
invloedssferen van het <strong>onderwijs</strong>veld.<br />
Het opstellen van verschillende scenario’s voor scholen, maar ook voor de regio kan<br />
helpen bij het ontwikkelen van een visie. 54 Daarnaast is strategisch personeelbeleid<br />
gerelateerd aan de behoefte aan expertise in de school en visie op het <strong>onderwijs</strong>beleid<br />
54 Om deze reden wordt momenteel een scenariotool ontwikkeling in opdracht van de Sectortafel<br />
Priamair <strong>onderwijs</strong>.<br />
37
van de school een voorwaarde. Om een helder meerjarenpersoneelsbeleid te kunnen<br />
voeren zijn inzicht in de opbouw van het personeelsbestand en ontwikkelingswensen<br />
en kansen van het personeel eveneens noodzakelijk. Het behouden van een goede<br />
kwaliteit van <strong>onderwijs</strong> en voldoende <strong>onderwijs</strong>aanbod vraagt om een bredere blik bij<br />
het zoeken naar oplossingen en het ontwikkelen van een visie over de regionale<br />
ontwikkeling van het primair <strong>onderwijs</strong>. Onduidelijk is wanneer de kwaliteit van het<br />
<strong>onderwijs</strong> onder druk komt te staan bij kleinere scholen. Daarnaast is er weinig<br />
bekend over de oplossingsrichtingen die in het buitenland genomen, wanneer zij<br />
geconfronteerd worden met een sterke daling van de leerlingenaantallen en ontvolking<br />
van gebieden.<br />
Niet alleen op schoolniveau moet het personeel optimaal worden benut, maar ook op<br />
regionaal en landelijk niveau. Een goed regionaal beleid en regionale analyses zijn<br />
van wezenlijk belang om inzicht te verkrijgen in de regionale problematiek om hier<br />
adequaat op in te spelen. De regionale verschillen zijn zodanig dat alleen een<br />
regionale aanpak het gewenste resultaat kan hebben. Sommige regio's hebben een<br />
tekort aan personeel, terwijl andere regio's een overschot kennen.<br />
Er liggen mogelijkheden om (te verwachten) problemen van verschillende regio’s aan<br />
elkaar te koppelen. Echter, personeel dat overtollig dreigt te worden kan niet zomaar<br />
ingezet worden in tekortregio’s. Knelpunten die hierbij om de hoek komen kijken<br />
zijn:<br />
• een geringe verhuisbereidheid, zeker als het om parttimers gaat met een<br />
partner die een grotere baan heeft;<br />
• verschillen in denominatie;<br />
• hogere kosten van levensonderhoud in de grote steden (tekortgebieden) en<br />
problemen bij het vinden van woonruimte.<br />
In eerste instantie lijkt het dat hierop het beste ingespeeld kan worden door het richten<br />
op pas afgestudeerden. Jongeren zullen doorgaans flexibeler zijn en een grotere<br />
verhuisbereid hebben.<br />
Voor dergelijke projecten, ook als ze gericht zijn op reeds langer werkzame docenten,<br />
geldt dat ze lokaal opgezet dienen te worden en er landelijk wel zaken in de<br />
voorwaardelijke sfeer geregeld kunnen worden. Eveneens is hiervoor regionaal zicht<br />
vereist op de leeftijdsopbouw van personeel, vraag naar docenten en schoolleiders en<br />
het aanbod van de lerarenopleidingen uitgesplitst naar instelling.<br />
Zoals eerder uiteengezet kan in krimpgebieden scholing en professionalisering<br />
worden ingezet als instrument voor overschotten. Het voortgezet <strong>onderwijs</strong> krijgt te<br />
kampen met nog grotere tekorten dan het po. Dit kan een zuigende werking hebben op<br />
docenten in het po. Nu al werken pabo-gediplomeerden in de onderbouw van het<br />
vmbo, waar men tevreden over is. Niet ondenkbaar is dat bij een grotere vraag naar<br />
docenten in het vo, de docenten uit het po een aantrekkelijke doelgroep zullen zijn. In<br />
de regio’s waar sprake is van overschotten aan personeel kan dat positief uitpakken.<br />
Voor de regio’s in het po die echter te kampen zullen krijgen met personeelstekorten,<br />
is dit een reden om extra in te zetten op instrumenten voor het werven en behouden<br />
van personeel.<br />
38
Bijlage 1 Vacaturegegevens<br />
Vacatures naar schooljaar<br />
2004-2005 2005-2006 2006-2007 2007-2008 2008-2009 2009-2010<br />
Directiepersoneel<br />
ontstane vacatures 738 749 756 887 1.041 780<br />
vervulde vacatures 766 704 653 823 993 953<br />
openstaande vacatures 150 150 181 190 216 161<br />
moeilijk vervulbare vacatures (%) 63 67 78 78 60 58<br />
openstaande vacature-intensiteit (%) 1,3 1,3 1,6 1,8 2 1,5<br />
Leerkrachten<br />
ontstane vacatures 4.684 4.468 6.964 7.123 8.488 5.934<br />
vervulde vacatures 4.674 4.356 6.709 6.847 8.178 6.642<br />
openstaande vacatures 210 192 325 407 666 321<br />
moeilijk vervulbare vacatures (%) 47 44 70 67 74 67<br />
openstaande vacature-intensiteit (%) 0,2 0,1 0,2 0,3 0,7 0,3<br />
Ondersteunend personeel<br />
ontstane vacatures 1.011 803 1.373 1.300 1.656 973<br />
vervulde vacatures 984 785 1.242 1.266 1.448 1.144<br />
openstaande vacatures 62 67 117 115 132 57<br />
moeilijk vervulbare vacatures (%) 40 51 47 51 49 60<br />
openstaande vacature-intensiteit (%) 0,3 0,4 0,6 0,6 1,1 0,6<br />
39
Bijlage 2 Werkgelegenheid<br />
Werkgelegenheid po in fte en aantal personen<br />
2003 2004 2007 2008 2009<br />
Werkgelegenheid in fte 129.300 129.300 132.000 133.700 135.700<br />
Werkgelegenheid in personen 170.600 171.900 175.900 178.000 183.100<br />
Werkgelegenheid po naar functie, in fte (%)<br />
2003 2004 2007 2008 2009<br />
Directie/management 9,1 8,9 8,1 7,8 7,8<br />
Onderwijzend 75,9 75,7 77,7 77,5 77,4<br />
Onderwijsondersteunend 15,1 15,4 14,3 14,6 14,8<br />
Werkgelegenheid po naar aanstellingsomvang, in personen (%)<br />
2003 2004 2007 2008<br />
85% 50,0 48,8 46,9 46,1<br />
Werkgelegenheid po naar sekse, in fte (%)<br />
2003 2004 2007 2008 2009<br />
Man 28,0 27,2 24,4 23,5 23,0<br />
Vrouw 72,0 72,8 75,6 76,5 77,0<br />
Werkgelegenheid po naar functie en geslacht in fte (%)<br />
2003 2004 2007 2008 2009<br />
Directie/management<br />
Man 71,3 70,0 65,1 62,6 60,6<br />
Vrouw 28,7 30,0 34,9 37,4 39,4<br />
Onderwijzend<br />
Man 23,0 22,2 20,2 19,5 18,9<br />
Vrouw 77,0 77,8 79,8 80,5 81,1<br />
Onderwijsondersteunend<br />
Man 27,0 27,3 24,6 24,2 24,6<br />
Vrouw 73,0 72,7 75,4 75,8 75,4<br />
40
Werkgelegenheid po naar sekse en aanstellingsomvang, in personen (%)<br />
2003 2004 2007 2008<br />
Mannen<br />
85% 83,1 82,7 81,2 79,7<br />
Vrouwen<br />
85% 40,3 39,3 38,5 38,0<br />
Werkgelegenheid po naar functie en leeftijd, in fte (%)<br />
2003 2004 2007 2008<br />
Directie/management<br />
jonger dan 25 jaar 0,1 0,1 0,1 0,0<br />
25 tot 35 jaar 5,2 5,3 5,8 6,4<br />
35 tot 45 jaar 20,0 17,9 15,6 15,5<br />
45 tot 55 jaar 55,6 55,2 50,2 47,2<br />
55 jaar en ouder 19,2 21,5 28,4 30,9<br />
Onderwijsondersteunend<br />
jonger dan 25 jaar 10,7 9,6 8,9 8,9<br />
25 tot 35 jaar 20,1 19,3 26,8 27,3<br />
35 tot 45 jaar 32,1 31,4 18,1 17,8<br />
45 tot 55 jaar 27,5 29,2 31,5 30,4<br />
55 jaar en ouder 9,5 10,5 14,7 15,6<br />
Onderwijzend<br />
jonger dan 25 jaar 10,4 9,9 9,2 9,7<br />
25 tot 35 jaar 23,1 24,2 17,8 17,5<br />
35 tot 45 jaar 23,1 21,1 27,0 25,5<br />
45 tot 55 jaar 33,7 33,8 32,0 32,6<br />
55 jaar en ouder 9,7 11,1 13,9 14,7<br />
Werkgelegenheid po naar etniciteit, niet-westerse allochtonen naar functiegroep<br />
in personen (%)<br />
NL A’dam<br />
2006<br />
Den<br />
Haag<br />
R’dam Utrecht Almere<br />
Directie/management 1,0 8,1 4,5 2,5 1,3 0,9<br />
Onderwijzend 3,1 16,9 11,3 12,0 5,6 8,0<br />
Onderwijsondersteunend 10,1 33,9 21,6 31,7 16,2 15,3<br />
41
Werkgelegenheid naar salarisschaal<br />
Werkgelegenheid po naar salarisschaal (fte's) 2004-2008 (%)<br />
2004 2005 2006 2007 2008<br />
onbekend 0,2 0,2 0,2 0,2 8,5<br />
schaal 1-6 12,5 12 11,4 11,2 11,1<br />
schaal 7-13 3 3,2 3,2 3,1 3,2<br />
schaal AA-AE 2,8 2,7 2,6 2,5 0<br />
schaal DA-DE 6,5 6,3 6,1 5,8 0<br />
schaal LA 63,7 63,8 64,2 64,6 64,2<br />
schaal LB 11,2 11,7 12,2 12,5 12,7<br />
schaal LC-LE 0,1 0,1 0,1 0,1 0,2<br />
Werkgelegenheid po naar salarischaal (fte's) 2004-2008<br />
42<br />
100%<br />
80%<br />
60%<br />
40%<br />
20%<br />
0%<br />
2004 2005 2006 2007 2008<br />
schaal LC-LE<br />
schaal LB<br />
schaal LA<br />
schaal DA-DE<br />
schaal AA-AE<br />
schaal 7-13<br />
schaal 1-6<br />
onbekend<br />
Werkgelegenheid po naar salarisschaal (personen) 2004-2008 (%)<br />
2004 2005 2006 2007 2008<br />
onbekend 0,3 0,3 0,2 0,2 6,6<br />
schaal 1-6 14,5 14,2 13,6 13,4 13,6<br />
schaal 7-13 3,3 3,3 3,4 3,2 3,6<br />
schaal AA-AE 2,3 2,2 2,1 2 0<br />
schaal DA-DE 4,7 4,9 4,7 4,4 0<br />
schaal LA 64,2 64,3 64,7 65 64,2<br />
schaal LB 10,5 10,8 11,3 11,5 11,7<br />
schaal LC-LE 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1
Verdeling functieschaal naar geslacht in het primair <strong>onderwijs</strong> in fte's (%)<br />
Functieschaal 2004 2005 2006 2007 2008<br />
DA Man 71,7 68,0 63,7 60,5 57,3<br />
Vrouw 28,3 32,0 36,3 39,5 42,7<br />
DB Man 79,9 77,9 75,8 72,7 69,8<br />
Vrouw 20,1 22,1 24,2 27,3 30,2<br />
DC Man 87,1 86,5 84,6 83,5 80,4<br />
Vrouw 12,9 13,5 15,4 16,5 19,6<br />
DD Man 88,9 88,2 88,7 87,1 83,7<br />
Vrouw 11,1 11,8 11,3 12,9 16,3<br />
DE Man 91,1 91,4 91,7 86,2 91,8<br />
Vrouw 8,9 8,6 8,3 13,8 8,2<br />
Verdeling functieschaal naar geslacht in het primair <strong>onderwijs</strong> in personen (%)<br />
Functieschaal 2004 2005 2006 2007 2008<br />
DA Man 70,0 65,8 61,2 58,2 54,4<br />
Vrouw 30,0 34,2 38,8 41,8 45,6<br />
DB Man 79,5 77,6 75,1 71,8 68,9<br />
Vrouw 20,5 22,4 24,9 28,2 31,1<br />
DC Man 86,7 86,3 84,2 83,2 80,5<br />
Vrouw 13,3 13,7 15,8 16,8 19,5<br />
DD Man 88,7 88,2 88,6 87,9 84,5<br />
Vrouw 11,3 11,8 11,4 12,1 15,5<br />
DE Man 90,1 91,2 91,4 85,7 92,1<br />
Vrouw 9,9 8,8 8,6 14,3 7,9<br />
43
44<br />
totaal PO 2009<br />
adjuncten directeuren<br />
FTE AA AB AC AD AE DA DB (+) DC (+) DD DE<br />
1 0,9 2,9 1,0<br />
2 1,0 8,5 19,1 1,0<br />
3 1,7 1,8 14,1 37,4 4,0<br />
4 6,9 13,2 1,1 29,1 47,9 6,1<br />
5 27,8 14,2 2,0 1,0 33,2 55,5 11,5<br />
6 27,3 35,5 4,4 10,8 34,6 73,4 20,5<br />
7 51,2 37,8 8,7 34,2 114,9 31,0<br />
8 48,8 36,8 5,7 1,0 31,8 121,6 28,5<br />
9 34,4 31,3 9,5 55,3 146,5 40,6 1,0<br />
10 41,3 39,0 13,4 1,1 73,6 197,6 43,5 3,0 1,2<br />
11 1163,1 89,1 13,4 1,0 126,7 245,0 65,9 3,0<br />
12 130,3 45,0 114,7 243,8 100,9 1,1<br />
13 679,5 17,5 911,1 263,4 126,5 3,0 1,1<br />
14 42,6 1,0 2,1 330,5 144,5 5,3 3,1<br />
15 38,3 1,0 2155,1 135,8 9,4 9,4<br />
16 41,2 4,4 60,5 549,8 13,1 10,3<br />
17 43,1 6,0 83,0 39,2 15,9 13,1<br />
18 277,0 4,0 152,1 102,4 55,8<br />
19 4,0 1,0<br />
20 10,5 totaal<br />
totaal 1.403 1.110 563 34 15 1.468 4.198 1.502 157 94 10.543<br />
directeur 278 224 84 1.217 3.912 1.317 106 60 7.198<br />
adjunct 1.005 743 264 25 2 13 14 7 2.073<br />
overig 120 142 215 9 13 238 272 178 51 34 1.272<br />
overig directie op basis van functie indeling 206<br />
totaal directie PO 2009 10.749<br />
adjuncten directeuren<br />
personen AA AB AC AD AE DA DB (+) DC (+) DD DE<br />
1 1 3 1<br />
2 1 10 23 1<br />
3 2 2 15 40 5<br />
4 8 15 1 32 51 8<br />
5 30 16 2 1 36 61 15<br />
6 29 42 5 13 42 85 22<br />
7 59 46 9 40 127 32<br />
8 56 42 6 1 36 137 29<br />
9 42 37 10 64 161 45 1<br />
10 47 46 16 1 88 225 47 4 1<br />
11 1290 102 15 1 146 288 79 3<br />
12 142 51 133 268 115 1<br />
13 733 19 1033 297 145 4 1<br />
14 45 1 2 369 166 6 3<br />
15 43 1 2385 153 9 12<br />
16 43 4 75 616 16 15<br />
17 45 6 98 44 19 13<br />
18 289 4 189 116 60<br />
19 4 1<br />
20 10 totaal<br />
totaal 1.563 1.224 599 33 17 1.676 4.693 1.712 179 105 11.801<br />
directeur 321 255 86 1381 4352 1485 119 68 8.067<br />
adjunct 1105 814 278 24 2 14 16 11 2.264<br />
overig 137 155 235 9 15 281 325 216 60 37 1.470<br />
overig directie op basis van functie indeling 235<br />
totaal directie PO 2009 12.036
Basis<strong>onderwijs</strong><br />
adjuncten directeuren<br />
FTE AA AB AC AD AE DA DB (+) DC (+) DD DE<br />
1 0,9 2,9 1,0<br />
2 1,0 8,5 17,1<br />
3 1,7 1,8 13,1 32,5 3,0<br />
4 6,9 13,2 1,1 29,1 44,4 2,7<br />
5 27,8 14,2 32,4 52,8 8,4<br />
6 27,3 35,5 1,0 8,9 33,6 69,3 13,3<br />
7 51,2 35,8 2,0 34,2 106,9 19,9<br />
8 48,8 34,3 1,0 30,8 118,4 16,3<br />
9 34,4 27,2 2,0 54,3 142,9 26,4<br />
10 41,3 36,1 0,9 72,8 185,8 30,4<br />
11 1162,7 86,2 3,6 1,0 125,8 226,7 53,7<br />
12 126,5 23,8 113,1 235,8 70,7 1,1<br />
13 597,3 2,8 899,4 249,5 91,9 2,0<br />
14 4,0 315,7 110,1 3,3 1,1<br />
15 3,7 2006,4 102,9 4,1 2,0<br />
16 8,0 52,1 446,8 10,0 5,2<br />
17 5,0 71,7 27,0 11,7 10,1<br />
18 32,1 80,9 70,3 30,3<br />
19 1,0<br />
20 totaal<br />
totaal 1.402 1.009 91 0 11 1.448 3.931 1.105 102 49 9.149<br />
directeur 278 201 20 1.214 3.697 1.025 70 35 6.540<br />
adjunct 1.005 687 28 2 13 11 5 1.751<br />
overig 119 121 43 0 9 221 223 76 33 14 859<br />
overig directie op basis van functie indeling 136<br />
totaal directie PO 2009 9.285<br />
adjuncten directeuren<br />
personen AA AB AC AD AE DA DB (+) DC (+) DD DE<br />
1 1 3 1<br />
2 1 10 21<br />
3 2 2 14 35 4<br />
4 8 15 1 32 47 4<br />
5 30 16 35 58 12<br />
6 29 42 1 11 41 81 14<br />
7 59 44 2 40 118 21<br />
8 56 39 1 35 133 17<br />
9 42 32 2 63 157 31<br />
10 47 43 1 87 213 32<br />
11 1289 99 4 1 145 268 64<br />
12 137 29 131 260 83 1<br />
13 644 3 1020 282 110 3<br />
14 4 354 130 4 1<br />
15 4 2229 118 4 2<br />
16 8 64 505 12 9<br />
17 5 86 29 14 10<br />
18 35 104 79 33<br />
19 1<br />
20 totaal<br />
totaal 1.562 1.114 100 0 13 1.654 4.409 1.279 117 55 10.303<br />
directeur 321 230 20 1378 4126 1164 80 41 7.360<br />
adjunct 1105 751 30 2 14 12 9 1.923<br />
overig 136 133 50 0 11 262 271 106 37 14 1.020<br />
overig directie op basis van functie indeling 162<br />
totaal directie PO 2009 10.465<br />
45
46<br />
Speciaal Basis<strong>onderwijs</strong> (SBaO + WEC)<br />
adjuncten directeuren<br />
FTE AA AB AC AD AE DA DB (+) DC (+) DD DE<br />
1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0<br />
2 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 2,0 1,0 0,0 0,0<br />
3 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1,0 4,9 1,0 0,0 0,0<br />
4 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 3,4 3,4 0,0 0,0<br />
5 0,0 0,0 2,0 1,0 0,0 0,8 2,7 3,1 0,0 0,0<br />
6 0,0 0,0 3,4 0,0 1,8 1,0 4,1 7,1 0,0 0,0<br />
7 0,0 2,0 6,7 0,0 0,0 0,0 7,9 11,1 0,0 0,0<br />
8 0,0 2,4 4,7 1,0 0,0 1,0 3,3 12,2 0,0 0,0<br />
9 0,0 4,2 7,5 0,0 0,0 1,0 3,6 14,1 1,0 0,0<br />
10 0,0 2,9 12,5 1,1 0,0 0,8 11,8 13,1 3,0 1,2<br />
11 0,5 2,9 9,8 0,0 0,0 0,9 18,3 12,2 3,0 0,0<br />
12 3,8 21,2 0,0 0,0 1,6 8,0 30,2 0,0 0,0<br />
13 82,2 14,7 0,0 0,0 11,6 14,0 34,6 1,0 1,1<br />
14 38,6 1,0 2,1 14,8 34,4 2,0 2,0<br />
15 34,6 1,0 0,0 148,7 32,9 5,4 7,4<br />
16 33,2 4,4 0,0 8,3 103,0 3,1 5,2<br />
17 38,1 6,0 0,0 11,3 12,2 4,1 3,0<br />
18 245,0 4,0 0,0 71,2 32,1 25,5<br />
19 4,0 0,0<br />
20 10,5 totaal<br />
totaal 0 100 472 34 4 20 267 397 55 45 1.394<br />
directeur 0 23 64 0 0 3 215 292 36 26 658<br />
adjunct 0 56 236 25 0 0 3 2 0 0 322<br />
overig 0 21 172 9 4 17 49 102 19 20 413<br />
overig directie op basis van functie indeling 69<br />
totaal directie PO 2009 1.464<br />
adjuncten directeuren<br />
personen AA AB AC AD AE DA DB (+) DC (+) DD DE<br />
1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />
2 0 0 0 0 0 0 2 1 0 0<br />
3 0 0 0 0 0 1 5 1 0 0<br />
4 0 0 0 0 0 0 4 4 0 0<br />
5 0 0 2 1 0 1 3 3 0 0<br />
6 0 0 4 0 2 1 4 8 0 0<br />
7 0 2 7 0 0 0 9 11 0 0<br />
8 0 3 5 1 0 1 4 12 0 0<br />
9 0 5 8 0 0 1 4 14 1 0<br />
10 0 3 15 1 0 1 12 15 4 1<br />
11 1 3 11 0 0 1 20 15 3 0<br />
12 5 22 0 0 2 8 32 0 0<br />
13 89 16 0 0 13 15 35 1 1<br />
14 41 1 2 15 36 2 2<br />
15 39 1 0 156 35 5 10<br />
16 35 4 0 11 111 4 6<br />
17 40 6 0 12 15 5 3<br />
18 254 4 0 85 37 27<br />
19 4 0<br />
20 10 totaal<br />
totaal 1 110 499 33 4 22 284 433 62 50 1.498<br />
directeur 0 25 66 0 0 3 226 321 39 27 707<br />
adjunct 0 63 248 24 0 0 4 2 0 0 341<br />
overig 1 22 185 9 4 19 54 110 23 23 450<br />
overig directie op basis van functie indeling 73<br />
totaal directie PO 2009 1.571
Beschikbare cijfers over het passend <strong>onderwijs</strong><br />
Werkgelegenheid in het speciaal <strong>onderwijs</strong> in fte's en in personen 2004-2009<br />
2004 2005 2006 2007 2008 2009<br />
fte 23.600 24.600 25.700 26.400 27.400 28.100<br />
personen 31.400 32.500 33.600 34.400 35.700 36.800<br />
Verdeling werkgelegenheid(in personen) in het speciaal <strong>onderwijs</strong> naar<br />
functiegroep 2004-2009 (%)<br />
2004 2005 2006 2007 2008 2009<br />
directie/management 4,2 4,1 4,1 3,9 3,8 3,7<br />
onderwijzend 56,9 56,9 57,1 57,2 57 57,1<br />
<strong>onderwijs</strong>ondersteunend 38,9 39 38,8 38,9 39,2 39,2<br />
Onderwijsgevend personeel WEC in fte's en personen 2005-2010<br />
2005/2006 2006/2007 2007/2008 2008/2009 2009/2010<br />
<strong>onderwijs</strong>gevend (fte) 9.150 10.050 10.428 11.051 11.715<br />
<strong>onderwijs</strong>gevend (personen) 11.361 12.360 12.796 13.538 14.497<br />
Onderwijsgevend personeel WEC in personen en fte<br />
2009/2010<br />
2008/2009<br />
2007/2008<br />
2006/2007<br />
2005/2006<br />
0 2.000 4.000 6.000 8.000 10.000 12.000 14.000 16.000<br />
<strong>onderwijs</strong>gevend (fte) <strong>onderwijs</strong>gevend (personen)<br />
Leerlingaantallen in het speciaal <strong>onderwijs</strong> 2000-2009<br />
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009<br />
totaal<br />
aantal 97.400 100.000 104.200 106.700 107.200 108.500 109.500 109.500 111.000 111.800<br />
47
WEC leerlingen naar indicatie 2005-2009<br />
Indicatie 2005 2006 2007 2008 2009<br />
Dove kinderen 673 672 671 661 648<br />
Kinderen in pedologische instellingen 2079 2049 2144 2102 2073<br />
Kinderen m. ernstige spraakmoeilijkh. 5345 5540 5698 5643 5604<br />
Langd. zieke kinderen/ psychisch 6375 7081 7766 8492 8949<br />
Langd. zieke kinderen/ somatisch 1770 1780 1883 1857 1862<br />
Lichamelijk gehandicapte kinderen 2724 2724 2783 2738 2740<br />
Meerv. gehandicapt: doof/ blind 65 62 65 57 51<br />
Meerv gehandicapt: doof/ ZMLK 380 349 321 313 308<br />
Meerv. gehandicapt: lichamelijk geh./ZMLK 4810 5177 5138 5333 5524<br />
Meerv. gehandicapt: slecht horend/ZMLK 196 195 201 212 220<br />
Meerv. gehandicapt: visueel gehandicapte kinderen 307 205 198 202 308<br />
Slecht horende kinderen 2211 2245 2230 2201 2234<br />
Visueel gehandicapte kinderen 397 519 541 557 461<br />
Zeer moeilijk lerende kinderen 16575 16896 17243 17260 16882<br />
Zeer moeilijk opvoedbare kinderen 15122 16376 17755 18640 19789<br />
Totaal 59029 61870 64637 66268 67653<br />
WEC leerlingen naar indicatie<br />
48<br />
20000<br />
18000<br />
16000<br />
14000<br />
12000<br />
10000<br />
8000<br />
6000<br />
4000<br />
2000<br />
0<br />
2005/2006 2006/2007 2007/2008 2008/2009 2009/2010<br />
Dove kinderen<br />
Kinderen in pedologische instellingen<br />
Kinderen m. ernstige spraakmoeilijkh.<br />
Langd. zieke kinderen/ psychisch<br />
Langd. zieke kinderen/ somatisch<br />
Lichamelijk gehandicapte kinderen<br />
Meerv. gehandicapt: doof/ blind<br />
Meerv gehandicapt: doof/ ZMLK<br />
Meerv. gehandicapt: lichamelijk geh./ZMLK<br />
Meerv. gehandicapt: slecht horend/ZMLK<br />
Meerv. gehandicapt: visueel gehandicapte kinderen<br />
Slecht horende kinderen<br />
Visueel gehandicapte kinderen<br />
Zeer moeilijk lerende kinderen<br />
Zeer moeilijk opvoedbare kinderen
WEC leerlingen naar leeftijd 2005-2009<br />
Leeftijd in jaren 2005 2006 2007 2008 2009<br />
3 114 95 107 86 71<br />
4 1.135 1.056 1.200 1.118 1.203<br />
5 2.472 2.438 2.325 2.426 2.268<br />
6 3.141 3.216 3.117 2.959 2.916<br />
7 3.542 3.697 3.840 3.630 3.515<br />
8 3.944 4.091 4.258 4.297 4.152<br />
9 4.351 4.418 4.556 4.655 4.708<br />
10 4.614 4.714 4.829 4.913 5.085<br />
11 4.698 4.922 5.026 5.106 5.273<br />
12 4.730 4.885 5.066 5.184 5.301<br />
13 4.564 4.713 4.976 5.068 5.212<br />
14 4.736 5.167 5.346 5.530 5.670<br />
15 5.253 5.493 5.994 6.075 6.236<br />
16 4.694 5.172 5.511 5.990 6.025<br />
17 3.615 3.947 4.339 4.691 5.143<br />
18 2.062 2.303 2.441 2.746 2.921<br />
19 1.107 1.230 1.328 1.388 1.496<br />
20 257 313 378 406 458<br />
totaal 59.029 61.870 64.637 66.268 67.653<br />
WEC leerlingen naar leeftijd geïndexeerd (2005=100)<br />
Leeftijd in jaren 2005 2006 2007 2008 2009<br />
3 100 83 94 75 62<br />
4 100 93 106 99 106<br />
5 100 99 94 98 92<br />
6 100 102 99 94 93<br />
7 100 104 108 102 99<br />
8 100 104 108 109 105<br />
9 100 102 105 107 108<br />
10 100 102 105 106 110<br />
11 100 105 107 109 112<br />
12 100 103 107 110 112<br />
13 100 103 109 111 114<br />
14 100 109 113 117 120<br />
15 100 105 114 116 119<br />
16 100 110 117 128 128<br />
17 100 109 120 130 142<br />
18 100 112 118 133 142<br />
19 100 111 120 125 135<br />
20 100 122 147 158 178<br />
totaal 100 105 110 112 115<br />
49
Ontwikkelingen aantal leerlingen po, naar schooltype (index 2000=100)<br />
Ontwikkelingen aantal leerlingen (v)so, naar provincie (%)<br />
Pensioen en pusfactoren<br />
Aantal gepensioneerden en gemiddelde pensioenleeftijd in het <strong>onderwijs</strong><br />
Pensioenen <strong>onderwijs</strong> (alle sectoren)<br />
Aantal gepensioneerde werknemers<br />
2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008<br />
totaal <strong>onderwijs</strong> 4.900 5.300 4.800 7.000 7.100 7.800 5.700 6.600<br />
alle sectoren<br />
Gemiddelde pensioenleeftijd<br />
46.200 55.900 58.000 68.500 71.700 65.800 67.500 67.600<br />
totaal <strong>onderwijs</strong> 60,7 60,8 61 60,8 61 60,9 61,9 61,9<br />
totaal alle sectoren 60,8 60,7 61 60,9 60,9 61 62 62<br />
50
Pushfactoren voor uitstroom uit het po naar functie (%)<br />
Management zonder<br />
lesgevende taak<br />
Werk inhoudelijk saai 2 0 2 3 5 2<br />
Werk was niet (meer) uitdagend 9 7 6 11 10 7<br />
Uitgekeken op takenpakket<br />
Lager werkniveau dan<br />
9 7 6 7 7 6<br />
opleidingsniveau 3 3 2 5 9 3<br />
Slechte relatie leidinggevende 5 2 3 1 5 3<br />
Ontevreden over relatie met collega's 4 2 2 1 3 2<br />
Onheus bejegend door collega's 2 1 1 0 1 1<br />
Sfeer op werkvloer 4 4 4 5 6 5<br />
Te weinig in teamverband 1 1 1 3 3 2<br />
Managementstijl leidinggevende 8 6 7 5 8 7<br />
(Te) weinig zelfstandigheid 4 2 1 1 2 2<br />
Onvoldoende waardering 4 5 6 4 7 5<br />
Werkdruk 5 4 7 3 2 6<br />
Te weinig werk 0 1 1 2 4 1<br />
Mentaal zwaar werk 2 3 3 1 1 3<br />
Inflexibele werktijden 1 1 2 2 1 1<br />
Onvoldoende loopbaanmogelijkheden 6 7 7 8 9 7<br />
Niet tevreden over salaris<br />
Vrees voor overtalligheid door<br />
2 2 3 4 2 3<br />
reorganisatie 2 3 1 2 1 1<br />
Vrees voor verlies van baan 1 1 1 1 1 1<br />
Combinatie werk-prive 2 2 5 3 3 4<br />
Reistijd<br />
Organisatie onvoldoende<br />
5 3 6 3 1 5<br />
resultaatgericht<br />
Organisatie te veel gericht op korte<br />
6 2 2 3 5 3<br />
termijn resultaten 6 6 3 2 4 4<br />
Bureaucratische procedures 7 5 4 3 5 4<br />
Organisatie te hierarchisch 4 4 2 1 2 2<br />
Gebrek aan sturing in organisatie 7 5 5 3 9 5<br />
Management met<br />
lesgevende taak<br />
Onderwijzend<br />
personeel<br />
Onderwijsondersteun<br />
end personeel<br />
Organisatie- en<br />
beheerspersoneel<br />
51<br />
Totaal
Bijlage 3 Lerarenopleiding<br />
Instroom: aantallen naar type lerarenopleiding<br />
2004 2005 2006 2007 2008 2009<br />
leraar bo 11.498 10.912 10.715 9.777 8.826 8.940<br />
leraar so 4.115 4.540 4.190 3.074 3.111 3.214<br />
Instroom: Man-vrouw verhouding (%)<br />
leraar bo<br />
leraar so<br />
52<br />
2004 2005 2006 2007 2008 2009<br />
M 17,2 16,7 18,4 17,6 17,3 18,5<br />
V 82,8 83,3 81,6 82,4 82,7 81,5<br />
M 18,1 17,8 17,0 12,4 13,1 12,2<br />
V 81,9 82,2 83,0 87,6 86,9 87,8<br />
Instroom: percentages naar etniciteit<br />
2004 2005 2006 2007 2008 2009<br />
Pabo<br />
speciaal <strong>onderwijs</strong><br />
Autochtoon 86,2 86,6 87,4 87,3 88,3 87,4<br />
Niet-westers 8,2 8,2 7,1 7,1 6,6 7,3<br />
Westers 5,5 5,1 5,4 5,5 5,1 5,1<br />
Autochtoon 90,5 91,8 91,8 91,1 91,7 90,7<br />
Niet-westers 3,2 2,5 2,9 3,2 2,4 3,5<br />
Westers 5,7 5,4 5,3 5,7 5,9 5,4<br />
Uitvalpercentage na 1 jaar (jaar=cohort)<br />
2003 2004 2005 2006 2007 2008<br />
Pabo 20,6 22,6 25,6 32,0 32,9 29,2<br />
So 24,4 22,6 24,9 19,7 18,2 14,3<br />
VO2e graads 27,4 26,7 27,9 29,3 30,5 29,9<br />
VO1e graads 24,2 24,6 27,1 24,7 24,5 22,8<br />
Totaal lerarenopleidingen 23,3 23,8 26,2 28,5 29,2 26,5<br />
overige hbo-opleidingen 28,3 29,2 29,9 32,5 32,8 31,4<br />
totaal hbo 27,1 28,0 29,1 31,6 32,2 30,6<br />
Uitvalpercentage na 1 jaar naar geslacht (jaar=cohort)<br />
leraar bo<br />
leraar so<br />
2003 2004 2005 2006 2007 2008<br />
M 33,6 32,7 38,6 41,4 45,4 39,3<br />
V 18,1 20,5 23 29,8 30,2 27,1<br />
M 33,9 26,8 36,3 34 29,7 22,2<br />
V 21,8 21,6 22,4 16,8 16,6 13,1
Uitvalpercentage na 1 jaar studie naar vooropleiding (jaar=cohort)<br />
2003 2004 2005 2006 2007 2008<br />
Mbo 24,3 26,6 29,1 37,2 40,1 35,2<br />
Havo 20,3 22,7 27,1 32,7 32,2 29,4<br />
Vwo 15,8 18,5 20,6 24,5 24,1 22,7<br />
hoger <strong>onderwijs</strong> 10,2 9,1 9,5 10,5 10,3 10,1<br />
Overig 31,9 36,4 38,7 44,4 44,7 38,7<br />
Onbekend 26,5 24,3 34,8 49,2 44,4 35,1<br />
Uitvalpercentage na 1 jaar studie naar etniciteit (in %) (jaar=cohort)<br />
2003 2004 2005 2006 2007 2008<br />
Pabo autochtoon 19,2 20,7 23,5 29,8 30,6 27,1<br />
niet-westers allochtoon 32,9 37,7 44,3 54,8 54,4 51<br />
westers allochtoon 22,9 27,8 32,3 37,1 39,6 38,4<br />
leraar so autochtoon 23,6 21,7 24,2 19,4 18 13,9<br />
niet-westers allochtoon 34,9 39,7 42,9 22,3 22,4 13,3<br />
westers allochtoon 29,7 24,7 24,6 23,3 18,9 20,1<br />
Gediplomeerden: aantal diploma’s naar soort lerarenopleiding<br />
2005 2006 2007 2008 2009<br />
Pabo 7.229 7.206 6.526 5.930 5.333<br />
Leraar so 3.520 3.407 3.664 2.632 2.522<br />
Gediplomeerden: verdeling man-vrouw<br />
leraar bo<br />
leraar so<br />
2003 2004 2005 2006 2007 2008<br />
M 725 753 865 841 789 678<br />
V 6.309 6.426 6.365 6.365 5.717 5.234<br />
M 434 459 500 391 421 271<br />
V 2.205 2.464 3.054 3.054 3.282 2.384<br />
Gediplomeerden: percentage mannen<br />
2003 2004 2005 2006 2007 2008<br />
Pabo 10,31 10,49 11,96 11,67 12,13 11,47<br />
leraar so 16,45 15,70 14,07 11,35 11,37 10,21<br />
Gediplomeerden: naar etniciteit<br />
Pabo<br />
leraar so<br />
2003 2004 2005 2006 2007 2008<br />
Autochtoon 6.374 6.488 6.490 6.475 5.859 5.339<br />
Niet-westers 296 301 383 377 325 289<br />
Westers 356 378 357 354 322 281<br />
Autochtoon 2.423 2.699 3.285 3.204 3.450 2.426<br />
Niet-westers 45 45 63 72 59 73<br />
Westers 142 157 205 169 194 156<br />
53
Bijlage 4 Gebruik BAPO<br />
Gebruik BAPO-regeling primair <strong>onderwijs</strong><br />
2000 2002 2007 2008<br />
aantal, in fte 1.255 1.830 3.249 3.769<br />
deelnemerspercentage, in personen 41,6 43,7 50,5 51,2<br />
Gebruik BAPO-regeling po in 2008 naar leeftijd en functie (%)<br />
54