22.08.2013 Views

Arbeidsmarktanalyse Primair onderwijs 2011 - sbo Sectorbestuur ...

Arbeidsmarktanalyse Primair onderwijs 2011 - sbo Sectorbestuur ...

Arbeidsmarktanalyse Primair onderwijs 2011 - sbo Sectorbestuur ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

CAOP Research:<br />

drs. Richard Defourny<br />

drs. Karin Jettinghoff<br />

SBO, maart <strong>2011</strong><br />

<strong>Arbeidsmarktanalyse</strong><br />

<strong>Primair</strong> <strong>onderwijs</strong><br />

<strong>2011</strong>


Uitgave: <strong>Sectorbestuur</strong> Onderwijsarbeidsmarkt (SBO), Den Haag<br />

Auteurs: drs. Richard Defourny en drs. Karin Jettinghoff, CAOP Research, Den Haag<br />

Bezoekadres: Lange Voorhout 13, 2514 EA Den Haag<br />

Postadres: Postbus 556, 2501 CN Den Haag<br />

Telefoon: 070 - 376 57 70<br />

E-mail: <strong>sbo</strong>@caop.nl<br />

www.<strong>onderwijs</strong>arbeidsmarkt.nl<br />

© maart <strong>2011</strong>, <strong>Sectorbestuur</strong> Onderwijsarbeidsmarkt, Den Haag<br />

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door<br />

middel van druk, fotokopie, microfilm, CD, internet of op welke andere wijze ook,<br />

zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.


Inhoudsopgave<br />

Inleiding ........................................................................................................................1<br />

1. Beleidsontwikkelingen .............................................................................................2<br />

1.1 Voortgang Convenant LeerKracht van Nederland ..............................................2<br />

1.2 Bevoegdheden......................................................................................................2<br />

1.3 Professionalisering...............................................................................................3<br />

1.3.1 Training en opleiding....................................................................................3<br />

1.3.2 Lerarenbeurs .................................................................................................3<br />

1.3.3 Formele gesprekken......................................................................................4<br />

1.3.4 Individuele beloning en teambeloning..........................................................4<br />

1.3.5 Coaching .......................................................................................................5<br />

1.3.6 Functiemix ....................................................................................................6<br />

1.4 ICT/innovatie .......................................................................................................7<br />

1.5 Professionalisering in Europa ..............................................................................8<br />

2. Vraag en aanbod ....................................................................................................10<br />

2.1 Vraag naar <strong>onderwijs</strong>personeel..........................................................................10<br />

2.2 Aanbod van <strong>onderwijs</strong>personeel........................................................................11<br />

2.2.1 Aanbod naar sekse ......................................................................................12<br />

2.2.2 Aanbod naar aanstellingsomvang ...............................................................13<br />

2.2.3 Aanbod naar leeftijd....................................................................................14<br />

2.2.4 Aanbod naar etniciteit.................................................................................15<br />

2.2.5 Uitstroom ....................................................................................................15<br />

2.2.7 Pensioen, fpu en BAPO ..............................................................................16<br />

2.3 Arbeidsvoorwaarden en salarisontwikkeling.....................................................17<br />

2.4 Aanbod naar leeftijd en geslacht in internationaal perspectief ..........................18<br />

3. Prognoses vraag en aanbod...................................................................................20<br />

3.1 Verwachte vraag ................................................................................................20<br />

3.2 Verwacht aanbod ...............................................................................................23<br />

3.2.1 Verwacht aanbod naar leeftijd en geslacht .................................................23<br />

3.2.2 Instroom via de lerarenopleidingen ............................................................24<br />

3.2.3 Instroom via de lerarenopleidingen naar etniciteit en sekse .......................26<br />

4. Kwaliteit van arbeid ..............................................................................................29<br />

4.1 Werktevredenheid..............................................................................................29<br />

4.2 Werkdruk ...........................................................................................................29<br />

4.3 Ziekteverzuim ....................................................................................................30<br />

4.4 Werkloosheid .....................................................................................................31<br />

4.5 Arbeidsongeschiktheid.......................................................................................32<br />

5. Aanbevelingen ........................................................................................................33<br />

Bijlage 1 Vacaturegegevens.......................................................................................39<br />

Bijlage 2 Werkgelegenheid........................................................................................40<br />

Werkgelegenheid naar salarisschaal ....................................................................42<br />

Beschikbare cijfers over het passend <strong>onderwijs</strong> ..................................................47<br />

Pensioen en pusfactoren.......................................................................................50<br />

Bijlage 3 Lerarenopleiding........................................................................................52<br />

Bijlage 4 Gebruik BAPO...........................................................................................54


Inleiding<br />

In opdracht van het <strong>Sectorbestuur</strong> Onderwijsarbeidsmarkt heeft CAOP Research ten<br />

behoeve van de sectortafel primair <strong>onderwijs</strong> 1 onderliggende arbeidsmarktanalyse<br />

opgesteld. In 2009 was het aantal leerlingen in het primair <strong>onderwijs</strong> (po) 1.660.200 2 .<br />

Voor deze leerlingen waren bijna 183.100 personen werkzaam in de sector. 3 Hun<br />

arbeidsmarktsituatie staat in deze analyse centraal. In de komende jaren staat er door<br />

ontwikkelingen op zowel beleidsmatig als demografisch gebied veel te gebeuren in<br />

het po. Denk hierbij aan ontwikkelingen als de brede school, passend <strong>onderwijs</strong>,<br />

veranderingen in het opleidingsstelsel, de uitstroom van de babyboomers en de krimp<br />

in het aantal leerlingen. Een goed moment om de huidige en verwachte situatie in het<br />

po in beeld te brengen.<br />

Als eerste volgt een overzicht van de beleidsontwikkelingen in de sector, waarbij veel<br />

aandacht wordt besteedt aan aspecten rondom professionalisering. Voor het bestrijden<br />

van zowel kwantitatieve als kwalitatieve knelpunten is het van belang dat het huidige<br />

personeel prettig kan werken en dat de sector aantrekkelijk is voor nieuw<br />

arbeidspotentieel.<br />

Vervolgens wordt in hoofdstuk 2 gekeken naar de kwantitatieve tekorten, de huidige<br />

vacaturegraad, werkgelegenheid en de uitstroom van <strong>onderwijs</strong>personeel. Eveneens<br />

wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed aan het po in internationaal perspectief.<br />

In hoofdstuk drie worden de verwachtingen voor de toekomst besproken. Nieuwe<br />

arbeidsramingen, regionale leerlingramingen en de ontwikkelingen bij de<br />

belangrijkste leverancier van nieuwe docenten in het po: de lerarenopleidingen.<br />

In hoofdstuk vier worden belangrijke aspecten die van doen hebben met de kwaliteit<br />

van arbeid uiteen gezet.<br />

Tot slot volgen in hoofdstuk vijf de aanbevelingen, geformuleerd in<br />

oplossingsrichtingen waarin geïnvesteerd kan worden.<br />

Ten tijde van het schrijven van de analyse is de discussie rondom bezuinigingen in het<br />

passend <strong>onderwijs</strong> in volle gang. Omdat de besluitvorming nog niet rond is en niet<br />

bekend of en hoe de bezuinigingen worden geïmplementeerd, is het voor deze analyse<br />

niet mogelijk gebleken om hier objectieve uitspraken ten aanzien van de arbeidsmarkt<br />

over te doen. Beschikbare cijfers over leerlingen en personeel rondom de WEC en het<br />

(v)so zijn echter wel op een rij gezet en terug te vinden in bijlage 2.<br />

1<br />

De sectortafel primair <strong>onderwijs</strong> is het gezamenlijk overleg van de sociale partners in het primair<br />

<strong>onderwijs</strong>.<br />

2<br />

Ministerie van OCW 2010: “Kerncijfers 2005-2009”<br />

3<br />

Bron: Stamos.nl. Tenzij anders aangegeven zijn de cijfers in deze arbeidsmarktanalyse afkomstig van<br />

stamos.nl<br />

1


1. Beleidsontwikkelingen<br />

1.1 Voortgang Convenant LeerKracht van Nederland<br />

Het convenant LeerKracht van Nederland - dat in 2008 is opgesteld door de overheid<br />

en sociale partners in het po – dient ertoe om de kwaliteit van het leraarsberoep te<br />

bevorderen door leraren beter te belonen en hen betere carrièremogelijkheden en extra<br />

scholing te bieden. De afspraken in het convenant zijn verder uitgewerkt in de<br />

verschillende <strong>onderwijs</strong>-CAO’s. In de Nota Werken in het <strong>onderwijs</strong> <strong>2011</strong> van het<br />

ministerie van OCW staat de voortgang van het Actieplan Leerkracht van Nederland<br />

weergegeven:<br />

Eén van de afspraken is om de carrièrelijn in het po geleidelijk te verkorten van<br />

achttien periodieken in 2008 naar vijftien in <strong>2011</strong>. Hierdoor maken leraren binnen<br />

hun salarisschaal per periodiek een grotere sprong, waardoor hun salaris sneller<br />

stijgt. Leraren aan het einde van hun schaal hebben hier geen profijt van. Van deze<br />

groep is, als gevolg van de nullijn voor initiële loonontwikkeling, het salaris in het<br />

afgelopen jaar gestagneerd. 4<br />

Twee andere afspraken betreffen de functiemix en de lerarenbeurs. De stand van<br />

zaken rond deze afspraken staat hieronder beschreven.<br />

Om de zeggenschap van docenten over het uitoefenen van hun beroep te<br />

vergroten, is een wetsvoorstel ingediend waarin de professionele ruimte van<br />

leraren wordt vastgelegd.<br />

De omvorming van de Stichting Beroepskwaliteit Leraren en ander<br />

<strong>onderwijs</strong>personeel (SBL) in een coöperatie van beroeps-/vakorganisaties is in<br />

volle gang en deze is naar verwachting in de zomer van <strong>2011</strong> voltooid. Deze<br />

coöperatie richt zich op het bevorderen van de beroepskwaliteit van leraren en<br />

ander <strong>onderwijs</strong>personeel.<br />

Eén van de activiteiten van SBL is het oprichten van het lerarenregister. Het<br />

register voor het po zal naar verwachting in <strong>2011</strong> worden opengesteld.<br />

Om de kwaliteit van de lerarenopleidingen te verbeteren werken de<br />

lerarenopleidingen aan kennisbases voor de inhoud van de opleiding. In 2009 zijn<br />

de basisvakken van de pabo’s (taal en rekenen) en de vakkennisbasis van een<br />

groot aantal lerarenopleidingen beschreven. Daarna is begonnen met de overige<br />

vakken van de pabo’s, de generieke kennisbases van de pabo’s en de<br />

tweedegraads lerarenopleidingen. Verder worden kennistoetsen in het studiejaar<br />

<strong>2011</strong>-2012 verplicht. De uitkomsten van deze kennistoetsen hebben gevolgen voor<br />

het verstrekken van het getuigschrift. Er zal een landelijke commissie worden<br />

opgericht om toezicht te houden op de kwaliteit van de kennistoetsen.<br />

1.2 Bevoegdheden<br />

Overgrote deel van het onderwijzend personeel is bevoegd<br />

In 2009 is 99% van de leraren (in fte) in het po bevoegd; 90% heeft een Pabo-diploma<br />

en 9% een hbo- of wo-opleiding met bevoegdheid voor vo. Eén procent van de leraren<br />

heeft geen diploma met <strong>onderwijs</strong>bevoegdheid. Wanneer naar al het lesgevend<br />

personeel (inclusief lesgevende schoolleiders en ondersteuners) wordt gekeken, is<br />

95% bevoegd; 86% heeft een pabo-diploma en 9% een hbo- of wo-opleiding met<br />

4 Ondanks een aangenomen kamermotie om voor het <strong>onderwijs</strong> een uitzondering te maken, vallen de<br />

<strong>onderwijs</strong>sectoren onder het kabinetsbeleid dat er in 2010 geen arbeidsvoorwaardenruimte wordt<br />

gegeven in de overheidssectoren. De marktlonen zijn in 2010 ongeveer 1 procent gestegen, dat<br />

betekent dus een relatieve inkomensachteruitgang.<br />

2


evoegdheid voor vo. 5 Daarmee wordt het overgrote deel van de lessen bevoegd<br />

gegeven.<br />

1.3 Professionalisering<br />

In het po wordt momenteel veel aandacht besteed aan de ontwikkeling en<br />

professionalisering van het <strong>onderwijs</strong>personeel. Het is wenselijk dat het zittend<br />

<strong>onderwijs</strong>personeel (inclusief schoolleiders) haar deskundigheid op peil houdt en<br />

vergroot.<br />

1.3.1 Training en opleiding<br />

Training en opleiding met name gericht op vakinhoud en vaardigheden<br />

Voor leraren is het van belang dat zij zich – evenals andere professionals – blijven<br />

scholen om bij te blijven in hun vak. Uit een enquête onder overheidspersoneel blijkt<br />

dat ongeveer twee derde van het personeel in het primair <strong>onderwijs</strong> in 2009 tenminste<br />

één training of opleiding heeft gevolgd. 6 Bijna de helft van het personeel (46,2%) in<br />

het primair <strong>onderwijs</strong> heeft in 2009 een vakinhoudelijke training of opleiding<br />

gevolgd. Hiervan geeft de meerderheid (77,2%) aan één tot tien dagen aan deze<br />

opleiding te hebben besteed. Ruim een kwart (27,7%) heeft een opleiding of training<br />

gevold die was gericht op vaardigheden. Ook hiervan geeft de meerderheid (83,1%)<br />

aan één tot tien dagen aan deze opleiding te hebben besteed. Van bedrijfsspecifieke en<br />

generieke trainingen en opleidingen is nauwelijks gebruik gemaakt (respectievelijk<br />

5,4% en 1,5%).<br />

Ongeveer een derde van het personeel in het po heeft in 2009 geen training of<br />

opleiding gevolgd. Een kwart geeft aan geen opleiding te hebben gevolgd en daar ook<br />

gen behoefte aan te hebben. En 8,9% heeft in 2009 geen training of opleiding<br />

gevolgd, maar had daar wel behoefte aan.<br />

1.3.2 Lerarenbeurs<br />

Lerarenbeurs blijft in behoefte voorzien<br />

De Lerarenbeurs is ingesteld om leraren met een <strong>onderwijs</strong>bevoegdheid te stimuleren<br />

een andere en/of hogere opleiding te volgen. Leraren kunnen zo niet alleen hun het<br />

opleidingsniveau verhogen en hun loopbaanmogelijkheden vergroten, maar het geeft<br />

hen ook meer zeggenschap over hun eigen ontplooiing (ze kunnen immers zelf de<br />

opleiding bepalen). Daarnaast draagt het bij aan de positie van de leraar. Volgens de<br />

Nota Werken in het <strong>onderwijs</strong> <strong>2011</strong> van het ministerie van OCW is de Lerarenbeurs<br />

een succes. Sinds de invoering van de Lerarenbeurs zijn ruim 20 duizend beurzen<br />

toegekend. In de vierde tranche zijn 8.250 lerarenbeurzen aangevraagd en hiervan zijn<br />

er 6.820 toegekend. 7 Ruim de helft van de toegekende beurzen is toegekend aan<br />

leraren uit het po. Iets meer dan de helft van de beurzen wordt gebruikt voor een<br />

masteropleiding, 16 procent voor bacheloropleidingen en het overige deel voor korte<br />

opleidingen.<br />

5 www.bevoegd.nl<br />

6 Dit blijkt uit een secundaire analyse op het (ongewogen) databestand van het Personeels- en<br />

mobiliteitsonderzoek (POMO) 2010 van het ministerie van BZK. Uit dit onderzoek valt niet op te<br />

maken of scholing al dan niet gefinancierd is vanuit de lerarenbeurs.<br />

7 Voor de overige aanvragen was geen budget meer beschikbaar.<br />

3


1.3.3 Formele gesprekken<br />

Meerderheid heeft formele gesprekken met de leidinggevende, maar dit leidt niet<br />

altijd tot concrete afspraken over persoonlijke ontwikkeling en loopbaan<br />

In de CAO-PO is vastgelegd dat periodiek met elke werknemer gesprekken moeten<br />

worden gevoerd over het (toekomstig) functioneren van de werknemer door middel<br />

van een professionele gesprekkencyclus, bestaande uit loopbaangesprekken,<br />

functioneringsgesprekken, beoordelingen of andersoortige gesprekken die hetzelfde<br />

beogen en persoonlijke ontwikkelingsplannen (pop’s). Uit het Personeels- en<br />

mobiliteitsonderzoek 2010 van het ministerie van BZK blijkt dat in het po de<br />

meerderheid van het personeel (80%) in de afgelopen twaalf maanden tenminste één<br />

formeel gesprek heeft gevoerd met de direct leidinggevende over het eigen<br />

functioneren.<br />

Verder staat in de CAO dat de werkgever en werknemer in het kader van de<br />

gesprekkencyclus afspraken maken over de professionele ontwikkeling van de<br />

werknemer. Uit POMO 2010 blijkt dat 41,4% van de medewerkers concrete afspraken<br />

met hun leidinggevende over de persoonlijke ontwikkeling maakt, en 22,9% over de<br />

eigen loopbaan (zie tabel 1.1).<br />

Tabel 1.1 Onderwerpen waarover medewerkers in gesprekken met hun leidinggevende concrete<br />

afspraken hebben gemaakt<br />

Percentage<br />

Werkafspraken voor de komende periode 55,6%<br />

De taakverdeling/samenwerking binnen uw afdeling/team 51,6%<br />

Uw werkresultaten 43,1%<br />

Uw persoonlijke ontwikkeling 41,4%<br />

Uw loopbaan 22,9%<br />

Uw persoonlijke omstandigheden 20,2%<br />

Uw beloning 6,7%<br />

Bron: POMO 2010<br />

Formele gesprekken leiden nauwelijks tot een beslissing over individuele beloning<br />

De formele gesprekken met de direct leidinggevende leiden volgens het personeel in<br />

3,5% van de gevallen tot een beslissing over de individuele beloning van<br />

medewerkers. Meest voorkomende vorm van beloning is bevordering naar een hogere<br />

schaal, gevolgd door een periodieke gratificatie of toeslag, een eenmalige gratificatie<br />

of toeslag en salarisverhoging door periodiek in de naast hogere schaal (indien men<br />

aan het eind van de schaal zit).<br />

1.3.4 Individuele beloning en teambeloning<br />

Individuele beloning en teambeloning in beperkte mate toegepast in het po<br />

Uit een enquête onder schoolleiders en bestuurders in het po en vo blijkt dat in het po<br />

beloning op basis van individuele en teamprestaties nog in beperkte mate wordt<br />

toegepast 8 , al schetst dit onderzoek een ander beeld dan het beeld onder het personeel<br />

zoals hierboven geschetst. Ruim de helft (56,5%) van de schoolleiders en bestuurders<br />

in het po geeft aan dat de beoordeling van medewerkers geen gevolgen heeft voor de<br />

8 ResearchNed (nog te verschijnen). Beoordelen en belonen in het primiair en voortgezet <strong>onderwijs</strong>.<br />

Onderzoek in opdracht van SBO.<br />

4


individuele beloning. En bijna drie kwart (73,2%) geeft aan dat de beoordeling geen<br />

gevolgen heeft voor de beloning van een team van medewerkers. Wanneer individuele<br />

en teambeloning wel worden toegepast, dan betreft dit met name de volgende<br />

beloningsvormen: directe beloning in de vorm van een attentie (cadeaubon, bloemen,<br />

etc.), directe beloning in de vorm van taakbeleid (extra tijd taken, minder lestijd,<br />

andere taken, etc.), eenmalige toeslag of gratificatie en bevordering naar een hogere<br />

schaal (zie tabel 1.2).<br />

Tabel 1.2 Heeft de beoordeling in uw organisatie een van de onderstaande gevolgen voor de<br />

beloning van medewerkers? (% Ja) – huidige situatie individuele en team beloning<br />

Individuele Team-<br />

beloning beloning<br />

Directe beloning in vorm van taakbeleid (extra tijd taken, minder<br />

lestijd, andere taken etc.)<br />

16,4 5,4<br />

Directe beloning in vorm van attentie (cadeaubon,bloemen, etc.) 15,4 16,8<br />

Eenmalige gratificatie of toeslag 13,9 3,2<br />

Bevordering naar een hogere schaal 12,1 1,9<br />

Salarisverhoging van 1 periodiek 4,1 0,6<br />

Directe beloning in vorm van vrije tijd (extra vrije middag) 5,0 1,5<br />

Niet toekennen van een periodiek 3,6 0,5<br />

Salarisverhoging van twee periodieken of meer 0,7 0,2<br />

Andere gevolgen / andere beloning 10,7 6,1<br />

Beoordeling heeft geen gevolgen / geen enkele beloning willen<br />

toepassen<br />

56,5 73,2<br />

Totaal (N)<br />

Bron: SBO Panel, 2010<br />

814 814<br />

De beoordeling wordt wel vaak gebruikt bij het nemen van formele besluiten. Bijna<br />

driekwart (72,8%) van de schoolleiders en bestuurders in het po geeft aan dat de<br />

beoordeling gevolgen heeft voor de vaste aanstelling van (nieuwe) medewerkers en<br />

ongeveer een derde (34,5%) geeft aan dat de beoordeling gevolgen heeft voor het<br />

ontslag van individuele medewerkers.<br />

1.3.5 Coaching<br />

Coaching in het po een vrij nieuw instrument, maar wel veel toegepast<br />

Uit een onderzoek onder schoolleiders en bestuurders in het po blijkt dat coaching een<br />

instrument is dat veel po-scholen toepassen. 9 Scholen zetten coaching vooral in voor<br />

het onderwijzend personeel en schoolleiders (zie tabel 1.3). Ze zetten coaching<br />

meestal in om hun medewerkers te professionaliseren en, daarmee samenhangend, te<br />

ondersteunen bij een nieuwe functie.<br />

Tabel 1.3 Bij welk personeel is coaching ingezet? (%)<br />

Ja, structureel Ja, incidenteel Nee<br />

Beheer- en administratief personeel 3,2 31,6 65,2<br />

Onderwijsondersteunend personeel 9,1 44,5 46,4<br />

Onderwijzend personeel 43,5 52,6 4,0<br />

Directie/management/leidinggevend 33,0 55,2 11,8<br />

Bron: SBO Panel, 2010<br />

9 CAOP (in druk). Coaching voor en door schoolleiders. Onderzoeksrapport. Onderzoek in opdracht<br />

van het ministerie van OCW<br />

5


Coaching is voor veel scholen een vrij nieuw instrument. Bijna tweederde van de<br />

schoolleiders en bestuurders geeft aan maximaal vijf jaar gebruik te maken van<br />

coaching. Ruim de helft heeft coaching als instrument opgenomen in het<br />

personeelsbeleid. Ook is het merendeel van plan coaching in de toekomst in te blijven<br />

zetten. Belangrijkste opbrengsten van coaching zijn een verbetering van inzicht in<br />

eigen gedrag, houding en functioneren en een verbeterde kwaliteit van het werk. Het<br />

merendeel van de schoolleiders en bestuurders is alles bij elkaar genomen (zeer)<br />

tevreden over coaching als instrument voor de ontwikkeling van medewerkers.<br />

Coaching voor en door schoolleiders succesvol, maar borging blijft aandachtspunt<br />

In het najaar van 2009 is het Ministerie van OCW gestart met het project ‘Coaching<br />

voor en door schoolleiders’ dat tot doel had dat besturen in het po 60 extra<br />

schoolleiders opleiden tot coach. Deze tot coach opgeleide schoolleiders konden<br />

vervolgens nieuwe onervaren schoolleiders coachen. Dit project is uitgevoerd door<br />

het SBO. Zeven samenwerkingsverbanden in het po hebben subsidie gekregen in het<br />

kader van dit project. De doelstelling om 60 extra schoolleiders op te leiden tot coach<br />

is gerealiseerd. De binnen het project uitgevoerde coachingstrajecten blijken voor alle<br />

partijen meerwaarde te hebben gehad. 10 Zo hebben de startende schoolleiders<br />

(gecoachten) door de coachingsgesprekken meer inzicht gekregen in het eigen<br />

handelen en probleemoplossend vermogen. Ook hebben ze meer zelfvertrouwen<br />

gekregen en zijn ze eerder ingewerkt. Hiermee is tevens de kwaliteit van hun werk<br />

verbeterd. Daarnaast voelen zij zich gesteund door de ervaringsdeskundigheid van<br />

hun coach (een ervaren schoolleider). De ervaren schoolleiders (coaches) op hun<br />

beurt, kunnen hun opgedane coachingskennis ook goed inzetten binnen de eigen<br />

instelling (bijvoorbeeld in gesprekken met ouders of functioneringsgesprekken met<br />

medewerkers). Belangrijk aandachtspunt bleek de borging van het project binnen de<br />

samenwerkingsverbanden.<br />

1.3.6 Functiemix<br />

Functiemix van start<br />

Het doel van de functiemix is het verbeteren van de kwaliteit van het <strong>onderwijs</strong> door<br />

het formuleren van zwaardere cq verdiepende functie-eisen aan leraren LB<br />

basis<strong>onderwijs</strong> en leraren LC speciaal (basis)<strong>onderwijs</strong>. In de convenanten met de<br />

deelsectoren zijn hier streefcijfers over geformuleerd voor <strong>2011</strong> en 2014. 11 In het<br />

primair <strong>onderwijs</strong> hebben scholen per 1 augustus 2010 budget ontvangen om de<br />

functiemix te versterken. Scholen zijn vóór die tijd reeds bezig geweest met de<br />

voorbereidingen hiervan; op de meeste scholen heeft de schoolleiding hierover<br />

gesproken of is reeds een plan opgesteld. Grote en middelgrote scholen zijn hier over<br />

het algemeen al verder mee dan kleine scholen. De medezeggenschapsraden op de<br />

scholen worden over het algemeen betrokken bij de invoering en toepassing van de<br />

functiemix. Voor het po zullen de eerste resultaten van de invoering van de<br />

functiemix pas in <strong>2011</strong> te vermelden zijn. In tabel 1.4 staan de streefcijfers en de<br />

stand van zaken in 2010 omtrent de functiemix weergegeven.<br />

10<br />

CAOP (in druk). Coaching voor en door schoolleiders. Onderzoeksrapport. Onderzoek in opdracht<br />

van het ministerie van OCW<br />

11<br />

OCW (2010). Nota Werken in het <strong>onderwijs</strong> <strong>2011</strong>.<br />

6


Tabel 1.4 Aandeel leraren basis<strong>onderwijs</strong> en speciaal (basis)<strong>onderwijs</strong> naar salarisschaal (in<br />

voltijdbanen, in procenten)<br />

Niveau Stand 2010 Doelstelling <strong>2011</strong> Doelstelling 2014<br />

BAO<br />

LA 97,9 83,0 58,0<br />

LB 2,0 16,0 40,0<br />

LC 0,1 1,0 2,0<br />

S(B)O<br />

LA 0,5 0,0 0,0<br />

LB 97,4 95,5 86,0<br />

LC 2,1 4,5 14,0<br />

Bron: WIO <strong>2011</strong>, OCW<br />

1.4 ICT/innovatie<br />

Vrijwel alle scholen gebruiken ict, maar intensiteit is beperkt<br />

Het ict-gebruik in het po is in de afgelopen jaren sterk toegenomen. 12 In 2009 typeert<br />

bijna negentig procent van de scholen in het po het ict-gebruik als (ver)gevorderd. In<br />

2001 was dit nog ruim een derde van de scholen.<br />

In 2009 gebruiken vrijwel alle docenten in het po een computer in de klas. De<br />

intensiteit van het computergebruik is echter nog beperkt. In het po werken leerlingen<br />

slechts 3,6% van de tijd met computers. De computer wordt voornamelijk ingezet<br />

voor individueel gebruik, met name voor oefenprogramma’s voor rekenen en taal,<br />

alsook voor het maken van werkstukken. Leraren zetten computers gemiddeld acht<br />

uur per week in bij het lesgeven. Ook gebruiken de meeste leraren de computer thuis<br />

voor het uitvoeren van schoolwerkzaamheden.<br />

Daarnaast beschikt het merendeel van de scholen in het po over minimaal één digitaal<br />

schoolbord. In 2009 is in één van de drie klaslokalen po een digitaal schoolbord<br />

aanwezig. Het digitale schoolbord wordt met name ingezet voor klassikaal gebruik,<br />

voornamelijk voor de vakken rekenen en taal. Ook bij het digitale schoolbord is de<br />

intensiteit van het gebruik beperkt. Leraren werken gemiddeld 10% van de lestijd met<br />

het digitale schoolbord. Andere ict-apparatuur is sporadisch beschikbaar. Ict wordt<br />

nog mondjesmaat vernieuwend gebruikt. Ict wordt vooralsnog voornamelijk gebruikt<br />

als vervanging van traditioneel leermateriaal.<br />

Ict leidt mogelijk tot meer gevarieerdheid in functies en een aantrekkelijker beroep<br />

Over wijzigingen in de personele omvang als gevolg van ict-gebruik in het <strong>onderwijs</strong><br />

is, nog geen onderzoek bekend.. Wel zijn er aanwijzingen dat de personele<br />

samenstelling zal veranderen. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat verwachtingen<br />

positief zijn over de mogelijkheid om docentvervangende software in te zetten. Door<br />

digitaal lesmateriaal kan vaker <strong>onderwijs</strong>ondersteunend personeel ingezet worden op<br />

instructietaken. Verder tonen enkele onderzoeken aan dat de inzet van ict leidt tot een<br />

andere invulling van de functies. De functie van docent zal steeds minder gericht zijn<br />

op kennisoverdracht. Deze taken kunnen steeds meer door ondersteunende functies<br />

worden overgenomen. Docenten krijgen nieuwe rollen: begeleider van leerprocessen<br />

en materiaalontwikkelaar. Ze zullen daarbij meer behoefte hebben aan didactische ictvaardigheden.<br />

Door deze functieverandering kan het beroep van docent<br />

aantrekkelijker worden. 13<br />

12 SBO (2010). Ict en de invloed op de <strong>onderwijs</strong>arbeidsmarkt. Literatuuronderzoek.<br />

13 In <strong>2011</strong> zal een vervolgonderzoek worden uitgevoerd naar de relatie tussen ict en het<br />

<strong>onderwijs</strong>personeel en de schoolorganisatie. Het gaat dan om de invloed van ict-gebruik op docenten,<br />

<strong>onderwijs</strong>ondersteunend personeel, schoolleiding en de schoolorganisatie. Vragen die hierbij centraal<br />

7


1.5 Professionalisering in Europa<br />

Grote verschillen tussen landen in deelname aan professionalisering<br />

Uit onderzoek naar de professionalisering van leraren in het buitenland blijkt dat in<br />

alle bestudeerde landen (Vlaanderen, Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Ierland,<br />

Denemarken, Noorwegen, Zweden, Finland, IJsland en Oostenrijk)<br />

professionalisering van leraren in de belangstelling staat. 14 Deelname van leraren aan<br />

professionalisering verschilt echter aanzienlijk tussen landen, zowel in<br />

deelnamepercentage als in het aantal dagen dat besteed wordt. Ten dele lijkt er sprake<br />

te zijn van een uitwisseling tussen deze twee (spreiding van middelen over zoveel<br />

mogelijk leraren versus concentratie middelen op beperktere groep). De inhoud van<br />

professionalisering voor leraren is overal zeer divers. Naast de meer traditionele<br />

inhoud (opfrissen en up-to-date houden van vakkennis, scholing in het kader van<br />

<strong>onderwijs</strong>hervormingen) is ook steeds meer aandacht voor interdisciplinaire kennis en<br />

vaardigheden.<br />

Grote verschillen tussen landen in mate waarin stimuleringsmaatregelen worden<br />

genomen<br />

Ook de mate waarin (extra) maatregelen genomen worden om professionalisering te<br />

stimuleren, verschilt sterk per land. Hoewel in de meeste landen professionalisering<br />

een beroepsplicht voor leraren is, blijkt deelname aan professionaliseringsactiviteiten<br />

in de praktijk vooral vrijwillig te zijn en zonder gevolgen (d.w.z. geen beloning voor<br />

deelname en geen sancties voor niet-deelname). Slechts in enkele landen bestaan<br />

minimumeisen voor het aantal uren dat leraren moeten besteden aan<br />

professionalisering. In deze landen maken professionaliseringsafspraken meestal deel<br />

uit van de functioneringssystematiek van leraren. In geval van onvoldoende deelname<br />

kunnen leraren een slechte beoordeling op dit onderdeel krijgen.<br />

De meeste landen beschikken over maatregelen om beginnende leraren te<br />

ondersteunen. Vaak wordt hen een mentor toegewezen en krijgen ze extra hulp met<br />

het voorbereiden en beoordelen van lessen. Ook bestaan er initiatieven waarin<br />

beginnende leraren van verschillende scholen gezamenlijk begeleiding buiten de<br />

eigen school krijgen. In enkele landen hebben leraren in hun eerste jaar recht op een<br />

vermindering van hun lesaanstelling.<br />

staan: in hoeverre ervaart <strong>onderwijs</strong>personeel ict als taakontlastend en tijdsbesparend, in hoeverre<br />

verandert de rol van <strong>onderwijs</strong>personeel als gevolg van ict en in hoeverre wordt het beroep van docent,<br />

maar ook <strong>onderwijs</strong>assistent, aantrekkelijker als gevolg van ict. En last but not least: in hoeverre zijn<br />

deze aspecten van invloed op de personele omvang en samenstelling in het <strong>onderwijs</strong>? Daarnaast zal<br />

worden nagegaan in hoeverre de verwachtingen die deskundigen in 2001 hadden over de gevolgen van<br />

ict op de <strong>onderwijs</strong> uitgekomen zijn. Ook wordt vooruit gekeken: Welke verwachtingen hebben<br />

deskundigen over het toekomstig ict-gebruik in het <strong>onderwijs</strong> en de gevolgen daarvan voor de<br />

<strong>onderwijs</strong>arbeidsmarkt?<br />

14 Hovius M. & N. van Kessel (2010) ‘Professionalisering van leraren in het buitenland. Een<br />

inventarisatie van de stand van zaken in twaalf Europese landen’, Ruud de Moor Centrum<br />

8


In het kader van het Actieplan Leerkracht zijn de nodige maatregelen in gang gezet<br />

om de kwaliteit van het leraarsberoep te bevorderen, zoals het invoeren van de<br />

functiemix en de lerarenbeurs, het verkorten van de carrièrelijnen, de omvorming<br />

van de SBL, het oprichten van een lerarenregister en het verbeteren van de<br />

kennisbases voor de lerarenopleidingen.<br />

Kwalitatieve tekorten in het po zijn beperkt. Het merendeel van de leraren in het po<br />

is bevoegd.<br />

In het po is de laatste jaren meer aandacht voor de ontwikkeling en<br />

professionalisering van zittend <strong>onderwijs</strong>personeel. Ongeveer twee derde van het<br />

<strong>onderwijs</strong>personeel heeft in 2009 tenminste één training of opleiding gevolgd. Het<br />

betreft met name trainingen en opleidingen op het gebeid van vakinhoud en<br />

vaardigheden. Ook de lerarenbeurs blijft voorzien in de individuele behoefte aan<br />

ontwikkeling. Ruim de helft van de toegekende beursen in de vierde tranche is<br />

toegekend aan leraren uit het po. Verder heeft 80% in de afgelopen 12 maanden<br />

tenminste één formeel gesprek gehad met de direct leidinggevende over het eigen<br />

functioneren. Deze gesprekken leiden echter niet altijd tot concrete afspraken over de<br />

persoonlijke ontwikkeling en loopbaan. Individuele beloning en teambeloning wordt<br />

in het po in beperkte mate ingezet. Coaching is een vrij nieuw instrument in het po<br />

dat door veel scholen wordt ingezet voor de professionalisering van medewerkers.<br />

Het project ‘Coaching voor en door schoolleiders’- dat tot doel had 60 ervaren<br />

schoolleiders op te leiden tot coach, waarna zijn startende schoolleiders konden<br />

coachen - was een succes. De eerste resultaten van de versterking van de functiemix<br />

voor het po zijn nog niet bekend.<br />

Daarnaast is het ict gebruik op scholen in het po in de afgelopen decennia sterk<br />

toegenomen, al is de intensiteit van het computergebruik nog beperkt. Er zijn<br />

aanwijzingen dat ict-gebruik leidt tot meer gevarieerdheid in functies en een<br />

aantrekkelijker beroep.<br />

Europese landen hebben aandacht voor professionalisering van leraren, maar er zijn<br />

grote verschillen tussen landen in deelname aan professionalisering en mate waarin<br />

maatregelen worden genomen om professionalisering te stimuleren.<br />

9


2. Vraag en aanbod<br />

2.1 Vraag naar <strong>onderwijs</strong>personeel<br />

Aantal lerarenvacatures in het primair <strong>onderwijs</strong> stijgt niet langer<br />

De spanning op de arbeidsmarkt voor het primair <strong>onderwijs</strong> is het afgelopen<br />

schooljaar (2009-2010) sterk afgenomen. Dit geldt voor zowel directieleden, leraren<br />

als ondersteunend personeel. Er werden meer vacatures vervuld dan er ontstonden en<br />

vacatures stonden minder lang open (zie bijlage 1). Dit geldt voor zowel het basis- als<br />

het speciaal <strong>onderwijs</strong>.<br />

Het aantal vacatures voor leraren nam met meer dan de helft af ten opzichte van het<br />

voorgaande schooljaar (zie tabel 2.1). Hiermee is een einde gekomen aan de<br />

jarenlange stijging van het aantal (openstaande) lerarenvacatures in het primair<br />

<strong>onderwijs</strong>. Ook het percentage moeilijk vervulbare vacatures is afgenomen; van<br />

driekwart tot tweederde. 15<br />

Tabel 2.1 Ontwikkelingen in lerarenvacatures in het po over de periode 2005-2009<br />

2005 2006 2007 2008 2009<br />

ontstane vacatures 4.468 6.964 7.123 8.488 5.934<br />

vervulde vacatures 4.356 6.709 6.847 8.178 6.642<br />

openstaande vacatures 192 325 407 666 321<br />

moeilijk vervulbare vacatures (%) 44 70 67 74 67<br />

openstaande vacature-intensiteit (%) 0,1 0,2 0,3 0,7 0,3<br />

Bron: www.stamos.nl<br />

Grote regionale verschillen; veel vraag in grote steden<br />

Er zijn echter sterke regionale verschillen. Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en<br />

Utrecht hebben meer openstaande vacatures dan andere delen van het land. Dat geldt<br />

ook voor scholen in de regio Gooi & Vechtstreek/Eemland.<br />

Het ministerie van OCW stelt dat de kwaliteit van het <strong>onderwijs</strong> in het geding komt<br />

bij een openstaande vacature-intensiteit (het percentage openstaande vacatures tov de<br />

werkgelegenheid) vanaf 1%. Het afgelopen schooljaar is die spanning overal<br />

afgenomen. In Rotterdam en Utrecht is die spanning tot onder de kritieke waarde<br />

gedaald, in Amsterdam is het van 2,4 procent gedaald tot 1 procent. Binnen een regio<br />

kunnen echter grote verschillen voorkomen, waardoor het mogelijk is dat er scholen<br />

zijn die dusdanig veel vacatures onvervuld hebben dat dit invloed kan hebben op de<br />

<strong>onderwijs</strong>kwaliteit. Hier zijn echter geen cijfers over bekend.<br />

Vacatures op achterstandsscholen moeilijker te vervullen<br />

Bij scholen met veel leraren van 30 jaar of jonger ontstaan relatief veel vacatures.<br />

Verder blijkt dat ook achterstandsscholen (met veel gewichtenleerlingen) meer moeite<br />

hebben om vacatures te vervullen. De mobiliteit van personeel is op deze scholen<br />

groter.<br />

Directiepersoneel in het primair <strong>onderwijs</strong> moeilijk te vinden<br />

Hoewel het aantal vacatures voor directiepersoneel in het primair <strong>onderwijs</strong> het<br />

afgelopen schooljaar is teruggelopen van 216 naar 116 fte, blijft de arbeidsmarkt voor<br />

schoolleiders gespannen. Dit blijkt uit het feit dat bijna 6 op de 10 vacatures (58<br />

15 Regioplan (<strong>2011</strong>). Arbeidsmarktbarometer po schooljaar 2009-2010. Zie ook www.stamos.nl<br />

10


procent) moeilijk vervulbaar is en dat bijna een derde van de directievacatures langer<br />

dan 3 maanden open staat. Het vervullen van directievacatures in het voortgezet<br />

<strong>onderwijs</strong> is een minder groot probleem dan in het primair <strong>onderwijs</strong>.<br />

2.2 Aanbod van <strong>onderwijs</strong>personeel<br />

Werkgelegenheid stijgt<br />

In 2009 bestond de werkgelegenheid in het po uit 135.700 fte (vervuld door 183.100<br />

personen). De werkgelegenheid in het po neemt jaarlijks toe. Sinds 2004 is het<br />

personeel in fte met 3,2% gegroeid en in personen met 5,5% (zie ook bijlage 2). Het<br />

leerlingenaantal is in deze periode slechts licht gestegen met 0,1%. Deze stijging van<br />

het personeel heeft mede te maken met de grote stijging van het aantal leerlingen dat<br />

geïndiceerd is voor speciaal <strong>onderwijs</strong> 16 . In het speciaal <strong>onderwijs</strong> ligt het aantal<br />

personeelsleden ten opzichte van het aantal leerlingen hoger dan in het reguliere<br />

basis<strong>onderwijs</strong>.<br />

Figuur 2.1 Werkgelegenheid po in fte naar functie in 2009<br />

14,8%<br />

7,7%<br />

77,5%<br />

Directie/management Onderwijzend Onderwijsondersteunend<br />

Aantal leraren en ondersteuners stijgt<br />

Het personeel in het po bestaat voor ruim driekwart uit onderwijzend personeel (zie<br />

figuur 2.1). Figuur 2.2 laat zien dat in absolute aantallen in de periode 2002-2009 het<br />

aantal fte in de functie directie/management met 12% is gedaald van 11.750 fte naar<br />

10.500 fte, het aantal fte leraren is met 9% gestegen van 96.600 naar 105.100 fte en<br />

het aantal <strong>onderwijs</strong>ondersteunend personeel is met 10% gestegen van 18.200 naar<br />

20.100 fte. Voor deze laatste stijging is op dit moment geen verdere verklaring<br />

beschikbaar (nadere uitsplitsingen ontbreken).<br />

16 Ministerie van OCW 2010: “Kerncijfers 2005-2009”:<br />

11


Figuur 2.2 Werkgelegenheid po in personen naar functie<br />

12<br />

120.000<br />

100.000<br />

80.000<br />

60.000<br />

40.000<br />

20.000<br />

0<br />

2.2.1 Aanbod naar sekse<br />

Directie/management Onderwijzend Onderwijsondersteunend<br />

2002 2007 2008 2009<br />

Meer dan driekwart is vrouw, maar aandeel vrouwen in directie blijft achter<br />

Het aandeel vrouwen onder het personeel is in 2009 in het po 77% van de formatie in<br />

fte. In 2005 was dit nog 73%. De feminisering van het po blijft toenemen. In de<br />

onderstaande tabel een overzicht van de het aandeel vrouwen per functie.<br />

Bij het onderwijzend personeel wordt vier-vijfde van de fte’s ingevuld door vrouwen.<br />

Mede door het stijgende aandeel vrouwen is ook een steeds groter deel van de<br />

schoolleiders vrouw: in 2009 35% van de fte, een forse stijging ten opzichte van de<br />

23% van vier jaar daarvoor. Het aandeel vrouwen in de categorie directie loopt<br />

daarmee echter nog achter op het totale percentage vrouwen onder het personeel. Uit<br />

de ramingen blijkt dat het aandeel vrouwen in deze functie de komende jaren zal<br />

toenemen (zie paragraaf 3.2.1) Bij de adjunct-directeuren vervullen vrouwen<br />

inmiddels ruim de helft van de fte’s.<br />

Tabel 2.2 Percentage vrouwen in de verschillende functies (percentage gebaseerd op fte) in<br />

2005 en 2009<br />

Aandeel vrouwen<br />

2005 2009<br />

Directeur 23% 35%<br />

Adjunct-directeur 44% 57%<br />

Leraar 78% 81%<br />

Overig personeel 73% 75%<br />

Bron: www.stamos.nl<br />

Figuur 2.3 laat zien dat in alle leeftijdscategorieën de vrouwen oververtegenwoordigd<br />

zijn, maar dat dit vooral geldt voor jongeren. Dit komt voornamelijk door het grote<br />

aandeel vrouwen in de lerarenopleidingen basis<strong>onderwijs</strong> (zie ook paragraaf 3.2.3).


Figuur 2.3<br />

Bron: stamos.nl<br />

2.2.2 Aanbod naar aanstellingsomvang<br />

Aantal deeltijders groeit langzaam maar gestaag<br />

Vrouwen werken vaker in deeltijd dan mannen (zie figuur 2.4). Van alle werknemers<br />

in het po heeft in 2008 46% een (bijna) fulltime aanstelling (aanstellingsomvang van<br />

meer dan 85%. Dit aandeel is over de periode 2003-2008 geleidelijk aan afgenomen.<br />

In 2003 had nog 50% een (bijna) fulltime aanstelling. Deze daling wordt veroorzaakt<br />

door zowel de groei van het aantal vrouwen in het po (die vaker in deeltijd werken)<br />

als de daling van het aantal fulltimers onder zowel mannen als vrouwen.<br />

Figuur 2.4 Aanstellingsomvang in fte naar geslacht (2008)<br />

vrouwen<br />

mannen<br />

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%<br />

< 25% 25 tot 50% 50 tot 75% 75 tot 85% >= 85%<br />

13


2.2.3 Aanbod naar leeftijd<br />

Uittreedleeftijd stijgt, maar dit stelt de tekorten slechts uit<br />

Werknemers in het <strong>onderwijs</strong> zijn vergeleken met de gehele Nederlandse<br />

beroepsbevolking gemiddeld relatief oud. In 2008 is 47% van de leraren, 46% van de<br />

ondersteuners en 78% van de directie/managementleden in het po 45 jaar of ouder.<br />

Van alle werknemers in het po is ruim één op de zes 55 jaar of ouder en deze groep is<br />

de afgelopen jaren groter geworden. Zo is onder de leraren het aandeel 55-plus<br />

gestegen van 13% in 2003 naar 17% in 2008. De groepen van 45-55 en 35-45 jaar zijn<br />

echter kleiner geworden. Hieronder laat figuur 2.5 zien dat de docenten in het po<br />

vergrijzen. Er is ook een duidelijke verjonging te zien met een stijging van het aantal<br />

jongeren in 2008, maar omdat dit met name vrouwen betreft die na hun 25 ste<br />

doorgaans minder gaan werken, zal het positieve effect hiervan op het<br />

personeelsbestand in de loop der jaren minder worden.<br />

In de onderstaande grafiek is een piek in de leeftijdsverdeling te zien die opschuift<br />

richting de pensioengerechtigde leeftijd. In 1999 lag deze piek tegen de 45 jaar, tien<br />

jaar later is deze groep tegen de 55 jaar. Als deze groep de pensioengerechtigde<br />

leeftijd bereikt zal er een grote vervangingsvraag zijn die tot tekorten kan leiden. 17<br />

Figuur 2.5 Leeftijdsverdeling leraren po<br />

Bron: Kerncijfers 2005-2009, ministerie OCW<br />

In de grafiek is ook te zien dat de gemiddelde uittredeleeftijd aan het toenemen is. Er<br />

werken in de loop der jaren duidelijk meer mensen in de hoogste leeftijdsgroepen. De<br />

gemiddelde uittreedleeftijd onder leraren in het po stijgt mede door de omschakeling<br />

van de VUT-regeling naar de FPU-regeling (zie ook paragraaf 2.2.4). De gemiddelde<br />

uittreedleeftijd naar pensioen of FPU lag in 2009 op 62,7. 18 Dit is gelijk aan de<br />

17 De ontwikkeling van het leerlingaantal is echter ook sterk van invloed op het aantal benodigde fte’s.<br />

Een daling van het leerlingaantal zal de vraag naar nieuw personeel dus doen afnemen.<br />

18 Ministerie BZK 2009: “Kerngegevens Personeel Overheid en Onderwijs”<br />

14


leeftijd waarop de meesten die nu vervroegd uittreden recht hebben op een FPUuitkering<br />

van 70% van het laatst verdiende loon.<br />

2.2.4 Aanbod naar etniciteit<br />

Allochtonen in directie/managementfuncties sterk ondervertegenwoordigd<br />

Het aantal niet-westerse allochtonen dat werkzaam is in het primair <strong>onderwijs</strong> is<br />

beperkt en de afgelopen jaren afgenomen. In 2009 was 3,7% van het personeel in het<br />

po van niet-westerse allochtone afkomst, terwijl het in 2003 nog 4,4% was. 19 Het<br />

grootst is deze groep in de <strong>onderwijs</strong>ondersteunende functies (10% in 2006). De<br />

Nederlandse beroepsbevolking bestaat voor ongeveer 9% uit niet-westerse<br />

allochtonen. Kijken we naar onderwijzend en directiepersoneel, dan moet rekening<br />

worden gehouden met hun hoge opleidingsgraad. Het percentage hoogopgeleide nietwesterse<br />

allochtonen in de Nederlandse beroepsbevolking ligt op 6% (CBS Statline).<br />

In vergelijking hiermee zijn niet-westerse allochtone leraren (3%) en niet-westerse<br />

allochtone directieleden en managers (1%) ondervertegenwoordigd. In de grote steden<br />

is het aandeel niet-westerse allochtonen groter. Zo is in Amsterdam in 2006 17% van<br />

de leraren van niet-westerse allochtone afkomst. Niet-westers allochtone leerkrachten<br />

werken vaker op scholen met een groot percentage niet-westers allochtone leerlingen.<br />

2.2.5 Uitstroom<br />

Uitstroom het sterkst onder jongeren en mannen<br />

Over de afgelopen jaren wa ren er geen gegevens over de mobiliteit in het <strong>onderwijs</strong>.<br />

Afgelopen jaar is daar informatie over vrijgekomen. Ongeveer 6 procent van de<br />

leraren in het eerste jaar na indiensttreding vertrekt (8 procent in het vo). Na vijf<br />

werkjaren is dit 15 procent (en 20 à 25 procent in het vo). Echter niet alle vertrekkers<br />

keren het <strong>onderwijs</strong> definitief de rug toe. Bekend is dat een goede begeleiding van<br />

starters de uitstroom beperkt.<br />

De mobiliteit is bij jongeren hoger dan bij leraren in de leeftijdscategorie 35 tot 60<br />

jaar. De mobiliteit is eveneens hoger onder mannen dan onder vrouwen. 20<br />

Figuur 2.6 Vertrek van leraren, aandeel per leeftijdscategorie in procenten<br />

Bron: OCW<br />

19 Ministerie BZK 2009: “Kerngegevens Personeel Overheid en Onderwijs”<br />

20 Nota Werken in het <strong>onderwijs</strong> <strong>2011</strong>.<br />

15


Zelf ontslag nemen, vervroegd uittreden en tijdelijke contracten belangrijkste reden<br />

van uitstroom<br />

Uit een onderzoek onder uitstromend personeel in 2009 blijkt dat ‘zelf ontslag nemen’<br />

en vervroegd uittreden de belangrijkste redenen voor uitstroom waren in het primair<br />

<strong>onderwijs</strong>. Opvallend is bovendien het hoge percentage onder het onderwijzend<br />

personeel, <strong>onderwijs</strong>ondersteunend personeel en organisatie- en beheerspersoneel dat<br />

het tijdelijke contract niet verlengd zag. Dit bevestigt het beeld dat in het primair<br />

<strong>onderwijs</strong> eerder sprake is van overschotten dan van tekorten. Pensioen was voor zes<br />

procent van de leraren en voor acht a tien procent voor de overige functies de reden<br />

voor uitstroom.<br />

Tabel 2.3 Wat was de hoofdreden dat uw baan beëindigd werd?<br />

16<br />

Management<br />

zonder<br />

lesgevende<br />

taak<br />

Management<br />

met<br />

lesgevende<br />

taak<br />

Onderwijzend<br />

personeel<br />

Onderwijs-<br />

ondersteunend<br />

personeel<br />

Organisatie-<br />

en beheersersoneel<br />

Vervroegd uittreden (VUT, FPU) 39% 46% 26% 18% 16%<br />

Pensioen 8% 10% 6% 9% 9%<br />

volledig arbeidsongeschikt 2% 2% 2% 3% 1%<br />

Ontslagen 5% 6% 5% 10% 5%<br />

Tijdelijk contract liep af 7% 4% 24% 25% 28%<br />

Zelf ontslag 39% 29% 36% 33% 41%<br />

Bron: POMO 2010<br />

Werkinhoud, loopbaanmogelijkheden en managementstijl zijn knelpunten<br />

Als er wordt ingezoomd op pushfactoren van uitstroom, komen punten naar voren die<br />

vaker onderwerp van gesprek zijn in het <strong>onderwijs</strong>. Als belangrijke oorzaken voor<br />

uitstroom uit de functie noemen managers dat het werk niet (meer) uitdagend was, te<br />

zijn uitgekeken op het takenpakket en de bureaucratische procedures. Opmerkelijk is<br />

dat zij daarnaast ook de managementstijl van hun leidinggevenden en het gebrek aan<br />

sturing in de organisatie als belangrijke oorzaken noemen.<br />

Voor leraren zijn loopbaanmogelijkheden, werkdruk en de managementstijl van de<br />

leidinggevende de meest genoemde uitstroomredenen, gevolgd door de werkinhoud,<br />

gebrek aan waardering, reistijd en de combinatie van werk-privé. 21<br />

2.2.7 Pensioen, fpu en BAPO<br />

Gemiddelde pensioenleeftijd stijgt<br />

De gemiddelde uittredeleeftijd als gevolg van pensioen in het <strong>onderwijs</strong> is gestegen<br />

naar 61,9 jaar, omdat de regeling voor vroegtijdig uittreden is veranderd en het langer<br />

doorwerken fiscaal aantrekkelijker is gemaakt. 22 Vrouwen in het <strong>onderwijs</strong> hebben<br />

met gemiddeld 61,6 jaar een jongere pensioenleeftijd dat het landelijk gemiddelde<br />

onder vrouwen (61,9 jaar). Mannen in het <strong>onderwijs</strong> stromen gemiddeld op dezelfde<br />

leeftijd naar pensioen als mannen in andere sectoren: 62,1 jaar. 23<br />

21 Voor een volledig overzicht, zie de bijlage.<br />

22 Het zogenoemde Amendement-Vendrik.<br />

23 De pensioencijfers zijn niet bekend naar subsector in het <strong>onderwijs</strong>. Voor het overzicht, zie<br />

http://www.stamos.nl/index.bms?verb=showitem&item=1.67


Gebruik van FPU, steeds kleinere doelgroep<br />

Omdat de FPU-regling in 2006 is afgeschaft, kan een steeds kleinere groep een beroep<br />

doen op deze regeling (geboren vóór 1950). Lettende op de man-vrouw verhouding<br />

van 60 plussers lijkt het dat het gebruik van de fpu-regeling hieraan gelijk is onder<br />

mannen en vrouwen. Van de personen die gebruik maken van de fpu-regeling, is in<br />

het po 60 procent vrouw. In 2009 maakten ongeveer 1500 personen gebruik van de<br />

fpu-regeling. 24<br />

Deelnemerspercentage BAPO-regeling blijft langzaam stijgen<br />

Een doelstelling van de BAPO-regeling is het aantrekkelijk maken om aan het<br />

arbeidsproces te blijven deelnemen door taakverlichting en/of taakvermindering<br />

(ontziemaatregel). In 2008 werd in het primair <strong>onderwijs</strong> voor 3.769 fte gebruik van<br />

de BAPO-regeling (zie bijlage 4). Ten opzichte van de totale werkgelegenheid is dit<br />

bijna 3%. Van de BAPO-regeling wordt gebruik gemaakt door 51,2% van het totaal<br />

aantal werknemers van 52 jaar en ouder in het po. Hiermee blijft het<br />

deelnemerspercentage langzaam stijgen, al is de stijging minder sterk dan in de<br />

voorgaande jaren.<br />

2.3 Arbeidsvoorwaarden en salarisontwikkeling<br />

In 2010 geen arbeidsvoorwaardenruimte voor overheidssectoren<br />

Ondanks een aangenomen motie voor het <strong>onderwijs</strong> een uitzondering te maken, vallen<br />

de <strong>onderwijs</strong>sectoren onder het kabinetsbeleid dat er in 2010 geen<br />

arbeidsvoorwaardenruimte wordt gegeven in de overheidssectoren. De marktlonen<br />

zijn in 2010 ongeveer 1 procent gestegen, dat betekent dus een relatieve<br />

inkomensachteruitgang voor het personeel in het po.<br />

Dankzij het functiemix-beleid en het verkorten van de carrièreschalen is het<br />

gemiddelde salaris in po echter wel gestegen. Een grote groep werknemers in het<br />

<strong>onderwijs</strong> (ondersteuners en mensen aan het eind van hun schaal) kan echter niet van<br />

deze maatregelen profiteren.<br />

Salarisontwikkeling po in de afgelopen jaren beperkt<br />

In vergelijking met 2006 is het salaris voor het personeel in het primair <strong>onderwijs</strong> in<br />

2010 met 6 procent toegenomen (zie figuur 2.7). 25 Als dit gecorrigeerd wordt op<br />

inflatiecorrectie is een aantal schalen in 2010 gelijk gebleven in koopkracht en een<br />

aantal leraarsschalen met 1 procent gedaald 26 . Het initiële loon is in 2010 niet<br />

gestegen ten opzichte van 2009, omdat er geen ruimte is voor initiële<br />

loonontwikkeling is.<br />

24 Omdat fpu-cijfers elders niet worden bijgehouden, laat het SBO dit jaarlijks apart berekenen. De<br />

toedeling van de schoolbesturen aan <strong>onderwijs</strong>sectoren is niet volledig. Hierdoor wisselt jaarlijks de<br />

selectie van schoolbesturen waarop de FPU-gegevens gebaseerd zijn. Dit heeft tot gevolg dat de cijfers<br />

van jaar op jaar onderling niet goed vergelijkbaar zijn. Voor een volledig overzicht van de fpu-cijfers,<br />

zie http://www.stamos.nl/index.bms?verb=showitem&item=2.23<br />

25 Het betreft de ontwikkeling gebaseerd op de eindsalarissen binnen de CAO-schalen, exclusief<br />

bijzondere beloningen en andere secundaire arbeidsvoorwaarden.<br />

26 Dit heeft te maken met afronding. Alle <strong>onderwijs</strong>schalen vallen onder dezelfde CAO en maken<br />

relatief dezelfde ontwikkeling door.<br />

17


Figuur 2.7 Salarisontwikkeling po gecorrigeerd voor inflatie.<br />

108<br />

106<br />

104<br />

102<br />

100<br />

98<br />

96<br />

18<br />

salarisontwikkeling<br />

salarisontwikkeling gecorrigeerd voor inflatie<br />

2006 2007 2008 2009 2010<br />

2.4 Aanbod naar leeftijd en geslacht in internationaal perspectief<br />

In de OESO-landen is het merendeel van de leraren in het po vrouw<br />

Onderstaande figuur geeft een beeld van de procentuele verdeling naar geslacht van<br />

leraren in po <strong>onderwijs</strong>. Uit de figuur blijkt dat leraar in het po een vrouwenberoep is;<br />

in de OESO-landen is 80 procent van leraren in het po vrouw. Dit percentage<br />

schommelt al sinds 2002 rond de 80 procent en is niet aan veranderingen onderhevig.<br />

In vergelijking met de andere landen is Nederland een van de landen met relatief het<br />

minst aantal mannen werken in het po (16,2%). Echter, een bijkomend effect van het<br />

lage aantal mannelijke leraren in het po kan zijn dat kleuterleraren worden meegeteld<br />

in de Nederlandse data. Finland heeft het hoogste percentage mannen werken in het<br />

po (21,7%), gevolgd door België (19,7%).<br />

Figuur 2.8 Leraren naar geslacht (%) in primair <strong>onderwijs</strong>, 2008 27<br />

% 100<br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

België<br />

80,3<br />

78,3<br />

83,8 81,4 82,4 85,2 85,6<br />

19,7 21,7<br />

16,2 18,6 17,6 14,8 14,4<br />

Finland<br />

Bron: StatExtracts, OECD<br />

Nederland<br />

Verenigd Koninkrijk<br />

man vrouw<br />

Frankrijk<br />

Duitsland<br />

Verenigde Staten<br />

gemiddelde OESO-landen<br />

27 De indeling naar primair <strong>onderwijs</strong> is gebaseerd op de International Standard Classification of<br />

Education (ISCED). Deze indeling van primair <strong>onderwijs</strong> is vergelijkbaar met het Nederlands primair<br />

<strong>onderwijs</strong>. Nederland is het enige land in de vergelijking waar leraren van kleuter<strong>onderwijs</strong> zijn<br />

meeberekend in de cijfers. De cijfers van de andere landen hebben uitsluitend betrekking op het primair<br />

<strong>onderwijs</strong>.<br />

80,5<br />

19,5


Verschillen tussen OESO-landen in leeftijdsopbouw van leraren in het po<br />

Figuur 2.9 geeft een beeld van de procentuele verdeling naar leeftijdscategorie van<br />

leraren in het po. Te zien is dat Duitsland het hoogste percentage leraren in de<br />

leeftijdscategorieën 50 jaar en ouder heeft (50,3%) heeft. Behalve Duitsland, heeft<br />

ook Nederland (33,8%), de Verenigde Staten (31,5%) een hoog percentage leraren in<br />

de leeftijdscategorieën 50 jaar en ouder. In Frankrijk en België is het aandeel 50plussers<br />

relatief laag (respectievelijk 19,9% en 20,3%). Duitsland is ook het land met<br />

het laagste percentage leraren in de leeftijd jonger dan 30 jaar hebben (6,1%). In het<br />

Verenigd Koninkrijk werken de meeste leraren in de leeftijd jonger dan 30 jaar<br />

(24,6%), gevolgd door België (23,1%) en Nederland (20,3%).<br />

Figuur 2.9 Leraren naar leeftijd (%) in het primair <strong>onderwijs</strong>, 2008.<br />

% 45<br />

40<br />

35<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

jonger dan 30 jaar 30 tot 39 jaar 40 tot 49 jaar 50 tot 59 jaar 60 jaar en ouder<br />

België Finland Nederland Verenigd<br />

Koninkrijk<br />

Frankrijk Duitsland Verenigde<br />

Staten<br />

gemiddelde<br />

OESOlanden<br />

Bron: StatExtracts, OECD<br />

Het aantal vacatures in het po is in het schooljaar 2009-2010 sterk afgenomen. Dit<br />

geldt voor alle functiecategorieën. Hiermee is een einde gekomen aan de jarenlange<br />

stijging van het aantal lerarenvacatures. De vraag naar personeel is groter in grote<br />

steden en op scholen met een relatief veel jonge leraren. Verder zijn vacatures<br />

moeilijker te vervullen op achterstandsscholen en voor directiepersoneel.<br />

De werkgelegenheid in het po blijft stijgen, met name onder leraren en<br />

ondersteuners. Het aandeel vrouwen in het po neemt verder toe en daarmee ook het<br />

aantal deeltijders (vrouwen werken immers vaker in deeltijd dan mannen). Het<br />

aandeel vrouwen in directiefuncties loopt echter nog stevig achter op het totale<br />

aandeel vrouwen in de sector. Het aandeel niet-westerse allochtonen in het po is<br />

verder afgenomen en ligt lager dan in de Nederlandse beroepsbevolking. Ook in<br />

directiefuncties zijn niet-westerse allochtonen ondervertegenwoordigd. Het po is een<br />

relatief vergrijzende sector, maar de uittredeleeftijd is de afgelopen jaren gestegen.<br />

Hierdoor zijn de effecten van de uitstroom van de babyboomers die (vervroegd) met<br />

pensioen gaan nog niet in volle omvang merkbaar, maar dit is slechts uitstel. Een op<br />

de zes starters stroomt binnen vijf jaar het po uit. Deze ontwikkeling vraagt om het<br />

vergroten van de instroom en het optimaal benutten van het nieuwe arbeidpotentieel<br />

en het huidige personeel. Aandachtspunten zijn het vergroten van de<br />

aanstellingsomvang van met name vrouwen, het bevorderen van de doorstroom van<br />

vrouwen en allochtonen naar hogere functies en extra begeleiding voor startende<br />

leraren.<br />

19


3. Prognoses vraag en aanbod<br />

3.1 Verwachte vraag<br />

Door de economische situatie is het verwachte lerarentekort naar beneden bijgesteld<br />

Door de economische ontwikkelingen van de afgelopen jaren zijn de verwachte<br />

tekorten in het <strong>onderwijs</strong> uitgesteld. In een laagconjunctuur is het aantrekkelijker om<br />

in het <strong>onderwijs</strong> te werken. Hierdoor neemt de uitstroom af en de instroom toe. Dit is<br />

ook te zien geweest in de vacatureontwikkeling; het aantal nieuwe vacatures is<br />

gedaald en bovendien zijn meer vacatures vervuld dan ontstaan. Dit betekent dat<br />

knelpunten zijn afgenomen.<br />

In de afgelopen jaren waren geen actuele prognoses bekend over de<br />

<strong>onderwijs</strong>arbeidsmarkt. Met de veranderingen in de economie en de verwachte hoge<br />

uitstroom als gevolg van de vergrijzing, was de vraag hiernaar groot. Het<br />

ramingsmodel van OCW, MIRROR is echter zeer recentelijk geactualiseerd 28 .<br />

Het Convenant Leerkracht heeft volgens het ramingsmodel een positieve invloed op<br />

de ontwikkelingen in de arbeidsmarkt. Er worden echter nog steeds tekorten<br />

verwacht. Er worden twee scenario’s onderscheiden, waarvan de letters het verloop<br />

uitbeelden. In het V-scenario stijgt de conjunctuur weer na een daling. In het Wscenario<br />

loopt de conjunctuur na een jaar op en zakt daarna weer in, om vervolgens<br />

weer te stijgen: een double-dip conjunctuurverloop.<br />

Figuur 3.1 Onvervulde vraag primair <strong>onderwijs</strong><br />

Bron: De toekomstige arbeidsmarkt voor <strong>onderwijs</strong>personeel 2010-2020<br />

Maar ook volgens nieuwe ramingen zal tekort aan leraren vanaf 2014 sterk toenemen<br />

Vanaf 2014 stijgt de onvervulde vraag naar leraren (zie figuur 3.1). Afhankelijk van<br />

het scenario loopt het tekort op tot 1.000 á 1400 fte. De instroom in de sector zal<br />

weliswaar stijgen, maar niet genoeg om de uitstroom als gevolg van de vergrijzing te<br />

compenseren. Het verwachte tekort aan schoolleiders valt in deze raming ook lager uit<br />

dan eerder in 2010 gesteld: 100 tot 200 fte in 2020. Het is overigens niet bekend of<br />

28 In de vorige arbeidsmarktanalyse werden de nieuwe ramingscijfers gepresenteerd zoals OCW dit<br />

bekend maakte in de voortgangsrapportage (mei 2010). Bij de recentelijke publicatie zijn de verwachte<br />

tekorten , op basis van dezelfde gegevens, nog iets verder naar beneden bijgesteld.<br />

20


deze ontwikkelingen evenredig verdeeld zijn over de deelsectoren van het po (bo,<br />

sbao, so).<br />

Kanttekeningen bij de ramingen<br />

Het ramingsmodel gaat uit van een beperkte vacatureproblematiek in het primair<br />

<strong>onderwijs</strong>. Een aantal nuanceringen dient te worden gemaakt bij de ramingen die<br />

OCW heeft gepubliceerd. Het model gaat uit van een aantal aannames, welke<br />

momenteel niet zeker zijn. Zo dient het Convenant Leerkracht volledig te worden<br />

doorgevoerd, de loonontwikkeling zich marktconform te ontwikkelen en het<br />

(pre)pensioensysteem stabiel te blijven. Van de laatste twee aannames is bekend dat<br />

die niet zeker zijn. Recente beleidsveranderingen, zoals de bezuiniging op het passend<br />

<strong>onderwijs</strong> en de gevolgen daarvan voor de arbeidsmarkt, zijn niet in de ramingen<br />

opgenomen.<br />

Het regionale karakter van de <strong>onderwijs</strong>arbeidsmarkt vraagt om een regionale<br />

benadering bij het ontwikkelen van ramingen<br />

In het ramingsmodel MIRROR is het regionale component (nog) niet geactualiseerd.<br />

Dit is technisch ingewikkeld, met name waar het gaat om de mobiliteit van het<br />

bestaande en het nieuwe personeel in kaart te brengen. De arbeidsmarkt heeft echter<br />

een sterk regionaal karakter. Landelijke ramingen geven een gemiddelde weer. Als<br />

landelijke cijfers aangeven dat er geen tekort is, kan dit beteken dat de ene regio juist<br />

te kampen heeft met overschotten en de andere met tekorten.<br />

Omdat de <strong>onderwijs</strong>arbeidsmarkt een sterk regionaal karakter heeft, is er vanuit het<br />

veld grote vraag naar regionale cijfers. Zo ook naar regionale ramingen. Om aan deze<br />

vraag van het veld tegemoet te komen heeft het SBO regionale leerlingenramingen<br />

laten ontwikkelen, op basis waarvan ook de verwachte formatie kan worden<br />

berekend. 29<br />

Komende jaren sterke afname in leerlingenaantallen, behalve in grote steden<br />

De vraag naar <strong>onderwijs</strong>personeel wordt primair bepaald door het leerlingaantal. Als<br />

gevolg van demografische ontwikkelingen neemt het aantal leerlingen in het<br />

basis<strong>onderwijs</strong> de komende jaren sterk af. Tot 2015 is dit vooral het geval in de<br />

provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Gelderland en Limburg. Op de lange<br />

termijn, tot 2020, is dit beeld echter sterk anders. Bijna alle provincies krijgen te<br />

kampen met krimp. Alleen Flevoland kent, na eerst een daling, een groei van het<br />

leerlingaantal.<br />

Wanneer op een lager regionaal niveau wordt ingezoomd, zoals op gemeenten,<br />

bestaan er meer verschillen. In veel grote steden zal het leerlingaantal in de komende<br />

jaren groeien, terwijl in de rest van het land het leerlingaantal zal dalen (zie figuur<br />

3.2). 30<br />

29 Het geldt niet ter vervanging van MIRROR en werkt meer staccato en kan niet gebruikt worden voor<br />

beleidssimulaties. De aanbodzijde is, gezien de technische complexiteit, niet in deze ramingen<br />

opgenomen.<br />

30 SBO (2010). Krimp als Kans.<br />

21


Figuur 3.2 Prognose aantal leerlingen basis<strong>onderwijs</strong> per gemeente, 2009-2015 (index<br />

2009=100)<br />

Bron: SBO (2010). Krimp als kans<br />

22


3.2 Verwacht aanbod<br />

3.2.1 Verwacht aanbod naar leeftijd en geslacht<br />

De komende jaren zal de gemiddelde leeftijd in het po afnemen<br />

Van zowel directeuren als leraren zal de gemiddelde leeftijd in het po tot 2020<br />

afnemen. Bij directeuren zal dit met gemiddeld 3 jaar dalen naar 47,2 in 2020 en voor<br />

leraren is de daling met gemiddeld 2,1 jaar iets lager naar een gemiddelde leeftijd van<br />

40,1 jaar in 2020. 31<br />

De leeftijdsopbouw zal sterk wijzigen in de jaren tot 2020. Waar bij leraren<br />

momenteel sprake is van twee pieken, zal in 2020 de piek liggen bij de jongeren (zie<br />

figuur 3.3). Dit komt doordat de babyboomgeneratie de arbeidsmarkt verlaat.<br />

Figuur 3.3 Leeftijdsopbouw van leraren en directeuren in het po in 2009 en 2020<br />

Bron: De toekomstige arbeidsmarkt voor <strong>onderwijs</strong>personeel 2010-2020<br />

Aandeel vrouwen zal verder blijven groeien<br />

In zowel leraars- als directiefuncties neemt het aandeel vrouwen verder toe (zie figuur<br />

3.4). Onder leraren vormen vrouwen al geruime tijd de meerderheid. Dit zal met 8<br />

procentpunt stijgen naar 88 procent in 2020. Onder directeuren/schoolleiders is de<br />

stijging van vrouwen fors met 31 procentpunt naar 68 procent in 2020. Daarmee blijft<br />

het aandeel vrouwen wel lager dan het aandeel dat zij hebben in de functiegroep<br />

leraren.<br />

31 OCW <strong>2011</strong>. De toekomstige arbeidsmarkt voor <strong>onderwijs</strong>personeel 2010-2020<br />

23


Figuur 3.4 Aandeel vrouwelijke leraren en directeuren in het po in 2009 en 2020<br />

Bron: De toekomstige arbeidsmarkt voor <strong>onderwijs</strong>personeel 2010-2020<br />

3.2.2 Instroom via de lerarenopleidingen<br />

Aantal studenten met een pabo-diploma neemt de komende jaren verder af<br />

De belangrijkste instroom van leraren in het po komt vrijwel direct van de<br />

lerarenopleidingen. In 2009 behaalden 5.333 studenten een pabo-diploma. Sinds 2006<br />

is het aantal gediplomeerde studenten aan de pabo afgenomen (met bijna 2.000<br />

gediplomeerden). De verwachting is dat dit de komende jaren verder zal afnemen tot<br />

ongeveer 4.700 gediplomeerden in 2015. Daarna stabiliseert dit aantal tot bijna 5.000<br />

gediplomeerden per jaar (zie figuur 3.5).<br />

Figuur 3.5 Gediplomeerde uitstroom van de pabo over de periode 2003-2020 32<br />

Aantal gediplomeerden<br />

24<br />

8.000<br />

7.000<br />

6.000<br />

5.000<br />

4.000<br />

3.000<br />

2.000<br />

1.000<br />

0<br />

Bron: www.stamos.nl<br />

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 <strong>2011</strong> 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020<br />

Jaartal<br />

gediplomeerde studenten raming gediplomeerde studenten<br />

32 De raming van het aantal uitstromende studenten komt uit de referentieramingen van het ministerie<br />

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De referentieramingen zijn gemaakt met het<br />

ramingsinstrument LECTOR, een leeftijdsafhankelijk doorstroommodel gebaseerd op een<br />

<strong>onderwijs</strong>matrix.


Instroom licht gestegen en uitval na één jaar studie iets afgenomen<br />

In 2009 is de instroom in de opleiding tot leraar basis<strong>onderwijs</strong> na enkele jaren van<br />

daling weer iets gestegen naar 8.940 studenten. 33 Het percentage hbo-studenten aan de<br />

pabo dat de opleiding na het eerste studiejaar niet verder volgt, is na een aantal jaren<br />

van stijging weer iets afgenomen naar 29,2% in het studiejaar 2008/2009 (zie ook<br />

bijlage 3).<br />

Verkeerde studiekeuze belangrijkste reden voor uitval uit eerste jaar lerarenopleiding<br />

In een onderzoek onder eerstejaars studenten in het hoger <strong>onderwijs</strong> noemen<br />

studenten aan de lerarenopleiding (pabo, tweedegraads en andere opleidingen) met<br />

name de volgende redenen om te stoppen met de opleiding (d.w.z. stoppen met<br />

studeren danwel veranderen van opleiding): verkeerde studiekeuze (53%),<br />

verwachtingen over de opleiding zijn niet uitgekomen (40%) en niet (voldoende)<br />

gemotiveerd zijn (34%). 34 Daarnaast heeft 21% moeite met de manier van <strong>onderwijs</strong><br />

geven en vindt een vergelijkbaar percentage de studie te zwaar. Daarentegen vindt<br />

24% van degenen die van opleiding zijn veranderd het niveau van de studie juist te<br />

licht. Verder noemt 20% persoonlijke omstandigheden als reden om te stoppen met de<br />

lerarenopleiding.<br />

Volgens kwart van de studenten kan uitval uit opleiding of instelling voorkomen<br />

worden<br />

Volgens een kwart van de respondenten die in het eerste jaar zijn uitgevallen uit de<br />

lerarenopleiding had de uitval voorkomen kunnen worden door de opleiding of<br />

instelling. 35 Uitval had met name voorkomen kunnen worden door het bieden van<br />

meer studiebegeleiding (48%), een betere verdeling van de studiebelasting (32%), en<br />

een beter rooster/programmering (24%). Verder noemde 18% een betere voorlichting<br />

vooraf, 17% een betere introductie van de studie, 17% meer aandacht voor praktijk in<br />

de opleiding en 15% meer aandacht voor theorie in de opleiding. Een vijfde van de<br />

respondenten geeft aan dat de opleiding hen (zeer) veel hulp heeft geboden bij het<br />

nemen van een beslissing over stoppen of doorgaan.<br />

Nieuw instrument om uitval uit eerste jaar van de lerarenopleiding te voorspellen<br />

Op basis van de Startmonitor 2008-2009 36 is een instrument ontwikkeld voor<br />

lerarenopleidingen in het hbo om uitval van studenten in het eerste jaar te voorspellen.<br />

Dit instrument zal in het schooljaar 2010-<strong>2011</strong> worden getest op een aantal pabo’s en<br />

tweedegraads lerarenopleidingen. Wanneer dit instrument succesvol blijkt, zal dit<br />

instrument door alle pabo’s en tweedegraads lerarenopleidingen gebruikt kunnen<br />

worden.<br />

Academische pabo: meer academici voor de klas<br />

Sinds 2008 hebben vwo-leerlingen en studenten met een hbo-propedeuse de<br />

mogelijkheid om naast een pabo-diploma ook een bachelor en/of master<br />

33 Voor 2009 (het studiejaar 2009/2010) geldt dat het aantal instromende studenten tot en met 1 oktober<br />

2009 is geteld. Alle studenten die na 1 oktober instromen, worden pas een jaar later verrekend.<br />

34 ResearchNed (<strong>2011</strong>). Startende studenten in de lerarenopleidingen. Analyses op basis van de<br />

Startmonitor 2009 en 2010. Onderzoek in opdracht van SBO.<br />

35 ResearchNed (<strong>2011</strong>). Startende studenten in de lerarenopleidingen. Analyses op basis van de<br />

Startmonitor 2009 en 2010. Onderzoek in opdracht van SBO.<br />

36 ResearchNed (2010). Studiesucces en studieuitval bij eerstejaars in de hbo-<strong>onderwijs</strong>opleidingen.<br />

Rapportage op basis van de Startmonitor 2008-2009. Onderzoek in opdracht van SBO.<br />

25


<strong>onderwijs</strong>kunde te halen. Met deze academische pabo’s hoopt men de instroom van<br />

academisch opgeleide leerkrachten in het basis<strong>onderwijs</strong> te vergroten. 37 Een overzicht<br />

van de bestaande academische pabo’s staat hieronder weergegeven. 38<br />

Overzicht van Academische pabo’s in Nederland<br />

- Academische Pabo (ALPO) Hogeschool Utrecht en Universiteit Utrecht<br />

- Academische Pabo Marnix Academie<br />

- Academische Pabo Hogeschool Leiden<br />

- Academische Pabo Saxion Hogescholen<br />

- Academische Pabo Hogeschool Domstad<br />

- Universitaire Pabo's<br />

* Academische Pabo Hogeschool Windesheim<br />

* Academische Pabo Hogeschool Ipabo<br />

* Academische Pabo/PA2 Hogeschool Inholland<br />

* Academische Pabo Gereformeerde Hogeschool<br />

- Academische Opleiding Leraar Basis<strong>onderwijs</strong> (Rijksuniversiteit Groningen,<br />

Hanzehogeschool Groningen, Stenden Hogeschool en NHL Hogeschool)<br />

- Universitaire Pabo van Amsterdam (Hogeschool van Amsterdam, UvA)<br />

- Academische Pabo HAN Pabo Arnhem<br />

- Academische Pabo HAN Pabo Groenewoud Nijmegen<br />

- Academische Pabo Christelijke Hogeschool Ede<br />

- Academische Pabo Iselinge Hogeschool<br />

Bron: www.paboweb.nl<br />

3.2.3 Instroom via de lerarenopleidingen naar etniciteit en sekse<br />

Aandeel niet-westerse allochtonen en mannen met een pabo-diploma beperkt<br />

Het aandeel niet-westerse allochtonen en mannen onder de gediplomeerden van de<br />

pabo is laag. In het studiejaar 2008/2009 was van de bijna 6.000 afgestudeerden nog<br />

geen vijf procent niet-westers allochtoon en elf procent man. 39 Dit komt onder meer<br />

door de lage instroom en hoge uitval van deze groepen gedurende de opleiding tot<br />

leraar basis<strong>onderwijs</strong>. Hierdoor is het aantal niet-westerse allochtone en mannelijke<br />

leraren dat beschikbaar komt voor basis<strong>onderwijs</strong> beperkt.<br />

Het aandeel niet-westerse allochtonen en mannen dat de opleidingen tot leraar basis<br />

<strong>onderwijs</strong> instroomt is laag. Het aandeel niet-westerse allochtonen dat in 2009 is<br />

begonnen met de lerarenopleiding basis<strong>onderwijs</strong> is 7,3%, tegenover 15,3% van de<br />

gehele hbo-instroom. En het aandeel mannen dat in 2009 de pabo instroomt bedraagt<br />

18,5% versus 46,3% van de gehele hbo-instroom.<br />

De uitval is hoger onder niet-westerse allochtonen en onder mannen. In het studiejaar<br />

2008/2009 is het uitvalpercentage na één jaar studie uit de pabo onder niet-westerse<br />

allochtone studenten 51%, tegenover 27% onder autochtone studenten. Het<br />

37 OCW (2010). Nota Werken in het <strong>onderwijs</strong> <strong>2011</strong>.<br />

38 In het najaar van <strong>2011</strong> zal het SBO in opdracht van de CAO-tafel po een onderzoek uitvoeren om na<br />

te gaan op welke wijze deze (aanstaande) docenten het beste ingezet gaan en kunnen worden op<br />

scholen, zodat ze optimaal kunnen bijdragen aan de schoolprestaties en een professioneel klimaat. Het<br />

onderzoek zal worden uitgevoerd onder vertegenwoordigers van betrokken universiteiten en pabo’s, de<br />

stagescholen en de studenten zelf. Nagegaan wordt onder meer welk takenpakket deze (aanstaande)<br />

leraren krijgen, hoe ze worden ingeschaald, of ze voldoen aan een behoefte bij scholen en welke<br />

ambities ze hebben.<br />

39 SBO (2010). Diversiteitsmonitor. Cijfers en feiten over diversiteit in het po, vo, mbo en op de<br />

lerarenopleidingen. Een stand van zaken.<br />

26


uitvalpercentage na één jaar studie onder mannelijke pabo-studenten bedraagt 39%.<br />

Onder vrouwelijke pabo-studenten is dit 27% (zie ook bijlage 3).<br />

Diverse oorzaken voor lagere instroom en hogere uitval<br />

Allochtone studenten kiezen minder vaak voor de lerarenopleiding vanwege de status<br />

en het imago van het beroep. Redenen voor de hogere uitval van allochtone studenten<br />

uit de lerarenopleiding zijn – naast een verkeerde studiekeuze 40 - dat zij vaker<br />

doorstromen vanuit het mbo (waaronder de uitval gemiddeld hoger is), vaak de eerste<br />

zijn binnen hun familie die een opleiding in het hoger <strong>onderwijs</strong> gaan volgen, minder<br />

gebruik maken van verschillende typen voorlichting, minder tevreden zijn over de<br />

studiekeuzebegeleiding en vaker moeite hebben met de combinatie van een opleiding<br />

met de thuissituatie. 41<br />

Ook voor mannen geldt dat zij minder vaak voor de pabo kiezen, vanwege de lage<br />

status van het beroep. Mannen die wel voor de pabo kiezen, geven vaak aan dat deze<br />

opleiding niet hun eerste keuze is. Ook gaan ze in hun oriëntatiefase nauwelijks naar<br />

open dagen. Uitval uit de opleiding is hoger onder mannen, omdat de opleiding sluit<br />

niet goed aansluit bij hun wensen en behoeften. Bovendien zijn er op de opleiding<br />

weinig andere mannelijke studenten die hen tot steun kunnen zijn. 42<br />

Structureel diversiteitsbeleid ontbreekt<br />

Uit onderzoek blijkt dat lerarenopleidingen de nodige inspanningen leveren om<br />

instroom van niet-westerse allochtonen in de lerarenopleiding te bevorderen en uitval<br />

uit de opleiding te voorkomen. 43 Het ontbreekt bij de meeste opleidingen echter aan<br />

structureel diversiteitsbeleid. De inspanningen zijn vooral gericht op concrete<br />

projecten en activiteiten. In een aantal gevallen zijn die opgenomen in het curriculum<br />

van de opleiding. Vaak is de verantwoordelijkheid voor culturele diversiteit belegd bij<br />

één of enkele personen. De aandacht voor het onderwerp is afhankelijk van het belang<br />

dat het management eraan hecht en van de beschikbare middelen. Culturele diversiteit<br />

heeft niet de hoogste prioriteit.<br />

Behoud allochtone studenten middels academische en sociale integratie<br />

De lerarenopleidingen hebben de nodige aandacht besteed aan het bevorderen van de<br />

instroom van niet-westerse allochtone studenten in de lerarenopleiding. De werving<br />

van nieuwe studenten is over de jaren beter afgestemd op deze doelgroep. Zo laten<br />

lerarenopleidingen in hun wervingsmateriaal een intercultureel beeld zien en zijn<br />

promotieteams ook divers van samenstelling.<br />

Momenteel zijn de meeste projecten gericht op het behoud van niet-westerse<br />

allochtonen aan de lerarenopleiding. De meeste van deze projecten en activiteiten zijn<br />

gericht op sociale en academische integratie van studenten. Deze projecten en<br />

activiteiten zijn over het algemeen ook opgenomen in het curriculum. Enkele<br />

voorbeelden zijn:<br />

40<br />

Dit is voor zowel autochtone als allochtone studenten de belangrijkste redden voor uitval uit de<br />

opleiding.<br />

41<br />

SBO (2010). Promoteams, taalmentoring en interculturele competenties. Leren van<br />

lerarenopleidingen voor meer culturele diversiteit voor de klas.<br />

42<br />

SBO (2010). Diversiteitsmonitor. Cijfers en feiten over diversiteit in het po, vo, mbo en op de<br />

lerarenopleidingen. Een stand van zaken.<br />

43<br />

SBO (2010). Promoteams, taalmentoring en interculturele competenties. Leren van<br />

lerarenopleidingen voor meer culturele diversiteit voor de klas.<br />

27


• Het mentorproject: ouderejaars studenten aan de lerarenopleiding worden ingezet<br />

als mentor voor eerstejaars studenten;<br />

• Voorschakeltraject mbo-hbo: een voorschakeltraject voor mbo-leerlingen die de<br />

opleiding tot <strong>onderwijs</strong>assistent volgen en die overwegen daarna door te stromen<br />

naar de pabo om de binding te versterken en eventuele achterstanden weg te<br />

werken;<br />

• Extra taal- en rekencursussen: deze zijn opgezet sinds de invoering van de<br />

verplichte taal- en rekentoetsen;<br />

• Uitgebreide intake: deze is bedoeld om een goed beeld te krijgen van de<br />

beginsituatie en eventuele achterstanden van de studenten, zodat tijdig extra<br />

begeleiding ingezet kan worden.<br />

Meer mannen op de pabo door werving en curriculum af te stemmen op de doelgroep<br />

Het SBO heeft in de afgelopen jaren de nodige projecten uitgevoerd om het aandeel<br />

jongens op de pabo te verhogen. Er zijn diverse projecten uitgevoerd op de pabo’s om<br />

onder meer de werving en opleiding beter af te stemmen op mannen. 44 Zo zijn<br />

bijvoorbeeld specifieke minors/specialisaties ingericht (o.a. op het gebied van<br />

management, nieuwe media, techniek en bewegings<strong>onderwijs</strong>) en bieden opleidingen<br />

intensievere begeleiding en andere werkvormen. Verder zijn stageopdrachten<br />

aangepast en zijn er initiatieven opgezet om mannen op de pabo meer met elkaar in<br />

contact te brengen.<br />

Hoewel door de economische situatie de verwachte tekorten in het <strong>onderwijs</strong> naar beneden<br />

zijn bijgesteld, zal vanaf 2014 het tekort aan leraren sterk toenemen. De leerlingenaantallen<br />

zullen de komende jaren sterk afnemen, al zijn er grote regionale verschillen. In veel grote<br />

steden zal het leerlingenaantal de komende jaren juist groeien. Door deze demografische<br />

ontwikkelingen zal er regionaal niet alleen sprake zijn van tekorten, maar ook van<br />

overschotten op de arbeidsmarkt.<br />

Naar verwachting zal over de periode 2010-2020 de gemiddelde leeftijd van leraren en<br />

directeuren in het po afnemen. Dit is het gevolg van de uitstroom (via (vervroegd) pensioen)<br />

van de babyboomgeneratie. Om de hierdoor ontstane tekorten op te vangen, zal toegewerkt<br />

moeten worden naar een grotere instroom. De verwachting is echter dat het aantal<br />

gediplomeerden met een pabo-diploma (de belangrijkste instroom van leraren in het po) de<br />

komende jaren verder afneemt en vanaf 2015 enigszins stabiliseert. Wel is de instroom in de<br />

opleiding na een periode van daling weer iets toegenomen, terwijl de uitval na één jaar<br />

studie na jaren van stijging iets is afgenomen. In de ramingen is niet duidelijk of de<br />

diploma’s van de pabo’s en de vraag naar regionaal met elkaar matchen. In de ramingen<br />

wordt ook geen onderscheid gemaakt tussen basis<strong>onderwijs</strong>, speciaal basis<strong>onderwijs</strong> en<br />

(voortgezet) speciaal <strong>onderwijs</strong>.<br />

Het aandeel vrouwen in het po zal in de komende periode blijven groeien. Dit is mede het<br />

gevolg van het lage aandeel mannen onder de pabo-gediplomeerden. Ook het aandeel nietwesterse<br />

allochtonen met een pabo-diploma is beperkt en maakt dat de te verwachten<br />

instroom van niet-westerse allochtonen in het po de komende jaren ook beperkt zal zijn. Het<br />

bevorderen van de instroom in de lerarenopleiding en voorkomen van uitval – met name<br />

onder mannen en niet-westerse allochtonen - blijven aandachtspunten.<br />

Middels nieuwe opleidingsmogelijkheden, als de academische pabo, kunnen nieuwe<br />

groepen worden aangetrokken voor het po.<br />

44 SBO (2010). Diversiteitsmonitor. Cijfers en feiten over diversiteit in het po, vo, mbo en op de<br />

lerarenopleidingen. Een stand van zaken.<br />

28


4. Kwaliteit van arbeid<br />

4.1 Werktevredenheid<br />

Medewerkers zijn tevreden met de baan en met de organisatie<br />

Medewerkertevredenheid is een actueel onderwerp in het <strong>onderwijs</strong>; in het afgelopen<br />

jaar zijn verschillende onderzoeken gevoerd over de werkbeleving en het werkplezier<br />

van leraren. Uit het Personeels- en mobiliteitsonderzoek 2010 van het ministerie van<br />

BZK blijkt dat 81,5% van de werknemers in het po tamelijk tot zeer tevreden is met<br />

de baan. 45<br />

Medewerkers in het po zijn het meest tevreden over de volgende aspecten van hun<br />

functie: de inhoud van het werk (45,5%), de mate van zelfstandigheid bij het<br />

uitvoeren van het werk (40,5%), de relatie met collega’s (39,3%), de sfeer op de<br />

werkvloer (34%) en de mate van uitdaging in het werk (29,2%).<br />

Aspecten van de functie waar men het minst tevreden over is, betreffen de werkdruk<br />

(50,1%), de hoeveelheid werk (34,5%), de mentale belasting tijdens het werk<br />

(30,1%), het salaris (28,5%) en de mate van bureaucratie binnen de organisatie<br />

(26,8%).<br />

Met de organisatie waar ze werken zijn medewerkers in het po over het algemeen<br />

minder tevreden dan met hun baan. Toch is ook de meerderheid van de medewerkers<br />

in het po (63,6%) tamelijk tot zeer tevreden met de organisatie waar men werkt.<br />

4.2 Werkdruk<br />

Hoge ervaren werkdruk in het po<br />

Vergeleken met medewerkers in andere sectoren ervaren medewerkers in het<br />

<strong>onderwijs</strong> een hogere werkdruk. Onderwijsmedewerkers geven vaker aan dat zij vaak<br />

tot altijd heel veel werk moeten doen (52,1%), extra hard te moeten werken (36%) en<br />

het werk hectisch te vinden (47,4%). Ook geven zij iets vaker aan regelmatig in een<br />

hoog tempo te werken (43,7%) en onder hoge tijdsdruk te werken (38,3%). 46 Dat<br />

geldt ook voor medewerkers specifiek in het po. Meer dan de helft van de<br />

medewerkers in het po geeft aan vaak tot altijd in een hoog tempo te moeten werken<br />

(55%), veel werk te moeten doen (78%) en dat het werk hectisch is (68%). 47 Van het<br />

werkgerelateerde verzuim in het <strong>onderwijs</strong> 48 wordt ruim de helft (54,1%) veroorzaakt<br />

door werkdruk/stress. Bij andere sectoren ligt dit percentage lager. 49<br />

45 Dit blijkt uit een secundaire analyse op het (ongewogen) databestand van het Personeels- en<br />

mobiliteitsonderzoek (POMO) 2010 van het ministerie van BZK.<br />

46 TNO (2010). Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2009: Methodologie en globale resultaten<br />

47 Dit blijkt uit een bevraging van <strong>onderwijs</strong>personeel (via het flitspanel van BZK) over employability<br />

dat medio 2009 is uitgevoerd door SBO<br />

48 In het <strong>onderwijs</strong> is 24,8% van het verzuim (deels/hoofdzakelijk) een gevolg van het werk dat men<br />

doet.<br />

49 TNO (2010). Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2009: Methodologie en globale resultaten<br />

29


4.3 Ziekteverzuim<br />

Po heeft hoger verzuimpercentage<br />

Het ziekteverzuimpercentage is onder het onderwijzend personeel in het po de laatste<br />

jaren redelijk stabiel gebleven. Over het algemeen geldt dat het onderwijzend<br />

personeel een lager verzuimpercentage heeft dan het ondersteunend personeel<br />

(gemiddeld rond de 6 en 7,5 procent) en dat het basis<strong>onderwijs</strong> in beide<br />

functiegroepen onder dit gemiddelde zit en het speciaal <strong>onderwijs</strong> daar iets boven. In<br />

vergelijking met het voortgezet <strong>onderwijs</strong> en de niet-commerciële sector is het<br />

ziekteverzuim in het primair <strong>onderwijs</strong> iets hoger. 50<br />

Maar een lage meldingsfrequentie en een hoog nulverzuim<br />

De meldingsfrequentie is in het po laag. Het onderwijzend personeel meldt zich<br />

minder vaak ziek dan het ondersteunend personeel. De meldingsfrequentie is bij beide<br />

functiegroepen lager dan bijvoorbeeld in het vo.<br />

Opvallend is het hoger percentage nulverzuim, het percentage personeelsleden dat<br />

zich niet heeft ziek gemeld. Het is in de afgelopen jaren weliswaar gedaald, maar is<br />

met 43 procent nog steeds hoger dan bijvoorbeeld het vo.<br />

Langdurig verzuim drukt cijfers<br />

De gemiddelde verzuimduur is in het primair <strong>onderwijs</strong> redelijk hoog, rond de 16 a 18<br />

dagen per jaar. Opvallend is dat de gemiddelde verzuimduur in het basis<strong>onderwijs</strong><br />

hoger is dan in het speciaal <strong>onderwijs</strong>.<br />

Ook uit andere gegevens blijkt dat de gemiddelde verzuimduur in het <strong>onderwijs</strong> hoger<br />

is dan in andere sectoren 51 . In het <strong>onderwijs</strong> is een kwart van het verzuim (deels)<br />

werkgerelateerd. Van het werkgerelateerde verzuim wordt meer dan de helft<br />

veroorzaakt door werkdruk/stress. Bij andere sectoren ligt dit percentage veel lager.<br />

Van de werknemers die weleens letsel of geestelijke schade hebben opgelopen, valt<br />

op dat het in het <strong>onderwijs</strong> vaker gaat om geestelijke schade. Herstel van geestelijke<br />

schade kan langdurig zijn. Het is mogelijk dat daardoor verzuim dat langer dan 6<br />

maanden duurt in het <strong>onderwijs</strong> ruim twee keer zo hoog is (23%) dan gemiddeld.<br />

Het is gezien het bovenstaande niet verwonderlijk dat waar het gaat om de verdere<br />

loopbaan 45 procent van het <strong>onderwijs</strong>personeel aangeeft dat geestelijk (en<br />

lichamelijk) lichter werk er toe zou kunnen bijdragen dat men langer het werk kan<br />

voortzetten. Dit is ook bekend bij de werkgevers, aangezien een meerderheid van de<br />

werkgevers aangeeft dat het lerarenberoep te zwaar wordt na 62 jaar. Het feit dat het<br />

werk door een grote groep als emotioneel zwaar wordt ervaren, betekent niet dat men<br />

ontevreden is over het werk. Zoals eerder vermeld is vier op de vijf werknemers in het<br />

<strong>onderwijs</strong> (zeer) tevreden over het werk.<br />

50 Zie www.stamos.nl en http://www.<strong>onderwijs</strong>arbeidsmarkt.nl/cijfers-en-trends/2010/factsheetziekteverzuim-primair-en-voortgezet-<strong>onderwijs</strong>/<br />

51 TNO nationale enquete arbeidsomstandigheden. De resultaten zijn gebaseerd op de totale<br />

<strong>onderwijs</strong>sector. Onderscheid naar primair <strong>onderwijs</strong> is niet mogelijk.<br />

30


4.4 Werkloosheid<br />

Gebruik WW in po gelijk aan <strong>onderwijs</strong>gemiddelde, maar hoger dan overheid<br />

In het primair <strong>onderwijs</strong> ontving 1,4 procent (2519 personen) van de werkgelegenheid<br />

in 2009 een WW-uitkering. Het aantal personen en het percentage ten opzichte van de<br />

werkgelegenheid is sinds 2007 redelijk stabiel en ligt ongeveer rond het gemiddelde<br />

in de <strong>onderwijs</strong>sector. Dit is echter flink hoger (ruim 3 keer) dan de overige<br />

overheidssectoren, daar lag het percentage WW-ers ten opzichte van de<br />

werkgelegenheid rond de 0,4 procent.<br />

Het totaal aantal instromers over het hele jaar ligt echter hoger dan het aantal WW-ers<br />

op een vast peilmoment (zoals hierboven beschreven). Het percentage totaal aantal<br />

instromers in de WW als percentage van de werkgelegenheid bedroeg 1,76 procent<br />

(2794 personen). In het vo ligt dit percentage iets lager, in de overige<br />

<strong>onderwijs</strong>sectoren ligt dit percentage rond de 0,5 procent. 52 Dit kan te maken hebben<br />

met een grote omvang van tijdelijke contracten.<br />

Relatief hoge instroom onder jongeren, maar piek ligt bij 50-plussers<br />

In het po is de instroom onder jongeren tot 35 jaar relatief groot. In 2009 stroomden<br />

544 personen in de leeftijdscategorie tot 35 jaar in de WW. Dat is 16,7 procent. In het<br />

vo, de best vergelijkbare sector, ligt dit percentage op 10,6 procent. Opvallend is dat<br />

de spreiding naar leeftijd een scheve verdeling kent. De piek ligt bij personen van 50<br />

jaar en ouder (zie tabel 4.1). In de overige overheidssectoren is de spreiding meer<br />

uitgesmeerd over alle leeftijden.<br />

Tabel 4.1 Instroom WW po naar leeftijd (%)<br />

2005 2006 2007 2008 2009<br />

20 tot 25 jaar 3,5 3,2 2 3,8 4,5<br />

25 tot 30 jaar 5,9 4,5 3,7 5,2 7,4<br />

30 tot 35 jaar 4,5 3,9 3,1 3,5 4,8<br />

35 tot 40 jaar 8,4 5,8 5,2 6 6,3<br />

40 tot 45 jaar 12,3 9,1 7,6 7,1 8,1<br />

45 tot 50 jaar 17,7 18 15 13,2 12<br />

50 tot 55 jaar 17,3 19,4 18,1 17,1 16,8<br />

55 tot 60 jaar 20,4 21,6 24,8 23 23,2<br />

60 of ouder 10 14,4 20,5 21 16,9<br />

Bron: www.stamos.nl<br />

52 Voor een vergelijking van het po met andere (<strong>onderwijs</strong>), zie de factsheet ‘gebruik ww-regeling in<br />

het <strong>onderwijs</strong>’ http://www.<strong>onderwijs</strong>arbeidsmarkt.nl/cijfers-en-trends/2010/factsheet-gebruik-ww-inhet-<strong>onderwijs</strong>/<br />

31


4.5 Arbeidsongeschiktheid<br />

Aantal uitkeringsgerechtigden daalt<br />

In 2009 kwamen 12.816 personen uit het po in aanmerking voor een WAO- of WIA<br />

uitkering. Dat is een daling van 94 personen in een jaar tijd en beslaat zeven procent<br />

van de totale werkgelegenheid. Dat percentage is iets hoger dan bijvoorbeeld in het vo<br />

of overige overheidssectoren. Van deze groep valt 12 procent (1553 personen) onder<br />

de in 2006 ingevoerde WIA. Sinds 2004 is het aantal uitkeringsgerechtigden in het po<br />

met 23,4 procent gedaald. 53<br />

Instroom flink gedaald<br />

Door veranderde regelgeving omtrent arbeidsongeschiktheid is de instroom in de<br />

afgelopen jaren flink afgenomen. In 2009 stroomde 0,2 procent van de<br />

werkgelegenheid nog in de regeling (ter vergelijking: in 2002 was dit 1,2 procent).<br />

Oorzaak vaak psychisch<br />

Zowel uit de werkbelevings- als verzuimonderzoeken blijkt dat werkdruk in het<br />

<strong>onderwijs</strong> vaker als probleem naar voren komt dan in andere sectoren en dat langdurig<br />

verzuim veelal wordt veroorzaakt door mentale oorzaken. De WIA-instroom bevestigt<br />

dit beeld. Bijna de helft van de instroom (44 procent) in de WGA (kortdurend<br />

verzuim) heeft een psychische diagnose. Bij het langdurend verzuim, IVA, waarbij<br />

geen of weinig kans is op herstel, ligt dit percentage rond de tien procent.<br />

Als er naar de leeftijd wordt gekeken, valt op dat de instroom onder werknemers tot<br />

50 jaar in het po lager is in vergelijking met overige overheidssectoren.<br />

Hoewel medewerkers in het po over het algemeen tevreden zijn met hun baan en met<br />

de organisatie waarvoor ze werken, ervaren zij een hogere werkdruk dan in andere<br />

sectoren. In het <strong>onderwijs</strong> wordt een relatief groot deel van het werkgerelateerd<br />

verzuim veroorzaakt door werkdruk/stress.<br />

Het verzuimpercentage in het po is relatief hoog. Dit is voornamelijk toe te schrijven<br />

aan een hogere verzuimduur in de sector. Ook WW-instroom is hoog in het po, met<br />

name onder jongeren en onder de 50-plussers. Beide blijven aandachtspunten voor<br />

de sector. Daarentegen is de instroom in de WAO/WIA de afgelopen jaren door de<br />

veranderde regelgeving flink afgenomen.<br />

53 Zie www.stamos.nl of http://www.<strong>onderwijs</strong>arbeidsmarkt.nl/cijfers-en-trends/2010/factsheet-<br />

gebruik-waowia/<br />

32


5. Aanbevelingen<br />

In de voorgaande hoofdstukken zijn de belangrijkste kwantitatieve en kwalitatieve<br />

ontwikkelingen in het primair <strong>onderwijs</strong> uiteengezet. Hieruit is een vijftal thema’s te<br />

destilleren waar op ingezet kan worden om de arbeidsmarkt optimaal te laten<br />

functioneren door (verwachte) knelpunten in de arbeidsmarkt van het po te bestrijden.<br />

1. Behoud van personeel<br />

* Over het algemeen zijn medewerkers in het po tevreden met hun baan en met<br />

de organisatie waar ze werken. De ervaren werkdruk ligt echter hoog. Ook het<br />

aandeel werkgerelateerd verzuim veroorzaakt door werkdruk/stress is in het<br />

<strong>onderwijs</strong> relatief groot<br />

* Het ziekteverzuimpercentage in het po is relatief hoog. Dit is voornamelijk toe<br />

te schrijven aan een langere verzuimduur in de sector.<br />

* De WW-instroom in het po is hoog, met name onder jongeren en onder de 50plussers.<br />

* De instroom in de WAO/WIA is de afgelopen jaren door de veranderde<br />

regelgeving flink afgenomen.<br />

* De vraag naar personeel is groter op scholen met een relatief veel jonge<br />

leraren. De uitstroom is het sterkst onder jongeren. Ongeveer een op de zes<br />

starters stroomt binnen vijf jaar het po uit. Werkinhoud,<br />

loopbaanmogelijkheden en managementstijl zijn belangrijke oorzaken van<br />

uitstroom.<br />

* De uitstroom is onder mannen relatief hoger dan onder vrouwen<br />

Een goed arbo- en verzuimbeleid vormt een belangrijke basis om werknemers voor de<br />

school te behouden. Daarbij zou in het bijzonder aandacht besteed moeten worden aan<br />

(de relatie tussen) de ervaren werkdruk en (de aard van) het langdurig verzuim.<br />

Gezien de uitstroommotieven van leidinggevenden en de huidige en verwachte<br />

knelpunten bij schoolleiders zal er goed moeten worden uitgezocht wat motieven zijn<br />

om al dan niet in/door te stromen in deze functies en hoe ervaren belemmeringen<br />

kunnen worden weggenomen.<br />

De verhouding naar geslacht is in het onderwijzend personeel erg scheef. Mannen zijn<br />

ondervertegenwoordigd in de instroom, maar oververtegenwoordigd in de uitstroom.<br />

Dat is met name zorgwekkend in de jonge leeftijdscategorieën. Bij het voeren van<br />

beleid op het behouden van personeel, dient extra aandacht te worden gegeven aan het<br />

behouden van mannen.<br />

Om het (dreigende) tekort aan schoolleiders tegen te gaan moeten eventuele barrières<br />

in de doorstroom naar het schoolleiderschap worden bestreden.<br />

33


2. Scholing en professionalisering<br />

* Het overgrote deel van de leraren in het po is bevoegd.<br />

* Ongeveer tweederde van het <strong>onderwijs</strong>personeel in het po heeft in 2009<br />

tenminste één training of opleiding gevolgd. Deze trainingen en opleidingen<br />

waren met name gericht op vakinhoud en vaardigheden. Wel geeft 8,9% aan in<br />

2009 geen training of opleiding te hebben gevolgd, terwijl daar wel behoefte<br />

aan was.<br />

* De lerarenbeurs blijft voorzien in de individuele behoefte aan ontwikkeling.<br />

Ruim de helft van de toegekende beursen in de vierde tranche is toegekend aan<br />

leraren uit het po. Iets meer dan de helft van de beurzen wordt gebruikt voor<br />

een masteropleiding.<br />

* De meerderheid van het <strong>onderwijs</strong>personeel in het po heeft in de afgelopen 12<br />

maanden tenminste één formeel gesprek gehad met de direct leidinggevende<br />

over het eigen functioneren. Deze gesprekken leiden echter niet altijd tot<br />

concrete afspraken over de persoonlijke ontwikkeling en loopbaan. Ook leiden<br />

deze gesprekken nauwelijks tot een beslissing over individuele beloning. Dit<br />

wijst erop dat beloning op basis van het functioneren in het po nog niet<br />

gebruikelijk is.<br />

* Beloning op basis van individuele of teamprestaties wordt in het po in<br />

beperkte mate toegepast.<br />

* Coaching is een vrij nieuw instrument in het po dat door veel scholen wordt<br />

ingezet voor de professionalisering van medewerkers. Het project ‘Coaching<br />

voor en door schoolleiders’- dat tot doel had 60 ervaren schoolleiders op te<br />

leiden tot coach, waarna zijn startende schoolleiders konden coachen - was<br />

een succes.<br />

* Het ict gebruik op scholen in het po is in de afgelopen decennia sterk<br />

toegenomen. De intensiteit van het computergebruik is echter nog beperkt. Er<br />

zijn aanwijzingen dat ict-gebruik kan leiden tot meer gevarieerdheid in<br />

functies en een aantrekkelijker beroep.<br />

Hoewel het merendeel van het personeel in het po in 2009 tenminste één training of<br />

opleiding heeft gevolgd, geeft een deel van het personeel (8,9%) aan geen training of<br />

opleiding te hebben gevolgd, maar daar wel behoefte aan te hebben. Het formuleren<br />

van randvoorwaarden voor het mogelijk maken van training en opleiding aan alle<br />

medewerkers die daar behoefte aan hebben is daarom een aandachtspunt.<br />

Met de scholingsmiddelen waarover zij zelf beschikken kunnen scholen zelf meer<br />

richting geven aan de professionalisering van haar personeel. Leidinggevenden<br />

kunnen de formele gesprekken beter benutten om concrete afspraken te maken met<br />

medewerkers over hun persoonlijke ontwikkeling (opleiding, training, coaching,<br />

stage, etc.) en loopbaan. Een strategisch ontwikkelbeleid kan scholen hierbij helpen.<br />

Het stelt de school bijvoorbeeld in staat om te anticiperen op het wegvallen van<br />

competenties en kennis bij ziekte en uitstroom. Tevens dient een strategisch beleid te<br />

kijken naar de toekomstige eisen aan het personeel, en de mate waarin het<br />

personeelsbestand daar nu aan voldoet.<br />

Scholing en professionalisering zijn ook belangrijke instrumenten om leraren te<br />

behouden voor het <strong>onderwijs</strong>. Zo kunnen leraren in het po die tijdelijk slachtoffer zijn<br />

door terugloop van leerlingenaantallen in hun regio, geschoold worden voor een<br />

andere functie binnen het po of voor een functie in een andere <strong>onderwijs</strong>sector (het vo<br />

bijvoorbeeld krijgt de komende jaren gegarandeerd te maken met personele tekorten).<br />

34


Op deze wijze kunnen deze leraren uit het po behouden worden voor de<br />

<strong>onderwijs</strong>sector en op het moment dat de leerlingenaantallen weer toenemen mogelijk<br />

terugkeren als leraar in het po.<br />

Het gegeven dat formele gesprekken in het po nauwelijks tot een beslissing over<br />

individuele beloning leiden, wijst erop dat beloning op basis van het functioneren in<br />

het po nog niet gebruikelijk is. Om te bevorderen dat leidinggevenden hun<br />

medewerkers meer gaan belonen op basis van hun functioneren (en niet op basis van<br />

senioriteit als ‘oudste rechten’ en ‘aantal dienstjaren’), is het van belang dat hiervoor<br />

duidelijke beoordelingscriteria worden opgesteld waarin zowel personeel als<br />

leidinggevende zich kan vinden. Het ligt voor de hand de medezeggenschap hierin te<br />

betrekken. Voor het formuleren van dergelijke criteria kunnen handvatten worden<br />

opgesteld. In het kader van de functiemix zijn inmiddels promotiecriteria<br />

geformuleerd voor promotie naar een hogere schaal, maar er zijn nog geen algemene<br />

criteria opgesteld voor individuele beloning op basis van functioneren.<br />

Bij professionalisering is het van belang om niet alleen naar de leraren en<br />

ondersteuners te kijken: ook de schoolleiders en zeker ook de bestuurders verdienen<br />

hierbij aandacht. Dit blijkt onder meer uit het gegeven dat managers ook de<br />

managementstijl van hun eigen leidinggevenden noemen als een belangrijke oorzaak<br />

voor hun uitstroom uit hun functie. Coaching is een instrument dat ingezet kan<br />

worden voor de professionalisering van medewerkers, en in het bijzonder het<br />

management. Het idee om ervaren schoolleiders opleiden tot coach om hen<br />

vervolgens nieuwe onervaren schoolleiders te coachen, blijkt een succes. Het<br />

verbetert de kwaliteit van het werk van de startende schoolleiders en de ervaren<br />

schoolleiders (coaches) kunnen op hun beurt hun opgedane coachingskennis en -<br />

vaardigheden ook goed inzetten binnen de eigen instelling. Bovendien kan dit een<br />

nieuwe uitdaging voor ervaren schoolleiders betekenen (dat het werk niet meer<br />

uitdagend was en dat men is uitgekeken op het takkenpakket, zijn ook twee<br />

belangrijke oorzaken van uitstroom van managers uit hun functie).<br />

De intensiteit van het ict gebruik op scholen in het po is nog beperkt. Er zijn<br />

aanwijzingen dat ict-gebruik kan leiden tot meer gevarieerdheid in functies en een<br />

aantrekkelijker beroep. Om het gebruik van ict in het po te stimuleren is het van<br />

belang dat de deskundigheid van (toekomstige) leraren op het gebied ict op orde is.<br />

Leraren en toekomstige leraren dienen up-to-date kennis te hebben van icttoepassingen,<br />

de manier van ict-gebruik en het didactisch ict-gebruik. Daarnaast is het<br />

belangrijk om inzicht te hebben in wat het management en de leraren vinden van de<br />

mate en intensiteit van het ict-gebruik in het <strong>onderwijs</strong> (inclusief thuisgebruik) en<br />

welke rol zij voor zichzelf zien in het veranderen van het <strong>onderwijs</strong>proces (als gevolg<br />

van het ict-gebruik).<br />

35


3. Focus op onbenut potentieel<br />

* Allochtonen zijn (iets) ondervertegenwoordigd.<br />

* Het merendeel van de leraren in het po is vrouw. Het aandeel mannelijke<br />

leraren blijft afnemen.<br />

* Naar verwachting zal de doorstroom naar het schoolleiderschap te laag zijn<br />

om aan de toekomstige vraag te voldoen.<br />

Met het oog op de verwachte tekorten is het van belang om inzicht te krijgen in de<br />

(rand)voorwaarden waaronder het po haar (potentiële) arbeidsmarkt kan verbreden.<br />

Kansen liggen bij het vergroten van de instroom onder allochtonen en mannen. De<br />

instroom van deze groepen is bij zowel de pabo’s als de lerarenopleidingen voor<br />

speciaal <strong>onderwijs</strong> heel laag. Omdat de uitval op de opleidingen van deze groepen ook<br />

nog eens hoger is, is de logische uitkomst dat de verhoudingen naar geslacht en<br />

etniciteit onder het personeel nog schever zullen worden dan ze nu al zijn.<br />

Daarnaast zou naar andere wegen gekeken kunnen worden om de zij-instroom in het<br />

po te vergroten. Daarbij moet ook zeker gekeken worden naar mogelijkheden om<br />

schoolleiders aan te trekken van buiten het po. Er zijn initiatieven opgezet om het<br />

tekort aan schoolleiders tegen te gaan. Deze initiatieven moeten goed worden<br />

gemonitord om de lessen die hieruit worden geleerd goed in de praktijk toe te passen.<br />

Het primair <strong>onderwijs</strong> dient zich te bezinnen op mogelijkheden haar<br />

concurrentiepositie op de arbeidsmarkt te verbeteren. Het gaat niet alleen om het<br />

interesseren van groepen die nu nog (te) weinig in het po voorkomen, maar ook om de<br />

zuigkracht van andere sectoren (waaronder het vo) te kunnen weerstaan. Ongeveer<br />

één op de zes starters verlaat binnen vijf jaar het po. De lessen die hieruit getrokken<br />

kunnen worden, kunnen worden gebruikt ten behoeve van de verbreding van de<br />

arbeidsmarkt. Een ander belangrijk element in de concurrentiepositie van het po kan<br />

het inzetten van een goed HRM beleid zijn, zoals inzetten op professionalisering als<br />

uiteengezet in het voorgaande punt.<br />

4. Meer instroom vanuit de lerarenopleidingen<br />

* Als gevolg van de uitstroom (via (vervroegd) pensioen) van de<br />

babyboomgeneratie, zal naar verwachting de gemiddelde leeftijd van leraren<br />

en directeuren in het po afnemen. Een grotere instroom zal de hierdoor<br />

ontstane tekorten op moeten vangen. Hoewel de instroom in de opleiding in<br />

2009 een lichte toename laat zien en de uitval na één jaar studie iets is<br />

afgenomen, zal volgens de prognoses het aantal gediplomeerden met een<br />

pabo-diploma de komende jaren verder afnemen en vanaf 2015 enigszins<br />

stabiliseren.<br />

* Mannen en niet-westerse allochtonen zullen in de komende periode naar<br />

verwachting ondervertegenwoordigd blijven in het po . Dit is mede het gevolg<br />

van het lage aandeel mannen en niet-westerse allochtonen onder de pabogediplomeerden.<br />

* Middels nieuwe opleidingsmogelijkheden, als de academische pabo, kunnen<br />

nieuwe groepen worden aangetrokken voor het po.<br />

De kern van de aanpak om kwantitatief en kwalitatief meer instroom in de<br />

lerarenopleidingen te genereren ligt bij (1) de verbetering van het imago van het<br />

beroep, (2) de stimulering van aantrekkelijke, toegankelijke en goede<br />

lerarenopleidingen (3) vergroten van de instroom en het behoud van leerlingen op de<br />

lerarenopleiding en (4) een goede begeleiding bij de overstap naar de arbeidsmarkt.<br />

36


Belangrijk voor het vergroten van de instroom is het verbeteren van de<br />

aantrekkelijkheid en het imago van het beroep. Stappen in deze richting die uit de<br />

analyse naar voren komen, zijn: de functiemix en leraren meer ruimte geven voor hun<br />

kerntaken.<br />

Om uitval uit de lerarenopleidingen tegen te gaan is het van belang om studenten<br />

goede voorlichting te geven bij hun studiekeuze, alsook een goede introductie over de<br />

studie vooraf. Daarnaast is het van belang om studenten gedurende de opleiding<br />

goede begeleiding te bieden.<br />

Een structureel diversiteitsbeleid op lerarenopleidingen kan bijdragen om de instroom<br />

en het behoud van mannen en niet-westerse allochtonen te bevorderen. Om nietwesterse<br />

allochtone studenten op de lerarenopleidingen te behouden, is het van belang<br />

om aandacht te besteden aan de sociale en academische integratie van studenten. Om<br />

meer mannen aan te trekken en te behouden is het van belang dat lerarenopleidingen<br />

hun curriculum meer afstemmen op wensen en behoeften van mannen en dat<br />

mannelijke studenten aan de lerarenopleidingen met elkaar in contact worden<br />

gebracht.<br />

5. Tekorten, overschotten en regionale aanpak<br />

* De leerling-populatie zal landelijk afnemen.<br />

* Als gevolg van vergrijzing zal er, ondanks maatregelen van het Convenant<br />

Leerkracht van Nederland en daling van leerlingen, in de komende jaren tot<br />

2020 landelijk een tekort ontstaan aan docenten en schoolleiders.<br />

* Er zijn grote en nog groeiende regionale verschillen in de<br />

arbeidsmarktsituatie.<br />

Er worden tekorten verwacht op macro-niveau aan zowel docenten als schoolleiders,<br />

maar eveneens is bekend dat het primair <strong>onderwijs</strong> de komende jaren wordt<br />

geconfronteerd met krimp van de leerlingaantallen. Dat de arbeidsmarkt regionaal is<br />

blijkt uit deze twee gegevens. Enerzijds is er sprake van (verwachte) tekorten aan<br />

personeel, omdat de uitstroom van personeel groter is dan de krimp van leerlingen.<br />

Anderzijds hebben regio's te kampen hebben met overschotten. Sommige kernen<br />

hebben straks zo weinig leerlingen dat de scholen onder de opheffingsnorm kunnen<br />

komen. Ook in wijken in grote steden kan de leerling-ontwikkeling sterk variëren.<br />

Schoolbesturen hebben voor het bepalen van hun personeelsbeleid goede prognoses<br />

nodig om te bepalen of ook zij geconfronteerd worden met leerlingendaling. De krimp<br />

manifesteert zich echter sterk lokaal, wat het voeren van meerjarenpersoneelsbeleid<br />

bemoeilijkt. Bovendien verschillen de beschikbare prognoses vaak van elkaar. De<br />

daling van het leerlingenaantal is geen tijdelijke dip, maar een structureel gegeven.<br />

Het keren van deze ontwikkeling zal niet mogelijk zijn en ligt buiten de<br />

invloedssferen van het <strong>onderwijs</strong>veld.<br />

Het opstellen van verschillende scenario’s voor scholen, maar ook voor de regio kan<br />

helpen bij het ontwikkelen van een visie. 54 Daarnaast is strategisch personeelbeleid<br />

gerelateerd aan de behoefte aan expertise in de school en visie op het <strong>onderwijs</strong>beleid<br />

54 Om deze reden wordt momenteel een scenariotool ontwikkeling in opdracht van de Sectortafel<br />

Priamair <strong>onderwijs</strong>.<br />

37


van de school een voorwaarde. Om een helder meerjarenpersoneelsbeleid te kunnen<br />

voeren zijn inzicht in de opbouw van het personeelsbestand en ontwikkelingswensen<br />

en kansen van het personeel eveneens noodzakelijk. Het behouden van een goede<br />

kwaliteit van <strong>onderwijs</strong> en voldoende <strong>onderwijs</strong>aanbod vraagt om een bredere blik bij<br />

het zoeken naar oplossingen en het ontwikkelen van een visie over de regionale<br />

ontwikkeling van het primair <strong>onderwijs</strong>. Onduidelijk is wanneer de kwaliteit van het<br />

<strong>onderwijs</strong> onder druk komt te staan bij kleinere scholen. Daarnaast is er weinig<br />

bekend over de oplossingsrichtingen die in het buitenland genomen, wanneer zij<br />

geconfronteerd worden met een sterke daling van de leerlingenaantallen en ontvolking<br />

van gebieden.<br />

Niet alleen op schoolniveau moet het personeel optimaal worden benut, maar ook op<br />

regionaal en landelijk niveau. Een goed regionaal beleid en regionale analyses zijn<br />

van wezenlijk belang om inzicht te verkrijgen in de regionale problematiek om hier<br />

adequaat op in te spelen. De regionale verschillen zijn zodanig dat alleen een<br />

regionale aanpak het gewenste resultaat kan hebben. Sommige regio's hebben een<br />

tekort aan personeel, terwijl andere regio's een overschot kennen.<br />

Er liggen mogelijkheden om (te verwachten) problemen van verschillende regio’s aan<br />

elkaar te koppelen. Echter, personeel dat overtollig dreigt te worden kan niet zomaar<br />

ingezet worden in tekortregio’s. Knelpunten die hierbij om de hoek komen kijken<br />

zijn:<br />

• een geringe verhuisbereidheid, zeker als het om parttimers gaat met een<br />

partner die een grotere baan heeft;<br />

• verschillen in denominatie;<br />

• hogere kosten van levensonderhoud in de grote steden (tekortgebieden) en<br />

problemen bij het vinden van woonruimte.<br />

In eerste instantie lijkt het dat hierop het beste ingespeeld kan worden door het richten<br />

op pas afgestudeerden. Jongeren zullen doorgaans flexibeler zijn en een grotere<br />

verhuisbereid hebben.<br />

Voor dergelijke projecten, ook als ze gericht zijn op reeds langer werkzame docenten,<br />

geldt dat ze lokaal opgezet dienen te worden en er landelijk wel zaken in de<br />

voorwaardelijke sfeer geregeld kunnen worden. Eveneens is hiervoor regionaal zicht<br />

vereist op de leeftijdsopbouw van personeel, vraag naar docenten en schoolleiders en<br />

het aanbod van de lerarenopleidingen uitgesplitst naar instelling.<br />

Zoals eerder uiteengezet kan in krimpgebieden scholing en professionalisering<br />

worden ingezet als instrument voor overschotten. Het voortgezet <strong>onderwijs</strong> krijgt te<br />

kampen met nog grotere tekorten dan het po. Dit kan een zuigende werking hebben op<br />

docenten in het po. Nu al werken pabo-gediplomeerden in de onderbouw van het<br />

vmbo, waar men tevreden over is. Niet ondenkbaar is dat bij een grotere vraag naar<br />

docenten in het vo, de docenten uit het po een aantrekkelijke doelgroep zullen zijn. In<br />

de regio’s waar sprake is van overschotten aan personeel kan dat positief uitpakken.<br />

Voor de regio’s in het po die echter te kampen zullen krijgen met personeelstekorten,<br />

is dit een reden om extra in te zetten op instrumenten voor het werven en behouden<br />

van personeel.<br />

38


Bijlage 1 Vacaturegegevens<br />

Vacatures naar schooljaar<br />

2004-2005 2005-2006 2006-2007 2007-2008 2008-2009 2009-2010<br />

Directiepersoneel<br />

ontstane vacatures 738 749 756 887 1.041 780<br />

vervulde vacatures 766 704 653 823 993 953<br />

openstaande vacatures 150 150 181 190 216 161<br />

moeilijk vervulbare vacatures (%) 63 67 78 78 60 58<br />

openstaande vacature-intensiteit (%) 1,3 1,3 1,6 1,8 2 1,5<br />

Leerkrachten<br />

ontstane vacatures 4.684 4.468 6.964 7.123 8.488 5.934<br />

vervulde vacatures 4.674 4.356 6.709 6.847 8.178 6.642<br />

openstaande vacatures 210 192 325 407 666 321<br />

moeilijk vervulbare vacatures (%) 47 44 70 67 74 67<br />

openstaande vacature-intensiteit (%) 0,2 0,1 0,2 0,3 0,7 0,3<br />

Ondersteunend personeel<br />

ontstane vacatures 1.011 803 1.373 1.300 1.656 973<br />

vervulde vacatures 984 785 1.242 1.266 1.448 1.144<br />

openstaande vacatures 62 67 117 115 132 57<br />

moeilijk vervulbare vacatures (%) 40 51 47 51 49 60<br />

openstaande vacature-intensiteit (%) 0,3 0,4 0,6 0,6 1,1 0,6<br />

39


Bijlage 2 Werkgelegenheid<br />

Werkgelegenheid po in fte en aantal personen<br />

2003 2004 2007 2008 2009<br />

Werkgelegenheid in fte 129.300 129.300 132.000 133.700 135.700<br />

Werkgelegenheid in personen 170.600 171.900 175.900 178.000 183.100<br />

Werkgelegenheid po naar functie, in fte (%)<br />

2003 2004 2007 2008 2009<br />

Directie/management 9,1 8,9 8,1 7,8 7,8<br />

Onderwijzend 75,9 75,7 77,7 77,5 77,4<br />

Onderwijsondersteunend 15,1 15,4 14,3 14,6 14,8<br />

Werkgelegenheid po naar aanstellingsomvang, in personen (%)<br />

2003 2004 2007 2008<br />

85% 50,0 48,8 46,9 46,1<br />

Werkgelegenheid po naar sekse, in fte (%)<br />

2003 2004 2007 2008 2009<br />

Man 28,0 27,2 24,4 23,5 23,0<br />

Vrouw 72,0 72,8 75,6 76,5 77,0<br />

Werkgelegenheid po naar functie en geslacht in fte (%)<br />

2003 2004 2007 2008 2009<br />

Directie/management<br />

Man 71,3 70,0 65,1 62,6 60,6<br />

Vrouw 28,7 30,0 34,9 37,4 39,4<br />

Onderwijzend<br />

Man 23,0 22,2 20,2 19,5 18,9<br />

Vrouw 77,0 77,8 79,8 80,5 81,1<br />

Onderwijsondersteunend<br />

Man 27,0 27,3 24,6 24,2 24,6<br />

Vrouw 73,0 72,7 75,4 75,8 75,4<br />

40


Werkgelegenheid po naar sekse en aanstellingsomvang, in personen (%)<br />

2003 2004 2007 2008<br />

Mannen<br />

85% 83,1 82,7 81,2 79,7<br />

Vrouwen<br />

85% 40,3 39,3 38,5 38,0<br />

Werkgelegenheid po naar functie en leeftijd, in fte (%)<br />

2003 2004 2007 2008<br />

Directie/management<br />

jonger dan 25 jaar 0,1 0,1 0,1 0,0<br />

25 tot 35 jaar 5,2 5,3 5,8 6,4<br />

35 tot 45 jaar 20,0 17,9 15,6 15,5<br />

45 tot 55 jaar 55,6 55,2 50,2 47,2<br />

55 jaar en ouder 19,2 21,5 28,4 30,9<br />

Onderwijsondersteunend<br />

jonger dan 25 jaar 10,7 9,6 8,9 8,9<br />

25 tot 35 jaar 20,1 19,3 26,8 27,3<br />

35 tot 45 jaar 32,1 31,4 18,1 17,8<br />

45 tot 55 jaar 27,5 29,2 31,5 30,4<br />

55 jaar en ouder 9,5 10,5 14,7 15,6<br />

Onderwijzend<br />

jonger dan 25 jaar 10,4 9,9 9,2 9,7<br />

25 tot 35 jaar 23,1 24,2 17,8 17,5<br />

35 tot 45 jaar 23,1 21,1 27,0 25,5<br />

45 tot 55 jaar 33,7 33,8 32,0 32,6<br />

55 jaar en ouder 9,7 11,1 13,9 14,7<br />

Werkgelegenheid po naar etniciteit, niet-westerse allochtonen naar functiegroep<br />

in personen (%)<br />

NL A’dam<br />

2006<br />

Den<br />

Haag<br />

R’dam Utrecht Almere<br />

Directie/management 1,0 8,1 4,5 2,5 1,3 0,9<br />

Onderwijzend 3,1 16,9 11,3 12,0 5,6 8,0<br />

Onderwijsondersteunend 10,1 33,9 21,6 31,7 16,2 15,3<br />

41


Werkgelegenheid naar salarisschaal<br />

Werkgelegenheid po naar salarisschaal (fte's) 2004-2008 (%)<br />

2004 2005 2006 2007 2008<br />

onbekend 0,2 0,2 0,2 0,2 8,5<br />

schaal 1-6 12,5 12 11,4 11,2 11,1<br />

schaal 7-13 3 3,2 3,2 3,1 3,2<br />

schaal AA-AE 2,8 2,7 2,6 2,5 0<br />

schaal DA-DE 6,5 6,3 6,1 5,8 0<br />

schaal LA 63,7 63,8 64,2 64,6 64,2<br />

schaal LB 11,2 11,7 12,2 12,5 12,7<br />

schaal LC-LE 0,1 0,1 0,1 0,1 0,2<br />

Werkgelegenheid po naar salarischaal (fte's) 2004-2008<br />

42<br />

100%<br />

80%<br />

60%<br />

40%<br />

20%<br />

0%<br />

2004 2005 2006 2007 2008<br />

schaal LC-LE<br />

schaal LB<br />

schaal LA<br />

schaal DA-DE<br />

schaal AA-AE<br />

schaal 7-13<br />

schaal 1-6<br />

onbekend<br />

Werkgelegenheid po naar salarisschaal (personen) 2004-2008 (%)<br />

2004 2005 2006 2007 2008<br />

onbekend 0,3 0,3 0,2 0,2 6,6<br />

schaal 1-6 14,5 14,2 13,6 13,4 13,6<br />

schaal 7-13 3,3 3,3 3,4 3,2 3,6<br />

schaal AA-AE 2,3 2,2 2,1 2 0<br />

schaal DA-DE 4,7 4,9 4,7 4,4 0<br />

schaal LA 64,2 64,3 64,7 65 64,2<br />

schaal LB 10,5 10,8 11,3 11,5 11,7<br />

schaal LC-LE 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1


Verdeling functieschaal naar geslacht in het primair <strong>onderwijs</strong> in fte's (%)<br />

Functieschaal 2004 2005 2006 2007 2008<br />

DA Man 71,7 68,0 63,7 60,5 57,3<br />

Vrouw 28,3 32,0 36,3 39,5 42,7<br />

DB Man 79,9 77,9 75,8 72,7 69,8<br />

Vrouw 20,1 22,1 24,2 27,3 30,2<br />

DC Man 87,1 86,5 84,6 83,5 80,4<br />

Vrouw 12,9 13,5 15,4 16,5 19,6<br />

DD Man 88,9 88,2 88,7 87,1 83,7<br />

Vrouw 11,1 11,8 11,3 12,9 16,3<br />

DE Man 91,1 91,4 91,7 86,2 91,8<br />

Vrouw 8,9 8,6 8,3 13,8 8,2<br />

Verdeling functieschaal naar geslacht in het primair <strong>onderwijs</strong> in personen (%)<br />

Functieschaal 2004 2005 2006 2007 2008<br />

DA Man 70,0 65,8 61,2 58,2 54,4<br />

Vrouw 30,0 34,2 38,8 41,8 45,6<br />

DB Man 79,5 77,6 75,1 71,8 68,9<br />

Vrouw 20,5 22,4 24,9 28,2 31,1<br />

DC Man 86,7 86,3 84,2 83,2 80,5<br />

Vrouw 13,3 13,7 15,8 16,8 19,5<br />

DD Man 88,7 88,2 88,6 87,9 84,5<br />

Vrouw 11,3 11,8 11,4 12,1 15,5<br />

DE Man 90,1 91,2 91,4 85,7 92,1<br />

Vrouw 9,9 8,8 8,6 14,3 7,9<br />

43


44<br />

totaal PO 2009<br />

adjuncten directeuren<br />

FTE AA AB AC AD AE DA DB (+) DC (+) DD DE<br />

1 0,9 2,9 1,0<br />

2 1,0 8,5 19,1 1,0<br />

3 1,7 1,8 14,1 37,4 4,0<br />

4 6,9 13,2 1,1 29,1 47,9 6,1<br />

5 27,8 14,2 2,0 1,0 33,2 55,5 11,5<br />

6 27,3 35,5 4,4 10,8 34,6 73,4 20,5<br />

7 51,2 37,8 8,7 34,2 114,9 31,0<br />

8 48,8 36,8 5,7 1,0 31,8 121,6 28,5<br />

9 34,4 31,3 9,5 55,3 146,5 40,6 1,0<br />

10 41,3 39,0 13,4 1,1 73,6 197,6 43,5 3,0 1,2<br />

11 1163,1 89,1 13,4 1,0 126,7 245,0 65,9 3,0<br />

12 130,3 45,0 114,7 243,8 100,9 1,1<br />

13 679,5 17,5 911,1 263,4 126,5 3,0 1,1<br />

14 42,6 1,0 2,1 330,5 144,5 5,3 3,1<br />

15 38,3 1,0 2155,1 135,8 9,4 9,4<br />

16 41,2 4,4 60,5 549,8 13,1 10,3<br />

17 43,1 6,0 83,0 39,2 15,9 13,1<br />

18 277,0 4,0 152,1 102,4 55,8<br />

19 4,0 1,0<br />

20 10,5 totaal<br />

totaal 1.403 1.110 563 34 15 1.468 4.198 1.502 157 94 10.543<br />

directeur 278 224 84 1.217 3.912 1.317 106 60 7.198<br />

adjunct 1.005 743 264 25 2 13 14 7 2.073<br />

overig 120 142 215 9 13 238 272 178 51 34 1.272<br />

overig directie op basis van functie indeling 206<br />

totaal directie PO 2009 10.749<br />

adjuncten directeuren<br />

personen AA AB AC AD AE DA DB (+) DC (+) DD DE<br />

1 1 3 1<br />

2 1 10 23 1<br />

3 2 2 15 40 5<br />

4 8 15 1 32 51 8<br />

5 30 16 2 1 36 61 15<br />

6 29 42 5 13 42 85 22<br />

7 59 46 9 40 127 32<br />

8 56 42 6 1 36 137 29<br />

9 42 37 10 64 161 45 1<br />

10 47 46 16 1 88 225 47 4 1<br />

11 1290 102 15 1 146 288 79 3<br />

12 142 51 133 268 115 1<br />

13 733 19 1033 297 145 4 1<br />

14 45 1 2 369 166 6 3<br />

15 43 1 2385 153 9 12<br />

16 43 4 75 616 16 15<br />

17 45 6 98 44 19 13<br />

18 289 4 189 116 60<br />

19 4 1<br />

20 10 totaal<br />

totaal 1.563 1.224 599 33 17 1.676 4.693 1.712 179 105 11.801<br />

directeur 321 255 86 1381 4352 1485 119 68 8.067<br />

adjunct 1105 814 278 24 2 14 16 11 2.264<br />

overig 137 155 235 9 15 281 325 216 60 37 1.470<br />

overig directie op basis van functie indeling 235<br />

totaal directie PO 2009 12.036


Basis<strong>onderwijs</strong><br />

adjuncten directeuren<br />

FTE AA AB AC AD AE DA DB (+) DC (+) DD DE<br />

1 0,9 2,9 1,0<br />

2 1,0 8,5 17,1<br />

3 1,7 1,8 13,1 32,5 3,0<br />

4 6,9 13,2 1,1 29,1 44,4 2,7<br />

5 27,8 14,2 32,4 52,8 8,4<br />

6 27,3 35,5 1,0 8,9 33,6 69,3 13,3<br />

7 51,2 35,8 2,0 34,2 106,9 19,9<br />

8 48,8 34,3 1,0 30,8 118,4 16,3<br />

9 34,4 27,2 2,0 54,3 142,9 26,4<br />

10 41,3 36,1 0,9 72,8 185,8 30,4<br />

11 1162,7 86,2 3,6 1,0 125,8 226,7 53,7<br />

12 126,5 23,8 113,1 235,8 70,7 1,1<br />

13 597,3 2,8 899,4 249,5 91,9 2,0<br />

14 4,0 315,7 110,1 3,3 1,1<br />

15 3,7 2006,4 102,9 4,1 2,0<br />

16 8,0 52,1 446,8 10,0 5,2<br />

17 5,0 71,7 27,0 11,7 10,1<br />

18 32,1 80,9 70,3 30,3<br />

19 1,0<br />

20 totaal<br />

totaal 1.402 1.009 91 0 11 1.448 3.931 1.105 102 49 9.149<br />

directeur 278 201 20 1.214 3.697 1.025 70 35 6.540<br />

adjunct 1.005 687 28 2 13 11 5 1.751<br />

overig 119 121 43 0 9 221 223 76 33 14 859<br />

overig directie op basis van functie indeling 136<br />

totaal directie PO 2009 9.285<br />

adjuncten directeuren<br />

personen AA AB AC AD AE DA DB (+) DC (+) DD DE<br />

1 1 3 1<br />

2 1 10 21<br />

3 2 2 14 35 4<br />

4 8 15 1 32 47 4<br />

5 30 16 35 58 12<br />

6 29 42 1 11 41 81 14<br />

7 59 44 2 40 118 21<br />

8 56 39 1 35 133 17<br />

9 42 32 2 63 157 31<br />

10 47 43 1 87 213 32<br />

11 1289 99 4 1 145 268 64<br />

12 137 29 131 260 83 1<br />

13 644 3 1020 282 110 3<br />

14 4 354 130 4 1<br />

15 4 2229 118 4 2<br />

16 8 64 505 12 9<br />

17 5 86 29 14 10<br />

18 35 104 79 33<br />

19 1<br />

20 totaal<br />

totaal 1.562 1.114 100 0 13 1.654 4.409 1.279 117 55 10.303<br />

directeur 321 230 20 1378 4126 1164 80 41 7.360<br />

adjunct 1105 751 30 2 14 12 9 1.923<br />

overig 136 133 50 0 11 262 271 106 37 14 1.020<br />

overig directie op basis van functie indeling 162<br />

totaal directie PO 2009 10.465<br />

45


46<br />

Speciaal Basis<strong>onderwijs</strong> (SBaO + WEC)<br />

adjuncten directeuren<br />

FTE AA AB AC AD AE DA DB (+) DC (+) DD DE<br />

1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0<br />

2 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 2,0 1,0 0,0 0,0<br />

3 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1,0 4,9 1,0 0,0 0,0<br />

4 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 3,4 3,4 0,0 0,0<br />

5 0,0 0,0 2,0 1,0 0,0 0,8 2,7 3,1 0,0 0,0<br />

6 0,0 0,0 3,4 0,0 1,8 1,0 4,1 7,1 0,0 0,0<br />

7 0,0 2,0 6,7 0,0 0,0 0,0 7,9 11,1 0,0 0,0<br />

8 0,0 2,4 4,7 1,0 0,0 1,0 3,3 12,2 0,0 0,0<br />

9 0,0 4,2 7,5 0,0 0,0 1,0 3,6 14,1 1,0 0,0<br />

10 0,0 2,9 12,5 1,1 0,0 0,8 11,8 13,1 3,0 1,2<br />

11 0,5 2,9 9,8 0,0 0,0 0,9 18,3 12,2 3,0 0,0<br />

12 3,8 21,2 0,0 0,0 1,6 8,0 30,2 0,0 0,0<br />

13 82,2 14,7 0,0 0,0 11,6 14,0 34,6 1,0 1,1<br />

14 38,6 1,0 2,1 14,8 34,4 2,0 2,0<br />

15 34,6 1,0 0,0 148,7 32,9 5,4 7,4<br />

16 33,2 4,4 0,0 8,3 103,0 3,1 5,2<br />

17 38,1 6,0 0,0 11,3 12,2 4,1 3,0<br />

18 245,0 4,0 0,0 71,2 32,1 25,5<br />

19 4,0 0,0<br />

20 10,5 totaal<br />

totaal 0 100 472 34 4 20 267 397 55 45 1.394<br />

directeur 0 23 64 0 0 3 215 292 36 26 658<br />

adjunct 0 56 236 25 0 0 3 2 0 0 322<br />

overig 0 21 172 9 4 17 49 102 19 20 413<br />

overig directie op basis van functie indeling 69<br />

totaal directie PO 2009 1.464<br />

adjuncten directeuren<br />

personen AA AB AC AD AE DA DB (+) DC (+) DD DE<br />

1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0<br />

2 0 0 0 0 0 0 2 1 0 0<br />

3 0 0 0 0 0 1 5 1 0 0<br />

4 0 0 0 0 0 0 4 4 0 0<br />

5 0 0 2 1 0 1 3 3 0 0<br />

6 0 0 4 0 2 1 4 8 0 0<br />

7 0 2 7 0 0 0 9 11 0 0<br />

8 0 3 5 1 0 1 4 12 0 0<br />

9 0 5 8 0 0 1 4 14 1 0<br />

10 0 3 15 1 0 1 12 15 4 1<br />

11 1 3 11 0 0 1 20 15 3 0<br />

12 5 22 0 0 2 8 32 0 0<br />

13 89 16 0 0 13 15 35 1 1<br />

14 41 1 2 15 36 2 2<br />

15 39 1 0 156 35 5 10<br />

16 35 4 0 11 111 4 6<br />

17 40 6 0 12 15 5 3<br />

18 254 4 0 85 37 27<br />

19 4 0<br />

20 10 totaal<br />

totaal 1 110 499 33 4 22 284 433 62 50 1.498<br />

directeur 0 25 66 0 0 3 226 321 39 27 707<br />

adjunct 0 63 248 24 0 0 4 2 0 0 341<br />

overig 1 22 185 9 4 19 54 110 23 23 450<br />

overig directie op basis van functie indeling 73<br />

totaal directie PO 2009 1.571


Beschikbare cijfers over het passend <strong>onderwijs</strong><br />

Werkgelegenheid in het speciaal <strong>onderwijs</strong> in fte's en in personen 2004-2009<br />

2004 2005 2006 2007 2008 2009<br />

fte 23.600 24.600 25.700 26.400 27.400 28.100<br />

personen 31.400 32.500 33.600 34.400 35.700 36.800<br />

Verdeling werkgelegenheid(in personen) in het speciaal <strong>onderwijs</strong> naar<br />

functiegroep 2004-2009 (%)<br />

2004 2005 2006 2007 2008 2009<br />

directie/management 4,2 4,1 4,1 3,9 3,8 3,7<br />

onderwijzend 56,9 56,9 57,1 57,2 57 57,1<br />

<strong>onderwijs</strong>ondersteunend 38,9 39 38,8 38,9 39,2 39,2<br />

Onderwijsgevend personeel WEC in fte's en personen 2005-2010<br />

2005/2006 2006/2007 2007/2008 2008/2009 2009/2010<br />

<strong>onderwijs</strong>gevend (fte) 9.150 10.050 10.428 11.051 11.715<br />

<strong>onderwijs</strong>gevend (personen) 11.361 12.360 12.796 13.538 14.497<br />

Onderwijsgevend personeel WEC in personen en fte<br />

2009/2010<br />

2008/2009<br />

2007/2008<br />

2006/2007<br />

2005/2006<br />

0 2.000 4.000 6.000 8.000 10.000 12.000 14.000 16.000<br />

<strong>onderwijs</strong>gevend (fte) <strong>onderwijs</strong>gevend (personen)<br />

Leerlingaantallen in het speciaal <strong>onderwijs</strong> 2000-2009<br />

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009<br />

totaal<br />

aantal 97.400 100.000 104.200 106.700 107.200 108.500 109.500 109.500 111.000 111.800<br />

47


WEC leerlingen naar indicatie 2005-2009<br />

Indicatie 2005 2006 2007 2008 2009<br />

Dove kinderen 673 672 671 661 648<br />

Kinderen in pedologische instellingen 2079 2049 2144 2102 2073<br />

Kinderen m. ernstige spraakmoeilijkh. 5345 5540 5698 5643 5604<br />

Langd. zieke kinderen/ psychisch 6375 7081 7766 8492 8949<br />

Langd. zieke kinderen/ somatisch 1770 1780 1883 1857 1862<br />

Lichamelijk gehandicapte kinderen 2724 2724 2783 2738 2740<br />

Meerv. gehandicapt: doof/ blind 65 62 65 57 51<br />

Meerv gehandicapt: doof/ ZMLK 380 349 321 313 308<br />

Meerv. gehandicapt: lichamelijk geh./ZMLK 4810 5177 5138 5333 5524<br />

Meerv. gehandicapt: slecht horend/ZMLK 196 195 201 212 220<br />

Meerv. gehandicapt: visueel gehandicapte kinderen 307 205 198 202 308<br />

Slecht horende kinderen 2211 2245 2230 2201 2234<br />

Visueel gehandicapte kinderen 397 519 541 557 461<br />

Zeer moeilijk lerende kinderen 16575 16896 17243 17260 16882<br />

Zeer moeilijk opvoedbare kinderen 15122 16376 17755 18640 19789<br />

Totaal 59029 61870 64637 66268 67653<br />

WEC leerlingen naar indicatie<br />

48<br />

20000<br />

18000<br />

16000<br />

14000<br />

12000<br />

10000<br />

8000<br />

6000<br />

4000<br />

2000<br />

0<br />

2005/2006 2006/2007 2007/2008 2008/2009 2009/2010<br />

Dove kinderen<br />

Kinderen in pedologische instellingen<br />

Kinderen m. ernstige spraakmoeilijkh.<br />

Langd. zieke kinderen/ psychisch<br />

Langd. zieke kinderen/ somatisch<br />

Lichamelijk gehandicapte kinderen<br />

Meerv. gehandicapt: doof/ blind<br />

Meerv gehandicapt: doof/ ZMLK<br />

Meerv. gehandicapt: lichamelijk geh./ZMLK<br />

Meerv. gehandicapt: slecht horend/ZMLK<br />

Meerv. gehandicapt: visueel gehandicapte kinderen<br />

Slecht horende kinderen<br />

Visueel gehandicapte kinderen<br />

Zeer moeilijk lerende kinderen<br />

Zeer moeilijk opvoedbare kinderen


WEC leerlingen naar leeftijd 2005-2009<br />

Leeftijd in jaren 2005 2006 2007 2008 2009<br />

3 114 95 107 86 71<br />

4 1.135 1.056 1.200 1.118 1.203<br />

5 2.472 2.438 2.325 2.426 2.268<br />

6 3.141 3.216 3.117 2.959 2.916<br />

7 3.542 3.697 3.840 3.630 3.515<br />

8 3.944 4.091 4.258 4.297 4.152<br />

9 4.351 4.418 4.556 4.655 4.708<br />

10 4.614 4.714 4.829 4.913 5.085<br />

11 4.698 4.922 5.026 5.106 5.273<br />

12 4.730 4.885 5.066 5.184 5.301<br />

13 4.564 4.713 4.976 5.068 5.212<br />

14 4.736 5.167 5.346 5.530 5.670<br />

15 5.253 5.493 5.994 6.075 6.236<br />

16 4.694 5.172 5.511 5.990 6.025<br />

17 3.615 3.947 4.339 4.691 5.143<br />

18 2.062 2.303 2.441 2.746 2.921<br />

19 1.107 1.230 1.328 1.388 1.496<br />

20 257 313 378 406 458<br />

totaal 59.029 61.870 64.637 66.268 67.653<br />

WEC leerlingen naar leeftijd geïndexeerd (2005=100)<br />

Leeftijd in jaren 2005 2006 2007 2008 2009<br />

3 100 83 94 75 62<br />

4 100 93 106 99 106<br />

5 100 99 94 98 92<br />

6 100 102 99 94 93<br />

7 100 104 108 102 99<br />

8 100 104 108 109 105<br />

9 100 102 105 107 108<br />

10 100 102 105 106 110<br />

11 100 105 107 109 112<br />

12 100 103 107 110 112<br />

13 100 103 109 111 114<br />

14 100 109 113 117 120<br />

15 100 105 114 116 119<br />

16 100 110 117 128 128<br />

17 100 109 120 130 142<br />

18 100 112 118 133 142<br />

19 100 111 120 125 135<br />

20 100 122 147 158 178<br />

totaal 100 105 110 112 115<br />

49


Ontwikkelingen aantal leerlingen po, naar schooltype (index 2000=100)<br />

Ontwikkelingen aantal leerlingen (v)so, naar provincie (%)<br />

Pensioen en pusfactoren<br />

Aantal gepensioneerden en gemiddelde pensioenleeftijd in het <strong>onderwijs</strong><br />

Pensioenen <strong>onderwijs</strong> (alle sectoren)<br />

Aantal gepensioneerde werknemers<br />

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008<br />

totaal <strong>onderwijs</strong> 4.900 5.300 4.800 7.000 7.100 7.800 5.700 6.600<br />

alle sectoren<br />

Gemiddelde pensioenleeftijd<br />

46.200 55.900 58.000 68.500 71.700 65.800 67.500 67.600<br />

totaal <strong>onderwijs</strong> 60,7 60,8 61 60,8 61 60,9 61,9 61,9<br />

totaal alle sectoren 60,8 60,7 61 60,9 60,9 61 62 62<br />

50


Pushfactoren voor uitstroom uit het po naar functie (%)<br />

Management zonder<br />

lesgevende taak<br />

Werk inhoudelijk saai 2 0 2 3 5 2<br />

Werk was niet (meer) uitdagend 9 7 6 11 10 7<br />

Uitgekeken op takenpakket<br />

Lager werkniveau dan<br />

9 7 6 7 7 6<br />

opleidingsniveau 3 3 2 5 9 3<br />

Slechte relatie leidinggevende 5 2 3 1 5 3<br />

Ontevreden over relatie met collega's 4 2 2 1 3 2<br />

Onheus bejegend door collega's 2 1 1 0 1 1<br />

Sfeer op werkvloer 4 4 4 5 6 5<br />

Te weinig in teamverband 1 1 1 3 3 2<br />

Managementstijl leidinggevende 8 6 7 5 8 7<br />

(Te) weinig zelfstandigheid 4 2 1 1 2 2<br />

Onvoldoende waardering 4 5 6 4 7 5<br />

Werkdruk 5 4 7 3 2 6<br />

Te weinig werk 0 1 1 2 4 1<br />

Mentaal zwaar werk 2 3 3 1 1 3<br />

Inflexibele werktijden 1 1 2 2 1 1<br />

Onvoldoende loopbaanmogelijkheden 6 7 7 8 9 7<br />

Niet tevreden over salaris<br />

Vrees voor overtalligheid door<br />

2 2 3 4 2 3<br />

reorganisatie 2 3 1 2 1 1<br />

Vrees voor verlies van baan 1 1 1 1 1 1<br />

Combinatie werk-prive 2 2 5 3 3 4<br />

Reistijd<br />

Organisatie onvoldoende<br />

5 3 6 3 1 5<br />

resultaatgericht<br />

Organisatie te veel gericht op korte<br />

6 2 2 3 5 3<br />

termijn resultaten 6 6 3 2 4 4<br />

Bureaucratische procedures 7 5 4 3 5 4<br />

Organisatie te hierarchisch 4 4 2 1 2 2<br />

Gebrek aan sturing in organisatie 7 5 5 3 9 5<br />

Management met<br />

lesgevende taak<br />

Onderwijzend<br />

personeel<br />

Onderwijsondersteun<br />

end personeel<br />

Organisatie- en<br />

beheerspersoneel<br />

51<br />

Totaal


Bijlage 3 Lerarenopleiding<br />

Instroom: aantallen naar type lerarenopleiding<br />

2004 2005 2006 2007 2008 2009<br />

leraar bo 11.498 10.912 10.715 9.777 8.826 8.940<br />

leraar so 4.115 4.540 4.190 3.074 3.111 3.214<br />

Instroom: Man-vrouw verhouding (%)<br />

leraar bo<br />

leraar so<br />

52<br />

2004 2005 2006 2007 2008 2009<br />

M 17,2 16,7 18,4 17,6 17,3 18,5<br />

V 82,8 83,3 81,6 82,4 82,7 81,5<br />

M 18,1 17,8 17,0 12,4 13,1 12,2<br />

V 81,9 82,2 83,0 87,6 86,9 87,8<br />

Instroom: percentages naar etniciteit<br />

2004 2005 2006 2007 2008 2009<br />

Pabo<br />

speciaal <strong>onderwijs</strong><br />

Autochtoon 86,2 86,6 87,4 87,3 88,3 87,4<br />

Niet-westers 8,2 8,2 7,1 7,1 6,6 7,3<br />

Westers 5,5 5,1 5,4 5,5 5,1 5,1<br />

Autochtoon 90,5 91,8 91,8 91,1 91,7 90,7<br />

Niet-westers 3,2 2,5 2,9 3,2 2,4 3,5<br />

Westers 5,7 5,4 5,3 5,7 5,9 5,4<br />

Uitvalpercentage na 1 jaar (jaar=cohort)<br />

2003 2004 2005 2006 2007 2008<br />

Pabo 20,6 22,6 25,6 32,0 32,9 29,2<br />

So 24,4 22,6 24,9 19,7 18,2 14,3<br />

VO2e graads 27,4 26,7 27,9 29,3 30,5 29,9<br />

VO1e graads 24,2 24,6 27,1 24,7 24,5 22,8<br />

Totaal lerarenopleidingen 23,3 23,8 26,2 28,5 29,2 26,5<br />

overige hbo-opleidingen 28,3 29,2 29,9 32,5 32,8 31,4<br />

totaal hbo 27,1 28,0 29,1 31,6 32,2 30,6<br />

Uitvalpercentage na 1 jaar naar geslacht (jaar=cohort)<br />

leraar bo<br />

leraar so<br />

2003 2004 2005 2006 2007 2008<br />

M 33,6 32,7 38,6 41,4 45,4 39,3<br />

V 18,1 20,5 23 29,8 30,2 27,1<br />

M 33,9 26,8 36,3 34 29,7 22,2<br />

V 21,8 21,6 22,4 16,8 16,6 13,1


Uitvalpercentage na 1 jaar studie naar vooropleiding (jaar=cohort)<br />

2003 2004 2005 2006 2007 2008<br />

Mbo 24,3 26,6 29,1 37,2 40,1 35,2<br />

Havo 20,3 22,7 27,1 32,7 32,2 29,4<br />

Vwo 15,8 18,5 20,6 24,5 24,1 22,7<br />

hoger <strong>onderwijs</strong> 10,2 9,1 9,5 10,5 10,3 10,1<br />

Overig 31,9 36,4 38,7 44,4 44,7 38,7<br />

Onbekend 26,5 24,3 34,8 49,2 44,4 35,1<br />

Uitvalpercentage na 1 jaar studie naar etniciteit (in %) (jaar=cohort)<br />

2003 2004 2005 2006 2007 2008<br />

Pabo autochtoon 19,2 20,7 23,5 29,8 30,6 27,1<br />

niet-westers allochtoon 32,9 37,7 44,3 54,8 54,4 51<br />

westers allochtoon 22,9 27,8 32,3 37,1 39,6 38,4<br />

leraar so autochtoon 23,6 21,7 24,2 19,4 18 13,9<br />

niet-westers allochtoon 34,9 39,7 42,9 22,3 22,4 13,3<br />

westers allochtoon 29,7 24,7 24,6 23,3 18,9 20,1<br />

Gediplomeerden: aantal diploma’s naar soort lerarenopleiding<br />

2005 2006 2007 2008 2009<br />

Pabo 7.229 7.206 6.526 5.930 5.333<br />

Leraar so 3.520 3.407 3.664 2.632 2.522<br />

Gediplomeerden: verdeling man-vrouw<br />

leraar bo<br />

leraar so<br />

2003 2004 2005 2006 2007 2008<br />

M 725 753 865 841 789 678<br />

V 6.309 6.426 6.365 6.365 5.717 5.234<br />

M 434 459 500 391 421 271<br />

V 2.205 2.464 3.054 3.054 3.282 2.384<br />

Gediplomeerden: percentage mannen<br />

2003 2004 2005 2006 2007 2008<br />

Pabo 10,31 10,49 11,96 11,67 12,13 11,47<br />

leraar so 16,45 15,70 14,07 11,35 11,37 10,21<br />

Gediplomeerden: naar etniciteit<br />

Pabo<br />

leraar so<br />

2003 2004 2005 2006 2007 2008<br />

Autochtoon 6.374 6.488 6.490 6.475 5.859 5.339<br />

Niet-westers 296 301 383 377 325 289<br />

Westers 356 378 357 354 322 281<br />

Autochtoon 2.423 2.699 3.285 3.204 3.450 2.426<br />

Niet-westers 45 45 63 72 59 73<br />

Westers 142 157 205 169 194 156<br />

53


Bijlage 4 Gebruik BAPO<br />

Gebruik BAPO-regeling primair <strong>onderwijs</strong><br />

2000 2002 2007 2008<br />

aantal, in fte 1.255 1.830 3.249 3.769<br />

deelnemerspercentage, in personen 41,6 43,7 50,5 51,2<br />

Gebruik BAPO-regeling po in 2008 naar leeftijd en functie (%)<br />

54

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!