LINOLEUM - Armstrong

3
8/Armstrong DLW Kurkment als
onderlaag
Als isolatielaag onder Armstrong DLW linoleum
wordt uitsluitend kurkment aanbevolen. Armstrong
DLW kurkment kan op elke geprepareerde ondergrond
worden aangebracht. De richting waarin de
banen lopen, mag overeenkomen met die van de
vloerbedekking, maar de naden moeten dan ten
minste 50 cm van elkaar verwijderd verlopen. Het
kurkment kan echter ook dwars op de linoleumbanen
worden gelegd. Het snijden van de naad bij
het kurkment kan als zogenaamde dubbele snede
worden uitgevoerd door middel van een haakmes
of een trapeziummes langs een liniaal. Voor het
verlijmen wordt gebruik gemaakt van linoleumdispersiepoeder
of 2-componenten-dispersielijm.
De hoeveelheid kleefstof is afhankelijk van de dikte
van de vloerbedekking en het latere gebruik. Pas
nadat de kleefstof helemaal is verhard, kan een
begin worden gemaakt met het leggen van de
eigenlijke vloerbedekking. Bij verhoogde belasting,
bijv. in ziekenhuizen, kan ook het kurkment met de
onderkant/jute naar boven worden gelegd.
Kleefstofverbruik en vertanding bij het leggen van
Kurkment
lijm tanding verbruik
poederkleefstof B1/B2 400 – 600 g/m2 2 comp.-dispersielijm B1 400 – 500 g/m2 dispersielijm B1 300 – 400 g/m2 3 9/Armstrong DLW Linoleum op
vloerverwarming
Armstrong DLW linoleum kan principieel worden
geplakt op een ondergrond met vloerverwarming;
de warmtedoorlaatweerstand is zo gering dat
deze op de werking van de verwarming nagenoeg
geen invloed heeft (infoblad „Elastische vloerbedekkingen,
textiele vloerbedekkingen en parket op
verwarmde vloerconstructies“, uitgegeven door de
overkoepelende organisatie van de Duitse bouwnijverheid).
9.1 Droge constructies
Droge constructies kunnen bestaan uit gipsvloer
of tegelplaten. Nadat de voegen met plamuur zijn
afgedicht en geschuurd, kan het linoleum worden
gelegd.
Vloeren leggen – standaard
9.2. Natte constructies
Bij natte constructies zijn de verwarmingsbuizen of
-kabels verzonken in een zwevende cement- of
gipsvloer. Voordat de vloerbedekking wordt gelegd,
dient de verwarmingsinstallateur ervoor te
zorgen dat het vocht dat onder invloed van de
warmte vrijkomt, vóór het leggen ontsnapt. De
verwarmingsinstallateur dient een verklaring af te
geven over de daartoe uitgevoerde maatregelen
(verplicht opstoken en laten afkoelen van de verwarming).
Die verklaring komt in de plaats van het
vochtigheidsonderzoek van de stoffeerder dat bij
vloerverwarmingen niet mag worden uitgevoerd
tenzij er door de vloerenlegger gemarkeerde
meetpunten aanwezig zijn.
3 10/Het leggen van linoleum met
stroom geleidend vermoden
In de behoefte aan een vloer met een aardweerstand
van maximaal 1 x 10 8 Ohm voorziet het leggen
van Armstrong DLW linoleum LCH met geleidend
vermogen. Het aarden van de stroomgeleidende
vloer behoort tot het werk van de elektromonteur.
De toegepaste lijm moet homogeen geleidend zijn.
Heldere geleidende kleefstoffen met vezeltoeslag
voldoen niet allemaal aan deze eis. Welk type lijm
en welk geleidingssysteem moeten worden toegepast,
kan rechtstreeks worden nagevraagd bij de
fabrikant of bij het adviescentrum van Armstrong.
Veel toegepaste geleidingssystemen zijn:
10.1 Het leggen op koperband
Onder iedere rij tegels resp. onder iedere baan van
de vloerbedekking moet een doorlopend koperband
op de ondergrond worden geplakt. Deze
koperbanden dienen door twee dwarsbanden met
elkaar te worden verbonden. Voor het leggen van
stroomgeleidend Armstrong DLW linoleum LCH
levert Armstrong het koperband. Leveringswijze:
rollen à 50 m.
Verbruik: als vuistregel bij het bestellen geldt: voor
80 m 2 vloerbedekking in banen en 25 m 2 in tegels
is ca. 1 rol koperband van 50 m nodig.
10.2 Het leggen op een geleidende laag
De geleidende onderlaag wordt aangebracht
volgens de verwerkingsrichtlijnen van de fabrikant.
Een ca. 1 m lange koperband wordt bij het beoogde
aansluitingspunt op de ondergrond geplakt.
Voor gebruik eerst de leverancier van het materiaal
raadplegen.