Zorgboek diabetes type 1 - Bvvde

Zorgboek diabetes type 1 - Bvvde Zorgboek diabetes type 1 - Bvvde

22.08.2013 Views

een schilferende, soms wat vochtige uitslag in huidplooien, in de lies of onder de borsten, en tussen de tenen roodheid, pijn, een warme huid, pus en zwelling steenpuisten strontje (een klein zweertje op de rand van het ooglid) Om ontstekingen zo veel mogelijk te voorkómen volgen hier een aantal tips. Houd de huid schoon Was de huid regelmatig met niet te heet water. Gebruik geen ontvettende zeep. Voorkom een uitgedroogde huid Een uitgedroogde huid vertoont kleine kloofjes en barstjes waardoor deze gevoeliger is voor infectie. Zeep ontvet en droogt de huid uit, die daardoor dus gevoeliger wordt voor infecties. Was de huid daarom niet te vaak met zeep. Als u toch zeep wilt gebruiken, gebruik dan een milde zeep (alkalivrij). Deze zeep zorgt ervoor dat de natuurlijke beschermlaag van de huid, die bescherming geeft tegen infecties, niet wordt aangetast. Spoel goed na, zodat geen zeepresten achterblijven. Na het wassen kunt u eventueel een vettige crème gebruiken. Houd de huid droog Een natte huid is gevoeliger voor infecties. Droog daarom goed af na het wassen. Liever droog deppen dan droog wrijven, zeker bij de voeten. Vermijd wondjes Probeer wondjes zo veel mogelijk te vermijden. Draag bijvoorbeeld werkhandschoenen bij het tuinieren of bij het repareren van de fiets. Behandel wondjes meteen Als u zich toch verwondt, behandel het wondje dan meteen: Spoel het wondje uit en dek het af met een gaasje en een papieren pleister (Hansapor) of een hypoallergene pleister. Gebruik eventueel betadinezalf 10%, maar geen jodium, alcohol of mercurochroom, want deze irriteren de huid. Als u allergisch bent voor betadinezalf kunt u chloorhexidinecrème gebruiken. Huidaandoeningen Houd er rekening mee dat diabetes verschillende huidaandoeningen met zich mee kan brengen. Ga daarom nooit zelf ‘dokteren’, maar ga met voet- en huidklachten altijd naar de arts, ook al gaat het om kleine klachtjes. 20. Hypo en hyper Samenvatting Een ontregeling wil zeggen dat uw bloedglucose te hoog of te laag is en u hierdoor klachten krijgt. Een ontregeling is altijd vervelend, maar kan goed worden behandeld, zeker als u voorzorgsmaatregelen neemt. Voorzorgsmaatregelen zijn: zorg ervoor dat u een ‘diabetes-setje’ bij u hebt en zorg ervoor dat anderen zo nodig kunnen helpen. Bij een hypo ontstaan er klachten omdat uw bloedglucose te laag is. De klachten zijn heel verschillend, maar ze zijn wel herkenbaar. Als u klachten opmerkt, neemt u de volgende stappen: u stopt meteen met wat u doet, u test uw bloedglucose, u neemt glucose en u test na een kwartier nog eens. Bij een hypo kunt u verward of suf zijn. Zorg er daarom voor dat anderen een arts kunnen waarschuwen als dat nodig is.

Bij een hyper ontstaan er klachten omdat uw bloedglucose te hoog is. Als een hyper lang duurt, kunt u een keto-acidose of een non-ketotisch coma krijgen. Als u de verschijnselen van een hyper opmerkt, neemt u de volgende stappen: u test uw bloedglucose, blijft voldoende drinken, gaat volgens schema door met de insuline of medicijnen, en test na twee uur nog eens. Soms is de hulp van een arts noodzakelijk, onder meer wanneer de bloedglucose niet voldoende daalt of wanneer u misselijk wordt. Algemene informatie Klachten door een te lage of te hoge bloedglucose: hypo en hyper Als uw bloedglucose te laag is (minder dan 4 mmol/l) en u krijgt hierdoor klachten, hebt u een hypoglycemie. Dit wordt ook wel kortweg hypo genoemd. Als uw bloedglucose te hoog is (meer dan 10 mmol/l) en u krijgt hierdoor klachten, wordt van hyperglycemie gesproken. Kortweg: hyper. Daarnaast zijn er nog enkele andere ontregelingen: de keto-acidose (verzuring van het lichaam) en het non-ketotisch coma. In die gevallen is uw bloedglucose langere tijd veel te hoog. Ketoacidose en non-ketotisch coma komen minder vaak voor en meestal alleen bij type 1 diabetes. Is elke uitschieter een ontregeling? Eigenlijk is elke uitschieter naar onder of boven een ontregeling. Omdat u niet van elke uitschieter last hebt, wordt echter niet elke keer van een ontregeling gesproken. Pas als u klachten hebt door een uitschieter wordt dit een ‘ontregeling’ genoemd. Bij uitschieters kan het nodig zijn in te grijpen en ervoor te zorgen dat de bloedglucose weer normaal wordt. Als u bij een uitschieter snel ingrijpt is de kans groot dat u een echte ontregeling met klachten kunt voorkomen. Het kan ook nog zijn dat een uitschieter altijd op een bepaald moment van de dag of alleen in bepaalde situaties voorkomt. In die gevallen is het nodig de behandeling aan te passen, ook als u verder geen klachten hebt. Met de behandeling aanpassen bedoelen we bijvoorbeeld: meer of minder insuline gaan gebruiken, de tabletten op andere tijden gebruiken, op een vast moment wat extra’s eten enzovoort. Spreek met uw arts af wat u bij een ontregeling moet doen Probeer met uw arts af te spreken wat u in bepaalde situaties het beste kunt doen. Door de adviezen uit te proberen leert u gaandeweg om ontregelingen zo veel mogelijk te voorkómen. Vervelende gevolgen kunt u voorkómen door goed te reageren Vaak kan worden voorkómen dat een ontregeling vervelende gevolgen heeft. Dit lukt het beste als u snel door hebt dat u een ontregeling hebt, en als u goed weet welke maatregelen dan nodig zijn. Neem voorzorgsmaatregelen om problemen te voorkómen Als u een ontregeling kunt herkennen en weet wat u moet doen, bent u al heel ver. Daarnaast is het aan te raden een paar voorzorgsmaatregelen te nemen. We noemen er hier drie: 1. Draag altijd een zogenaamd diabetes-setje bij u. Hierin bevinden zich in elk geval: benodigdheden voor zelfcontrole, insuline of tabletten, glucosetabletten (dextrose, druivensuiker), glucosedrankjes of eventueel glucagon. 2. Het kan zijn dat u door een ontregeling uw bewustzijn verliest. Zorg er daarom voor dat anderen snel te weten kunnen komen dat u diabetes hebt, en wat zij voor u kunnen doen. Noteer een aantal gegevens dat met uzelf en uw diabetes te maken heeft. Bijvoorbeeld: uw

Bij een hyper ontstaan er klachten omdat uw bloedglucose te hoog is. Als een hyper lang duurt,<br />

kunt u een keto-acidose of een non-ketotisch coma krijgen. Als u de verschijnselen van een<br />

hyper opmerkt, neemt u de volgende stappen: u test uw bloedglucose, blijft voldoende drinken,<br />

gaat volgens schema door met de insuline of medicijnen, en test na twee uur nog eens. Soms is<br />

de hulp van een arts noodzakelijk, onder meer wanneer de bloedglucose niet voldoende daalt<br />

of wanneer u misselijk wordt.<br />

Algemene informatie<br />

Klachten door een te lage of te hoge bloedglucose: hypo en hyper<br />

Als uw bloedglucose te laag is (minder dan 4 mmol/l) en u krijgt hierdoor klachten, hebt u een<br />

hypoglycemie. Dit wordt ook wel kortweg hypo genoemd.<br />

Als uw bloedglucose te hoog is (meer dan 10 mmol/l) en u krijgt hierdoor klachten, wordt van<br />

hyperglycemie gesproken. Kortweg: hyper.<br />

Daarnaast zijn er nog enkele andere ontregelingen: de keto-acidose (verzuring van het lichaam)<br />

en het non-ketotisch coma. In die gevallen is uw bloedglucose langere tijd veel te hoog. Ketoacidose<br />

en non-ketotisch coma komen minder vaak voor en meestal alleen bij <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong>.<br />

Is elke uitschieter een ontregeling?<br />

Eigenlijk is elke uitschieter naar onder of boven een ontregeling. Omdat u niet van elke<br />

uitschieter last hebt, wordt echter niet elke keer van een ontregeling gesproken. Pas als u<br />

klachten hebt door een uitschieter wordt dit een ‘ontregeling’ genoemd.<br />

Bij uitschieters kan het nodig zijn in te grijpen en ervoor te zorgen dat de bloedglucose weer<br />

normaal wordt. Als u bij een uitschieter snel ingrijpt is de kans groot dat u een echte ontregeling<br />

met klachten kunt voorkomen.<br />

Het kan ook nog zijn dat een uitschieter altijd op een bepaald moment van de dag of alleen in<br />

bepaalde situaties voorkomt. In die gevallen is het nodig de behandeling aan te passen, ook als<br />

u verder geen klachten hebt. Met de behandeling aanpassen bedoelen we bijvoorbeeld: meer of<br />

minder insuline gaan gebruiken, de tabletten op andere tijden gebruiken, op een vast moment<br />

wat extra’s eten enzovoort.<br />

Spreek met uw arts af wat u bij een ontregeling moet doen<br />

Probeer met uw arts af te spreken wat u in bepaalde situaties het beste kunt doen. Door de<br />

adviezen uit te proberen leert u gaandeweg om ontregelingen zo veel mogelijk te voorkómen.<br />

Vervelende gevolgen kunt u voorkómen door goed te reageren<br />

Vaak kan worden voorkómen dat een ontregeling vervelende gevolgen heeft. Dit lukt het beste<br />

als u snel door hebt dat u een ontregeling hebt, en als u goed weet welke maatregelen dan<br />

nodig zijn.<br />

Neem voorzorgsmaatregelen om problemen te voorkómen<br />

Als u een ontregeling kunt herkennen en weet wat u moet doen, bent u al heel ver. Daarnaast is<br />

het aan te raden een paar voorzorgsmaatregelen te nemen. We noemen er hier drie:<br />

1. Draag altijd een zogenaamd <strong>diabetes</strong>-setje bij u. Hierin bevinden zich in elk geval:<br />

benodigdheden voor zelfcontrole, insuline of tabletten, glucosetabletten (dextrose,<br />

druivensuiker), glucosedrankjes of eventueel glucagon.<br />

2. Het kan zijn dat u door een ontregeling uw bewustzijn verliest. Zorg er daarom voor dat<br />

anderen snel te weten kunnen komen dat u <strong>diabetes</strong> hebt, en wat zij voor u kunnen doen.<br />

Noteer een aantal gegevens dat met uzelf en uw <strong>diabetes</strong> te maken heeft. Bijvoorbeeld: uw

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!