Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
. 1<br />
1 A<br />
<strong>el</strong><br />
I K-,\ (., <strong>mai</strong><br />
.----,1d--)//i<br />
IN ALLE - DRUC - EN • ROI) .- I - - 4<br />
' BIET-MALKANDER . DE . liANT,0 1<br />
-- INALLE S • ZIJT• GETROU • 36'W------,<br />
G OD S • KER IC- EN :T•VADERLANT•
OEDENKSCIIRIFTEN VAN PAUL KRUGER
^/<br />
^^-.<br />
^/ `<br />
r<br />
6=^G^
GEDENKSCHRIFTEN<br />
VAN<br />
PAUL KRUGER<br />
GEDICTEERD AAN<br />
H. C. BREDELL EN PIET GROBLER<br />
Pant=lier Secretaria Gewezen Onder-Stutasecretaris der Zuld-<br />
Afrikaansche Republlek<br />
GEAUTORISEERDE NEDERLANDSCHE UITGAVE<br />
BEWERKT DOOR<br />
FREDERIK ROMPEL<br />
PREMIE<br />
VAN<br />
HET NIEUWS VAN DEN DAG<br />
AMSTERDAM - J. FUNKE - MCMII
INHOUD.<br />
....M.,..^../.../..."..VS.<br />
I. JEUGD EN PARTICULIER LEVEN Blz 1<br />
Jachtavonturen. De eerste leeuw gedood. De doode leeuw bruit.<br />
Verdere leeuwenjachten. Op de tijger- en neushoornjacht. Op de<br />
buff<strong>el</strong>jacht. Worst<strong>el</strong>ing met een buff<strong>el</strong>. Op de olifantenjacht.<br />
Wedloop tusschen mensch en olifant.<br />
II. BEGIN VAN KRUGER'S OPENBAAR OPTREDEN . Blz. 22<br />
i. Reis naar de Zandrivier 1852. (Zandrivier-tractaat).<br />
2. Strafexpeditie tegen den Kafferhoofdman Sechi<strong>el</strong>.<br />
3. Wraaktocht tegen de Kafferhoofdlieden Makapaan en Map<strong>el</strong>a. Paul<br />
Kruger alleen in het hol onder de b<strong>el</strong>egerde Kaffers. Paul Kruger<br />
redt het lijk van Potgieter.<br />
4. Expeditie tegen Montsioa. Kruger valt alleen een Kafferkommando<br />
aan.<br />
III. VERANTWOORDELIJK Blz 34<br />
1. Paul Kruger komt den Oranje-Vrijstaat te hulp tegen de Basuto's<br />
en brengt den vrede met Masoes tot stand.<br />
2. Paul Kruger als generaal in het v<strong>el</strong>d tegen den Kafferhoofdman<br />
Gasibone.<br />
IV. DE BURGEROORLOG. (1861-1864) ..... Blz. 42<br />
Kruger's protest tegen het verbreken van de Grondwet door Kommandant-Generaal<br />
Schoeman. Volksvergadering te Pretoria. Kruger's<br />
oorlogsverklaring. Pogingen tot verzoening door Schoeman.<br />
Kruger wordt benoemd tot stemgerechtigd lid der Gereformeerde<br />
kerk, om zonder bezwaar staatsambten te kunnen vervullen.
VIII 1NHOUD.<br />
Nieuwe onderhand<strong>el</strong>ingen. Krijgstoerustingen aan beide zijden.<br />
De politieke strijd wordt een godsdienststrijd. Gevecht bij Potchefstroom.<br />
Schoeman's vlucht. Herhaalde onderhand<strong>el</strong>ingen. De uitspraak<br />
van het Hooge Gerechtshof wordt niet erkend. Gevecht<br />
bij Zwartkopje. Nieuwe verhand<strong>el</strong>ingen. Wederzijdsche amnestie.<br />
Nieuwe verkiezingen. Kruger wordt Kommandant-Generaal.<br />
V. NIEUWE NATURELLEN-OORLOGEN ...... Blz. 59<br />
1. De Transvalers komen opnieuw den Oranje-Vrijstaat te hulp tegen<br />
de Basuto's (Masoes), doch scheiden in oneenigheid.<br />
2. Krugers ongeval in 1866.<br />
3. Strijd in de Zoutpansbergen. Uitblijven van munitie en ondersteuning.<br />
Kruger alleen onder de Kaffers.<br />
VI. REGEERING VAN PRESIDENT BURGERS . . . . Blz. 65<br />
t. Strijd om Kimberley. Kruger's protest tegen het scheidsgerecht,<br />
waarin President Pretorius had toegestemd. De President legt het<br />
ambt neder. Th. F. Burgers wordt met groote meerderheid gekozen<br />
trots Kruger's tegenwerking. Uitspraak tusschen Kruger<br />
en Burgers.<br />
2. Burgers' politick.<br />
3. Oorlog met Sekukuni.<br />
4. Strijd over de oorlogsb<strong>el</strong>asting, door den President zonder toestemming<br />
van den Volksraad opg<strong>el</strong>egd.<br />
5. Shepstone, de Eng<strong>el</strong>sche speciale commissaris komt met zijne<br />
annexatieplannen.<br />
6. Conferenties met Shepstone.<br />
7. Burgers' strijd met Kruger en den Volksraad. Kruger tot Vicepresident<br />
gekozen.<br />
8. De annexatie van Transvaal.<br />
9. Protest van den Uitvoerenden Raad tegen de annexatie.<br />
VII. GEBEURTENISSEN GEDURENDE DE TUSSCHEN-<br />
REGEERING Blz. 78<br />
Kruger met de Deputatie te Londen (ie bezoek) om de annexatie<br />
te doen vernietigen.<br />
2. Volksvergaderingen en Volksstemmingen in Transvaal.<br />
3. Ten tweeden male te Londen.<br />
4. De Kafferhoofdman Sekukuni brengt de Eng<strong>el</strong>sche leer in praktijk.<br />
De Eng<strong>el</strong>sche gouverneur zoekt hulp bij Kruger tegen den Zo<strong>el</strong>oekoning<br />
Cetewayo.<br />
5. Nieuwe Volksvergaderingen en protesten tegen de annexatie.<br />
Kruger brengt het yolk tot rust.
INHOUD. IX<br />
6. De Hooge Commissaris Sir Bartle Frere en Sir Garnet Wols<strong>el</strong>ey<br />
treden hand<strong>el</strong>end op. De overige Afrikaanders verzoeken de<br />
vrijheid voor hun Transvaalsche broeders. Kruger wordt verdacht<br />
een verrader te zijn.<br />
7. De afgevaardigden van de Burgervergaderingen worden gevangen<br />
genomen wegens hoogverraad. Kruger stilt nogmaals den storm.<br />
8. Confederatieplannen en hun bestrijding door Kruger. Sir B. Frere<br />
wil met Kruger privatim onderhand<strong>el</strong>en.- Kruger weigert op grond<br />
van Frere's oneerlijkheid.<br />
9. Kruger en Joubert wenden zich schrift<strong>el</strong>ijk tot Gladstone.<br />
ro. Alle hoop op eene vred<strong>el</strong>ievende oplossing wordt opgegeven.<br />
VIII. DE VRIJHEIDSOORLOG 1880-81 ...... Blz. 93<br />
Bezuidenhout en de Burgervergadering te Potchefstroom. De<br />
„onverzoenlijken" dragen te Paardekraal de regeering op aan het<br />
driemanschap Kruger, Joubert en Pretorius.<br />
2. Het eerste schot. Gevecht van Bronkhorstspruit. „Amajuba".<br />
3. Paul Kruger tij dens den oorlog. Zijne onderhand<strong>el</strong>ingen met den<br />
Kafferhoofdman Magato, dien Eng<strong>el</strong>and trachtte te winnen als<br />
bondgenoot.<br />
4. Wapenstilstand en vredes-onderhand<strong>el</strong>ingen. Protesten in den<br />
Volksraad.<br />
5. „Transvaal" of „Zuid-Afrikaansche Republiek".<br />
IX. PAUL KRUGER STAATS-PRESIDENT 1883-1888. BIz. 105<br />
De verkiezing.<br />
2. De oorlog met de Kaffers in Lijdenburg-district. (Mapoch en<br />
Mampoer).<br />
3. Kafferonlusten aan de Zuidwest<strong>el</strong>ijke grenzen der Republiek. Boerenvrijwilligers<br />
laten zich, trots een proclamatie van den President,<br />
door de hoofden Moshette en Mankoroane aanwerven voor een<br />
oorlog tegen andere kafferstammen. Zij stichten in het daarvoor<br />
hun geschonken land de republieken St<strong>el</strong>laland en land Goosen. De<br />
hoofden Montsioa en Moshette st<strong>el</strong>len zich onder bescherming van<br />
Transvaal, waartegen Eng<strong>el</strong>and protesteert. Onderhand<strong>el</strong>ingen over<br />
de West<strong>el</strong>ijke grenzen tusschen Kruger, Sir Ch. Warren en Cecil<br />
Rhodes.<br />
4. President Kruger ten derde male te Londen. Sir Hercules<br />
Robinson. Opheffing der Suzereiniteit (Londensche Conventie 1884).<br />
Bezoek aan de Europeesche regeeringen. Dr. Leyds.<br />
5. Inwendige toestand van de Republiek in 1885. De D<strong>el</strong>agoaspoorweg.<br />
Ongunstige financiEn. Onrust aan de West<strong>el</strong>ijke grenzen.<br />
Ontdekking der goudv<strong>el</strong>den.<br />
6. Dc bevolking der goudv<strong>el</strong>den. („Uitlanciers").<br />
7. Verhand<strong>el</strong>ingen met den Vrijstaat over eene nauwere vereeniging.<br />
8. Inlijving van de „Nieuwe Republiek".
X INHOUD.<br />
X. HET TWEEDE PRESIDENTSCHAP VAN PAUL KRUGER<br />
1888-1893 Blz I19<br />
Dr. Leyds Staatssecretaris.<br />
2. Verontrusting der Noord<strong>el</strong>ijke grenzen door Cecil Rhodes (De<br />
Chartered, Lobengula, Khama).<br />
3. Bondgenootschap tusschen den Oranje-Vrijstaat en de Zuid-<br />
Afrikaansche Republiek.<br />
4. /nrichtingen ten gunste der „Uitlanders" (Gerechtshof te Johannesburg,<br />
Tweede Volksraad). Paul Kruger's haat tegen de „Uitlanders".<br />
5. De overeenkomst betreffende Swazi<strong>el</strong>and. Eng<strong>el</strong>sche bedriegerijen<br />
6. De Adendorff-trek.<br />
7. Kerk<strong>el</strong>ijke verschillen. De „Autokraat" Kruger.<br />
8. Het onderwijsvraagstuk.<br />
9 Nieuwe verkiezingen.<br />
I. PAUL KRUGERS DERDE PRESIDENTSCHAP<br />
1893-1898 Blz 734<br />
z De Transvaal-National-Union.<br />
2. Tweede overeenkomst betreffende Swazi<strong>el</strong>and.<br />
3. Zwarigheden met de Kafferstammen in de Blauwbergen. De<br />
Eng<strong>el</strong>schen weigeren krijgsdienst te doen. Sir Henry Loch te Pretoria.<br />
B<strong>el</strong>eediging van den President.<br />
4. Ongeoorloofde annexatie van Sambaans en Umbegazaland door<br />
Eng<strong>el</strong>and.<br />
5. Feest<strong>el</strong>ijke opening van den D<strong>el</strong>agoa-spoorwcg en tariefoorlog<br />
met de Kaapkolonie.<br />
6. De Jameson-inval.<br />
7. Chamberlain's uittartende politick.<br />
8. Het verslag der Mijn-Kommissie.<br />
9. De strijd tusschen de Regeering en het Hooge Gerechtshof.<br />
10. Conflict met den Swaziekoning Bunu. Sir Alfred Milner.<br />
1. F. W. Reitz. J. C. Smuts.<br />
12. Nauwere vereeniging met den Oranje-Vrijstaat. De Koningin van<br />
Eng<strong>el</strong>and eene „kwaaie" vrouw.<br />
13. Nieuwe verkiezingen.<br />
XII. PAUL KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP. . Blz. 169<br />
1. Agitatie van de South-African league.<br />
2. De Krisis.<br />
3. Het ultimatum. De oorlog<br />
4. Kruger gedurende den oorlog.<br />
5. Op weg naar Europa.<br />
6. In het vreemde land.<br />
7. Zonder Vaderland. Slotwoord.<br />
BIJLAGEN A—H Blz. 219-274
VOORWOORD.<br />
Deze enk<strong>el</strong>e woorden z1n natuur10 ni<strong>el</strong> bestemd<br />
om het boek van een man als Kruger in te leiden,<br />
4' dienen slechts tot to<strong>el</strong>ichting.<br />
Het zal den lezer w<strong>el</strong>licht opmerk<strong>el</strong>ft sch1nen,dat<br />
60za al deze levensherinneringen in den derden per-<br />
soon z1n geschreven met volkomen afwifking van den<br />
reg<strong>el</strong>. President Kruger heeft dien reg<strong>el</strong> niet willen<br />
volgen. Zen opvatting is, dat zln fiersoon verdwijnt,<br />
zoodra hI als gevolmachtigde van zz:In yolk optreedt;<br />
clan is hI alleen een de<strong>el</strong> van zln yolk en zou het<br />
z<strong>el</strong>fverheffing zfn van „a" te spreken. 131 deze op-<br />
vatting komt nog Kruger's godsdienstig bezwaar. Het<br />
past hem niet stil te staan 61 eigen daden. Wat 4<br />
gedaan heeft, deed h1 slechts als werktuig in Gods<br />
hand. En het zou z<strong>el</strong>fverheffing tegenover God z1n,<br />
als 4 roemde in eigen daden.
XII VOORWOORD.<br />
De gedenkschriften van Paul Kruger zOi zuivere<br />
herinneringen. Slechts over het staatkundige qclperk<br />
van den Jameson-inval tot den oorlog stonden hem<br />
nog de ambt<strong>el</strong>0e stukken ter beschikking. Het ge-<br />
schiedkundig dat vddr 18.96 ligt, is door den<br />
President uit het geheugen gedicteerd. Waar<br />
lezing niet overeenkwam met die der bestaande ge-<br />
schiedboeken, daar is hem oft het verschil gewezen.<br />
Kruger echter hi<strong>el</strong>d vast aan z!in voorst<strong>el</strong>ling-, die<br />
de ware was.<br />
De verschillende redevoeringen, in de bfIvoegs<strong>el</strong>s<br />
opgenomen, kunnen dienen om President Kruger's<br />
staatkundige denkbe<strong>el</strong>den nader toe to lichten.<br />
vormen als zoodanig een onverbreekbaar gehe<strong>el</strong> met<br />
het boek z<strong>el</strong>f<br />
De bewerker dezer Nederlandsche uitgave ten slotte<br />
heeft zich streng gehouden aan den oorspronk<strong>el</strong>Oen<br />
tekst, omclat hif het karakter zuiver en ongeschonden<br />
wade bewaren.
HOOFDSTUK I.<br />
Jeugd en particulier leven.<br />
Mijn herinneringen gaan terug tot den tijd, dat ik als<br />
jongen van negen jaar met mijn ouders en mijn ooms Gert<br />
en Theunis Kruger het land mijner geboorte verliet.<br />
Tot dien tijd hadden wij gewoond op de plaats Vaalbank,<br />
in het distrikt Colesberg, Kaap-kolonie, waar ik als derde<br />
kind van Caspar Jan Hendrik Kruger en zijn echtgenoote<br />
Eliza Steijn, dochter van Douw Steijn van de plaats Balhoek<br />
(achter den Zuurberg in de Kaap-kolonie) den 'Oen October<br />
1825 ter wer<strong>el</strong>d kwam. Mijn ouders waren eenvoudige Boeren,<br />
en op de ouderlijke plaats ben ik opgegroeid als alle andere<br />
Boerenzoons. Ik heb op de plaats op de beesten gepast en<br />
bij het werk op het land geholpen. Het is waar, dat een<br />
oude vrouw mijn moeder voorsp<strong>el</strong>d heeft, dat haar zoon<br />
Stefanus Johannes Paulus hoog zou stijgen in de wer<strong>el</strong>d ;<br />
doch ik weet niet dat er ooit iets geweest is, wat iemand<br />
zou hebben kunnen doen denken, dat God mij tot een bijzonderen<br />
arbeid zou roepen.<br />
De eerste beslissende gebeurtenis in mijn leven was het<br />
verlaten van ons vaderland: onze 'trek." Ik was toen nog<br />
te jong om mij in te laten met de beweegredenen tot deze<br />
hand<strong>el</strong>ing der Afrikaners. Ik weet echter, dat mijn ouders<br />
vert<strong>el</strong>den, dat zij wegtrokken en anderen dit ook deden,<br />
omdat de Eng<strong>el</strong>schen hun eerst slaven hadden verkocht en,<br />
I
JEUGD EN PARTICULIER LEVEN.<br />
toen zij het g<strong>el</strong>d er voor ontvangen hadden, de slaven weder<br />
hadden vrijgemaakt. Er zou schadevergoeding worden gegeven,<br />
doch die moest in Eng<strong>el</strong>and worden uitbetaald en<br />
daar persoonlijk of door een agent in ontvangst moeten<br />
worden genomen. De kosten, die aan deze wijze van uitbetaling<br />
waren verbonden, waren vaak hooger dan het kapitaal<br />
en daarom zagen v<strong>el</strong>en liever van het hun toekomende bedrag<br />
af, dan dat zij er de moeite en ergernis van wilden hebben.<br />
Zij wilden echter ook niet meer onder zulk een onrechtvaardig<br />
bestuur wonen. Hierbij kwam nog, dat de Kaffers herhaald<strong>el</strong>ijk<br />
in de Kolonie vi<strong>el</strong>en en het vee van de Boeren wegnamen,<br />
en wanneer dan de Boeren hun beesten gingen terughalen,<br />
dan kwamen de Eng<strong>el</strong>sche generaals en verklaarden al het<br />
vee tot oorlogsbuit, waarvan de Eng<strong>el</strong>sche regeering dan eerst<br />
haar oorlogskosten moest aftrekken, waarna het overige aan<br />
de vroegere eigenaren — die, nota bene, z<strong>el</strong>f meegevochten<br />
hadden om het geroofde terug te brengen — ter verde<strong>el</strong>ing<br />
werd gegeven. De ontevredenheid over deze onrechtvaardige<br />
hand<strong>el</strong>wijze was des te grooter, omdat <strong>el</strong>k kind van jongs<br />
af van zijn ouders een paar schapen, ossen of paarden in<br />
persoonlijk eigendom kreeg, waarvoor het dan met bijzondere<br />
oplettendheid zorgde en waaraan het met he<strong>el</strong> zijn hart<br />
hing. Onder de geroofde dieren was natuurlijk ook het<br />
eigendom der kinderen, en het verwekte ve<strong>el</strong> verbittering,<br />
dat het geschenk, dat door het oude gebruik hoogere waarde<br />
had, op zoo onwettige wijze werd weggenomen, en tot dekking<br />
der oorlogskosten werd gebezigd.<br />
Zoo verlieten dus ook mijn ouders en hun verwanten huis<br />
en hof om in de onbekende wildernis te gaan. De „trek",<br />
die ongeveer zo koppen sterk was met een dertig duizend<br />
Afrikaansche schapen en eenige honderden paarden en ossen,<br />
die onze menschen grootende<strong>el</strong>s in ruil voor hun verlaten<br />
plaatsen gekregen hadden, ging in Mei 1833 over de Oranjerivier.<br />
Hier verkocht mijn vader 3000 schapen tegen een<br />
,dikketon" (een ducaton =f 1.40) per stuk aan een slachcer,<br />
waarop wij naar de Caledon-rivier trokken en daar ons lager<br />
opsloegen.
JEUGD EN PARTICULIER LEVEN. 3<br />
Mijn werk hier en op de verdere trekken bestond voornam<strong>el</strong>ijk<br />
in het aandrijven en bij-<strong>el</strong>kaar-houden van het vee.<br />
Dit was de arbeid der kinderen van bijna alle voortrekkers;<br />
want het zwarte dienstvolk was bijna zonder uitzondering in<br />
de kolonie achtergebleven, en juist in dezen tijd, nu het<br />
gehe<strong>el</strong>e bezit der families uit vee bestond, waren hun<br />
diensten zeer noodig geweest. I)<br />
De trek, waartoe mijn familie behoorde, was natuurlijk<br />
niet de groote trek. Deze kwam eerst een jaar later (1836)<br />
onder Hendrik Potgieter en toen vereenigden zich de andere<br />
voortrekkers met hen.<br />
Onmidd<strong>el</strong>lijk na deze vereeniging werd een vergadering<br />
gehouden, waarin voorschriften werden opgest<strong>el</strong>d, waaraan<br />
zich de trekkers hadden te onderwerpen en waarbij een<br />
soort regeering werd ingest<strong>el</strong>d. Gods woord zou echter als<br />
hoogste wet en richtsnoer g<strong>el</strong>den. Tot Kommandant — het<br />
hoogste ambt, dat er was — werd Potgieter gekozen. De<br />
algemeen bindende besluiten bevatten o.a. de volgende<br />
bepalingen dat geen land of wat ook met gew<strong>el</strong>d van de<br />
natur<strong>el</strong>len mocht worden genomen en dat geen slavernij<br />
zou worden geduld. Hierop trok men gezamenlijk verder<br />
naar de Vetrivier, en den gehe<strong>el</strong>en Vrijstaat door, zonder<br />
iets van de daar wonende zwakke Kafferstammen te nemen.<br />
De gronden tusschen de Vet- en Vaalrivier werden door<br />
den daar regeerenden Kafferkapitein tegen ossen, koeien,<br />
enz. geruild.<br />
Toen echter de eerste voortrekkers aan de Vaalrivier<br />
kwamen en daar, evenals aan de Rhenoster-rivier, in kleine<br />
troepen verspreid in lager waren, werden zij onverhoeds en<br />
1) Bij deze g<strong>el</strong>egenheid kan de waarheid worden bevestigd der anecdote,<br />
volgens w<strong>el</strong>ke een Eng<strong>el</strong>sche Lord aan den President te Pretoria werd voorgest<strong>el</strong>d<br />
door iemand, die blijkbaar vond, dat Kruger niet genoeg aandacht<br />
wijdde aan het hooge bezoek, en daarom achter <strong>el</strong>kander opsomde w<strong>el</strong>ke<br />
ambten de Lord w<strong>el</strong> bekleedde, en wat zijn voorvaderen geweest waren om<br />
des te meer indruk te maken; zoodat de President ten slotte droogweg<br />
opmerkte: „Zeg dien mijnheer, dat ik veehoeder ben geweest en mijn vadei<br />
een boer." De mijnheer, die den Lord voorst<strong>el</strong>de, was de w<strong>el</strong>bekende eigenaar<br />
van een groote distilleerderij bij Zwartkop, in de buurt van Pretoria.
4<br />
JEUGD EN PARTICULIER LEVEN.<br />
zonder eenige aanleiding door den Zulu-kapitein Mos<strong>el</strong>ikatse<br />
overvallen. Deze Mos<strong>el</strong>ikatse was toentertijd beer en<br />
meester van het gehe<strong>el</strong>e land, ten westen der Lebombo- en<br />
Drakensbergen. Alle Makatezen-stammen, die daar woonden,<br />
hadden zich aan hem onderworpen. Mos<strong>el</strong>ikatse behand<strong>el</strong>de<br />
zijn onderdanen als honden en noemde ze ook zoo ; en als<br />
er bijv. aasvog<strong>el</strong>s, die hij zijn kinderen heette, boven zijn<br />
kraal vlogen, dan gaf hij bev<strong>el</strong> een paar oude vrouwen en<br />
mannen te slachten en als voeds<strong>el</strong> voor de vog<strong>el</strong>s te werpen.<br />
In de holen en gaten zochten de onderworpen stammen<br />
voor hem schuiling. Toen deze S<strong>el</strong>ikats nu hoorde, dat er<br />
witmenschen uit het zuiden gekomen waren, zond hij een<br />
paar duizend zijner soldaten op hen af met het bev<strong>el</strong>, de<br />
indringers in de pan te hakken. De „trekkers" die zich in<br />
kleine lagertjes hadden gesplitst om met het v<strong>el</strong>e vee voldoende<br />
weidev<strong>el</strong>d te hebben, werden dus door de Kaffers<br />
verrast en voor het grootste de<strong>el</strong> vermoord.<br />
Na deze slachting keerden de Matab<strong>el</strong>en met al het vee<br />
der Boeren naar hun stad terug ; doch kwamen veertien<br />
dagen later in groote getalen terug en vi<strong>el</strong>en nu de „trekkers"<br />
bij Vechtkop (in den Oranje-Vrijstaat) aan. Hier had<br />
Sar<strong>el</strong> C<strong>el</strong>liers echter een sterk wagenlager getrokken en<br />
met zijn 33 man sloeg hij de onstuimige aanvallen der<br />
Zulu's af, waarbij de Kaffers zware verliezen leden. Vrouwen<br />
en kinderen hadden de verdedigers van het wagenlager<br />
wakker terzijde gestaan. Zij hadden kog<strong>el</strong>s gegoten, de<br />
geweren g<strong>el</strong>aden en in sommige gevallen z<strong>el</strong>fs het geweer<br />
ter hand genomen. Bij hun terugtocht naar S<strong>el</strong>ikatsnek en<br />
Marico, hun hoofdplaatsen, namen de Kaffers alle vee der<br />
voortrekkers, dat natuurlijk buiten het wagenlager weidde,<br />
mee ; doch wat erger was ook twee blanke kinderen en drie<br />
bastaards, waarvan men nooit meer iets heeft gehoord.<br />
Een kleine klomp Burgers onder Potgieter vervolgde den<br />
vijand tot de Marico-rivier. God was met hen en schonk<br />
hun bij Zeerust de overwinning. Zij vervolgden de Kaffers<br />
weer en namen ten slotte het gehe<strong>el</strong>e gebied in bezit.<br />
Ook een de<strong>el</strong> van het geroofde werd terug genomen en
JEUGD EN PARTICULIER LEVEN. 5<br />
hierop keerde het kommando terug. S<strong>el</strong>ikatse was gevlucht.<br />
Een de<strong>el</strong> der voortrekkers trek nu naar Natal ; want om<br />
het verkregen gebied te kunnen ontwikk<strong>el</strong>en, moest men in<br />
verbinding komen met de buitenwer<strong>el</strong>d, en men hoopte in<br />
Natal, waar zich ook reeds andere voortrekkers hadden<br />
gevestigd en over den noodigen grond onderhand<strong>el</strong>den, de<br />
haven van Durban te zullen krijgen. Na het verraderlijke<br />
vermoorden van Piet Retief en het overvallen der daar<br />
gevestigde voortrekkers door de horden van Dingaan, keerden<br />
de meeste trekkers, en ook mijn vader, naar het land ten<br />
noorden der Oranjerivier terug. Mijn familie zette zich te<br />
Liebenbergsvlei neer — een streek die door de krijgsverrichtingen<br />
van Kitchener tegen De Wet in den laatsten<br />
oorlog zoo bekend is geworden.<br />
In het jaar 1839 trek er opnieuw een Kommando over<br />
de Vaalrivier, om S<strong>el</strong>ikatse, die voortging met plunderen en<br />
rooven, te tuchtigen en het gestolen vee terug te halen. Aan<br />
deze expeditie nam ook ik de<strong>el</strong>. Te Wonderfontein (in het<br />
latere distrikt Potchefstroom) liet Potgieter het lager achter<br />
en zette S<strong>el</strong>ikatse met een paardenkommando achterna.<br />
S<strong>el</strong>ikatse trok steeds terug. Bij Klein Buff<strong>el</strong>shoek in de<br />
Magaliesbergen, dicht bij de bekende Olifantsrivier, vend<br />
Potgieter in de sp<strong>el</strong>onken het Kafferhoofd Magato, die later<br />
in de nabijheid van Rustenburg woonde en nog dikwijls zal<br />
genoemd worden. Hij had slechts een klein gevolg bij zich<br />
en op de vraag, van Potgieter, waar S<strong>el</strong>ikatse was, antwoordde<br />
hij, dat deze reeds over de Krokodilrivier was getrokken.<br />
Op de vraag, waarom hij dan was achtergebleven en zich<br />
bier verborg, zei hij, dat hij in den nacht van S<strong>el</strong>ikatse was<br />
wegg<strong>el</strong>oopen en zich nu verscholen had uit vrees voor de<br />
achtergebleven benden van S<strong>el</strong>ikatse, die nog te S<strong>el</strong>ikatsnek<br />
waren. Daar S<strong>el</strong>ikats nu toch niet meer in te halen was, en<br />
een aanval op de sterke st<strong>el</strong>ling van S<strong>el</strong>ikatsnek toch niet<br />
mog<strong>el</strong>ijk was, keerde het Kommando terug naar de vrouwenlagers<br />
aan de Rhenoster- en Vaalrivier. Maar het volgend<br />
jaar ( 184o) trok Potgieter weer uit en deze maal z<strong>el</strong>fs recht<br />
door naar S<strong>el</strong>ikatsnek. Ook aan deze expeditie nam ik de<strong>el</strong>,
6 JEUGD EN PARTICULIER LEVEN.<br />
Bij S<strong>el</strong>ikatsnek vond Potgieter een groote kafferstad, die hij<br />
bestormde en nam. Een groote hoeve<strong>el</strong>heid goederen van de<br />
door S<strong>el</strong>ikats vermoorde trekkers werd hier teruggevonden.<br />
Bij de achtervolging van S<strong>el</strong>ikats de<strong>el</strong>de de kafferkapitein<br />
Mamagaliaan Potgieter mee, dat er nog een kommando<br />
van S<strong>el</strong>ikats te Strijdpoort, in het distrikt Waterberg, was.<br />
Potgieter trok er dad<strong>el</strong>ijk been en vi<strong>el</strong> het kafferlager aan;<br />
maar na een kort gevecht bleek het, dat hier een vergissing<br />
plaats had. Het waren geen Zulu's, maar Rooi-kaffers, die<br />
zich gedwongen bij S<strong>el</strong>ikatse hadden aangesloten.<br />
Potgieter liet onmidd<strong>el</strong>lijk de vijand<strong>el</strong>ijkheden staken, toen<br />
hij de vergissing bemerkte. Magali, die de oorzaak van den<br />
aanval was, werd gevangen genomen en na een behoorlijk<br />
onderzoek tot zes maanden gevangenisstraf veroorde<strong>el</strong>d. Hij<br />
was er niet zoo gemakk<strong>el</strong>ijk afgekomen, als hij niet tot zijn<br />
verontschuldiging had kunnen inbrengen, dat de Rooi-kaffers<br />
altijd met S<strong>el</strong>ikatse *op het oorlogspadc waren, en dat hij<br />
niet anders had gedacht dan dat zij ook Zulu's waren.<br />
Eind<strong>el</strong>ijk hadden de trekkers dus weer een eenigszins<br />
veilig tehuis. Dat het zoo onrustige leven ve<strong>el</strong> schade had<br />
gedaan, laat zich denken. Van de inrichting van scholen en<br />
kerken kwam niets. Toch zorgden de Boeren-vaders en -moeders<br />
voor de opvoeding hunner kinderen, zoo goed als zij konden.<br />
Zij wisten, dat zij in een land waren, waar het niet gemakk<strong>el</strong>ijk<br />
was het verzuimde in te halen en dat de geest<strong>el</strong>ijke<br />
achteruitgang van het nageslacht de ondergang van het<br />
yolk zou beteekenen. Daarom leerde <strong>el</strong>ke Boer zijn kinderen<br />
lezen en schrijven en onderwees hij hen in Gods woord. Als<br />
zij gegeten hadden, moesten de kinderen <strong>el</strong>k een stuk uit<br />
de H. Schrift voorlezen en navert<strong>el</strong>len. Ook moesten zij<br />
dit of dat vers overschrijven of van buiten leeren. Dit gebeurde<br />
<strong>el</strong>ken dag, als buitengewone omstandigheden het<br />
tenminste niet onmog<strong>el</strong>ijk maakten. Zoo leerde ook mijn<br />
vader mij de bijb<strong>el</strong>sche geschiedenis en gaf hij er mij 's avonds<br />
onderricht in. Bovendien kreeg ik onderwijs van een zekeren<br />
Ti<strong>el</strong>man Roos, die niet dan met he<strong>el</strong> ve<strong>el</strong> onderbrekingen<br />
zijn ambt van onderwijzer kon uitoefenen. Dit onderricht
JEUGD EN PARTICULIER LEVEN. 7<br />
heeft in het gehe<strong>el</strong> due maanden geduurd. Als de trek bij<br />
een uitspanplek een tijd lang rust nam, dan werd van gras<br />
en klei een kleine hut gebouwd, die dan het schoolgebouw<br />
was voor de kinderen der trekkers. Zoo ging het den gehe<strong>el</strong>en<br />
tocht tot aan de Magaliesbergen, waar mijn vader<br />
zich vestigde.<br />
Toen ik 16 jaar oud was, had ik het recht, mij evenals<br />
de andere z<strong>el</strong>fstandige leden van ons gez<strong>el</strong>schap, twee plaatsen<br />
uit te zoeken ; een voor weidev<strong>el</strong>d en een om te bebouwen.<br />
Ik woonde op de plaats Waterkloof en bracht in het jaar<br />
1842 uit het land ten zuiden van de Vaalrivier een juffrouw<br />
Maria du Plessis als huisvrouw daarheen x).<br />
Het huw<strong>el</strong>ijk werd te Potchefstroom bevestigd. Voor een<br />
kerk<strong>el</strong>ijke huw<strong>el</strong>ijksinzegening hadden de Boeren in die dagen<br />
bijna geen g<strong>el</strong>egenheid, evenmin als voor onderwijs en voor<br />
behoorlijke voorbereiding voor de bevestiging als lidmaat. De<br />
Boer moest schoolmeester, predikant en staatsambtenaar zijn 2).<br />
Na eenigen tijd van rust werd in het jaar 1845 een<br />
nieuwen trek naar het noorden ondernomen om het verworven<br />
land te gaan „occupeeren". Iedere trekker zou nog een<br />
plaats krijgen in het nieuwe land. Reeds een jaar te voren<br />
was een Kommissie, waartoe ook mijn vader behoorde, naar<br />
D<strong>el</strong>agoabaai gegaan, om met Portugal de grenzen van het<br />
wederzijdsch gebied vast te st<strong>el</strong>len. De graat der Lobombobergen<br />
zou de grens vormen tusschen Portugal en het land<br />
der voortrekkers. Met mijn vader en de andere leden mijner<br />
I) Bij een reis op bezoek bij zijn verloofde vond de jonge Kruger de<br />
Vaalrivier zoo sterk (vol), dat hij er niet over kon. Zijn verlangen was echter<br />
grooter dan zijn vrees voor levensgevaar en zijn kracht starker dan het gew<strong>el</strong>d<br />
van de rivier. Hij bond zijn kleeren op zijn rug en ZWOM naar den anderen<br />
kant, de paarden achter zich aan trekkend. Dit was roek<strong>el</strong>ooze doodsverachting,<br />
en de oude wachter, die zich met zijn pont niet op de rivier waagde,<br />
las hem eens flink de les. Geholpen zou het toch niet hebben. G<strong>el</strong>ukkig<br />
duurde de vrijage niet lang, zoodat Kruger niet meer in de verzoeking kwam<br />
om hetz<strong>el</strong>fde waagstuk nog eens te ondememen.<br />
2) Evenals in den laatsten oorlog moest ook toen een Landdrost door de<br />
Burgers z<strong>el</strong>f in plaats van door de algemeene overheid worden benoemd, om<br />
de huw<strong>el</strong>ijken te „bevestigen".
8 JEUGD EN PARTICULIER LEVEN.<br />
familie ging ik als onder-v<strong>el</strong>dkornet met den trek mee. Wij<br />
kwamen tot in het noorden van het tegenwoordige Lijdenburg<br />
en stichtten daar het dorp Orighstad. Maar wij konden<br />
hier niet blijven. Koorts, veeziekte en andere <strong>el</strong>lenden dwongen<br />
ons terug te gaan naar de Magaliesbergen, waar ik bleef<br />
wonen en door ruil nog meer plaatsen in eigendom kreeg.<br />
Hier trof mij in Januari van het jaar 1846 het ong<strong>el</strong>uk, dat<br />
ik mijn vrouw en het kindje, dat zij het leven gaf, verloor.<br />
God schonk mij een nieuwe levensgez<strong>el</strong>lin in juffrouw Gezina<br />
Suzanna Frederika Wilh<strong>el</strong>mina du Plessis. Uit dezen echt<br />
werden mij 9 zonen en 7 dochters geboren, van wie nog 3<br />
zonen en 5 dochters in leven zijn.<br />
De eerste zorg voor de nieuwe emigranten was gekleurd<br />
arbeidsvolk te krijgen. Dit was niet gemakk<strong>el</strong>ijk, want z<strong>el</strong>fs<br />
wanneer de Kaffer wil werken, dan tracht hij toch nog zijn<br />
baas op de een of andere wijze te bedriegen. En als hij<br />
iets kent, dan wordt zijn parmantigheid vaak „onverdrag<strong>el</strong>ijk".<br />
Steeds hadden wij met deze karakter-eigenschappen te strijden,<br />
— een strijd, die echter ook zijn vroolijke zijde had.<br />
Zoo zond ik bijv. eens op een nieuwjaarsdag van mijn<br />
plaats Waterkloof een Kaffer naar de plaats van mijn moeder<br />
— mijn vader had ik in het jaar 1852 verloren — om eenige<br />
gedroogde perziken te halen. Mijn moeder zond mij 5 of 6<br />
pond en m<strong>el</strong>dde dit in een briefje, dat mijn Kaffer mij ook<br />
eerlijk ter hand st<strong>el</strong>de. Uit den brief zag ik echter dad<strong>el</strong>ijk, dat<br />
de Kaffer mij bedrogen had, want dat hij mij ve<strong>el</strong> minder<br />
perziken bracht dan er in den brief werden opgegeven. Ik<br />
vroeg hem waarom hij mij bedroog en waarom hij bijna<br />
alle perziken had opgegeten. DIn dien brief staat dat er ve<strong>el</strong><br />
meer waren," zei ik hem.<br />
'Baas," antwoordde de Kaffer, Ddie brief liegt, hij kan<br />
niet gezien hebben, hoe ik die perziken heb opgegeten. Ik<br />
heb hem anderen kant die grooten kop onder een klipje<br />
g<strong>el</strong>egd en heb dees' kant die kop die perziken opgegeten."<br />
Toen ik hem echter overtuigde, dat de brief het toch<br />
wist, bekende hij deemoedig zijn schuld. Duid<strong>el</strong>ijk was hem<br />
de zaak echter niet,
JEUGD EN PARTICULIER LEVEN. 9<br />
Op Boekenhoutfontein, in het distrikt Rustenburg, een<br />
van mijn andere plaatsen, had ik een zeer trouwen Kaffer.<br />
In den winter trok ik met mijn vee naar Saulspoort in den<br />
omtrek van Pilaansberg. Voor mijn vertrek riep ik dezen<br />
Kaffer terzijde en zei hem : )Ik wil je een brief leeren lezen."<br />
lk zette nu strepen op een stukje papier en legde<br />
uit dat de langste strepen m<strong>el</strong>oenen, de daarop volgende<br />
in lengte zoetlemoenen (sinaasapp<strong>el</strong>en) en de kortste zuurlemoenen<br />
(citroenen) beteekenden. Als hij nu een brief<br />
kreeg met een aantal van de strepen, dan moest hij den<br />
brenger van den brief hetz<strong>el</strong>fde aantal van een dezer drie<br />
vruchten meegeven en mij dit dan ook weer meede<strong>el</strong>en door<br />
midd<strong>el</strong> van hetz<strong>el</strong>fde aantal kortere of langere strepen als<br />
hij van <strong>el</strong>ke soort had gezonden. De Kaffer was nu verschrikk<strong>el</strong>ijk<br />
trotsch op zijn schrijf- en leeskunst en vond dat<br />
hij meer was dan <strong>el</strong>ke andere Kaffer. Ik had hem niet eens<br />
behoeven te zeggen, dat hij ons geheim aan niemand moest<br />
meede<strong>el</strong>en, dit had hij toch niet gedaan. Later zond ik<br />
boden, wien ik eenvoudig zei: ,Breng dezen brief aan April,<br />
hij zal dan meegeven, wat ik vraag." Dit gebeurde ook en<br />
toen zij met een brief van April terugkwamen, zei ik, dat<br />
zij mij den brief moesten geven, dien April geschreven had,<br />
want dat ik zien wou of zij mij bedrogen hadden. Dit was<br />
hun al te wonderlijk en de g<strong>el</strong>eerdheid van April wekte<br />
hun afgunst en bewondering. Overal vert<strong>el</strong>den zij van den<br />
slimmen April, die plots<strong>el</strong>ing lezen en schrijven had g<strong>el</strong>eerd.<br />
In dien tijd waren er in ons land nog geen zend<strong>el</strong>ingen,<br />
maar een godvruchtig Kaffer, met name David, zocht zijn<br />
stamgenooten op om ze op godsdienstig gebied te onderwijzen.<br />
Toen nu deze David de Kaffers in mijn streek uit<br />
den Bijb<strong>el</strong> wou leeren lezen, weigerden zij schrijven en lezen<br />
te leeren. Zij vroegen waarom zij eerst het 'Bock" moesten<br />
leeren en dan zwaar moesten krijgen met schrijven te leeren<br />
om het g<strong>el</strong>eerde later weer te kunnen lezen ; terwij1 de<br />
kaffer van Paul Kruger lezen en schrijven kon zonder dat<br />
hij het Boek kende en schrijven g<strong>el</strong>eerd had. Toen kwam<br />
David bij mij en klaagde zijn nood, en om den onwil der
I o JEUGD EN PARTICULIER LEVEN.<br />
Kaffers meester te worden, was ik w<strong>el</strong> verplicht David mijn<br />
geheim te verraden. April was hierover he<strong>el</strong> boos op mij,<br />
want het was nu uit met de bewondering zijner maats.<br />
Jachtavonturen.<br />
In de eerste jaren van ons verblijf waren wij verplicht<br />
evenals op onze trekken het rechtmatig gewonnen land van<br />
de roofdieren te zuiveren, die tot dusver met de wilde<br />
Kafferstammen onbeperkt geheerscht hadden. Iedere Boer<br />
had zijn de<strong>el</strong> aan dezen arbeid en ook de opgeschoten<br />
jong<strong>el</strong>ingen, die reeds uit zucht naar avonturen hartstocht<strong>el</strong>ijke<br />
jachters waren, droegen het hunne bij om het land bewoonbaar<br />
te maken.<br />
Ik kan natuurlijk thans niet meer zeggen, hoeve<strong>el</strong> roofdieren<br />
ik geschoten heb. Het waren er te ve<strong>el</strong> en bovendien<br />
is het reeds bijna 5o jaren g<strong>el</strong>eden, dat ik op een<br />
groote jachttrek geweest ben. Ook alle bizonderheden kan<br />
ik mij niet meer herinneren. Zoover ik echter nog weet,<br />
heb ik tusschen de 30 en 4o olifanten en 5 zeekoeien geschoten.<br />
Ik heb z<strong>el</strong>f 5 leeuwen neerg<strong>el</strong>egd. Als ik op jacht<br />
ging, nam ik altijd, behalve goede paarden, iemand mee. Op<br />
groote jachttochten liet ik gewoonlijk twee of drie wagens<br />
met arme menschen meerijden om hun het geschoten wild<br />
te geven.<br />
Mijn eersten leeuw schoot ik in 1839. Ik was toen 14 jaar<br />
oud. Onze ossen waren in het weidev<strong>el</strong>d bij de Rhenosterrivier<br />
in den Oranje Vrijstaat. De leeuw had van onze ossen<br />
gevangen. Met zes man, alien te paard, gingen zij erop uit<br />
den leeuw te zoeken. Ik was w<strong>el</strong> de zevende, maar t<strong>el</strong>de<br />
nog niet mee. Wij reden drie bij drie en een eind van<br />
<strong>el</strong>kander. Toen wij den' leeuw eind<strong>el</strong>ijk gevonden hadden,<br />
stormde hij dad<strong>el</strong>ijk op ons los. De drie mannen, bij wie<br />
ik was, bonden de paarden aan <strong>el</strong>kaar, en draaiden ze om
JELTGD EN PARTICULIER LEVEN. I I<br />
met hun koppen van den leeuw af, een methode die steeds<br />
door de Boeren op de leeuwenjacht gevolgd wordt, omdat<br />
als de paarden den leeuw zien, men kans heeft, dat ze van<br />
den schrik op den loop gaan.<br />
De drie mannen namen ieder de hun aangewezen plaats<br />
in. Ik bleef achter — maar van den leeuw uit gerekend<br />
natuurlijk voor de paarden zitten met mijn geweer op<br />
den leeuw gericht, die op ons afkwam. Dichtbij gekomen,<br />
maakte hij zich klaar voor zijn sprong om, naar het mij<br />
toescheen, over mij heen op de paarden te springen. Ik<br />
schoot hem in zijn sprong en trof hem g<strong>el</strong>ukkig dood<strong>el</strong>ijk,<br />
zoodat hij bijna bovenop mij vi<strong>el</strong>. De drie mannen op wier<br />
paarden ik paste, liepen toe om mij te h<strong>el</strong>pen, och de<br />
leeuw was reeds dood. Het was een groot dier. Op het<br />
hooren van het schot kwamen de drie anderen ook naar ons<br />
toejagen. Wij stonden toen samen rondom den leeuw over<br />
het gebeurde te spreken. Een zekere Hugo ging voor den<br />
leeuw zitten om diens tanden, die bijzonder groot waren, te<br />
meten. Zonder eenige kwade bedo<strong>el</strong>ing, gaf ik den leeuw<br />
een schop tegen zijn buik en toen gaf hij op eenmaal een<br />
vrees<strong>el</strong>ijken brul, zoodat Hugo het tanden-meten vergat en<br />
van schrik op zijn rug vi<strong>el</strong>. De anderen schudden van het<br />
lachen, want zooals ieder jager bij ondervinding weet, stoot<br />
<strong>el</strong>ke doode leeuw, wanneer men hem kort na zijn dood op<br />
zijn buik trapt, een kort gebrul uit, alsof hij nog leefde. De<br />
adem, die nog in den leeuw is en die bij den trap op den<br />
buik zich met gew<strong>el</strong>d een weg baant door de ke<strong>el</strong>, brengt<br />
dit g<strong>el</strong>uid voort. Hugo wist dit natuurlijk ook, maar hij had<br />
er niet aan gedacht en schaamde zich over zijn schrik. Hij<br />
wilde mij te lijf ; maar de anderen b<strong>el</strong>etten hem dit<br />
lachend, en maakten hem duid<strong>el</strong>ijk, dat ik hem slechts in<br />
mijn onwetendheid dien angst bezorgd had.<br />
Mijn tweeden leeuw schoot ik achter de Magaliesbergen<br />
aan de Hexrivier. Mijn oom Theunis Kruger en ik waren<br />
achter een troep <strong>el</strong>anden aan, toen mijn paard uitgeput<br />
raakte en ik dus alleen achterbleef. Stapvoets rijdende kwam<br />
ik een troep leeuwen tegen. Ik kon niet voor hen vluchten,
I2 JEUGD EN PARTICULIER LEVEN.<br />
omdat mijn paard afgemat was. Plots<strong>el</strong>ing kwam er een der<br />
leeuwen op mij aan. Toen deze op omtrent twintig treden<br />
van mij af was, schoot ik hem door den kop in zijn lichaam.<br />
Hij vi<strong>el</strong> neder met zijn kop van mij af, doch sprong dad<strong>el</strong>ijk<br />
weer op en liep naar de andere leeuwen, terwiji ik mijn<br />
geweer weer laadde. Bij den troep gekomen, vi<strong>el</strong> hij dood<br />
neer. Toen ik zag, dat ik deze zoo goed had getroffen, vi<strong>el</strong><br />
ik ook de andere leeuwen aan, doch zonder succes ; zij<br />
vluchtten alien den berg in.<br />
Eenige jaren later had ik op dez<strong>el</strong>fde plek nog een ontmoeting<br />
met leeuwen. Ook dezen hadden beesten van ons<br />
geroofd. Toen wij de leeuwen nu vonden, namen zij evenals<br />
de anderen de vlucht in denz<strong>el</strong>fden berg. Ik liep echter<br />
harder dan mijn maats en slaagde er zoodoende in twee<br />
leeuwen te dooden.<br />
Mijn vijfden leeuw schoot ik in het Lijdenburgsche, toen<br />
wij naar de Olifantsrivier waren getrokken. Ook deze leeuw<br />
had eenige onzer runderen gevangen en wij zochten hem<br />
daarom. Ik had bij mij een zeer trouwen bond, die mij altijd<br />
vergez<strong>el</strong>de en die de leeuwen in de bosschen opspoorde.<br />
Toen hij den leeuw gevonden had, begon hij te blaffen,<br />
terwijI de leeuw aan het brullen ging. Zoodra de bond<br />
mij zag, ging hij even ter zijde van den leeuw staan. Deze<br />
wilde mij nu bestormen, doch toen vi<strong>el</strong> mijn hond hem van<br />
achteren aan, zoodat hij verhinderd werd op mij af te komen<br />
en ik er in slaagde hem dood<strong>el</strong>ijk te treffen. Dit was de<br />
vijfde leeuw dien ik alleen doodde. In gez<strong>el</strong>schap van<br />
anderen heb ik er natuurlijk meer geschoten.<br />
Gedurende de expeditie tegen S<strong>el</strong>ikatse, toen wij van een<br />
patrouillerit terugkwamen, schoot ik mijn eersten rhenoster<br />
(neushoorn). Mijn oom Theunis Kruger gaf mij verlof om<br />
het eerst te schieten en het g<strong>el</strong>ukte mij het dier met het<br />
eerste schot te dooden.<br />
Erger was een ander avontuur op den rhenosterjacht. Ik<br />
was met mijn zwager N. Theunissen, mijn trouwe maat, op<br />
een jachttocht. Ik moet vooraf vert<strong>el</strong>len, dat wij afgesproken<br />
hadden, dat ieder het recht zou hebben den ander flunk af
JEUGD EN PARTICULIER LEVEN. 13<br />
te rans<strong>el</strong>en, als hij door onvoorzichtigheid of lafheid een<br />
aangeschoten stuk wild liet ontkomen. Den morgen dat wij<br />
op jacht trokken, was mijn geweer ong<strong>el</strong>ukkig niet in orde.<br />
Ik moest daarom een ander twe<strong>el</strong>oopsgeweer meenemen,<br />
waarvan de loop in het midden was 3oorgezaagd. 1k wist<br />
dus, dat als ik bijv. een neushoorn niet goed trof op een<br />
plaats, waar zijn v<strong>el</strong> het dunst was, het schot geen voldoende<br />
uitwerking zou hebben. Wij kregen drie neushoorns, een bul<br />
en twee koeien, de zoogenaamde ywitharnoster", een van<br />
het kwaadste soort, in het zicht. Ik zei Theunissen de twee<br />
koeien te volgen en hen niet uit het oog te verliezen. Ik<br />
z<strong>el</strong>f zou eerst den bul dooden en dan h<strong>el</strong>pen om de koeien<br />
te schieten. Wegens het dichte struikgewas (boschjes) moest<br />
mijn makker t<strong>el</strong>kens schieten, opdat ik weten zou, waar hij<br />
was. Ik joeg nu voorbij den neushoorn-bul, en sprong toen<br />
van mijn paard om te schieten. Ik liep hem toen zoo voor,<br />
dat hij op ongeveer tien treden van mij moest passeeren ; omdat<br />
ik zoodoende een goede kans wou krijgen om hem op de<br />
plaats to treffen, waar zijn v<strong>el</strong> het dunst was. G<strong>el</strong>ukkig trof<br />
het schot met dood<strong>el</strong>ijk effect. Ik sprong nu weer op mijn<br />
paard, ging dad<strong>el</strong>ijk in de richting, waar ik Theunissen hoorde<br />
schieten, terwijl ik onder het jagen mijn geweer laadde. Toen<br />
ik bij hem kwam, schoot hij juist voor de tweede maal<br />
op zijn neushoorn, die reeds gewond was. Het beest bleef<br />
staan. De boschjes waren niet zoo bijzonder ruig op deze<br />
plek, zoodat ik den tweeden neushoorn kon zien wegloopen.<br />
Toen ik mijn maat voorbijreed, riep hij mij nog toe, dat ik<br />
niet voor het beest uit mijn zad<strong>el</strong> moest gaan, want dat het<br />
zeer boos was en he<strong>el</strong> hard kon loopen.<br />
Ik sloeg echter geen acht op zijn waarschuwing, omdat<br />
ik wist dat hij altijd zeer voorzichtig was, sprong van mijn<br />
paard en liep den rhenoster schuins voorbij. Zoodra hij<br />
mij zag, pijlde hij onmidd<strong>el</strong>lijk op mij af. Toen hij ongeveer<br />
drie of vier meter van mij was, wou ik hem schieten, doch<br />
het dopje van den eenen geweerloop weigerde, en voor een<br />
tweede schot was geen tijd. Het dier was dicht bij mij en<br />
mij bleef dus niets anders over als om te keeren en te
14<br />
JEUGD EN PARTICULIER LE VEN.<br />
vluchten. Op dat oogenblik raakte mijn voet vast aan de<br />
haakdoornboschjes op den grond, waardoor ik voorover vi<strong>el</strong>.<br />
Het beest was nu ook al op mij. De eerste stoot met zijn<br />
gevaarlijken horen ging juist over mijn rug ; en met zijn<br />
neus duwde hij mij he<strong>el</strong>emaal plat op den grond en wou<br />
mij zoo vertrappen. Ik draaide mij echter onder het beest<br />
om, en schoot hem met den anderen loop van onderen door<br />
het blad juist in het hart. Het was mijn g<strong>el</strong>uk geweest dat<br />
ik in de oogenblikken van het grootste gevaar mijn geweer<br />
niet uit de handen had g<strong>el</strong>aten. De rhenoster sprong toen<br />
van mij af en vi<strong>el</strong> op eenige meter afstand dood neer. Mijn<br />
zwager Theunissen kwam nu op het toone<strong>el</strong>, sprong op omtrent<br />
vijftig meter van mij van zijn paard en liep zoo hard<br />
hij kon op mij toe, niet anders denkende dan dat, in de<br />
worst<strong>el</strong>ing op leven en dood tusschen den rhenoceros en<br />
mij, het schot was afgegaan en mij gedood had. Toen hij<br />
naderkwam en zag dat ik opstond, liep hij op mij af en<br />
nam mij goed onder zijn sjambok, omdat ik zoo onvoorzichtig<br />
en tegen zijne orders in had gehand<strong>el</strong>d. Ik trachtte mijz<strong>el</strong>f<br />
te rechtvaardigen, en meende, dat mij de straf w<strong>el</strong> mocht<br />
worden bespaard, want dat de rhenoster mij reeds zoo had<br />
vertrapt en gekneusd. Maar het baatte niet. Ten slotte<br />
moest ik schuiling zoeken achter een doornboschje. Dit was<br />
echter de eenige en laatste maal, dat Theunissen een kans<br />
kreeg mij een pak slaag te geven.<br />
In den omtrek van de plek, waar ik mijn eerste olifanten<br />
gezien heb, nabij een groote rietvlei, schoot ik mijn eersten<br />
buff<strong>el</strong>. De buff<strong>el</strong>s kwamen uit de vallei en vluchtten langs<br />
de spruit op. Wij joegen ze na. Ik was vooraan en toen<br />
ik afsprong om te schieten, verliet een buff<strong>el</strong>-koe de troep<br />
en stormde op mij los. Ik was echter klaar en toen zij bij<br />
mij kwam, schoot ik ze het schouderblad stuk ; doch in haar<br />
vaart liep zij mij omver zonder mij echter te trappen. Voorthollende<br />
ging zij door de spruit, waar ik haar met behulp<br />
van eenige anderen afmaakte.
JEUGD EN PARTICULIER LEVEN. 1 5<br />
Mijn volgend avontuur met een buff<strong>el</strong> had ik bij de Bierkraal-spruit.<br />
In boschjes, van ongeveer vier a vijf voet hoog,<br />
waren een aantal buff<strong>el</strong>s. Wij gingen met ons zessen uit<br />
om ze te vangen. Ik ging de boschjes het eerst in om te<br />
zien of ik er een kon schieten. In de ruige boschjes passeerde<br />
ik een klompje buff<strong>el</strong>s zonder ze echter te zien, doch<br />
stuitte spoedig op een ander klompje van „die beesten."<br />
Onmidd<strong>el</strong>ijk stormde een groote buff<strong>el</strong> op mij af, doch tot<br />
mijn g<strong>el</strong>uk waren zijn horens zoo wijd van <strong>el</strong>kander, dat de<br />
boschjes gedurig zijn horens opvingen, zoodat de kracht van<br />
den stoot werd gebroken. De buff<strong>el</strong> verloor mij echter geen<br />
seconde uit het oog. Op de vlucht uit de boschjes, kwam<br />
ik terecht tusschen het klompje buff<strong>el</strong>s, dat ik in het begin<br />
ongemerkt voorbij was g<strong>el</strong>oopen. Door het dichte struikgewas<br />
zag ik nu niets van het gevaar, voor ik stootte tegen<br />
het Iichaam van een buff<strong>el</strong>, die juist opstond. Kwaad over<br />
deze stoornis schopte het dier naar mij en rukte met zijn<br />
poot de kleeren van mijn lijf. De andere mannen, die buiten<br />
het boschje stonden, konden den poot van den buff<strong>el</strong> zien,<br />
toen hij naar mij schopte, en dachten dat het zijn horens<br />
waren, zoo hoog had hij zijn poot opg<strong>el</strong>icht. Ik kwam er<br />
g<strong>el</strong>ukkig met den schrik af.<br />
Een zeer onaangename ontmoeting had ik met een buff<strong>el</strong><br />
te Vleeschkraal, in het distrikt Waterberg, waar ik met mijn<br />
zwager Theunissen op een jachttocht was. Hij had een<br />
buff<strong>el</strong>koe gekwetst, die schuiling ging zoeken in het ruige<br />
doornbosch. Daar ik het dier niet te paard kon volgen, gaf<br />
ik dit aan mijn broeder Nicolaas en volgde de buff<strong>el</strong> te voet<br />
en van nabij om haar niet uit het oog te verliezen in het<br />
zeer ruige bosch.<br />
TerwijI ik nog achter haar aanliep, stormde zij plots<strong>el</strong>ing<br />
om en op mij los. Ik wou haar schieten, doch mijn vuursteengeweer<br />
weigerde. Ik moest toen omspringen om te<br />
trachten mij door de vlucht te redden. Het had echter ve<strong>el</strong><br />
geregend en juist achter mij was een groote po<strong>el</strong> modder-
6 JEUGD EN PARTICULIER LEVEN.<br />
water, waarin ik terechtkwam, toen ik omsprong. De buff<strong>el</strong><br />
vi<strong>el</strong> er ook in. Mijn geweer lag ook in het water, en was<br />
dus van geen nut meer voor mij, De buff<strong>el</strong> stootte naar<br />
mij, doch bleef met een harer hoornen in den wal vastgeslagen.<br />
Toen greep ik den anderen hoorn en trachtte den kop<br />
van het dier onder water te duwen om de buff<strong>el</strong> te smoren.<br />
Dit ging echter zeer moeilijk, want de hoorn was glibberig<br />
van het modderwater. Ik moest beide handen gebruiken en<br />
alle krachten inspannen om haar kop onder water te houden.<br />
Ziende dat mijne krachten ten slotte uitgeput zouden raken,<br />
liet ik mijn eene hand los om een groot jachtrnes, dat ik op<br />
mijn heup droeg, te krijgen en de buff<strong>el</strong> daarmede dood te<br />
steken. Mijn eene hand was echter te zwak om het dier<br />
vast te houden. Het rukte zich los en richtte zich op. Het<br />
was echter al in zeer treurigen toestand, bijna gesmoord en<br />
de oogen vol modder, zoodat het mij niet kon zien. Ik sprong<br />
toen ook op en verborg mij achter een boschje ; terwijl de<br />
buff<strong>el</strong> in een tegenovergest<strong>el</strong>de richting wegliep. Toen zij<br />
verdwenen was, ging ik mijn geweer uit de po<strong>el</strong> halen. Ik<br />
zag er verschrikk<strong>el</strong>ijk uit, bedekt met modder en slijk. Theunissen<br />
had w<strong>el</strong> gehoord dat er iets aan den gang was, doch<br />
kon mij in de ruige bosschen niet met zijn paard te hulp<br />
komen. Na mij wat gewasschen te hebben, vervolgde ik de<br />
andere buff<strong>el</strong>s en slaagde er toch nog in er een te schieten.<br />
Op de expeditie naar S<strong>el</strong>ikatse, die kort te vor en onze<br />
menschen overvallen en vermoord had, werd ik met een<br />
sterke patrouille van Wonderfontein, waar onze wagens achterbleven,<br />
gezonden om te gaan zien waar S<strong>el</strong>ikatse was.<br />
In de nabijheid van den tegenwoordigen Olifantsnek, — die<br />
aan de vroegere aanwezigheid van v<strong>el</strong>e olifanten zijn naam<br />
dankt — vonden wij een grooten troep van deze dieren, die<br />
juist den nek overgingen.<br />
Mijn vader joeg ze na, doch kommandant Potgieter wilde<br />
niet dat hij er op schoot. Dit waren de eerste olifanten,<br />
die ik gezien heb.<br />
Het meest levensgevaarlijke oogenblik op mijn jachten was<br />
mijn wedloop met een olifant. Adriaan van Rensburg en ik
YEUGI) EN PARTICULIER LEVEN. 1 7<br />
waren op zekeren dag in het v<strong>el</strong>d om olifanten te schieten.<br />
Toen wij den eersten troep zagen, was van Rensburg een<br />
eind achter. Ik galoppeerde vooruit om een goede kans<br />
tot schieten te hebben. Op van Rensburg kon ik niet wachten.<br />
Mijn paard had de gewoonte, als ik afgesprongen<br />
was, eerst nog eens om mij heen te loopen. Ik moest het<br />
altijd eerst tot kalmte brengen en vasthouden, voor ik kon<br />
schieten, want anders werd het bang en liep weg. Schuin<br />
voor de olifanten sprong ik af. Een hunner had mij reeds<br />
bespeurd en liep zoo sn<strong>el</strong> hij kon achter mij aan het bosch<br />
in. Op dat oogenblik wist ik niet w<strong>el</strong>k gevaar mij dreigde<br />
en evenmin dat de olifant reeds zoo dicht bij mij was. Van<br />
Rensburg had dit alles echter w<strong>el</strong> gezien en schreeuwde zoo<br />
hard hij kon om mij te waarschuwen. Toen eerst zag ik<br />
wat er gaande was, en dat de alifant het boschje achter mij<br />
al plattrapte. Het dier was feit<strong>el</strong>ijk reeds op mij. Ik wou<br />
op mijn paard springen ; doch de takken van het boschje,<br />
door den olifant neergetrapt, sloegen mij op den grond en<br />
ik moest het dus opgeven om zoo vrij te komen. Mijn<br />
paard liet ik toen los en sprong dwars voorbij den olifant.<br />
Hij vervolgde mij onder groot geschreeuw en getier, en sloeg<br />
met zijn slurf bijna voortdurend op mij los. Het werd toen<br />
een wedloop op leven en dood. Ten slotte echter won ik<br />
hoe langer hoe meer op hem, zoodat ik w<strong>el</strong>dra tenminste<br />
buiten het bereik van zijn slurf was. De kaffers, die bij<br />
ons waren, stonden zoo wat honderd meters verder, toen de<br />
olifant mij aanvi<strong>el</strong>, en zoodra zij zagen wat er gebeurde,<br />
gingen zij ook op den loop : zij vooruit, ik achter hen en<br />
achter mij weer de woedende olifant. Ik kwam toen op de<br />
gedachte den kaffer, die het zwakste liep, te vangen en<br />
zoodra dan de olifant op den kaffer afstormde, even voorbij<br />
te springen en het dier van he<strong>el</strong> nabij te schieten. Mijn<br />
groot geweer (een vierponder) had ik nog bij mij. Doch de<br />
olifant was intusschen reeds zoo vermoeid geworden, dat hij<br />
de jacht opgaf en staan bleef. Van Rensburg joeg toen<br />
naar mij toe om mij te h<strong>el</strong>pen ; doch zijn paard trapte in<br />
een gat, met gras overgroeid, en tuim<strong>el</strong>de op den grond.<br />
2
8 JEUGD EN PARTICULIER LEVEN.<br />
Van Rensburg werd meegesleurd, omdat zijn voet in den<br />
stijgbeug<strong>el</strong> vastzat. Onderwijl had de olifant het hazenpad<br />
gekozen. Toen van Rensburg weer op de been kwam,<br />
zeide ik tot hem : jaag toch in die richting, ik wees hem<br />
die met mijn vinger aan en trachtte mijn paard op te vangen.<br />
De koers van den olifant was eerst noordwaarts geweest ;<br />
doch hij was daarna in west<strong>el</strong>ijke richting gegaan om zich<br />
weer bij zijn makkers aan te sluiten. Ik zei nog aan van<br />
Rensburg: pals gij mijn paard krijgt, breng het dan achter<br />
mij aan. Ik zal intusschen den troep olifanten achtervolgen<br />
en in het oog houden, totdat gij weer bij mij komtc. De<br />
olifantskoe, die mij gejaagd had, had een klein kalf, dat<br />
een eind achter zijn moeder had aang<strong>el</strong>oopen. Ik rende het<br />
kalf voorbij om bij de groote olifanten te komen. Toen het<br />
olifant-kalf mij nu zag, ging het aan het schreeuwen en liep<br />
op mij af ; zoodat de koe zich omdraaide en nog juist zag,<br />
hoe ik in het naastbijzijnde boschje wegsprong met het kalf<br />
achter mij aan. Zonder om te zien liep ik het boschje door<br />
en w<strong>el</strong> in een andere richting als ik er in gegaan was.<br />
Hier stiet ik op van Rensburg, die met mijn paard aankwam<br />
en mij toeriep : * Hier zijn tsetse-vliegen, wij moeten omdraaien.t<br />
Maar ik antwoordde : 2. Nu ja, jaag dan maar uit,<br />
ik wil nog eerst even die olifant schieten die mij zoo geplaagd<br />
heeft.c<br />
De olifant-koe was intusschen echter verdwenen. Toch<br />
g<strong>el</strong>ukte het mij twee van den troep te schieten, waarop ik<br />
terugging.<br />
Mijn paard, *Tempusc, een kostbaar dier, was inmidd<strong>el</strong>s<br />
door de giftige vliegen gestoken en werd, kort<br />
na mijne thuiskomst, toen de regens begonnen te vallen,<br />
ziek en stierf, bijna gehe<strong>el</strong> uitgeteerd door het vliegen gif.<br />
Op een groote leeuwenjacht, waarop wij gemeenschapp<strong>el</strong>ijk<br />
uittrokken, had ik g<strong>el</strong>egenheid de trouw van een hond<br />
op merkwaardige wijze te leeren kennen. Wij hadden een<br />
troep honden bij ons, die om de leeuwen bleven staan<br />
blaffen, zoodra zij ze gevonden hadden. Een van de honden<br />
ging echter niet verder van ons weg dan hoogstens twintig
JEUGD EN PARTICULIER LEVEN. 19<br />
tree. Daar bleef hij staan blaffen en met alle moeite konden<br />
wij hem niet van de plek krijgen. Wij wierpen hem<br />
met steenen, doch alles was te vergeefsch. Hij was te bang<br />
om van ons weg te gaan naar de andere honden, die bij<br />
de leeuwen waren ; maar ook te trouw om ons te verlaten.<br />
Plots<strong>el</strong>ing vi<strong>el</strong> een der leeuwen de andere honden aan, die<br />
in alle richtingen wegstoven. Een der leeuwen stormde nu<br />
op ons los en toen was de bange hond de eenige, die niet<br />
vluchtte. Hij beefde en jankte van vrees en keek <strong>el</strong>k oogenblik<br />
om naar zijn baas of deze nog niet op de vlucht ging.<br />
Maar zijn baas bleef en zoo bleef de hond ook op zijn post.<br />
Reeds was de leeuw tot op tien tree van den hond genaderd,<br />
toen hij door ons werd neergeschoten. Maar toen was<br />
ook de bange hond de eenige die hem beetpakte, de andere<br />
honden waren nergens meer te bekennen. Hij was bijna<br />
gestorven van angst, maar om zijn baas was hij gebleven.<br />
Het was in het jaar 1845, dat ik nabij Secocoeni's stad en<br />
niet ver van de plaats, waar de Spekboomrivier in de Steenpoortrivier<br />
vloeit, met mijn vrouw en mijn broeders Douw<br />
en Theunis en den broeder van mijn eerste vrouw was uitgespannen.<br />
Ik ging in den loop van den dag het v<strong>el</strong>d in<br />
om wat wild te schieten en nam mijn groot vier-pondergeweer<br />
mee. Ik was te paard. Na een uur rijdens kwam<br />
ik op een rhenoster uit, en schoot. Ik kwetste het dier<br />
alleen, dat toen in een ruig bosch vluchtte. Ik sprong dad<strong>el</strong>ijk<br />
van mijn paard en stond zoowat een vier tree van het dier<br />
om dad<strong>el</strong>ijk weer in het zad<strong>el</strong> te kunnen springen, als de<br />
rhenoster mocht omkeeren en mij aanvallen, voor ik een<br />
schot kon lossen. Doch ik kreeg nog een kans mijn geweer<br />
of te schieten. Bij dit schot barstte mijn vier-ponder echter<br />
juist op de plaats, waar ik het met mijn linkerhand vasthi<strong>el</strong>d.<br />
Mijn linker duim lag met het slot en den laadstok van mijn<br />
geweer voor mij op den grond ; terwijl de loop achter mij<br />
was gevallen. Ik had echter geen oogenblik tijd om tot bezinning<br />
te komen ; want het dier stormde reeds op mij los. Ik sprong<br />
dus sn<strong>el</strong> op mijn paard en joeg terug, achtervolgd door den
20 JEUGD EN PARTICULIER LEVEN.<br />
rhenoster tot aan den loop van een spruitje, waar het dier<br />
vi<strong>el</strong>; terwijl ik in de richting van onze wagens verder reed.<br />
Den volgenden dag gingen de menschen van ons lager op<br />
de paardensporen terug naar de plaats van het onheil en<br />
hier vonden zij den rhenoster, verwond, maar nog in leven,<br />
en toen zij op het bloedspoor verdergingen, vonden zij ook<br />
de stukken van mijn geweer en mijn duim.<br />
Mijn hand was intusschen verschrikk<strong>el</strong>ijk verminkt. Het<br />
vleesch hing er bij. De groote aderen waren stuk gescheurd<br />
en de spieren lagen bloot. Ik bloedde als een schaap, dat<br />
geslacht wordt. Onder het rijden had ik nog g<strong>el</strong>egenheid gehad,<br />
een grooten, witten doek om de wond te binden, opdat<br />
het paard niet zoo erg met bloed bespat zou worden. Toen<br />
ik bij den wagen terugkwam, zaten mijn vrouw en mijn<br />
schoonzuster bij het vuur. Ik was bang dat zij zouden schrikken<br />
en liep daarom lachend naar hen toe. Mijn schoonzuster zei<br />
nog, op mijn hand wijzend: „kijk, wat voor vet wild heeft<br />
broer Paul geschoten," want de bebloede doek zag er net<br />
uit als een rauw stuk vleesch. Ik riep mijn vrouw toe, dat<br />
zij niet moest komen, maar eerst de terpentijn uit den wagen<br />
halen ; want dat ik mijn hand bezeerd had. Intusschen zei<br />
ik tot mijn schoonzuster: „kom, haal mijn band<strong>el</strong>ier af."<br />
En eerst nu zag zij, dat mijn hand verbrijz<strong>el</strong>d was en dat<br />
ik zoo bleek zag — want ik had bijna geen bloed meer in<br />
mij. Herhaald<strong>el</strong>ijk hernieuwde ik nu het terpentijn-verband,<br />
omdat dit een goed midd<strong>el</strong> is om — zooals de Boeren zeggen<br />
— „de aderen dood te branden" en zoo het bloeden te<br />
stoppen. Ik zond mijn jongsten broer — hij was toen werk<strong>el</strong>ijk<br />
nog jong — naar het Boerenlager, dat ongeveer een half<br />
uur van onze wagens verwijderd was, om daar nog meer<br />
terpentijn te halen. Vandaar kwamen nu Hermanus Potgieter,<br />
die later op zoo gruw<strong>el</strong>ijke wijze door de Kaffers vermoord<br />
is, met zijn broeder bij ons. De eerste klom op den wagen en<br />
toen hij de wond zag, riep hij uit: „Neen, die hand is te<br />
le<strong>el</strong>ijk, zij zal nooit gezond worden," en klom weer af, omdat<br />
hij dreigde flauw te vallen. Zijn broeder zei, waarschijnlijk<br />
om mij te troosten : —„Ach wat, ik heb al le<strong>el</strong>ijker wonden
JEUGD EN PARTICULIER LEVEN. 2I<br />
gezien, breng mij maar eens wat terpentijn." Toen werd onze<br />
wagen weder ingespannen, en naar het lager getrokken.<br />
Daar raadde men mij aan, een dokter te laten halen om mijn<br />
hand af te zetten. Doch ik weigerde beslist mijn arm nog<br />
verder te laten verminken. Van mijn duim waren de beide<br />
leden af. Intusschen bleek het, dat er nog een stukje been<br />
was blijven zitten, dat er uit moest. Ik nam nu mijn zakmes<br />
om deze operatie te verrichten ; maar men rukte het mij uit<br />
de hand. Later g<strong>el</strong>ukte het mij toch nog een ander mes te<br />
krijgen, en nu sneed ik mij mijn duim he<strong>el</strong>emaal af. Het<br />
ergste bloeden was toen reeds gestopt, maar de operatie was<br />
zeer pijnlijk. Geneesmidd<strong>el</strong>en tot het stillen van de pijn had<br />
ik niet en daarom praatte ik mez<strong>el</strong>f maar in, dat het niet<br />
mijn hand, maar die van een ander was, waarin ik aan het<br />
snijden was.<br />
Langzaam genas de wond. De vrouwen strooiden er fijn<br />
gemaalde suiker op en nu en dan moest ik z<strong>el</strong>f het zieke<br />
vleesch met mijn zakmes verwijderen. Later kwam het koudvuur<br />
in de hand. Verschillende midd<strong>el</strong>en werden nu aangewend,<br />
maar geen enk<strong>el</strong> baatte. Reeds vertoonden zich zwarte<br />
strepen, die tot den schouder liepen. Toen slachtte men een<br />
bok, haalde er de pens uit en sneed deze open, terwijl zij<br />
nog warm was. Daarin stak ik nu mijn hand. Dit Boerenmidd<strong>el</strong><br />
hi<strong>el</strong>p en toen de tweede bok aan de beurt kwam om<br />
geslacht te worden, was het gevaar reeds verminderd. Toch<br />
duurde het nog zes maanden, voor de wond bijna gehe<strong>el</strong>d<br />
was, en voor ze he<strong>el</strong>emaal was genezen, was ik al weer uit<br />
om te jagen.<br />
De geneeskracht van het gebruikte midd<strong>el</strong> schrijf ik toe<br />
aan het voorkomen der v<strong>el</strong>e kruidstruiken aan de Spekboomrivier,<br />
waar de bokken gewoonlijk graasden.
HOOFDSTUK II.<br />
Begin van Krugers openbaar optreden.<br />
Reeds in het jaar 1842 was Paul Kruger Onder-v<strong>el</strong>dcornet,<br />
doch in het jaar 1852 trad hij voor het eerst op in een<br />
positie van gewicht. Hij vergez<strong>el</strong>de in dat jaar, als V<strong>el</strong>dcornet<br />
den ouden Kommandant-generaal A. W. J. Pretorius, naar<br />
de Zand-Rivier, om er het w<strong>el</strong>bekende Zand-Rivier-Tractaat<br />
te sluiten. 1)<br />
In hetz<strong>el</strong>fde jaar werd er ook een expeditie tegen het<br />
Bakwena-kafferhoofd Sechi<strong>el</strong> uitgerust, waaraan Kruger als<br />
Kommandant de<strong>el</strong>nam. Sechi<strong>el</strong> had het Kafferhoofd Mos<strong>el</strong>i<strong>el</strong>,<br />
die in de Zuid-Afrikaansche Republiek verschillende<br />
moorden had gepleegd, geherbergd en geweigerd uit te<br />
leveren, met de verklaring, dat wie Mos<strong>el</strong>i<strong>el</strong> wou hebben,<br />
hem uit zijne (Sechi<strong>el</strong>'s) maag moest komen halen. Een<br />
Kommando werd toen gezonden om hem te tuchtigen. Dit<br />
Kommando stond onder de bev<strong>el</strong>en van Hoofd-Kommandant<br />
Scholtz en Paul Kruger, die juist gekozen was tot<br />
Kommandant. Bij de stad van Sechili gekomen, liet deze aan<br />
i) Sedert Pretorius, die eerst in den Vrijstaat den strijd voor de onaf hank<strong>el</strong>ijkheid<br />
tegen Eng<strong>el</strong>and gestreden had, naar Transvaal was gekomen, had de<br />
Volksvergadering (1849) Potgieter tot Kommandant-generaal benoemd. Ten<br />
slotte was men echter verplicht drie Kommandant-generaals voor het ]even te<br />
kiezen om tweespalt te voorkomen. Pretorius werd nu tot Kommandant-generaal<br />
gekozen voor de distrikten Potchefstroom en Rustenburg, waar ook Kruger<br />
woonde.
BEGIN VAN KRUGER'S OPENBAAR OPTREDEN. 23<br />
Kommandant Scholtz weten, dat hij hem den volgenden morgen<br />
met rust zou laten, omdat het een Zondag was, doch dat hij<br />
Maandag met hem zou afrekenen. Te g<strong>el</strong>ijk vroeg hij —<br />
waarschijnlijk voor de w<strong>el</strong>willendheid omdat hij ons op Zondag<br />
niet lastig vi<strong>el</strong> — om wat koffie en suiker. Kommandant<br />
Scholtz liet hem weten, dat hij geen koffie of suiker voor<br />
hem had ; doch dat hij hem Maandag wat rissies zou zenden.<br />
Maandagmorgen vroeg begon het gevecht. Kruger was,<br />
zooals gewoonlijk, een der eersten, die storm liepen. Met<br />
zijn vierponder-geweer, dat hij met grove hag<strong>el</strong> g<strong>el</strong>aden had,<br />
schoot hij ve<strong>el</strong> Kaffers neer. Toen de berg reeds gede<strong>el</strong>t<strong>el</strong>ijk<br />
was genomen, schoot Louw du Plessis, die het kanon bediende,<br />
ong<strong>el</strong>ukkigerwijs tegen een grooten steen, en de<br />
terugslag van den kog<strong>el</strong> ging z(56 dicht langs het hoofd van<br />
Kruger, dat deze omver werd geworpen. Een zekere van<br />
Rooyen, hi<strong>el</strong>p hem weer op en verbond Kruger's hoofd met<br />
een doek.<br />
Intusschen had Kruger het bewustzijn verloren en toen hij<br />
daar nu zoo lag, kwam een hottentot-jongen van zijn broeder<br />
bij hem en hi<strong>el</strong>d de Kaffers, door zijn zuiver schieten, op<br />
eerbiedwaardigen afstand. Zoodra Kruger zijn bewustzijn had<br />
teruggekregen, zag hij hoe de Kaffers zich verborgen hadden<br />
achter de rotsen en in de klipscheuren, en teg<strong>el</strong>ijk bespeurde<br />
hij het gevaar, waarin zijne Burgers zouden komen, indien<br />
zij niet tijdig gewaarschuwd werden. Terstond richtte hij zich<br />
op om den aanval te leiden, trots zijne verwonding en niettegenstaande<br />
hij z<strong>el</strong>f het geweer nog niet kon hanteeren.<br />
De Kaffers schoten nog steeds gew<strong>el</strong>dig uit alle scheuren en<br />
gaten, doch na een hard gevecht slaagden de Burgers erin,<br />
hen uit den berg te verjagen.<br />
Nog een andermaal in den loop van het gevecht was<br />
Kruger in doodsgevaar. Een vijandige kog<strong>el</strong>, uit een enorm<br />
groot geweer, scheurde Kruger's jas gehe<strong>el</strong> en al open. Hij<br />
z<strong>el</strong>f bleef toen echter ongedeerd.<br />
Sechi<strong>el</strong> vert<strong>el</strong>de later: „ik kon nog altijd Kruger keeren ;<br />
maar toen hij erin geslaagd was, uit mijn brandewijn-kan te<br />
drinken, was hij niet meer tegen te houden."
24<br />
BEGIN VAN KRUGER'S OPENBAAR OPTREDEN.<br />
W<strong>el</strong>k een beweren, waar het toch bekend is, dat Kruger<br />
nooit sterken drank gebruikt.<br />
Na afloop van het gevecht zond Kommandant Scholtz<br />
Theunis Pretorius naar het huis van den Eng<strong>el</strong>schen zend<strong>el</strong>ing<br />
Livingstone, dat dicht bij de Kafferstad lag. Daar vond men<br />
een gehe<strong>el</strong>e inrichting voor het herst<strong>el</strong>len van geweren en<br />
een groote hoeve<strong>el</strong>heid krijgsbenoodigdheden, die door<br />
Livingstone voor Sechi<strong>el</strong> bewaard werden. Dit was in strijd<br />
met het Zandrivier-Tractaat van 1852, waarin bepaald was,<br />
dat geen wapenen of ammunitie aan de Kaffers mochten worden<br />
verschaft of door hen mochten worden aangeschaft.<br />
Dit krijgsmateriaal werd door Kommandant Scholtz geconfisceerd,<br />
voor w<strong>el</strong>ke daad de Boeren door Livingstone in<br />
Eng<strong>el</strong>and uitgescholden en op alle mog<strong>el</strong>ijke manieren b<strong>el</strong>asterd<br />
werden als vijanden der zend<strong>el</strong>ingen en wreede<br />
verdrukkers der Kaffers.<br />
In werk<strong>el</strong>ijkheid waren de Boeren noch tegenstanders der<br />
zending, noch vijanden der natur<strong>el</strong>len. Hun grondbegins<strong>el</strong><br />
was om iederen stam, die bereid was rust en vrede te<br />
bewaren en de beschaving te aanvaarden, een zeker gebied<br />
aan te wijzen, waarvan de oppervlakte in verhouding tot<br />
de grootte van den stam stond. Zoo gaven zij ook aan de<br />
zend<strong>el</strong>ingen, die onder de natur<strong>el</strong>len wilden werken, gratis<br />
grond voor het bouwen van kerken en andere do<strong>el</strong>einden.<br />
En reeds ve•Or de komst der zend<strong>el</strong>ingen, aan de andere<br />
zijde van den Vaal, hadden enk<strong>el</strong>e Boeren voor de verspreiding<br />
van het Evang<strong>el</strong>ie onder hun zwarte arbeiders gezorgd. Maar<br />
de verplichting den natur<strong>el</strong>len de ve<strong>el</strong>vuldig binnengesmokk<strong>el</strong>de<br />
wapenen weder of te nemen, — om Eng<strong>el</strong>and geen<br />
kans te geven de Boeren van tractaat-breuk te beschuldigen<br />
en dientengevolge de Zandrivier-conventie, die den trekkers<br />
ten noorden van den Vaal de vrijheid waarborgde, opgeheven<br />
te verklaren — bracht hen vaak in onaangename aanraking<br />
met de inboorlingenstammen. 1)<br />
i) De zend<strong>el</strong>ingen schijnen meestal niet begrepen te hebben, dathet natur<strong>el</strong>lenvraagstuk<br />
niet alleen een godsdienstig en mensch<strong>el</strong>ijk magstuk was voor de
BEGIN VAN KRUGER'S OPENBAAR OPTREDEN. 25<br />
De volgende oorlog waaraan Kruger de<strong>el</strong>nam, was de<br />
expeditie van 1853, onder Kommandant-generaal Pretorius,<br />
Boeren, doch ook een staatkundig. Er kon in Zuid-Afrika slechts een beschaving<br />
heerschen, die van den blanke, en waar slechts een handvol witmenschen<br />
waren om de honderd-duizend donkere inboorlingen aan de wet te doen<br />
gehoorzamen, daar was strengheid noodzak<strong>el</strong>ijk. De zwarte moest weten, dat<br />
hij eerst in de tweede plaats kwam, dat hij tot de ondergeschikte klasse<br />
behoorde, die gehoorzamen en leeren moest. Opdat men echter niet zou meenen,<br />
dat de vriend<strong>el</strong>ijke en verstandige houding der Boeren in dit vraagstuk van<br />
den lateren tijd is, zij er hier op gewezen, hoe Kruger zich in zijn staatkundig<br />
programma, bij de eerste Presidentsverkiezing en later als President in naam<br />
van zijn Volk over deze kwestie heeft uitgesproken<br />
„De natur<strong>el</strong>len-politiek in een Republiek met de zoo talrijke Kafferstammen,<br />
die onder ons en rondom ons wonen, biedt buitengewone moeilijkheden ; als<br />
grondbegins<strong>el</strong> moot hierbij steeds g<strong>el</strong>den, dat de barbaarschheid in toom gehouden<br />
en door gerechtigheid en beschaafdheid beheerscht wordt." En verder:<br />
„Men spreekt ve<strong>el</strong> over een algemeene inboorlingen-politiek in de verschillende<br />
staten van Zuid-Afrika. leder, die de moeilijkheden van dit vraagstuk<br />
kent, zal zekerlijk met mij samenstemmen, wanneer ik hem voor den<br />
grootsten w<strong>el</strong>doener van Zuid-Afrika verklaar, die een volkomen bevredigende<br />
oplossing van dit vraagstuk kan geven. Zulk een man zal waarschijnlijk eerst<br />
nog geboren moeten worden. Wat intusschen ooze Republiek betreft, zoo is de<br />
plicht of de taak der Republiek duid<strong>el</strong>ijk en eenvoudig: iedere Kafferstam<br />
binnen onze landgrenzen moet het gezag van onze Regeering leeren eerbiedigen,<br />
de wet, die ook hem ten goede komt, nakomen, zijn aande<strong>el</strong> in de algemeene<br />
lasten dragen. Wanneer de heillooze invloed van vreemden en vijanden der<br />
Republiek, die thans deze ong<strong>el</strong>ukkige Kaffers zoo vaak voorpraten, dat zij<br />
zich niet behoeven to beschouwen als onderdanen van de Republiek, eenmaal<br />
uit de wer<strong>el</strong>d zal zijn, dan is de tijd gekomen, waarin de natur<strong>el</strong>lenstammen<br />
de zegenrijke vruchten zullen plukken van het oude grondbegins<strong>el</strong> der Republiek,<br />
volgens w<strong>el</strong>k begins<strong>el</strong> <strong>el</strong>ken stam van beduidenis onder de bescherming der<br />
Regeering een zeker gebied zal worden aangewezen. 'Want wat in de Conventie<br />
(van 1881) over deze gebiedsaanwijzingen staat, is niets anders als de oude<br />
wet der Republiek. Voor de toekomst hoop ik, dat het nog eenmaal door<br />
Gods zegen zoo ver zal komen, dat orde, arbeidzaamheid en godsvrucht ook<br />
den Kaffer tot een g<strong>el</strong>ukkig en tevreden onderdaan der Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek zullen maken."<br />
Aan het slot zijner rode bij zijn inzwering tot Staatspresident in 1888 zeide<br />
Kruger in verband met zijn vermaning aan de kinderen en de onderwijzers, en<br />
de voorde<strong>el</strong>en van het school-onderricht der Republiek : „Ook tot u, kleurlingen,<br />
een kort woord : Gij hebt recht op de bescherming der wet van deze Republiek,<br />
of gij ook de g<strong>el</strong>egenheid, die u geboden wordt, om een opvoeding te genieten,<br />
zult benutten, hangt van u af. Het staat u vrij beschaving aan te nemen of ze<br />
to weigeren. Ook voor u smock ik om den zegen des almachtigen Gods "
26 BEGIN VAN KRUGER 'S OPENBAAR OPTREDEN.<br />
tegen de Kaffer-opperhoofden Map<strong>el</strong>a en Makapaan, te<br />
Makapaanspoort in het district Waterberg.<br />
Dezen hadden Hermanus Potgieter, broeder van den<br />
gewezen Kommandant-Generaal, vermoord. i) Hij was een<br />
uitmuntend schutter en een bekend olifantenjager geweest.<br />
Map<strong>el</strong>a nu had hem een boodschap gezonden om bij hem<br />
te komen, omdat er zoove<strong>el</strong> olifanten in zijn gebied waren.<br />
Teg<strong>el</strong>ijk vroeg hij Potgieter naar zijn vee te komen zien,<br />
dat Map<strong>el</strong>a hoedde en verzorgde, waarvoor hij dan de m<strong>el</strong>k<br />
der koeien mocht behouden. Potgieter had deze reg<strong>el</strong>ing op<br />
Map<strong>el</strong>a's voorst<strong>el</strong> goedgekeurd. Na ontvangst van den boodschap<br />
vertrok Potgieter met zijn zoon Andries en een paar<br />
andere mannen, alsmede zijn kleurling-achterrijder. Zoodra<br />
zij aangekomen waren, werden hun wagens, volgens gewoonte,<br />
in de Kafferstad getrokken.<br />
Nadat de Kaffers vriend<strong>el</strong>ijk met Potgieter gesproken<br />
hadden en vert<strong>el</strong>d waar de olifanten waren, vi<strong>el</strong>en zij onverwacht<br />
op hem aan en doodden zijn zoon Andries en de<br />
anderen. Potgieter z<strong>el</strong>f brachten zij daarna op eene Klipplaat,<br />
waar zij hem levend .vilden onder groot vreugdemisbaar<br />
en in tegenwoordigheid van zijn achterrijder. Eerst<br />
toen zij de ingewanden van het slachtoffer uit het lichaam<br />
hadden gescheurd, stierf Potgieter en werd hij uit zijn<br />
vrees<strong>el</strong>ijk lijden verlost. De achterrijder, die vrijg<strong>el</strong>aten werd,<br />
heeft Kruger later gebracht op de plaats, waar deze slachting<br />
heeft plaats gehad.<br />
Terwijl Map<strong>el</strong>a dezen gruw<strong>el</strong>ijken moord pleegde, had<br />
Makapaan midden in vredestijd, toen niemand iets kwaads<br />
vermoedde, een aantal vrouwen en kinderen, die van Zoutpansberg<br />
op weg naar Pretoria waren, overvallen. De twee<br />
Op de eerste verklaring werd Kruger tot President gekozen, en de<br />
zegenwensch heeft hij den kleurlingen toegeroepen bij de plechtige aanvaarding<br />
van zijn ambt.<br />
i) De met de familie Kruger zoo nauw verbonden Kommandant en later<br />
Kommandant-Generaal Hendrik Potgieter was intusschen (begin Maart 1853)<br />
gestorven en zijn zoon Piet tot zijn opvolger als Kommandant.Generaal van<br />
de districten Lijdenburg en Zoutpansberg gekozen.
BEGIN VAN KRUGER'S OPENBAAR OPTREDEN. 27<br />
Kafferkapiteins hadden afgesproken te zamen de witmenschen<br />
in hun gebied te vermoorden. Zoodra deze moorden bekend<br />
werden, besloten de Boeren de Kafferkapiteins te straffen.<br />
In het hol onder de b<strong>el</strong>egerde Kaffers van<br />
Map<strong>el</strong>a en Makapaan.<br />
Generaal Piet Potgieter, de neef van den zoo gruw<strong>el</strong>ijk<br />
vermoorden Hermanus Potgieter, trok met honderd man van<br />
Zoutpansberg en Kommandant-Generaal Pretorius met tweehonderd<br />
man van Pretoria. Bij het laatste Kommando beyond<br />
zich Kruger als onderbev<strong>el</strong>hebber. V6Or deze beide<br />
Kommando's zich met <strong>el</strong>kaar konden vereenigen, vi<strong>el</strong>en de<br />
Kaffers 's nachts onverhoeds het lager van Potgieter aan.<br />
Zij werden echter g<strong>el</strong>ukkig teruggeslagen.<br />
Zoodra nu de beide Kommando's <strong>el</strong>kander ontmoet hadden,<br />
dreven zij de Kaffers gezamenlijk in hunne bergen, waar<br />
dezen nu schuiling zochten in holen en gaten. Nu keerden<br />
de twee Kommando's hen volkomen vast om hen door<br />
honger tot overgave te dwingen. Toen dit besluit reeds geruimen<br />
tijd had geduurd en de Kaffers reeds ve<strong>el</strong> g<strong>el</strong>eden<br />
hadden door honger en het vuur der Boeren, dacht Kruger<br />
erover hen door list tot overgave te dwingen. Te dien<br />
einde kroop hij, zoodra het donker was geworden, in het<br />
hol waarin de Kaffers zich bevonden. Zij hadden zijn binnenkomst<br />
niet bemerkt en nu sprak hij hen toe in hun eigen<br />
taal, en zeide, dat het toch beter was zich over te geven<br />
dan van honger te sterven. De witmenschen zouden hen<br />
niet dooden en ten slotte verklaarde hij zich bereid met de<br />
blanken over hen te spreken. Plots<strong>el</strong>ing riep een gewapende<br />
Kaffer : „Magoa" (witman) en op dit geroep vluchtten de<br />
andere natur<strong>el</strong>len dieper het hol in en Kruger die zich verraden<br />
zag, liep tusschen hen in mee naar achteren, waar<br />
het zeer donker was. Alle Kaffers keken nu naar voren in
28 BEGIN VAN KRUGER'S OPENBAAR OPTREDEN.<br />
het hol, maar zagen natuurlijk den witman niet en niet een<br />
hunner vermoedde, dat hij tusschen hen in was. Zoodra zij<br />
nu wat van den schrik bekomen waren, sprak hij hen opnieuw<br />
in hun eigen taal aan en raadde hen zich over te geven.<br />
Door deze list slaagde hij er ten slotte in om van 17o tot<br />
i 8o Kaffermeiden en kinderen mee uit te brengen, die eerst,<br />
toen zij uit het hol waren, bemerkten dat het Kruger en<br />
geen kaffer was, die tot hen gesproken had. Zijn plan was<br />
eigenlijk geweest om door de overgave der Kaffers, de<br />
schuldige kapiteins in handen te krijgen. Dit was echter<br />
niet g<strong>el</strong>ukt, zoodat het b<strong>el</strong>eg moest worden voortgezet.<br />
Kommandant-Generaal Pretorius was zeer boos, dat Kruger<br />
zoo onvoorzichtig was geweest en bestrafte hem streng, omdat<br />
hij het gewaagd had alleen onder de Kaffers in de holen te<br />
gaan en zond hem uit den omtrek der holen weg. In den<br />
verderen loop der krijgsverrichtingen ontkwam Kruger nog<br />
eens ter nauwernood den dood. In een der gevechten werd<br />
Generaal Potgieter gedood door een schot, uit een spleet in<br />
de rotsen op hem gevuurd. Zijn lijk was van den loodrechten<br />
krans, waar hij gestaan had, binnen een kafferschans gevallen.<br />
Kruger zag het en stormde onmidd<strong>el</strong>ijk naar omlaag om het<br />
lijk uit te halen. De Kaffers openden een gew<strong>el</strong>dig vuur uit<br />
een hol bij den schans, w<strong>el</strong>k vuur door de Burgers beantwoord<br />
werd, zoodat het Kruger onder deze bedekking g<strong>el</strong>ukte<br />
over den schansmuur te springen, het lijk er boven op te<br />
leggen en, verborgen in den kruitdamp, denz<strong>el</strong>fden weg<br />
weer terug te gaan en het lijk te redden.<br />
Generaal Potgieter was een groote, zwaargebouwde man,<br />
en Kruger moest alle kracht inspannen om den dooden vriend<br />
terug te halen. Geen lets<strong>el</strong> was hem bij dit f<strong>el</strong>t overkomen.<br />
Een der Kaffers, die gevangen genomen waren, had beweerd<br />
dat hij verborgen holen zou kunnen aanwijzen, waarin<br />
v<strong>el</strong>e olifantstanden bewaard werden. Pretorius zond toen<br />
Kruger in gez<strong>el</strong>schap van genoemden Kaffer om die tanden<br />
te gaan halen.<br />
Op dezen tocht vond Kruger nog de overblijfs<strong>el</strong>en van<br />
lichaamsde<strong>el</strong>en der door de Kaffers vermoorde vrouwen en
BEGIN VAN KRUGER 'S OPENBAAR OPTREDEN. 2g<br />
kinderen, w<strong>el</strong>ke lichaamsde<strong>el</strong>en aan het spit waren gebraden<br />
geworden. Hij zag z<strong>el</strong>fs geroosterde schouders, armen enz.<br />
Ook vond hij een aantal met bloed bevlekte kleedingstukken<br />
van deze ong<strong>el</strong>ukkigen. Z<strong>el</strong>fs de Kaffer, die de plaats waar<br />
olifantstanden bewaard werden, zou wijzen, droeg kleedingstukken<br />
van de vermoorde blanken.<br />
Toen Kruger ten slotte bij het hol, waar de olifantstanden<br />
zouden liggen, was aangekomen, beproefde de Kaffer te<br />
ontvluchten. Hij liep hard weg, doch Kruger achtervolgde<br />
hem en haalde hem na een lange jacht in. Het hol bevatte<br />
geen enk<strong>el</strong>e olifantstand.<br />
Ten slotte gaven de Kaffers van Makapan zich over. De<br />
Boeren hadden ze niet uit hun holen kunnen verdrijven en<br />
op ieder, die nabij kwam, hadden zij geschoten. Er bleef<br />
den Kommando's dus niet anders over dan de Kaffers uit te<br />
hongeren. V<strong>el</strong>e honderden kwamen dan ook van honger<br />
om. Een klein de<strong>el</strong> redde zich langs onderaardsche wegen<br />
door de bergen. Een aantal werd gevangen genomen en<br />
voor een krijgsraad gebracht. Wor Kruger, die juist op<br />
jacht was, terugkwam, waren zij reeds alien doodgeschoten.<br />
Het doodschieten van deze menscheneters was onbetwistbaar<br />
noodzak<strong>el</strong>ijk geweest, omdat geen schuldigen werden uitg<strong>el</strong>everd<br />
en het Kafferhoofd z<strong>el</strong>f verdwenen was. De jonge<br />
Kaffertjes van den stam werden voor zoover zij in handen<br />
van de Boeren gevallen waren, „ingeboekt", d. w. z. tot<br />
hun meerderjarigheid onder wett<strong>el</strong>ijk toezicht aan Boerenfamilies<br />
gegeven ter opvoeding.<br />
Het Kommando trok nu naar Map<strong>el</strong>a, den bondgenoot<br />
van Makapaan ; Kruger echter maakte dezen tocht niet mee.<br />
Kommandant-Generaal Pretorius had hem met een klein<br />
Kommando naar Marabastad gezonden, omdat men gehoord<br />
had, dat daar ve<strong>el</strong> vee van Makapan was.<br />
Kruger had opdracht gekregen eerst een onderzoek in te<br />
st<strong>el</strong>len en slechts, wanneer Maraba zich verzette, gew<strong>el</strong>d te<br />
gebruiken. Geen tegenstand werd echter geboden. Een<br />
gede<strong>el</strong>te van de Kaffers vluchtte en een ander gede<strong>el</strong>te gaf<br />
zich over. Deze verklaarden, dat er w<strong>el</strong> vee van Makapan
30 BEGIN VAN KRUGER'S OPENBAAR OPTREDEN.<br />
bij hen was, doch dat zij niet medeplichtig waren aan zijn<br />
misdrijven en het vee zoudcn afgeven, wat zij dan ook deden.<br />
Het waren slechts ongeveer duizend beesten, die Kruger<br />
meenam en toen, zonder den Kaffers van Maraba eenig leed<br />
te hebben gedaan, de andere kommando's, die op weg waren<br />
naar Map<strong>el</strong>a, weer achterna trok om zich bij hen aan te<br />
sluiten.<br />
De Kaffers van Map<strong>el</strong>a waren voor het grootste gede<strong>el</strong>te<br />
gevlucht, zoodat er ook daar niets te doen vi<strong>el</strong>. Eenige<br />
wagens, kisten en andere voorwerpen van de vermoorde<br />
blanken werden nog op een kop, nabij Map<strong>el</strong>a's stad, gevonden.<br />
Al dit goed namen de Kommando's bij hun terugkeer<br />
naar huis mee.<br />
Map<strong>el</strong>a kon eerst v<strong>el</strong>e jaren later (in het jaar 1858) gestraft<br />
warden. Hij had zich inmidd<strong>el</strong>s weder aan v<strong>el</strong>e misdaden<br />
schuldig gemaakt. Ook moest men hem de vuurwapenen<br />
afnemen, die hij zich had weten te verschaffen. Een Kommando<br />
onder generaal Schoeman, wiens assistent (assistent-<br />
Generaal) Paul Kruger was, trok naar zijn streek. Maar<br />
Map<strong>el</strong>a had zich op een hoogen kop met aan alle zijden<br />
steile wanden verschanst. Kruger riep vrijwilligers op om<br />
deze vesting te bestormen en er m<strong>el</strong>dden zich ongeveer 100<br />
man aan. Met dezen ging hij in den nacht onbemerkt tot<br />
aan den voet van den berg. Hier aangekomen, trok het<br />
kommando zijn v<strong>el</strong>dschoenen uit, om zachtjes tegen de<br />
kloof op te klimmen, want dit was de eenige weg, waarlangs<br />
men de hoogte kon bereiken en de Kaffers overvallen. Kruger<br />
ging met een patrouille vooruit ; doch werd halverwege den<br />
berg ontdekt. Een der wachten liet hem nabij komen en<br />
schoot toen. G<strong>el</strong>ukkig weigerde het geweer ; Kruger zag<br />
den Kaffer eerst, toen hij den haan van het geweer hoorde<br />
knappen en schoot den natur<strong>el</strong> vlak voor zijn voeten neer.<br />
Nu begonnen de Kaffers, die de kloof bezet hi<strong>el</strong>den, van<br />
alle kanten te schieten. Kruger's geweerdrager vi<strong>el</strong>. Hij<br />
z<strong>el</strong>f stormde zoo sn<strong>el</strong> mog<strong>el</strong>ijk naar zijn kameraden terug<br />
en beval hen voorwaarts te trekken, de v<strong>el</strong>dschoenen uit te<br />
doen en zonder verzuim er op los te gaan ! Zoo werd de
BEGIN VAN KRUGER'S OPENBAAR OPTREDEN. 31<br />
kloof genomen en bezet gehouden, tot de dag aanbrak. De<br />
Kaffers, die zich verder hadden teruggetrokken, stormden<br />
weer vooruit, zoodra zij den eersten klomp Burgers, (I 5 man)<br />
zagen. Toen zij tot op 15 tree waren genaderd, had het<br />
klompje Boeren ook reeds versterking gekregen en t<strong>el</strong>de<br />
nu zoowat roo man. Zij schoten de Kaffers in rijen neer,<br />
zoodat de aanvallers in wilde vlucht wegstoven. Van den<br />
klipplaat liep aan den anderen kant nog een weg af met<br />
boomen begroeid. Hier vi<strong>el</strong>en de vluchtende Kaffers af,<br />
waardoor er nog meer omkwamen, dan in het gevecht. De<br />
boomen waren behangen met lijken, want beneden was alles<br />
bosch. Map<strong>el</strong>a z<strong>el</strong>f ontkwam.<br />
Nauw<strong>el</strong>ijks was Kruger van de eerste vergeefsche expeditie<br />
tegen Map<strong>el</strong>a teruggekeerd, toen hij reeds weer op<br />
kommando moest en w<strong>el</strong> tegen Montsioa, die op het Hoogev<strong>el</strong>d,<br />
tusschen Schoonspruit en Marico aan de Hartsrivier<br />
woonde. Deze Kafferkapitein had gedurende een zeer kouden<br />
winter, waarin ve<strong>el</strong> sneeuw gevallen was, een groot<br />
aantal beesten van de Boeren gestolen en eenige veeboeren<br />
vermoord en was daarop in het warme jaargetijde, naar<br />
Setlagoli in Britsch Betchuanaland gevlucht. Toen nu het<br />
Boeren-kommando, dat tegen hem was uitgetrokken, nabij<br />
Setlagoli gekomen was, ontmoette het een grooten zwerm<br />
sprinkhanen. Dezen sprinkhanenzwerm hadden de Kaffers<br />
ook gezien, en toen nu de stofwolken van het Kommando<br />
opstegen, dachten de Kaffers, dat het nog altijd de sprinkhanen<br />
waren, en zoo kwamen de Boeren bij de stad, voor<br />
de natur<strong>el</strong>len zich tot tegenweer hadden kunnen klaar maken.<br />
Toen het Kommando nabij de stad was, zond Kommandant-Generaal<br />
Pretorius Kruger, die toen adjudant van den<br />
opperbev<strong>el</strong>hebber was, naar den Kapitein om hem mee te<br />
de<strong>el</strong>en, dat het Kommando gekomen was om het gestolen<br />
vee terug te halen en dat Montsioa moest uitkomen om zich<br />
te verantwoorden.<br />
VOOr Kruger bij den kapitein was aangekomen — hij vond<br />
hem niet in de eerste stad en moest toen naar de hoofdstad<br />
gaan — vi<strong>el</strong>en de Kaffers plots<strong>el</strong>ing op Kruger's Bur-
32 BEGIN VAN XRUGER'S OPENI3AAR OPTREDEN.<br />
gers aan. Kruger z<strong>el</strong>f, die alleen vooruitreed, beyond zich<br />
in een zeer net<strong>el</strong>ige positie.<br />
Zijn paard was gehe<strong>el</strong> en al uitgeput ; aan vluchten vi<strong>el</strong><br />
dus niet te denken. Hij reed derhalve stapvoets verder om<br />
niet de aandacht van de Kaffers te trekken.<br />
Toen de voorste Kaffers ongeveer vlak voor hem waren,<br />
kwamen vier Burgers naar hem toe jagen, waarop de Kaffers<br />
eerst zijn tegenwoordigheid bespeurden en zich tegen hem<br />
keerden. Kruger bestormde toen, zoo sn<strong>el</strong> zijn paard nog<br />
kon loopen, de aankomende Kaffers om hen onder den indruk<br />
te brengen dat zijn paard nog in goede conditie was.<br />
De list g<strong>el</strong>ukte volkomen. De Kaffers keerden zich sn<strong>el</strong> om<br />
en Kruger en de vier andere Burgers kregen dus een kans<br />
om te ontkomen.<br />
Kruger liet toen zijn uitgeput paard bij het vee, dat bij<br />
het kommando behoorde, achter, en wilde te voet de Kaffers<br />
bevechten. Kommandant Schutte verzocht hem evenw<strong>el</strong><br />
terug te keeren, omdat hij te voet was en dus gemakk<strong>el</strong>ijk<br />
door de Kaffers kon worden gevangen genomen. Hij antwoordde<br />
echter, dat de meeste Kaffers toch ook te voet<br />
waren, en hem zeker niet zouden kunnen vangen, als het<br />
op hardloopen aankwam. Kommandant Schutte, die zag dat<br />
Kruger niet van zijn voornemen was af te brengen, g<strong>el</strong>astte<br />
zijn achterrijder zijn paard aan Kruger te geven en z<strong>el</strong>f naar<br />
het lager terug te keeren. Kruger ging dus toch mee.<br />
Het Kaffer-kommando was ongeveer 500 man sterk, terwijI<br />
de Burgers, die vooruitgezonden waren en thans tegenover<br />
de Kaffers stonden, slechts 4o man sterk waren. Hiervan<br />
waren er bovendien nog eenige bij de wagens en het vee<br />
achtergebleven. Toch slaagde dit kleine klompje er in de<br />
Kaffers te verdrijven, na dezen aanzienlijke verliezen te hebben<br />
toegebracht. De verliezen der Boeren bedroegen slechts<br />
eenige gewonden.<br />
Ook slaagde het Kommando er in het gestolen vee weer<br />
af te nemen. Bij dit vee waren eenige kleine Kaffers, die<br />
nog dienz<strong>el</strong>fden avond door Generaal Pretorius, onder g<strong>el</strong>eide<br />
van Kruger, naar hun stad werden teruggezonden. Ook was
BEGIN VAN KRUGER 'S OPENBAAR OPTREDEN. 33<br />
Kruger b<strong>el</strong>ast met een boodschap aan het Kaffer-opperhoofd,<br />
dat de boeren niet gekomen waren om te vechten, doch<br />
alleen om het gestolen vee terug te halen, en dat zij den<br />
volgenden dag zouden komen om hierover met hem te spreken.<br />
Dicht bij de stad gekomen, liet Kruger de kleine Kaffers<br />
gaan en keerde z<strong>el</strong>f terug naar het lager. De boodschap<br />
werd door de losg<strong>el</strong>aten gevangenen behoorlijk aan<br />
den Kapitein overgebracht, doch het kwam niet tot samensprekingen<br />
met hem, want hij vluchtte nog in denz<strong>el</strong>fden<br />
nacht. De Boeren achtervolgden hem niet, doch keerden<br />
met het vee, dat door hen genomen was, naar hun plaatsen<br />
terug.<br />
3
HOOFDSTUK III.<br />
Verantwoord<strong>el</strong>ijk.<br />
Na terugkomst van het Kommando van Montsioa, werd de<br />
Kommandant-Generaal, A. W. J. Pretorius, zeer ernstig ziek..<br />
Toen hij zijn einde vo<strong>el</strong>de naderen liet hij Kruger roepen.<br />
Maar deze was juist op een jachttocht in het Rustenburgdistrikt<br />
en de boodschappers konden hem ong<strong>el</strong>ukkig niet<br />
spoedig genoeg vinden, zoodat deze leidsman der voortrekkers<br />
reeds gestorven was, toen Kruger terugkwam. Dit is<br />
zeer te betreuren, want wie weet wat deze groote man in<br />
zijne laatste oogenblikken nog met Kruger had willen bespreken.<br />
Reeds op den terugweg van Montsioastad had<br />
hij dikwijls met Kruger over godsdienstige onderwerpen<br />
gesproken en ook in dit opzicht zou hij hem dus zeker<br />
nog meer hebben gezegd. Eenige dagen na zijn dood,<br />
kwam er een brief van de Eng<strong>el</strong>sche Kommissarissen Owen<br />
en Hogge, t) aan den overledene geadresseerd, waarin hem<br />
verzocht werd in naam der emigranten, den Oranje-Vrijstaat<br />
van het Eng<strong>el</strong>sche bestuur over te nemen. Dit was nu natuurlijk<br />
niet meer mog<strong>el</strong>ijk en de overname van het land uit handen<br />
1) De speciale Kommissarissen der Koningin van Eng<strong>el</strong>and, die tot „Ambtenaren<br />
tot reg<strong>el</strong>ing der verhoudingen aan de Oost<strong>el</strong>ijke en Noord-Oost<strong>el</strong>ijke<br />
grenzen van de Kaap de Goede Hoop" benoemd waren en met de Voortrekkerz<br />
verdragen sloten, waardoor de Vrijstaat en de Zuid-Afrikaansche Republiek<br />
hunne vrijheid behi<strong>el</strong>den.
VERANTWOORDELIJK. 35<br />
der Eng<strong>el</strong>sche Regeering had nu plaats door de heeren Venter,<br />
Boshoff en eenige andere inwoners van den Oranje-Vrijstaat.<br />
Hierdoor zijn later ve<strong>el</strong> moei<strong>el</strong>ijkheden tusschen den jongen<br />
Pretorius en den Oranje-Vrijstaat geboren, want het heette<br />
in de medede<strong>el</strong>ing, dat de Vrijstaat zou worden afgestaan<br />
aan Kommandant-Generaal Pretorius en de voortrekkers. Pretorius<br />
was nu met v<strong>el</strong>e andere Burgers van oorde<strong>el</strong>, dat het<br />
land aan zijn vader en dus ook aan zijne nakom<strong>el</strong>ingen was<br />
overgedragen.<br />
Het was bijna tot een broeder-oorlog gekomen tusschen<br />
den Vrijstaat en de Zuid-Afrikaansche Republiek.<br />
In plaats van den overleden Pretorius werd nam<strong>el</strong>ijk zijn<br />
oudste zoon, Marthinus Wess<strong>el</strong> Pretorius, Kommandant-Generaal<br />
der Zuid-Afrikaansche Republiek, en na het passeeren<br />
van een wet, die voorziening maakte voor een President, een<br />
paar jaar later ook hoofd van den Staat. Eigenlijk was het<br />
ambt in dien tijd nog geen Presidentschap over de gehe<strong>el</strong>e<br />
Republiek, want de nieuwe Grondwet werd nog niet overal<br />
erkend ; hij was dus slechts President van de regeering.<br />
Hij deed nu zijn vermeende aanspraken op den Vrijstaat<br />
g<strong>el</strong>den en riep, in het jaar 1857, de Burgers te wapen, toen<br />
hij zich door de terzijdezetting zijner aanspraken b<strong>el</strong>eedigd<br />
achtte. Kruger was toen ter tijd juist op een hand<strong>el</strong>strek,<br />
toen men hem terugriep. Hij was zeer beslist tegen het<br />
plan van Pretorius, dien hij met zijn Burgers aan de Vaalrivier<br />
in lager vond, en zeide hem onomwonden zijn meening.<br />
Maar zoodra het hem bleek, dat de President van den Vrijstaat<br />
met Kommandant-Generaal Schoeman in het Noorden<br />
van Transvaal — het de<strong>el</strong> van het land, dat de nieuwe<br />
wetgeving niet wilde erkennen — was overeengekomen, dat<br />
deze den Vrijstaat zou te hulp komen, toen was hij er voor,<br />
sn<strong>el</strong> op te treden en Boshoff aan te vallen. Men trok dus<br />
over de rivier Boshoff tegemoet, die met een groot kommando<br />
kwam aanrukken. Toen de tegenstanders <strong>el</strong>kander<br />
ontmoetten, zond Boshoff een zijner officieren om voor te<br />
st<strong>el</strong>len de zaak op vriendschapp<strong>el</strong>ijke wijze bij te leggen.<br />
Pretorius vereenigde zich met dit voorst<strong>el</strong>. Zijn menschen
36 VERANTWOORDELIJK.<br />
waren ook niet erg oorlogszuchtig ; toen de boodschapper<br />
van de tegenpartij kwam, waren zij juist bezig zich in het<br />
springen te oefenen, zoodat de boodschapper verbaasd uitriep<br />
: „Denkt gij zoo min van ons?" Pretorius zond Kruger<br />
als onderhand<strong>el</strong>aar en deze zeide Boshoff even roridborstig<br />
zijn meening als hij het Petrorius gedaan had : „Gij zijt even<br />
schuldig als uw tegenstander. Waarom neemt gij de wapenen<br />
op, in plaats van Pretorius bij den Volksraad aan te klagen ?<br />
Daar was hij zeker gestraft." Koos Venter, een groote,<br />
sterke man, die er bij stond, began tegen Pretorius te razen<br />
en riep t<strong>el</strong>kens : „Als ik hem hier had, zou ik hem zijn hals<br />
omdraaien als bij een vinkje." Ten slotte werd ook Kruger<br />
boos en hij zei : „Mijnheer Boshoff, de zaak is gemakk<strong>el</strong>ijk<br />
te reg<strong>el</strong>en. Koos trekt zijn baatje uit, ik doe ook zoo, en<br />
dan vechten wij met mekaar. Verliest hij het, dan onderwerpt<br />
hij zich aan uw voorwaarden ; verlies ik het, dan is<br />
het omgekeerd." Maar Venter wilde hier niets van weten ; hij<br />
had niets tegen Kruger, verklaarde hij. Kruger antwoordde<br />
w<strong>el</strong>, dat dit niets gaf en dat, waar hij voor zijn President<br />
optrad, hij w<strong>el</strong> voor den zijne mocht optreden ; maar zij<br />
vochten niet. Venter hi<strong>el</strong>d zich nu echter rustig, en er werd<br />
een Kommissie benoemd, die aan de Vaalrivier tezamen zou<br />
komen en daar de zaak zou reg<strong>el</strong>en. Hier moest Kruger<br />
de. zaak van zijn President, die ook persoonlijk hard werd<br />
gevallen, verdedigen, hoe min hij diens houding ook kon<br />
goedkeuren. Eind<strong>el</strong>ijk kwam men toch tot een schikking en<br />
Pretorius gaf zijn ongerechtvaardigde aanspraken op.<br />
In de overeenkomst werd bepaald, dat iedere partij het<br />
recht had de schuldigen in haar land te straffen. Nu werden<br />
echter twee Burgers in den Vrijstraat, die aan Pretorius' zijde<br />
gestaan hadden, tot den dood door ophanging veroorde<strong>el</strong>d.<br />
Weer ging toen Kruger op pad om tusschenbeide te komen.<br />
Hij vroeg Boshoff waarom hij de overeenkomst verbrak.<br />
Boshoff vroeg hem, hoe hij dit meende. „W<strong>el</strong>, wilt gij dan<br />
niet twee van uw menschen ophangen ?" „Ja, dat is ons<br />
recht, zooals het in de overeenkomst is bepaald." „Neen<br />
daar staat niets van in de overeenkomst. Gij hebt het recht
VERANTWOORDELIJK. 37<br />
te „straffen" ; straffen is echter „tuchtigen, vermanen, waarschuwen<br />
en door de tuchtiging verbeteren." En toen Boshoff<br />
dit niet met hem eens was, haalde Kruger den Bijb<strong>el</strong><br />
en toonde hem, dat de Heilige Schrift onderscheid maakte<br />
tusschen „straffen" en „bestraffen" ; men kon iemand w<strong>el</strong> met<br />
den dood „bestraffen", maar hem niet dooden om hem te straffen.<br />
Toen gaven de Vrijstaters toe en de zaak was gereg<strong>el</strong>d.<br />
Kort daarop kreeg Kruger g<strong>el</strong>egenheid ook den Vrijstaat<br />
een dienst te bewijzen. Vanaf de onaf hank<strong>el</strong>ijkheidsverklaring<br />
had men daar moeilijkheden met Masoes (ook „Moshesh",<br />
„Moschesh" geheeten) en ten slotte was de oorlog uitgebroken.<br />
Moshesh was een niet te verachten tegenpartij en hij<br />
beschikte over een groote legermacht. De Basuto's liepen<br />
plunderend en roovend het Zuid-Oosten van den Vrijstaat af.<br />
Zoodra Kruger hiervan hoorde, besloot hij naar den Vrijstaat<br />
te gaan en de Regeering met raad en daad te h<strong>el</strong>pen. President<br />
Pretorius ging met ongeveer 3o man onder v<strong>el</strong>dcornet<br />
Bodenstein met hem mee. Te Osspruit, boven aan de Zandrivier,<br />
trof men het eerste lager van de Vrijstraters aan.<br />
Denz<strong>el</strong>fden nacht roofden de Kaffers de beesten van dit<br />
lager. Kruger zond V<strong>el</strong>dcornet Bodenstein met zijn menschen<br />
uit om het vee terug te halen, wat hun werk<strong>el</strong>ijk g<strong>el</strong>ukte.<br />
Van hier trok Kruger nu met zijn menschen over Winburg<br />
naar Bloemfontein.<br />
Hier bood hij aan persoonlijk naar Masoes te gaan om<br />
te zien den vrede tot stand te brengen. De Regeering van<br />
den Oranje Vrijstaat nam het aanbod aan en gaf hem generaal<br />
Fick en Marthinus Schoeman mee.<br />
Masoes woonde op den berg Thaba-Bosigo. Toen Kruger<br />
aan den voet van dezen berg was gekomen, zond hij een<br />
boodschapper naar Masoes om hem te zeggen, dat hij niet<br />
gekomen was om tegen hem te vechten maar om met hem<br />
over den vrede te spreken. Masoes liet antwoorden, dat hij<br />
dad<strong>el</strong>ijk zou komen om den heer Kruger te ontmoeten.<br />
Kruger duurde dit echter te lang en hij klom daarom den<br />
berg op om dad<strong>el</strong>ijk naar Masoes' stad te gaan. Toen hij<br />
met zijn gez<strong>el</strong>schap boven op den berg was, kwam Masoes
38<br />
VERANTWOORDELIJK.<br />
hem tegemoet. Magato, de Kafferkapitein uit Rustenburg,<br />
dien wij vroeger reeds hebben leeren kennen, en die bij Masoes<br />
was, st<strong>el</strong>de Kruger voor met de woorden :<br />
„Dit is Paul Kruger," waarop Masoes hem de hand gaf<br />
en zeide : „Is dit Paul Kruger? Hoe is dat nu mog<strong>el</strong>ijk. Ik<br />
heb reeds zoove<strong>el</strong> jaren over hem hooren spreken en ik ben<br />
nu al zoo oud. Hoe kan hij dan zoo jong zijn ?" Toen nam<br />
hij Kruger bij den arm en bracht hem naar zijn huis in een<br />
kamer, waar geen Kaffer moat binnentreden, maar die altijd<br />
voor de ontvangst van blanken gereed was.<br />
Na eenige ververschingen gebruikt te hebben, begonnen<br />
onmidd<strong>el</strong>lijk de onderhand<strong>el</strong>ingen. Kruger zei : „Waarom<br />
schieten j<strong>el</strong>ui <strong>el</strong>kaar dood om zulke kleinigheiden ? Waarom<br />
maken j<strong>el</strong>ui niet liever vrede? Gij moet toch z<strong>el</strong>f inzien, dat<br />
de oorlog U schade doet. Gij b<strong>el</strong>emmert daardoor ook de<br />
groote wegen voor de andere naties, waarmee gij in vrede<br />
leeft." Na lang over en weer praten zei Masoes eind<strong>el</strong>ijk :<br />
„Het is waar wat gij zegt, want alles, wat ik hier in mijn<br />
huis gebruik, moet ik van andere naties krijgen. En als de<br />
paden door den oorlog b<strong>el</strong>emmerd worden, kan ik natuurlijk<br />
ook niets bekomen." Hierop begon hij over iets anders en zei :<br />
„Zijt gij de man, die Map<strong>el</strong>a van zijn berg gehaald hebt?"<br />
Kruger antwoordde : „Ja!" Nu vroeg Masoes verder : „Weet<br />
gij dat twee van mijn dochters met Map<strong>el</strong>a getrouwd waren ?.!'<br />
en na even gewacht te hebben : „Gij moet toch niet denken,<br />
dat het uw dapperheid was, die Map<strong>el</strong>a van zijn berg<br />
gehaald heeft ; het was het bestier Gods, die Map<strong>el</strong>a<br />
gestraft heeft, omdat hij zoo'n afschuw<strong>el</strong>ijken moord had<br />
gepleegd."<br />
Toen nu Masoes van Gods bestier begon te spreken en<br />
vrome woorden gebruikte, zei Kruger : „Maar als gij zoo<br />
g<strong>el</strong>oovig zijt, hoe komt het dan, dat gij meer dan een vrouw<br />
hebt?" Masoes antwoordde : „Ja, ik heb er ongeveer twee=<br />
honderd, maar dat is nog niet de h<strong>el</strong>ft van het getal van<br />
koning Salomo." Hierop verklaarde Kruger : „Ja, maar weet<br />
gij dan niet, dat sedert Christus en volgens het Nieuwe<br />
Testament een man slechts een vrouw mag hebben ?" Masoes
VERANTWOORDELIJK. 39<br />
overlegde nu bij zich z<strong>el</strong>f en antwoordde toen : „Ja, wat zal<br />
ik daarop zeggen .. het is de natuur."<br />
's Avonds laat liet Kruger Masoes nog eenmaal bij zich<br />
roepen. Masoes kwam, maar nu als een gewone Kaffer gekleed,<br />
dat wil zeggen, zonder Europeesche kleeren. Toen hij binnenkwam,<br />
zei Kruger tegen hem : „Waar blijft Masoes zoo lang?<br />
Kan hij niet komen, als ik hem laat roepen ?" Masoes antwoordde<br />
: „Ik ben Masoes." „Zoo," zei Kruger. „ben-jij<br />
Masoes? Hoe komt het dan, dat gij als een meid gekleed<br />
zijt ?" waarop Masoes hart<strong>el</strong>ijk lachte.<br />
Nog denz<strong>el</strong>fden avond werd er tusschen Kruger en Masoes<br />
een overeenkomst getroffen, die onmidd<strong>el</strong>lijk een eind aan<br />
den oorlog zou maken. Masoes verbond zich, zijn Kaffers<br />
terug te roepen, zoodra hij medede<strong>el</strong>ing zou hebben ontvangen,<br />
dat de Oranje-Vrijstaat de overeenkomst goedkeurde.<br />
Een vredesverdrag werd opgest<strong>el</strong>d en den volgenden morgen<br />
geteekend....<br />
Masoes noodigde toen Kruger uit nog wat bij hem te<br />
blijven. Hij wilde hem een mooi rijpaard geven. Kruger nam<br />
de uitnoodiging aan, hoew<strong>el</strong> generaal Fick en Schoeman<br />
niet langer wilden wachten en alleen vertrokken. Masoes<br />
gaf hem toen een uitmuntend rijpaard ten geschenke. De<br />
Regeering van den Oranje-Vrijstaat keurde later het verdrag,<br />
dat .Kruger met Masoes had ontworpen, goed en hiermee<br />
was de eerste Basuto-oorlog ten einde.<br />
Nog voor zijn vertrek van Masoes' stad kreeg Kruger een<br />
boodschap van President Pretorius dat hij onmidd<strong>el</strong>lijk terug<br />
moest komen, om als Generaal (of beter assistent-Generaal)<br />
met een Kommando op te rukken tegen Gasibone, een Kafferkapitein<br />
aan de Hartsrivier. Deze Kapitein had eenige blanken<br />
vermoord, een nude vrouw en een meisje van i8 jaar weggevoerd<br />
en vee van de Boeren gestolen.<br />
Kruger vertrok onmidd<strong>el</strong>lijk, na ontvangst der boodschap,<br />
te paard naar de Magaliesbergen, in het district Rustenburg,<br />
en legde in drie dagen tijds meer dan vijftig uren te paard af.<br />
Intusschen was er alreeds een Kommando opgeroepen, dat<br />
nabij Klerksdorp op hem wachtte. Na een dag op ziju plaats
40<br />
VERANTWOORDELIJK.<br />
te zijn gebleven, vertrok Kruger ook daarheen. Bij zijn<br />
Kommando aangekomen, beyond hij, dat het bijna geen<br />
ammunitie en ook geen slachtvee had. Toch vertrok hij<br />
dad<strong>el</strong>ijk met het Kommando naar Gasibone, in de hoop onderweg<br />
slachtvee en ammunitie bij particulieren te kunnen<br />
krijgen. Ook zond hij naar den Oranje-Vrijstaat het verzoek<br />
hem van daaruit van het noodige te voorzien, maar hij kreeg<br />
niet ve<strong>el</strong>, omdat hij geen g<strong>el</strong>d had en dus koopen moest met<br />
de b<strong>el</strong>ofte later te zullen betalen. Hij vond echter toch een<br />
midd<strong>el</strong> om zijn Kommando van vleesch te voorzien, trots hij<br />
door gebrek aan ammunitie geen wild kon laten schieten.<br />
Hij liet toen door de Burgers in de bochten van de Vaalrivier<br />
het wild vastkeeren en met stokken doodslaan. Het<br />
Kommando was ongeveer 200 man sterk, doch nabij Gasibone<br />
voegde waarnemend Kommandant Piet Venter uit den Oranje-<br />
Vrijstaat, met ongeveer too man blanken en kleurlingen,<br />
zich bij hem.<br />
Spoedig bleek het dat Gasibone gevlucht was naar een<br />
zijner onderhoorigen, met name Mahoera, die hooger op<br />
aan de Hartrivier woonde, in een streek vol kopjes en kloven,<br />
genaamd de Hartsrivierpoort.<br />
Kruger liet Mahoera weten, dat hij gekomen was om<br />
Gasibone te vangen, dat deze langs den Zuideroever van de<br />
Hartsrivier trok met zijn Kaffers en dat Mahoera hem geen<br />
bescherming mocht verleenen, maar hem moest gevangen<br />
nemen en uitleveren. Na ontvangst van die boodschap,<br />
leverde Mahoera de oude vrouw en het jonge meisje, die door<br />
Gasibone waren weggevoerd, uit door midd<strong>el</strong> van zijn tolk.<br />
Toen echter het Kommando tot op een paar duizend tree<br />
van de plaats waar Gasibone zou g<strong>el</strong>agerd zijn, gekomen<br />
was, vi<strong>el</strong>en beide Kafferkapiteins de Boeren aan. Zij werden<br />
echter verslagen en vluchtten in de rotsen en holen, die<br />
daar in overvloed waren.<br />
Den volgenden dag trok het Kommando weer uit en g<strong>el</strong>ukte<br />
het de Kaffers uit hun schuilplaatsen te jagen. Denz<strong>el</strong>fden<br />
nacht vluchtte Gasibone in de richting van Britsch-Bechuanaland,<br />
waar hij evenw<strong>el</strong> den volgenden dag door een patrouille,
VERANTWOORDELIJK. 41<br />
die hem achterna was gezonden, in een klompje bosschen<br />
werd gevonden en na een hevig gevecht sneuv<strong>el</strong>de. Een de<strong>el</strong><br />
zijner volg<strong>el</strong>ingen werd hier gevangen genomen, maar later<br />
weer vrijg<strong>el</strong>aten. Mahoera liet intusschen door een zend<strong>el</strong>ing<br />
die bij hem was, Kruger schrijven, dat hij verkeerd had<br />
gedaan door Gasibone te h<strong>el</strong>pen, en dat hij dus verdiend<br />
had gestraft te worden, doch dat hij nu om vergiffenis smeekte<br />
en zich wilde onderwerpen. Kruger liet hem terug weten,<br />
dat hij hem gaarne alles wilde vergeven, doch dat hij komen<br />
moest om zekere bev<strong>el</strong>en, hoe hij zich verder zou moeten<br />
gedragen, te ontvangen.<br />
Mahoera kwam echter niet z<strong>el</strong>f, hij beweerde ziek te zijn,<br />
doch zond zijn Onderkapiteins. Kruger benoemde toen Mahoera<br />
tot hoofd van den stam van Gasibone. Hij moest onmidd<strong>el</strong>lijk<br />
het vee, dat Gasibone van de blanken had geroofd uitleveren,<br />
wat hij dan ook deed. Het Kommando keerde toen huiswaarts.<br />
Een jaar van zwaren arbeid lag toen weder achter den rug<br />
van den jongen Generaal.
HOOFDSTUK IV.<br />
De Burger-oorlog (1861-1864).<br />
In het jaar 186o was Pretorius, die inmidd<strong>el</strong>s (in het jaar<br />
1858) na aanname der Grondwet in de gehe<strong>el</strong>e Republiek,<br />
Staats-President geworden was, naar den Oranje-Vrijstaat<br />
gegaan om daar publieke aang<strong>el</strong>egenheden te reg<strong>el</strong>en, want<br />
na het aftreden van President Boshoff was hij ook tot President<br />
van dezen staat gekozen.<br />
Zijne verkiezing had hij te danken aan de Vereenigingspartij<br />
in den Oranje-Vrijstaat, want het was vooral zijn do<strong>el</strong><br />
de twee Republieken samen te sm<strong>el</strong>ten. Na zijn verkiezing<br />
tot President van den Oranje-Vrijstaat verkreeg hij van den<br />
Volksraad van de Zuid-Afrikaansche Republiek, waarvan hij<br />
ook nog President was, zes maanden verlof voor zijn reis<br />
naar den Oranje-Vrijstaat.<br />
Hij dacht waarschijnlijk binnen die zes maanden de zoo<br />
gewenschte vereeniging tot stand te kunnen brengen. Gedurende<br />
de afwezigheid van den President moest overeenkomstig<br />
een vroeger Volksraad-besluit het oudste nonofficie<strong>el</strong>e<br />
lid van den Uitvoerenden Raad als waarnemend<br />
President optreden, in dit geval Johannes Grobler.<br />
Met hem waren, volgens de Wet, nog een non-officie<strong>el</strong> lid<br />
en de Kommandant-Generaal, die samen den Uitvoerenden<br />
Raad uitmaakten. Toen nu Grobler optrad als waarnemend<br />
President, verzette zich Kommandant-Generaal Schoeman
DE BURGER-OORLOG (1861-1864). 43<br />
(sedert de aanname der Grondwet in de gehe<strong>el</strong>e Republiek<br />
was er slechts een Kommandant-Generaal) daartegen en<br />
beweerde, dat dit ambt hem toekwam. Hij riep daarom een<br />
bijeenkomst van alle krijgs-officieren te Pretoria op, en st<strong>el</strong>de<br />
daarin voor, hem tot waarnemend President te benoemen, den<br />
Volksraad of te schaffen en den Uitvoerenden Raad tevens<br />
tot Wetgevend lichaam te maken. Kruger, die destijds Kommandant<br />
van het distrikt Rustenburg was, protesteerde met<br />
eenige officieren tegen dit voorst<strong>el</strong>, omdat zulk een daad<br />
ongrondwettig zou zijn. Ten slotte stemde de meerderheid<br />
der officieren met hem in, dat zulk een optreden verkeerd<br />
zou wezen.<br />
Generaal Schoeman stoorde zich hier echter weinig aan.<br />
Hij ging het Gouvernements-kantoor binnen en eischte van<br />
Grobler de papieren en documenten der Regeering op.<br />
Grobler verzette zich w<strong>el</strong>, doch moest ten slotte toch zijn<br />
plaats ruimen. Kruger st<strong>el</strong>de daarop voor een volksbijeenkomst<br />
op te roepen om over de zaak te beslissen. Dit voorst<strong>el</strong><br />
werd aangenomen, ook door de partij van Schoeman.<br />
Diens partijgenooten kwamen echter gewapend ter vergadering<br />
en Schoeman had z<strong>el</strong>fs op eigen gezag Johannes Steyn<br />
tot Kommandant-Generaal benoemd. Kruger en zijne partij<br />
waren natuurlijk ongewapend ter bijeenkomst gekomen.<br />
Kruger wist niet, dat de aanhangers van Schoeman het<br />
plan hadden de wapenen mee te brengen ; doch z<strong>el</strong>fs al had<br />
hij dat geweten, dan zou hij met de zijnen toch ongewapend<br />
zijn gekomen, omdat er bij de opwinding der partijen gemakk<strong>el</strong>ijk<br />
een botsing had kunnen ontstaan, die tot een<br />
burgeroorlog zou hebben g<strong>el</strong>eid. Toen Kruger op weg naar<br />
Pretoria bij Daspoort was aangekomen, kreeg hij een order<br />
van Generaal Schoeman, dat hij niet nader mocht komen,<br />
doch moest blijven waar hij was. Kruger antwoordde, dat<br />
hij zeker niet zou terugkeeren, vOor hij te Pretoria was geweest,<br />
aangezien hij ter bijwoning der bijeenkomst was op-<br />
geroepen.<br />
Hij reed dan ook het dorp binnen en reg<strong>el</strong>recht naar het<br />
huis van Schoeman. Daar vroeg hij dezen, waarom hij hem
44<br />
DE BURGER-OORLOG (1861-1864)-<br />
b<strong>el</strong>etten wou Pretoria binnen te rijden, waar hij toch z<strong>el</strong>f<br />
had ingestemd met het plan der bijeenkomst, en de Burgers<br />
er toe had opgeroepen en hij (Kruger) toch ook gekomen<br />
was om deze bijeenkomst bij te wonen.<br />
In het huis van Schoeman vond Kruger een Krijgsraad<br />
bijeen onder voorzitterschap van den door Schoeman benoemden<br />
Kommandant-Generaal Steijn. Deze zeide tot Kruger:<br />
)Gij moet nu maar goedwillig met ons saamstemmen, dat is<br />
het beste wat gij doers kunt." Kruger antwoordde hem niet,<br />
doch wendde zich tot Schoeman en verweet dezen, dat hij en<br />
zijne Burgers gewapend waren gekomen, terwij1 de andere<br />
partij dit niet had gedaan. Toen hij zich duid<strong>el</strong>ijk had uitgesproken,<br />
eindigde hij : )Ik zal nou maar laten inspannen<br />
en met mijne Burgers naar huis gaan." Toen hij rich echter<br />
omkeerde om het vertrek te verlaten, trachtten eenige van<br />
de officieren van Steijn hem te grijpen, anderen echter keurden<br />
zulk een hand<strong>el</strong>wijze of en verhinderden het. Toen Kruger<br />
het huis verlaten had, liet Steijn een kanon met schroot<br />
laden en op Krugers menschen richten, die even buiten het<br />
dorp bij <strong>el</strong>kander hadden uitgespannen.<br />
Hij dreigde te zullen schieten als men hem niet een zekeren<br />
Jeppe zou uitleveren. Deze Jeppe was de eenige drukker<br />
die er in die dagen in de Republiek was. Hij had zijn<br />
drukkerij te Potchefstroom. Schoemans partij wilde nu proclamaties<br />
laten drukken om die onder de Burgers te verde<strong>el</strong>en<br />
en hen zoo te beinvloeden. Kruger weigerde natuurlijk aan<br />
het verzoek te voldoen, maar de bedreiging van Steijn's<br />
menschen dat zij zouden schieten, maakte zulk een indruk<br />
op Jeppe, dat hij voorbij Kruger sprong (hij stond eerst<br />
achter dezen) en zich aan de tegenpartij overgaf.<br />
Kruger liet nu inspannen om naar Rustenburg terug te<br />
keeren. Tot afscheid zeide hij nog aan Schoeman's menschen :<br />
„Als ik over de Magalies-bergen ben, moet gij mij als uw<br />
vijand beschouwen." Juist toen zijne wagens zich in beweging<br />
zetten, kwam President Pretorius uit den Oranje-Vrijstaat<br />
te Pretoria terug. Hij reed dad<strong>el</strong>ijk met een aantal van<br />
Schoeman's menschen v6Or de wagens van Kruger om hem
DE BURGER-OORLOG (1861- 1864). 45<br />
te spreken en te bewegen niet te vertrekken. Schoeman's<br />
menschen verklaarden, dat zij liever hun geweren zouden<br />
wegwerpen dan dat er een twist ontstond. Zij waren er<br />
voor dat Kruger een besluit zou ontwerpen, dat door<br />
de bijeenkomst kon worden genomen. Kruger liet nu zijn<br />
wagens weer uitspannen en st<strong>el</strong>de voor, dat Pretorius en<br />
Proes, de Staats-Procureur, met hem een voorst<strong>el</strong> zouden<br />
opmaken, waarmee alien instemden. In een bijeenkomst<br />
tusschen deze drie mannen st<strong>el</strong>de men een voorst<strong>el</strong> op,<br />
volgens hetw<strong>el</strong>k een Kommissie zou worden gekozen om den<br />
Volksraad bijeen te roepen, die dan zou beslissen wie g<strong>el</strong>ijk<br />
en wie ong<strong>el</strong>ijk had. Dit voorst<strong>el</strong> werd in de volksbijeenkomst<br />
aangenomen, en dad<strong>el</strong>ijk werd de Kommissie met<br />
Stefanus Lombard als voorzitter gekozen, w<strong>el</strong>ke Kommissie,<br />
eveneens zonder verzuim, drie leden van den Volksraad,<br />
onder wie de voorzitter Christiaan Klopper was, b<strong>el</strong>astte<br />
met het bijeenroepen van den Volksraad. Zoo kwam dan<br />
eind<strong>el</strong>ijk een behoorlijk opgeroepen Volksraad tezamen, die<br />
na een grondig onderzoek verklaarde, dat Schoeman zich had<br />
schuldig gemaakt aan wetsovertreding en die hem zijn ontslag<br />
als Kommandant-Generaal gaf. Verder besloot de Volksraad,<br />
dat het Hoog-Gerechtshof zou zitten om de gerezen<br />
geschillen te beslechten, en benoemde W. van Rensburg<br />
tot waarnemend Staats-Piesident en Theunis Snijman tot<br />
Kommandant-Generaal. Toen echter het Hoog-Gerechtshof<br />
zat om de zaak te behand<strong>el</strong>en, kwam Schoeman en deed<br />
de rechters met gew<strong>el</strong>d uiteengaan.<br />
Kruger was dad<strong>el</strong>ijk na de zitting van den Volksraad naar<br />
huis gegaan en was juist, nu er nieuwe verwikk<strong>el</strong>ingen begonnen,<br />
op een jachttocht bij de Krokodilrivier. Men zond<br />
hem iemand achterna om hem te zoeken. Gedurende de<br />
vorenstaande troeb<strong>el</strong>en nu, hadden sommige leden der Hervormde<br />
kerk Kruger verweten, dat hij volstrekt geen recht had<br />
zich met Staatszaken te bemoeien, want volgens de Grondwet<br />
der Zuid-Afrikaansche Republiek was de Hervormde Kerk<br />
de Staatskerk, aan w<strong>el</strong>ker leden alleen invloed op het<br />
openbare leven was toegestaan. Hij was geen lid der
46<br />
DE BURGER-OORLOG (1861-1864).<br />
Hervormde kerk, dus ook geen stemgerechtigd Burger.<br />
Kruger behoorde nam<strong>el</strong>ijk tot de Christ<strong>el</strong>ijk Gereformeerde<br />
kerk, kort te voren, in 1859, door Ds. D. Postma, te Rustenburg<br />
gesticht, en die in Zuid-Afrika algemeen bekend is<br />
onder den naam van Dopperkerk. I)<br />
De Dopperkerk hi<strong>el</strong>d zich streng aan de besluiten der<br />
Synode van Dordrecht van 1618 en 1619. De Evang<strong>el</strong>ische<br />
gezangen werden bij de godsdienstoefeningen niet toeg<strong>el</strong>aten,<br />
alleen psalmen werden er gezongen. De leden der kerk<br />
waren niet bij de wet erkend, omdat zij toen de Grondwet<br />
ontstond, nog geen z<strong>el</strong>fstandig lichaam was.<br />
Toen men Kruger nu bij de nieuwe twisten te hulp riep,<br />
antwoordde hij, dat men maar zou moeten berusten in het<br />
optreden van Schoeman, want dat hij (Kruger) geen stemrecht<br />
had. Waarnemend President van Rensburg, die door<br />
Kruger's partij gekozen was, liet toen den Kerkeraad van<br />
de Hervormde kerk bijeenkomen en een besluit nemen,<br />
waarin bepaald werd, dat Burgers die tot andere protestantsche<br />
kerken behoorden, w<strong>el</strong> deg<strong>el</strong>ijk stemgerechtigd<br />
waren. Zoodra Kruger van dit besluit hoorde, dat later<br />
ook door den Volksraad werd goedgekeurd, reed hij onmidd<strong>el</strong>lijk<br />
naar Pretoria, waar hij niet alleen waarnemend President<br />
van Rensburg met een de<strong>el</strong> zijner menschen, doch<br />
ook Schoeman, met een aantal zijner volg<strong>el</strong>ingen, aantrof.<br />
Beide partijen stonden vijandig tegenover <strong>el</strong>kander. Kruger<br />
ging nu onmidd<strong>el</strong>lijk naar de menschen van Schoeman om<br />
hen te bewegen de zaak in der minne te schikken. Hij<br />
st<strong>el</strong>de voor een algemeene bijeenkomst van alle Burgers<br />
der Republiek uit te schrijven, en dat men dan zou berusten<br />
in het besluit, dat op zulk een bijeenkomst door<br />
de meerderheid der Burgers zou worden genomen. Beide<br />
partijen stemden in met dit voorst<strong>el</strong> en de bijeenkomst<br />
I) W<strong>el</strong>ke eigenlijk de oorsprong is van het woord Dopper, is niet met<br />
zekerheid te zeggen. Sommige zijn van oorde<strong>el</strong>, dat het woord komt van<br />
dop of demper, waarmede men de vlam van een kaars dooft. Er werd beweerd<br />
dat evenals de dop de vlam van de kaars dooft, de Dopper-kerk alle<br />
nieuwe gedachten verstikte en alle vooruitgang tegenhi<strong>el</strong>d.
DE BURGER-OORLOG (186 —1864 ) • 47<br />
had te Pretoria plaats. Zij werd bijgewoond door een groot<br />
aantal Burgers uit alle de<strong>el</strong>en van de Republiek, en met<br />
groote meerderheid werd het besluit, vroeger door den<br />
Volksraad genomen, waarbij werd bepaald, dat het Hooggerechtshof<br />
in de gehe<strong>el</strong>e kwestie zou beslissen, gehandhaafd<br />
; Schoeman verzette zich echter tegen deze beslissing<br />
en riep al zijne manschappen, die nog buiten Pretoria waren,<br />
op, om hem te volgen, waarop van Rensburg aan Kommandant-Generaal<br />
Snijman bev<strong>el</strong> gaf een krijgsraad bijeen te<br />
roepen en schildwachten uit te zetten, zoodat Schoeman niet<br />
nog meer boodschappers naar buiten kon zenden.<br />
Op verschillende plaatsen in den omtrek van het dorp<br />
Pretoria worden nu wachten geplaatst, waaronder een zeer<br />
sterke aan de Aapies-rivier, waar nu Arcadia is. De oude<br />
Jacob Malan was Kommandant van die wacht. Den volgenden<br />
dag liet hij den Kommandant-Generaal weten, dat zij daar<br />
onnoodig op wacht stonden, want dat de rapportrijders<br />
van Schoeman tusschen hen doorjoegen en hen door hun<br />
paarden lieten omverrijden, als zij niet uit den weg gingen.<br />
Snijman gaf Coen bev<strong>el</strong>, dat, wanneer er weer een rapportrijder<br />
van Schoeman kwam en niet wilde staan blijven, als hij<br />
daartoe aangemaand werd, het paard onder hem moest worden<br />
doodgeschoten. Kort na het ontvangen van dit bev<strong>el</strong> kwam<br />
een rapportrijder aan, die weigerde stil te houden, waarop<br />
de wacht met loopers (grove hag<strong>el</strong>) op het paard schoot.<br />
De rapportrijder joeg daarop terug naar Schoeman, doch het<br />
paard zakte halverwege in <strong>el</strong>kander. Hij z<strong>el</strong>f had een looper<br />
door zijn arm gekregen. Zoo was dan het eerste schot<br />
gevallen, dat den Burgeroorlog opende.<br />
Denz<strong>el</strong>fden avond werd er door den Kommandant-Generaal<br />
en de krijgsofficieren bev<strong>el</strong> gegeven, dat alle Burgers<br />
die in het dorp waren, bijeen moesten komen om Schoeman<br />
vast te leggen, (te omsing<strong>el</strong>en) om hem den volgendm<br />
inorgen gevangen te nemen. Doch Schoeman wist in den<br />
nacht met de zijnen naar Potchefstroom te ontkomen. De<br />
krijgsraad legde verschillende straffen op aan diegenen, die<br />
tot Schoeman's partij behoorden, en in Pretoria waren
48<br />
DE BURGER-OORLOG (1861-1864).<br />
achtergebleven. Schoeman verzam<strong>el</strong>de toen een Kommando<br />
te Potchefstroom, waarheen het Kommando van Generaal<br />
Snijman, bij wien zich ook de waarnemend President en<br />
Kruger bevonden, oprukte.<br />
De partij van Schoeman verspreidde toen het gerucht, dat<br />
Paul Kruger met een Kommando in aantocht was om zijn<br />
Kerk, d.w.z. de Christ<strong>el</strong>ijk Gereformeerde, tot Staatskerk van<br />
de Republiek te doen erkennen, in plaats van de Hervormde<br />
Kerk. Dit gerucht was oorzaak, dat v<strong>el</strong>en zich bij Schoeman<br />
aansloten. Z<strong>el</strong>fs in het distrikt Marico kreeg Schoeman een<br />
groot aantal aanhangers onder wie Jan Viljoen, Kommandant<br />
van dat distrikt. Zoodra het Regeeringskommando, dat<br />
ongeveer goo a 600 man sterk was, buiten het dorp Potschefstroom<br />
g<strong>el</strong>agerd was, zond President van Rensburg aan<br />
Schoeman een boodschap, waarin hij voorst<strong>el</strong>de uit beide<br />
partijen een gezamenlijke Kommissie to doen kiezen, die een<br />
uitweg zou moeten zoeken uit de moeilijkheden.<br />
Schoeman stemde met dit voorst<strong>el</strong> in en zond van zijn<br />
kant Jan Kock, vader van Generaal Kock, die in den laatsten<br />
oorlog gevallen is, en eenige anderen ; terwijI door de<br />
Regeeringspartij Kruger met eenige Burgers werd afgevaardigd.<br />
De gekozenen ontmoetten <strong>el</strong>kander halverwege de beide<br />
lagers. Zoodra zij bij <strong>el</strong>kander kwamen, zeide Jan Kock tot<br />
Kruger : „Gij wilt dus uw Kerk tot hoofdkerk maken ?"<br />
Kruger antwoordde bedaard : „Oom Jan, ik behoef u niet<br />
tegen to spreken. Als gij een beetje nadenkt, moet gij z<strong>el</strong>f<br />
inzien dat het een onwaarheid is. Daar staat het Gouvernementsleger.<br />
Zoow.<strong>el</strong> de waarnemende President als de<br />
officieren behooren tot de Hervormde Kerk en ik weet niet<br />
of er onder de 500 600 man w<strong>el</strong> twintig tot mijn Kerk<br />
behooren. Er kan dus niets waar zijn van die bewering<br />
omtrent de Kerken." Kruger voegde er later nog aan toe :<br />
„Al zou uwe partij ook de Kerk, waartoe ik behoor tot<br />
Staatskerk willen maken, dan zouden wij dit beslist weigeren ;<br />
want ons begins<strong>el</strong> is, dat Christus en geen ander het Hoofd<br />
der Kerk moet zijn." De Kommissie kon echter niet tot overeenstemming<br />
geraken en ging dus onverrichterzake uiteen.
DE BURGER-OORLOG (1861-1864). 49<br />
Generaal Snijman zond nu Kruger den volgenden dag met<br />
een aantal burgers en een kanon naar de zuidzijde van het<br />
dorp, om het vandaar uit te beschieten.<br />
Zoodra Kruger op de bestemde plaats was aangekomen,<br />
opende hij ook dad<strong>el</strong>ijk het vuur uit het kanon en met het<br />
derde schot slaagde hij er in een stuk geschut van de tegenpartij<br />
te vernietigen. Generaal Schoeman beantwoordde het<br />
vuur vanuit het dorp, zoow<strong>el</strong> met kanon als met klein<br />
geweer. Het gevecht duurde omtrent den gehe<strong>el</strong>en dag.<br />
In den nacht trok Schoeman met zijn Kommando uit het<br />
dorp naar het Noorden om daar st<strong>el</strong>ling te nemen op een<br />
plateau, vanwaar hij het lager van de Regeeringspartij<br />
kon beschieten.<br />
Kruger had echter vermoed, dat Schoeman zoo iets zou<br />
doen, en was a 11 e e n tegen die hoogte gaan liggen om<br />
een derg<strong>el</strong>ijke beweging intijds te weten.<br />
Toen nu de dageraad aanbrak, zag hij werk<strong>el</strong>ijk Schoeman's<br />
Kommando in die richting trekken. Hij keerde onmidd<strong>el</strong>lijk<br />
terug naar de zijnen, gaf bev<strong>el</strong> om op te zad<strong>el</strong>en en hem<br />
te volgen naar de hoogte. Om geen tijd te verliezen, ging<br />
hij vooruit met een 15 a. 20 man ; terwijl de anderen zich<br />
gereed maakten, en joeg met degenen die bij hem waren<br />
tot op ongeveer so of 6o treden storm tegen de positie<br />
van Schoeman, die hen met schroot en geweer liet beschieten.<br />
Kruger en de zijnen beantwoordden natuurlijk onmidd<strong>el</strong>lijk<br />
het vuur, dat zoo hevig werd, dat de beide partijen <strong>el</strong>kander<br />
niet meer konden zien tengevolge van den kruitdamp, en op<br />
gevo<strong>el</strong> moesten schieten. Kruger had drie gewonden ; terwijl<br />
aan den kant van de tegenpartij een gesneuv<strong>el</strong>de en ongeveer<br />
15 gewonden te betreuren waren. Generaal Schoeman, die<br />
licht gewond was, vluchtte nog denz<strong>el</strong>fden dag naar den<br />
Oranje-Vrijstaat. Kruger en de zijnen vervolgden hem echter<br />
en namen nog eenige zijner mannen gevangen. Schoeman's<br />
volg<strong>el</strong>ingen verzam<strong>el</strong>den zich opnieuw op diens plaats in<br />
den Oranje-Vrijstaat en Generaal Snijman maakte zich onmidd<strong>el</strong>lijk<br />
gereed om Schoeman daar te gaan vangen. Aan de<br />
Regeering van den Oranje-Vrijstaat werd verlof gevraagd<br />
4
50 DE BURGER-OORLOG (r861-1864).<br />
om zulk een operatic te mogen doen op haar grond en binnen<br />
haar gebied.<br />
Dit werd toegestaan niet alleen, doch zij zond z<strong>el</strong>fs Landdrost<br />
Truter van Kroonstad om te h<strong>el</strong>pen. Schoeman was<br />
echter te vlug en vertrok in den nacht in de richting van<br />
Wakkerstroom en verzam<strong>el</strong>de zijn Kommando op een plaats<br />
aan de samenvloeiing van de Vaal- en de Kliprivieren.<br />
Het Regeeringskommando, dat eerst meer noord<strong>el</strong>ijk was<br />
getrokken, omdat het g<strong>el</strong>oofde dat Generaal Schoeman naar<br />
Pretoria zou oprukken, vervolgde hem toen naar zijn plaats,<br />
vandaar naar Potchefstroom en vond ten slotte hem en zijn<br />
lager aan de Mooirivier, tusschen Loopspruit en Potchefstroom.<br />
Toen het tot den aanval wilde overgaan, kwam een<br />
klein klompje van Schoeman's menschen naderbij, bij wie<br />
zich ook President Pretorius beyond. Deze st<strong>el</strong>de voor nog<br />
eens een Kommissie te kiezen om tot een oplossing te geraken.<br />
De Regeeringspartij vond dit goed en trok een lager<br />
een paar duizend treden boven dat van Schoeman aan de<br />
Mooirivier en tegenover het dorp Potchefstroom. Van<br />
Regeeringswege werden wederom Kruger en eenige anderen<br />
tot leden der Kommissie gekozen ; terwijl door Schoeman's<br />
partij, President Pretorius en eenige anderen benoemd werden.<br />
De samenkomst had plaats, halverwege tusschen beide lagers.<br />
Kruger st<strong>el</strong>de voor het besluit van den Volksraad, waarbij<br />
van Rensburg tot waarnemend President werd benoemd en<br />
waarbij was vastgest<strong>el</strong>d, dat het Hoog-Gerechtshof de straf der<br />
schuldigen zou bepalen, te erkennen. Een der punten, die<br />
hierbij het meest tot discussie aanleiding gaf, was de vraag,<br />
wie als rechters in dat Hof zitting zouden nemen. Doch ook<br />
deze vraag werd, na een paar uur beraadslagens, ten slotte<br />
volgens het voorst<strong>el</strong> van Kruger gereg<strong>el</strong>d, die als zijn meening<br />
had uitgesproken, dat het Gerechtshof zou worden samengest<strong>el</strong>d,<br />
overeenkomstig de bepalingen der Wet.<br />
Er werd verder besloten dat w. d. President van Rensburg<br />
het Hoog-Gerechtshof zonder verwijl zou bijeenroepen. De<br />
besluiten der Kommissie werden daarop door beide Kommando's<br />
goedgekeurd; men ging uiteen en de strijd scheen ten einde.
DE BURGER-OORLOG ( i861 —1864) • 51<br />
President van Rensburg gaf onmidd<strong>el</strong>lijk uitvoering aan zijn<br />
opdracht en riep het Hoog-Gerechtshof bijeen. De eerste<br />
zaak, die van Andries du Toit, werd in het nade<strong>el</strong> van<br />
Schoeman's partij uitgewezen, en hoew<strong>el</strong> nu voor het Hof<br />
een g<strong>el</strong>ijk aantal leden uit beide partijen was gekozen, was<br />
deze uitspraak voor Schoeman's partij voldoende om dad<strong>el</strong>ijk<br />
weg te rijden.<br />
In de kosten van het Hooge Hof, benevens in die van<br />
het uitrukken der Kommando's werd. nu Schoeman's partij<br />
veroorde<strong>el</strong>d en teg<strong>el</strong>ijk werd er een Krijgsraad bijeengeroepen,<br />
waartoe ook de officieren van Schoeman's partij werden uitgenoodigd.<br />
Kruger, die intusschen tot Kommandant-generaal<br />
gekozen was, kreeg van de Regeering bev<strong>el</strong> de onkosten<br />
van de tegenpartij te gaan innen en tevens de officieren<br />
naar den Krijgsraad te brengen.<br />
Hij b<strong>el</strong>egde voor dit do<strong>el</strong> eene bijeenkomst in het distrikt<br />
Heid<strong>el</strong>berg, waar hij zeer vriend<strong>el</strong>ijk door den Heer Roets,<br />
een V<strong>el</strong>dcornet die tot de tegenpartij behoorde, werd ont-<br />
vangen.<br />
Hij slaagde er tevens in om een gede<strong>el</strong>te van de opg<strong>el</strong>egde<br />
boeten op vreedzame wijze te innen, en een aantal<br />
officieren van de tegenpartij, onder wie Kommandant Jan<br />
Marais, te bewegen mee naar Pretoria te gaan.<br />
Op weg naar de bijeenkomst te Heid<strong>el</strong>berg was een jonge<br />
Boer, die van de komst van Kruger gehoord had, steeds<br />
vooruitgereden en had overal aan de menschen op de plaatsen<br />
vert<strong>el</strong>d, dat Paul Kruger met een gewapende macht in<br />
aantocht was, doch dat hij hem niet zou raden bier te komen,<br />
want dat het hem slecht zou vergaan. Aangezien Kruger<br />
ook 's nachts reisde, haalde hij den jongen in. Deze keerde<br />
den volgenden morgen reeds van een plaats terug die Kruger<br />
juist bezoeken wilde. De jonge man kwam hem toen tegen<br />
en deed nu ook weer zijn verhaal. Kruger hoorde hem aandachtig<br />
aan en zei : „Jonge man, laat mij u een raad<br />
geven : verspreid niet nog langer zulke onzinnige verhalen.<br />
Uw gehe<strong>el</strong>e partij heeft zich reeds genoeg schuldig gemaakt<br />
aan verzet tegen het wettig gezag." De jonge man vroeg :
5 2<br />
DE BURGER-OORLOG (1861-1864).<br />
„Maar wie is oom dan?" „Paul Kruger," was het antwoord.<br />
Zoodra de jonge man dit hoorde, schrikte hij zoo, dat hij<br />
bijna niet op zijn paard kon komen. Kruger wilde hem<br />
tegenhouden om hem zijn naam te vragen, doch kreeg geen<br />
ander antwoord dan uitroepen van schrik, en weg was de<br />
jonge man.<br />
Op zijn terugreis van Heid<strong>el</strong>berg naar Pretoria, had Kruger<br />
nog een grappiger voorval. Hij kwam in gez<strong>el</strong>schap van<br />
den reeds genoemden Kommandant Jan Marais, op de plaats<br />
van een zekeren Strijdom in het distrikt Pretoria. Mevrouw<br />
Strijdom, die alleen thuis kwam, wist niet beter, of Kommandant<br />
Marais behoorde tot de Schoemans partij en dacht<br />
niet anders dan dat hij met een zijner officieren gekomen<br />
was. Haar echtgenoot was aangeschreven om als Jurylid<br />
de zittingen van het Hooggerechtshof bij te wonen ; doch<br />
had aan deze oproeping niet voldaan en was dientengevolge<br />
veroorde<strong>el</strong>d tot £ too boete, waarop hij de vlucht bad genomen.<br />
Mevrouw Strijdom nu de<strong>el</strong>de haar bezoekers mede,<br />
dat haar echtgenoot niet thuis was, omdat ,die Paul Kruger"<br />
hem, wegens zijne weigering om in de Jury te zitten, tot<br />
Too boete had veroorde<strong>el</strong>d. Natuurlijk was deze straf hem<br />
door het Hoog-Gerechtshof en niet door Kruger opg<strong>el</strong>egd ;<br />
maar al haar haat richtte zich tegen Kruger. Zij sprak overigens<br />
ook op zeer onvriend<strong>el</strong>ijke wijze over de Regeeringspartij<br />
en vooral over Kruger „die, om zoo te zeggen, het<br />
hoofd van die partij" was.<br />
Toen zij zoo ongeveer een half uur gesproken had, kwam<br />
Jan Bantjes, die tot de Regeeringspartij behoorde, binnen.<br />
Hij groette Kruger met een „Ah ! w<strong>el</strong> Generaal, hebt gij<br />
Marais als gevangene meegebracht." „Neen," antwoordde<br />
Kruger, „hij gaat vrijwillig met mij mee naar den Krijgsraad."<br />
Mevrouw Strijdom merkte toen eerst met wien ze gesproken<br />
had, en schrikte gew<strong>el</strong>dig. Smeekend sprak zij nu tot Kruger<br />
,,Ach, mijnheer de Generaal ! ik kende u niet. Neem het<br />
mij toch niet kwalijk, dat ik zoo gesproken heb. Ik ben zeer<br />
bang van aard en daarom spreek ik de menschen altijd naar<br />
den mond om geen onaangenaamheden te krijgen. lk sprak
DE BURGER-OORLOG (1861-1864). 53<br />
uu zoo, omdat ik dacht, dat U menschen van de tegenpartij<br />
was. Als menschen van uw partij komen, praat ik weer<br />
anders. De som waartoe U mijn man veroorde<strong>el</strong>d heeft, is<br />
hier ; ik zal ze dad<strong>el</strong>ijk halen." Kruger antwoordde natuurlijk,<br />
dat hij niets met het g<strong>el</strong>d te maken had, en het dus ook<br />
niet in ontvangst kon nemen, want dat dit een zaak van het<br />
Hooggerechtshof was. Mevrouw Strijdom was echter van dit<br />
oogenblik, tot Krugers vertrek, zeer b<strong>el</strong>eefd.<br />
De Krijgsraad te Pretoria had zonder noemenswaardig<br />
voorval plaats. Kort daarna werd Kruger door President van<br />
Rensburg g<strong>el</strong>ast hem naar den Oranje-Vrijstaat te vergez<strong>el</strong>len,<br />
ten einde de grenskwestie tusschen beide Staten te reg<strong>el</strong>en. Te<br />
Potchefstroom aangekomen, vernam hij echter, dat Kommandant<br />
Jan Viljoen, van Marico, van de Schoemanspartij,<br />
met een Kommando in aantocht was om hem te<br />
vangen. Kruger reed hem toen met zijn klein klompje<br />
menschen tegemoet om hem te vragen, wat hij wilde.<br />
Eenige van Kruger's men schen onder v<strong>el</strong>dcornet Sar<strong>el</strong> Eloff,<br />
reden sn<strong>el</strong> vooruit naar een kopje, dat het do<strong>el</strong> scheen te<br />
zijn van Viljoen's manschappen en zij slaagden er in het<br />
kopje v6Or Viljoen te bereiken. Toen Viljoens manschappen<br />
dit bemerkten, riepen deze hun toe, dat zij geen kwade<br />
bedo<strong>el</strong>ingen hadden, doch slechts gekomen waren om vriendschapp<strong>el</strong>ijke<br />
samensprekingen te houden. Zoo kwamen zij al<br />
nader, totdat zij Eloff met zijn paar menschen volkomen omsing<strong>el</strong>d<br />
hadden, waarop zij alien gevangen namen en met<br />
hun gevangenen naar het lager reden.<br />
Toen zij ongeveer recht tegenover de plaats kwamen, waar<br />
Kruger en de overige mannen waren achtergebleven, gaf<br />
v<strong>el</strong>dcornet Eloff plots<strong>el</strong>ing zijn paard de sporen, en joeg naar<br />
Kruger toe. Zijn bewakers zetten hem natuurlijk na, toen zij<br />
van hunne verrassing bekomen waren, doch konden hem niet<br />
inhalen, omdat zijn paard te goed was. De andere gevangenen<br />
werden mee naar het lager genomen en verklaarden later,<br />
dat zij met allerlei straffen waren gedreigd, indien Kruger<br />
niet toegaf aan de eischen van de Schoemanspartij.<br />
Hoew<strong>el</strong> Kruger slechts een klein getal menschen bij zich
54<br />
DE BURGER-OORLOG (1861-1864).<br />
had, waagden zij het niet, hem aan te vallen ; doch omsing<strong>el</strong>den<br />
zijn lager. Het was echter ook niet mog<strong>el</strong>ijk hem te verrassen,<br />
want hij was met zijne manschappen op alle mog<strong>el</strong>ijke<br />
gebeurlijkheden voorbereid. Daar evenw<strong>el</strong> de overmacht te<br />
groot was, en men bevreesd was, dat de gevangenen der<br />
Kruger-partij het zouden moeten boeten, wanneer het tot een<br />
gevecht kwam, besloot Kruger met V<strong>el</strong>dcornet Eloff naar<br />
den Oranje-Vrijstaat de wijk te nemen en de andere burgers<br />
naar huis te laten gaan. Beiden kwamen behouden op<br />
de plaats van Buhrman, nabij de Rhenoster-rivier in den<br />
Oranje-Vrijstaat aan ; terwijl van de andere Burgers op hun<br />
terugreis nog eenige door Viljoen's menschen werden gevangen<br />
gemaakt. Kruger werd door getrouwe rapportrijders gedurig<br />
op de hoogte gehouden van de bedo<strong>el</strong>ingen en plannen van<br />
het Kommando van Viljoen en maakte gebruik van deze<br />
rapportrijders om de tegenpartij berichten te doen toekomen,<br />
waaruit zij moesten afleiden dat hij niet naar de Zuid-<br />
Afrikaansche Republiek wenschte terug te keeren, doch van<br />
plan was in den Oranje Vrijstaat te blijven wonen, omdat<br />
men in de Transvaal te ve<strong>el</strong> twistte. Hij kocht z<strong>el</strong>fs een<br />
plaats in den Vrijstaat onder uitdrukk<strong>el</strong>ijk beding echter,<br />
dat hij ze later weer kon teruggeven — en liet een span<br />
ossen komen en ten slotte z<strong>el</strong>fs zijn gezin opbreken om zoo<br />
de berichten waarschijnlijk te maken. Hij maakte vooral<br />
gebruik van dezen list om zijn Burgers, die nog gevangen<br />
waren 1os te krijgen. Kort daarna kreeg hij bericht, dat<br />
een groot Kommando van de tegenpartij op weg was naar<br />
Pretoria, om ongeveer 20o man van de Regeeringspartij<br />
met waarnemend President van Rensburg die bij Krokodilrivier<br />
waren bijeengekomen, uit <strong>el</strong>kaar te jagen. Een<br />
kleiner gede<strong>el</strong>te van het vijand<strong>el</strong>ijke Kommando was te<br />
Potchefstroom achtergebleven, om de gevangenen te bewaken.<br />
Toen Kruger nu spoedig daarna vernam, dat die gevangenen<br />
waren losg<strong>el</strong>aten en reeds vertrokken waren, en toen terz<strong>el</strong>fder<br />
tijd een afgevaardigde (Frank) van de Regeerings-partij<br />
bij hem kwam om te vernemen wat zijne plannen waren,<br />
besloot hij zonder verwijl terug te keeren en zich bij de
DE BURGER-OORLOG ( 1861-1864). 55<br />
Krokodil-rivier weer bij zijne menschen aan te sluiten.<br />
Pretorius, die intusschen bedankt had als President van den<br />
Oranje-Vrijstaat, beyond zich op dat oogenblik te Potchefstroom.<br />
Kruger liet hem weten, dat hij zoo mog<strong>el</strong>ijk bij hem zou<br />
komen, doch hij had tenslotte geen tijd en trok in den<br />
nacht recht door naar de plaats Stompoortfontein, in het<br />
district Potchefstroom, die aan Wolmarans, eveneens van<br />
de Regeeringspartij, behoorde. Maar ook hier bleef hij<br />
slechts ongeveer een half uur en zette toen onmidd<strong>el</strong>lijk<br />
zijn reis voort naar zijn eigen plaats Waterkloof, in het<br />
district Rustenburg, waar hij in den namiddag van dien<br />
dag aankwam. V<strong>el</strong>dkornet Sar<strong>el</strong> Eloff, die in den Oranje-<br />
Vrijstaat altijd bij hem was geweest, nam op het Hoogev<strong>el</strong>d<br />
van hem afscheid en ging direct naar Zwart-Ruggens, om<br />
de Burgers op te kommandeeren. Hij zou zich binnen een<br />
paar dagen weer met zijn mannen bij Kruger voegen.<br />
De dag na aankomst op zijne plaats was een Zondag, en<br />
daarom bleef hij thuis, maar nog denz<strong>el</strong>fden nacht vertrok<br />
hij naar de Zwartkopjes, Krokodilrivier, waar waarnemend<br />
President van Rensburg zich met een de<strong>el</strong> der Burgers beyond.<br />
Daar aangekomen, vernam hij dat een groot vijand<strong>el</strong>ijk<br />
Kommando reeds naar Pretoria vertrokken was om zijn<br />
Burgers aan te vallen.<br />
Den volgenden dag, een Dinsdag, kwam dit Kommando<br />
in zicht. Kruger had goede wachten uitgezet en werd dus<br />
tijdig op de hoogte gest<strong>el</strong>d van deze aankomst. Het do<strong>el</strong> van<br />
den vijand scheen te zijn Zwart-kopjes te bezetten, daarom<br />
haastten zich de menschen van Kruger om hen voor te zijn. Van<br />
beide kanten stormde men op het Kopje los om v6Or den ander<br />
daar te wezen. Boven op het Kopje ontmoetten beide partijen<br />
<strong>el</strong>kander. Kruger was vooraan met een zekeren Enslin. Toen<br />
Kruger van zijn paard steeg wasEnslin reeds klaar om te vuren ;<br />
doch iemand van de tegenpartij zeide tegen hem (Enslin) :<br />
2.Moet niet schieten, laten wij praten, waarom zullen wij <strong>el</strong>kaar<br />
doodschieten ?" Enslin liet zijn geweer zakken en kreeg onmidd<strong>el</strong>lijk<br />
daarop een kog<strong>el</strong>, en vi<strong>el</strong> achterover dood in de
56 DE BURGER-OORLOG (1861-1864).<br />
armen van Kruger. Het gevecht werd toen algemeen, dock<br />
reeds na een half uur vluchtte de tegenpartij te paard weg<br />
in de richting van Pretoria. De Burgers van Kruger bestegen<br />
toen ook hunne paarden om de tegenpartij te achtervolgen<br />
; doch hij hi<strong>el</strong>d ze tegen, en zeide dat zij geen<br />
vijanden, doch broeders tegenover zich hadden. Op dit oogenblik<br />
kwam ook V<strong>el</strong>dcornet Eloff met 5o man aan en Wilde<br />
het gevecht voortzetten, maar ook hem hi<strong>el</strong>d Kruger tegen,<br />
en hoew<strong>el</strong> de Burgers zeer ontevreden waren, luisterden zij<br />
toch naar hem. President van Rensburg was zeer ontevreden<br />
over deze houding van Kruger. Toen de Burgers der<br />
tegenpartij nu zagen, dat zij niet achtervolgd werden, keerden<br />
zij terug om hun wagens in veiligheid te brengen, Zij<br />
trokken toen een lager bij eene groep kopjes eenige duizenden<br />
treden van de plek, waar Kruger zich beyond. Dien avond<br />
zond Kruger een wacht onder Eloff tot dicht bij het lager<br />
van de tegenpartij, en zij kwam z66 nabij, dat zij de Burgers<br />
konden hooren spreken en konden zien hoe men bij het<br />
licht van een lantaarn bezig was de kanonnen in orde te<br />
maken. Niemand bemerkte echter, dat de vijand in de<br />
nabijheid was.<br />
Dien nacht kwam Ex-President Pretorius in het lager van<br />
de tegenpartij aan en zond onmidd<strong>el</strong>lijk een boodschap aan<br />
Kruger om hem te vragen den volgenden dag een samenkomst<br />
te hebben om den toestand kalm te bespreken. Daar<br />
Kruger eenz<strong>el</strong>fde plan had, stemde hij gereed<strong>el</strong>ijk toe.<br />
Nu werden van beide kanten afgevaardigden gekozen voor<br />
de samensprekingen en w<strong>el</strong> voor de partij der Regeering :<br />
de Heeren Kruger, Grobler en Prinsloo en voor de tegenpartij<br />
de Heeren Ex-President Pretorius, Meintjes en Fourie.<br />
Zoodra zij bij <strong>el</strong>kaar waren, st<strong>el</strong>de Kruger weer voor, evenals<br />
bij vroegere g<strong>el</strong>egenheden, dat de wettige Regeering, door<br />
den Volksraad overeenkomstig de Grondwet aangest<strong>el</strong>d,<br />
erkend zou worden. Als een bewijs van zijn vred<strong>el</strong>ievende<br />
bedo<strong>el</strong>ingen, verhaalde hij den tegenstanders, dat hij den<br />
nacht na den slag, een wacht z66 dicht bij hun lager had<br />
gehad, dat hij hen had kunnen overvallen, indien hij zuiks
DE BURGER-OORLOG ( 1861-1864) 57<br />
had gewild. Dit feit maakte indruk en na eenige dagen<br />
besprekingen te hebben gehouden kwam men overeen op de<br />
volgende punten.<br />
I. Het Gouvernement zou erkend worden.<br />
II. Er zou een nieuwe Presidentsverkiezing plaats hebben.<br />
III. De geschilpunten zouden onderworpen worden aan een<br />
Hof, dat zou worden samengest<strong>el</strong>d uit Rechters van den<br />
Oranje-Vrijstaat. Men zou voor deze Rechters aanzoek bij<br />
dien Staat doen.<br />
De tegenpartij st<strong>el</strong>de nog voor, dat van haar kant een<br />
Kommissie zou worden benoemd om toe te zien, dat de<br />
overeenkomst door het Gouvernement nauwkeurig Nerd uitgevoerd<br />
en dat zij vrijen toegang zou hebben tot het Kantoor<br />
van waarnemend-President van Rensburg. Ook hiertegen<br />
was geen bezwaar en Ex-President Pretorius en een ander<br />
werden tot leden dier Kommissie gekozen. Op diez<strong>el</strong>fde Conferentie<br />
werden de Heeren Kruger en Fourie benoemd om<br />
met Jan Kroep als hun Secretaris naar den Oranje-Vrijstaat<br />
te gaan om van de Regeering van dien Staat de hulp der<br />
Rechters te verkrijgen, die volgens de overeenkomst het Hof<br />
zouden uitmaken.<br />
De Burgers gingen toen uit <strong>el</strong>kaar en naar huis. Toen de<br />
Kommissie in den Oranje-Vrijstaat aankwam, waar President<br />
Brand juist als Staats-President was ingezworen, raadde deze<br />
den Transvalers aan, de zaak toch liever in der minne te<br />
schikken. Hij wees er hun op, dat het beter zou zijn een<br />
onderlinge schikking te treffen, omdat er te v<strong>el</strong>e Burgers<br />
door een onpartij dig Hof gestraft zouden moeten worden ;<br />
ten slotte weigerde ZHEd. z<strong>el</strong>f beslist om. Rechters voor dit<br />
do<strong>el</strong> aan te wijzen.<br />
Kruger zocht nu of er geen precedent was, waarbij zulk een<br />
geval gereg<strong>el</strong>d was, en beyond dat een der oude rechtsg<strong>el</strong>eerden<br />
het principe had neerg<strong>el</strong>egd dat, wanneer er een algemeene<br />
gewapende botsing was ontstaan tusschen Burgers van hetz<strong>el</strong>fde<br />
land, men de zaak onderling kon schikken door algemeene<br />
amnestie te verleenen, en dat alleen de hoofdpersonen uit<br />
hunne ambten moesten worden ontzet. De Volksraad nam
58 DE BURGER-OORLOG (1861-1864)•<br />
in dien geest een besluit, waardoor de rust volkomen herst<strong>el</strong>d<br />
werd. Ook stemde de Volksraad in met het voorst<strong>el</strong><br />
om een nieuwe Presidentsverkiezing te houden. Teg<strong>el</strong>ijkertijd<br />
werd ook de verkiezing van een Kommandant-Generaal geopend<br />
op verzoek van Kruger z<strong>el</strong>f, die toen die betrekking<br />
bekleedde en de Burgers g<strong>el</strong>egenheid wou geven, zich een<br />
anderen Kommandant-Generaal te kiezen, als zij ontevreden<br />
met hem waren. Bij die verkiezing echter verkreeg Kruger<br />
meer dan twee derden van het aantal stemmen.
HOOFDSTUK V.<br />
Nieuwe natur<strong>el</strong>len•oorlogen.<br />
In het jaar 1865 was in den Oranje-Vrijstaat de groote<br />
Basuto-oorlog uitgebroken. De Basuto's drongen, roovende<br />
en plunderende, tot diep in den Oranje-Vrijstaat. Ook vermoordden<br />
zij eenige Transvalers, o.a. Pretorius en zijne<br />
familie die met hun wagens van Natal, over de Drakensbergen<br />
terugkeerden. Daar men in den Oranje-Vrijstaat<br />
hulp noodig had, werd Kruger met ongeveer Soo man 1)<br />
door President Pretorius gezonden om den Oranje-Vrijstaat<br />
te h<strong>el</strong>pen. Van Malap (dat is de plaats, waar het Kafferhoofd<br />
Malap en zijn stam woonden) nabij Masoes' sterkte,<br />
zond Kruger een boodschap aan het Opperhoofd, dat hij de<br />
moordenaars moest uitleveren. Malap antwoordde, dat hij<br />
bereid was zulks te doen, hij vroeg echter eenige dagen<br />
uitst<strong>el</strong>. Binnen het hem verleende uitst<strong>el</strong> evenvv<strong>el</strong> vi<strong>el</strong> hij<br />
het lager op verraderlijke wijze aan met ongeveer 3000<br />
Kaffers en omtrent moo Zulus, die hem als hulpbende<br />
dienden. Begunstigd door de duisternis, die nog verhoogd<br />
werd door een dikken mist, en door een zachten, aanhoudenden<br />
regen, drongen de Kaffers tot in het lager, wat, zooals<br />
i) Hier dient verklaard dat dit getal beslist het juiste is. In geschiedboeken<br />
over Zuid-Afrika (o.a. bij Theal) worden tot heden he<strong>el</strong> andere getallen<br />
opgegeven.
6o NIEUWE NATURELLEN-OORLOGEN.<br />
te begrijpen is, groote verwarring veroorzaakte. Eerst tegen het<br />
aanbreken van den dag, g<strong>el</strong>ukte het Kruger de Kaffers uit<br />
het lager te verjagen.<br />
Kruger had toen als Secretaris een zekeren Nyhoff, die<br />
zich den avond voor het gevecht aan misbruik van sterken<br />
drank had schuldig gemaakt en tot straf daarvoor aan een<br />
wagenwi<strong>el</strong> was vastgebonden. Hij had zoo vast geslapen<br />
dat hij van het gevecht niets had gem erkt en den volgenden<br />
morgen, toen hij wakker werd, verbaasd rondkeek, en vroeg :<br />
„Is er vannacht gevochten ?"<br />
Na dit gevecht trok het Kommando het gebergte in om<br />
den vijand daar aan te vallen en w<strong>el</strong> in de richting van<br />
Malapsstad. Teg<strong>el</strong>ijk echter zond Kruger een boodschap<br />
vooruit aan Hoofd-Kommandant Fick van den Oranje-Vrijstaat,<br />
die ongeveer 600 man bij zich had, dat hij ook in de richting<br />
van Malapsstad met zijn Kommando trekken moest om zich<br />
daar met hem te vereenigen. Na de ontmoeting der beide<br />
Kommando's werd er in een gezamenlijken Krijgsraad besloten,<br />
dat de Burgers van de Zuid-Afrikaansche Republiek plaatsen<br />
zouden krijgen onder de wetten van den Oranje-Vrijstaat in<br />
het gebied dat zij van den vijand zouden zuiveren. Van dit<br />
besluit werd de Regeering van den Vrijstaat kennis gegeven,<br />
en teg<strong>el</strong>ijk werd een Kommando de bergen van Malap<br />
ingezonden om dezen te verdrijven. De aanval slaagde volkomen.<br />
De vijand werd verdreven, een groot aantal beesten<br />
werd buitgemaakt en v<strong>el</strong>e Kaffers werden buiten gevecht<br />
gest<strong>el</strong>d.<br />
Vandaar vertrokken de Kommando's naar de hoofdstad<br />
van Masoes. Onderweg raakten zij slaags nabij Katkatsberg<br />
met een sterke macht van ongeveer 20.000 Kaffers. De sterkte<br />
van den vijand kan min of meer worden afg<strong>el</strong>eid uit het<br />
volgende : Toen de Boeren de Kaffermacht, die alleen uit<br />
paardenruiters bestond, in het oog kregen, zagen zij vee<br />
tusschen de Kaffers me<strong>el</strong>oopen en dit kwam hun zoo weinig<br />
voor, dat zij het voor het slachtvee van het Kommando<br />
hi<strong>el</strong>den. Toen het hun g<strong>el</strong>ukt was dit vee buit te maken,<br />
bleken het niet minder dan 8000 beesten te zijn. De Kaffers
NIEUWE NATURELLEN-OORLOGEN.<br />
vluchtten terug naar hun hoofdstad en de Boeren achtervolgden<br />
hen daarheen, waar zij na een ander gevecht<br />
erin slaagden Masoes nog eens 30.000 schapen, 8000 beesten<br />
en eenige honderden paarden of te nemen. Na dit gevecht<br />
ontving Kommandant Fick bericht van President Brand van<br />
den Oranje-Vrijstaat, dat hij het besluit van den vereenigden<br />
Krijgsraad, waarbij gronden of plaatsen aan de Transvaalsche<br />
Burgers onder de Oranje-Vrijstaatsche wetten werden toegekend,<br />
niet kon goedkeuren. De Burgers van de Zuid-<br />
Afrikaansche Republiek weigerden toen verder te vechten<br />
en keerden naar de Transvaal terug.<br />
Kruger was nauw<strong>el</strong>ijks thuis, toen hij naar Potchefstroom<br />
moest om de Volksraadszitting van 1866 bij te wonen. Op<br />
de thuisreis, na afloop dezer zitting, had hij een ernstig ongeval.<br />
Op de plaats Schoonkloof, district Rustenburg, even<br />
aan de andere zijde van Olitantsnek, moest hij een droge sloot<br />
doorrijden. De weg was w<strong>el</strong> droog, doch gehe<strong>el</strong> en al verspo<strong>el</strong>d<br />
en onberijdbaar. In plaats van nu een omweg te<br />
maken, reed Kruger met zijn Kaapsche kar (tweewi<strong>el</strong>ig<br />
rijtuig) een eind terug en liet toen de muilen in voile vaart<br />
op de sloot aanrennen, om hen erover te laten springen en<br />
de kar achter zich aan te sleepen. De kar sloeg echter om<br />
en Kruger brak zijn linkerbeen bij de knie. Hij moest toen<br />
met zijn gebroken been, slechts geholpen door een kleinen<br />
Kafferjongen, die bij hem was, de kar weer optillen en recht<br />
zetten, en zonder zijn wond te kunnen verbinden, nog anderhalf<br />
uur verder rijden naar huis. Het schomm<strong>el</strong>en van het<br />
rijtuig deed hem verschrikk<strong>el</strong>ijk ve<strong>el</strong> pijn. Het gebroken been<br />
was zoo erg, dat hij negen maanden lang tot een werk<strong>el</strong>oos<br />
leven gedoemd was en zich alleen op krukken kon voortbewegen.<br />
Het linkerbeen is tengevolge van dit ong<strong>el</strong>uk altijd<br />
een beetje korter gebleven dan het rechter ; men bemerkt dit<br />
echter niet als Kruger loopt.<br />
Nog niet gehe<strong>el</strong> en al herst<strong>el</strong>d, moest hij in het jaar 1867<br />
weer een Kommando als aanvoerder naar Zoutpansberg vergez<strong>el</strong>len,<br />
waar de Kaffers in opstand waren. Dit Kommando<br />
kon echter zeer weinig uitvoeren, tengevolge van gebrek aan<br />
61
62 NIEUWE NATURELLEN-OORLOGEN.<br />
ammunitie. President Pretorius had Kruger b<strong>el</strong>oofd ammunitie<br />
te zullen zenden, doch kon hieraan niet voldoen, omdat deze<br />
aan de grenzen niet werd doorg<strong>el</strong>aten. Vooral op het dorp<br />
Schoemansdal, in het district Zoutpansberg, hadden de Kaffers<br />
het gemunt. Voor de aankomst van Kruger hadden zij het<br />
dorp verschillende keeren bestormd. Kruger moest ze dus<br />
direct aanvallen bij zijn aankomst om de Kaffers uit den<br />
omtrek van het dorp te verjagen ; doch toen hij dit twee<br />
keer gedaan had, was zijn voorraad ammunitie zoo goed als<br />
uitgeput en zag hij zich tegen zijn wil gedwongen het dorp<br />
te ontruimen.<br />
Kruger was tegen deze ontruiming geweest en had aangeboden<br />
er tot bescherming te blijven, totdat er uit Pretoria,<br />
waarheen hij twee rapportrijders naar den President had<br />
gezonden, hulp en ammunitie kwamen. Maar slechts een<br />
V<strong>el</strong>dcornet met zijn menschen had zich bereid verklaard bij<br />
hem te blijven, de andere Burgers waren beslist tegen een<br />
langer verblijf. De dorpsbewoners had Kruger tot een bijeenkomst<br />
opgeroepen, waarin hij hun had meegede<strong>el</strong>d, dat<br />
hij niet zou weggaan ; maar ook zij hadden uitdrukk<strong>el</strong>ijk<br />
geweigerd onder de gegeven omstandigheden langer in het<br />
dorp te willen wonen. Zij verlangden met het Kommando<br />
mee te gaan, omdat zij op die wijze ten minste hun voornaamste<br />
bezittingen zouden kunnen redden op de wagens<br />
hunner verwanten bij de Kommando's, terwijl zij anders,<br />
als zij niet door de Kaffers verdreven werden, toch later<br />
zouden moeten vluchten, en dan uit gebrek aan vervoermidd<strong>el</strong>en<br />
alles zouden moeten achterlaten. Kruger bleef dus<br />
niets anders over als de inwoners van Schoemansdal naar<br />
Marabastad te brengen, w<strong>el</strong>k dorp nu voorloopig tot hoofdplaats<br />
van het district Zoutpansberg werd uitgeroepen.<br />
Op zijn terugweg over Makapaanspoort klaagden de bewoners<br />
dezer streek, dat de Kafferkapitein Machem hun<br />
vee gestolen had en z66 brutaal was, dat zij vreesden <strong>el</strong>k<br />
oogenblik door hen aangevallen te zullen worden. Kruger<br />
liet toen aan Machem weten, dat hij moest komen, aangezien<br />
hij hem een andere woonplaats wenschte aan te wijzen. De
NIEUWE NATURELLEN-OORLOGEN. 63<br />
plaats waar Machem toen woonde was een nest van holen,<br />
scheuren en gaten, waarvan de bewoners van diefstal leefden<br />
en zich gemakk<strong>el</strong>ijk aan alle vervolging konden onttrekken.<br />
Machem voldeed aan het bev<strong>el</strong>, doch een gede<strong>el</strong>te van zijn<br />
yolk wilde de gaten niet verlaten. Kruger ging er daarom,<br />
vergez<strong>el</strong>d van den Kafferkapitein, heen om de weigerachtige<br />
Kaffers te gaan halen. Dicht bij de stad, zond hij hun een<br />
boodschap om hun het do<strong>el</strong> zijner komst mede te de<strong>el</strong>en ;<br />
doch de Kaffers weigerden de boodschappers aan te hooren<br />
en vi<strong>el</strong>en hen aan. Toen Kruger schieten hoorde, joeg hij<br />
er heen. De Kaffers begonnen nu ook op hem te vuren ;<br />
doch na een kort gevecht, g<strong>el</strong>ukte het hem de zwarten, voor<br />
zoover zij niet gevlucht waren, uit de gaten te halen. Ook<br />
deze klomp werd daarop bij de anderen, die aan het bev<strong>el</strong><br />
hadden, gehoorzaamd, naar de nieuwe woonplaats vijf a zes<br />
mijlen hooger op langs de rivier de Nijl gebracht. Kruger<br />
liet een kleine wacht te Makapaanspoort achter ter bescherming<br />
der omwoners.<br />
De zaak met Machem heeft he<strong>el</strong> wat pennen in beweging<br />
gebracht. Gedurende het b<strong>el</strong>eg van de weerspannige Kaffers<br />
brachten de Kaffermeiden hun water en voeds<strong>el</strong>. Om nu te<br />
b<strong>el</strong>etten dat die meiden in het gevecht zouden komen en<br />
teg<strong>el</strong>ijk om te voorkomen, dat zij den tegenstand der Kaffers<br />
verlengden, liet Kruger ze gevangen nemen, toen zij weer<br />
naar de gaten gingen, en nam ze onder zijne bescherming.<br />
Later nam hij ze mee naar Pretoria om daar den Uitvoerenden<br />
Raad over haar lot te doen beslissen, en daar teg<strong>el</strong>ijk de<br />
plek te doen goedkeuren, die hij deze meiden tot woonplaats<br />
had aangewezen — om ze van de oude plek weg te<br />
brengen, had hij reeds vanaf het eerste oogenblik volmacht<br />
en bev<strong>el</strong>. Had de stam van Machem zich nu niet beter<br />
gedragen, dan waren de Kaffermeiden volgens Eng<strong>el</strong>sch (en<br />
ook volgens Boeren)gebruik ingeboekt geworden, d.w.z.<br />
dat zij tot haar meerderjarigheid bij Boerenfamilies haar opvoeding<br />
zouden genieten. Machem echter gedroeg zich in<br />
het vervolg altijd zoo ord<strong>el</strong>ijk, dat de Uitvoerende Raad<br />
hem de Kaffermeiden he<strong>el</strong> gauw liet terugbrengen.
64 NIEUWE NATURELLEN-OORLOGEN.<br />
Het volgend jaar (1868) ging Kruger weer, en thans<br />
slechts vergez<strong>el</strong>d van een enk<strong>el</strong>en Burger, naar de districten<br />
Waterberg en Zoutpansberg om te zien hoe de stand van<br />
zaken daar was. Bij Makapaanspoort r) vond hij alle Kafferkapiteins<br />
uit den omtrek bijeen. Zij zagen hem zeer verbaasd<br />
aan, omdat zij hem niet verwacht hadden. Zij wisten<br />
w<strong>el</strong> dat hij kwam. maar hadden gedacht dat hij hen door<br />
boodschappers zou laten oproepen om bij hem te komen,<br />
en waren nu aan het beraadslagen, hoe in dit geval te<br />
hand<strong>el</strong>en. Zij hadden nooit kunnen denken. dat hij zich alleen<br />
tusschen hen zou wagen. Daar hij echter zonder zijn argwaan<br />
te laten blijken, in de Kafferstad uitspande en aan de<br />
Kapiteins de noodige instructies gaf, hi<strong>el</strong>den zij zich rustig.<br />
Zij begroetten hem met de woorden : „Als het vrede is, dan<br />
is het vrede, en als het oorlog is, dan is het oorlog." Hiermede<br />
wilden zij te kennen geven, dat zij overtuigd waren,<br />
dat Kruger vred<strong>el</strong>ievend gezind was, omdat hij zich alleen<br />
onder hen had begeven.<br />
Van Makapaanspoort vertrok Kruger naar Zoutpansberg,<br />
vvaar een van de Kapiteins, die het vorige jaar nog tegen<br />
hem had gevochten, hem zijne onderwerping kwam aanbieden.<br />
Kruger maakte zich de reis niet alleen ten nutte. om de<br />
Kapiteins persoonlijk op te zoeken en tot kalmte aan te<br />
manen, doch ook om een census van de Kaffers op te maken,<br />
vat tot de plichten van den Mommandant-Generaal behoorde.<br />
Dat wil zeggen aan de westzijde, want de Kaffers, die aan de oostzijde<br />
woonden, had Kruger reeds een jaar vroeger weggebracht.
..,,,,....,,,....,,,,,,WWW,,,,,,•,'W,./•./W,I,•,,,,W,,,e nAIN.0.0,••n0".,..0,,,,,...,•0\NS/•,,NIS,•.r."•,*.I<br />
HOOFDSTUK VI.<br />
Regeering van President Burgers.<br />
In het jaar 187o werden de diamantv<strong>el</strong>den ontdekt in<br />
Grikwaland-West, Kimberley, en in het Westen van de<br />
Zuid-Afrikaansche Republiek, in de buurt van Barkley-West.<br />
President Pretorius ging toen naar de v<strong>el</strong>den van het Transvaalsche<br />
gebied, om reg<strong>el</strong>ing in de zaken to brengen, doch<br />
werd zeer onvriend<strong>el</strong>ijk ontvangen door de Eng<strong>el</strong>sche d<strong>el</strong>vers.<br />
Zij hadden reeds een soort Republiek gesticht met een zekeren<br />
Parker als President en dreigden Pretorius met gewapend<br />
verzet, als hij hen niet hun gang liet gaan. Pretorius diende<br />
hierop bij de Eng<strong>el</strong>sche Regeering een klacht tegen de<br />
hand<strong>el</strong>ingen harer onderdanen in. Hij kreeg echter ten<br />
antwoord, dat de gronden, waar de diamanten gevonden<br />
werden, niet aan de Zuid-Afrikaansche Republiek, doch aan<br />
de Kafferhoofden Gasibone en Montsiwa behoorden. Dit<br />
was echter een valsche bewering, zooals er zoo v<strong>el</strong>e door<br />
het Eng<strong>el</strong>sche Gouvernement gemaakt worden, wanneer het<br />
dit in zijn b<strong>el</strong>ang acht ; want Gasibone was reeds lang<br />
g<strong>el</strong>eden — zooals reeds is verhaald — door de Regeering<br />
der Zuid-Afrikaansche Republiek afgezet en in zijn plaats<br />
was Kapitein Mahoera benoemd. Zijn gebied lag binnen de<br />
grenzen van de Zuid-Afrikaansche Republiek en er was<br />
nooit eenige kwestie of twijf<strong>el</strong> daaromtrent geweest. Ook<br />
Waterboer had zich de gronden, alleen op aanstoken der<br />
5
66 REGEERING VAN PRESIDENT BURGERS.<br />
Eng<strong>el</strong>schen, toegeeigend, zonder er eenig recht op te hebben.<br />
Trachtend uit de moeilijkheden te geraken, liet zich President<br />
Pretorius tot het aangaan van arbitrage met Mahoera, Montsioa<br />
en Waterboer verleiden. Dit was een politieke fout en zeer<br />
tegen den zin van Kruger, die van oorde<strong>el</strong> was, dat de<br />
Republiek geen arbitrage over haar eigen gebied en met<br />
haar eigen onderdanen kon en behoefde te aanvaarden.<br />
President Pretorius echter verzocht Keate, den Gouverneur<br />
van Natal, als arbiter op te treden en deze kende al de<br />
betwiste gronden aan de drie Kafferhoofden als onafhank<strong>el</strong>ijke<br />
eigenaren toe. Kapitein Mohilo, eveneens een Kafferhoofd,<br />
was een der getuigen in deze zaak. Hem werd gevraagd of<br />
hij ook niet had geholpen om die gronden te zuiveren en<br />
bewoonbaar te maken. Hij antwoordde : „Ja, ik heb w<strong>el</strong><br />
geholpen, maar ik bleef altijd achter de blanken, evenals<br />
een jakhals, die de kudde volgt om te zien of hij niet hier<br />
of daar een lam kan wegvangen." Hem werd toen gezegd,<br />
dat hij ook een de<strong>el</strong> van die gronden zou krijgen, waarop<br />
hij zich een oogenblik in gepeins verdiepte en toen verklaarde :<br />
„Neen baas, ik word bang ; die Molimo (God) zal kwaad op<br />
mij worden. Toen de Kaffers van S<strong>el</strong>ikatse ons vermoordden,<br />
kwamen de witmenschen, door den „Molimo" gezonden, om<br />
ons te redden. Hoe kan ik nu mijn voet op den nek van<br />
mijn verlosser zetten ?" Hij herinnerde er nog verder aan<br />
hoe S<strong>el</strong>ikatse, als hij aasvog<strong>el</strong>s boven zijn kraal zag zweven,<br />
oude Kaffers liet afmaken en ze tot voeds<strong>el</strong> aan deze<br />
vog<strong>el</strong>s gaf. En de blanken, die hen van zulk een wreed<br />
bestuur hadden bevrijd, wilde hij niet in hun rechten krenken.<br />
Door de Regeering van de Zuid-Afrikaansche Republiek<br />
was eene Kommissie benoemd om de zittingen van het<br />
scheidsgerecht bij te wonen. Van die Kommissie was ook<br />
Kruger lid. Zij protesteerde tegen de uitspraak van Gouverneur<br />
Keate, en diende een verslag bij den Volksraad in,<br />
waarin zij ook de hand<strong>el</strong>wijze van President Pretorius<br />
afkeurde. De Volksraad vereenigde zich met dit oorde<strong>el</strong>,<br />
tengevolge waarvan President Pretorius zijn ontslag nam.<br />
Het protest had tenminste die uitwerking dat de Republiek
REGEERING VAN PRESIDENT BURGERS. 67<br />
een stukje van haar gebied behi<strong>el</strong>d, te weten : dat de<strong>el</strong><br />
waarin het dorp Christiana g<strong>el</strong>egen is.<br />
Tengevolge van het aftreden van Pretorius moest er een<br />
Presidents-verkiezing plaats hebben. Een groot aantal Burgers<br />
vroegen Kruger zich kandidaat te st<strong>el</strong>len. Hij weigerde echter<br />
en ondersteunde met zijn partij de kandidatuur-Robinson.<br />
De tegenkandidaat was Thomas Francois Burgers ; deze had<br />
kort te voren een rondreis gemaakt door de Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek en werd met groote meerderheid van stemmen gekozen,<br />
niettegenstaande Kruger al zijne krachten v6Or Robinson,<br />
had ingespannen. De beeediging van den nieuwen President<br />
had plaats in het oude Gouvernements-Kantoor te Pretoria.<br />
Kruger was er bij tegenwoordig en toen de President<br />
was ingezworen, sprak hij hem als volgt toe : *Hoog Ed<strong>el</strong>e<br />
Heer, ik heb mijn uiterste best gedaan om uwe verkiezing<br />
tegen te werken, voornam<strong>el</strong>ijk om uwe, mijns inziens, verkeerde<br />
Godsdienstige opvattingen ; doch nu gij gekozen zijt<br />
door de meerderheid, onderwerp ik mij als een goed Republikein<br />
aan de uitspraak van het Volk, in de hoop dat ik<br />
later zal mogen inzien dat gij g<strong>el</strong>ooviger zijt dan ik gedacht<br />
heb, in w<strong>el</strong>k geval ik u van harte zal g<strong>el</strong>ukwenschen". De<br />
President antwoordde : *Burgers, gij die tegen mij hebt<br />
gestemd om uws gewetens wille, gij zijt mij even lief als<br />
zij die v66r mij gestemd hebben."<br />
V<strong>el</strong>e Burgers kwamen toen naar Kruger en betuigden hun<br />
instemming dat hij zoo openhartig had gesproken ; v<strong>el</strong>en<br />
hadden gedacht dat hij zich schuil zou houden.<br />
President Burgers was ongetwijf<strong>el</strong>d een man met een<br />
h<strong>el</strong>der doorzicht en v<strong>el</strong>e groote gaven. Hij probeerde zoo<br />
spoedig mog<strong>el</strong>ijk verbetering te brengen in 's lands bestuur<br />
en hand<strong>el</strong>sbetrekkingen met het buitenland aan te knoopen.<br />
Hij ondernam een reis naar Europa met dit do<strong>el</strong> en teg<strong>el</strong>ijk<br />
om g<strong>el</strong>d te leenen voor den aanleg van eene spoorlijn naar<br />
Lourenco Marques. Met deze leening had hij maar een matig<br />
succes, doch het g<strong>el</strong>ukte hem eenige eminente mannen uit<br />
Europa mede te brengen, o.a. Dr. Jorissen, die later het<br />
land zoo v<strong>el</strong>e nuttige diensten bewezen heeft. Het eenige,
68 REGEERING VAN PRESIDENT BURGERS.<br />
wat men tegen het bestuur van Burgers zou kunnen aanvoeren<br />
is, dat hij in zijne opvattingen te ve<strong>el</strong> verschilde van zijne<br />
Burgers, niet alleen in Godsdienstige vraagstukken, doch ook<br />
in andere zaken, die hij, voor den vooruitgang van de<br />
Republiek, onontbeerlijk achtte, maar waarin zijne Burgers<br />
het niet met hem eens waren. Het dient echter erkend, dat<br />
de Republiek in dien tijd nog niet rijp was voor de v<strong>el</strong>e<br />
groote denkbe<strong>el</strong>den van Burgers. Al zou hij er bijv. in<br />
geslaagd zijn om genoeg g<strong>el</strong>d bijeen te krijgen voor het<br />
bouwen van den spoorweg van D<strong>el</strong>agoa-Baai naar de Republiek,<br />
dan zou dit toch geen succes zijn geweest, omdat de Republiek<br />
toen ter tijd nog niet genoeg ontwikk<strong>el</strong>d was om zulk een<br />
spoorlijn winstgevend te maken. Zijn voorbarige plannen en<br />
liberale opvattingen op Godsdienstig gebied maakten hem spoedig<br />
v<strong>el</strong>e tegenstanders. De voornaamste oorzaak echter, waardoor<br />
hij zoo sn<strong>el</strong> alien invloed verloor en zich onmog<strong>el</strong>ijk<br />
maakte bij de meerderheid der Burgers, was de ong<strong>el</strong>ukkige<br />
Secocoeni-oorlog van het jaar 1876. Deze oorlog ontstond<br />
door het optreden van dezen Secocoeni. Een zijner onderkapiteins<br />
had vee van een Burger, aan wien de Regeering<br />
een plaats in de nabijheid van zijn stad had verhuurd, in<br />
beslag genomen, en toen de Regeering daarover aan Secocoeni<br />
een boodschap zond, stuurde deze een brutaal antwoord<br />
terug, en riep zijne kommando's op, waarmede hij het district<br />
I_. ;;Oenburg bedreigde. De Republiek was dus w<strong>el</strong> gedwongen<br />
Secocoeni tot zijn plicht te brengen. President Burgers<br />
wenschte persoonlijk het kommando naar Secocoeni te vergez<strong>el</strong>len,<br />
wat Kruger erg tegen de borst stuitte, omdat hij<br />
het zijn plicht als Kommandant-Generaal beschouwde, de<br />
leiding dezer expeditie op zich te nemen. Hij weigerde<br />
dientengevolge mee te gaan. Toen de President hem nu<br />
naar de reden van zijne weigering vroeg, antwoordde Kruger:<br />
,Tk kan dit niet doen als u meegaat, want als u 's avonds in<br />
het lager allerlei vermak<strong>el</strong>ijkheden en Zondags bals geeft,<br />
dan zal de vijand mij, z<strong>el</strong>fs achter een muur kunnen doodschieten,<br />
omdat Gods zegen niet op ons werk kan rusten."<br />
Burgers was van meening dat Kruger als Kommandant-
REGEERING VAN PRESIDENT BURGERS. 69<br />
Generaal dit kon verbieden, als het hem te erg werd. Maar<br />
Kruger zei : ,G<strong>el</strong>ooft gij dan dat mijn Burgers mij zullen<br />
gehoorzamen, als gij hun eerst het voorbe<strong>el</strong>d hebt gegeven.<br />
Toen vroeg Burgers, wien hij hem zou aanraden als vechtgeneraal<br />
mee te nemen. Kruger noemde toen Nicolaas Smit,<br />
den lateren Vice-President der Zuid-Afrikaansche Republiek,<br />
en ex-President Pretorius, w<strong>el</strong>ke aanbev<strong>el</strong>ing Burgers ter<br />
harte nam. Met een tam<strong>el</strong>ijk sterk kommando trok Burgers<br />
toen tegen Secocoeni op. Alvorens deze echter aan te pakken,<br />
vi<strong>el</strong> hij eerst Onder-kapitein Magali aan, die in een zeer<br />
ruwe rotswer<strong>el</strong>d woonde. Het Kommando slaagde erin de<br />
Kaffers uit de scheuren en rotsen te verjagen, wat Burgers<br />
z6O verblijdde, dat hij uitriep : „Nu heb ik het Gibraltar<br />
in handen "<br />
Vandaar werd nu naar Secocoeni opgerukt, doch door onderlinge<br />
verde<strong>el</strong>dheid en slechte samenwerking mislukte de aanval<br />
op diens st<strong>el</strong>lingen. Een gede<strong>el</strong>te der Burgers onder Kommandant<br />
Joubert van Pretoria was reeds in de posities, doch moest<br />
terugtrekken, omdat het geen hulp kreeg en van alle kanten<br />
werd aangevallen door vier a vijfduizend Kaffers, zoodat het<br />
in een kruisvuur geraakte.<br />
Deze en andere gebeurtenissen waren oorzaak dat de<br />
ontevredenheid hand over hand toenam, en de Burgers ten slotte<br />
botweg weigerden door te vechten of langer te blijven. De<br />
President gebruikte al zijn w<strong>el</strong>sprekendheid om hen in het<br />
v<strong>el</strong>d te houden, maar het mocht hem niet g<strong>el</strong>ukken, en hij<br />
was verplicht het kommando naar huis te laten gaan. Hij<br />
liet echter drie sterke wachten achter, onder Ferreira, een<br />
Boeren-kommandant, en Von Schlickmann, een Duitsch officier,<br />
om Secocoeni in bedwang te hoiden. Deze vroeg later om<br />
vrede en betaalde duizend ossen als oorlogsschatting.<br />
De President en de Burgers waren dus naar huis gegaan en<br />
om nu te voorzien in de uitgaven, verbonden aan het houden<br />
der wachten bij Secocoeni, legde Burgers een buitengewone<br />
b<strong>el</strong>asting van 5 op <strong>el</strong>ken burger. Deze maatreg<strong>el</strong> verwekte<br />
den heftigsten tegenstand ; de b<strong>el</strong>asting werd als onwettig<br />
beschouwd, omdat zij zonder goedkeuring van den Volksraad
70 REGEERING VAN PRESIDENT BURGERS.<br />
was opg<strong>el</strong>egd. Een groot gede<strong>el</strong>te der Burgers weigerde dan<br />
ook om ze te betalen. Gedurende de Volksraadszitting van<br />
het jaar na den oorlog (1877) deed de President een hevigen<br />
aanval op de Burgers, die geweigerd hadden om de bijzondere<br />
b<strong>el</strong>asting op te brengen. Dit geschiedde in een zitting, die<br />
ook door Sir Theophilus Shepstone werd bijgewoond, die<br />
als speciale Kommissaris der Eng<strong>el</strong>sche regeering toen reeds<br />
in Pretoria met zijne annexatie-plannen rondliep. Kruger<br />
verdedigde de Burgers. Hij verklaarde dat zij in hun recht<br />
waren, omdat de b<strong>el</strong>asting geheven was zonder dat de Volksraad<br />
ze had goedgekeurd. In de pauze kwam President<br />
Burgers bij Kruger, die met andere leden op de stoep stond<br />
te praten, klopte hem op den schouder en zei : )Gij zult toch<br />
niet ontkennen, Mijnheer Kruger, dat de Burgers die weigeren<br />
de b<strong>el</strong>asting te betalen, reb<strong>el</strong>lie tegen de Regeering plegen ?"<br />
Kruger antwoordde : „Ik ontken dit beslist en w<strong>el</strong> op de<br />
gronden, die ik reeds heb aangegeven. Zij weigeren niet<br />
hun gewone b<strong>el</strong>asting te betalen, ze weigeren alleen de<br />
buitengewone b<strong>el</strong>asting op te brengen, die gij zonder volmacht<br />
hebt ingevoerd. Doch z<strong>el</strong>fs aangenomen, dat gij g<strong>el</strong>ijk<br />
hebt, dan zou ik u alleen willen vragen : zou het een bewijs<br />
van liefde zijn, als gij uw vrouw, al wist gij ook nog zoo<br />
dat zij fouten had, in het openbaar voor haar ergste vijanden<br />
slecht zou maken ? En dat hebt gij nu gedaan met de Republiek<br />
in tegenwoordigheid van haar vijand (Kruger bedo<strong>el</strong>de<br />
hier Shepstone) ; dat is voor mij een bewijs dat gij de<br />
Republiek niet lief hebt en dat gij haar haat,"<br />
De President zweeg en verliet het gez<strong>el</strong>schap.<br />
Al deze moeilijkheden werden door de Eng<strong>el</strong>schen als<br />
voorwends<strong>el</strong> gebruikt om hun annexatie-plannen uit te voeren.<br />
De groote meerderheid der Burgers van het platt<strong>el</strong>and<br />
waren ontevreden met het bestuur van President Burgers ;<br />
terwij1 daarentegen de dorpsbewoners, die bijna uitsluitend uit<br />
vreemd<strong>el</strong>ingen bestonden en van wie een groot de<strong>el</strong> niet<br />
eens Burger was, tevreden waren met zijn b<strong>el</strong>eid, vooral ook<br />
omdat zij hoopten dat de ontworpen spoorwegverbinding<br />
bun nut en voorde<strong>el</strong> zou geven. Toen zij nu bemerkten, hoe
REGEERING VAN PRESIDENT BURGERS. 7'<br />
groot de oppositie tegen het bestuur van Burgers was geworden,<br />
begonnen zij zich allengs eigen te maken met het<br />
denkbe<strong>el</strong>d, dat aanhechting der Transvaal aan de Britsche Kroon<br />
niet zoo slecht zou wezen. Shepstone ontving dan ook memories<br />
met het verzoek het land te annexeeren, w<strong>el</strong>ke memories<br />
bijna uitsluitend door de dorpsbewoners waren geteekend.<br />
Shepstone, de Secretaris van Inboorlingen van Natal, die<br />
opdracht van het Eng<strong>el</strong>sche Gouvernement ontvangen had om<br />
te zien hoe hij het land zou kunnen annexeeren, begaf zich met<br />
een g<strong>el</strong>eide van vijf-en-twintig man op weg naar Pretoria, om,<br />
zooals hij voorgaf, met de Regeering van de Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek te spreken over de Kaffermoeilijkheden en<br />
andere kwesties. Hij beweerde dat het niet-onderwerpen van<br />
Secocoeni een prikk<strong>el</strong> voor andere Kafferstammen, ook voor<br />
die in het Britsche grondgebied, was om oproer te maken.<br />
Kruger, die de bedo<strong>el</strong>ingen van Shepstone doorzag, zeide<br />
aan President Burgers dat hij Shepstone niet met zijn<br />
gewapende macht moest laten inkomen, doch alleen en onder<br />
g<strong>el</strong>eide van een Burger-escorte. Dezen wenk wou President<br />
Burgers echter niet opvolgen.<br />
Er zou in dezen tijd weer een Presidentsverkiezing moeten<br />
plaats hebben, want de tijd van Burgers was verstreken.<br />
Een massa Burgers vroegen nu Kruger om zich kandidaat<br />
te st<strong>el</strong>len en hoew<strong>el</strong> hij eerst niet wilde, gaf hij ten<br />
slotte toe, om aan de ontevredenheid, die de Burgers<br />
over zijne weigering hadden betoond, een einde te maken.<br />
Hij st<strong>el</strong>de echter als voorwaarde, dat, wanneer Burgers<br />
gekozen mocht worden, zijn (Krugers') kiezers den nieuwen<br />
President gehoorzaam zouden zijn, om geen verde<strong>el</strong>dheid te<br />
verwekken en den Eng<strong>el</strong>schen niet nog meer voorwends<strong>el</strong>s<br />
voor hun annexatie te geven.<br />
Reeds de eerste week, dat de requisities aan Kruger, om<br />
zich kandidaat te st<strong>el</strong>len, in omloop waren, verkreeg hij de<br />
groote meerderheid der handteekeningen. Toen ging hij naar<br />
President Burgers en zei : 'President, ik b<strong>el</strong>oof u, dat ik de<br />
meerderheid der Burgers naar uwe zijde zal overbrengen, als<br />
u mij b<strong>el</strong>ooft, dat gij krachtige maatreg<strong>el</strong>en tegen de annexatie
72 REGEERING VAN PRESIDENT BURGERS.<br />
zult nemen en de onafhank<strong>el</strong>ijkheid zult verdedigen. Doch u<br />
moet dit dan ook duid<strong>el</strong>ijk toonen, opdat ik de Burgers met<br />
nadruk erop kan wijzen, dat gij de onafhank<strong>el</strong>ijkheid van<br />
ons land krachtdadiglijk zult verdedigen ; anders zullen mijn<br />
argumenten geen indruk op hen maken. Ik geef u mijn hand<br />
er op, dat ik dan doen zal, wat ik aangeboden heb." Eer<br />
echter de verkiezingen gehouden konden worden, woei de<br />
Eng<strong>el</strong>sche vlag te Pretoria. Shepstone was nam<strong>el</strong>ijk kort na<br />
dit onderhoud, den 21 Januari 1877, met zijn gewapende<br />
lijfwacht en eenige rijtuigen te Pretoria binnengekomen. Een<br />
aantal »loyale" en opgewonden personen waren dwaas genoeg<br />
de paarden van zijn rijtuig te spannen en dit z<strong>el</strong>f te trekken<br />
naar het huis, waar hij zijn intrek zou nemen. Het gehe<strong>el</strong>e dorp<br />
echter toonde zich volstrekt niet buitengewoon opgewonden.<br />
Personen, die den intocht hebben bijgewoond en het dus<br />
weten kunnen, beweren, dat er geen tien Burgers bij tegenwoordig<br />
waren.<br />
Op 26 Januari 1877, had de eerste Conferentie plaats<br />
tusschen den President met zijn Uitvoerenden Raad en<br />
Shepstone. Deze begon dad<strong>el</strong>ijk te spreken over de innerlijke<br />
zwakheid van de Republiek en over het feit, dat zij Secocoeni<br />
niet tot onderwerping had kunnen brengen, waardoor hij<br />
vreesde last te zullen krijgen van de Kaffers in Harer Majesteits<br />
gebied. Ten einde deze zaken nader te behand<strong>el</strong>en,<br />
werd er door den Uitvoerenden Raad een Kommissie benoemd,<br />
bestaande uit Kruger en Staats-Procureur Jorissen. Kruger<br />
echter weigerde op deze Conferentie beslist over zaken te<br />
spreken, die de onafhank<strong>el</strong>ijkheid van de Republiek raakten,<br />
en zoo kwam er niets van terecht. Shepstone had bovendien<br />
verschillende malen een onderhoud met President Burgers,<br />
en deze besloot nu den Volksraad in buitengewone zitting<br />
bijeen te roepen. In de maand Februari had deze buitengewone<br />
zitting van den Volksraad plaats. De eerste zaak, die<br />
behand<strong>el</strong>d werd, was de vredesaanbieding van het Kaffer-<br />
Opperhoofd Secocoeni. Burgers had, zooals hiervoren reeds<br />
gezegd, na de terugtrekking van de Burger-Kommando's<br />
verschillende sterke vrijwilligerscorpsen achterg<strong>el</strong>aten, die
REGEERING VAN PRESIDENT BURGERS. 73<br />
Secocoeni zoo in het nauw brachten, dat hij om vrede verzocht.<br />
Dit nu stond Shepstone in het gehe<strong>el</strong> niet aan, want,<br />
indien er vrede kwam, zou zijn voornaamste argument voor<br />
annexatie — de onmacht om Secocoeni ten onder te brengen,<br />
of zooals hij het uitdrukte de „inherente zwakheid", — vervallen.<br />
Hij wist van den President — tegen den wil en zin van<br />
Kruger — gedaan te krijgen, dat twee afgevaardigden<br />
naar Secocoeni werden gezonden om een onderzoek ter<br />
plaatse in te st<strong>el</strong>len. Deze Kommissie van twee Eng<strong>el</strong>schen,<br />
bracht natuurlijk het verlangde antwoord terug, nam<strong>el</strong>ijk :<br />
dat Secocoeni niet aan vrede dacht. Deze oneerlijkheid kwam<br />
den Eng<strong>el</strong>schen, zooals wij zien zullen, later duur te staan.<br />
De tweede zaak, die ter sprake kwam, was die van de<br />
Confederatie. Er waren v<strong>el</strong>e memories over deze zaak ingekomen,<br />
waarin de burgers met een overst<strong>el</strong>pende meerderheid<br />
zich beslist tegen zulk een maatreg<strong>el</strong> verklaarden. Kruger<br />
hi<strong>el</strong>d een heftige redevoering tegen het plan, waarin hij zeide,<br />
dat de Confederatie niets anders beteekende dan het verlies<br />
van de onafhank<strong>el</strong>ijkheid. Burgers nam toen tot een krassen<br />
maatreg<strong>el</strong> zijn toevlucht; hij vond nam<strong>el</strong>ijk uit, dat verschillende<br />
van de heftigste oppositie-mannen in den Volksraad hunne<br />
oorlogsb<strong>el</strong>asting van 5, waarover wij reeds vroeger schreven,<br />
nog niet hadden betaald, en trachtte nu een voorst<strong>el</strong> te<br />
doen aannemen, waarbij die mannen uit den Raad zouden<br />
worden verwijderd als onwaardigen. Hoew<strong>el</strong> hij hierin gesteund<br />
werd door den Staats-Procureur Dr. Jorissen, weigerde de<br />
Volksraad aan zijn verzoek te voldoen, wat voor President<br />
Burgers zeer zeker een zware politieke nederlaag was. Het<br />
schijnt dat Burgers door dezen uitslag op het denkbe<strong>el</strong>d kwam,<br />
dat de bestaande Constitutie van de Zuid-Afrikaansche Republiek<br />
hem niet genoeg macht gaf, waarom hij een andere Constitutie<br />
wenschte, die hem meer macht zou verleenen. Hij ontwierp en<br />
legde aan den Raad voor een nieuwe Constitutie, waarin voorziening<br />
werd gemaakt voor het inst<strong>el</strong>len van een verantwoord<strong>el</strong>ijk<br />
Ministerie, een Hoog-Gerechtshof en de uitbreiding<br />
der macht en bevoegdheden van den Staats-President. Ook in<br />
het wapen van de Republiek werd een verandering gebracht
74<br />
REGEERING VAN PRESIDENT BURGERS.<br />
door er het be<strong>el</strong>d van een koedoe in te plaatsen. Hoew<strong>el</strong><br />
de Volksraad zeer gekant was tegen dezen nieuwen maatreg<strong>el</strong>,<br />
nam hij toch eind<strong>el</strong>ijk de voorgest<strong>el</strong>de Constitutie aan.<br />
Het yolk als hoogste gezag, verwierp echter de voorgest<strong>el</strong>de<br />
Grondwet.<br />
Alvorens uiteen te gaan, had de Volksraad Kruger als<br />
Vice-President gekozen. De leden waren naar huis gegaan<br />
in niet al te opgewekte stemming. V<strong>el</strong>e leden vreesden dat<br />
het draadje, waaraan het Damocles-zwaard boven de Zuid-<br />
Afrikaansche Republiek hing, zou breken en een einde<br />
maken aan het z<strong>el</strong>fstandig bestaan van het land. Hoew<strong>el</strong><br />
sommigen gehoopt hadden, dat de v<strong>el</strong>e nieuwe maatreg<strong>el</strong>en<br />
door den Volksraad in zijne buitengewone zitting genomen,<br />
het gevaar zouden afwenden, bleek het w<strong>el</strong>dra dat de<br />
pessimisten g<strong>el</strong>ijk hadden gehad. Shepstone scheen slechts<br />
de komst van den Hoogen Kommissaris, Sir Bartle Frere,<br />
afgewacht te hebben om de Z.-A. R. te annexeeren. In het<br />
begin van April 1877 kwam Frere te Kaapstad aan, en<br />
op den 7den April had Shepstone een onderhoud met den<br />
Uitvoerenden Raad, waarbij hij ronduit verklaarde in opdracht<br />
van de Eng<strong>el</strong>sche Regeering tot de annexatie te zullen overgaan.<br />
Kruger gaf hem onmidd<strong>el</strong>lijk ten antwoord, dat hij<br />
nooit in zulk een maatreg<strong>el</strong> zou toestemmen, aangezien hij<br />
door zijn eed verplicht was de onafhank<strong>el</strong>ijkheid van de<br />
Republiek te handhaven. Hij zou zich alleen moeten onderwerpen,<br />
wanneer de Volksraad de annexatie goedkeurde, en<br />
hem zoodoende van zijn eed ontsloeg, doch anders niet.<br />
Shepstone vroeg hem toen, hoe lang het duren zou om den<br />
Volksraad bijeen te roepen ; waarop Kruger verklaarde, dat<br />
dit binnen zeer korten tijd zou kunnen geschieden, als de<br />
President onmidd<strong>el</strong>lijk de oproeping deed. Nu trad President<br />
Burgers echter tusschenbeide, met de opmerking, dat men<br />
niet te ve<strong>el</strong> misbruik mocht maken van het geduld van<br />
Shepstone. Hierdoor vi<strong>el</strong> dit plan in duigen. President Burgers<br />
st<strong>el</strong>de daarentegen voor onmidd<strong>el</strong>lijk protest aan te teekenen<br />
tegen de annexatie, nu de Regeering der Republiek nog<br />
bestond, en dat protest naar Eng<strong>el</strong>and te zenden. Inmidd<strong>el</strong>s
REGEERING VAN PRESIDENT BURGERS. 75<br />
voerde Shepstone den 12den April 1877 zijne bedreiging uit<br />
en lijfde de Republiek bij het Britsche Rijk in.<br />
Wij kunnen niet nalaten even bij deze wederrecht<strong>el</strong>ijke daad<br />
van Eng<strong>el</strong>and stil te staan. De annexatie was in flagranten strijd<br />
met het Zandrivier-tractaat van 1852, waarbij Eng<strong>el</strong>and plechtig<br />
verklaard had de onafhank<strong>el</strong>ijkheid der Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek ten voile te erkennen en nooit het grondgebied<br />
ten Noorden van de Vaalrivier te zullen schenden. Doch zoodra<br />
het de kans er toe schoon zag, brak het perfide Albion zijn<br />
plechtige b<strong>el</strong>ofte. W<strong>el</strong>ke onheilen heeft die tractaat-breuk niet<br />
over Zuid-Afrika gebracht? De tegenwoordige oorlog, die het<br />
gehe<strong>el</strong>e land tot een puinhoop heeft gemaakt en behalve aan<br />
honderden mannen, aan duizenden onschuldige vrouwen en<br />
kinderen het leven heeft gekost, in een woord, deze oorlog,<br />
waarin Eng<strong>el</strong>and zich op zoo onbeschaafde en lage wijze<br />
heeft gedragen, dat alle beschaafde Volken hun verachting<br />
en verontwaardiging er over hebben uitgesproken, is mede<br />
ten de<strong>el</strong>e te wijten aan de annexatie van Shepstone. Ik zeg<br />
ten de<strong>el</strong>e, want deze oorlog heeft twee oorzaken. De eerste<br />
en voornaamste is de „rijke Goudv<strong>el</strong>den van de Republiek"<br />
en de tweede het „wreken van Amajuba". Was er geen<br />
annexatie van Shepstone geweest, dan was er ook geen<br />
wreken van Amajuba noodig geworden.<br />
Den 1 1 den April 1877 vaardigde de Uitvoerende Raad van<br />
de Zuid-Afrikaansche Republiek het volgende Protest tegen<br />
de annexatie uit :<br />
,Nademaal Harer Britsche Majesteits Regeering bij de<br />
conventie van Zand-rivier in 1852 plechtig de onafhank<strong>el</strong>ijkheid<br />
van het yolk ten Noorden van de Vaalrivier heeft<br />
gewaarborgd, en nademaal de Regeering van de Zuid-<br />
Afrikaansche Republiek zich niet bewust is, ooit eenige<br />
reden tot een vijandige hand<strong>el</strong>ing gegeven te hebben aan<br />
H. Ms. Regeering, noch ooit eenigen grond voor zulk een<br />
daad van onverwijld gew<strong>el</strong>d ; nademaal deze Regeering zich<br />
steeds heeft bereid getoond en nog bereid is alles te doen<br />
wat van haar met recht en billijkheid kan gevorderd worden,<br />
en tevens alle oorzaken van ontevredenheid, die er mogen
76 REGEERING VAN PRESIDENT BURGERS.<br />
bestaan uit den weg te ruimen ; aangezien zij steeds bij<br />
herhaling zich volkomen bereid heeft verklaard om met H. Ms.<br />
Regeering zoodanige traktaten te sluiten of verbintenissen<br />
aan te gaan als noodig moge geoorde<strong>el</strong>d worden voor de<br />
algemeene beveiliging van de blanke bevolking in Zuid-<br />
Afrika, en gewillig is zoodanige verbintenissen stipt<strong>el</strong>ijk na<br />
te komen ; aangezien volgens publieke verklaringen van<br />
H. Ms. Minister van Kolonien, Lord Carnarvon, er geene<br />
begeerte bestaat bij de Britsche Regeering om het yolk van<br />
de Zuid-Afrikaansche Republiek tegen zijn zin ander haar<br />
gezag te dwingen ; en nademaal het yolk, hetzij door memories<br />
of anderszins bij groote meerderheid duid<strong>el</strong>ijk heeft te kennen<br />
gegeven, er niet toe genegen te zijn ; en nademaal de Regeering<br />
overtuigd is niet in staat te zijn tegenover de overmacht<br />
van Groot-Brittannie de rechten en onaf hank<strong>el</strong>ijkheid<br />
des Volks met het zwaard te handhaven, en bovendien in<br />
geenen de<strong>el</strong>e een stap wenscht te nemen, waardoor de blanke<br />
inwoners van Zuid-Afrika in het aangezicht van den gemeenschapp<strong>el</strong>ijken<br />
vijand tegenover <strong>el</strong>kan der zouden worden<br />
verde<strong>el</strong>d of in vijand<strong>el</strong>ijke aanraking met <strong>el</strong>kaar komen tot<br />
groot onheil van de gansche Christ<strong>el</strong>ijke bevolking van gehe<strong>el</strong><br />
Zuid-Afrika, voor en aleer het laatste midd<strong>el</strong> beproefd<br />
is om langs vreedzamen weg en vriendschapp<strong>el</strong>ijke bemidd<strong>el</strong>ing<br />
de rechten des yolks te verzekeren ; zoo protesteert<br />
de Regeering ten sterkste tegen deze hand<strong>el</strong>wijze van H. Ms.<br />
specialen Commissaris en besluit tevens een Kommissie van<br />
afgevaardigden onverwijld naar Amerika en Europa te zenden,<br />
met volmacht en instructie om desvereischt een derden<br />
persoon bij zich te voegen, ten einde te beproeven aldaar<br />
in de eerste plaats de b<strong>el</strong>angen en wenschen des yolks voor<br />
H. Ms. Regeering te leggen ; en zoo dit Been gewenscht<br />
gevolg moge hebben, hetgeen de Regeering diep zou betreuren<br />
en alsnog niet kan g<strong>el</strong>ooven, dan te trachten de vriendschapp<strong>el</strong>ijke<br />
hulp en de bemidd<strong>el</strong>ing van andere Mogendheden<br />
in te roepen, en allereerst van die, w<strong>el</strong>ke de onafhank<strong>el</strong>ijkheid<br />
van dezen Staat hebben erkend."<br />
„Tot leden dezer Kommissie werden de heeren S. J. P.
REGEERING VAN PRESIDENT BURGERS. 77<br />
Kruger, Vice-president en lid van den Uitvoerenden Raad<br />
en Dr. E. J. P. Jorissen, Staats-procureur der Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek, benoemd."<br />
Jorissen werd gekozen op verzoek van Kruger, die gaarne<br />
een rechtsg<strong>el</strong>eerde en iemand, die vreemde talen kon spreken,<br />
bij zich wou hebben.
HOOFDSTUK VII.<br />
Gebeurtenissen gedurende de Tusschenregeering.<br />
De Kommissie, die naar Eng<strong>el</strong>and zou gaan met het<br />
protest, de Heeren Kruger en Jorissen, benoemde als haar<br />
Secretaris, den Heer W. E. Bok. In Mei 1877, vertrok de<br />
Deputatie uit de Zuid-Afrikaansche Republiek naar Port<br />
Elizabeth, op weg naar Eng<strong>el</strong>and. Kort na haar vertrek,<br />
schreef Shepstone aan Lord Carnarvon, den toenmaligen<br />
Britschen Minister van Kolonien, dat zoo de Deputatie niet zou<br />
slagen, Kruger een even getrouw onderdaan van het nieuwe<br />
Gouvernement zou zijn, als hij van het oude Gouvernement<br />
geweest was, en dat Dr. Jorissen zou gezegd hebben, dat<br />
de annexatie onvermijd<strong>el</strong>ijk was en de herroeping ervan een<br />
onheil zou zijn. Kruger verklaart dat wat hem betreft dit<br />
beslist eene onwaarheid is. Hij heeft nooit zoo iets aan<br />
Shepstone of iemand anders te kennen gegeven. Trouwens<br />
zijn verdere hand<strong>el</strong>ingen logenstraffen al vanz<strong>el</strong>f deze bewering.<br />
In Eng<strong>el</strong>and aangekomen beyond de Deputatie, dat reeds<br />
door couranten en brieven, o.a. door een schrijven van Dr.<br />
Jooste van Potchefstroom, gepubliceerd in de „Zuid-Afrikaan,"<br />
het gerucht verspreid was dat er slechts een klein klompje<br />
onverzoenlijken was, waarvan Kruger de leider was. Kruger<br />
ontkende dit met den meesten nadruk en zeide dat men<br />
gemakk<strong>el</strong>ijk kon uitvinden of dit het geval was, door een<br />
Volkssteinming in de Republiek te houden, waaruit dan zou
GEBEURTENISSEN GEDURENDE DE TUSSCHENREGEERING. 79<br />
blijken, of de meerderheid v4:56r of tegen de annexatie was.<br />
Hij schreef persoonlijk een brief aan den Minister van<br />
Kolonien, waarin hij de gemaakte bewering tegensprak en<br />
het voorst<strong>el</strong> van de Volksstemming deed. Dr. Jorissen had<br />
er bezwaar tegen zulk een brief te teekenen en daarom<br />
deed Kruger het alleen. Dit voorst<strong>el</strong> werd echter door het<br />
Eng<strong>el</strong>sche Gouvernement gewezen van de hand met de<br />
onnooz<strong>el</strong>e bewering, dat het te ve<strong>el</strong> moeite en kosten zou<br />
eischen. Men kan hieruit weer zien dat Eng<strong>el</strong>and altijd zich<br />
z<strong>el</strong>f blijft ; steeds een bewering makende, maar zoodra het<br />
de kans krijgt om van het tegende<strong>el</strong> overtuigd te worden,<br />
flauwe en laffe uitvluchten zoekend. Intusschen blijft het<br />
zijn bewering herhalen, totdat het z<strong>el</strong>f, en soms ook de overige<br />
wer<strong>el</strong>d, begint te g<strong>el</strong>ooven dat het zoo moet zijn.<br />
In November van het jaar 1877 verliet de Deputatie<br />
Eng<strong>el</strong>and, na nog eerst aan Holland, Frankrijk en Duitschand<br />
een bezoek te hebben gebracht om te probeeren die<br />
mogendheden tot interventie te bewegen ; doch natuurlijk<br />
zonder eenig resultaat, hoew<strong>el</strong> de Deputatie overal zeer<br />
vriend<strong>el</strong>ijk werd ontvangen.<br />
Tegen het einde van December bereikte Kruger weer zijne<br />
woning in het Rustenburgsche. In Januari daaropvolgend<br />
ging hij naar Pretoria, waar hij door zoowat een duizend<br />
burgers werd ontmoet. In de vergadering die hierop volgde,<br />
ging het ietwat onstuimig toe, toen men vernam dat de<br />
Deputatie geen bevredigend antwoord van het Eng<strong>el</strong>sche<br />
Gouvernement had gekregen. Door den heer M. W. Vorster<br />
werd voorgest<strong>el</strong>d een algemeene Volksstemming te houden,<br />
om zich omtrent de annexatie uit te spreken. Dit voorst<strong>el</strong><br />
werd later ook op een andere vergadering, te Nauwpoort,<br />
in het Potchefstroom district, aangenomen, waar een Kommissie<br />
werd gekozen, waarvan Ex-President Pretorius de<br />
Voorzitter was, om de Volksstemming te houden. Shepstone<br />
was hierover zeer ontevreden en gaf te kennen<br />
dat hij die Volksstemming niet zou to<strong>el</strong>aten. Kruger<br />
reed daarop naar Pretoria, vergez<strong>el</strong>d van de heeren Pretorius<br />
en Viljoen, en zeide aan Shepstone dat hij de
8o GEBEURTENISSEN GEDURENDE DE TUSSCHENREGEERING.<br />
Volksstemming niet kon b<strong>el</strong>etten, want dat hij (Kruger)<br />
in Eng<strong>el</strong>and had verklaard, dat, indien die stemming<br />
gehouden werd, het blijken zou dat de meerderheid<br />
tegen de annexatie was, en hij niet als een leugenaar<br />
wenschte aangemerkt te worden. Hij voegde er bij : „Als<br />
gij erkent dat ik recht had en dat uwe bewering, naar Eng<strong>el</strong>and<br />
gezonden, omtrent de gezindheid van het yolk, onwaar<br />
was, dan zou een opneming van de stemmen onnoodig zijn."<br />
Hierop gaf Shepstone zijn toestemming tot het houden der<br />
bijeenkomsten, mits de burgers er ongewapend kwamen. De<br />
kommissi<strong>el</strong>eden werden verzocht streng toe te zien dat alleen<br />
werk<strong>el</strong>ijk stemgerechtigde burgers stemden. Later, in April<br />
1878, kwam de Kommissie te Doornpoort bijeen, en nu<br />
bleek het dat er 125 memories tegen de annexatie waren<br />
met 6591 handteekeningen en 31 memories met 587 handteekeningen<br />
voor de annexatie. Hieruit bleek duid<strong>el</strong>ijk wat<br />
de gezindheid van het yolk was, daar uit de ongeveer achtduizend<br />
mannen door Shepstone aan den Minister van Kolonien<br />
opgegeven als uitmakende de blanke mann<strong>el</strong>ijke bevolking<br />
van de Republiek, 6591 zich tegen de annexatie hadden<br />
verklaard en er nog een groot aantal ouden en anderen<br />
waren, die even zoo zouden hebben gestemd, doch niet in<br />
de g<strong>el</strong>egenheid waren op de bijeenkomsten te komen. De<br />
kommissie, waarvan hierboven sprake is, besloot nu weer een<br />
deputatie naar Eng<strong>el</strong>and of te vaardigen met de bewijsstukken,<br />
dat de groote meerderheid van het yolk tegen de<br />
inlijving van de Republiek was. Kruger en Generaal Joubert<br />
werden gekozen als leden dezer nieuwe deputatie. De Heer<br />
Bok zou hen vergez<strong>el</strong>len als Secretaris. De g<strong>el</strong>den noodig voor<br />
de reis van de deputatie werden onder de burgers gecollecteerd<br />
en staande de vergadering werd reeds ter bestrijding der<br />
onkosten voor 1900 pd. st. ingeteekend. De Deputatie nam met<br />
zich een verzoekschrift, gericht aan Lord Carnarvon waarin<br />
werd gewezen op het feit dat men van oorde<strong>el</strong> was dat de<br />
Eng<strong>el</strong>sche Regeering verkeerd was ing<strong>el</strong>icht over de werk<strong>el</strong>ijke<br />
gevo<strong>el</strong>ens van het yolk, dat men niet kon g<strong>el</strong>ooven dat<br />
Eng<strong>el</strong>and een yolk tegen zijn wil zou wenschen te besturen,
GEBEURTENISSEN GEDURENDE DE TUSSCHENREGEERING. 81<br />
en dat men daarom besloten had het bewijs te leveren dat<br />
de groote meerderheid van het yolk met hart en zi<strong>el</strong> tegen<br />
de annexatie was, wat zou blijken uit de memories, die men<br />
de Britsche regeering toezond.<br />
Op haar reis naar Eng<strong>el</strong>and, had de deputatie nog een<br />
onderhoud met den Hoogen Kommissaris, Sir Battle Frere,<br />
te Kaapstad ; doch, hoew<strong>el</strong> hij zeer vriend<strong>el</strong>ijk was, weigerde<br />
hij beslist iets voor hen te doen ; integende<strong>el</strong>, hij gaf te<br />
kennen dat de Boeren g<strong>el</strong>ukkig zouden zijn onder de Britsche<br />
vlag.<br />
In de maand Juli 1878, kwam de Deputatie in Eng<strong>el</strong>and<br />
aan en beyond zij dat intusschen Lord Carnarvon was afgetreden<br />
als Minister van Kolonien en vervangen was door<br />
Sir Micha<strong>el</strong> Hicks Beach, een verandering die voor het yolk<br />
der Republiek alles behalve gunstig was.<br />
De Deputatie ontving bij haar aankomst in Eng<strong>el</strong>and een<br />
brief van Shepstone, in antwoord op een door de beide heeren<br />
persoonlijk ter hand gest<strong>el</strong>d verzoek. In dezen brief verweet<br />
hij Kruger en Joubert in heftige woorden dat zij alleen<br />
er oorzaak van waren, als er eenige ontevredenheid was.<br />
Bij het eerste onderhoud, dat de Deputatie met Sir Micha<strong>el</strong><br />
Hicks Beach had, gaf deze te kennen, dat zij haar zaak<br />
schrift<strong>el</strong>ijk moest uiteen zetten, wat zij natuurlijk deed. In<br />
een langen brief werd in krachtige taal de zaak der Republiek<br />
verdedigd, haar goed recht op een z<strong>el</strong>fstandig bestaan<br />
aangetoond en werden de drogredenen, die tot de annexatie<br />
hadden g<strong>el</strong>eid, ontzenuwd. Vervolgens werd nog geprotesteerd<br />
op grond van het feit, dat de annexatie een verbreking<br />
was van het Zandrivier-tractaat, aangegaan tusschen<br />
de Britsche Regeering en de Boeren-immigranten in 1852.<br />
De brief eindigde met een krachtig beroep op het billijkheidsgevo<strong>el</strong><br />
van het Eng<strong>el</strong>sche yolk om de onafhank<strong>el</strong>ijkheid<br />
terug te geven, eene onafhank<strong>el</strong>ijkheid, die door de groote<br />
Mogendheden van Europa erkend was geworden.<br />
Het antwoord van Sir Micha<strong>el</strong> Hicks Beach op dit schrijven<br />
was, zooals te verwachten, al even t<strong>el</strong>eurst<strong>el</strong>lend voor<br />
de Deputatie als indertijd het antwoord van Lord Carnarvon.<br />
6
8z GEBEURTENISSEN GEDURENDE DE TUSSCHENREGEERING.<br />
Aileen b<strong>el</strong>oofde hij haar om, zoodra de toestand van het<br />
land zulks zou to<strong>el</strong>aten, een snort van z<strong>el</strong>fbestuur te zullen<br />
invoeren. Hij voegde er bij dat de voortzetting van Eng<strong>el</strong>ands<br />
verzoenings-politiek alleen van de Boeren z<strong>el</strong>f afhing<br />
en vooral van de houding hunner woordvoerders. De Deputatie<br />
antwoordde hierop, dat zij niet kon g<strong>el</strong>ooven, dat de<br />
politiek, door Eng<strong>el</strong>and gevolgd, er toe zou leiden om de<br />
heerschende ontevredenheid weg te nemen.<br />
Later schreef de Deputatie nog eens een langen brief, het<br />
goed recht van de Republiek verdedigend ; doch het baatte<br />
alles niets. De Deputatie kon onverrichter zake naar Zuid-<br />
Afrika terugkeeren.<br />
Toen Kruger de tweede maal in Eng<strong>el</strong>and was, werd hem<br />
door een Eng<strong>el</strong>schen Boerenvriend een ring ter hand gest<strong>el</strong>d,<br />
met de woorden : „Houd moed, uwe zaak is rechtvaardig en<br />
gij moet zegevieren." Binnen in dien ring stonden de getallen<br />
van den uitslag der stemming inzake de annexatie. Deze<br />
ring is de eenige opschik die Kruger draagt.<br />
Weer werd op den terugweg in den herfst van 1878 een<br />
bezoek gebracht bij de Regeeringen op het vast<strong>el</strong>and van<br />
Europa. Te Parijs was toen juist de groote wer<strong>el</strong>d-tentoonst<strong>el</strong>/ing<br />
en daar waagde Kruger zich in een luchtballon,<br />
niettegenstaande hij toen voor het eerst zoo een ding zag.<br />
Na hoog opgestegen te zijn, verzocht hij schertsend den<br />
bestierder van den luchtballon hem naar zijn land over te<br />
brengen. Toen eerst vernam deze, wien hij als reisgast bij<br />
zich had, en beneden gekomen, schonk hij Kruger een<br />
medaille ter herinnering aan zijri luchtreis.<br />
In de maand December 1878 kwam de Deputatie te Durban<br />
aan. Intusschen hadden de zaken in Zuid-Afrika overal<br />
een ernstig aanzien gekregen. Secocoeni, die vroeger door<br />
de Eng<strong>el</strong>schen overgehaald was — toen het in hun kraam<br />
te pas kwam — om te verklaren dat hij geen vrede wenschte,.<br />
had zich niet gestoord aan de verandering van Regeering,<br />
doch zich nu ook tegenover de nieuwe regeering gehouden<br />
aan de les, hem vroeger door de Britten z<strong>el</strong>f tegenover deoude<br />
Regeering g<strong>el</strong>eerd.
GEBEURTENISSEN GEDURENDE DE TUSSCHENREGEERING. 83<br />
Waar men hem vroeger altijd had gesterkt in zijn verzet<br />
tegen de erkenning van het wettig gezag der Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek over zijn gebied, daar verlangde men<br />
thans, dat hij zich rustig zou gedragen, aangezien zijn gebied<br />
tot de Transvaal behoorde. Ten slotte moest men een expeditie<br />
van vrijwilligers en kleurlingen onder Kolon<strong>el</strong> Rowlands<br />
tegen hem uitrusten. Het ergste van alles evenw<strong>el</strong> was, dat<br />
ook Cetewayo in opstand was tegen de Eng<strong>el</strong>sche Regeering.<br />
De aanspraken der Republiek op het gebied, waarover<br />
deze kwestie had gehad met Cetewayo, had<br />
Eng<strong>el</strong>and evenmin willen erkennen ; na de annexatie<br />
van de Transvaal echter nam het dit gebied als onbetwistbaar<br />
eigendom in bezit. Sir Bartle Frere verzocht<br />
Kruger aan den Eng<strong>el</strong>schen opperbev<strong>el</strong>hebber, Lord Ch<strong>el</strong>msford,<br />
de noodige inlichtingen te willen geven, hoe de<br />
Zulu's te bevechten. Dit deed Kruger getrouw en openhartig.<br />
Hij raadde den Eng<strong>el</strong>schen Opperbev<strong>el</strong>hebber steeds<br />
zorg te dragen bij iedere halteplaats een lager te trekken,<br />
zooals de Boeren dit gewoon waren te doen en verder te<br />
zorgen altijd goede spionnen en verkenners in het v<strong>el</strong>d te<br />
hebben om hen steeds op de hoogte te houden van de bewegingen<br />
des vijands. Eerst verzocht Sir Bartle Frere<br />
Kruger om als raadgever en leider van een kommando den<br />
Opperbev<strong>el</strong>hebber te vergez<strong>el</strong>len. Dit weigerde Kruger<br />
echter, doch toen Sir Bartle Frere bleef aandringen en zeide<br />
dat Kruger slechts behoefde te zeggen, w<strong>el</strong>ke b<strong>el</strong>ooning hij<br />
wenschte, antwoordde deze : )Goed, ik zal het doen, en zal<br />
met vijf honderd burgers Zululand voor. U tot rust brengen,<br />
doch dan moet gij mij ook de b<strong>el</strong>ooning geven, die ik verlang."<br />
Sir Bartle Frere was er over geraakt dat Kruger<br />
aanbood met 500 man het werk te doen, waarvoor de Eng<strong>el</strong>schen<br />
zoov<strong>el</strong>e duizenden troepen in het v<strong>el</strong>d hadden gebracht,<br />
en vroeg : ,Meent gij dan dat gij zoove<strong>el</strong> beter zijt<br />
dan onze troepen ?‘ waarop Kruger antwoordde : 'Neen,<br />
maar onze manier van vechten verschilt van de uwe en wij<br />
kennen het land.< Hij wilde toen weten wat Kruger dan als<br />
b<strong>el</strong>ooning zou verlangen, doch toen deze zeide : )De onaf-
84 GEBEURTENISSEN GEDURENDE DE TUSSCHENREGEERING.<br />
hank<strong>el</strong>ijkheid van mijn land en yolk," wilde Sir Bartle Frere<br />
verder niets meer van deze onderhand<strong>el</strong>ingen hooren.<br />
Later verzocht ook Shepstone schrift<strong>el</strong>ijk Kruger om met<br />
een Boerenkommando de Eng<strong>el</strong>schen te komen h<strong>el</strong>pen.<br />
Hierop antwoordde Kruger dat de annexatie en de daaruit<br />
voortspruitende oneenigheid tusschen het yolk der Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek en de Eng<strong>el</strong>sche Regeering het onmog<strong>el</strong>ijk<br />
hadden gemaakt voor de twee rassen om samen te werken.<br />
Waar geen acht werd geslagen op de dringende verzoeken<br />
van het yolk om het zijn vrijheid terug te geven, daar moest<br />
hij om die redenen <strong>el</strong>ke hulp weigeren.<br />
Met hun gewone hooghartigheid verachtten de Eng<strong>el</strong>schen<br />
de Zulu-Impis, wat hun de bloedige nederlaag van Isandhlwana<br />
(22 Januari 1879) bezorgde, waar ongeveer 1200 Eng<strong>el</strong>sche<br />
soldaten in den pan werden gehakt. Hierdoor wijzer geworden,<br />
traden de Eng<strong>el</strong>schen voorzichtiger op en g<strong>el</strong>ukte<br />
het Lord Ch<strong>el</strong>msford in den slag van Ulundi (Juli 1879) de<br />
Zulu's volkomen te verslaan en Cetewayo, hun koning, gevangen<br />
te nemen, waardoor de oorlog beeindigd werd.<br />
Er werd in dien tijd in Zuid-Afrika algemeen beweerd,<br />
dat de Eng<strong>el</strong>schen den Generaal van Cetewayo hadden omgekocht<br />
om dezen aan hen over te leveren. Die Generaal<br />
zou Cetewayo overgehaald hebben om naar een zekere plaats<br />
te gaan, die, zooals hij beweerde, veiliger was dan de plek,<br />
waar Cetewayo zich toen be yond. Toen deze aan dien wenk<br />
gehoor gaf en op de plaats, hem door zijn Generaal aangewezen,<br />
aankwam, werd hij met zijn persoonlijk gevolg door<br />
de Eng<strong>el</strong>schen omsing<strong>el</strong>d en gevangen genomen. Of dit<br />
beweren waar is, valt niet met zekerheid te zeggen.<br />
Intusschen (Maart 1879) was Sir Theophilus Shepstone als<br />
administrateur vervangen door Sir Owen Lanyon, een man<br />
die totaal ongeschikt was voor zulk een moeilijke taak. Als<br />
militair had hij natuurlijk geen begrip van burgerlijke administratie<br />
en was bovendien gehe<strong>el</strong> en al onbekend met de<br />
manieren, taal en aard der Boeren.<br />
Na haar terugkomst in de Transvaal b<strong>el</strong>egde de Deputatie<br />
een bijeenkomst te Wonderfontein op 10 Januari 1879,
GEBEURTENISSEN GEDURENDE DE TUSSCHENREGEERING. 85<br />
om verslag over hare zending- uit te brengen. Er kwamen<br />
ongeveer 3000 burgers bijeen en ongetwijf<strong>el</strong>d zouden er<br />
meer geweest zijn, ware het niet dat de voile rivieren en ook<br />
de paardenziekte, die juist in dien tijd van het jaar het<br />
ergste woedt, v<strong>el</strong>e burgers verhinderd hadden ter vergadering<br />
te komen. Inmidd<strong>el</strong>s had Sir Bartle Frere onder de<br />
burgers doen verspreiden een brief, gericht aan Kruger en<br />
Joubert, waarin hij o. a. zeide, dat hij hoopte dat die beide<br />
Heeren aan het yolk zouden duid<strong>el</strong>ijk maken dat de annexatie<br />
onherroep<strong>el</strong>ijk was. In deze vergadering te Doomfontein<br />
nu zeide Kruger, dat hij zeer dankbaar was zoov<strong>el</strong>en tegenwoordig<br />
te zien en voor de verw<strong>el</strong>koming, die de Deputatie<br />
te beurt was gevallen. Hij drukte de burgers op het hart<br />
om eensgezind te blijven en geen tweedracht of ongereg<strong>el</strong>dheid<br />
te verwekken, want alleen eendracht, gehoorzaamheid<br />
en samenwerking konden het yolk weer vrij maken.<br />
De vergadering nam een besluit, waarin de Deputatie werd<br />
dank gezegd voor de moeite en opoffering, die zij zich<br />
getroost had en waarin tevens werd te kennen gegeven,<br />
dat het yolk zich niet kon neerleggen bij het besluit van<br />
het Eng<strong>el</strong>sche Gouvernement. Sommige burgers oorde<strong>el</strong>den<br />
dat het nu tijd was om door gew<strong>el</strong>d van de Eng<strong>el</strong>sche<br />
Regeering te nemen, wat deze niet genegen was goedschiks<br />
te geven ; doch Kruger wist hen te beduiden, dat de tijd<br />
nog niet daar was ; in w<strong>el</strong>ke meening hij gesteund werd<br />
door Joubert en Pretorius.<br />
Een der burgers zeide tot hem : ,Mijnheer Kruger, ons<br />
het al lang genoeg mooi gepraat, jij moet nou laat ons die<br />
Eng<strong>el</strong>schman schiet." Kruger vroeg hem toen : PAls ik zeg<br />
sah I), zal jij dan bijt, en als jij bijt, zal jij dan vasthou?"<br />
De Burger zweeg.<br />
Er werd verder op de vergadering besloten om Piet<br />
Joubert naar Natal te zenden, waar zich Sir Bartle Frere, de<br />
Hooge Kommissaris, beyond, om dezen in kennis te st<strong>el</strong>len<br />
1) Het woord „sah" wordt in Zuid-Afrika gebrnikt om een hood aan te<br />
hitsen.
86 GEBEURTENISSEN GEDURENDE DE TUSSCHENREGEERING.<br />
met het besluit van het yolk, dat het zich niet aan Eng<strong>el</strong>and<br />
wilde onderwerpen.<br />
De zending van Piet Joubert had geen gevolg, behalve<br />
dan, dat Sir Bartle Frere hem b<strong>el</strong>oofde z<strong>el</strong>f naar de<br />
Transvaal te zullen komen om zich persoonlijk van den stand<br />
van zaken te overtuigen. Tot dat do<strong>el</strong> werd er een vergadering<br />
b<strong>el</strong>egd op de plaats Kleinfontein en Sir Bartle Frere<br />
tot deze bijeenkomst uitgenoodigd. x8 Maart x879 waren<br />
er omtrent 4 a 5000 burgers te Kleinfontein bijeen. Piet<br />
Joubert bracht eerst verslag uit over zijne zending en over<br />
de mislukking er van, en zeide dat thans de vraag aan het<br />
yolk was of het zich wilde onderwerpen of niet. Ook Kruger<br />
hi<strong>el</strong>d eene aanspraak, waarin hij er sterk op aandrong,<br />
den vrede niet te verstoren door onvoorzichtige stappen, dat<br />
het yolk de zaak aan het Komite moest overlaten, want dat<br />
dit w<strong>el</strong> zou te kennen geven, wanneer alle vred<strong>el</strong>ievende<br />
midd<strong>el</strong>en waren uitgeput.<br />
Deze aanmaningen waren w<strong>el</strong> noodzak<strong>el</strong>ijk, want v<strong>el</strong>e<br />
burgers waren opgewonden en spraken er openlijk van de Eng<strong>el</strong>schen<br />
te „schieten"; ja z<strong>el</strong>fs gingen er op deze bijeenkomst<br />
verschillende stemmen op, die den raad gaven met de<br />
burgers op te rukken om Cetewayo tegen de Eng<strong>el</strong>schen<br />
te h<strong>el</strong>pen ; doch Kruger bestreed dit voorst<strong>el</strong> met alle<br />
macht en zeide, dat dit onchrist<strong>el</strong>ijk zou zijn en men nooit<br />
met barbaren mocht samenspannen tegen een beschaafde<br />
natie. Dank zij dit krachtig optreden van Kruger werd het<br />
plan in zijn geboorte gesmoord.<br />
Sir Bartle Frere, die van Natal kwam, zette zijn reis zeer<br />
langzaam voort. Hij hoopte misschien dat de burgers moed<strong>el</strong>oos<br />
zouden worden en uit <strong>el</strong>kander zouden gaan, veer<br />
hij in het land was, zoodat hij niet in hun midden zou behoeven<br />
te verschijnen. Uit Heid<strong>el</strong>berg liet hij weten, dat hij<br />
geen tijd zou hebben in het lager te verwijlen, omdat hij<br />
naar Pretoria moest. Hij kreeg echter ten antwoord, dat<br />
men al zoo lang op hem had gewacht, dat men erop rekende<br />
hem te ontmoeten. Hij besloot daarop te komen.<br />
Zoodra hij in de nabijheid van het kamp was, gingen de
GEBEURTENISSEN GEDURENDE DE TUSSCHENREGEERI NG. 87<br />
voormannen van het Komite hem te paard tegemoet. De<br />
Hooge Kommissaris steeg toen ook te paard en zoo reed men<br />
naar en door het kamp naar de tent van het Komite. De burgers<br />
stonden dicht opeengedrongen en bewaarden een doodsch<br />
stilzwijgen. Niemand groette hem, hoew<strong>el</strong> de Hooge Kommissaris<br />
in het begin de burgers naar links en rechts salueerde.<br />
In de samenkomst, die nu plaats had, werd bepaald dat<br />
men <strong>el</strong>kander een paar dagen later weer zou ontmoeten.<br />
Op den vastgest<strong>el</strong>den dag had ook deze samenkomst plaats.<br />
Sir Bartle Frere kwam daarvoor van Pretoria over, vergez<strong>el</strong>d<br />
van Sir Owen Lanyon, den administrateur, een aantal<br />
ambtenaren en een gewapende lijfwacht. Hij verweet den<br />
leden van het Komite, dat zij de oorzaak waren der ontevredenheid.<br />
Het Komite stoorde zich daar echter weinig<br />
aan. Het eenige antwoord, dat hij kreeg was, dat men niet<br />
in de annexatie wou berusten. De Hooge Kommissaris began<br />
eind<strong>el</strong>ijk een anderen toon aan te slaan, en zeide, dat hij<br />
bekennen moest verkeerd ing<strong>el</strong>icht te zijn, want dat hij nu<br />
z<strong>el</strong>f bemerkte, dat het verzet tegen de annexatie zeer sterk<br />
was en uitging van de beste mannen van het Transvaalsche<br />
yolk. Het Komite st<strong>el</strong>de hem voor, dat de Transvalers in een<br />
memorie aan Eng<strong>el</strong>and de bezwaren van het Volk zouden<br />
uiteenzetten en verzocht hem die memorie te willen verzenden,<br />
vergez<strong>el</strong>d van een rapport van hetgeen hij in de<br />
bijeenkomst had gezien en bemerkt. Hij verklaarde dit te zullen<br />
doen, hoew<strong>el</strong> hij persoonlijk een tegenstander van de vernietiging<br />
der annexatie was ; doch hij zou naar Eng<strong>el</strong>and schrijven<br />
dat de memorie de ernstige aandacht van het Eng<strong>el</strong>sche<br />
Gouvernement verdiende. Kort daarop ging de vergadering<br />
uiteen. Het bleek echter later dat Sir Bartle Frere aan het<br />
Eng<strong>el</strong>sche Gouvernement had geschreven, dat het hem gespeten<br />
had dat hij geen voldoende artillerie had gehad om<br />
de oproermakers uit <strong>el</strong>kaar te jagen.<br />
Na het bezoek van Sir Bartle Frere werden er door het<br />
Komite brieven gezonden naar den Oranje-Vrijstaat en de<br />
Kaapkolonie, waarin verzocht werd de beweging te steunen.<br />
De Volksraad van den Oranje-Vrijstaat nam met groote
88 GEBEURTENISSEN GEDURENDE DE TUSSCHENREGEERING.<br />
meerderheid een besluit, de hoop uitende, dat de burgers<br />
mochten slagen in hun poging om de onaf hank<strong>el</strong>ijkheid te<br />
herst<strong>el</strong>len. In de Kaapkolonie ontving Sir Bartle Frere in<br />
November 1879 een Deputatie, die bij hem op hetz<strong>el</strong>fde<br />
aandrong ; doch natuurlijk kreeg zij weer het min of meer<br />
stereotiepe antwoord van Eng<strong>el</strong>sche staatslieden, dat de zaak<br />
voorbij en afgedaan was.<br />
Intusschen was Sir Garnet Wols<strong>el</strong>ey met bijzondere machten<br />
en bevoegdheden naar Zuid-Afrika gezonden. Hij was benoemd<br />
tot tijd<strong>el</strong>ijk Hoogen Kommissaris voor Natal en Transvaal,<br />
om in dit land en Zululand de zaken te reg<strong>el</strong>en. Het<br />
was deze Sir Garnet Wols<strong>el</strong>ey, van wien de w<strong>el</strong>bekende gezegden<br />
zijn : „Zoolang de zon schijnt zal Transvaal Britsch<br />
grondgebied blijven", en „Eer zal de Vaalrivier terugstroomen<br />
naar haar bronnen, dan dat de Transvaal weer<br />
onaf hank<strong>el</strong>ijk wordt."<br />
Deze Sir Garnet nu begon met tegen Secocoeni op te<br />
trekken en het g<strong>el</strong>ukte hem met zijn groote overmacht het<br />
Kafferhoofd ten onder te brengen. Na de bijeenkomst te<br />
Kleinfontein had het Komite kennis gegeven dat er weer<br />
een vergadering te Wonderfontein zou worden gehouden.<br />
Naar aanleiding van deze kennisgeving vaardigde Wols<strong>el</strong>ey<br />
een proclamatie nit, waarin hij o. a. wees op de gevaarlijke<br />
positie, waarin de personen, die aan de vergadering zouden<br />
de<strong>el</strong>nemen, zichz<strong>el</strong>f alsmede hun familie en eigendommen<br />
plaatsten. Verder dreigde hij al zulke personen te zullen<br />
straffen voor hoogverraad.<br />
Deze proclamatie had echter geen de minste uitwerking,<br />
want op de vergadering, die den ioen December te Wonderfontein<br />
werd gehouden, waren tusschen 5 a 6000 burgers<br />
tegenwoordig. De Burgers, die deze vergadering bijwoonden,<br />
waren in zeer opgewonden toestand. Zij dachten dat de tijd<br />
nu beslist daar was om den strijd te beginnen ; doch Kruger,<br />
hoew<strong>el</strong> verheugd over de eensgezindheid die onder de<br />
Burgers heerschte, meende toch een waarschuwend woord<br />
tot hen te moeten richten. Hij wees hun erop dat Eng<strong>el</strong>and<br />
machtig en sterk was, en dat zij niet later, als de strijd
GEBEURTENISSEN GEDURENDE DE TUSSCHENREGEERING. 8g<br />
eenmaal begonnen was, moed<strong>el</strong>oos moesten worden en naar<br />
hunne plaatsen teruggaan. In zulk een opgewonden toestand<br />
mocht men niet over oorlog of vrede beslissen.<br />
Dien avond laat ging Kruger in het donker het lager<br />
rond om de gesprekken of te luisteren, die de Burgers<br />
rondom de kampvuren voerden ; omdat hij gaarne wou weten<br />
wat men dacht van zijne waarschuwing. Zeer kenschetsend<br />
waren sommige opmerkingen. Een Burger beweerde nu van<br />
oorde<strong>el</strong> te zijn, dat Kruger hen verried.<br />
„Neen", zeide een ander, „dat zal ik nooit van hem denken,<br />
want hij heeft te ve<strong>el</strong> voor ons gedaan en werkt nog steeds<br />
z66 hard, dat men hem niet van zoo iets kan beschuldigen."<br />
„Maar", hernam de eerste, „als het niet zijn bedo<strong>el</strong>ing is,<br />
ons te verraden, waarom wil hij dan niet dat wij den<br />
Eng<strong>el</strong>schman schieten ?"<br />
„Ja," hervatte de tweede, „ik g<strong>el</strong>oof w<strong>el</strong> dat zijne plannen<br />
verkeerd zijn, maar dat hij ons zou verraden, dat g<strong>el</strong>oof ik<br />
nooit."<br />
Kruger keerde zeer voldaan naar zijn tent terug, dankbaar,<br />
dat het Volk zoo vast besloten was zijn onafhank<strong>el</strong>ijkheid te<br />
hernemen.<br />
Op deze vergadering werd een Volksbesluit opgest<strong>el</strong>d,<br />
waarin o. a. voorkwam dat het Volk vrfy en onafhank<strong>el</strong>ijk<br />
wilde blijven, dat de Burgers nooit onderdanen van Hare<br />
Majesteit geweest waren en het nu ook niet wenschten te<br />
worden, dat zij herst<strong>el</strong> hunner onafhank<strong>el</strong>ijkheid en van den<br />
Volksraad verlangden, w<strong>el</strong>k laatste lichaam stappen zou<br />
moeten nemen tot herkrijging der onafhank<strong>el</strong>ijkheid.<br />
Na afloop van de vergadering werd door de heeren<br />
Pretorius en Bok aan Sir Garnet Wols<strong>el</strong>ey kennis gegeven<br />
van het Volksbesluit. Deze beide heeren werden toen op<br />
beschuldiging van hoogverraad gevangen genomen, Pretorius<br />
te Potchefstroom en Bok te Pretoria. Dat dit groote ontevredenheid<br />
verwekte, spreekt vanz<strong>el</strong>f. Een aantal Burgers<br />
was bereid Pretorius met gew<strong>el</strong>d te ontzetten, doch deze<br />
schreef een brief, hen smeekende zulks niet te doen.<br />
Tengevolge van die gebeurtenissen, begaf Kruger zich
go GEBEURTENISSEN GEDURENDE DE TUSSCHENREGEERING.<br />
naar Potchefstroom. Onderweg vernam hij dat, trots het<br />
verzoek van Pretorius, een aantal gewapende Burgers op<br />
weg waren naar het dorp om Pretorius te bevrijden. Hij<br />
zette hen toen zoo vlug mog<strong>el</strong>ijk na, en trof hen dicht bij<br />
het dorp aan. Na lang met hen gesproken te hebben, overreedde<br />
hij hen om van hun plan of te zien. Dienz<strong>el</strong>fden<br />
avond werden Pretorius en Bok uit de gevangenis ontslagen.<br />
Het is onjuist, dat Kruger borg zou gestaan hebben. De<br />
Eng<strong>el</strong>sche autoriteiten drongen nu bij Pretorius zoo lang<br />
aan, tot hij zich bereid verklaarde een reis door het land te<br />
maken en een kennisgeving van de Eng<strong>el</strong>sche regeering<br />
voor te lezen, die de Burgers zou overtuigen van het verkeerde<br />
hunner hand<strong>el</strong>ingen. De Eng<strong>el</strong>schen voorzagen hem<br />
van paarden om den tocht te doen.<br />
De Burgers, door Kruger bij Potchefstroom gekeerd, waren<br />
nog niet ver van het dorp, te Nauwpoort bijeen, waar zich<br />
ook Kruger z<strong>el</strong>f beyond. Daar las Pretorius den brief van<br />
het Eng<strong>el</strong>sche Gouvernement voor, dat de Burgers zich maar<br />
moesten onderwerpen, want dat de tegenwoordige toestand<br />
slechts de brug was om tot z<strong>el</strong>fbestuur te geraken. Toen hij<br />
met lezen klaar was, sprak Kruger : „Burgers, verstaat gij<br />
den brief van het Eng<strong>el</strong>sche Gouvernement? Ik zal u duid<strong>el</strong>ijk<br />
maken wat ik g<strong>el</strong>oof dat de bedo<strong>el</strong>ing van deze z<strong>el</strong>fregeering<br />
is : steek uw hoofd eerst in den strop, opdat ik u kan<br />
ophangen, dan kunt gij met uwe beenen zoo vrij schoppen<br />
als gij wilt. Dit is de vrijheid en het z<strong>el</strong>fbestuur." De<br />
Burgers gaven hunne instemming te kennen met de zienswijze<br />
van Kruger.<br />
Pretorius schreef den volgenden dag aan Sir Garnet<br />
Wols<strong>el</strong>ey dat hij van zijn verdere reis afzag, want dat de<br />
Burgers zoo vast besloten waren hunne onafhank<strong>el</strong>ijkheid<br />
terug te krijgen, dat het nutt<strong>el</strong>oos zou zijn om te trachten<br />
hen tot andere gedachten te brengen.<br />
Kort na deze gebeurtenissen zou een wetsontwerp voor<br />
de confederatie van Zuid-Afrika in het Kaapsche Parlement<br />
behand<strong>el</strong>d worden. Dit ontwerp te doen schipbreuk lijden achtten<br />
de Transvalers voor hen van het grootste b<strong>el</strong>ang ; want
GEBEURTENISSEN GEDURENDE DE TUSSCHENREGEERING. 91<br />
wanneer dit ontwerp werd aangenomen, dan zou er natuurlijk<br />
geen denken meer zijn aan het herroepen der annexatie.<br />
Daarom werden de Heeren Kruger en Joubert naar Kaapstad<br />
gezonden, om er bij hunne vrienden in het Kaapsche<br />
Parlement op aan te dringen en te bewerken dat het concept<br />
niet werd bekrachtigd. Op hun weg naar Kaapstad werden<br />
zij overal door de Afrikaners op de hart<strong>el</strong>ijkste wijze ontvangen.<br />
Te Kaapstad hadden zij een onderhoud met een<br />
aantal Parlementsleden, in w<strong>el</strong>ke bijeenkomst Kruger in de<br />
sterkste bewoordingen er op aandrong dat zij moesten<br />
trachten voornoemd plan schipbreuk te doen lijden, te<br />
kennen gevende dat de Burgers van de Republiek niet in<br />
een federatie zouden berusten, vooral niet, omdat zij geen<br />
stem hadden in hun toekomstig lot z<strong>el</strong>f te beslissen. „Wascht<br />
uwe handen niet in het bloed uwer broeders," waren<br />
Krugers laatste woorden tot die leden. Het g<strong>el</strong>ukte hem<br />
het plan te verijd<strong>el</strong>en. Volgens sommige schrijvers zou Kruger<br />
zich te Kaapstad in particuliere gesprekken hebben uitg<strong>el</strong>a ten,<br />
dat hij zich nog zou kunnen vereenigen met inlijving van<br />
Transvaal bij de Kaap-Kolonie. Hij ontkent dit beslist.<br />
Gedurende hun verblijf te Kaapstad, kwam een lid van<br />
het Kolonische Hoogerhuis Kruger en Joubert uitnoodigen<br />
om bij Sir Bartle Frere een bezoek of te leggen. Dit<br />
weigerden zij te doen, doch toen het verzoek werd ,herhaald<br />
en er werd bijgevoegd dat Sir Bartle hen privaat wenschte<br />
te spreken, zeide Kruger : „Ik zal gaan, als u mij zeggen<br />
kunt, w<strong>el</strong>ke Sir Bartle Frere het is, die ons verlangt te<br />
spreken ; want ik ken er vier. De eerste kwam bij ons te<br />
Kleinfontein en zeide dat hij niet gekomen was met het<br />
zwaard, doch met vrede. TOch zag ik later in een Blauwboek<br />
dat ook een Sir Bartle Frere — dus de tweede —<br />
op dienz<strong>el</strong>fden dag aan de Eng<strong>el</strong>sche Regeering schreef :<br />
„Had ik slechts genoeg soldaten en kanonnen gehad, dan<br />
zou ik die oproermakers w<strong>el</strong> uit <strong>el</strong>kaar gejaagd hebben."<br />
De derde Sir Bartle Frere zeide in zijn antwoord op onze<br />
memorie om de annexatie te vernietigen, dat hij aan de<br />
Eng<strong>el</strong>sche Regeering geschreven had, dat hij te Kleinfontein
92 GEBEURTENISSEN GEDURENDE DE TUSSCHENREGEERING.<br />
zoowat 4000 van de voornaamste Boeren had ontmoet en<br />
dat hun petitie de ernstige consideratie van H.Ms. Gouvernement<br />
verdiende ; terwijl ik later in de Blauwboeken zag<br />
dat op dienz<strong>el</strong>fden datum ook een Sir Bartle Frere — dus<br />
een vierde — aan de Eng<strong>el</strong>sche Regeering schreef, dat het<br />
slechts een klompje oproermakers was, dat hij ontmoet had.<br />
Dit kan nu toch niet een en dez<strong>el</strong>fde man zijn. Wanneer<br />
u mij nu zeggen kunt, w<strong>el</strong>ke van die vier Sir Bartle Freres<br />
ons wenscht te spreken, dan zouden wij over uw uitnoodiging<br />
kunnen nadenken. De afgezant van Sir Bartle Frere<br />
kon dit natuurlijk niet zeggen en hij moest dus onverrichterzake<br />
terugkeeren.<br />
Terwij1 Kruger en Joubert nog aan Taf<strong>el</strong>baai vertoefden,<br />
vi<strong>el</strong> het Tory-Ministerie van Lord Beaconsfi<strong>el</strong>d in Eng<strong>el</strong>and,<br />
en werd deze als Eerste Minister opgevolgd door den heer<br />
Gladstone, die zich dikwijls tegen de annexatie had uitg<strong>el</strong>aten.<br />
Nu schreven de beide Transvaalsche voormannen<br />
in Mei 188o vanuit Kaapstad een brief aan Gladstone,<br />
waarin zij hem den toestand uiteenzetten en hem verzochten<br />
het land recht te doen wedervaren, de annexatie te vernietigen<br />
en terug te keeren tot de Zandrivier-conventie van<br />
1852. Zij hadden alle hoop op een gunstig antwoord. Groot<br />
was daarom hun t<strong>el</strong>eurst<strong>el</strong>ling, toen zij van den Heer<br />
Gladstone een schrijven ontvingen, waarin hun werd medegede<strong>el</strong>d,<br />
dat de annexatie niet ongedaan kon worden gemaakt<br />
en dat hij Hare Majesteit niet kon adviseeren hare<br />
souvereiniteit over de Transvaal op te geven.<br />
In Transvaal teruggekeerd, deden beide afgezanten verslag<br />
hunner zending aan het komite. Toen kwam men tot<br />
de overtuiging dat verdere vergaderingen en protesten niets<br />
meer zouden baten. Het best zou zijn om rustig voort te<br />
werken en zich gereed te maken voor den uitersten stap,<br />
door het aanschaffen van vuurwapenen en ammunitie. Dit<br />
laatste was echter zeer moeilijk, wijl men vermijden moest<br />
achterdocht te wekken, en men zich dus in stilte van die<br />
artik<strong>el</strong>en moest voorzien.
HOOFDSTUK VIII.<br />
De Vrijheidsoorlog van 188o-8r.<br />
Het eerste teeken van den naderenden storm waren de<br />
voorvallen te Potchefstroom bij den publieken verkoop van<br />
den wagen van V<strong>el</strong>dcornet Bezuidenhout. De Eng<strong>el</strong>sche<br />
Regeering was begonnen b<strong>el</strong>astingen te innen en nu was<br />
een der midd<strong>el</strong>en van het lijd<strong>el</strong>ijk verzet tegen het Eng<strong>el</strong>sche<br />
Gouvernement, de weigering om die b<strong>el</strong>asting te betalen.<br />
Gerecht<strong>el</strong>ijke stappen werden genomen tegen deze weigerachtigen.<br />
Vroeger hadden v<strong>el</strong>e Burgers hun b<strong>el</strong>asting betaald<br />
onder protest en de verklaring, dat zij alleen voor het gew<strong>el</strong>d<br />
gebukt waren. Zoodra dit echter door de Eng<strong>el</strong>sche staatslieden<br />
werd uitg<strong>el</strong>egd als een bewijs dat de bevolking tevreden<br />
was en haar b<strong>el</strong>astingen opbracht, verlangden de Burgers<br />
een verklaring dat zij alleen onder protest betaald hadden ;<br />
terwij1 weer anderen eenvoudig weigerden te betalen. Tot<br />
deze laatsten behoorde Piet Bezuidenhout.<br />
Het Gouvernement liet beslag leggen op Bezuidenhout's<br />
wagen en dezen naar Potchefstroom brengen om daar publiek<br />
te worden verkocht. Piet Cronje, die in den lateren<br />
oorlog zoo bekend geworden is, zorgde er voor op den dag<br />
waarop de verkooping zou plaats hebben, met een aantal<br />
gewapende mannen te Potchefstroom te zijn. Toen de verkooping<br />
zou beginnen, werd de Baljuw van den wagen geworpen<br />
en deze in triomf door de burgers naar de plaats<br />
van Bezuidenhout teruggebracht.
94<br />
DE VRIJHEIDSOORLOG VAN 1880-81.<br />
Dit was een beslissende stap, die het onmog<strong>el</strong>ijk maakte<br />
terug te treden. Bezuidenhout en een andere Burger werden<br />
toen naar Kruger gezonden, die zich op zijn plaats<br />
Boekenhoutfontein, district Rustenburg, be yond om hem te<br />
verzoeken zich dad<strong>el</strong>ijk naar Potchefstroom te begeven, aangezien<br />
de Burgers bereid waren den strijd te beginnen. Kruger<br />
voldeed aan het verzoek en vond de Burgers bijeen niet ver<br />
van Potchefstroom. De bev<strong>el</strong>voerder van de Eng<strong>el</strong>sche bezetting<br />
van die plaats liet Kruger toen vragen of hij met hem<br />
kon komen spreken. Kruger antwoordde bevestigend. De<br />
ontmoeting had plaats, de Britsche officier verhaalde wat er<br />
gebeurd was bij den verkoop van den wagen, en eindigde<br />
met de woorden : „Gij zult moeten erkennen dat dit openlijke<br />
reb<strong>el</strong>lie is.<br />
Kruger antwoordde: „Ik zou u dit toestemmen, indien wij<br />
de annexatie hadden erkend ; doch dat is het geval niet. Wij<br />
beschouwen ons niet als onderdanen van Eng<strong>el</strong>and en de<br />
b<strong>el</strong>astingkwestie is niet een zaak van Bezuidenhout alleen,<br />
maar een principie<strong>el</strong>e kwestie die het gehe<strong>el</strong>e land raakt."<br />
Tengevolge van dit voorval werd nu door Kruger en de<br />
andere leiders besloten op een bijeenkomst te Kaalfontein,<br />
waarbij ook de Secretaris der toenmalige regeering van<br />
Transvaal tegenwoordig was, dat de Volksvergadering te<br />
Paardekraal zou worden gehouden op 8 December 188o, in<br />
plaats van op 8 Januari 1881, zooals oorspronk<strong>el</strong>ijk het plan<br />
was geweest en dat het Volk daar zou beslissen of een<br />
vred<strong>el</strong>ievende oplossing der kwestie nog mog<strong>el</strong>ijk was. Twee<br />
dagen wick den vastgest<strong>el</strong>den tijd werd de bijeenkomst verboden<br />
en werden de de<strong>el</strong>nemers tot reb<strong>el</strong>len verklaard.<br />
Een groot aantal Burgers was op den bepaalden dag<br />
opgekomen, die eenparig besloten dat de Regeering van de<br />
Republiek hare werkzaamheden zou hervatten en de Volksraad<br />
zou oproepen. Er werd toen een Driemanschap gekozen<br />
dat de Regeering zou uitmaken. Dit Driemanschap bestond<br />
uit de H.H. Kruger als Vice-President, P. J. Joubert als<br />
Kommandant-Generaal en Ex-President M. W. Pretorius.<br />
(Joubert werd op Kruger's voorst<strong>el</strong> gekozen. Hij had zich
DE VRIJHEIDSOORLOG VAN 188o-81. 95<br />
lang tegen deze benoeming verzet, omdat hij verklaarde geen<br />
generaal en niet tegen die taak opgewassen te zijn.) Het<br />
vaardigde daarop een proclamatie uit, waarin het goed recht<br />
van de Republiek met historische feiten werd gestaafd, en<br />
waarin aan ieder kennis werd gegeven van het herst<strong>el</strong> der<br />
Regeering van de Zuid-Afrikaansche Republiek. Deze proclamatie<br />
moest toen gedrukt worden en daartoe zond men<br />
Kommandant Piet Cronje met ongeveer 400 man naar Potchefstroom;<br />
terwijl de Regeering naar Heid<strong>el</strong>berg vertrok,<br />
waar zij van plan was den zet<strong>el</strong> van het bewind voorloopig te<br />
vestigen. Heid<strong>el</strong>berg kon gemakk<strong>el</strong>ijk bezet worden, omdat<br />
er geen Eng<strong>el</strong>sch garnizoen was. Onder protest ontruimde<br />
de Landdrost zijn kantoor.<br />
Intusschen was Generaal Cronje te Potchefstroom aangekomen<br />
en had reeds maatreg<strong>el</strong>en genomen om de proclamatie<br />
te doen drukken. Hier werd het eerste schot gevuurd.<br />
De Eng<strong>el</strong>schen schoten op een burgerwacht die in de straat<br />
geposteerd was. Frans Robertse, van de plaats Wijsfontein,<br />
in het district Rustenburg, werd door zijn arm geschoten.<br />
Nog eenmaal zonden de leden der nieuw gekozen Regeering<br />
een verzoek aan den vertegenwoordiger der Eng<strong>el</strong>sche Regeering,<br />
den administrateur van de Transvaal, en deden een<br />
beroep op „de ed<strong>el</strong>moedigheid der Britsche natie" om op<br />
vred<strong>el</strong>ievende wijze het land terug te krijgen. Het antwoord<br />
was het opkommandeeren der aanwezige troepen tot demping<br />
van den „opstand."<br />
Het is niet de bedo<strong>el</strong>ing in dit werk een verhaal van de<br />
vrijheidsoorlog te geven. Men vindt deze tot in de kleinste<br />
bijzonderheden beschreven in v<strong>el</strong>e boeken. Wij wenschen<br />
hier slechts te zeggen dat de Boeren wegens hun kleine<br />
macht — in het gehe<strong>el</strong> ongeveer zevenduizend man — met<br />
groot overleg te werk moesten gaan. Het plan was de<br />
dorpen, waar de Eng<strong>el</strong>schen een bezetting hadden, vast te<br />
leggen, alle verbindingen of te snijden, en de overige Burgers<br />
naar de grenzen van Natal te zenden om versterkingen van<br />
den vijand te keeren.<br />
Een andere moeilijkheid was de schaarschte aan ammunitie.
96<br />
DE VRIJHEIDSOORLOG VAN 1880-81.<br />
In het begin van den strijd had ieder man ongeveer 15<br />
patronen, zoodat de Boeren toen, evenals in het latere tijdperk<br />
van den laatsten oorlog, eerst de ammunitie op den<br />
vijand moesten buit maken, om hem er dan mee te beschieten.<br />
Deze taktiek is echter ook toen volkomen g<strong>el</strong>ukt.<br />
Waar de Eng<strong>el</strong>schen nu ook nog Kaffers wapenden, zou<br />
het dwaasheid geweest zijn den strijd te beginnen, als God<br />
niet onze harten had bewerkt, zoodat wij moedig de overmacht<br />
tegemoettrokken.<br />
Er is slechts een gevecht in den oorlog van 188o, waarbij<br />
wij, om zekere redenen, een oogenblik wenschen stil te staan<br />
en w<strong>el</strong> dat van Bronkhorstspruit. Er was bericht gekomen<br />
bij de Boerenaanvoerders, dat het 94e regiment Eng<strong>el</strong>sche<br />
troepen van Lijdenburg op weg was naar Pretoria. De Burgers,<br />
ongeveer Iso man sterk, onder Kommandant Frans Joubert,<br />
die uitgezonden waren om de Eng<strong>el</strong>schen te keeren, ontmoetten<br />
deze te Bronkhorstspruit nabij Pretoria. Kommandant<br />
Joubert zond toen, door den heer Paul de Beer, die<br />
goed Eng<strong>el</strong>sch sprak, een boodschap aan den Eng<strong>el</strong>schen<br />
bev<strong>el</strong>hebber, Kolon<strong>el</strong> Anstruther, dat hij naar Lijdenburg<br />
moest teruggaan, daar hij hem anders met gew<strong>el</strong>d zou moeten<br />
keeren.<br />
Anstruther's antwoord was kort : „Ik ben op weg naar<br />
Pretoria en ik gh, naar Pretoria." Er was dus Been andere<br />
uitweg voor Joubert en de zijnen als de Eng<strong>el</strong>schen aan<br />
te vallen. Het terrein, waar de strijd plaats had, was een<br />
kale heuv<strong>el</strong>, met enk<strong>el</strong>e doornboomen begroeid. De Eng<strong>el</strong>schen<br />
namen st<strong>el</strong>ling in een hol pad, teri,vij1 de burgers<br />
hen over een open plek moesten naderen. Het gevecht, dat<br />
slechts eenige minuten duurde, was beslissend. Ongeveer 230<br />
Eng<strong>el</strong>schen werden gedood en gewond en de overigen gaven<br />
zich over. Kolon<strong>el</strong> Anstruther, die dood<strong>el</strong>ijk gewond was,<br />
liet Kommandant Joubert bij zich komen en zeide hem dat<br />
hij eerlijk was verslagen en verzocht hem zijn sab<strong>el</strong> van hem<br />
als gedachtenis aan te nemen. Eenige minuten later stierf hij.<br />
Wij zouden niet in bijzonderheden over dit gevecht zijn<br />
getreden, al hebben ook de Eng<strong>el</strong>schen op Ieugenachtige
DE VRIJHEIDSOORLOG VAN x880-81. 97<br />
wijze beweerd dat zij verraderlijk overvallen waren, als<br />
V<strong>el</strong>dmaarschalk Roberts, Earl of Waterford, Kandahar en<br />
Pretoria, deze gemeene leugen niet weder had opgehaald,<br />
door in dezen oorlog, toen hij te Bronkhorstspruit aankwam,<br />
naar Eng<strong>el</strong>and te t<strong>el</strong>egrafeeren, dat hij zich thans beyond<br />
op de historische plek, waar een Britsche macht in 1881<br />
op verraderlijke wijze gedecimeerd werd.<br />
De strijd werd overal in de Republiek voortgezet onder<br />
de bekwame opperleiding van nu wijlen Generaal joubert,<br />
en w<strong>el</strong> met zoove<strong>el</strong> succes voor de Boeren, dat iedereen er<br />
verst<strong>el</strong>d van stond. Dit succes was echter niet alleen te<br />
danken aan het v<strong>el</strong>dheerstalent van dezen grooten Generaal,<br />
die toen in de kracht van zijn leven was ; maar ook aan de<br />
bekwaamheid van de verschillende mannen, die onder hem<br />
dienden ; zooals nu wijlen Generaal Smit en Generaal Piet<br />
Cronje, w<strong>el</strong>ke laatste in dezen oorlog zoo beroemd is geworden,<br />
niet het minst door zijn h<strong>el</strong>dhaftigen tegenstand te Paardeberg,<br />
waar hij gevangen werd genomen. Het succes bereikte zijn toppunt<br />
bij den roemrijken slag van Amajuba op 27 Februari 1881.<br />
Het grootste gede<strong>el</strong>te van den oorlog bleef Kruger bij de<br />
Regeering te Heid<strong>el</strong>berg. Hij deed echter verschillende reizen<br />
naar de kommando's, zooals naar Potchefstroom, de Drakensbergen<br />
en Standerton om de Burgers op verschillende plaatsen<br />
aan te moedigen. Ook begaf hij zich naar Rustenburg om<br />
de Burgers, die daar het Eng<strong>el</strong>sche kamp b<strong>el</strong>egerden, toe te<br />
spreken. Daar vernam hij dat er oproerigheid was onder Magato's<br />
Kaffers, die dicht bij het dorp Rustenburg woonden. Hij<br />
begaf zich onmidd<strong>el</strong>lijk daarheen met zeven man, onder wie<br />
ook zijn zoon Piet Kruger was. — In Magato's stad aangekomen,<br />
beyond hij dat de Kaffers rondom hun stroohuizen<br />
bij duizenden gewapend bijeen waren — zeker met geen goed<br />
do<strong>el</strong>. Hij ging toen reg<strong>el</strong>recht naar het huis van Magato<br />
en sprak tot hem : — „Waarom hebt gij de Eng<strong>el</strong>schen in<br />
het kamp te Rustenburg van voeds<strong>el</strong> voorzien en dat, niettegenstaande<br />
ik u reeds vroeger had geboden u gehe<strong>el</strong> en<br />
al onzijdig te houden in dezen oorlog, aangezien het een<br />
strijd is tusschen blanken ?”<br />
7
98DE VRIJHEIDSOORLOG VAN 188o-81.<br />
Magato antwoordde: „Ik heb een rapport van de Eng<strong>el</strong>schen<br />
ontvangen, dat zij Heid<strong>el</strong>berg reeds hebben ingenomen<br />
en aan het komen zijn, en dat, als ik niet naar hun bev<strong>el</strong>en<br />
luister, zij mij zullen straffen."<br />
Kruger hernam toen : „Als gij niet naar mij wilt luisteren, dan<br />
zal ik u voor den krijgsraad moeten brengen," en greep zijn hand.<br />
Terwijl Kruger nog met Magato sprak, bestormden de<br />
Kaffers gewapend met bijlen, assagaaien en geweren van<br />
alle kanten het huis; doch een der Burgers, — Piet van der<br />
Walt, — stond met zijn geweer bij Magato, en dreigde hem<br />
te zullen schieten, zoodra de Kaffers Kruger eenig Iced<br />
deden. Ziende dat zijn leven op het sp<strong>el</strong> stond, gaf Magato<br />
order aan zijn Kapiteins om de Kaffers uiteen te jagen.<br />
De Kapiteins moesten daartoe met knopkerries of knupp<strong>el</strong>s<br />
op de zwarten inslaan. Toen het rumoer eenigszins bedaard<br />
was, zei Kruger tot Magato : „Roep uwe Kaffers weer bij<br />
<strong>el</strong>kaar, ik wil hun mijn orders meede<strong>el</strong>en." Eerst wilde hij<br />
niet, en verklaarde dat Kruger ze hem maar moest zeggen.<br />
Kruger echter hi<strong>el</strong>d vol : „Neen, ik wil uw yolk z<strong>el</strong>f toespreken."<br />
Magato liet toen de Kaffers roepen, die nu ongewapend<br />
en vreesachtig nader kwamen. Kruger wees hen<br />
op hun slecht gedrag en vermaande hen, zich in het vervolg<br />
rustig te houden, daar Kaffers niets met den oorlog te maken<br />
hadden. Daama sprak hij langen tijd met Magato, maakte<br />
hem duid<strong>el</strong>ijk, hoe laakbaar zijne hand<strong>el</strong>wijze was, en bewoog<br />
hem ten slotte zich neutraal te houden en noch de<br />
Boeren, noch de Eng<strong>el</strong>schen bij te staan of tegen te werken.<br />
Daar Kruger naar Heid<strong>el</strong>berg terug moest, vroeg hij<br />
Magato hem aan paarden te h<strong>el</strong>pen. De Kafferkapitein gaf<br />
hierop Kruger een wenk am met hem in de kamer te gaan,<br />
waar hij hem zeide : „Ik kan U geen paarden geven ; want<br />
als ik dit deed, dan zouden de Eng<strong>el</strong>schen het morgen weten.<br />
Als gij echter in tegenwoordigheid van de Kaffers Uw<br />
verzoek herhaalt, dan zal ik weigeren ; waarop gij moet<br />
verklaren, dat gij ze zult nemen, als ik ze niet goedwillig<br />
wil geven. In mijn hart zal ik dan zeggen, „het is goed,"<br />
doch met mijn mond moet ik weigeren."
DE VRIJHEIDSOORLOG VAN 188o-8i. 99<br />
Kruger deed, zooals afgesproken was, en nam twee flinke<br />
paarden voor de terugreis naar Heid<strong>el</strong>berg.<br />
Omtrent dezen tijd kreeg Kruger bericht dat hij naar de<br />
Natalsche grens moest komen ; want dat de Eng<strong>el</strong>schen een<br />
wapenstilstand gevraagd hadden om over den vrede te onderhand<strong>el</strong>en.<br />
Bij de ontvangst van deze tijding haastte Kruger zich om<br />
naar de Natalsche grens te gaan. Het was een zeer moeilijke<br />
reis. Tengevolge van de zware regens waren de wegen<br />
bijna onbegaanbaar. Bovendien moest men groote omwegen<br />
maken, omdat de plaatsen die in Eng<strong>el</strong>sch bezit waren, vermeden<br />
moesten worden. De wapenstilstand zou den 1 4en Maart<br />
eindigen, en groote haast was dus dringend noodig. De<br />
zware regens waxen echter oorzaak dat Kruger niet op tijd<br />
op de plaats zijner bestemming kon komen. Generaal Joubert<br />
had echter intusschen van Sir Ev<strong>el</strong>yn Wood vier dagen<br />
verlenging van den wapenstilstand verkregen. Kruger en<br />
zijn gez<strong>el</strong>schap : M. W. Pretorius, Dr. Jorissen en 3. C.<br />
Mare, werden door de Burgers geestdriftig ingehaald. Spoedig<br />
daarna kwamen de vertegenwoordigers van de Boeren en<br />
de Britsche Opperbev<strong>el</strong>hebber, Sir Ev<strong>el</strong>yn Wood, vertegenwoordiger<br />
van het Britsche Rijk, samen. Deze ontmoeting had<br />
plaats in een tent, halfi,veg tusschen beide kampen opgeslagen.<br />
Sir Ev<strong>el</strong>yn Wood had gedurende den wapenstilstand van<br />
den Britschen Minister van Kolonien instructies ontvangen,<br />
die hem de richting van de onderhand<strong>el</strong>ingen aangaven.<br />
De instructies beh<strong>el</strong>sden :<br />
I. Amnestie voor alle Boerenaanvoerders.<br />
II. Het recht der Boeren om personen te machtigen<br />
over den vrede te onderhand<strong>el</strong>en.<br />
III. Benoeming eener Koninklijke Kommissie tot onderzoek<br />
van alle geschilpunten en tot reg<strong>el</strong>ing der over-<br />
gave van het land.<br />
IV. Z<strong>el</strong>fbestuur onder Britsche Suzereiniteit.<br />
V. To<strong>el</strong>ating van een Britschen Resident te Pretoria.<br />
VI. Het st<strong>el</strong>len der buitenlandsche politick onder Britsch<br />
toezicht.
100<br />
DE VRIJHEIDSOORLOG VAN 1880-81.<br />
President Brand van den Oranje-Vrijstaat zou ook naar<br />
de vergadering opkomen, ten einde zijn invloed aan te wenden<br />
om tot een overeenkomst te geraken.<br />
De samenst<strong>el</strong>ling van de zoogenaamde Koninklijke Kommissie<br />
gaf aanleiding tot lange besprekingen. De Eng<strong>el</strong>sche<br />
Regeering wenschte, dat de Kommissie uitsluitend uit Britsche<br />
onderdanen zou bestaan, behalve President Brand, die<br />
voor beide partijen zitting er in zou nemen ; terwijl de Boerenleiders<br />
begeerden dat de Kommissie uit vertegenwoordigers<br />
van beide zijden zou worden samengest<strong>el</strong>d. Ook wilde<br />
de Eng<strong>el</strong>sche Regeering een gede<strong>el</strong>te van de Republiek,<br />
nl. de districten Wakkerstroom en Utrecht voor zich behouden.<br />
Dit wilde Kruger in geen geval toestaan. Sir Ev<strong>el</strong>yn<br />
Wood zeide toen : „Als wij op dit punt niet toegeven, zult<br />
gij dan doorvechten ?" waarop Kruger antwoordde : „Dat<br />
is een onbillijke vraag. Als wij niet willen toegeven zult<br />
gij dan doorvechten ?" Wood antwoordde : „Ja", waarop<br />
Kruger zijn hoed nam, opstond en zeide : „Dan behoeven<br />
wij niet verder te onderhand<strong>el</strong>en."<br />
Wood greep Kruger daarop bij den arm en zeide : „Neen,<br />
kom terug, gij moet niet zoo haastig zijn". Generaal Smit<br />
gaf reeds als zijn meening te kennen, dat het zwaard dan<br />
maar zou moeten beslissen.<br />
Een andere moeilijke kwestie was de proviandeering der<br />
Eng<strong>el</strong>sche bezettingen in de dorpen gedurende de onderhand<strong>el</strong>ingen<br />
en de terugtrekking van H. Ms. troepen uit de Republiek.<br />
Het scheen een oogenblik alsof de onderhand<strong>el</strong>ingen<br />
schipbreuk zouden lijden op dit punt. Toen st<strong>el</strong>de Dr.<br />
Jorissen, in opdracht van Kruger, zijn zoogenaamde Derde<br />
Proclamatie 1) op. Deze Derde Proclamatie liet Kruger aan<br />
President Brand voorlezen, die juist aangekomen was en<br />
deze deed alle moeite hem te bewegen dit stuk niet te<br />
publiceeren, doch de onderhand<strong>el</strong>ingen voort te zetten. Dit<br />
gebeurde dan ook en w<strong>el</strong> in het huis van O'Neill.<br />
x) Deze Derde Proclamatie is opgenomen in de „Transvaaische Herinneringen<br />
1876-1896" door Dr. E. J. P. Jorissen. (Biilage No. 5.)
DE VRIJHEIDSOORLOG VAN 88o-8i. to'<br />
Het kostte ve<strong>el</strong> moeite om het over de verschillende punten<br />
eens te worden. Wood deed zijn uiterste best om er<br />
alleen met mond<strong>el</strong>inge b<strong>el</strong>often of te komen, en toen de<br />
wapenstilstand verlengd moest worden tot voortzetting der<br />
onderhand<strong>el</strong>ingen, maakte hij gebruik van de g<strong>el</strong>egenheid<br />
dat Kruger in gesprek was met Generaal Joubert en Dr.<br />
Jorissen, om op eigen gezag een ordonnans te g<strong>el</strong>asten het<br />
bericht van de verlenging van den wapenstilstand naar het<br />
kamp over te brengen. Kruger, die dit bemerkte, vroeg,<br />
waar die man heenging, en toen hij het vernomen had,<br />
zeide hij tegen den adjudant van Wood, in het Eng<strong>el</strong>sch :<br />
„Stop that man", ging daarop de tent binnen en liet Generaal<br />
Wood zeggen, dat hij van hem als eerlijk man eischte<br />
een overeenkomst met de punten, die tusschem hen afgesproken<br />
waren, te teekenen. Het document lag op taf<strong>el</strong>,<br />
maar Wood wilde er zijn naam niet onder zetten. Eerst toen<br />
Wood zag dat verdere uitvluchten ijd<strong>el</strong> zouden zijn, gaf hij<br />
toe en teekende. De ordonnans kon toen met het bericht<br />
der verlenging van den wapenstilstand vertrekken.<br />
Toen het voorloopige vredesverdrag geteekend was, wilden<br />
de Eng<strong>el</strong>sche officieren het succes der Boeren verkleinen en<br />
hun de bekentenis afdwingen, dat zij zware verliezen hadden<br />
g<strong>el</strong>eden en daarom het verzet tegen de Britsche wapenen<br />
niet langer hadden kunnen volhouden. „Hoeve<strong>el</strong> dooden hebt<br />
gij dan op den nek gehad," vroeg een der officieren aan<br />
Joubert. „Ik-z<strong>el</strong>f een gesneuv<strong>el</strong>de," antwoordde deze, „en<br />
nog een gewonde." De officier lachte en wilde beweren dat<br />
hij met eigen oogen meer dooden gezien had. „Goed," riep<br />
Joubert in groote verontwaardiging uit, „graaf er mij een van<br />
op en breng hem hier, dan zal ik hem met huid en haar<br />
opeten." Een predikant uit Newcastle daarentegen sprak<br />
tegenover Kruger zijn hoogachting voor de Boeren en zijn<br />
bewondering voor hun dapperheid uit. De officieren, die<br />
er bij stonden, verklaarden, dat de Eng<strong>el</strong>sche troepen zeer<br />
dapper gevochten en ve<strong>el</strong> Boeren neergeschoten hadden, totdat<br />
ten slotte hun ammunitie was opgebruikt, waarna zij natuurlijk<br />
den strijd hadden moeten opgeven. „Onze soldaten
102 DE VRIJHEIDSOORLOG VAN 188o-81.<br />
1 ten zich liever doodschieten dan dat zij een patroon afgeven."<br />
Kruger zei hierop niets, wendde zich echter tot den<br />
predikant en verklaarde : „Als gij bij Hare Majesteit komt,<br />
verzoek haar dan, haar soldaten een extra-b<strong>el</strong>ooning te geven<br />
voor de bizondere zorg, waarmee zij hun ammunitie hebben<br />
bewaakt ; wij vonden ze nog behoorlijk verpakt op de pakez<strong>el</strong>s."<br />
Z<strong>el</strong>fs Wood deed soortg<strong>el</strong>ijke vragen. Onder andere<br />
vroeg hij : „Wat moesten die 200 man beteekenen, die gij<br />
naar de Biggarsbergen gezonden hebt ?" „Wij hadden vernomen,<br />
dat gij met 1200 man daarheen oprukte." „En<br />
toen zondt gij 200 man ?" „Ja, wij hadden er niet meer ;<br />
maar ik heb gezien, dat het genoeg waren."<br />
De overeenkomst, die door de H.H. Kruger, Joubert en<br />
Pretorius, namens het Yolk der Zuid-Afrikaansche Republiek,<br />
onderteekend werd, waarborgde : volkomen z<strong>el</strong>fstandig<br />
binnenlandsch bestuur onder Britsche Suzereiniteit, tegenover<br />
de verplichting van Boerenzijde der erkenning van een<br />
Britsch resident te Pretoria en de teruggave van Britsche<br />
eigendommen, gedurende den oorlog in beslag genomen.<br />
Het punt dat bijna tot afbreking der onderhand<strong>el</strong>ingen had<br />
g<strong>el</strong>eid, nl. : verlies van grondgebied, werd overg<strong>el</strong>aten aan<br />
de beslissing der Koninklijke Kommissie. Wood van zijn<br />
kant verbond zich, namens de Britsche Regeering, de posities<br />
op Laing's Nek niet in te nemen als de Boeren ze<br />
ontruimd hadden, noch troepen of ammunitie naar Transvaal<br />
te zenden. De Koninklijke Kommissie zou bovendien<br />
binnen zes maanden alle hangende zaken reg<strong>el</strong>en, het vredesverdrag<br />
opmaken en daarna het land aan de Boeren<br />
teruggeven.<br />
De Koninklijke Kommissie, die kort daarop bijeenkwam,<br />
bestond uit Sir Hercules Robinson, Hooge Kommissaris,<br />
Sir Henry de Villiers, Hoofdrechter van de Kaap-Kolonie<br />
en Sir Ev<strong>el</strong>yn Wood, militairen bev<strong>el</strong>hebber en Gouverneur<br />
van Natal. Zij bracht een ontwerptractaat tot stand, dat<br />
bekend geworden is onder den naam van de Pretoria-<br />
Conventie van 1881. Deze Conventie -werd echter niet<br />
door den Volksraad goedgekeurd dan na zeer hevige
DE VRIJHEIDSOORLOG VAN 188o-8 i . 103<br />
en lange discussies. In een buitengewone zitting van den<br />
Volksraad had Kruger vijf maanden vroeger de grootmoedigheid<br />
van Eng<strong>el</strong>and geroemd, zijn voile vertrouwen in de<br />
Kommissie uitgesproken en de verzoening met Eng<strong>el</strong>and<br />
aangeduid als het begin van een g<strong>el</strong>ukkige politick. Hij<br />
had dit gedaan om de Burgers gerust te st<strong>el</strong>len. Doch hij<br />
zag zich gedwongen protest aan te teekenen tegen eenige<br />
artik<strong>el</strong>en der Kommissie en diende bij Gladstone langs t<strong>el</strong>egrafischen<br />
weg zijn protest er tegen in, dat verschillende beslissingen<br />
in strijd waren met hetgeen mond<strong>el</strong>ing plechtig<br />
was toegezegd. Het protest was echter te vergeefsch. Ten<br />
slotte werd het verdrag alleen aangenomen onder de verklaring<br />
dat men voor het gew<strong>el</strong>d bukte, dat men echter bij<br />
deze gedwongen aanname erop vertrouwde, dat de Eng<strong>el</strong>sche<br />
Regeering bereid zou gevonden worden, de Conventie<br />
te veranderen en de punten, die haar voor den Volksraad<br />
onaanneembaar hadden gemaakt, voornam<strong>el</strong>ijk het opleggen<br />
der Suzereiniteit en de onrechtvaardige inkrimpingen van<br />
grondgebied, er uit weg te nemen.<br />
Een van deze punten was bijv.: dat de Republiek in plaats<br />
van Zuid-Afrikaansche Republiek den naam zou dragen van<br />
Transvaal-Staat.<br />
Eerst bij het tot-stand-komen van de Londensche Conventie<br />
van 1884 heeft de Republiek zijn naam van Zuid-<br />
Afrikaansche Republiek teruggekregen, doch z<strong>el</strong>fs voor dien<br />
tijd had Kruger steeds de gewoonte te spreken van<br />
Zuid-Afrikaansche Republiek in zijn officie<strong>el</strong>e stukken aan<br />
den Britschen Resident. Deze kwam zich op een goeden<br />
dag hierover beklagen, hij zeide dat de naam was Transvaal-Staat<br />
en niet Zuid-Afrikaansche Republiek. Kruger<br />
vroeg hem toen : „Waaruit bewijst gij dat ?" FIudson antwoordde<br />
: „W<strong>el</strong>, uit de Pretoria Conventie, waarin duid<strong>el</strong>ijk<br />
staat „Transvaal-Staat" ". Kruger zeide daarop : „Als ik<br />
u een plaats verkoop en ik schrijf in den koopbrief : „Ik<br />
Paul Kruger, hierna genoemd, de verkooper, verkoop aan,<br />
enz.", zou ik dan in het vervolg Verkooper en niet meer<br />
Paul Kruger heeten ? Zoo is het ook hier. In de Conven-
104<br />
DE VRIJHEIDSOORLOG VAN 1 8 8 0-8i.<br />
tie wordt de Republiek genoemd „Transvaal-Staat", doch<br />
dit• is niet haar werk<strong>el</strong>ijke naam, doch w<strong>el</strong> haar aanduiding.<br />
Haar werk<strong>el</strong>ijke naam is : Zuid-Afrikaansche Republiek."<br />
Hudson lachte en verklaarde : „W<strong>el</strong>, zeg dan zooals gij<br />
wilt, maar neem het mij dan niet kwalijk, als ik mij aan<br />
den naam „Transvaal-Staat" houd."<br />
Op 8 Augustus, nog voor de Volksraad was tezamen<br />
gekomen, werd het land forme<strong>el</strong> teruggegeven en de dierbare<br />
vierkleur weer plechtig geheschen.
• • • • • • V...., A.. • • • • e. • • •<br />
HOOFDSTUK IX.<br />
Paul Kruger Staats-President.<br />
Het eerste wat de Volksraad in 1882 deed, was te bepalen<br />
dat er een Presidentsverkiezing zou gehouden worden.<br />
Dit was door Joubert voorgest<strong>el</strong>d. Kruger en Joubert<br />
werden beiden gevraagd zich kandidaat te st<strong>el</strong>len voor<br />
deze hooge betrekking en beiden namen het aan, hoew<strong>el</strong><br />
de een den ander bij het publiek aanbeval. Kruger<br />
zette in een uitvoerig antwoord op de aan hem gerichte<br />
requisities, zijn politiek uiteen, waarin hij o. a. zeide, dat<br />
hij ook in staatszaken Gods Woord als richtsnoer zou nemen<br />
en dat dit ook het fondament moest zijn waarop de Staat<br />
gebouwd moest worden. Hij gaf verder als zijn politiek<br />
aan, de ontwikk<strong>el</strong>ing van den landbouw en de hulpbronnen<br />
van het land en gebruikmaking van die bronnen tot het<br />
in leven roepen van een nationale nijverheid ; spoorwegverbinding<br />
met de zee ; beperking der immigratie (alleen de<br />
immigratie van Hollanders scheen hem niet gevaarlijk),<br />
opdat de Boeren-nationaliteit niet onderdrukt zou worden ;<br />
vriendschapp<strong>el</strong>ijke verhouding met Eng<strong>el</strong>and en nauwere<br />
aansluiting der Zuid-Afrikaansche Staten ; handhaving van<br />
het gezag der Regeering tegenover de inboorlingen en<br />
vriend<strong>el</strong>ijke behand<strong>el</strong>ing der gehoorzame inboorlingenstammen<br />
in het hun toegewezen gebied ; bevordering van alle<br />
pogingen om het volksleven onder den invloed van het
I o6 PAUL KRUGER STAATS-PRESIDENT.<br />
Evang<strong>el</strong>ic te st<strong>el</strong>len ; voor alles echter bevordering van het<br />
onderwijs der jeugd. Bij de verkiezingen verkreeg Kruger<br />
drie-vierden der stemmen en was dus voor de komende vijf<br />
jaren gekozen tot Staats-President.<br />
In den tijd, dat tot het kiezen van een Staats-President<br />
besloten werd, was de Republiek in een oorlog gewikk<strong>el</strong>d<br />
met Mapoch, ook Niab<strong>el</strong> genoemd, in Secocoeni<strong>el</strong>and.<br />
Deze had bescherming verleend aan Mampoer, die Secocoeni<br />
vermoord had, w<strong>el</strong>ke na het herst<strong>el</strong> der onafhank<strong>el</strong>ijkheid<br />
van de Zuid-Afrikaansche Republiek een trouw vriend van de<br />
Regeering geworden was. Mapoch weigerde echter Mampoer<br />
uit te leveren en toen was de oorlog onvermijd<strong>el</strong>ijk. Deze<br />
oorlog duurde niet minder dan 9 maanden en ten laatste<br />
moesten er bij de 4000 burgers gebruikt worden om hem<br />
met succes ten einde te kunnen brengen. Kruger begaf zich<br />
in den loop van het b<strong>el</strong>eg z<strong>el</strong>f naar de kommando's, waar<br />
hij een krachtige toespraak hi<strong>el</strong>d en de burgers erop wees,<br />
dat zij al hunne krachten moesten aanwenden om den<br />
oorlog spoedig tot een succesvol einde te brengen.<br />
De kommando's hadden groot nut van nu wijlert den heer<br />
N<strong>el</strong>mapius, die de grotten, waarin de Kaffers zich schuil<br />
hi<strong>el</strong>den, met dynamiet liet springen. Eerst in Juli van het<br />
jaar 1883 kwam er een eind aan den strijd ; Niab<strong>el</strong> leverde<br />
Mampoer uit en gaf zichz<strong>el</strong>f kort daarna over. Mampoer<br />
werd eenigen tijd daarna opgehangen en Niab<strong>el</strong> werd tot<br />
levenslange gevangenisstraf veroorde<strong>el</strong>d. Hij werd echter<br />
kort voor het uitbreken van den oorlog met Eng<strong>el</strong>and op<br />
vrije voeten gest<strong>el</strong>d en vestigde zich met eenige zijner volg<strong>el</strong>ingen<br />
dicht bij Pretoria metterwoon.<br />
Het prestige van de Republiek werd door dezen oorlog<br />
zeer verhoogd, want z<strong>el</strong>fs hare vijanden moesten nu erkennen,<br />
dat zij niet wegens inherente zwakheid, den steun van<br />
een vreemde mogendheid noodig had, doch dat zij getoond<br />
had sterk genoeg te zijn om orde en wet te handhaven.<br />
Het was ongeveer in denz<strong>el</strong>fden tijd, dat de moeilijkheden<br />
aan de Zuid-West<strong>el</strong>ijke grenzen der Republiek uitbraken.<br />
Twee Kafferhoofden, Moshette en Montsioa, waren
PAUL KRUGER STAATS-PRESIDENT. 107<br />
aan het oorlogvoeren. Later kreeg Montsioa hulp van<br />
Mankoroane en Moshette van Massouw. Mankoroane, die<br />
altijd dikke vrienden was met de Eng<strong>el</strong>schen, trachtte vrijwilligers<br />
onder dezen aan te werven om hem te h<strong>el</strong>pe n.<br />
Massouw en Moshette volgden het voorbe<strong>el</strong>d van Mankoroane<br />
en wierven ook vrijwilligers aan, wien zij ieder een plaats van<br />
3000 morgen b<strong>el</strong>oofden. Het was te begrijpen dat v<strong>el</strong>en een<br />
gewillig oar leenden aan dit verleid<strong>el</strong>ijk aanbod. Niet alleen<br />
van de Transvaal, maar ook van den Oranje-Vrijstaat en<br />
z<strong>el</strong>fs van de Kaapkolonie kwamen er vrijwilligers. De<br />
Transvaalsche Regeering vaardigde toen een proclamatie<br />
uit, waarbij den burgers van de Republiek verboden werd,<br />
zich bij de Kaffers aan te sluiten ; doch sommige weigerden<br />
naar de proclamatie te luisteren en bedankten als burgers<br />
van de Republiek, waarna zij zich bij de Kaffer-kapiteins<br />
aanm<strong>el</strong>dden. Later zond de Regeering Generaal Joubert<br />
naar de Westergrenzen om de burgers, die geen gehoor<br />
hadden gegeven aan de proclamatie, te bev<strong>el</strong>en terug<br />
te komen. Direkt ingrijpen in den strijd der Kaffer-<br />
Kapiteins kon de Republiek niet, omdat de Koninklijke<br />
kommissie van x881 haar het gezag over dit gebied optnomen<br />
had. De Burgers weigerden echter beslist terug te<br />
keeren. Intusschen was ook de Kafferkapitein Calvijn in<br />
het district Marico, oproerig geworden ; doch toen hij door<br />
Generaal Joubert met een kommando werd bedreigd, gaf hij<br />
toe. Massouw en Moshette, die door de Boerenvrijwilligers<br />
gesteund werden, versloegen Mankoroane en Montsioa totaal.<br />
Het dient verm<strong>el</strong>d te warden dat die vrijwilligers niet uitsluitend<br />
uit Boeren bestonden, doch dat er ook Eng<strong>el</strong>schen<br />
N waren. De vrijwilligers zochten nu het b<strong>el</strong>oofde land<br />
uit en vormden, met andere immigranten, spoedig twee<br />
kleine Republieken, St<strong>el</strong>laland en Land (loosen. In de<br />
eerste trad G. J. van Niekerk als Achninistrateur op. De<br />
hoofdstad van die Republiek was Vrijburg. In de Republiek<br />
Goosen stood Geij van Pittius aan het hoofd, terwiji<br />
Rooigrond de hoofdstad werd. Er waren echter voortdurend<br />
in beide Republieken gisting en oneenigheid en z<strong>el</strong>fs ge-
1o8 PAUL KRUGER STAATS-PRESIDENT.<br />
vechten tegen een paar van bovengenoemde Kafferhoofden.<br />
Een partij in de Republieken verlangde bij de Kaapkolonie<br />
geannexeerd te worden ; terwijl de andere partij zich<br />
tot de Zuid-Afrikaansche Republiek wendde. De Kaapsche<br />
Regeering zond daarom Cecil Rhodes naar het Noorden om<br />
de zaken te reg<strong>el</strong>en. Door de Transvaalsche regeering werd<br />
Generaal Joubert, die teg<strong>el</strong>ijkertijd kommissaris der Westergrenzen<br />
was, er met eenz<strong>el</strong>fde do<strong>el</strong> heen gezonden. Deze<br />
gaf aan de Rooigronders te verstaan, dat het Transvaalsche<br />
Gouvernement niets voor hen doen kon, aangezien zij buiten<br />
de lijn waren, door de Londensche Conventie bepaald. (Het<br />
was inmidd<strong>el</strong>s het jaar 1884 geworden). Generaal Joubert<br />
was w<strong>el</strong> verplicht dit te doen, omdat de Britsche agent te<br />
Pretoria de Transvaalsche Regeering beschuldigd had de<br />
Rooigronders te h<strong>el</strong>pen, en de Republiek dus in moeilijkheden<br />
met Eng<strong>el</strong>and kon geraken.<br />
Generaal Joubert werd kort daarop vervangen als Speciale<br />
Kommissaris voor de Westergrenzen door Ds. du Toit,<br />
Superintendent van Onderwijs. Terz<strong>el</strong>fder tijd werd een brief<br />
gepubliceerd van Montsioa aan Generaal Joubert, waarin<br />
deze verzocht onderdaan van de Zuid-Afrikaansche Republiek<br />
te mogen worden om zoodoende bescherming te vinden<br />
tegen de kans, die bestond, dat zijn gehe<strong>el</strong>e stam werd<br />
uitgeroeid. Er werd toen een proclamatie uitgevaardigd,<br />
— onder de bepalingen van de Conventie van 1884, die<br />
de Republiek het recht gaf om met nadere goedkeuring van<br />
Eng<strong>el</strong>and, tractaten te sluiten met de Kafferhoofden ten<br />
Oosten en Westen van de Republiek, — waarbij de Kapiteins<br />
Moshette en Montsioa met hunne onderdanen en<br />
rechten werden geplaatst onder de bescherming en het<br />
bestuur der Zuid-Afrikaansche Republiek, om zoodoende<br />
verder bloedvergieten te voorkomen, zooals duid<strong>el</strong>ijk in de<br />
proclamatie werd aangegeven. Het staatsstuk eindigde met<br />
de vvoorden : Indeze proclamatie geschiedt voorloopig en<br />
onder de termen en met inachtneming van art. 4 der Londensche<br />
Conventie."<br />
Du Toit had inmidd<strong>el</strong>s de Transvaalsche vlag geheschen
PAUL KRUGER STAATS-PRESIDENT. 109<br />
in het „geproclameerd" gebied, waarover onmidd<strong>el</strong>lijk een<br />
heftige strijd ontbrandde. Zoodra Kruger hiervan echter bericht<br />
kreeg, verbood hij het du Toit en vroeg hem, hoe hij<br />
zoo iets kon doen. Du Toit antwoordde, dat hij de vlag<br />
niet geheschen had als teeken van in-bezit-name, maar<br />
alleen om op de proclamatie opmerkzaam te maken. Het<br />
uitvaardigen dezer proclamatie is niet, zooals tot heden werd<br />
voorgest<strong>el</strong>d, het werk van een intrige of een ondoordachte<br />
daad, maar een hand<strong>el</strong>ing, die Kruger ook heden nog als<br />
juist beschouwd.<br />
Deze woorden lieten dus de deur open om de proclamatie<br />
later eventue<strong>el</strong> te herroepen, en bewees tevens dat de<br />
annexatie zou moeten warden goedgekeurd door het<br />
Britsche Gouvernement. Dat Gouvernement had echter<br />
niet het minste plan zoo iets toe te laten. Het zond Sir<br />
Charles Warren met een groote troepenmacht naar Zuid-<br />
Afrika om een einde te maken aan de troeb<strong>el</strong>en op<br />
de Westergrenzen. Sir Hercules t<strong>el</strong>egrafeerde naar Pretoria<br />
dat de Republiek de proclamatie moest terugtrekken, want<br />
dat Eng<strong>el</strong>and reeds verklaard had, dat het gebied in kwestie<br />
binnen zijn sfeer van invloed vi<strong>el</strong>. De Regeering der Repu-<br />
Mick, die van te voren nooit van de aanspraken van Eng<strong>el</strong>and<br />
op het protectoraat over Montsioa geweten had, trok de<br />
proclamatie terug. De President begaf zich toen met Dr.<br />
Leyds, Staats-Procureur, naar de Westergrens en maande<br />
de Goosenieten tot kalmte aan. Kort daarop had er een<br />
onderhoud te Veertienstroomen plaats tusschen Kruger, Warren<br />
en Rhodes. Het eenige resultaat dat de Conferentie<br />
opleverde was, dat besloten werd van beide zijden Kommissarissen<br />
te benoemen om de Conventiegrenslijn of te bakenen<br />
en in geval van verschil President Brand van den Oranje-<br />
Vrijstaat als eindbeslisser te doen optreden.<br />
Rhodes nam in die dagen de houding aan, alsof hij aan<br />
Kruger's zijde stond. Hij trachtte echter voortdurend op<br />
Joubert te sch<strong>el</strong>den, totdat Kruger er hem opmerkzaam op<br />
maakte, dat het hier een afwezige betrof. Ten slotte werden de<br />
Westergrenzen door de Kommissarissen definitief vastgest<strong>el</strong>d.
I I o PAUL KRUGER STAATS-PRESIDENT.<br />
Gedurende het onderhoud met Warren en Rhodes, had<br />
President Kruger voorgest<strong>el</strong>d het paardenkommando van<br />
Warren, de politie en enk<strong>el</strong>e burgers, die hij (Kruger) bij<br />
zich had, de lijn te doen afrijden en door de paarden te<br />
doen opentrappen. Dit weigerde Warren echter, onder voorgeven<br />
bevreesd te zijn dat zijne troepen en de burgers handgemeen<br />
zouden worden.<br />
Wij zijn nu echter den tijd bijna twee jaren vooruitg<strong>el</strong>oopen,<br />
want deze laatste gebeurtenissen hadden plaats na den terugkeer<br />
van Kruger van zijn derde reis naar Eng<strong>el</strong>and. Deze<br />
reis, waarmede de reg<strong>el</strong>ing der Westergrens-geschillen in<br />
nauw verband stond, was ondernomen naar aanleiding van<br />
een Volksraadbesluit van 1883, waarbij een deputatie naar<br />
Eng<strong>el</strong>and werd afgevaardigd om te trachten de Conventie<br />
van 1881 te doen vervangen door een andere, die meer in<br />
overeenstemming zou zijn met de wenschen van het yolk.<br />
President Kruger, Generaal Smit en Ds. du Toit, de toenmalige<br />
Superintendent van Onderwijs, waren benoemd tot leden<br />
dier Deputatie. Dr. Jorissen was te voren naar Eng<strong>el</strong>and<br />
vertrokken en had vandaar bericht gezonden, dat de Eng<strong>el</strong>sche<br />
Regeering bereid was, een Deputatie te ontvangen om over de<br />
zaak te onderhand<strong>el</strong>en. Ds. du Toit was vroeger hoofdredacteur<br />
van de „Patriot", van de Paarl geweest en had tijdens<br />
den oorlog warm de Afrikaner-zaak verdedigd. Kort na het<br />
sluiten van den vrede, kwam hij naar de Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek en werd er benoemd tot Superintendent van<br />
Onderwijs.<br />
Door toedoen van Hoofdrechter Kotze en met behulp<br />
van Ds. du Toit, werd in de zitting van den Volksraad,<br />
waarin de Kommissie naar Eng<strong>el</strong>and werd afgevaardigd, Dr.<br />
Jorissen op zeer onheusche manier nit zijne betrekking als<br />
Staats-procureur gezet, waardoor Ds. du Toit kans kreeg,<br />
als lid der Deputatie, naar Europa te gaan. Deze hand<strong>el</strong>wijze<br />
tegenover Dr. Jorissen was niet alleen onheusch, maar<br />
ook in de hoogste mate onbillijk, als men bedenkt, w<strong>el</strong>ke<br />
diensten hij toen reeds de Republiek had bewezen.<br />
Te vergeefs had Kruger tegen dit ontslag geprotesteerd.
PAUL KRUGER STAATS-PRESIDENT. I II<br />
Men beweerde echter, dat de Staats-procureur zekere wetenschapp<strong>el</strong>ijke<br />
rechtskundige ontwikk<strong>el</strong>ing moest hebben, die<br />
Dr. Jorissen zou missen.<br />
De Deputatie vertrok in Augustus 1883 via Kimberley en<br />
Kaapstad. Zoow<strong>el</strong> aan de Paarl als te Kaapstad werd zij<br />
zeer hart<strong>el</strong>ijk ontvangen. In September verliet de Deputatie<br />
deze stad en kwam den 28sten dier maand in Eng<strong>el</strong>and aan.<br />
De deputatie moest de onderhand<strong>el</strong>ingen voeren met Lord<br />
Derby, die toen Minister van Kolonien was. Deze gaf al<br />
spoedig als zijne meening te kennen, dat de Britsche Regeering<br />
bereid zou zijn de Republiek, wat betreft het inwendig<br />
bestuur, even onafhank<strong>el</strong>ijk te maken als de Oranje-Vrijstaat.<br />
Niet door het aanbieden van de een of andere schad<strong>el</strong>oosst<strong>el</strong>ling<br />
of door ruilhand<strong>el</strong> werd deze erkenning verkregen.<br />
Het gold bier voor de deputatie een kwestie van<br />
billijkheid en recht. Zij bewees, dat de Republiek, steunende<br />
op het Zandrivier-tractaat van 1852, aanspraak mocht maken<br />
op de onafhank<strong>el</strong>ijkheid, die haar wederrechterlijk ontnomen<br />
was en bij de Conventie van 1881 niet zoodanig was herst<strong>el</strong>d,<br />
als den Transvalers mond<strong>el</strong>ing was toegezegd.<br />
Er werd ook nog onderhand<strong>el</strong>d over de wijziging der lijn<br />
aan de Westergrens der Republiek, en het mocht de Deputatie<br />
g<strong>el</strong>ukken, de lijn zoodanig veranderd te krijgen, dat bij<br />
de nieuwe grensreg<strong>el</strong>ing een aanmerk<strong>el</strong>ijk stuk van het gebied,<br />
waarover het geschil liep en dat in 1881 wederrecht<strong>el</strong>ijk was<br />
afgesneden, binnen de Republiek vi<strong>el</strong>. Gedurende de onderhand<strong>el</strong>ingen<br />
over dit laatste punt, had het volgend incident<br />
plaats : de President was juist aan het woord en zeide tot Lord<br />
Derby dat zekere plaatsen o. a. Polfontein en Rietfontein,<br />
binnen de grenzen der Republiek moesten komen te liggen,<br />
aangezien zij vroeger tot deze hadden behoord. Sir Hercules<br />
Robinson, die bij de onderhand<strong>el</strong>ingen tegenwoordig was,<br />
fluisterde Lord Derby in het oor : „It is a lie". Onmidd<strong>el</strong>lijk<br />
sprong Kruger op en wilde Sir Hercules te lijf. Lord Derby<br />
echter en de anderen, die tegenwoordig waren, kwamen<br />
tusschenbeide en Lord Derby sprak beide zeer vriend<strong>el</strong>ijk<br />
toe en zeide ten slotte : „De heeren moeten niet handgemeen
I 12 PAUL KRUGER STAATS-P RESIDENT.<br />
worden". De President zeide dat Sir Hercules hem b<strong>el</strong>eedigd<br />
had ; deze bood toen zijne verontschuldigingen aan en<br />
verklaarde dat hij het niet zoo gemeend had.<br />
Dit incident b<strong>el</strong>ette niet, dat de President en Sir Hercules<br />
later groote vrienden werden en dit bleven tot den dood<br />
van den laatste. Hij was de eenige Hooge Kommissaris,<br />
met wien President Kruger vertrouw<strong>el</strong>ijke, private briefwiss<strong>el</strong>ing<br />
hi<strong>el</strong>d. Het moet te zijner eere worden gezegd, dat<br />
hij door en door eerlijk was en een ed<strong>el</strong>man in den<br />
besten zin des woords.<br />
Het gevolg der samensprekingen te London was, dat de<br />
Conventie van 1884 tot stand kwam, waarbij de Republiek<br />
haar volkomen onafhank<strong>el</strong>ijkheid terugkreeg. Er bleef slechts<br />
een artik<strong>el</strong> in de nieuwe Conventie, dat de rechten der Republiek<br />
beperkte, n.l. het weibekende artik<strong>el</strong> 4. De hat<strong>el</strong>ijke<br />
Suzereiniteit werd echter opgeheven. Wij zullen later in<br />
dit werk op deze Conventie moeten terugkomen, om aan te<br />
toonen, hoe valsch de beweringen van Minister Chamberlain<br />
waren, dat de Republiek nog onder de Suzereiniteit van<br />
Eng<strong>el</strong>and stond.<br />
Nadat de Conventie op 27 Februari 1884 was geteekend,<br />
begaf de Deputatie zich naar het Vast<strong>el</strong>and, om, vooral in<br />
Holland, te trachten g<strong>el</strong>den te krijgen voor het bouwen van<br />
den D<strong>el</strong>agoa-baai-spoorweg. In Holland werd de Deputatie<br />
met de meeste geestdrift ontvangen, feestmaaltijden werden<br />
te harer eere overal gegeven. In Amsterdam, aan w<strong>el</strong>ke<br />
stad de Deputatie kort na haar aankomst een bezoek bracht,<br />
werd zij met de grootste hart<strong>el</strong>ijkheid begroet. Ook Rotterdam<br />
bezocht zij, en overal heerschten even groote geestdrift<br />
en blijdschap onder de Hollandsche bevolking bij de ontmoeting<br />
van hun stamverwanten uit Zuid-Afrika ; doch het<br />
voornaamste, g<strong>el</strong>d om den spoorweg te bouwen, kon de<br />
Deputatie niet krijgen.<br />
Van Holland vertrok zij naar Lissabon via Bruss<strong>el</strong>, Parijs<br />
en Madrid. In beide laatstgenoemde steden werd zij eveneens<br />
hart<strong>el</strong>ijk ontvangen. In Parijs werd haar een feestmaal<br />
aangeboden, en werd zij door den President ont-
PAUL KRUGER STAATS-PRESIDENT. 113<br />
vangen. Te Madrid werd zij door den Koning in gehoor<br />
toeg<strong>el</strong>aten. Daarna werd de reis naar Lissabon voortgezet.<br />
Hier verkreeg de Deputatie van de Portugeesche r.egeering,<br />
dat zij zich bereid verklaarde om spoedig een aanvang te<br />
maken met de Portugeesche sectie van den D<strong>el</strong>agoa-spoorweg.<br />
De overname der gehe<strong>el</strong>e spoorlijn door Portugal, waardoor<br />
het beheer in een hand zou komen, was onmog<strong>el</strong>ijk. In<br />
Holland teruggekeerd, werd de concessie der Transvaalsche<br />
sectie verleend aan eenige Heeren, die de kern uitmaakten<br />
der latere Nederlandsche Zuid-Afrikaansche Spoorweg-<br />
Maatschappij.<br />
Van hier ging de Deputatie naar Duitschland, waar zij zeer<br />
hart<strong>el</strong>ijk werd ontvangen door Bismarck en Keizer Wilh<strong>el</strong>m I.<br />
Kort daarop keerde zij naar Zuid-Afrika terug en kwam einde<br />
Juli te Pretoria aan. In den Volksraadszitting, die hierna<br />
gehouden werd, zeide de President dat de onaf hank<strong>el</strong>ijkheid<br />
verkregen, de Republiek in de rij der z<strong>el</strong>fstandige Staten opgenomen<br />
was en de Suzereiniteit niet meer bestond. In Eng<strong>el</strong>and<br />
dacht niemand er aan deze verklaring tegen te spreken.<br />
Wij maken nog m<strong>el</strong>ding van het feit, dat President<br />
Kruger meebracht als Staats-procureur, Dr. W. J. Leijds.<br />
De b<strong>el</strong>angrijke rol, die Dr. Leijds gespe<strong>el</strong>d heeft in de<br />
Republiek, is zoo overbekend, dat wij hier niet in bijzonderheden<br />
behoeven te treden ; zijn naam blijft onafgescheiden<br />
verbonden aan de geschiedenis van de Republiek.<br />
In de Volksraadszitting van 1884 kwam ook de D<strong>el</strong>agoaspoorweg-concessie<br />
ter sprake.<br />
Een aanmerk<strong>el</strong>ijk aantal memories was ingekomen tegen<br />
de spoorwegen. De President hi<strong>el</strong>d daarop een krachtige<br />
aanspraak in den Raad tot verdediging van den spoorweg. Hij<br />
wees er o.a. op, dat het yolk niet bevreesd behoefde te zijn<br />
voor nieuwe b<strong>el</strong>astingen tengevolge van deze plannen, dat<br />
deze spoorweg de hulpbronnen van het land zou openen en<br />
dat hij onontbeerlijk was, omdat de Kaapkolonie de Transvaalsche<br />
producten zoodanig had b<strong>el</strong>ast, dat de Burgers geen<br />
markt meer hadden. De concessie werd daarop- door den<br />
Volksraad goedgekeurd.<br />
8
114<br />
PAUL KRUGER STAATS-PRESIDENT.<br />
Bij de verkiezing voor Kommandant-Generaal, die in 1885<br />
plaats had, werd Generaal Joubert met bijna algemeene<br />
stemmen herkozen.<br />
Er was ook in dit jaar een oorlog met Massouw op<br />
de Westergrens. Massouw, dien de grenskommissie volkomen<br />
z<strong>el</strong>fstandig had verklaard, en zich met eigen instemming<br />
had laten opnemen in het staatsverband der Z. A. R.,<br />
weigerde zijne b<strong>el</strong>astingen te betalen en nam een zeer dreigende<br />
bonding aan. Generaal Joubert trok er been met een<br />
Kommando, gesteund door artillerie. De w<strong>el</strong>bekende Generaal<br />
Piet Cronje stormde met zijne gewone onversaagdheid de<br />
sterkte en na een kort gevecht, waarin Massouw sneuv<strong>el</strong>de,<br />
werd diens stad genomen. Het verlies der Boeren bedroeg<br />
14 dooden en ongeveer 30 gewonden. Onder de dooden<br />
was Commandant Schweizer van de Artillerie. De Koranna's<br />
hadden een zoo zwaar verlies aan dooden en gewonden, dat<br />
de gehe<strong>el</strong>e stam zich oploste in andere stammen.<br />
Deze tijd was voor de Republiek een der treurigste ; hare<br />
financien verkeerden in een zeer ongunstigen staat. Er was<br />
reeds te ve<strong>el</strong> getrokken op de Standard-Bank en deze weigerde<br />
verder voorschotten te verleenen. De President spoorde<br />
in zijne toespraken op zijn jaarlijksche rondreis door het<br />
land, de Burgers aan niet moed<strong>el</strong>oos te worden, omdat hij<br />
hoopte dat er spoedig redding zou komen. Deze kwam<br />
echter anders als hij gedacht had. Korten tijd daarna werden<br />
de rijke goudv<strong>el</strong>den aan den Witwatersrand ontdekt,<br />
wat een gehe<strong>el</strong>en omkeer in den financie<strong>el</strong>en toestand van<br />
de Republiek bracht en waardoor een nieuw tijdperk in de<br />
geschiedenis der Republiek aanbrak.<br />
Is er reeds gezegd dat het goud en de verbittering over<br />
de eerste annexatie de oorzaken waren van de tegenwoordige<br />
<strong>el</strong>lende in Zuid-Afrika, thans zal blijken hoe de ontdekking<br />
van de goudv<strong>el</strong>den de voornaamste oorzaak van de<br />
twee was. Er kan geen twijf<strong>el</strong> aan bestaan dat, als er geen<br />
good in Transvaal was geweest, er ook geen oorlog zou<br />
geweest zijn ; want al zouden er ook nog zoove<strong>el</strong> Eng<strong>el</strong>schen<br />
in het land zijn komen wonen en al zouden zij het
PAUL KRUGER STAATS-PRESIDENT. 115<br />
Eng<strong>el</strong>sche Gouvernement ook gedurig nog zoo overst<strong>el</strong>pt<br />
hebben met klachten over hun zoogenaamde grieven, dat<br />
Gouvernement zou geen vinger geroerd hebben te hunnen<br />
bate. Bovendien zou de immigratie nit het buitenland niet<br />
zoo sterk zijn geweest, dat een wijziging van de stemrechtwet<br />
noodig zou zijn geworden, waardoor ook de voorgewende<br />
grieven van de uitlanders niet zouden bestaan hebben. Het<br />
zal echter blijken, dat het tijdperk, vastgest<strong>el</strong>d voor het verkrijgen<br />
van het stemrecht door de uitlanders, geen werk<strong>el</strong>ijke<br />
grief was, doch dat dit punt door intriganten werd gebruikt<br />
om daardoor hunne eigene plannen te verwezenlijken. De<br />
woorden van Generaal joubert, gesproken tot een Burger,<br />
die hem opgetogen kwam medede<strong>el</strong>en, dat er weer een<br />
goudrif ontdekt was, zijn op bewonderenswaardige wijze<br />
bewaarheid geworden. Hij zeide : eIn plaats van zoo opgegetogen<br />
te zijn, moest gij liever weenen ; want dat goud<br />
zal er oorzaak van zijn dat ons land met bloed gedrenkt<br />
worclt."<br />
In het jaar 1886 dan werden de Kwartsriffen op den Witwatersrand<br />
ontdekt en toen de groote goudhoudendheid ervan<br />
was gebleken, moest de Regeering spoedig overgaan<br />
tot het proclameeren van die goudv<strong>el</strong>den. Ongeveer in het<br />
midden van 1886 werden eenige plaatsen o. a. Turffontein,<br />
Doornfontein, enz. tot publieke d<strong>el</strong>verijen geproclameerd en<br />
onmidd<strong>el</strong>lijk stroomden uit alle oorden van de wer<strong>el</strong>d goudd<strong>el</strong>vers,<br />
speculanten en anderen, die hun g<strong>el</strong>uk kwamen<br />
zoeken, naar de nieuwe goudv<strong>el</strong>den.<br />
Het spreekt vanz<strong>el</strong>f dat onder die toegestroomde duizenden<br />
er v<strong>el</strong>e waren van verdacht allooi, hoew<strong>el</strong> het erkend<br />
moet worden, dat de groote meerderheid van de Witwatersrandbevolking<br />
bestond nit menschen, die zich rustig hi<strong>el</strong>den<br />
en er alleen been gekomen waren om hun fortuin te maken.<br />
Er werden spoedig nog meer goudv<strong>el</strong>den ontdekt, in het<br />
Oosten (Heid<strong>el</strong>berg, Nig<strong>el</strong>), en in het Westen (Krugersdorp)<br />
en wat later ook nog Malmanie en Klerksdorp. Het<br />
behoeft niet gezegd te worden, dat deze vermeerdering van<br />
bevolking en de bewerking der goudv<strong>el</strong>den spoedig grootere
I16 PAUL KRUGER STAATS-PRESIDENT.<br />
w<strong>el</strong>vaart brachten. Er kwam een markt voor de producten<br />
van den Boer en ook de Staatskas werd ten zeerste gebaat<br />
door de ontvangsten van licentie- en andere geiden.<br />
In dit jaar werden ook de eerste standplaatsen op den<br />
Witwatersrand uitgegeven, of beter gezegd, verpacht. Die<br />
standplaatsen waren groot loo X 5o voet of 5o X 5o voet<br />
en werden verkocht voor den tijd van gg jaren, na w<strong>el</strong>ken<br />
tijd zij weer aan den Staat zouden terugkomen. Die eerste<br />
standplaatsen waren het begin van de later zoo groote stad<br />
Johannesburg. Daar de hand<strong>el</strong> op Johannesburg de aanzienlijkste<br />
werd van gehe<strong>el</strong> Zuid-Afrika, probeerde zoow<strong>el</strong> Natal<br />
als de Kaapkolonie om een spoorwegverbinding met die<br />
plaats te verkrijgen ; doch de President was daartoe niet te<br />
bewegen, voordat de D<strong>el</strong>agoa-spoorweg gereed zou zijn. Dat<br />
hij goed had gezien, bewees de latere Driften-kwestie, die<br />
de Republiek bijna in moeilijkheden met Eng<strong>el</strong>and bracht.<br />
Ten einde aan de b<strong>el</strong>angen der nieuwe bevolking tegemoet<br />
te komen, werd er een zoogenaamd D<strong>el</strong>vers-comite in het<br />
leven geroepen, dat de zaken voor de d<strong>el</strong>vers moest reg<strong>el</strong>en<br />
en als bemidd<strong>el</strong>aar tusschen de d<strong>el</strong>vers en de Regeering<br />
moest optreden. Rhodes was ook een tijd sang lid van dit<br />
d<strong>el</strong>vers-comite.<br />
In het jaar 1887 bracht de President een bezoek aan<br />
Johannesburg en, hoew<strong>el</strong> hij vriend<strong>el</strong>ijk ontvangen werd,<br />
bood men hem toch een adres aan, dat niets anders bevatte<br />
dan grieven, die men tegen de Regeering had. De President<br />
gaf in zijn antwoord te kennen, dat, als er moeilijkheden<br />
waren, het d<strong>el</strong>vers-comite die in de eerste plaats moest<br />
behand<strong>el</strong>en, en zeide verder te hopen, dat er op die wijze<br />
een vreedzame oplossing zou tot stand komen en men hem<br />
niet zou verplichten gew<strong>el</strong>d te gebruiken.<br />
Dit antwoord is den President zeer kwalijk genomen en het<br />
ware misschien beter geweest dat hij zachter gesproken had<br />
om de gevo<strong>el</strong>ens der Uitlanders niet te kwetsen ; doch dan<br />
vergete men niet, dat de President wist, w<strong>el</strong>ke <strong>el</strong>ementen<br />
er onder de nieuwe bevolking waren. De beschuldiging van<br />
inherente zwakheid was de Republiek vroeger duur te staan
PAUL KRUGER STAATS-PRESIDENT. I 17<br />
gekomen en de President was vast besloten een aanleiding<br />
tot het herhalen van zulk een beschuldiging te voorkomen.<br />
Tevens moet niet worden vergeten, dat er vroeger in Kimberley<br />
onder een bevolking, die precies uit dez<strong>el</strong>fde <strong>el</strong>ementen<br />
bestond, een oproer was uitgebroken, waardoor het Eng<strong>el</strong>sche<br />
Gouvernement gedwongen was geworden er een troepenmacht<br />
heen te zenden. Hier dient nog gezegd te worden, dat de<br />
klachten van de Uitlanders steeds met de grootste w<strong>el</strong>willendheid<br />
in overweging werden genomen en dat in de meeste<br />
gevallen aan die klachten werd tegemoet gekomen ; b.v. in<br />
het onderhavige geval, toen er geklaagd werd over de hooge<br />
licenties op de standplaatsen, die kort daarop aanzienlijk<br />
werden verlaagd.<br />
In het jaar 1887 had de eerste Conferentie plaats tusschen<br />
den Oranje-Vrijstaat en de Zuid-Afrikaansche Republiek, om<br />
tot een nauwere vereeniging te geraken. De Conferentie<br />
leverde echter geen resultaat op, omdat President Kruger in<br />
de eerste plaats wenschte, dat de Oranje-Vrijstaat geen<br />
spoorweg in zijn gebied zou laten bouwen, waardoor de<br />
Zuid-Afrikaansche Republiek zou worden verbonden met een<br />
der Britsche kolonien in Zuid-Afrika, v6Or de D<strong>el</strong>agoabaaispoorweg<br />
klaar was. Kruger was tegen een nauwere vereeniging<br />
met de Britsche Zuid-Afrikaansche kolonien, zoo<br />
lang de z<strong>el</strong>fstandigheid van de Transvaal ook niet door het<br />
b .zit van een eigen spoorweg verzekerd was en vreesde dat<br />
de aanleg van den alleen mog<strong>el</strong>ijken, z<strong>el</strong>fstandigen spoorweg,<br />
waarvan de Regeering de rente-garantie op zich had<br />
genomen, opgehouden en de lijn niet winstgevend zou worden,<br />
wanneer er ook nog andere lijnen werden gebouwd. In de<br />
tweede plaats wilde Kruger dat de beide Staten zich zouden<br />
verbinden, <strong>el</strong>kander wederkeerig bijstand te verleenen, in geval<br />
de onafhank<strong>el</strong>ijkheid van een hunner zou worden bedreigd.<br />
President Brand echter kon zich met deze voorst<strong>el</strong>len niet vereenigen.<br />
Het spreekt vanz<strong>el</strong>f dat de nieuwsbladen van de Kaapkolonie<br />
zeer boos waren op President Kruger over zijn houding<br />
inzake de spoorwegen, doch hij ging kalm zijn weg, zich<br />
bewust van zijn plicht om eerst voor zijn eigen Staat te zorgen.
I18 PAUL KRUGER STAATS-PRESIDENT.<br />
In dat jaar greep er nog een andere b<strong>el</strong>angrijke gebeurtenis<br />
plaats ; de inlijving van de Nieuwe Republiek (het<br />
latere Distrikt Vrijheid) bij de Zuid-Afrikaansche Republiek.<br />
Deze nieuwe Republiek had haar ontstaan te danken aan<br />
een twist tusschen de Zulu-opperhoofden, Dinizulu (de zoon<br />
van Cetewayo) en Usibepu, die in het jaar 1884 met <strong>el</strong>kander<br />
in oorlog waren. Dinizulu verkreeg, tegen den wil der Regeering,<br />
de hulp van een aantal Boeren uit de Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek en uit Natal. Toen Usibepu tenonder was gebracht,<br />
gaf Dinizulu uit dankbaarheid een stuk grond aan de Boeren,<br />
die hem geholpen hadden. Dat stuk grond werd later de<br />
Nieuwe Republiek. Nu wijlen Lucas Meijer, die in den<br />
jongsten oorlog zijn land in het v<strong>el</strong>d als lid van den Uitvoerenden<br />
Raad gediend heeft, werd gekozen tot President van<br />
de Nieuwe Republiek. In het jaar 1887 werd op verzoek der<br />
inwoners de Nieuwe Republiek bij de Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek ing<strong>el</strong>ijfd onder den naam van Vrijheid, met het<br />
recht om, evenals de vier andere groote districten, vier leden<br />
naar den Volksraad te zenden.<br />
De tijd van vijf jaar, waarvoor President Kruger gekozen<br />
was, zou in 1888 verstreken zijn, en de Volksraad van 1887<br />
moest nu een nieuwe verkiezing uitschrijven.
HOOFDSTUK X.<br />
Het tweede Presidentschap van Paul Kruger.<br />
Bij deze nieuwe verkiezing ontvingen Kruger en Joubert<br />
weder requisities om zich kandidaat to st<strong>el</strong>len en beiden<br />
namen de kandidatuur aan.<br />
President Kruger werd echter met een groote meerderheid<br />
gekozen en in Mei 1888 voor de tweede maal ingezworen<br />
als Staats-president der Zuid-Afrikaansche Republiek.<br />
In de Volksraadszitting van dat jaar werd Dr. Leyds<br />
gekozen tot Staats-secretaris in plaats van Eduard Bok, die<br />
(la arop gekozen werd tot notulenhouder van den Uitvoerenden<br />
Raad, een betrekking die toen in het leven was geroepen.<br />
In het eerste jaar van Kruger's nieuwe Presidentschap<br />
gebeurde er iets, dat tot ernstige moeilijkheden aanleiding<br />
had kunnen geven. Cecil Rhodes had reeds in dien tijd<br />
een begin gemaakt met de verwezenlijking zijner imperialistische<br />
droomen ; de uitbreiding van het Britsche gezag naar het<br />
Noorden van Afrika. In dien tijd regeerde, noord<strong>el</strong>ijk van<br />
Transvaal, over Matab<strong>el</strong>a- en Mashonaland het Zulu-opperhoofd<br />
Lobengula, zoon van den vroeger door de trekkers verdreven<br />
S<strong>el</strong>ikatze. Hij stond met de Boeren op zeer goeden voet en<br />
kwam dikwijls met burgers van de Republiek, die daar gingen<br />
jagen, in aanraking. Er waren vroeger door de Republiek<br />
met S<strong>el</strong>ikatze vriendschapsbetrekkingen aangeknoopt, en deze<br />
vriendschap met de Republiek duurde onder de Regeering
120 HET TWEEDE PRESIDENTSCHAP VAN PAUL KRUGER.<br />
van zijn zoon Lobengula voort. Deze zond in 1887 een van<br />
zijn voornaamste Indunas naar Pretoria met het verzoek<br />
een Consul bij hem aan te st<strong>el</strong>len. De Regeering besloot<br />
aan den wensch van Lobengula gevolg te geven door de<br />
benoeming van Piet Grobler, die goed bekend was met<br />
de Kaffers in Matab<strong>el</strong><strong>el</strong>and. Voor zijn vertrek werd<br />
er door President Kruger een tractaats-ontwerp opgetrokken,<br />
waarbij Lobengula xijn land onder het Protectoraat<br />
van de Republiek st<strong>el</strong>de. Grobler nam dit tractaat mede<br />
en bij aankomst te Buluwayo las hij het Lobengula voor,<br />
die het gehe<strong>el</strong> en al goedkeurde en er mede instemde,<br />
doch eenige dagen uitst<strong>el</strong> verzocht om zijn Indunas bijeen<br />
te roepen teneinde hun advies over de zaak in te winnen,<br />
alvorens het tractaat te teekenen. De echtgenoote van<br />
Piet Grobler beyond zich toen aan de Krokodil-rivier op<br />
weg naar Lobengula's stad om zich bij haar man te voegen.<br />
Daar er nu door Lobengula uitst<strong>el</strong> van eenige dagen was<br />
verlangd, wilde Piet Grobler van dit uitst<strong>el</strong> gebruik maken<br />
om zijn echtgenoote te gaan halen. Op zijn reis naar<br />
de Krokodil-rivier, zond het Kafferhoofd Khama een gewapende<br />
macht, die Grobler voorkeerde. Eerst kwam een<br />
patrouille van die gewapende macht op hem af. Hij reed<br />
dad<strong>el</strong>ijk de patrouille tegemoet en vroeg wat zij verlangde,<br />
waarop de Kaffers de vlucht namen ; doch hij wing er een.<br />
Aan dezen zeide hij, dat hij den Kapitein of het hoofd van<br />
het kommando moest gaan roepen, zoodat hij vernemen<br />
kon wat hun do<strong>el</strong> was. Grobler z<strong>el</strong>f ging het kommando<br />
tegemoet op eenige honderden meters van zijn wagen, toen<br />
de Kaffers dad<strong>el</strong>ijk op hem begonnen te vuren.<br />
Onder het terugloopen naar zijn wagen schoot de vijand<br />
hem zijn been af. Toen Grobler vi<strong>el</strong>, liep een jong meisje,<br />
Lottering genaamd, toe en st<strong>el</strong>de zich tusschen den gewonde<br />
en de Kaffers om hem zoodoende te beschermen en<br />
als het ware met haar lichaam te dekken. De vijf of zes<br />
mannen, die bij Grobler waren, begonnen nu op de Kaffers<br />
te vuren, waarop dezen de vlucht namen. Grobler werd nu<br />
naar zijn wagen gedragen en de reis werd voortgezet naar
HET TWEEDE PRESIDENTSCHAP VAN PAUL KRUGER. 121<br />
de Krokodil-rivier, waar de gekwetste eenige dagen later<br />
overleed. Dat deze moord geschied is op aanstoken van<br />
Rhodes en zijn kliek, lijdt geen twijf<strong>el</strong> ; want zooals wij<br />
vroeger reeds hebben gezegd, had Rhodes toen reeds het<br />
oog gevestigd op de binnenlanden van Zuid-Afrika, en was<br />
hij bevreesd dat zijne plannen verijd<strong>el</strong>d zouden worden door<br />
de aanst<strong>el</strong>ling van Grobler.<br />
Er ontwikk<strong>el</strong>de zich nu een lange correspondentie over<br />
deze gebeurtenis tusschen de regeering der Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek en den Hoogen Kommissaris, want Khama<br />
stond onder Britsch Protectoraat. De Hooge Kommissaris<br />
b<strong>el</strong>oofde een onderzoek te zullen inst<strong>el</strong>len, W<strong>el</strong>k onderzoek<br />
dan ook plaats had en waarbij Generaal Joubert tegenwoordig<br />
was. Om verwikk<strong>el</strong>ingen te vermijden, was de regeering<br />
der Zuid-Afrikaansche Republiek verplicht, zich bij een soort<br />
van schikking neer te leggen, w<strong>el</strong>ke hierop neerkwam, dat<br />
Khama jaarlijks een pensioen van zoo aan de weduwe<br />
van Grobler zou betalen.<br />
Tot goed begrip van deze en verdere gebeurtenissen in<br />
Zuid-Afrika moeten wij het ontstaan van de Chartered Company<br />
en het streven van Rhodes schetsen.<br />
Rhodes is de man die het meest heeft bijgedragen tot al<br />
het onheil, dat Zuid-Afrika heeft getroffen ; die, wat zijn<br />
bewonderaars ook mogen zeggen, een der meest gewetenlooze<br />
personen is, die ooit g<strong>el</strong>eefd hebben ; een man, die<br />
zich in de politiek tot levensmotto had gekozen : het<br />
do<strong>el</strong> heiligt de midd<strong>el</strong>en. Deze man is de vloek van Zuid-<br />
Afrika geweest. Toen hij zich te Kimberley door diamantspeculaties<br />
verrijkt had, amalgameerde hij de diamantmijrien<br />
aldaar, waardoor hij zeer grooten invloed in de g<strong>el</strong>dwer<strong>el</strong>d<br />
kreeg. Later werd hij gekozen tot lid van het Kaapsche<br />
Parlement en in 1890 werd hij Eerste Minister van de<br />
Kaapkolonie. Reeds ve<strong>el</strong> vroeger had hij zijn oog geslagen<br />
op de binnenlanden van Zuid-Afrika. Door zijn toedoen was<br />
de inlijving van Land Goosen en St<strong>el</strong>laland bij de Kaapkolonie<br />
tot stand gekomen. Hij beschouwde dit gebied als<br />
een soort Suezkanaal naar de binnenlanden van Zuid-Afrika.
122 HET TWEEDE PRESIDENTSCHAP VAN PAUL KRUGER.<br />
In den eersten tijd van Kruger's presidentschap beproefde<br />
Rhodes hem tot zijn bondgenoot te maken. Op weg van<br />
Beira naar Kaapstad, zocht hij Kruger te Pretoria op en<br />
zeide hem : „Wij moeten samenwerken. Ik weet dat de Republiek<br />
een haven wil hebben ; gij moet D<strong>el</strong>agoabaai hebben."<br />
Kruger antwoordde : „Hoe kunnen wij in dit opzicht samenwerken<br />
; de haven behoort immers aan de Portugeezen, en<br />
dezen zullen haar niet afgeven." Rhodes : „Wij moeten ze<br />
eenvoudig afnemen." Kruger: „Ik mag niet het eigendom<br />
van anderen nemen. Als de Portugeezen de haven niet verkoopen<br />
willen, dan zal ik ze ook niet nemen, wanneer gij<br />
ze mij levert ; want er ligt een vloek op onrechtvaardig<br />
verkregen goed." Toen gaf Rhodes zijn pogingen op om<br />
Kruger voor zich te winnen.<br />
En in 1888 werd op zijn aansporen een tractaat gesloten<br />
tusschen Sir Hercules Robinson en Lobengula.<br />
Kort daarna wist hij een concessie van Lobengula te verkrijgen<br />
tegen betaling van een som g<strong>el</strong>ds en de levering<br />
van vuurwapenen. De concessie verleende hem alleen het<br />
recht tot het zoeken naar goud en andere metalen ; maar<br />
hij gebruikte ze om vasten voet in Matab<strong>el</strong><strong>el</strong>and te krijgen,<br />
en de uitbreiding van de Zuid-Afrikaansche Republiek naar<br />
die streken te verhinderen. Rhodes begreep echter spoedig<br />
dat hij alleen onder de bescherming van Eng<strong>el</strong>and veilig<br />
zou zijn, en daarom begaf hij zich op weg daarheen om<br />
een zoogenaamd Charter te verkrijgen. Hierin slaagde hij<br />
gemakk<strong>el</strong>ijk ; want Rhodes ging van het denkbe<strong>el</strong>d uit, dat<br />
wat men niet met mooi praten gedaan kon krijgen, w<strong>el</strong><br />
kon verkregen worden door omkooperij, en hij was er<br />
niet de man naar om zijn g<strong>el</strong>d te sparen, wanneer hij zijn<br />
do<strong>el</strong> wenschte te bereiken. Het is dan ook zeker, dat v<strong>el</strong>e<br />
van de hoogste personen in Eng<strong>el</strong>and aande<strong>el</strong>en in zijn<br />
Chartered Company ontvangen hebben. Z<strong>el</strong>fs partijen, met<br />
w<strong>el</strong>ker denkbe<strong>el</strong>den Rhodes het gehe<strong>el</strong> en al niet eens<br />
was, gaf hij duizende ponden sterling om zich haar steun<br />
te verzekeren. Wie zal zeggen w<strong>el</strong>ke andere groote sommen<br />
hij voor hetz<strong>el</strong>fde do<strong>el</strong> nog heeft uitgegeven ? Dit
HET TWEEDE PRESIDENTSCHAP VAN PAUL KRUGER. 123<br />
zal w<strong>el</strong> altijd verborgen blijven. Hij was de incarnatie van<br />
het kapitalisme. Hij ontzag niets om het gewenschte do<strong>el</strong><br />
te bereiken, omkooperij, leugen, noch bedrog. Niets was hem<br />
te laag of te gemeen, hij zou zich over niets schamen als<br />
het hem tot zijn do<strong>el</strong> kon brengen.<br />
Hij verkreeg zijn zoogenaamd Charter; hoew<strong>el</strong> men vragen<br />
mag w<strong>el</strong>k recht het Eng<strong>el</strong>sche Gouvernement op dit gebied<br />
had om Rhodes dit Charter te verleenen. Er werd een<br />
maatschappij gevormd met een kapitaal van i,000,000 pd.st.<br />
Kort daarop in 1890 rustte Rhodes een expeditie uit om<br />
„zijn" nieuw gebied in bezit te nemen, en hoew<strong>el</strong> de Matab<strong>el</strong>e-koning<br />
protesteerde tegen het binnendringen van de<br />
Rhodes' pioniers, stoorde hij zich daar niet aan. Hij nam<br />
bezit van Mashonaland, waar hij eenige forten nl. fort Charter,<br />
fort Salisbury en fort Victoria liet bouwen. Het bleek<br />
hem echter spoedig, dat Mashonaland noch voor landbouw,<br />
noch veete<strong>el</strong>t, noch voor goudd<strong>el</strong>verijen ve<strong>el</strong> beteekende, en<br />
nu begon hij op midd<strong>el</strong>en te peinzen om zich van Matab<strong>el</strong><strong>el</strong>and<br />
meester te maken, waar, zooals hij dacht, rijke goudv<strong>el</strong>den<br />
waren. Om tot dat do<strong>el</strong> te geraken, moest hij trachten<br />
Lobengula in een oorlog te wikk<strong>el</strong>en, en hij slaagde<br />
daarin maar te w<strong>el</strong>.<br />
Men beweert in Zuid-Afrika, dat hij door zijn administrateur<br />
aan Lobengula had laten weten, dat de Mashona's vee<br />
hadden gestolen, en Lobengula hen moest straffen. Deze<br />
zond toen terstond een impi, zooals zijn gewoonte in derg<strong>el</strong>ijke<br />
gevallen was, en Rhodes maakte nu van het zenden<br />
van die impi een voorwends<strong>el</strong> om Lobengula te straffen, omdat<br />
hij de Mashona's had laten vermoorden. Hoe het ook al<br />
zij, de verlangde oorlog kwam. Een kommando werd georganiseerd<br />
door Jameson, die de Matab<strong>el</strong>en spoedig uit <strong>el</strong>kander<br />
dreef en bij honderden met de maxims doodschoot.<br />
Lobengula, zoo wordt vert<strong>el</strong>d, stierf op zijn vlucht nabij<br />
de Sambezie.<br />
Wat moet deze zwarte potentaat in zijn laatste levensuren<br />
w<strong>el</strong> gedacht hebben over een zoogenaamde Christennatie ?<br />
Dad<strong>el</strong>ijk liet Rhodes in Matab<strong>el</strong><strong>el</strong>and in alle richtingen
124 HET TWEEDE PRESIDENTSCHAP VAN PAUL KRUGER.<br />
naar goud zoeken, doch toen die onderzoekingen slechts<br />
poovere resultaten opleverden, kwam bij hem de gedachte<br />
op zich meester te maken van de rijke goudv<strong>el</strong>den der Zuid-<br />
Afrikaansche Republiek, en tevens van de Republiek z<strong>el</strong>f.<br />
Ook deze gemeene daad voerde hij later uit.<br />
In 1888 stierf President Brand van den Oranje-Vrijstaat,<br />
na bijna 25 jaren lang President geweest te zijn. In<br />
zijn plaats werd gekozen tot Staats-President Francis<br />
William Reitz, de latere Staats-Secretaris van de Zuid-<br />
Afrikaansche Republiek, een man, die ieder, die hem kent,<br />
de grootste hoogachting inboezemt ; een van die mannen,<br />
van vie men dikwijls in boeken leest, doch die men z<strong>el</strong>den<br />
in het leven ontmoet ; een man van een voornaam en nob<strong>el</strong><br />
karakter en zonder eenige z<strong>el</strong>fzucht, Wiens eenig do<strong>el</strong> is zijn<br />
land nuttig te zijn ; in een woord, een man, dien het een<br />
voorrecht en g<strong>el</strong>uk is persoonlijk te kennen.<br />
Kort na zijne inzwering als President, in 1889, had er<br />
een tweede Conferentie plaats tusschen de beide Republieken<br />
te Potchefstroom, in de Zuid-Afrikaansche Republiek. Het<br />
do<strong>el</strong> der Conferentie was nauwere aaneensluiting van de Republieken<br />
en ditmaal g<strong>el</strong>ukte de samenspreking ve<strong>el</strong> beter dan<br />
de eerste keer. De beide Republieken verbonden zich <strong>el</strong>kander<br />
te steunen in geval de onafhank<strong>el</strong>ijkheid van een harer van<br />
buitenaf werd bedreigd. Verder werd er een tractaat gesloten<br />
van vrijen hand<strong>el</strong> tusschen de beide Republieken, behalve voor<br />
produkten en andere goederen, waarvan de Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek verplicht was invoerrechten te heffen ter bescherming<br />
der door haar verleende monopolies. Ook een besluit, met betrekking<br />
tot de spoorwegen, zooals Kruger dit reeds bij de<br />
eerste samenspreking had voorgest<strong>el</strong>d, werd nu aangenomen.<br />
In dat jaar 1888 bracht de President weer een bezoek<br />
aan Johannesburg, waar hij zeer vriend<strong>el</strong>ijk werd ontvangen.<br />
In de adressen, die men hem aanbood, werd gevraagd om<br />
een Municipaliteit en meer ambtenaren tot behartiging van<br />
het Rechtswezen. Aan dit laatste verzoek werd voldaan<br />
door de benoeming van Dr. Jorissen, die spoedig als speciale<br />
Rechter te Johannesburg zitting nam.
HET TWEEDE PRESIDENTSCHAP VAN PAUL KRUGER. 125<br />
President Kruger had op midd<strong>el</strong>en gepeinsd, hoe aan de<br />
verlangens van de nieuwe bevolking tegemoet te komen in<br />
zake vertegenwoordiging, zonder de onafhank<strong>el</strong>ijkheid van<br />
de Republiek in gevaar te brengen of de b<strong>el</strong>angen van de<br />
oude Burgers te benade<strong>el</strong>en ; want, hoew<strong>el</strong> al de klachten<br />
van de uitlanders steeds met de grootste w<strong>el</strong>willendheid door<br />
den Uitvoerenden Raad waren behand<strong>el</strong>d en er zoove<strong>el</strong><br />
mog<strong>el</strong>ijk aan hun wenschen was tegemoet gekomen, was het<br />
den President toch duid<strong>el</strong>ijk geworden, dat er een midd<strong>el</strong><br />
moest gezocht worden om aan de uitlanders een zekere stem<br />
in de vertegenwoordiging des lands te geven, en dat midd<strong>el</strong><br />
dacht hij gevonden te hebben in het inst<strong>el</strong>len van een<br />
Tweeden Volksraad. Het was zijn eigen plan, en hij wilde<br />
dat dit Lichaam alle zaken, waarbij de nieuwe inkom<strong>el</strong>ingen<br />
b<strong>el</strong>ang hadden, zou behand<strong>el</strong>en, zooals de goudwet, het t<strong>el</strong>egraafwezen,<br />
enz. enz.<br />
Hij wilde hierdoor de nieuwe bevolking den weg openen<br />
om z<strong>el</strong>f in den Volksraad haar b<strong>el</strong>angen te behartigen, wat<br />
tot dusverre door de wet inzake het verkrijgen van stemrecht<br />
niet mog<strong>el</strong>ijk was geweest.<br />
De Stemrechtwet van de Zuid-Afrikaansche Republiek van<br />
dien tijd bepaalde nam<strong>el</strong>ijk, dat een vreemd<strong>el</strong>ing vijf jaren op<br />
de v<strong>el</strong>dkornetslijsten ingeschreven moest zijn om zich te<br />
kunnen laten naturaliseeren. Teg<strong>el</strong>ijk met de inst<strong>el</strong>ling van<br />
een Tweeden Volksraad zou die wet gewijzigd worden in<br />
dier voege, dat twee jaar registratie voldoende zou zijn voor<br />
naturalisatie ; de persoon aldus genaturaliseerd, zou dan<br />
het recht hebben te stemmen voor leden van den Tweeden<br />
Volksraad en voor alle andere ambtenaren, die door de Burgers<br />
gekozen worden, behalve voor Staats-President, Kommandant-Generaal<br />
en leden van den Eersten Volksraad. Na<br />
twee jaar kiezer geweest te zijn — dus vier jaar na den dag<br />
van inschrijving als inwoner van de Republiek — zou zulk een<br />
genaturaliseerd persoon kunnen worden gekozen tot lid van<br />
den Tweeden Volksraad. En tien jaar daarna zou hij het<br />
voile burgerrecht kunnen verkrijgen, d. w. z. evenals de<br />
oude Burgers het recht hebben Staats-President, Komman-
126 HET TWEEDE PRESIDENTSCHAP VAN PAUL KRUGER.<br />
dant-Generaal en leden van den Eersten Raad te kiezen.<br />
Er was in den Raad groote oppositie tegen dit voorst<strong>el</strong>,<br />
daar sommige leden het beschouwden als een Klasse-wetgeving,<br />
wat het dan ook ongetwijf<strong>el</strong>d in een zekere mate<br />
was; terwijl andere leden van den Volksraad weer van<br />
opinie waren, dat deze nieuwe maatreg<strong>el</strong> te ve<strong>el</strong> rechten<br />
aan de vreemd<strong>el</strong>ingen gaf. De zaak werd uitgest<strong>el</strong>d om<br />
eerst de opinie van het publiek er over te hooren. De Burgers<br />
hechtten hun goedkeuring aan het voorst<strong>el</strong>, w<strong>el</strong> een<br />
bewijs hoe onbegrensd hun vertrouwen was in het b<strong>el</strong>eid<br />
van hun President. Het is zeker, dat zulk een voorst<strong>el</strong>,<br />
waartegen zoove<strong>el</strong> oppositie was, nooit zou zijn doorgegaan,<br />
als het van iemand anders als van den President was<br />
uitgegaan.<br />
In de volgende Raadszitting werd de Wet op den Tweeden<br />
Volksraad met groote meerderheid goedgekeurd.<br />
In de Eng<strong>el</strong>sche pers is beweerd dat de Tweede Volksraad<br />
feit<strong>el</strong>ijk niets zou te beteekenen hebben gehad, een bewering<br />
die door Minister Chamberlain is overgenomen. Het zij<br />
hier derhalve gezegd dat, niettegenstaande de wetten en<br />
besluiten van den Tweeden Volksraad onderworpen waren<br />
aan de goedkeuring van den Eersten Volksraad, dit lichaam<br />
slechts eenmaal een besluit van den Tweeden Volksraad heeft<br />
afgekeurd ; n.l. het besluit waarbij de Tweede Volksraad de<br />
onder-mijnrechten van de Bewaarplaatsen aan de oppervlaktehouders<br />
had toegekend.<br />
Nog te opmerk<strong>el</strong>ijker is de aanname van de wet, waarbij<br />
een Tweede Volksraad werd in het leven geroepen, waar<br />
kort te voren een voor President en Burgers zeer b<strong>el</strong>eedigende<br />
daad te Johannesburg was gepleegd. De President<br />
was op weg naar Blignauts-point om den Hoogen Kommissaris<br />
te ontmoeten in zake de Swazi<strong>el</strong>and-kwestie.<br />
Op zijn reis daarheen toefde hij te Johannesburg, waar<br />
als gewoonlijk een Deputatie hem zekere grieven kwam<br />
voorleggen. Den President, die niet direct aan al hun wenschen<br />
gevolg kon of wou geven, werd door een der afgevaardigden<br />
toegevoegd, dat hij de nieuwe bevolking met
HET TWEEDE PRESIDENTSCHAP VAN PAUL KRUGER. 127<br />
verachting behand<strong>el</strong>de. De President word hierop kwaad en<br />
zei: „Niet de nieuwe bevolking, maar personen als gij zijt,<br />
veracht ik."<br />
Dien avond had er een oploop plaats voor het huffs van<br />
den Heer von Brandes, waar de President g<strong>el</strong>ogeerd was. De<br />
vlag van de Republiek werd afgerukt en aan stukken gescheurd.<br />
Dat deze daad de oude bevolking in het harnas<br />
joeg, behoeft niet gezegd te worden ; dock de President wilt<br />
de Burgers tot kalmte te brengen door hun mede to de<strong>el</strong>en,<br />
dat de bevolking van Johannesburg getrouw aan den Staat<br />
was en dat het slechts een klomp oproermakers was, die<br />
het schandaal hadden gepleegd.<br />
Toen de President den Hoogen Kommissaris te Blignautspoint<br />
ontmoette, sprak deze met hem over den oploop te<br />
Johannesburg, waarop de President zeide : „Ja, ziet U, Sir<br />
Henry, het gaat met die menschen als met een baviaan, dien<br />
ik vroeger gehad heb en die mij zeer lief had, en niet wou<br />
verdragen, dat iemand mij aanraakte. Wij zaten bij het vuur<br />
en bij ong<strong>el</strong>uk kwam zijn staart in het vuur. Daarop wierp<br />
het dier zich op mij, denkende dat ik de oorzaak was van<br />
de pijn aan zijn staart. De menschen in Johannesburg hebben<br />
zich verbrand aan overspeculatie en nu willen zij zich<br />
op Paul Kruger wreken."<br />
Een andere g<strong>el</strong>egenheid om den President haat tegen de<br />
Uitlanders te verwijten, deed zich voor bij het feest, dat in<br />
1891 op Dingaansdag to Paardekraal gehouden werd, ter<br />
herdenking van de Onafhank<strong>el</strong>ijkheidsverklaring. Hier hi<strong>el</strong>d<br />
Kruger een zeer krachtige toespraak tot de verzam<strong>el</strong>de menigte,<br />
waarin hij in het licht van het Woord Gods de gesc.hiedenis<br />
van zijn yolk naging. Hij begon zijn rode aldus: „Volk<br />
van den Heer, gij oud yolk van het land, gij vreemd<strong>el</strong>ingen,<br />
nieuwe inkom<strong>el</strong>ingen, ja z<strong>el</strong>fs gij moordenaars en dieven."<br />
De Uitlanders, die in dien tijd er nog voortdurend op uit<br />
waren om allerlei grieven tegen den President en de Regeering<br />
van de Republiek uit te denken, waren woedend over<br />
deze uitlating.<br />
Zij beweerden dat de President hen dieven en moorde-
128 HET TWEEDE PRESIDENTSCHAP VAN PAUL KRUGER.<br />
naars had genoemd, wat natuurlijk een grove onwaarheid<br />
was. Hij wou alleen te kennen geven, dat hij iedereen<br />
opriep, zich voor God te verootmoedigen, en de wonderbare<br />
leiding van God te erkennen, z<strong>el</strong>fs moordenaars en dieven.<br />
Als er eenige b<strong>el</strong>eediging in die woorden lag, dan zou die<br />
evengoed van toepassing geweest zijn op de oude bevolking<br />
als op de nieuvve, zooals ieder verstandig mensch,<br />
die zich eenigszins in Krugers gedachtengang verplaatsen<br />
wilde, had kunnen zien.<br />
De Swazi<strong>el</strong>andkwestie, waarvoor Kruger met Sir Henry<br />
Loch samenkwam, heeft de Republiek ve<strong>el</strong> zorg gebaard.<br />
Swazi<strong>el</strong>and was aan alle zijden, behalve aan de Oosterzijde<br />
begrensd door het grondgebied van de Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek, maar werd door de Koninklijke Kommissie in<br />
1881 er van afgesneden. Eenige burgers hadden zekere<br />
concessies van Umbandine verkregen ; andere personen,<br />
waaronder v<strong>el</strong>e avonturiers, verlangden ook zulke gunsten<br />
en vi<strong>el</strong>en Umbandine zoo lastig, dat hij het Britsche Gouvernement<br />
om een raadgever vroeg, en, zooals te begrijpen<br />
is, haastte dat Gouvernement zich aan dit verzoek te voldoen,<br />
om zoodoende Swazi<strong>el</strong>and binnen de Britsche sfeer<br />
van invloed te brengen. Offy Shepstone, zoon van Sir Theofilus,<br />
die de Republiek in 1877 annexeerde, werd door den<br />
Hoogen Kommissaris tot raadgever van Umbandine benoemd.<br />
De Swaziezaken geraakten echter in zulk een verwarring,<br />
dat er ten slotte een soort van Komite werd gevormd<br />
bestaande uit Boeren en Eng<strong>el</strong>schen die tezamen het land<br />
regeerden. Het was duid<strong>el</strong>ijk, dat zulk een toestand niet<br />
kon voortduren, en Sir H. Robinson schijnt w<strong>el</strong> genegen<br />
geweest te zijn om Swazi<strong>el</strong>and door de Republiek te doen<br />
annexeeren. Dat evenw<strong>el</strong> paste natuurlijk niet in de kraam<br />
van de Jingoes en Kaffervereerders in Eng<strong>el</strong>and, en zoo<br />
besloot het Eng<strong>el</strong>sche Gouvernement om Sir Francis de<br />
Winton naar Swazi<strong>el</strong>and te zenden om een onderzoek in<br />
te st<strong>el</strong>len. Deze had een onderhoud met Generaal Joubert,<br />
die er de Zuid-Afrikaansche Republiek vertegenwoordigde
HET TWEEDE PRESIDENTSCHAP VAN PAUL KRUGER. 129<br />
en die aan Sir F. de Winton uitlegde, waarom het Transvaalsche<br />
Gouvernement Swazi<strong>el</strong>and bij de Republiek wilde inlijven.<br />
Na ontvangst van het Rapport van Sir Francis besloot<br />
het Eng<strong>el</strong>sche Gouvernement Sir H. Loch (sedert 1889<br />
de nieuwe Hooge Kommissaris) te g<strong>el</strong>asten, een onderhoud<br />
met President Kruger te hebben. Dit onderhoud vond plaats<br />
te Blignauts-pont, waarbij Cecil Rhodes ook tegenwoordig<br />
was. Op deze bijeenkomst drong President Kruger er sterk<br />
op aan de toestemming van de Britsche Regeering te verkrijgen<br />
om Swazi<strong>el</strong>and, alsmede Sambaans- en Umbegasaland,<br />
waarmede de Republiek reeds tractaten had afgesloten,<br />
bij de Republiek in te lijven. Sir H. Loch van zijn kant<br />
drong er op aan, dat de Zuid-Afrikaansche Republiek Natal<br />
zou toestaan een spoorweg naar Johannesburg te bouwen, en<br />
zich bij een algemeen Zuid-Afrikaansch Verbond zou aansluiten.<br />
In een spoorweg van Natal wilde de President toestemmen,<br />
omdat hij Natal wou tegemoet komen. De President<br />
kon echter den Natal-spoorweg niet als een voorwaarde in de<br />
onderhand<strong>el</strong>ing aanhangig maken, omdat hij zich eerst in<br />
correspondentie moest st<strong>el</strong>len met de Portugeesche autoriteiten,<br />
ingevolge de overeenkomst inzake de tarief-kwestie,<br />
vroeger met Portugal gesloten: De Portugeesche regeering<br />
had alleen in den aanleg van den D<strong>el</strong>agoa-baai-spoorweg<br />
toegestemd, onder voorwaarde, dat geen nieuwe lijn naar<br />
Johannesburg zou worden gebouwd, die korter was dan de<br />
D<strong>el</strong>agoa-lijn. Bij het tolverbond wilde de President zich w<strong>el</strong><br />
aansluiten, hoew<strong>el</strong> hij in principe er tegen was, mits Lord<br />
Loch namens de Eng<strong>el</strong>sche Regeering hem Amatongaland<br />
met Kosi-Baai b<strong>el</strong>oofde. Krugers voorwaarde was altijd<br />
„eerst een eigen haven en dan het. tolverbond."<br />
Het slot van de onderhand<strong>el</strong>ingen was, dat de Hooge<br />
Kommissaris aan President Kruger zeide, dat hij een concept-overeenkomst<br />
zou opst<strong>el</strong>len en die aan den President zou<br />
zenden. Hij verzocht verder, dat Dr. Leyds zou achterblijven<br />
om bij de opst<strong>el</strong>ling van het concept tegenwoordig te zijn,<br />
zoodat hij later in staat zou wezen den President alle noodige<br />
inlichtingen te geven. Dr. Leyds moest dan teekenen<br />
9
1 30 HET TWEEDE PRESIDENTSCHAP VAN PAUL KRUGER.<br />
dat hij bij het opst<strong>el</strong>len van het concept tegenwoordig was<br />
geweest. Daarop ging de Conferentie uiteen.<br />
Kort daarna zond Lord Loch aan den President het concept,<br />
dat hierop neerkwam, dat men Swazi<strong>el</strong>and gezamenlijk<br />
zou besturen ; de Transvaal zou een spoorweg naar Kosibaai<br />
mogen bouwen. Daartoe zou een strook grond van 3<br />
mijl breed naar Kosibaai aan de Republiek worden afgestaan ;<br />
doch de Britsche Regeering zou het Protectoraat over die<br />
strook grond en over Kosibaai uitoefenen ; w<strong>el</strong>ke voorwaarde<br />
het aanbod voor de Republiek natuurlijk onaannem<strong>el</strong>ijk<br />
maakte. Verder kon de Transvaal een klein stukje<br />
grond, (den zoogenaamden kleinen Vrijstaat,) tusschen de<br />
Republiek en Swazi<strong>el</strong>and g<strong>el</strong>egen, annexeeren. Loch beweerde,<br />
dat dit een overeenkomst was, waarover hij en<br />
President Kruger het te Blignauts-pont eens waren geworden<br />
en verklaarde tevens dat Dr. Leyds na het opbreken van<br />
de Conferentie, waarvan hiervoren is gesproken, in die voorwaarden<br />
had toegestemd en ze met zijn handteekening had<br />
bekrachtigd. Dit ontkenden de President en Dr. Leyds ten<br />
sterkste, en Kruger weigerde het voorst<strong>el</strong> goed te keuren.<br />
Loch dreigde echter, dat, indien de voorgest<strong>el</strong>de reg<strong>el</strong>ing<br />
niet werd aangenomen, de Eng<strong>el</strong>sche Regeering gebruik zou<br />
maken van de macht, haar verleend bij de Londensche<br />
Conventie, om een gewapende macht naar Swazi<strong>el</strong>and te<br />
zenden. Kort daarop werd de heer Jan Hofmeyr naar<br />
Pretoria gezonden, door wiens toedoen de zoogenaamde<br />
Eerste Swazi<strong>el</strong>and-Conventie werd gesloten. Het behoeft<br />
niet gezegd te worden, dat de Republiek bij die Conventie<br />
zoo goed als niets kreeg ; doch ve<strong>el</strong> van haar rechten moest<br />
afgeven, zooals b.v. het recht om met inboorlingen-stammen<br />
ten Noorden of ten Noord-Westen tractaten te sluiten. De<br />
Republiek verbond zich verder de spoorwegverbinding met<br />
Natal niet langer tegen te houden, en eind<strong>el</strong>ijk om de<br />
Chartered Company in het Noorden zoove<strong>el</strong> mog<strong>el</strong>ijk te<br />
h<strong>el</strong>pen. En hierin kunnen wij de hand van Rhodes bemerken.<br />
Deze bepaling gaf aanleiding tot groote moeilijkheden,<br />
zooals wij later zullen zien. De Volksraad keurde het trac-
HET TWEEDE PRESIDENTSCHAP VAN PAUL KRUGER. 131<br />
taat goed, dock niet dan na zijn leedwezen te hebben uitgesproken,<br />
dat Eng<strong>el</strong>and de Republiek niet meer was tegemoet<br />
gekomen. Deze kwestie bleef zoo tot in 1893, toen de<br />
Tweede Swazi<strong>el</strong>and-Conventie gesloten werd.<br />
In het tweede Presidentschap vi<strong>el</strong>en twee gebeurtenissen<br />
voor, die groote ontstemming tegen Kruger verwekten.<br />
De eerste was de Adendorff-Trek en de tweede de Conferentie<br />
inzake de kerkkwestie. De Adendorff-Trek had<br />
zijn oorsprong in een concessie, die een zekere Adendorff<br />
samen met B. Vorster Jr., in Banjaland had en die zij te<br />
vergeefs getcacht hadden aan Rhodes te verkoopen. Rhodes<br />
verklaarde de concessie ong<strong>el</strong>dig, waarop de concessionarissen<br />
besloten een trek op touw te zetten naar het gebied,<br />
waarin hun concessie g<strong>el</strong>egen was.<br />
Hiertegen verzetten zich de Hooge Kommissaris en Rhodes<br />
ten sterkste, daar zij den trek beschouwden als een gevaar<br />
voor de Chartered Company. Op President Kruger werd<br />
een beroep gedaan, ingevolge de Swazi<strong>el</strong>and-Conventie, om<br />
den trekkers te b<strong>el</strong>etten hun voomemen uit te voeren. De<br />
President verklaarde zich terstond tegen den trek, en vaardigde<br />
een proclamatie uit, waarbij den burgers streng werd<br />
verboden iets met den trek te doen te hebben, en dat ieder,<br />
die aan die proclamatie geen gehoor gaf, volgens de wet<br />
gestraft zou worden. Dat deze houding van den President<br />
tot zeer groote ontevredenheid aanleiding gaf, is niet te<br />
verwonderen. De President wist w<strong>el</strong>, dat de proclamatie<br />
hem een groot de<strong>el</strong> zijner populariteit zou kosten, doch als<br />
eerlijk man was hij verplicht de bepalingen van de Swazi<strong>el</strong>and-Conventie<br />
na te komen. Hoe duur deze houding den<br />
President is te staan gekomen, is gebleken bij de daaropvolgende<br />
Presidentsverkiezing ; want hoeve<strong>el</strong> grieven zijne<br />
tegenstanders ook tegen hem mochten aanhalen, de b<strong>el</strong>etting<br />
van den Adendorff-trek was zeker een der hoofdredenen,<br />
waarom v<strong>el</strong>e Burgers tegen hem stemden. De kwestie kwam<br />
later in den Volksraad ter sprake en in het debat, dat<br />
zich er over ontspon, verklaarden verscheidene invloedrijke<br />
leden, o. a. Schalk Burger, na het vertrek van President
132 HET TWEEDE PRESIDENTSCHAP VAN PAUL KRUGER.<br />
Kruger, in den jongsten oorlog, waarnemend President van<br />
de Republiek, en ook Generaal Joubert, lid van den Uitv. Raad,<br />
zich tegen die proclamatie. Ten slotte echter werd ze door<br />
den Volksraad goedgekeurd. Er kwam zoo goed als niets<br />
van de he<strong>el</strong>e beweging, vooral omdat de President persoonlijk,<br />
waar hij kon, met de Burgers sprak en hun afried om<br />
aan de beweging de<strong>el</strong> te nemen.<br />
In denz<strong>el</strong>fden tijd, waarin deze moeilijkheden in de buitenlandsche<br />
politiek plaats hadden, was er ook een twist op<br />
kerk<strong>el</strong>ijk gebied ontstaan. Na den oorlog van 1881 had<br />
zich de behoefte onder de Burgers doen gevo<strong>el</strong>en om zich ook op<br />
kerk<strong>el</strong>ijk gebied nauwer aaneen te sluiten, en zoo kwam er een<br />
vereeniging tot stand tusschen de Hervormde kerk en de Nederduitsch-Gereformeerde<br />
kerk. De Christ<strong>el</strong>ijke-Gereformeerde,<br />
de zoogenaamde Dopperkerk, waartoe Kruger behoorde, had<br />
bezwaar om tot die vereeniging toe te treden en bleef zoodoende<br />
direkt buiten de kwestie. Zij had haar begins<strong>el</strong>en en<br />
inrichting vastgest<strong>el</strong>d volgens de H. Schrift en verlangde<br />
dat alle partijen zich over deze kwesties duid<strong>el</strong>ijk zouden uitspreken,<br />
alvorens zij zich aansloot. Doch „practische" bezwaren<br />
weerhi<strong>el</strong>den haar ; omdat zij niet tot de vereeniging<br />
kon toetreden, zonder de begins<strong>el</strong>en van deze vereeniging<br />
to aanvaarden. Kort na de vereeniging ontstond er echter<br />
verschil en bleven sommige leden, waarvan Chr. Joubert<br />
de leider was, getrouw aan de Hervormde Kerk, en wilden<br />
niets met de vereeniging te doen hebben. Later scheidden<br />
zich nog eenigen af, waarvan A. D. W. Wolmarans<br />
de leider was. Zooals te begrijpen is, ontstonden hierdoor<br />
groote moeilijkheden omtrent de kwestie van het bezit der<br />
kerk<strong>el</strong>ijke eigendommen, want de leden die zich afscheidden,<br />
maakten aanspraak op de eigendommen van de Hervormde<br />
kerk ; terwijl de leden, die de vereeniging getrouw bleven,<br />
er ook aanspraak op maakten. Dat er hierdoor groote<br />
oneenigheid en twisten ontstonden, is te begrijpen. Om nu<br />
aan deze twisten een einde te maken, richtte President<br />
Kruger een rondschrijven aan de Predikanten en Ouderlingen
HET TWEEDE PRESIDENTSCHAP VAN PAUL KRUGER. 133<br />
van de verschillende partijen, hen oproepende tot een<br />
Conferentie, om te zien of men de geschillen niet uit den<br />
weg kon ruimen. In Augustus van het jaar 1891 vond deze<br />
Conferentie plaats in de zaal van den Tweeden Volksraad.<br />
Alle partijen waren daarop vertegenwoordigd. In deze Conferentie<br />
verklaarde Kruger in zijn openingsrede, dat men<br />
niet moest denken, dat hij als Staats-President de<strong>el</strong>nam aan<br />
de Conferentie, doch als broeder en mede-Christen, om aan<br />
de geschillen een einde te maken.<br />
Hij deed vooral moeite, de scheuring die er ontstaan was,<br />
te he<strong>el</strong>en door te trachten de vereeniging te herst<strong>el</strong>len ;<br />
doch het bleek spoedig, dat dit niet lukken zou en daarop<br />
st<strong>el</strong>de Kruger voor, dat men zou trachten om tot een<br />
overeenkomst te geraken omtrent de kerkeigendommen. Er<br />
werd echter geen schikking getroffen en de Conferentie ging<br />
uiteen zonder feit<strong>el</strong>ijk iets gedaan te hebben. Hoew<strong>el</strong> er geen<br />
twijf<strong>el</strong> aan kan bestaan, dat de President met de ed<strong>el</strong>ste<br />
bedo<strong>el</strong>ingen deze Conferentie had bijeengeroepen, werd zij<br />
toch door zijne vijanden als een wapen tegen hem gebruikt.<br />
Bij de komende Presidentsverkiezing werd hem verweten,<br />
dat hij als een autocraat zich met alles bemoeide, z<strong>el</strong>fs met<br />
kerk<strong>el</strong>ijke kwesties.<br />
In 1893 waren er drie kandidaten voor het Presidentschap<br />
Kruger, Joubert en Hoofdrechter Kotze. Het was de heftigste<br />
verkiezingsstrijd, die er ooit in de Republiek gevoerd<br />
is. Kruger werd door de tegenpartij voor de voeten geworpen,<br />
dat hij autocratisch was, de staatsg<strong>el</strong>den verspilde, alle<br />
rechten en voorde<strong>el</strong>en door concessies weggat en de Hollanders<br />
in de landsbetrekkingen plaatste. OA der tegenpartij<br />
werden allerlei beschuldigingen naar het hoofd geworpen.<br />
Het is niet aangenaam voor de Transvalers om<br />
aan dien tijd terug te denken, want de twee voornaamste<br />
mannen van de Republiek werden over en weer zoo zwart<br />
gesmeerd dat, als er ook maar een tiende waar was geweest<br />
van alles wat er vert<strong>el</strong>d werd, beiden onwaardig zouden geweest<br />
zijn langer het vertrouwen van het Volk te genieten.
HOOFDSTUK XI.<br />
Paul Kruger's derde Presidentschap,<br />
De uitslag der verkiezing was als volgt :<br />
President Kruger 7854 stemmen.<br />
Generaal Joubert 7009 11<br />
Rechter Kotze 8 i 71<br />
De partij van Generaal Joubert wilde zich echter niet aan<br />
dezen uitslag onderwerpen en zond een protest in tegen<br />
de herkiezing van Paul Kruger. Toen de Volksraad op<br />
i Mei vergaderde, werd er dad<strong>el</strong>ijk een Kommissie van onderzoek<br />
gekozen, bestaande uit drie Kruger- en drie Joubertmannen.<br />
Intusschen werd bij Volksraadbesluit bepaald, dat<br />
de President, wiens diensttijd den yen Mei zou zijn verstreken,<br />
in zijn ambt zou blijven, tot de Volksraad de protesten<br />
zou hebben afgehand<strong>el</strong>d. De meerderheid van de Kommissie<br />
vond dat de verkiezing wettig was. Er was ook een<br />
minderheids-rapport, dat aanbeval een nieuwe verkiezing te<br />
doen plaats hebben. De Volksraad keurde echter met a<br />
tegen 3 stemmen het meerderheidsrapport goed en de President<br />
werd den 12 Mei 1893 voor de derde maal als Staats-<br />
President der Zuid-Afrikaansche Republiek ingezworen. In<br />
zijn aanspraak bij de inzwering, die thans voor de eerste<br />
maal plaats had op het balkon van het nieuwe Gouvernementsgebouw,<br />
terwijl de toeschouwers op het Kerkplein v66r<br />
het gebouw den President stonden aan te hooren, vermaande
PAUL KRUGER 'S DERDE PRESIDENTSCHAP. 135<br />
Kruger de Burgers om eendrachtig samen te werken en<br />
niet langer in tweedracht te leven, en richtte ook tot de<br />
kinderen het woord, hen vermanende om getrouw te blijven<br />
aan hun moedertaal. Deze aanmaning had bijzondere beteekenis<br />
door het feit, dat er het vorige jaar een hervorming<br />
in het onderwijsst<strong>el</strong>s<strong>el</strong> was gebracht, waarbij vooral<br />
werk werd gemaakt van het behoud der taal, I) en de samen-<br />
1) Deze rede luidde : „Lieve kinderen, op u houdt uw Staatspresident<br />
zijn oogen gericht, in u ziet hij den toekomstigen Staat en de toekomstige<br />
kerk, en het is mijn innige hartewensch, alle krachten in te spannen om u<br />
tot nuttige leden der maatschappij op te voeden. Gij genet het groote<br />
voorrecht dat uw Staat christ<strong>el</strong>ijk onderwijs verlangt, en dit voorrecht zal<br />
niet tot weinigen beperkt blijven ; het is ons plan het onderwijs onder het<br />
bereik van alien te brengen en alien de<strong>el</strong>achtig te maken aan het voorde<strong>el</strong>.<br />
Uw regeering heeft het begins<strong>el</strong> van christ<strong>el</strong>ijk onderwijs in de wet vastg<strong>el</strong>egd.<br />
Een ander groot voorde<strong>el</strong> is het, dat uw wetgevende regeering over de taal<br />
van het land waakt — over de taal, die uwe voorouders in strijd en Teed<br />
is lief geworden — de teal, waarin uw Bijb<strong>el</strong> is geschreven en waarin gij<br />
hem leest. Als gij onverschillig wordt voor uw taal, dan wordt gij onverschillig<br />
voor uw voorvaderen en uw bijb<strong>el</strong> en ten slotte ook, voor uw godsdienst,<br />
ja z<strong>el</strong>fs voor uw volksaard. Houdt daarom vast aan uw teal I Het is<br />
w<strong>el</strong> noodig vreemde talen te leeren, vooral de taal van hen, met wie gij<br />
ve<strong>el</strong> omgaat, maar het moeten altijd bijtalen blijven. Uw taal, de teal van den<br />
Bijb<strong>el</strong>, moet uw hoofdtaal wezen. Neemt het ter harte, wat ik u zeg, en<br />
denkt gedurig daarover na, den Hoer biddend, dat gij er getrouw in moogt<br />
blijven en bet nageslacht zal u er dankbaar voor zijn."<br />
Joist de twee gezichtspunten, in deze rede ontvouwd, had President Burgers<br />
in de door hem ontworpen onderwijswet van 1874, die hij alleen door<br />
zijn w<strong>el</strong>sprekendheid in den Volksraad er door had gekregen, verwaarloosd.<br />
Die wet was in strijd met „het godsdienstig bewustzijn van den Staat," en<br />
bleef om die reden ook een doode letter. Na den Vrijheidsoorlog was het<br />
een der eerste daden van het bewind geweest om een wet te verkrijgen, die<br />
paste aan den wil en wensch van het yolk. Kroger g<strong>el</strong>oofde in Ds. du Toit<br />
den man gevonden te hebben, die de noodige wetenschapp<strong>el</strong>ijke ontwikk<strong>el</strong>ing<br />
bezat en de overtuiging der Boeren de<strong>el</strong>de. Daarom benoemde hij hem<br />
tot Superintendent van Onderwijs. In 1882 werd du Toit's onderwijswet<br />
door den Volksraad aangenomen, doch du Toit voerde ze slecht nit.<br />
Hij was nicer politicus dan onderwijsman en in het jaar 1889 nam hij<br />
zijn ontslag. De ontwikk<strong>el</strong>ing der gondv<strong>el</strong>den en het binnenstroomen der<br />
v<strong>el</strong>e vreemd<strong>el</strong>ingen namen alle krachten en aandacht der regeering<br />
zoo in beslag, dat zij niet voor het onderwijs kon zorgen, zooals<br />
zij dit w<strong>el</strong> wilde. Later wilde men geen predikant meer b<strong>el</strong>asten met de<br />
leiding van het onderwijs-departemont, omdat de kerk<strong>el</strong>ijke twisten juist<br />
zoo hevig waren. Toen werd Dr. N. Mansv<strong>el</strong>t benoemd, die hoog-
136 PAUL KRUGER 'S DERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
werking der Burgers was voornam<strong>el</strong>ijk noodig, omdat in het<br />
jaar der verkiezing, het land geteisterd was door gew<strong>el</strong>dige<br />
leeraar in de moderne talen te St<strong>el</strong>lenbosch was. Deze weigerde eerst de<br />
benoeming te aanvaarden, doch bezweek ten slotte voor den aandrang en<br />
na een onderhoud met President Kruger. Dit was in het jaar 1891. Onmidd<strong>el</strong>lijk<br />
na zijn optreden deed hij een inspectiereis door het land en ontwierp<br />
toen met de hulp eener Volksraadskommissie een nieuwe wet, die door den<br />
Volksraad met algemeene stemmen werd aangenomen.<br />
Het begins<strong>el</strong> der wet van 1882 was in deze nieuwe wet bewaard gebleyen,<br />
maar in de onderde<strong>el</strong>en waren v<strong>el</strong>e verbeteringen en wijzigingen gebracht.<br />
President Kruger had aan alle beraadslagingen der kommissie,<br />
waarvan de vergaderingen gewoonlijk in zijn hnis gehouden werden, de<strong>el</strong>genomen.<br />
Oorspronk<strong>el</strong>ijk had hij tegen drie punten bezwaar gehad. Hij<br />
vreesde dat de verhooging der Staatsto<strong>el</strong>agen een verslapping van het particulier<br />
initiatief zou tengevolge hebben en dat de ouders de plichten, die<br />
als christ<strong>el</strong>ijke ouders op hen rustten, langzamerhand op den Staat zouden<br />
overdragen. Hij had in zijn eigen kerk gezien, hoe de zware lasten waaronder<br />
zij tegenover de Staatskerk gebukt ging, de offervaardigheid had gesterkt.<br />
Ten slotte gaf hij echter zijn ideale opvatting prijs, omdat hij moest<br />
inzien, dat het beste onderwijs noodig was voor de lands zonen en dochters,<br />
waar dezen zich tegenover een sn<strong>el</strong> instroomende vreemde bevolking<br />
moesten handhaven.<br />
Ook had hij er bezwaar tegen, dat van de onderwijzers zou gevorderd<br />
worden, dat zij gediplomeerd waren. Dit vond hij onbillijk tegenover de<br />
onde schoolmeesters, die den Staat en het yolk in moeilijke tijden bijna<br />
voor niets geholpen hadden en die door deze bepaling zouden worden aan<br />
kant gezet. Deze moeilijkheid werd echter opg<strong>el</strong>ost door de bepaling dat<br />
derg<strong>el</strong>ijke onderwijzers in de „buitenscholen" konden voortwerken.<br />
Het derde punt, waartegen de President opkwam, was het subsidieeren<br />
van „Hoogere meisjesscholen." Hij vreesde dat hierdoor het volksleven in<br />
gevaar zou komen. Het yolk toch achtte de plaats der vrouw in huis.<br />
Vertrouwende op zijn raadgevers, gaf hij toe, en later was het Kruger z<strong>el</strong>f,<br />
die aanbeval, dat talentvolle meisjes tot het Staatsgymnasium zouden worden<br />
toeg<strong>el</strong>aten. Hij z<strong>el</strong>f heeft in 1894 de Staatsmeisjesschool te Pretoria met<br />
gebed en een redevoering geopend, en met hem was zijn yolk voor deze<br />
hervormingen gewonnen.<br />
Hij was vast besloten het onderwijs algemeen te maken. Dientengevolge<br />
was hij onmidd<strong>el</strong>lijk bereid toe te stemmen in een voorst<strong>el</strong> om onder zekere<br />
voorwaarden snbsidie van Staatswege te verleenen aan scholen in streken<br />
met een bevolking, die verschillende talen sprak, en op w<strong>el</strong>ke scholen het<br />
onderwijs niet in het Hollandsch gegeven werd. Den ten Juni 1892 werd<br />
voor dit do<strong>el</strong> een afzonderlijke wet in werking gest<strong>el</strong>d. Onder deze wet<br />
ontwikk<strong>el</strong>den zich Eng<strong>el</strong>sche scholen te Johannesburg en Duitsche en Fransche<br />
scholen te Pretoria, Johannesburg en <strong>el</strong>ders.<br />
Toen er later te Johannesburg een fonds van £ roo.000 ward gevormd tot
PAUL KRUGER 'S DERDE PRESIDENTSCHAP. 137<br />
overstroomingen. De rivieren stegen zoo hoog als sedert<br />
menschenheugenis niet het geval was geweest en richtte<br />
enorme schade aan.<br />
Eenige jaren voor deze Presidentsverkiezing was er te<br />
Johannesburg een vereeniging opgericht, die men den naam<br />
had gegeven van de „Transvaal National Union."<br />
Dit lichaam had zich ten do<strong>el</strong> gest<strong>el</strong>d de Johannesburgsche<br />
bevolking gedurig in gisting te houden, allerlei grieven<br />
tegen de Regeering bijeen te rak<strong>el</strong>en, en op alle mog<strong>el</strong>ijke<br />
wijzen te agiteeren tot het bereiken van zijn do<strong>el</strong>. Schijnbaar<br />
agiteerde deze Unie om het stemrecht te verkrijgen,<br />
doch dat die heeren hunne werk<strong>el</strong>ijke do<strong>el</strong>einden verborgen<br />
hidden, zal later blijken. Dat Rhodes ook zijn hand in<br />
deze zaak had, hebben de latere gebeurtenissen bewezen.<br />
Bij het eerste het beste optreden dezer Vereeniging toonde<br />
zij haar oproerigen geest duid<strong>el</strong>ijk. Er waren in dezen tijd<br />
voortdurend moeilijkheden met de Kafferstammen in het<br />
Noorden. Dan was het deze dan gene, die zich brutaal<br />
tegen de Regeering gedroeg. Eind<strong>el</strong>ijk maakte een ervan,<br />
Malaboch geheeten, die in den Blauwberg woonde, het z(545<br />
erg, dat de Regeering verplicht was een Kommando tegen<br />
hem uit te zenden. Hij had de vermet<strong>el</strong>heid zijne eigene<br />
onderdanen, die niet in den berg woonden, doch op het<br />
platt<strong>el</strong>and er om heen, te vermoorden, als zij het waagden<br />
de b<strong>el</strong>astingen, hun volgens Wet opg<strong>el</strong>egd, aan de Regeering<br />
te betalen. Generaal Joubert liet toen overal de inwoners<br />
opkommandeeren, ook in Pretoria, waar onder de opgekommandeerden<br />
natuurlijk ook onderdanen van andere<br />
het in stand houden van scholen in anti-nationalen geest, werd in 1896 een<br />
wet aangenomen, volgens w<strong>el</strong>ke op de goudv<strong>el</strong>den Staatsscholen, waar in de<br />
eerste klassen het onderwijs in een vreemde teal zon worden gegeven, zouden<br />
worden opgericht. Het schoolg<strong>el</strong>d was zeer gering en onvermogende onders<br />
zouden z<strong>el</strong>fs bun kinderen er kost<strong>el</strong>oos heen kunnen zenden. Twee jaar na<br />
de aanname dezer wet bestonden er in de Z. A. R. reeds 12 van derg<strong>el</strong>ijke<br />
scholen met 49 onderwijzers en 1499 leerlingen, voor wie de Staat jaarlijks<br />
£ 20 per hoofd betaalde.
138 PAUL KRUGER'S DERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
Mogendheden waren. Allen voldeden met de grootste bereidwilligheid<br />
aan den oproep van den V<strong>el</strong>dcornet, behalve<br />
de Eng<strong>el</strong>sche onderdanen. Dezen meenden, dat zij als<br />
„British Subjects" ve<strong>el</strong> te voornaam waren om voor de verachte<br />
Boeren te vechten. Eng<strong>el</strong>sche Predikanten bemoeiden<br />
zich ook met de zaak ; hi<strong>el</strong>den aanspraken en zweepten de<br />
gemoederen op. De V<strong>el</strong>dcornet was eind<strong>el</strong>ijk verplicht overeenkomstig<br />
Art. 5 van de Krijgswet vijf van de onwilligen<br />
te arresteeren. Dezen deden dad<strong>el</strong>ijk een beroep op het<br />
Hooggerechtshof om den V<strong>el</strong>dcornet te g<strong>el</strong>asten hen niet te<br />
bemoeilijken. De beslissing van het Hof was echter, dat zij<br />
verplicht waren krijgsdienst te verrichten, waarop die heertjes<br />
onder een burgerlijk escorte naar het Kommando werden<br />
gezonden. Intusschen had de zoogenaamde „National<br />
Union" niet stil gezeten, doch allerlei brutale besluiten tegen<br />
de Regeering genomen. Men zou de brutaliteit van deze<br />
menschen niet hebben kunnen begrijpen, als het niet later<br />
gebleken was, wie achter hen stond. De Eng<strong>el</strong>sche Regeering<br />
bemoeide zich met de zaak en g<strong>el</strong>astte Sir Henry Loch<br />
zich naar Pretoria te begeven om de kwestie met de Regeering<br />
van de Republiek te bespreken.<br />
Intusschen had de Volksraad een besluit genomen, bepalende<br />
dat personen, die nog geen Burger konden zijn, van<br />
kommandodienst zouden worden vrijgest<strong>el</strong>d tegen betaling<br />
van een wett<strong>el</strong>ijk vastgest<strong>el</strong>d bedrag. Kort daarna kwam<br />
Sir Henry Loch te Pretoria aan. Bij zijn aankomst had er<br />
een oploop van Eng<strong>el</strong>sche onderdanen plaats en zoodra de<br />
President met den Gouverneur in het rijtuig hadden plaats<br />
genomen, werden de paarden door de Jingo's uitgespannen<br />
en het rijtuig onder het zingen van de gewone Eng<strong>el</strong>sche<br />
spotliederen naar het „Transvaal-hot<strong>el</strong>" getrokken. Een van<br />
de b<strong>el</strong>ham<strong>el</strong>s sprong met een groote Eng<strong>el</strong>sche vlag op den<br />
bok van het rijtuig. V66r het Transvaal-hot<strong>el</strong> lieten zij het<br />
rijtuig staan en lazen een adres aan Sir Henry Loch voor.<br />
Eenige Transvaalsche Burgers, die intusschen bemerkt hadden<br />
wat er gaande was, trokken toen het rijtuig, waarin de<br />
President nog alleen was blijven zitten, naar het Gouverne-
PAUL KRUGER' S DERDE PRESIDENTSCHAP. 139<br />
mentsgebouw. Dat deze gebeurtenis een zeer slechten indruk<br />
op de Burgers maakte en de haat tegen de uitlanders, met<br />
name tegen de Eng<strong>el</strong>schen, aanwakkerde, behoeft niet gezegd<br />
te worden. De Volksraad, die in dien tijd zat, nam<br />
toen een motie aan, waarin de Regeering om uitleg werd<br />
gevraagd, waarom er geen maatreg<strong>el</strong>en genomen waren om<br />
het yolk van de Republiek zulk een b<strong>el</strong>eedigende hand<strong>el</strong>wijze<br />
te besparen. Spoedig na deze gebeurtenis waren er<br />
een groot aantal burgers in de stad gekomen, die van plan<br />
waren te waken tegen een herhaling van het voorgevallene.<br />
Intusschen werkte de zoogenaamde „National Union" voort.<br />
Zij noodigde Sir Henry Loch uit een bezoek aan Johannesburg<br />
te brengen, w<strong>el</strong> wetende dat zij in Johannesburg beter<br />
dan te Pretoria kans had bij die g<strong>el</strong>egenheid een oproer<br />
te verwekken, waardoor zij hoopte interventie van Eng<strong>el</strong>and<br />
te kunnen uitlokken. President Kruger echter, die begreep,<br />
dat een bezoek van den Hoogen Kommissaris te Johannesburg<br />
slechts tot verwikk<strong>el</strong>ingen zou Leiden, ried het hem<br />
ten sterkste af, en ging z<strong>el</strong>fs z(56 ver van Sir Henry privaat<br />
mede te de<strong>el</strong>en, dat, indien hij naar Johannesburg ging en<br />
er daardoor moeilijkheden ontstonden, de verantwoord<strong>el</strong>ijkheid<br />
daarvan op hem (Sir Henry) zou rusten. Loch zag van het<br />
bezoek af en trad in het openbaar zeer correct op. Doch<br />
wat deed hij in het geheime Toen de „National Union"<br />
zag, dat het voorgenomen bezoek aan Johannesburg niet zou<br />
doorgaan, zond zij eenige harer leden, onder wie Tudhope<br />
en Leonard, met een adres naar Sir Henry Loch te Pretoria.<br />
Dat de inhoud van dat adres brutaal en b<strong>el</strong>eedigend was<br />
tegenover de Regeering en den Volksraad zal w<strong>el</strong> geen<br />
verwondering baren, wanneer men de bron kent, waaruit<br />
het afkomstig was. Sir H. Loch raadde de Deputatie in het<br />
openbaar aan kalm haar grieven voor den Volksraad te<br />
brengen, doch in het geheim vroeg hij haar over hoeve<strong>el</strong><br />
geweren en patronen de Eng<strong>el</strong>schen in Johannesburg beschikten<br />
en of zij een verzet tegen de Regeering konden<br />
volhouden, totdat hij in staat zou zijn hen met Eng<strong>el</strong>sche<br />
troepen van buitenaf te hulp te komen. Dat de Johannes-
1 40<br />
PAUL KRUGER'S DERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
burgers toen niet tot opstand kwamen, ingevolge den wenk<br />
van Sir Henry, is alleen te danken aan het feit, dat zij geen<br />
voldoende geweren en ammunitie hadden. Toch zal men<br />
begrijpen, van w<strong>el</strong>ken invloed die wenk van Sir Henry<br />
geweest is op de gebeurtenissen, die later plaats hadden.<br />
Om het do<strong>el</strong> en het optreden der „National Union"<br />
duid<strong>el</strong>ijk te kunnen maken, hebben wij den tijd moeten<br />
vooruitloopen.<br />
Inmidd<strong>el</strong>s hadden zich in de buitenlandsche politiek der<br />
Zuid-Afrikaansche Republiek gebeurtenissen afgewikk<strong>el</strong>d, die<br />
van het grootste b<strong>el</strong>ang waren. In het jaar 1893 was de<br />
tweede Swazi<strong>el</strong>and-conventie gesloten. Er was tot dit do<strong>el</strong><br />
eerst een samenkomst geweest tusschen den Hoogen Kommissaris<br />
en den President te Colesberg, w<strong>el</strong>ke Conferentie<br />
tot geen resultaat had g<strong>el</strong>eid en kort daarna een tweede<br />
ontmoeting te Pretoria, waar den Hoogen Kommissaris,<br />
vergez<strong>el</strong>d van zijn echtgenoote en twee dochters en een<br />
talrijken staf, een zeer schitterende ontvangst te beurt was<br />
gevallen. De feesten ter eere van Sir Henry, zouden een<br />
oningewijde hebben doen denken, dat de Republiek een<br />
trouwen vriend en bondgenoot op zulke feest<strong>el</strong>ijke wijze<br />
ontving. Intusschen was de overeenkomst, die ten slotte tot<br />
stand kwam, niet van dien aard, dat men ze met ingenomenheid<br />
kon begroeten. De voornaamste punten ervan waren,<br />
dat de Republiek het recht kreeg met de Swaziekoningin<br />
een Conventie te sluiten, waardoor het recht van bescherming<br />
en bestuur in handen van de Regeering van de Republiek<br />
zou komen ; terwijl echter de Kafferzaken aan de Swaziekoningin<br />
met haar Raad zouden worden overg<strong>el</strong>aten ; zoodat<br />
Swazi<strong>el</strong>and niet als een de<strong>el</strong> van de Republiek kon<br />
worden beschouwd. Alle mann<strong>el</strong>ijke blanke inwoners zouden<br />
voile burgerrechten verkrijgen, mits door hen binnen zes<br />
maanden daarvoor aanzoek werd gedaan. De Hollandsche en<br />
Eng<strong>el</strong>sche talen zouden aan de Hoven g<strong>el</strong>ijke rechten genieten.<br />
De Transvaalsche Regeering zou afstand doen van<br />
eenige rechten, die zij mocht gehad hebben op gronden ten<br />
Noorden en ten Noord-Westen van de Republiek.
PAUL KRUGER 'S DERDE PRESIDENTSCHAP. 141<br />
Deze overeenkomst kon bovendien alleen gesloten worden<br />
als de Swazie-regentes met haar Raad erin bewilligde.<br />
Onder de Swazies z<strong>el</strong>ven ontstond onmidd<strong>el</strong>lijk ve<strong>el</strong> oppositie<br />
tegen de overname van hun land, overeenkomstig deze beslissing.<br />
Deze oppositie werd in het leven geroepen en aangestookt<br />
door allerlei Eng<strong>el</strong>sche Jingo's en avonturiers, onder<br />
wie vooral een zekere Hulett van Natal uitmuntte. Deze<br />
bracht het z<strong>el</strong>fs zoover, dat de Swazies een Deputatie naar<br />
Eng<strong>el</strong>and zonden om te protesteeren tegen de overname van<br />
hun land door de Republiek. De Deputatie bereikte echter<br />
nets. Aangezien evenw<strong>el</strong> in Swazi<strong>el</strong>and twist en tweedracht<br />
ontstonden, terwijl de Zuid-Afrikaansche Republiek niet in<br />
staat was met kracht op te treden, gebonden als zij was<br />
door de getroffen overeenkomst, en er hierdoor een onhoudbare<br />
toestand werd geschapen, had er spoedig weder een<br />
Conferentie plaats tusschen Sir Henry Loch en den President<br />
en w<strong>el</strong> te Volksrust (1894), waar een nieuwe (derde) Conventie<br />
gesloten werd, waarbij de Republiek het recht krecg Swazi<strong>el</strong>and<br />
in bezit te nemen, zonder dat zij het echter tot een<br />
integreerend de<strong>el</strong> van haar gebied zou mogen maken. Doch<br />
behalve deze beperking maakte het zoo goed als een de<strong>el</strong><br />
van de Zuid-Afrikaansche Republiek uit. Deze Conventie<br />
werd door den Volksraad in 1895 in een buitengewone zitting<br />
goedgekeurd, waarbij deze lastige zaak eind<strong>el</strong>ijk haar beslag<br />
kreeg.<br />
Nauw dacht men te kunnen uitrusten na deze geschillen<br />
over het gebied van allerlei inboorlingenstammen, toen Eng<strong>el</strong>and<br />
plots<strong>el</strong>ing Sambaansland en Umbegazaland annexeerde.<br />
Met beide landen had de Republiek tractaten gesloten en ook<br />
gedurende de onderhand<strong>el</strong>ingen over Swazi<strong>el</strong>and was er steeds<br />
min of meer een stilzwijgende verstandhouding geweest, dat<br />
de Republiek later, zoodra de Swazi<strong>el</strong>and-kwestie zou zijn<br />
gereg<strong>el</strong>d, hare aanspraken ook op die beide landen zou doen<br />
g<strong>el</strong>den en met Eng<strong>el</strong>and over de annexatie ervan zou onderhand<strong>el</strong>en.<br />
Zoodra de Swazi<strong>el</strong>and-conventie van 1894 echter<br />
door den Volksraad in Februari 1895 was bekrachtigd, annexeerde<br />
Eng<strong>el</strong>and zonder eenige reden het genoemde gebied,
1 42<br />
PAUL KRUGER 'S DERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
waarop het evenmin aanspraak had als op de maan. Er kan<br />
geen andere reden voor deze daad geweest zijn, dan om de<br />
Republiek onnoodig te plagen en te Barren, want de laatste<br />
weg naar de zee werd haar hierdoor afgesneden, — een<br />
weg, dien Eng<strong>el</strong>and niet noodig had. Dat de Regeering van<br />
de Republiek tegen de annexatie protesteerde, spreekt van<br />
z<strong>el</strong>f ; doch Eng<strong>el</strong>and stoorde zich daar niet aan.<br />
In het jaar x895 ging eind<strong>el</strong>ijk een der liefste wenschen<br />
van den President in vervulling. De opening van den<br />
D<strong>el</strong>agoabaai-spoorweg werd te Pretoria feest<strong>el</strong>ijk gevierd.<br />
Dit spoor was, na v<strong>el</strong>e moeilijkheden, dank zij den ijver<br />
van de Zuid-Afrikaansche Spoorweg-Maatschappij, voltooid.<br />
Bij deze inwijding waren op uitnoodiging der Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek, de verschillende Regeeringen van Zuid-Afrika<br />
vertegenwoordigd. De Volksraad had 20,000 beschikbaar<br />
gest<strong>el</strong>d, opdat de Burgers, die het verlangden, kost<strong>el</strong>oos naar<br />
D<strong>el</strong>agoabaai zouden kunnen reizen, om het werk in oogenschouw<br />
te nemen. Duizende Burgers maakten van de hun<br />
aangeboden g<strong>el</strong>egenheid gebruik en leerden de onderneming<br />
waardeeren. Deze spoorweg bracht een verandering in de<br />
gehe<strong>el</strong>e verhouding van de Transvaal. Tot dusver had de<br />
Kaapsche spoorweg, om zoo te zeggen, het monopolie van<br />
het vervoer naar Johannesburg gehad. Nu de D<strong>el</strong>ogoabaaispoorweg<br />
was geopend, was dit uit. Om vriendschapp<strong>el</strong>ijke<br />
concurrentie mog<strong>el</strong>ijk te maken en zich een behoorlijk de<strong>el</strong><br />
te verzekeren der opbrengst van het vervoer naar haar<br />
groote steden, st<strong>el</strong>de de Regeering der Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek voor, dat de drie Staten <strong>el</strong>k een derde der inkomsten<br />
van het vervoer naar Johannesburg zouden krijgen. Rhodes,<br />
die thans voor de tweede maal Eerste Minister van de Kaapkolonie<br />
was, en zijn raadslieden dachten er anders over. Zij<br />
verlangden voor zichz<strong>el</strong>f 5o procent. De Transvaal kon dan<br />
de avenge procenten met Natal de<strong>el</strong>en. Hierop Wilde de Regeering<br />
van de Republiek natuurlijk niet ingaan, en zoo ontstond<br />
er een tarieven-oorlog.<br />
Het Kaapsche Gouvernement verlaagde het tarief naar<br />
Vereeniging, het grensstation in het Zuiden der Zuid-Afri-
PAUL KRUGER 'S DERDE PRESIDENTSCIIAP. 143<br />
kaansche Republiek. (De Oranje-Vrijstaatsche spoorwegen<br />
waren in dien tijd nog onder het beheer van het Kaapsche<br />
Gouvernement). De Zuid-Afrikaansche Spoorweg-Maatschappij<br />
daarentegen verhoogde weer het tarief op de sectie Vereeniging—Johannesburg,<br />
om zoodoende de door het Kaapsche<br />
Gouvernement gemaakte verlaging te neutraliseeren. De<br />
Kaapsche Regeering bedacht nu een nieuw plan. Zij liet<br />
de goederen te Viljoensdrift (in het Noorden van de Oranje-<br />
Vrijstaat, juist op de grens der Zuid-Afrikaansche Republiek)<br />
afladen en vandaar per ossenwagen naar het nabijg<strong>el</strong>egen<br />
Johannesburg vervoeren. In de invoerrechtenwet van de<br />
Republiek was een bepaling, dat de President plaatsen<br />
aan de grenzen kon proclameeren tot zoogenaamde invoerpoorten<br />
en ze ook weer bij procamatie kon sluiten, waardoor<br />
er geen goederen meer op dat punt over de grens mochten<br />
worden gebracht. Toen nu het Kaapsche Gouvernement de<br />
goederen met ossenwagens liet vervoeren, vaardigde de Repu-<br />
Nick een proclamatie uit, waarbij de zoogenaamde invoerpoorten<br />
weer gesloten werden voor overzeesche goederen.<br />
Deze laatste bepaling had ten do<strong>el</strong> den binnenlandschen<br />
hand<strong>el</strong> van den Oranje-Vrijstaat en de Kaapkolonie niet te<br />
benade<strong>el</strong>en. Wat gebeurde er nu echter ? Rhodes en zijn<br />
Regeering beweerden dad<strong>el</strong>ijk, dat de Republiek de Londensche<br />
Conventie had geschonden. Er was nam<strong>el</strong>ijk een artik<strong>el</strong> in die<br />
Conventie dat bepaalde, dat geen verbod zou mogen worden<br />
uitgevaardigd tegen den invoer in de Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek van eenig artik<strong>el</strong>, komende van eenig de<strong>el</strong> van<br />
het Britsche Rijk, indien dit verbod ook niet van kracht<br />
was op dez<strong>el</strong>fde artik<strong>el</strong>en van eenig ander land. De Repu-<br />
Nick had dus de Conventie geschonden, omdat zij aan de<br />
Kaapkolonie, een Britsche bezitting, en aan den Oranje-Vrijstaat,<br />
de zusterrepubliek, een meer begunstigde positie had<br />
verzekerd dan aan de overzeesche landen. Intusschen had<br />
Rhodes zijn beklag bij het Eng<strong>el</strong>sche Gouvernement gedaan.<br />
Er was kort te voren een algemeene verkiezing in Eng<strong>el</strong>and<br />
geweest, waardoor de Regeering, die thans nog aan het<br />
bewind is in Eng<strong>el</strong>and, op het kussen kwam. Chamberlain
[44<br />
PAUL KRUGER 'S DERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
was natuurlijk dad<strong>el</strong>ijk gereed een ultimatum aan de Republiek<br />
te zenden, onder uitdrukk<strong>el</strong>ijk beding echter, dat, indien er<br />
door het ultimatum een oorlog ontstond, de Kaapkolonie de<br />
heeft van de onkosten zou dragen, Eng<strong>el</strong>and zou bijspringen<br />
met vrijwilligers, en de vrije beschikking over den spoorweg<br />
zou geven.<br />
Tot schande van de Afrikaners, die de<strong>el</strong> uitmaakten van<br />
het Kaapsche ministerie, moet gezegd worden, dat zij hierin<br />
toestemden. De Republiek kreeg dus een ultimatum van<br />
Eng<strong>el</strong>and, en moest natuurlijk toegeven en zich verbinden<br />
de driften niet meer te sluiten.<br />
De meest treffende gebeurtenissen tijdens het derde Presidentschap<br />
was de Jameson-inval, — eene onderneming, waarvan<br />
niet Jameson de verantwoord<strong>el</strong>ijke persoon is geweest; want<br />
al heeft ook Chamberlain bij den inval beweerd, dat hij van<br />
het he<strong>el</strong>e komplot niets afwist, later is toch gebleken dat de<br />
Britsche Regeering, of in <strong>el</strong>k geval de Koloniale Secretaris,<br />
Chamberlain, op de hoogte was van de plannen en intriges<br />
van Rhodes met Jameson's schand<strong>el</strong>ijken inval. Rhodes had<br />
reeds lang het plan opgevat om zich van de Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek op de een of andere manier meester te maken.<br />
Daartoe gebruikte hij zijn g<strong>el</strong>d, zijn invloed en zijne positie<br />
als Eerste Minister van de Kaapkolonie. De „National Union",<br />
waarvan wij vroeger hebben gesproken, werd door hem gesteund<br />
om gedurig de gemoederen te Johannesburg in beweging<br />
te houden, en eind<strong>el</strong>ijk gebruikte hij ze als werktuig<br />
bij de samenzwering tegen den Staat.<br />
Door zijne bemidd<strong>el</strong>ing werden in het geheim wapenen<br />
en ammunitie Johannesburg binnengesmokk<strong>el</strong>d en op de<br />
Simmer and Jack Gold-Mining-Company, waarvan hij de<br />
grootste aande<strong>el</strong>houder was, geborgen. Daar hij echter wist,<br />
dat Johannesburg niet alleen een omwent<strong>el</strong>ing met succes zou<br />
kunnen uitvoeren, moest hij een plan maken om een geschikte<br />
plaats aan de grenzen van de Republiek te verkrijgen, waar<br />
hij een gewapende macht kon samentrekken Voor dit do<strong>el</strong><br />
opende hij onderhand<strong>el</strong>ingen met het Britsche Gouvernement
PAUL KRUGER 'S DERDE PRESIDENTSCHAP. 145<br />
door midd<strong>el</strong> van zijn factotums Rutherford Harris en de Zuid-<br />
Afrikaansche redactrice van de Londensche „Times", Miss Flora<br />
Shaw, om het gebied der Chartered Company zoo uit te breiden,<br />
dat de verlangde strategische punten daarbinnen vi<strong>el</strong>en, en<br />
uit de t<strong>el</strong>egrammen tusschen deze personen gewiss<strong>el</strong>d<br />
blijkt, dat Chamberlain met de gehe<strong>el</strong>e zaak bekend was.<br />
Een der t<strong>el</strong>egrammen van Flora Shaw aan Rhodes eindigde<br />
aldus : „Chamberlain sound in case of interference European<br />
powers, but have special reasons to b<strong>el</strong>ieve wishes you must<br />
do it immediat<strong>el</strong>y." (Vertaling : „Chamberlain zuiver, ingeval<br />
van tusschenkomst Europeesche mogendheden, maar heb<br />
bijzondere redenen te g<strong>el</strong>ooven, dat hij wenscht, dat gij het<br />
dad<strong>el</strong>ijk moet doen.") En verder nog de volgende t<strong>el</strong>egrammen<br />
van Rhodes aan Flora Shaw :<br />
I. Inform Chamberlain that I shall get through all right,<br />
if he supports me, but he must not send cables like he sent<br />
to the High Commissioner in South-Africa. To-day the crux<br />
is : I shall win and South-Africa will b<strong>el</strong>ong to England.<br />
(Vertaling: ,De<strong>el</strong> Chamberlain mee, dat ik de zaak goed<br />
zal klaar krijgen, als hij mij steunt, maar hij moet geen<br />
kab<strong>el</strong>s zenden, zooals hij aan den Hoogen Kommissaris in<br />
Zuid-Afrika gezonden heeft. Thans is het de krisis : „ik zal<br />
winnen en Zuid-Afrika zal Eng<strong>el</strong>and behooren.")<br />
En : „Unless you can make Chamberlain instruct the High<br />
Commissioner to proceed at once to Johannesburg, the whole<br />
position is lost. High Commissioner would receive splendid<br />
reception and still turn position to England's advantage, but<br />
must be instructed by cable immediat<strong>el</strong>y. The instructions<br />
must be specific, as he is weak and will take no responsibility."<br />
(Vertaling : „Als gij niet kunt zorgen dat Chamberlain<br />
den Hoogen Kommissaris g<strong>el</strong>ast om dad<strong>el</strong>ijk naar Johannesburg<br />
te gaan, dan is de gehe<strong>el</strong>e zaak verloren. De Hooge<br />
Kommissaris zou een prachtige ontvangst hebben en de zaken<br />
nog een wending ten gunste van Eng<strong>el</strong>and kunnen geven ;<br />
maar hij moet onmidd<strong>el</strong>lijk per kab<strong>el</strong> opdracht krijgen en<br />
die opdracht moet zeer duid<strong>el</strong>ijk zijn, daar hij zwak is en<br />
geen verantwoord<strong>el</strong>ijkheid op zich zal nemen.)<br />
1 0
146<br />
PAUL KRUGER 'S DERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
Men dient hierbij w<strong>el</strong> in het oog te houden, dat de meest<br />
compromitteerende t<strong>el</strong>egrammen waarschijnlijk zijn achtergehouden,<br />
toen de gehe<strong>el</strong>e wiss<strong>el</strong>ing van t<strong>el</strong>egrammen voor<br />
de zoogenaamde Parlementaire Kommissie van onderzoek in<br />
Eng<strong>el</strong>and moest worden g<strong>el</strong>egd.<br />
Waarom, zou men vragen, werd zoo iets gedaan, terwijl<br />
er toch een onderzoek plaats had om achter de voile waarheid<br />
te komen? Zou men hieruit niet afleiden dat Chamberlain<br />
even schuldig was als Rhodes? Uit bovenstaande gepubliceerde<br />
t<strong>el</strong>egrammen blijkt echter reeds voldoende, dat<br />
Chamberlain in het complot betrokken was.<br />
Toen de zaken zoover waren, dat Rhodes de verlangde<br />
grondstreek van het Britsche Gouvernement verkregen had,<br />
begon hij dad<strong>el</strong>ijk maatreg<strong>el</strong>en te nemen om de „Zuid-<br />
Afrikaansche politie" met paarden en oorlogsmateriaal, op die<br />
plek te verzam<strong>el</strong>en ten einde klaar te wezen, wanneer de<br />
zaken in Johannesburg rijp zouden zijn om een inval van buiten<br />
op de Republiek te doen. Intusschen had Rhodes zich in<br />
verbinding gest<strong>el</strong>d met de leiders van de Nationale Unie, en<br />
zijn broeder, Kolon<strong>el</strong> Rhodes, naar Johannesburg gezonden om<br />
daar met hen samen te werken en hem te vertegenwoordigen,<br />
Kolon<strong>el</strong> Rhodes had volmacht om zoove<strong>el</strong> g<strong>el</strong>d uit<br />
te geven, als hij noodig zou oorde<strong>el</strong>en. Lion<strong>el</strong> Philips, een<br />
van de samenzweerders, was naar Kaapstad gegaan, waarschijnlijk<br />
om de zaken nader met Rhodes z<strong>el</strong>f te reg<strong>el</strong>en.<br />
Vandaar kwam hij terug naar Johannesburg onder voorgeven,<br />
dat hij als Voorzitter het nieuwe gebouw van de Kamer van<br />
Mijnwezen wilde openen. Het gebouw was nog niet eens<br />
he<strong>el</strong>emaal klaar ; dock de opening er van was ook slechts<br />
een voorwends<strong>el</strong> om Lion<strong>el</strong> Philips g<strong>el</strong>egenheid te geven een<br />
politieke toespraak te houden. Tegen het einde van November<br />
had de opening van het gebouw plaats en hi<strong>el</strong>d hij een<br />
heftige redevoering tegen de Regeering van de Republiek.<br />
Nog vroeger waren eenige leden van de Nationale Unie<br />
naar Kaapstad gegaan, om met Cecil Rhodes of te<br />
spreken, hoe men te werk zou gaan. Er was toen bepaald,<br />
dat Jameson naar Johannesburg zou komen om de noodige
PAUL KRUGER'S DERDE PRESIDENTSCHAP. 147<br />
verdere maatreg<strong>el</strong>en met de leiders van de Unie te treffen.<br />
Toen Jameson zich nu tegen het einde van November te<br />
Johannesburg beyond, vroeg hij aan de leiders der Unie hem<br />
een brief te geven, waarin zij een beroep deden op zijn<br />
tusschenkomst, en dien hij later dan kon gebruiken als voorwends<strong>el</strong><br />
voor den inval. Later werd hem dan ook werk<strong>el</strong>ijk<br />
de zoo w<strong>el</strong>bekende brief ter hand gest<strong>el</strong>d, waarin men hem<br />
o.a. medede<strong>el</strong>de, dat er spoedig een botsing tusschen de<br />
Uitlanders en de Regeering zou zijn, en dat men in dat<br />
geval het ergste vreesde voor de vrouwen en kinderen en<br />
de eigendommen in Johannesburg. Deze brief werd geteekend<br />
door Chs. Leonard, Col. F. Rhodes, L. Philips, J. Hays<br />
Hammond en George Farrar. Men had geen datum op den<br />
brief geplaatst, ten einde Jameson in staat te st<strong>el</strong>len dezen<br />
later z<strong>el</strong>f naar g<strong>el</strong>ang van omstandigheden in te vullen.<br />
Intusschen werden de Johannesburgers op alle mog<strong>el</strong>ijke<br />
manieren aangehitst door de Rhodes-pers en de Unie, om<br />
zoodoende kunstmatig een uitbarsting voor te bereiden. Aan<br />
het einde van December 1895 vaardigde Chs. Leonard, als<br />
Voorzitter van de „National Union", een Lang manifest<br />
uit, waarin een reeks beschuldigingen tegen de Regeering<br />
werd uitgebracht. Alles wat maar kon dienen om de gemoederen<br />
tegen de Regeering op te zweepen, werd in dat<br />
manifest aangehaald. Natuurlijk was de stemrecht-kwestie<br />
weer een der voornaamste punten ; terwij1 Lion<strong>el</strong> Philips,<br />
een van de leden van de zoogenaamde „Union," eenigen<br />
tijd vroeger aan zijn vennoot in Londen, een Duitscher, den<br />
even befaamden Beit, die ook tot Rhodes in nauwe betrekking<br />
stond, had geschreven : „We do not care a fig for the<br />
franchise." (Wij geven geen steek om het kiesrecht.)<br />
Juist toen de gisting in Johannesburg op haar hoogst was,<br />
kwam President Kruger te Pretoria terug van zijn gewone<br />
jaarlijksche rondreis door de districten, en bij die g<strong>el</strong>egenheid<br />
gebruikte hij, in antwoord op een adres, dat de burgers<br />
hem aanboden, en waarin zij aandrongen op het straffen der<br />
oproerige <strong>el</strong>ementen, de merkwaardige be<strong>el</strong>dspraak, dat men<br />
de schildpad maar eerst tijd moest geven om haar kop uit
1 48<br />
PAUL KRUGER 'S DERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
te steken. De Eng<strong>el</strong>schen hebben beweerd, dat de President<br />
met die schildpad Jameson bedo<strong>el</strong>de, en dat hij dus wist,<br />
dat deze een inval zou doen. Deze bewering is echter gehe<strong>el</strong><br />
en al ongegrond. Noch President Kruger, noch iemand<br />
anders van de Transvaalsche overheidspersonen hadden toen<br />
ter tijd zoo iets voor mog<strong>el</strong>ijk gehouden en nog ve<strong>el</strong> minder<br />
hadden zij het verwacht.<br />
W<strong>el</strong> werden er, z<strong>el</strong>fs in de Republiek, ve<strong>el</strong> paarden, levensmidd<strong>el</strong>en<br />
en voeder opgekocht, maar de Eng<strong>el</strong>schen beweerden<br />
steeds, dat die inkoopen en de samentrekking van<br />
politie, nabij de Westergrens van de Republiek, moesten dienen<br />
tegen de Kaffers, en w<strong>el</strong> tegen het Kafferhoofd Linchwe.<br />
De Burgers hadden tengevolge van die verklaring zoo<br />
weinig argwaan, dat zij z<strong>el</strong>fs de goederen vervoerden en<br />
brachten naar de halteplaatsen, waarvan Jameson later, op<br />
zijn tocht van Malmanie tot nabij Krugersdorp, ve<strong>el</strong> nut<br />
heeft gehad. Als de President geweten had van Jameson's<br />
voornemen, dan zou men deze, voorwaar, .niet zoo de Republiek<br />
hebben laten binnendringen. Generaal Joubert was<br />
z<strong>el</strong>fs niet te Pretoria, doch in het district Wakkerstroom op<br />
zijn plaats, en kwam eerst een paar dagen voor den inval<br />
te Pretoria terug. De President bedo<strong>el</strong>de met de schildpad<br />
eenvoudig dit, dat de Nationale Unie en haar aanhang<br />
gedurig op de Regeering scholden en dreigden gew<strong>el</strong>d te<br />
zullen gebruiken om herst<strong>el</strong> der grieven te verkrijgen, en<br />
het dus beter zou zijn die Unie haar gang te laten gaan,<br />
tot zij zich had bloot gegeven en zich ze5 schuldig gemaakt,<br />
dat de Regeering de voornaamste leiders, alsmede de eigenlijke<br />
oproermakers, voor hoogverraad kon doen straffen.<br />
Wanneer toen was ingegrepen, hadden zij nog kunnen trachten<br />
hun schuld te loochenen, en dan had men ze w<strong>el</strong>licht<br />
niet voor de gehe<strong>el</strong>e wer<strong>el</strong>d in hun ware gedaante kunnen<br />
toonen.<br />
De toestand in Johannesburg was tegen het einde van<br />
December 1895 van dien aard, dat duizenden de stad verlieten<br />
en een goed heenkomen zochten naar de kustplaatsen,<br />
terwijl de „National Union", die zich toen het „Reform
PAUL I(RUGER'S DERDE PRESIDENTSCHAP. 149<br />
Committee" noemde, vrijwilligers-corpsen oprichtte en aan<br />
dezen wapenen en ammunitie uitde<strong>el</strong>de. Om een botsing<br />
en bloedvergieten te voorkomen, nam de Regeering het<br />
besluit haar politic uit de stad weg te nemen. De Regeering<br />
zag den opstand niet ernstig in, i) omdat de beweging<br />
niet uit het yolk voortkwam, doch van boven of werd aangestookt<br />
door intriganten. Het gehe<strong>el</strong> zou een kluchtig<br />
schouwsp<strong>el</strong> hebben geboden, wanneer de gevolgen niet zoo<br />
ernstig waren geweest. De eenige onder de zoogenaamde<br />
„Reformers", die begreep wat er gedaan moest worden, was<br />
Kolon<strong>el</strong> Rhodes. De anderen waren Toone<strong>el</strong>-oproerlingen.<br />
De President ontving intusschen verschillende Deputaties<br />
uit Johannesburg, uit w<strong>el</strong>ker verklaringen het duid<strong>el</strong>ijk werd,<br />
dat een groot gede<strong>el</strong>te der inwoners niets met het oproer<br />
te maken wilde hebben. Aan een dier Deputaties b<strong>el</strong>oofde<br />
de President, den Uitlanders in zekere grieven tegemoet te<br />
zullen komen en het stemrecht te zullen verleenen aan<br />
alien, die in dezen tijd zich trouwe vrienden der Republiek<br />
toonden. Tevens vaardigde hij een Proclamatie uit, waarin<br />
hij verklaarde overtuigd te zijn, dat de rustverstoorders maar<br />
een gede<strong>el</strong>te van de bevolking van Johannesburg uitmaakten<br />
en waarin hij het vertrouwen uitsprak, dat de ord<strong>el</strong>ievende<br />
inwoners bereid zouden zijn, de Regeering te steunen in het<br />
handhaven van wet en orde. Deze Proclamatie werd den<br />
30sten December 1895 uitgevaardigd. Dienz<strong>el</strong>fden dag kreeg<br />
Generaal Joubert echter een t<strong>el</strong>egram van Mijn-kommissaris<br />
Marais, van Ottoshoop, dat dien morgen om 5.3o een kommando<br />
van 800 man troepen der Chartered Compagny met<br />
Maxims en kanonnen daar waren voorbijgekomen in de<br />
richting van Johannesburg, en dat de t<strong>el</strong>egraafdraad tusschen<br />
t) Men vert<strong>el</strong>t, (ook Nico Hofmeyr in zijn bock „De Afrikaner-Boeren en<br />
de Jameson-inval" heeft dit verhaal opgenomen) dat de President zijn paard<br />
gezad<strong>el</strong>d in den stal en zijn geweer naast zijn bed had staan gedurende den<br />
Jameson-inval. Dit is onwaar. Waar' echter is, dat, toen eenige vrienden<br />
hem hadden aangeraden, Pretoria te verlaten, omdat er gevaar was voor een<br />
aanvtd, Kruger had geantwoord: „Als het zoover komt, neem ik mijn paard<br />
en geweer en ga naar mijn kommando."
1 50 PAUL KRUGER 'S DERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
Malmanie, Zeerust en Lichtenburg verni<strong>el</strong>d was. Generaal<br />
Joubert zond onmidd<strong>el</strong>lijk t<strong>el</strong>egrammen aan de verschillende<br />
Kommandanten en in de eerste plaats aan die van Rustenburg,<br />
Krugersdorp en Potchefstroom, waarin hij hun medede<strong>el</strong>de,<br />
wat hem gerapporteerd was en waarin hij hun<br />
g<strong>el</strong>astte de burgers op te roepen en de invallers te keeren.<br />
Te Johannesburg had de Regeering intusschen een Kommissie<br />
benoemd om de orde te bewaren, en het is w<strong>el</strong> te<br />
danken aan het b<strong>el</strong>eid dier Kommissie, dat er te Johannesburg<br />
geen bloed is vergoten.<br />
De „Hervormers" besloten een Deputatie naar Pretoria te<br />
zenden om een onderhoud met de Regeering te hebben.<br />
De Deputatie werd van regeeringswege ontvangen door<br />
Generaal Kock, lid van den Uitvoerenden Raad, Hoofdrechter<br />
Kotze en Rechter Ameshoff. De Deputatie verlangde, dat<br />
de Regeering Jameson Johannesburg zou laten binnentrekken,<br />
in w<strong>el</strong>k geval zij zich verbond, dat Jameson Johannesburg<br />
weer in vrede zou verlaten en over de grenzen zou teruggaan.<br />
Intusschen had de Hooge Kommissaris zijn verlangen<br />
uitgedrukt om naar Pretoria te komen, teneinde zijn vriendschapp<strong>el</strong>ijke<br />
bemidd<strong>el</strong>ing te kunnen aanwenden om bloedvergieten<br />
te voorkomen. Zijn aanbod werd door de Regeering<br />
aangenomen en de Deputatie kreeg ten antwoord dat, v66r<br />
de aankomst van den Hoogen Kommissaris, de Regeering<br />
geen stappen zou nemen tegen Johannesburg, wanneer zich<br />
de stad inmidd<strong>el</strong>s stil en rustig gedroeg.<br />
Jameson was in dien tusschentijd met de grootste sn<strong>el</strong>heid<br />
voortgetrokken in de richting van Johannesburg. De<br />
Hooge Kommissaris had, vooral op aandringen van Jan<br />
Hofmeyr, een Proclamatie uitgevaardigd, waarin Jameson en<br />
alien die hem vergez<strong>el</strong>den g<strong>el</strong>ast werden, zich over de<br />
grens terug te trekken. (Kort daarna trad Rhodes of als<br />
Eerste Minister van de Kaapkolonie). Deze Proclamatie,<br />
alsmede een brief van Sir Jacobus de Wet, Britsch Agent<br />
te Pretoria, werden aan Jameson overhandigd door een<br />
Transvaalschen Burger, Ben Bouwer. Jameson stoorde zich<br />
er echter niet aan. Sar<strong>el</strong> Eloff, van de Krugerdorpsche politie,
PAUL KRUGER'S DERDE PRESIDENTSCHAP. I51<br />
die hem tegemoet gereden was, om hem te g<strong>el</strong>asten terug<br />
te gaan, werd z<strong>el</strong>fs door hem gevangen genomen. Eerst<br />
op de randen nabij Krugersdorp, stiet Jameson op de Transvaalsche<br />
Burgers, onder de Kommandanten Malan, Potgieter<br />
en Cronje, en richtte terstond het vuur zijner kanonnen op<br />
de st<strong>el</strong>lingen der burgers ; toen zijne troepen echter een<br />
aanval deden op de positie, werden zij met verlies teruggeslagen.<br />
Jameson zag nu, dat hij daar niet kon doorkomen en<br />
zwenkte naar rechts om te trachten de st<strong>el</strong>ling der Boeren<br />
om te trekken. Gedurende den nacht werd hij echter gekeerd<br />
door V<strong>el</strong>dcomet D. Fouche en den volgenden morgen, toen<br />
hij nog verder rechts trok, stuitte hij te Doornkop op een<br />
aantal burgers onder Kommandant Piet Cronje, aan wien hij<br />
zich na een kort gevecht moest overgeven.<br />
Er is beweerd, dat Jameson zich heeft overgegeven op<br />
voorwaarde, dat het leven van hem en de zijnen zou worden<br />
gespaard. Het is waar, dat Kommandant Cronje in een briefje<br />
aan kolon<strong>el</strong> Willoughby, den aanvoerder van Jameson's<br />
bende, verklaard heeft, dat hij hun leven zou sparen, als zij<br />
zich overgaven met alles wat zij hadden, en aan de Zuid-<br />
Afrikaansche Republiek schadevergoeding zouden betalen ;<br />
doch, terwijl Kommandant Cronje nog met Jameson sprak,<br />
kwam Kommandant Malan van Rustenburg er bij, en vroeg<br />
wat er gebeurde, en toen hij de voorwaarden vernam, zeide<br />
hij tot Kommandant Cronje : „Wij kunnen geen voorwaarden<br />
st<strong>el</strong>len, dat moet de Regeering te Pretoria doen." Cronje<br />
stemde toen hiermede in. Kommandant Malan liet toen aan<br />
Dr. Jameson, in het Eng<strong>el</strong>sch, medede<strong>el</strong>en, dat deze w<strong>el</strong><br />
moest verstaan, dan hun leven slechts kon gewaarborgd<br />
worden tot in Pretoria, waar zij aan den Kommandant-<br />
Generaal zouden worden overhandigd. „Wij kunnen geen<br />
definitieve voorwaarden st<strong>el</strong>len op dit oogenblik, dit moet<br />
aan de Regeering worden overg<strong>el</strong>aten," voegde Malan er<br />
aan toe. Hierop boog Jameson en zeide : „Ik neem Uwe<br />
voorwaarden aan." Jameson en de zijnen werden toen eerst<br />
ontwapend en naar Pretoria gebracht.<br />
Intusschen was ook de Hooge Kommissaris in de Trans-
152 PAUL KRUGER'S DERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
vaalsche residentie aangekomen en had spoedig een onderhoud<br />
met den Staats-President en zijne Staatslieden. Na<br />
zijn spijt over het gebeurde te hebben uitgesproken, begon<br />
hij echter onmidd<strong>el</strong>lijk over de grieven der Uitlanders en<br />
over vereischte hervormingen. Kruger vi<strong>el</strong> hem toen direct<br />
in de rede en wees er hem op, dat het nu niet de tijd was<br />
om over zulke zaken te spreken en dat het eenige, waarover<br />
men spreken kon, was, w<strong>el</strong>ke maatreg<strong>el</strong>en er genomen<br />
moesten worden om verder bloedvergieten te voorkomen,<br />
en om Johannesburg de wapenen te doen afleggen. i) „Op<br />
w<strong>el</strong>ke voorwaarde moet die overgave geschieden ?" vroeg de<br />
Hooge Kommissaris, en Kruger antwoordde : „Onvoorwaard<strong>el</strong>ijk,"<br />
en toen de Hooge Kommissaris nog aarz<strong>el</strong>de en<br />
bezwaar maakte tegen den eisch van den President, voegde<br />
deze er bij, dat hij Johannesburg 24 uren tijd gaf,<br />
om zich onvoorwaard<strong>el</strong>ijk te onderwerpen, anders zou hij de<br />
stad er toe dwingen, desnoods met gew<strong>el</strong>d. Sir Hercules<br />
kon nets gedaan krijgen. De President bleef onverbidd<strong>el</strong>ijk,<br />
en zoo eindigde deze samenkomst. De Burgers en hunne<br />
Kommandanten verkeerden in een zeer opgewonden toestand.<br />
Men kan begrijpen van menschen, die zoov<strong>el</strong>e jaren getergd<br />
en geplaagd waren door de „National Union", dat zij niet<br />
in een stemming waren om Jameson en de oproermakers<br />
van Johannesburg ongestraft te laten loopen. Als bewijs van<br />
deze stemming kan het volgende voorval dienen : Een Kommandant<br />
met ongeveer 400 Burgers, die op weg waren om<br />
Jameson te keeren (deze had zich toen nog niet overgegeven),<br />
kwamen door Pretoria, en maakten van die g<strong>el</strong>egenheid<br />
gebruik om den President een bezoek te brengen voor zijn<br />
huis en hem te groeten. Kruger kwam naar buiten om den<br />
x) Sir Hercules had op zijn vraag, of hij kon komen, om te h<strong>el</strong>pen de<br />
Jameson-kwestie op vreedzame wijze te reg<strong>el</strong>en, ten antwoord gekregen „Ja,<br />
kom, gij kunt misschien bloedvergieten verhinderen." Hij had gedacht, dat<br />
hij misschien iets doen kon om het doodschieten der opstand<strong>el</strong>ingen te<br />
voorkomen; toen hij echter hoorde, dat hij de Johannesburgers mock aanraden<br />
zich over te geven om :too bloedvergieten te verhinderen, was hij<br />
met zijn task niet zeer ingenomen.
PAUL KRUGER 'S DERDE PRESIDENTSCHAP. 153<br />
groet van de Burgers te beantwoorden. De Kommandant<br />
richtte toen het woord tot hem en zeide : „President, wij<br />
zijn hier gekomen om U te groeten, en U tevens mede te<br />
de<strong>el</strong>en, dat wij vast besloten zijn, als wij Jameson gevangen<br />
genomen hebben, onmidd<strong>el</strong>lijk naar Johannesburg te trekken,<br />
om dit nest met de oproermakers plat te schieten. Zij hebben<br />
ons nu al lang genoeg getergd."<br />
De President antwoordde : „Neen, broeder, gij moet zoo niet<br />
spreken. Bedenk dat er duizende onschuldigen en getrouwen<br />
in Johannesburg zijn, en dat de anderen voor het grootste gede<strong>el</strong>te<br />
misleid zijn geworden. Wij moeten niet wraakzuchtig<br />
zijn ; want wat zouden de gevolgen zijn van zulk een daad ?"<br />
De Kommandant echter verklaarde : „Neen, President, gij<br />
spreekt te vergeefs. Wat baat lankmoedigheid ? Juist omdat<br />
wij de oproermakers al te lang met lankmoedigheid hebben<br />
behand<strong>el</strong>d, zijn zij nu zoo ver gegaan. Mijn Burgers en ik<br />
zijn vast besloten, nu voor goed een einde te maken aan<br />
die oproermakers".<br />
De President werd daarop driftig of deed zich voor of hij<br />
het was en zeide : „W<strong>el</strong>, als gij dan niet naar mij wilt<br />
luisteren, zet mij dan maar of als Staats-President, en regeert<br />
gij dan het land maar volgens Uwe zienswijze."<br />
De Kommandant bedaarde nu en sprak : „Neen, President,<br />
zoo bedo<strong>el</strong>de ik het niet; wij willen naar U luisteren, maar<br />
wij worden vrees<strong>el</strong>ijk getergd."<br />
De President antwoordde toen ook kalmer : „Nu, als gij<br />
naar mij wilt luisteren, doet dan wat ik u zeg en laat de<br />
rest aan mij over."<br />
In de Uitvoerende Raadszitting, waar over het lot van<br />
Jameson en de zijnen zou worden beslist en waarbij ook de<br />
Kommandanten tegenwoordig waren, had de President een<br />
zeer harden strijd te voeren. Hij had het plan — dat reeds<br />
door den Uitvoerenden Raad was goedgekeurd om Jameson<br />
en de zijnen aan het Eng<strong>el</strong>sche Gouvernement uit te leveren,<br />
ten einde hen door dat Gouvernement, volgens hun eigen<br />
wetten, te doen straffen voor hun euv<strong>el</strong>daad. Hiervan wilden<br />
de Kommandanten echter niets weten en eerst, nadat ook
154<br />
PAUL KRUGER 'S DERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
de Heeren Fischer en Kleijnv<strong>el</strong>d (respectiev<strong>el</strong>ijk lid van den<br />
Uitvoerenden Raad en lid van den Volksraad van den<br />
Oranje-Vrijstaat, die naar Pretoria gekomen waren om te<br />
zien of hun Staat, ingevolge de Potchefstroom-conventie,<br />
hulp zou moeten verleenen) hun aangeraden hadden, naar<br />
den President te luisteren, g<strong>el</strong>ukte het Kruger zijn plan te<br />
doen goedkeuren en de toestemming der Kommandanten te<br />
erlangen om de zaak in handen der Regeering te laten.<br />
Toen de Hooge Kommissaris gedurende de samensprekingen<br />
zag, dat de President bleef staan op onvoorwaard<strong>el</strong>ijke overgave<br />
van Johannesburg, binnen 24 uur, liet hij door Sir<br />
Jacobus de Wet, den Britschen Agent, het Reform-Comite<br />
t<strong>el</strong>egrafisch medede<strong>el</strong>ing doen van dezen eisch. Dat de<br />
Johannesburgsche opstand<strong>el</strong>ingen er met den grootsten spoed<br />
aan voldeden, behoeft eigenlijk niet gezegd te worden ; want<br />
behalve Kolon<strong>el</strong> Rhodes, en misschien een of twee anderen,<br />
was er niemand onder de samenzweerders, die niet direct<br />
op den loop zou zijn gegaan, zoodra het eerste geweerschot<br />
op hen zou zijn g<strong>el</strong>ost. Zij hadden slechts een opstand<br />
uitg<strong>el</strong>okt en bewerkt, in de hoop, dat Eng<strong>el</strong>and voor hen<br />
de kastanjes uit het vuur zou halen. Z<strong>el</strong>f hun leven in<br />
gevaar te brengen voor een zaak, waarvan kort te voren<br />
een hunner voornaamste leiders — Lion<strong>el</strong> Philips — gezegd<br />
had : „geen rooden duit te willen geven," daaraan dachten<br />
zij niet. De Regeering had intusschen aan den Hoogen<br />
Kommissaris medegede<strong>el</strong>d, dat zij van plan was, Jameson<br />
en de zijnen aan de Eng<strong>el</strong>sche Regeering uit te leveren om<br />
door haar voor den Hoofdrechter van Eng<strong>el</strong>and gebracht te<br />
worden. Chamberlain zond hierop een t<strong>el</strong>egram aan den<br />
President, waarin hij dezen, namens Hare Majesteit, dank<br />
bracht voor zijn „grootmoedige daad." Hoe diep die dankbaarheid<br />
zat, en hoe Eng<strong>el</strong>and Krugers grootmoedigheid<br />
b<strong>el</strong>oond heeft, hebben de latere gebeurtenissen bewezen. 1)<br />
x) Het zij Kier vastgest<strong>el</strong>d, dat Kruger niet, zooals meermalen voorgegeven<br />
is, bij hei bekend-worden van Jamesons inval, de bescherming van bevriende<br />
mogendheden heeft ingeroepen. De Duitsche keizer heeft nit volkomen<br />
eigen aandrang zijn t<strong>el</strong>egram van g<strong>el</strong>ukwensch gezonden.
PAUL KRUGER 'S DERDE PRESIDENTSCHAP. 153<br />
Johannesburg gaf intusschen zijne wapenen over, doch<br />
ve<strong>el</strong> minder dan men gedacht had, dat er waren.<br />
Slechts ongeveer i800 geweren en drie beschadigde Maxims<br />
kwamen in.<br />
Jameson en de zijnen werden kort daarop uitg<strong>el</strong>everd aan<br />
den Gouverneur van Natal, die hen naar Eng<strong>el</strong>and zond. De<br />
troepen werden direct door de Eng<strong>el</strong>sche Regeering in vrijheid<br />
gest<strong>el</strong>d. Jameson en een paar van de aanvoerders werden tot<br />
een korten tijd gevangenisstraf veroorde<strong>el</strong>d, doch v66r hun<br />
tijd verstreken was, werden zij losg<strong>el</strong>aten.<br />
Op den 9der' Januari werden de Hervormers, hetzij in hun<br />
huizen, hetzij in de „clubs" in hechtenis genomen en naar<br />
Pretoria gebracht.<br />
De President vaardigde daama, den IOden Januari, eene<br />
Proclamatie uit aan de inwoners van Johannesburg, waarin<br />
hij herhaalde, dat hij slechts een klein aantal listige mannen<br />
binnen en buiten Johannesburg voor de samenzwering, waardoor<br />
zij verschrikk<strong>el</strong>ijk ve<strong>el</strong> onheil hadden kunnen aanrichten,<br />
aansprak<strong>el</strong>ijk hi<strong>el</strong>d. Verder b<strong>el</strong>oofde hij Johannesburg een<br />
Municipaliteit, en hij eindigde met een beroep op de ingezetenen<br />
om het der Regeering mog<strong>el</strong>ijk te maken voor<br />
den Volksraad te verschijnen met de leuze „vergeten en<br />
vergeven".<br />
Wij vinden het niet noodig hier in bijzonderheden te treden<br />
over het proces tegen de samenzweerders.<br />
Ten einde de aanklacht tegen de Hervormers voor een<br />
rechter te brengen, die gehe<strong>el</strong> buiten de kwestie stond en<br />
niet, zooals de Transvaalsche rechters de Regeering in de<br />
dagen van den inval had ter zijde gestaan, vroeg en verkreeg<br />
het gouvernement de hulp van Rechter Gregorowski<br />
van den Oranje-Vrijstaat.<br />
De meesten hunner kwamen er of met gevangenisstraf of<br />
boeten ; slechts de vier hoofdleiders : Lion<strong>el</strong> Philips, Kolon<strong>el</strong><br />
Rhodes, George Farrar en J. H. Hammond werden ter dood<br />
veroorde<strong>el</strong>d ; doch ook dit vonnis werd door den Uitvoerenden<br />
Raad veranderd in een boete van £ 25.000 ieder. En zoo<br />
eindigde het eerste bedrijf van het drama, waarvan het laatste
1 56 PAUL KRUGER'S DERDE PRESIDENTSCHAP;<br />
bedrijf thans is afgespe<strong>el</strong>d op de met bloed gedrenkte v<strong>el</strong>den<br />
van Zuid-Afrika.<br />
Voor wij dit hoofdstuk sluiten, willen wij nog m<strong>el</strong>ding<br />
maken van de groote ramp, die Johannesburg den i9den<br />
Februari 1896 getroffen heeft, door de ontploffing van een<br />
aantal met dynamiet b<strong>el</strong>aden spoorwagens, waardoor een<br />
gede<strong>el</strong>te van Fordsburg en een gede<strong>el</strong>te van Braamfontein<br />
verni<strong>el</strong>d, een groot aantal menschen gedood en gewond, en<br />
honderden van hun dak beroofd werden. De Uitlanders toonden<br />
bij deze g<strong>el</strong>egenheid hun sympathie met de slachtoffers, door<br />
in een paar dagen ongeveer 70.000 bij <strong>el</strong>kaar te brengen,<br />
terwijl de Regeering nog 25.000.— gaf. De President<br />
reisde zonder verzuim naar Johannesburg en bezocht de<br />
gewonden in het Hospitaal, waar hij de hulp, door de Uitlanders<br />
in deze treurige omstandigheden verleend, prees en<br />
verklaarde, dat zij zijn hart goed deed. Hij herinnerde hun<br />
hierbij aan het woord des Heilands : „Zalig zijn de barmhartigen,<br />
want hunlieden zal barmhartigheid geschieden."<br />
De aanslag op de onafhank<strong>el</strong>ijkheid van de Republiek was<br />
dus mislukt, doch nu zou Minister Chamberlain aan het werk<br />
gaan om te zien, of hij niet meer succes zou hebben. Door<br />
zijn toedoen zou „Jameson's inval" vervangen worden door<br />
een reusachtigen „Britschen inval". Eerst begon hij den<br />
President uit te noodigen naar Eng<strong>el</strong>and te komen, om daar<br />
de Transvaalsche aang<strong>el</strong>egenheden met hem te bespreken ;<br />
hoew<strong>el</strong> hij echter vooropst<strong>el</strong>de, dat hij niet geneigd zou<br />
bevonden worden am art. 4 van de Londensche Conventie,<br />
het eenige art. waardoor de buitenlandsche politiek der<br />
Republiek nog eenigszins aan banden was g<strong>el</strong>egd, te behand<strong>el</strong>en.<br />
Te oorde<strong>el</strong>en naar deze uitnoodiging van Chamberlain zou<br />
men werk<strong>el</strong>ijk denken dat de Republiek en niet Eng<strong>el</strong>and<br />
iets goed had te maken. Terz<strong>el</strong>fder tijd zond Chamberlain<br />
een andere depeche, waarin hij onder meer voorst<strong>el</strong>de aan<br />
Johannesburg een soort van „Home Rule" te geven. Als<br />
men nu bedenkt, dat juist de Home Rule-kwestie voor Ierland<br />
de oorzaak was, dat de Heer Chamberlain zich van de partij
PAUL KRUGER'S DERDE PRESIDENTSCHAP. 157<br />
van Gladstone afscheidde, en van Radicaal Jingo werd, dan<br />
staat men verbaasd over de onbeschaamdheid om zulk een<br />
voorst<strong>el</strong> aan den President te durven doen en dat nog w<strong>el</strong><br />
onder de toenmalige omstandigheden. De Transvaalsche<br />
Regeering ontving eerst slechts een kort uittreks<strong>el</strong> uit deze<br />
depeche, bevattende de voornaamste punten ; terwijl de heer<br />
Chamberlain terz<strong>el</strong>fder tijd de volledige depeche in de „London<br />
Gazette" openbaar maakte. De Regeering te Pretoria antwoordde,<br />
dat zij het ongewenscht en onraadzaam achtte,<br />
vooraf openbaarheid te verleenen aan de raadgevingen, die het<br />
Britsche Gouvernement noodig achtte tot de Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek te richten, en dat de Republiek bovendien geen<br />
inmenging in de binnenlandsche aang<strong>el</strong>egenheden van den<br />
Staat kon to<strong>el</strong>aten.<br />
Dit antwoord werd nu ook onmidd<strong>el</strong>lijk in de Staatscourant<br />
der Zuid-Afrikaansche Republiek gepubliceerd.<br />
Kort na ontvangst van deze depeche zond Chamberlain<br />
een t<strong>el</strong>egram, waarin hij verklaarde, dat, nu zijn voorst<strong>el</strong><br />
niet goed scheen te zijn opgenomen, hij het zou terugnemen.<br />
Hierop zette de President t<strong>el</strong>egrafisch de voorwaarden uiteen,<br />
waarop hij bereid zou zijn, naar Eng<strong>el</strong>and te komen.<br />
De voornaamste was : vervanging van de Londonsche Conventie<br />
door een tractaat van vrede, hand<strong>el</strong> en vriendschap.<br />
Hierop wilde Chamberlain echter niet ingaan. Hij sprak steeds<br />
van erkende grieven, die weggenomen moesten worden, daar<br />
dit voor Eng<strong>el</strong>and, als de opperste macht in Zuid-Afrika,<br />
van het grootste b<strong>el</strong>ang was, en verklaarde verder dat al<br />
werd ook de Conventie van Londen vervangen, art. 4 van<br />
genoemde Conventie in <strong>el</strong>k geval in de nieuwe overeenkomst<br />
zou moeten worden opgenomen. Wat zou het onder dit<br />
beding gebaat hebben naar Londen te gaan ? En wat zou<br />
de vervanging der Conventie hebben gegeven, als het eenige<br />
artik<strong>el</strong>, waardoor de onaf hank<strong>el</strong>ijkheid der Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek nog eenigszins beperkt werd, toch zou blijven ? Toen<br />
Chamberlain nu zag, dat hij den President niet naar Eng<strong>el</strong>and<br />
kon krijgen, zonder dezen eenige waarborg te geven, dat de<br />
reis niet nutt<strong>el</strong>oos zou zijn, trok hij zijne uitnoodiging terug.
158 PAUL KRUGER'S DERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
Intusschen was het de Regeering duid<strong>el</strong>ijk geworden, dat<br />
zij zich moest voorbereiden op mog<strong>el</strong>ijke gebeurtenissen en<br />
dientengevolge werd er een begin gemaakt met het aankoopen<br />
van ammunitie, geweren en kanonnen. Dit was te<br />
meer noodzak<strong>el</strong>ijk, omdat met den inval van Jameson de<br />
Republiek zoo goed als weerloos was gebleken. De Burgers<br />
hadden toen alleen de ouderwetsche Martini-Henri-geweren<br />
gehad en een groot getal Burgers was z<strong>el</strong>fs gehe<strong>el</strong> zonder<br />
geweer geweest. Het was gebleken, dat er niet voldoende<br />
ammunitie was om 14 dagen lang oorlog te voeren. Er<br />
moesten dus maatreg<strong>el</strong>en worden getroffen om de Burgers<br />
tegen <strong>el</strong>ken rooversinval te wapenen. Er werden echter<br />
niet meer geweren best<strong>el</strong>d dan er volgens de Wet noodig<br />
waren — en deze bepaalde dat <strong>el</strong>ke Burger een geweer<br />
moest hebben. Er werden nog grootere hoeve<strong>el</strong>heden kanonnen,<br />
geweren en ammunitie best<strong>el</strong>d, toen het onderzoek<br />
van de zoogenaamde Zuid-Afrikaansche Parlementaire Kommissie<br />
te Londen was afg<strong>el</strong>oopen ; bij dit onderzoek toch<br />
waren er dingen aan het licht gekomen, die duid<strong>el</strong>ijk toonden,<br />
dat Chamberlain niet zoo onschuldig was aan den inval,<br />
als hij voorgaf. Uit de reeds meegede<strong>el</strong>de t<strong>el</strong>egrammen bleek<br />
dit, doch meer nog uit de andere t<strong>el</strong>egrammen, die opzett<strong>el</strong>ijk<br />
werden achtergehouden. Bovendien verklaarde Chamberlain<br />
in het Lagerhuis, kort na het onderzoek, dat Rhodes<br />
een eerlijk en fatsoenlijk man was, en dat er niets was gebeurd,<br />
dat zijn persoonlijk karakter zou kunnen bevlekken.<br />
Men kon uit deze verklaring geen andere gevolgtrekking<br />
maken dan deze, dat Chamberlain de medeplichtige was van<br />
Rhodes, en dat hij Rhodes nu openlijk verdedigde, omdat<br />
hij anders bang was, dat deze misschien dingen zou zeggen,<br />
die voor hem (Chamberlain) alles behalve aangenaam zouden<br />
zijn. Dit tenminste was de opvatting van de zaak in de<br />
Republiek, en in deze opvatting werd zij nog versterkt door<br />
het feit, dat Dr. Jameson, uit de gevangenis wegens ziekte<br />
ontslagen, onmidd<strong>el</strong>lijk daarna weer gezond was. Kan men<br />
het nu de Regeering der Zuid-Afrikaansche Republiek kwalijk<br />
nemen, dat zij zich wapende om niet zonder slag of
PAUL ICRUGER'S DERDE PRESIDENTSCHAP. 159<br />
stoot de prooi van Eng<strong>el</strong>and te worden ? Ja, nog sterker ;<br />
was het niet haar plicht te zorgen, dat het land in staat<br />
van verdediging werd gebracht ? En toch is van dit feit<br />
voortdurend door Eng<strong>el</strong>sche Ministers en de Eng<strong>el</strong>sche pers<br />
den President een verwijt gemaakt. Later z<strong>el</strong>fs hebben zij<br />
het aangehaald om hun onrechtvaardigen oorlog te rechtvaardigen.<br />
Kort na de uitspraak van de Zuid-Afrikaansche Kommissie<br />
van onderzoek begon Chamberlain met het schrijven zijner<br />
onafgebroken reeks depeches, die aanhi<strong>el</strong>den tot het uitbreken<br />
van den tegenwoordigen oorlog, en waarmee hij geen<br />
ander do<strong>el</strong> had, dan het Eng<strong>el</strong>sche yolk tegen de Republiek<br />
te verbitteren en het wijs te maken, dat de Republiek<br />
voortdurend tegen Eng<strong>el</strong>and zondigde, en st<strong>el</strong>s<strong>el</strong>matig de<br />
Londensche Conventie verbrak. Zoo zond hij in het begin<br />
van 1897 een depeche, waarin hij betoogde, dat de Repu-<br />
Mick de Londensche Conventie had geschonden door de volgende<br />
hand<strong>el</strong>ingen :<br />
Door het toetreden tot de Conventie van Geneve,<br />
door de Perswet,<br />
door de Wet op de immigratie van ongewenschte inkom<strong>el</strong>ingen,<br />
door de Wet op het uitzetten van oproerige vreemd<strong>el</strong>ingen,<br />
door het sluiten van een uitleveringstractaat met Portugal, enz.<br />
Hij grondde zijne beweringen vooral op het meergenoemd<br />
art. 4 der Conventie, dat bepaalde, dat geen tractaat<br />
in werking zou treden, wanneer de Britsche Regeering het<br />
niet had goedgekeurd, en dat de Britsche Regeering zes<br />
maanden tijd moest hebben om haar eventue<strong>el</strong>e weigering<br />
der goedkeuring mee te de<strong>el</strong>en.<br />
Chamberlain beweerde nu, dat de bedo<strong>el</strong>ing van dit artik<strong>el</strong><br />
was, dat, zoodra een tractaat was ontworpen, — dus nog<br />
v66r dat het afgesloten was — het aan Harer Majesteits<br />
Regeering moest worden gezonden ; terwijl de Regeering der<br />
Zuid-Afrikaansche Republiek staande hi<strong>el</strong>d, dat zulks eerst<br />
moet geschieden, nadat het was afgehand<strong>el</strong>d. Zij bouwde<br />
hare contentie op de woorden in het artik<strong>el</strong>: „Upon its
i6o PAUL KRUGER'S DERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
completion." 1) In haar antwoord deed de Regeering dan ook<br />
uitkomen, dat zij het niet eens was met de zienswijze van<br />
den heer Chamberlain ; zij verklaarde zich echter bereid het<br />
geschil aan een onpartijdig scheidsgerecht te onderwerpen.<br />
Hierop antwoordde Chamberlain, dat Eng<strong>el</strong>and de Suzerein<br />
was der Zuid-Afrikaansche Republiek, en daarom niet met<br />
deze voor een scheidsgerecht kon verschijnen. Dat dit antwoord<br />
van den heer Chamberlain de Regeering der Republiek<br />
ten zeerste ergerde, behoeft niet gezegd te worden.<br />
De Suzereiniteit was juist een der voornaamste punten, die<br />
de Regeering der Zuid-Afrikaansche Republiek in 1883<br />
bewogen had een nieuwe Conventie te verkrijgen, en<br />
het had dan ook bij ieder vastgestaan, dat de Suzereiniteit<br />
sedert de Conventie van 1884 was opgeheven.<br />
Z<strong>el</strong>fs Sir Hercules Robinson, een der opst<strong>el</strong>lers van de<br />
Conventie van 1884, had in een onderhoud met een<br />
vertegenwoordiger van een nieuwsblad, met Dr. Harris van<br />
de „Saturday Review", verklaard, dat er geen twijf<strong>el</strong> aan<br />
kon bestaan, dat de Suzereiniteit was opgeheven door de<br />
Conventie van 1884. In zijn terecht zeer geprezen en bekwaam<br />
antwoord van 16 April 1898, heeft Dr. Leyds dan ook op<br />
onwederlegbare wijze aangetoond, dat de Suzereiniteit vervallen<br />
was. Hij kon zich hierbij beroepen op een depeche<br />
van Lord Derby van den 15en Februari 1884, waarbij deze<br />
aan de Deputatie het concept eener „nieuwe" Conventie<br />
zond, die de Conventie van Pretoria zou vervangen. In dit<br />
concept was op de eerste bladzijde afgedrukt de inleiding<br />
der Conventie van 1881 en daaronder die der Conventie van<br />
Dit artik<strong>el</strong> IV luidt : Dc Zuid-Afrikaansche Republiek zal geen verdrag of<br />
verbintenis aangaan met eenigen Staat of natie, behalve den Oranje-Vrijstaat,<br />
noch met eenigen inboorlingenstam ten Oosten of ten Westen van de Republiek,<br />
v66rdat het zal zijn goedgekeurd door H. M. de Koningin.<br />
Doze goedkeuring zai geacht worden verleend te zijn als H. M's Regeering<br />
niet binnen zes maanden na de ontvangst van een afschrift van<br />
zoodanig verdrag (dat haar zal moeten worden overhandigd terstond na de<br />
voltooiing ervan) zal hebben te kennen gegeven, dat de sluiting van zoodanig<br />
verdrag strijdig is met de b<strong>el</strong>angen van Groot-Brittanje of van een van<br />
H. M's bezittingen in Zuid-Afrika.
PAUL KRUGER' S DERDE PRESIDENTSCHAP. 16 I<br />
1884. Verder stond er bij : „de woorden en paragrafen tusschen<br />
haken geplaatst of cursief gedrukt, worden voorgest<strong>el</strong>d<br />
te worden opgenomen, die binnen een zwarte lijn, worden<br />
voorgest<strong>el</strong>d te worden uitg<strong>el</strong>aten" (in de nieuwe Conventie).<br />
En nu stond de inleiding van de Conventie van 1881 binnen<br />
een zwarte lijn ; terwijI de woorden „onderworpen aan de<br />
Suzereiniteit van Hare Majesteit, hare erfgenamen en hare<br />
opvolgers" door Lord Derby waren doorgehaald. Het was<br />
vooral van b<strong>el</strong>ang te bewijzen, dat de inleiding der Conventie<br />
van i881, waarin alleen van Suzereiniteit wordt gesproken,<br />
vervallen was ; want Chamberlain beweerde, dat die inleiding<br />
nog bestond en nog van kracht was. Doch z<strong>el</strong>fs afgezien<br />
van het feit, dat de inleiding binnen een zwarte lijn en dus<br />
vervallen was, zouden er, indien Chamberlains contentie juist<br />
ware geweest, twee inleidingen hebben bestaan, die met<br />
<strong>el</strong>kander in strijd zouden zijn geweest en die beide voorreden<br />
zouden hebben gevormd van een Conventie. Dit zou al te dwaas<br />
zijn geweest. leder red<strong>el</strong>ijk mensch zou nu verwacht hebben,<br />
dat Chamberlain zou inzien, dat hij verkeerd was geweest ;<br />
doch neen, hij bleef volhouden dat de Suzereiniteit nog<br />
bestond. Men zal moeten toestemmen, dat verder redeneeren<br />
op deze wijze niet kon baten. Het was dan ook alleen toe<br />
te schrijven aan de w<strong>el</strong>bekende Eng<strong>el</strong>sche brutaliteit, waar<br />
het een kleine Mogendheid g<strong>el</strong>dt, dat Chamberlain zijn ongerijmde<br />
redeneering volhi<strong>el</strong>d.<br />
De correspondentie tusschen de Regeering en Chamberlain<br />
vi<strong>el</strong> samen met twee b<strong>el</strong>angrijke gebeurtenissen in de<br />
politiek der Zuid-Afrikaansche Republiek. De eerste was de<br />
aanst<strong>el</strong>ling van de zoogenaamde Industrie<strong>el</strong>e Kommissie en<br />
de tweede : de botsing tusschen de Rechterlijke en de Wetgevende<br />
macht.<br />
De Industrie<strong>el</strong>e Kommissie werd benoemd om een onderzoek<br />
in te st<strong>el</strong>len naar de klachten van de mijnindustrie.<br />
Dat zekere lasten te zwaar op die Industrie drukten en verminderd<br />
konden worden, is buiten twijf<strong>el</strong> en blijkt dan ook<br />
uit het rapport dier Kommissie ; doch de voornaamste oor-<br />
II
162 PAUL KRUGER 'S DERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
zaak, dat sommige mijnen geen winsten afwierpen en andere<br />
niet zulke groote winsten als de aande<strong>el</strong>houders w<strong>el</strong> wenschten,<br />
was de overkapitalisatie der mijnen, het floteeren van<br />
maatschappijen op waard<strong>el</strong>oozen grond, de reconstructie van<br />
maatschappijen, waaruit grof voorde<strong>el</strong> door de financie<strong>el</strong>e<br />
huizen werd gemaakt, en ten slotte de speculatiegeest,<br />
waardoor de aande<strong>el</strong>en zoo hoog stegen, dat de houders er<br />
onmog<strong>el</strong>ijk nog hooger dividenden van konden trekken. En<br />
zooals licht te begrijpen is, was het publiek in de macht en<br />
het slachtoffer der g<strong>el</strong>dmagnaten, die naar willekeur de aande<strong>el</strong>en<br />
konden doen dalen of stijgen.<br />
De Kommissie, die te Johannesburg zat en een grout<br />
aantal getuigen hoorde, st<strong>el</strong>de in haar rapport een aantal<br />
aanbev<strong>el</strong>ingen op om de industrie tegemoet te komen. De<br />
voornaamste aanbev<strong>el</strong>ingen waren :<br />
I. Vermindering van de invoerrechten op levensmidd<strong>el</strong>en.<br />
II. Treffen van een overeenkomst met andere Staten van<br />
Zuid-Afrika voor het gemakk<strong>el</strong>ijker verkrijgen en goedkooper<br />
vervoeren van gekleurde arbeiders voor de mijnen.<br />
III. Benoeming van een Kommissie om te onderzoeken of<br />
het mog<strong>el</strong>ijk zou zijn het dynamiet-monopolie op te heffen.<br />
Hangende dit onderzoek zou de Regeering z<strong>el</strong>f dynamiet<br />
invoeren en dat aan de mijnen verkoopen tegen kostprijs<br />
plus 20 shillings invoerrechten.<br />
IV. Een vermindering van de spoorweg-tarieven, g<strong>el</strong>ijk<br />
staande met 500,000 pd.st. van de bruto winsten der<br />
Maatschappij.<br />
Er waren nog eenige andere punten, doch deze zijn de<br />
voornaamste.<br />
De Regeering legde dit rapport ter behand<strong>el</strong>ing aan den<br />
Volksraad voor en dit Lichaam benoemde eene Kommissie<br />
om het na te gaan en aanbev<strong>el</strong>ingen daaromtrent te doen.<br />
Over het rapport, dat deze Kommissie uitbracht, werden<br />
lange debatten in den Volksraad gevoerd. En ten slotte<br />
besloot men, dat de spoorweg-maatschappij haar tarief moest<br />
verlagen, totdat een vermindering van 200,000 pd.st. op<br />
hare inkomsten was verkregen en dat de Regeering een
PAUL KRUGER' S DERDE PRESIDENTSCHAP. 163<br />
midd<strong>el</strong> moest trachten te vinden om het dynamiet goedkooper<br />
aan de mijnen te doen leveren. De Regeering slaagde<br />
er in de spoorweg-tarieven, vooral voor steenkool en levensbehoeften,<br />
te doen verlagen en het dynamiet 5 shilling per<br />
kist goedkooper aan de mijnen te verschaffen. Verder werd<br />
een overeenkomst gesloten met Portugal, waardoor een<br />
groote toevoer van Kafferarbeiders van het Portugeesch gebied<br />
werd verkregen.<br />
Toch heeft Chamberlain later de Regeering beschuldigd,<br />
geen acht te hebben geslagen op de wenken van haar eigen<br />
Industrie<strong>el</strong>e Kommissie.<br />
Bij de tweede b<strong>el</strong>angrijke gebeurtenis, die wij genoemd hebben,<br />
de strijd tusschen de Rechterlijke en de Regeerende macht,<br />
stonden de Regeering en de Volksraad aan de eene en een de<strong>el</strong><br />
van het Hooge Gerechtshof aan de andere zijde. De kwestie<br />
was de volgende : Het was een algemeen aangenomen begins<strong>el</strong>,<br />
dat een Volksraadsbesluit kracht van wet had, z<strong>el</strong>fs<br />
al was zulk een besluit niet in volkomen overeenstemming<br />
met de bepalingen der Grondwet. Het Hooge Gerechtshof<br />
zeff, en voornam<strong>el</strong>ijk Hoofdrechter Kotze, had reeds vroeger,<br />
en w<strong>el</strong> in de „Doms"-zaak, dit begins<strong>el</strong> erkend. Thans, in<br />
het onderhavige Brown-geval, was het van een andere meening.<br />
Er waren zekere goudplaatsen in het district Krugersdorp<br />
geproclameerd en duizenden kwamen daarheen om op den<br />
dag, dat de Proclamatie in werking zou treden de eerste te<br />
zijn om de claims of te pennen. De Regeering had .echter<br />
vernomen, dat er op dien dag waarschijnlijk groote ongereg<strong>el</strong>dheden<br />
zouden plaats hebben, en daar zij aan Eng<strong>el</strong>and<br />
geen aanleiding wou geven om ook hieruit weer een kwestie<br />
te maken, besloot zij den Volksraad te verzoeken, een besluit<br />
te nemen, dat de claims op de geproclameerde plaatsen<br />
niet zouden worden afgepend overeenkomstig de goudwet,<br />
doch uitg<strong>el</strong>oot, waardoor ieder g<strong>el</strong>ijke kans zou krijgen en<br />
ongereg<strong>el</strong>dheden zouden worden voorkomen. Een zekere<br />
Brown stoorde zich echter niet aan het Volksraadsbesluit ;<br />
doch pende op den dag, dat de Proclamatie (die teruggetrokken<br />
was) van kracht zou zijn geworden, een groot aan-
164 PAUL KRUGER'S DERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
tal claims of en bood zijn licentie-g<strong>el</strong>den aan, die echter<br />
geweigerd werden. Toen de kwestie nu door Brown voor<br />
het Hooge Gerechtshof werd gebracht, verklaarde de Hoofdrechter,<br />
in strijd met zijn vroegere uitspraken en het tot<br />
hiertoe aangenomen begins<strong>el</strong>, dat de Volksraad niet het<br />
recht had zulk een besluit te nemen, waardoor de begins<strong>el</strong>en<br />
van de Grondwet werden geschonden.<br />
Deze uitspraak van den Hoofdrechter zou het gehe<strong>el</strong>e<br />
Staatsgebouw omvergeworpen hebben ; want v<strong>el</strong>e wett<strong>el</strong>ijke<br />
bepalingen inzake de goudv<strong>el</strong>den, het stemrecht, enz. waren<br />
bij Volksraadsbesluit gereg<strong>el</strong>d. De Regeering en de Volksraad<br />
konden zich dus onmog<strong>el</strong>ijk bij de beslissing van den<br />
Hoofdrechter neerleggen. Dit zou tot een onbeschrijf<strong>el</strong>ijke<br />
verwarring hebben aanleiding gegeven ; want in een goudland,<br />
waar de omstandigheden zich zoo sn<strong>el</strong> wijzigen, waar<br />
zoove<strong>el</strong> speculanten en intriganten zijn, moesten dikwijls bij<br />
Volksraadsbesluit zekere b<strong>el</strong>angen beschermd en gevaren<br />
voor den Staat afgewend worden. (Tegen een zoodanig<br />
besluit kon naar de — klaarblijk<strong>el</strong>ijk juistere — opvatting van<br />
den President w<strong>el</strong> door het „souvereine yolk" geprotesteerd<br />
worden, maar nooit zou het Gerechtshof of de enk<strong>el</strong>e Rechter<br />
de Volksraadsbesluiten ten opzichte hunner wettigheid mogen<br />
toetsen. Dat bewees Kruger ook in het jaar 1898 in zijne<br />
groote rede bij de aanvaarding van het vierde presidentschap<br />
(zie aanhangs<strong>el</strong>) aan de hand der wetgeving, wier geschiedenis<br />
en geest niemand beter kende dan hij. Ook reeds in<br />
het jaar 1897 st<strong>el</strong>de hij zich meermalen op dit principie<strong>el</strong>e<br />
standpunt, o.a. ook bij g<strong>el</strong>egenheid eener redevoering te<br />
Bloemfontein (I o Maart 1897), waar hij zeide : „Wanneer<br />
de Staatsambtenaren den wil van het yolk niet uitvoeren,<br />
dan heeft het yolk het recht hen tot erkenning van zijn wil te<br />
dwingen." Deze ideaal-democratische opvatting was de leidster<br />
van Krugers politiek. Steunend op deze opvatting, stapte hij<br />
heen over het godsdienstige bezwaar of een „opstand"<br />
tegen de annexatie gerechtvaardigd was, en ter wille van<br />
deze macht, die den individue<strong>el</strong>en Burger toekwam, had hij<br />
groote bezwaren tegen een onbegrensde vermeerdering van
PAUL KRUGER' S DERDE PRESIDENTSCHAP. 165<br />
het aantal stemgerechtigde Burgers, z<strong>el</strong>fs wanneer de nieuwe<br />
Burgers slechts een beperkt aantal vertegenwoordigers konden<br />
kiezen. Volgens den geest der Transvaalsche Wetgeving<br />
stond de stem der kiezers boven de stem der gekozenen.<br />
Het gehe<strong>el</strong>e Volk was het hoogste gezag in den Staat ;<br />
daarom was Kruger er zoo op bedacht bij het Volk de achting<br />
voor het allerhoogste gezag, God, te bewaren; omdat anders<br />
een zoo deinocratische Staat tot anarchie zou vervallen.) Wij<br />
willen slechts een bewijs leveren. In November 1896 zou de<br />
in de vorige zitting gewijzigde goudwet in werking treden ;<br />
daarin nu kwam een artik<strong>el</strong> voor, dat niet he<strong>el</strong> duid<strong>el</strong>ijk<br />
was, zoodat de mijn-industrie groote schade zou kunnen<br />
lijden, aangezien haar rechten door speculanten zouden<br />
kunnen worden ontvreemd. De mijn-industrie klaagde er<br />
natuurlijk bij de Regeering over en wees haar op het gevaar.<br />
Dr. Leyds ging naar den Volksraad, maakte daar de<br />
zaak duid<strong>el</strong>ijk, en een besluit werd genomen, waardoor het<br />
gevaar werd afgewend. leder beschouwde dit als een natuurlijk<br />
verloop. Thans zou dit alles op eenmaal anders<br />
worden. Dit nu was het conflict. Sir Henry de Villiers —<br />
Hoofdrechter van de Kaapkolonie — die, het zij hier terloops<br />
opgemerkt, het met de Regeering en den Volksraad eens<br />
was, trof een schikking, waarbij de Rechters b<strong>el</strong>oofden de<br />
Raadsbesluiten te zullen eerbiedigen ; terwij1 de President<br />
van zijn kant b<strong>el</strong>oofde de Grondwet door den Volksraad<br />
te zullen laten herzien. Kort te voren was er bovendien<br />
een Wet aangenomen, die vastst<strong>el</strong>de dat ieder rechterlijke<br />
ambtenaar bij zijn eedsaflegging moest b<strong>el</strong>oven, zich het<br />
zoogenaamde toetsings-recht niet te zullen aanmatigen. In<br />
Februari 1898 schreef de Hoofdrechter echter aan President<br />
Kruger een brief, waarin hij verklaarde dat, nu de<br />
President de b<strong>el</strong>oofde grondswets-herziening nog niet had<br />
bewerkst<strong>el</strong>ligd, wat deze nog niet had kunnen doen, omdat<br />
de Raad eerst in Mei zou bijeenkomen — hij (Kotze)<br />
zich in het vervolg het recht zou toekennen, Volksraadsbesluiten<br />
te toetsen aan de Grondwet. Dit was den President<br />
te ve<strong>el</strong> en hij gaf den Hoofdrechter zijn ontslag. De
166 PAUL KRUGER 'S DERDE PRESIDENTSCIIAP.<br />
Eng<strong>el</strong>sche pers begon te razen en te tieren en Minister<br />
Chamberlain maakte er een „Uitlander-grief" van.<br />
Intusschen had ook Chamberlain den man gevonden, die<br />
hij voor zijn onderhand<strong>el</strong>ingen met de Zuid-Afrikaansche Republiek<br />
noodig had.<br />
In 1897 werd Sir Alfred Milner tot Gouverneur van de<br />
Kaapkolonie en Hoogen Kommissaris voor Zuid-Afrika benoemd.<br />
Sir Alfred Milner was voor dien in Egypte geweest,<br />
waar hij alleen scheen g<strong>el</strong>eerd te hebben de F<strong>el</strong>lah's te<br />
beschouwen als lagere wezens. Hij bracht die ideeen, die<br />
hij in Egypte had opgedaan, mee naar Zuid-Afrika ; doch<br />
vergat, dat de Afrikaner geen F<strong>el</strong>lah is. Dat Chamberlain<br />
dezen Sir Afred Milner alleen benoemd heeft met het do<strong>el</strong>,<br />
om de zaken in Zuid-Afrika tot het uiterste te drijven, is<br />
buiten twijf<strong>el</strong>. Zijne benoeming werd dan ook met gejuich<br />
door de Jingoes begroet. W<strong>el</strong>ke zijn denkbe<strong>el</strong>den waren,<br />
blijkt uit zijn gezegde aan een voornaam Afrikaner: „Ik zal<br />
de macht van het Afrikanerdom breken". I)<br />
Dit werktuig van Chamberlain heeft zijn opdracht trouw<br />
vervuld en heeft de voldoening, Zuid-Afrika tot een wildernis<br />
te hebben gemaakt en duizende onschuldigen van het leven<br />
te hebben beroofd. Sir Alfred Milner is de type van een<br />
Jingo en een onverdrag<strong>el</strong>ijke autocraat, vol verachting voor<br />
alles wat niet Eng<strong>el</strong>sch is.<br />
Toen deze man zijn werkzaamheden begon, was de ambtstijd<br />
van den President juist verstreken en moesten er nieuwe<br />
verkiezingen plaats hebben.<br />
Er waren drie kandidaten : President Kruger, Generaal<br />
Joubert en Schalk Burger, lid van den Uitvoerenden Raad<br />
en Voorzitter van de „Industrie<strong>el</strong>e Kommissie van 1897".<br />
Het was de eerste verkiezing die overeenkomstig de bepalingen<br />
van de Wet op de geheime stemming gehouden werd.<br />
Ook in den Oranje-Vrijstaat was inmidd<strong>el</strong>s een nieuwe<br />
Onderhoud van James Molteno, Kaapsch Parlementslid voor Somerset<br />
Oost, en Sir Alfred Milner, dd. 4 October 1899. (lie Blauwboek Cd. 43, in<br />
continuation of C 9530.)
PAUL KRUGER ' S DERDE PRESIDENTSCHAP. 167<br />
verkiezing geweest, omdat President Reitz wegens langdurige<br />
ziekte zijn ambt had neerg<strong>el</strong>egd. Rechter M. T. Steyn was<br />
tot President gekozen in zijn plaats.<br />
Het is onnoodig een schets te geven van dezen man.<br />
Zijn h<strong>el</strong>denmoed, vastberadenheid en vaderlandsliefde zijn<br />
de gehe<strong>el</strong>e wer<strong>el</strong>d bekend en hoe machtig men ook zou<br />
kunnen schrijven, het zou toch altijd eene onmog<strong>el</strong>ijke taak<br />
blijven om duid<strong>el</strong>ijk weer te geven de gevo<strong>el</strong>ens van gehechtheid,<br />
eerbied en liefde, die het hart van iederen waren<br />
Afrikaner voor President Steijn bezi<strong>el</strong>en. Het is zeker, dat<br />
hij bij zijn yolk tot in het verste nageslacht in herinnering<br />
zal blijven als een der grootste en nob<strong>el</strong>ste mannen, die in<br />
Zuid-Afrika het levenslicht hebben aanschouwd.<br />
Eenigen tijd na zijn optreden als President had er een<br />
samenkomst te Bloemfontein plaats met het do<strong>el</strong> een nauwere<br />
vereeniging tusschen de beide Republieken tot stand te<br />
brengen. De noodzak<strong>el</strong>ijkheid dezer nauwere vereeniging<br />
werd aan beide zijden gevo<strong>el</strong>d. Het was de Jameson-inval,<br />
die beide Republieken er toe gedwongen had.<br />
Gedurende dit verblijf te Bloemfontein zei Kruger, ter<br />
g<strong>el</strong>egenheid van een feestmaal, dat hem daar werd aangeboden,<br />
in zijn rede schertsenderwijze, dat de Republiek voorzichtig<br />
moest zijn met het sluiten van een verbond, want<br />
dat de Koningin van Eng<strong>el</strong>and „een kwaai vrouw" was.<br />
Hoew<strong>el</strong> nu iedereen, die Afrikaansch verstaat, begrijpen<br />
moet, dat de President met deze woorden hetz<strong>el</strong>fde bedo<strong>el</strong>de,<br />
als wat men in het Hollandsch zou uitdrukken met het gezegde<br />
: „dat Koningin Victoria eene dame is, met wie men<br />
voorzichtig moet zijn", trachtten de Jingo-couranten het te<br />
doen voorkomen, alsof de President de Koningin grof had<br />
b<strong>el</strong>eedigd ; terwijl het tegende<strong>el</strong> waar was.<br />
De Conferentie tusschen de beide Regeeringen leidde tot<br />
zeer gunstige resultaten. Er werd bepaald, dat Burgers van<br />
beide Staten wederzijds op g<strong>el</strong>ijken voet zouden worden<br />
behand<strong>el</strong>d, behalve ten opzichte van het stemrecht. Verder<br />
werd er een politiek verbond gesloten, waarbij een Raad van<br />
afgevaardigden (Federale Raad) in het leven werd geroepen,
I68 PAUL KRUGER 'S DERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
die ieder jaar zitting zou hebben ; het eene jaar te Pretoria<br />
en het andere te Bloemfontein. Deze Raad zou aanbev<strong>el</strong>ingen<br />
moeten doen, die tot g<strong>el</strong>eid<strong>el</strong>ijke federatie zouden<br />
kunnen leiden, alsmede tot het in overeenstemming brengen<br />
van de wetten der beide Republieken.<br />
De Volksraden van de twee Staten keurden dit tractaat<br />
goed en brachten er alleen deze wijziging in aan, dat Burgers<br />
der twee Republieken over en weder burgerrechten zouden<br />
erlangen, na aflegging van den bij de Wet voorgeschreven<br />
eed van trouw aan den betrokken Staat.
HOOFDSTUK XII.<br />
Kruger's vierde Presidentschap.<br />
De uitslag der verkiezingen was voor vriend en vijand<br />
een verrasssing, want hoew<strong>el</strong> het vaststond dat Kruger zou<br />
worden herkozen, had niemand toch kunnen vermoeden,<br />
dat hij zulk een verpletterende meerderheid van stemmen<br />
op zich zou vereenigen.<br />
De ambt<strong>el</strong>ijke cijfers waren aldus :<br />
Kruger 12858 stemmen.<br />
Schalk Burger . . . 3750 1)<br />
Joubert 2001 13<br />
Op den I2den Mei 1898 werd hij voor de vierde maal als<br />
Staats-President van de Zuid-Afrikaansche Republiek ingezworen.<br />
Bij die g<strong>el</strong>egenheid hi<strong>el</strong>d Kruger een Lange toespraak,<br />
waarin hij zich achtereenvolgens wendde tot de twee<br />
Volksraden, tot den Uitvoerenden Raad en de Afgezanten van<br />
den Oranje-Vrijstaat, tot het Diplomatieke Corps, tot de Burgers,<br />
de Genaturaliseerden en Nieuwe-Inkom<strong>el</strong>ingen, de<br />
Rechters, zijn twee tegenkandidaten, de Predikanten en tot<br />
de Onderwijzers en hun Leerlingen. Deze aanspraak van den<br />
President was als naar gewoonte van godsdienstige en<br />
politieke strekking en duurde bijna drie uur.<br />
In de Volksraadszitting van 1898 werd Dr. Leyds met bijna<br />
algemeene stemmen herkozen als Staats-Secretaris. Kort daarop<br />
werd hij echter benoemd tot Buitengewoon Gezant van de
170 KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
Republiek in Europa. Tot zijn opvolger werd nu gekozen<br />
Abraham Fischer, een van de bekwaamste en scherpzinnigste<br />
Staatslieden van Zuid-Afrika, die toen lid was van den<br />
Uitvoerenden Raad van den Oranje-Vrijstaat. Deze weigerde<br />
echter het hem aangeboden ambt te aanvaarden, waarop het<br />
Wetgevend lichaam F. W. Reitz, die kort te voren tot<br />
Rechter in de Zuid-Afrikaansche Republiek was benoemd, tot<br />
dezen post riep ; een zeer g<strong>el</strong>ukkige keuze, want Reitz wordt<br />
door vriend en vijand geeerd als een van de meest rechtschapen<br />
mannen, die ooit in de politiek zijn opgetreden. Bovendien<br />
bezit hij rijke kennis van zaken door zijn politiek verleden.<br />
Terz<strong>el</strong>fder tijd werd tot Staats-Procureur aangest<strong>el</strong>d<br />
J. C. Smuts, een vertegenwoordiger van het jongere Afrikaansche<br />
geslacht. Smuts is een van de knapste rechtsg<strong>el</strong>eerden<br />
van Zuid-Afrika en zeer ve<strong>el</strong>zijdig ontwikk<strong>el</strong>d.<br />
Zeer eenvoudig in zijn optreden, zou men in hem niet vermoeden,<br />
den man van ijzeren wil en beslist karakter.<br />
Nauw<strong>el</strong>ijks 3o jaren en zonder militaire opleiding, is hij op<br />
kommando gegaan en in het latere tijdperk van dezen oorlogeen<br />
van de schitterendste Boeren-Generaals geworden, zoodat<br />
hij toen de twe<strong>el</strong>edige positie bekleedde van Staats-Procureur<br />
en Assistent-Kommandant-Generaal der Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek. Indien Smuts gespaard blijft, dan zal hij nog eenmaal<br />
een groote rol in de geschiedenis van Zuid-Afrika sp<strong>el</strong>en.<br />
Kort na de inzwering van Reitz en Smuts kwam de Bunukwestie<br />
op het tapijt en kreeg Sir Alfred Milner zijn eerste<br />
kans om de Republiek te tergen en den voet dwars te zetten.<br />
De Bunu-kwestie is in het kort aldus ; Volgens oude<br />
gewoonte onder de Swazies had de koning het recht om<br />
vrij<strong>el</strong>ijk iedereen te dooden, dien het hem goed dacht. Deze<br />
toestand was natuurlijk veranderd, toen de Republiek het<br />
bestuur van Swazi<strong>el</strong>and had overgenomen. In het begin<br />
van 1898 vermoordde Bunu echter een zijner Indunas,<br />
met name M'Baba I), alsmede andere Swazies. Ooggetuigen<br />
i) M'Baba was een vriend van de Boeren; terwij1 de jonge Bunu hun beschermheerschappij<br />
met tegenzin verdroeg en bij zijn v<strong>el</strong>e drinkg<strong>el</strong>agen<br />
gemakk<strong>el</strong>ijk was op te hitsen.
KRUGER'S VIERDE PRES1DENTSCHAP. I 7<br />
hebben beweerd, dat Bunu M'Baba met eigen hand doodde.<br />
Toen nu Bunu gedagvaard werd door den Staatsprocureur<br />
om voor het hof te Bremersdorp te verschijnen, weigerde hij<br />
eerst te komen ; doch kwam later met een gewapende macht,<br />
nam een zeer dreigende houding aan tegenover den Specialen<br />
Kommissaris van Swazi<strong>el</strong>and, den Heer Krogh, en ging<br />
daarop weer terug naar zijn stad. De regeering vond het<br />
toen noodig een gewapende macht naar Swazi<strong>el</strong>and te zenden,<br />
ten einde leven en eigendom te beschermen, en Bunu<br />
desnoods met gew<strong>el</strong>d te dwingen, voor het hof te verschijnen.<br />
De Hooge Kommissaris had het intusschen noodig<br />
gevonden, zich met de zaak te bemoeien, waarschijnlijk met<br />
geen ander do<strong>el</strong> dan om de Republiek nood<strong>el</strong>oos te plagen.<br />
Misschien dacht hij ook, dat de Bunu-kwestie hem aanleiding<br />
zou geven de Republiek in een oorlog met Eng<strong>el</strong>and<br />
te wikk<strong>el</strong>en. Hij beweerde n.l., dat de regeering niet het<br />
recht had, Bunu voor het Gerechtshof van Swazi<strong>el</strong>and<br />
te dagvaarden en dit niettegenstaande een artik<strong>el</strong> in de<br />
Swazi<strong>el</strong>and-conventie bepaalde, dat misdrijven en misdaden<br />
in Swazi<strong>el</strong>and gepleegd, door het Hooge Gerechtshof<br />
te Bremersdorp zouden worden gestraft. Toen Bunu<br />
nu zag, dat het de Regeering van de Republiek ernst was,<br />
nam hij de vlucht naar Zululand en st<strong>el</strong>de zich daar onder<br />
de bescherming van het Eng<strong>el</strong>sche gouvernement. De<br />
Regeering van de Zuid-Afrikaansche Republiek was niet van<br />
plan om ter zake van Bunu in moei<strong>el</strong>ijkheden te geraken en trof<br />
een overeenkomst met den Hoogen Kommissaris, waarbij bepaald<br />
werd, dat Bunu zou kunnen terugkeeren, en slechts met<br />
een g<strong>el</strong>dboete zou worden gestraft. Tevens werd een protocol<br />
bij de Swazi<strong>el</strong>and-conventie gevoegd, waarin duid<strong>el</strong>ijk werd<br />
bepaald, W<strong>el</strong>ke misdaden in het vervolg door het Hooge<br />
Gerechtshof van het land zouden kunnen worden gestraft.<br />
Reeds gedurende de afhand<strong>el</strong>ing van de Bunu-zaak, begonnen<br />
de Eng<strong>el</strong>schen in en buiten Zuid-Afrika een uitdagende<br />
houding aan te nemen tegen de Regeering der<br />
Republiek. In Johannesburg was, ongetwijf<strong>el</strong>d op aanstoken<br />
van Rhodes, een afde<strong>el</strong>ing van de Zuid-Afrikaansche Liga
I72 KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
opgericht. Deze Liga deed haar best om de Republiek in<br />
moei<strong>el</strong>ijkheden met Eng<strong>el</strong>and te wikk<strong>el</strong>en. Geen midd<strong>el</strong>en<br />
waren haar te laag of te gemeen om tot dat do<strong>el</strong> te geraken.<br />
Toen de Regeering eenige gekleurde Britsche onderdanen<br />
in hechtenis liet nemen, omdat zij zonder pas waren, (die zij<br />
krachtens de pas-wet bij zich moesten hebben) ontstond er<br />
groot kabaal en b<strong>el</strong>egden de leiders der Liga eene vergadering<br />
in het Amphitheater te Johannesburg om te protesteeren<br />
tegen de hand<strong>el</strong>wijze der Zuid-Afrikaansche Republiek.<br />
De burgers begonnen zich te ergeren over de houding van<br />
deze Rhodes-inst<strong>el</strong>ling, en kwamen in groote getalen ter<br />
vergadering op, waar spoedig ruzie ontstond en de betoogers<br />
door de burgers met stokken uit <strong>el</strong>kaar werden gedreven.<br />
Dat dit koren op den molen der Jingoes was, is licht te<br />
begrijpen. Het was misschien juist wat zij wenschten. Kort<br />
daarna gebeurde er bovendien iets, dat nog meer opschudding<br />
verwekte, en op een schrom<strong>el</strong>ijk verkeerde wijze door de<br />
Eng<strong>el</strong>sche pers werd voorgest<strong>el</strong>d. Z<strong>el</strong>fs Chamberlain schaamde<br />
zich niet van deze verkeerde voorst<strong>el</strong>lingen gebruik te maken,<br />
hoew<strong>el</strong> het hem gemakk<strong>el</strong>ijk zou gevallen zijn, de volle waarheid<br />
van het gebeurde te vernemen. Wat toch was de zaak ?<br />
In den nacht van den I 8den December 1898 werd een zekere<br />
Foster, een Britsch onderdaan, door een anderen Britschen<br />
onderdaan, met name Edgar, aangevallen en zoo geslagen,<br />
dat hij zwaar gekwetst op den grond bleef liggen. Hij werd<br />
naar het hospitaal vervoerd en stierf eenige dagen daarna<br />
ten gevolge der slagen, hem door Edgar toegebracht. Edgar<br />
nam daarop de vlucht naar zijn kamer en op het geroep der<br />
omstanders kwamen er spoedig eenige politie-agenten aanloopen.<br />
Onder de politie-agenten was er een, met name Jones,<br />
de zoon van een gewezen koetsier der Koningin van Eng<strong>el</strong>and,<br />
w<strong>el</strong>ke man echter als politie-agent burger van de Republiek<br />
was geworden. Deze Jones, die dacht dat Foster dood<br />
was, wilde Edgar in zijn kamer wegens poging tot moord in<br />
hechtenis nemen. Aangezien Edgar op heeterdaad was betrapt,<br />
had de politie het recht, niet alleen volgens de wetten van<br />
Zuid-Afrika. doch ook volgens die van Eng<strong>el</strong>and z<strong>el</strong>f, om
KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP. 173<br />
het huis binnen te gaan, desnoods met gew<strong>el</strong>d, en den<br />
schuldige te arresteeren. Edgar had echter de deur gesloten<br />
en toen hij die niet wilde opendoen, brak Jones ze open,<br />
doch kreeg op hetz<strong>el</strong>fde oogenblik van Edgar een gew<strong>el</strong>digen<br />
slag met een stuk ijzer. Hierop schoot Jones en doodde<br />
Edgar. Hoew<strong>el</strong> iedereen zal moeten erkennen, dat de politieman<br />
slechts zijn plicht had gedaan, werd hij toch door den<br />
Staats-procureur op een aanklacht van manslag vervolgd, ten<br />
einde Eng<strong>el</strong>and alien grond tot klagen te ontnemen. Hij<br />
werd evenw<strong>el</strong>, zooals te verwachten was, door het Hof vrij.<br />
gesproken. Hoe werd deze zaak nu echter door Chamberlain<br />
voorgest<strong>el</strong>d ? Als volgt : dat politie-agenten 's nachts zonder<br />
een lastbrief ingebroken waren in het huis van een man, —<br />
en w<strong>el</strong>, slechts op de verklaring van een persoon, dat die<br />
man een misdaad had gepleegd, wat later bleek onwaar<br />
geweest te zijn — dien man hadden doodgeschoten omdat,<br />
zooals de politie-agenten verklaarden, hij een hunner met<br />
een stok had geslagen. Kan kwaadwilligheid verder gaan en<br />
moest een Minister zich niet schamen in een officie<strong>el</strong>e depeche<br />
de waarheid zoo te verkrachten ?<br />
Wij zijn nu gekomen aan het tijdperk, dat de ernstige crisis<br />
voorafgaat. Er werd intusschen, zoow<strong>el</strong> in Zuid-Afrika als<br />
in Eng<strong>el</strong>and, door de Eng<strong>el</strong>schen en de Eng<strong>el</strong>sche pers tegen<br />
de Republiek gestookt en geschreeuwd. Een jaar te voren<br />
was er in de Kaap-Kolonie een Parlementsverkiezing geweest,<br />
waarin de Afrikaner partij de overwinning had behaald.<br />
Deze uitslag nu had Rhodes en zijn gehe<strong>el</strong>e Jingo-kiiek<br />
woedend gemaakt. Sir Alfred Milner, in plaats van zich<br />
tot zijn ambt van Gouverneur te bepalen, toonde zich in<br />
zijn ware kleuren en schaarde zich openiijk aan de zijde<br />
van de jingo-partij in de Kaapkolonie. Het was ieder duid<strong>el</strong>ijk,<br />
dat een crisis aanstaande was, die, indien niet voorzichtig<br />
behand<strong>el</strong>d, alleen zou kunnen eindigen in een ramp.<br />
Doch wat baatte het dat de eene partij toegevend en inschikk<strong>el</strong>ijk<br />
was als de andere met alle gew<strong>el</strong>d de zaken tot het<br />
uiterste, en dus tot den oorlog dreef ? Dat de regeering van<br />
de Zuid-Afrikaansche Republiek in de onderhand<strong>el</strong>ingen, die
1 74<br />
KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
den oorlog voorafgingen, toegevend en inschikk<strong>el</strong>ijk geweest<br />
is, bewijst w<strong>el</strong> de gevoerde correspondentie.<br />
Het was de stemrecht-kwestie, waarvan Milner en Chamberlain<br />
gebruik maakten als voorwends<strong>el</strong> om de Republiek<br />
den oorlog op te dringen, w<strong>el</strong> wetende dat deze kwestie<br />
voor de burgers van de republiek een zeer gevo<strong>el</strong>ig vraagstuk<br />
was en in die richting het beste midd<strong>el</strong> kon gevonden<br />
worden om hen tot het uiterste te drijven. VOOr wij echter<br />
de onderhand<strong>el</strong>ingen over de stemrecht-kwestie bespreken,<br />
willen wij bier nadruk leggen op het feit, dat president<br />
Kruger reeds in het begin van 1899 te Heid<strong>el</strong>berg en Rustenburg<br />
bijeenkomsten met de burgers had gehouden, ten<br />
einde hen voor zijn plannen te winnen, om het tijdperk,<br />
vastgest<strong>el</strong>d voor het verkrijgen van het voile stemrecht, te<br />
brengen van 14 op 9 jaar. Wij maken m<strong>el</strong>ding van dit feit,<br />
omdat wij meenen, dat Chamberlain en Milner hierdoor opgeschrikt<br />
werden en daarom de crisis hebben verhaast. Vast<br />
besloten als zij waren de republiek tot den oorlog te dwingen,<br />
zagen zij dat zij Been tijd moesten verliezen, aangezien<br />
president Kruger al z<strong>el</strong>f begonnen was hervormingen aan<br />
te brengen, die hun misschien later hun voorwends<strong>el</strong> om<br />
tot den oorlog te geraken, zouden kunnen ontnemen ; want<br />
na de bijeenkomsten te Heid<strong>el</strong>berg en Rustenburg was<br />
president Kruger ook naar Johannesburg gegaan en had<br />
(lair in eene openbare vergadering gezegd, dat hij hoopte<br />
het tijdperk van 9 jaar later nog te kunnen verminderen.<br />
Sir Alfred Milner was in dien tijd in' Eng<strong>el</strong>and en heeft<br />
ongetwijf<strong>el</strong>d zijn verblijf aldaar besteed om met Chamberlain<br />
of te spreken, hoe zij het zouden aanleggen om hun Imperialistisch<br />
programma uit te voeren. Toen hij terugkwam,<br />
was de gehe<strong>el</strong>e zaak gereg<strong>el</strong>d en afgesproken.<br />
De Liga in Johannesburg begon met een petitie op te<br />
st<strong>el</strong>len aan de Koningin van Eng<strong>el</strong>and, waarin zij een groot<br />
aantal grieven, die zij vermeende dat de Britsche onderdanen<br />
tegen de Republiek hadden, opsomde, en eindigde met<br />
het inroepen der tusschenkomst van de Britsche regeering te<br />
Johannesburg. Fraser, de Britsche vice-consul, weigerde deze
KRUGER ' S VIERDE PRESIDENTSCI-JAP. 175<br />
petitie in ontvangst te nemen. Voor deze weigering werd<br />
hij door Minister Chamberlain, die naar een g<strong>el</strong>egenheid zocht<br />
om zich met de inwendige zaken der republiek te bemoeien<br />
op zijn vingers getikt, zoodat bij een latere g<strong>el</strong>egenheid<br />
Conyngham Greene, de Britsche agent te Pretoria, die<br />
teg<strong>el</strong>ijk met Milner in Eng<strong>el</strong>and was, beter wist wat hem te<br />
doen stond. Intusschen had Milner gerapporteerd, dat er<br />
een anti-Britsche beweging onder de Afrikaander-bevolking<br />
in gehe<strong>el</strong> Zuid-Afrika was. Men lette w<strong>el</strong>, dit beweren<br />
kwam, nadat hij in 1897, ter g<strong>el</strong>egenheid van het jubileum<br />
der Koningin, naar Londen had gekab<strong>el</strong>d, dat de Afrikaners<br />
in de Kaapkolonie zeer loyaal waren aan Eng<strong>el</strong>and.<br />
Een tweede petitie werd nu door de Liga opgest<strong>el</strong>d en<br />
door 21,684 Britsche onderdanen geteekend. Die naamteekeningen<br />
werden door het grootste bedrog verkregen. Z<strong>el</strong>fs<br />
de namen van overledenen en afwezigen werden op de lijsten<br />
geplaatst. Dit bedrog is te gemakk<strong>el</strong>ijker te begrijpen, wanneer<br />
men weet, dat de personen, die met de lijsten rondgingen,<br />
betaald werden naar het aantal namen, dat zij op<br />
de lijsten verkregen. Eenige dagen nadat dit verzoekschrift<br />
aan den Britschen agent was ter hand gest<strong>el</strong>d, kwamen er<br />
petities met een totaal van bijna 23,000 naamteekeningen<br />
bij het Gouvernement te Pretoria in, in w<strong>el</strong>ke petities de<br />
onderteekenaren, uitlanders van alle nationaliteiten, te kennen<br />
gaven, dat zij tevreden waren met de administratie van<br />
het land.<br />
Doch het was niet de bedo<strong>el</strong>ing van minister Chamberlain<br />
om een petitie te ontvangen, waarvan de waarde onaantastbaar<br />
was; hij wilde slechts een wapen in de hand hebben<br />
om de Republiek te kunnen aanvallen. Dit wapen nu was<br />
de genoemde petitie, die hem dad<strong>el</strong>ijk werd toegezonden<br />
door den Britschen agent te Pretoria.<br />
Intusschen had Sir Alfred Milner in het begin van Mei<br />
een t<strong>el</strong>egram naar Eng<strong>el</strong>and gezonden, dat een journalist,<br />
b<strong>el</strong>ust op sensatie-berichten, eer zou hebben aangedaan. Hij<br />
verklaarde daarin, dat Eng<strong>el</strong>and een krachtig bewijs moest<br />
geven van zijn beslist voornemen om niet toe te laten, dat
I76 KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
het uit Zuid-Afrika verjaagd werd ; dat duizende Britsche<br />
onderdanen in de Republiek voortdurend in den toestand van<br />
h<strong>el</strong>oten werden gehouden, en dat Eng<strong>el</strong>and volkomen gerechtigd<br />
was om tusschenbeide te treden. Chamberlain zond<br />
daarop een depeche, gedagteekend to Mei 1899, waarin hij<br />
de ontvangst erkende van de petitie aan de Koningin, al de<br />
grieven der uitlanders nog eens naging en eindigde met aan<br />
Sir Alfred Milner voor te st<strong>el</strong>len, met Kruger een samenspreking<br />
te houden over deze kwestie.<br />
Intusschen had President Steijn, nog v6Or de ontvangst<br />
van die depeche, aan President Kruger en Sir Alfred Milner<br />
hetz<strong>el</strong>fde plan aan de hand gegeven. President Steijn werd<br />
g<strong>el</strong>eid, tot het doen van dit voorst<strong>el</strong>, door den oprechten<br />
wensch om aan de heerschende onrust een einde te maken.<br />
Zoow<strong>el</strong> President Kruger als Sir Alfred Milner namen de uitnoodiging<br />
aan, en zoo werd den 3Ien Mei 1899 de conferentie<br />
te Bloemfontein begonnen. President Kruger was<br />
vergez<strong>el</strong>d van Schalk Burger, A. D. W. Wolmarans, leden van<br />
den Uitvoerenden Raad, en J. C. Smuts, Staats-procureur.<br />
Abraham Fischer, lid van den Uitvoerenden Raad van den<br />
Oranje-Vrijstaat, bood goedwillig aan als tolk dienst te doen.<br />
Deze conferentie liep op niets uit. Sir Alfred Milner toonde<br />
al dad<strong>el</strong>ijk, dat hij geen de minste begeerte had om tot een<br />
verg<strong>el</strong>ijk te komen. Hij st<strong>el</strong>de alleen den eisch : I. dat het<br />
tijdperk tot verkrijgen van het stemrecht zou worden gebracht<br />
op 5 jaren, II. dat de eed van naturalisatie zou worden veranderd<br />
en III. dat het aantal vertegenwoordigers der nieuwe<br />
bevolking in den Volksraad zou worden uitgebreid.<br />
President Kruger bood aan de kieswet aldus te wijzigen :<br />
I. naturalisatie na tweejarig verblijf in het land en voile<br />
burgerrechten vijf jaren na de naturalisatie (dus 7 jaar in het<br />
gehe<strong>el</strong>, in plaats van 14 jaren, zooals de wet toen nog bepaalde).<br />
H. Een grootere vertegenwoordiging in den Volksraad voor<br />
de uitlanders. III. Van den nieuwen burger zou worden gevorderd<br />
een zekeren standaard van w<strong>el</strong>vaart, het bewijs dat<br />
hij burgerrechten in zijn eigen land bezat, en een naturalisatie-eed,<br />
zooals die van den Oranje-Vrijstaat.
KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP. 177<br />
Verder gaf de President te verstaan, dat hij verlangde,<br />
dat het Eng<strong>el</strong>sche Gouvernement daartegenover in begins<strong>el</strong><br />
tot arbitrage zou besluiten. Milner verklaarde echter, dat de<br />
concessies gehe<strong>el</strong> en al onvoldoende waren.<br />
Gedurende deze conferentie wees President Kruger Sir<br />
Alfred er op, dat een zeer groot aantal van de handteekeningen,<br />
op de petitie aan de Koningin, onecht was ; waarop<br />
de Hooge Kommissaris antwoordde : „Goed, wij kunnen dan<br />
de zaak onderzoeken." Teg<strong>el</strong>ijk vroeg hij Kruger, of er op_<br />
de memories aan de Transvaalsche regeering ook geen valsche<br />
handteekeningen voorkwamen, wat Kruger beslist ontkende.<br />
Toen de President hierop verklaarde dat hij het<br />
onderzoek goedvond, doch dat het een particulier onderzoek<br />
moest zijn, en geen officie<strong>el</strong> van Eng<strong>el</strong>sche zijde, omdat dit<br />
den schijn zou kunnen geven, alsof de Republiek onder de<br />
Suzereiniteit van Eng<strong>el</strong>and stond, weigerde Sir Alfred en<br />
zeide : „Laten wij dan maar van die zaak afstappen". Hij<br />
bleef vasthouden aan wat hij noemde „zijn irreducible minimum".<br />
Andere grieven, die niet door het verleenen van<br />
stemrecht werden weggenomen, Wilde hij z<strong>el</strong>f niet voorbrengen,<br />
zoo verklaarde hij, zoolang de stemrechtkwestie niet,<br />
volgens zijn zin, gereg<strong>el</strong>d was. Daarop werden de samensprekingen<br />
gesloten. Dienz<strong>el</strong>fden avond liet President Kruger<br />
Sir Alfred verzoeken den volgenden morgen weer bij <strong>el</strong>kander<br />
te komen om verder te beraadslagen ; doch Milner liet<br />
weten, dat hij het onnoodig vond, en dat de conferentie ge-<br />
eindigd was.<br />
Zoodra President Kruger te Pretoria was teruggekeerd,<br />
schreef de Staats-secretaris der Z. A. R. een brief aan den Britschen<br />
Agent, inzake de scheidsgerechtskwestie. In dezen<br />
brief, gedateerd den 9den Juni 1899, deed de Staats-secretaris<br />
het volgende voorst<strong>el</strong> aan het Britsche Gouvernement :<br />
I. Alle toekomstige geschillen tusschen de beide Regeeringen,<br />
voortspruitende uit de verschillende interpretaties van<br />
de Londensche conventie, zullen, onderworpen aan paragraaf 3,<br />
verwezen worden naareen arbitragehof ter beslissing. Geschillen<br />
van mindere beteekenis blijven van deze bepaling uitgesloten.<br />
I2
178 KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
II. Het Arbitrage-Hof zal bestaan uit : den arbiter, te<br />
worden benoemd door het Gouvernement der Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek, een anderen arbiter, te worden benoemd<br />
door H. M.'s Gouvernement uit de Hoofd-Rechters van de<br />
Zuid-Afrikaansche Republiek, de Kaap-Kolonie of Natal.<br />
Deze twee arbiters moeten overeenkomen omtrent den derden<br />
persoon als voorzitter van het Arbitrage-Hof. Deze persoon<br />
mac, t:. niet een burger of onderdaan van een der beide Gouvernementen<br />
zijn. Als de twee arbiters niet omtrent den<br />
derden persoon kunnen overeenkomen, zullen de beide<br />
Gouvernementen er een benoemen.<br />
III. De acte van submissie zal in ieder geval door beide<br />
Gouvernementen gezamenlijk worden opgetrokken, zoodat <strong>el</strong>k<br />
van hen het recht zal hebben, om punten, w<strong>el</strong>ke te b<strong>el</strong>angrijk<br />
schijnen om aan arbitrage te worden onderworpen, er<br />
van uit te sluiten, mits daardoor het principe z<strong>el</strong>f van arbitrage<br />
niet worde verijd<strong>el</strong>d.<br />
IV. Het Arbitrage-Hof zal z<strong>el</strong>f de plaats zijner zittingen<br />
bepalen en zal hand<strong>el</strong>en, zooals het goeddunkt, omtrent de<br />
veroorde<strong>el</strong>ing van de partijen in de kosten, tenzij speciaal<br />
andere reg<strong>el</strong>ingen daaromtrent zijn gemaakt in de acte van<br />
submissie.<br />
V. De regulaties van het Arbitrage-Hof kunnen dez<strong>el</strong>fde<br />
zijn als die van het Instituut van Internationaal Recht, zooals<br />
die in 1895 in Den Haag zijn vastgest<strong>el</strong>d, in zooverre zij<br />
niet in botsing zijn met de voorgaande artik<strong>el</strong>en of veranderd<br />
door beide partijen in de acte van submissie.<br />
VI. Ten einde de geschiktheid van zulk een Hof te beproeven,<br />
wordt overeengekomen het vooreerst voor 5 jaar<br />
te benoemen.<br />
De brief eindigde met het uitspreken van de ernstige hoop,<br />
dat Harer Majesteits Gouvernement het voorst<strong>el</strong> zou aannemen,<br />
waardoor een einde zou worden gemaakt aan de<br />
voortdurende onrust, waaronder Zuid-Afrika gebukt ging.<br />
Wij willen hier slechts aan toevoegen, dat de voorst<strong>el</strong>len,<br />
zooals hierboven uiteengezet, zoo gedaan waren, om aan de<br />
bezwaren van het Britsche Gouvernement tegemoet te komen ;
KRUGER' S VIERDE PRESIDENTSCHA P. 179<br />
dit Gouvernement toch maakte bezwaar tegen een Arbitrage-<br />
Hof, waarin het buitenland stem zou hebben en verklaarde,<br />
dat er punten waren, waarover het geen arbitrage kon to<strong>el</strong>aten.<br />
Intusschen had de president in den Volksraad een wetsontwerp<br />
ingediend, waarin werd vastgest<strong>el</strong>d :<br />
I. dat een zevenjarig verblijf in het land voldoende zou<br />
zijn tot het verkrijgen van het stemrecht,<br />
II. dat het stemrecht dad<strong>el</strong>ijk verleend zou worden aan<br />
alien, die 9 jaren in het land hadden gewoond, en tevens<br />
dat slechts 5 jaar noodig zouden zijn voor hen, die reeds 2<br />
jaren in het land verblijf hadden gehouden,<br />
III. dat alle zonen van vreemd<strong>el</strong>ingen, in de Republiek<br />
geboren, direct bij meerderjarigheid stemgerechtigd zou-<br />
den zijn,<br />
IV. dat de vertegenwoordiging der goudv<strong>el</strong>den in <strong>el</strong>ken<br />
Raad met 4 leden zou vermeerderd worden.<br />
De wet werd aangenomen op 19 Juli. Intusschen had de<br />
inlichtingen-afde<strong>el</strong>ing van het Departement van Oorlog in<br />
Eng<strong>el</strong>and reeds kaarten en rapporten uitgegeven, waarin<br />
werd aangetoond, hoe de oorlog tegen de Republiek moest<br />
worden gevoerd. Terz<strong>el</strong>fder tijd (hoew<strong>el</strong> zulks toen nog<br />
onbekend was) had Lord Wols<strong>el</strong>ey zijn plannen aan het<br />
Eng<strong>el</strong>sche Gouvernement voorg<strong>el</strong>egd, hoe de twee Republieken<br />
moesten ingenomen en veroverd worden.<br />
Den 26en Juni antwoordde de Britsche Agent op het<br />
Arbitrage-voorst<strong>el</strong>, zooals het in den brief van Reitz was uiteengezet.<br />
In dat antwoord gaf Conyngham Greene te kennen,<br />
dat Sir Alfred Milner het voorst<strong>el</strong> niet bij het Eng<strong>el</strong>sche<br />
Gouvernement kon aanbev<strong>el</strong>en, omdat hij van meening was,<br />
dat eerst de grieven van de uitlanders moesten worden<br />
weggenomen. Bovendien gaf hij te kennen, dat z<strong>el</strong>fs dan<br />
nog het plan door Reitz ontworpen, niet aanneembaar<br />
zou zijn voor H. Ms. Gouvernement, omdat, om slechts<br />
een punt te noemen, de voorzitter van het Hof, volgens dit<br />
schema, geen onderdaan mocht zijn van een der arbitree-<br />
rende partijen.<br />
Intusschen waren in het begin van Juli Hofmeyr en
i8o KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAF.<br />
Herholdt van Kaapstad naar Bloemfontein en vandaar<br />
naar Pretoria gereisd om de Regeering te bewegen de<br />
stemrechtwet, zooals onlangs aangenomen, nog meer te vereenvoudigen,<br />
en w<strong>el</strong> in dier voege, dat als iemand 7 jaren<br />
of langer in de Republiek was, hij onmidd<strong>el</strong>lijk het stemrecht<br />
zou kunnen verkrijgen en als iemand b.v. 6 jaren in het land<br />
was, hij nog een jaar zou moeten wachten. Iemand, die drie jaar<br />
in het land was, zou nog vier jaar moeten wachten enz.<br />
Hunne voorst<strong>el</strong>len vonden een gewillig oor bij het Gouvernement<br />
en den Volksraad, die, ter wile van den vrede,<br />
genegen waren nog meer toe te geven. Den I8en Juli,<br />
na waarschijnlijk van Jan Hofineyr en Herholdt verslag<br />
te hebben ontvangen omtrent den uitslag hunner zending,<br />
vaardigde het Kaapsche Ministerie een communiqué uit,<br />
waarin het zijn overtuiging uitsprak, dat er, volgens zijn<br />
opinie, geen de minste grond bestond voor inmenging van<br />
Eng<strong>el</strong>sche zijde in de binnenlandsche aang<strong>el</strong>egenheden van<br />
de Republiek.<br />
Den 2oen Juli t<strong>el</strong>egrafeerde de zoogenaamde Uitlander-<br />
Raad naar Eng<strong>el</strong>and, dat hij niet tevreden was met de aangenomen<br />
stemrechtwet (wet 19 Juli). Den 27en Juli zond<br />
Minister Chamberlain een depeche, waarin hij de gebeurtenissen<br />
vanaf de Conferentie nog eens opsomde, verder zijne<br />
beweringen volhi<strong>el</strong>d, dat niet alleen de letter, maar ook de<br />
geest van de Londensche Conventie van 1884 door de Regeering<br />
der Republiek voortdurend was geschonden, en dat<br />
de inleiding der Conventie van 1881 (betreffende de suzereiniteit)<br />
nog bestond. Hij eindigde met het arbitrage-voorst<strong>el</strong><br />
te verwerpen, doch gaf aan de hand, bepaalde kwesties te<br />
onderwerpen aan een zekere rechterlijke autoriteit.<br />
Den Len Augustus t<strong>el</strong>egrafeerde minister Chamberlain aan<br />
den Hoogen Kommissaris, om voor te st<strong>el</strong>len dat Eng<strong>el</strong>and<br />
en de Regeering der Republiek een gezamenlijke Kommissie<br />
zouden benoemen om de aangenomen stemrechtwet na te gaan,<br />
ten einde te zien, of die wet een billijke vertegenwoordiging<br />
aan de uitlanders zou geven, en zoo niet, w<strong>el</strong>ke bijvoegingen<br />
of veranderingen noodig zouden zijn om dit do<strong>el</strong> te bereiken.
KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP. 18 t<br />
Dit voorst<strong>el</strong> van minister Chamberlain was een directe<br />
schending van de Londensche Conventie van 1884, want<br />
grootere bemoeiing met de inwendige aang<strong>el</strong>egenheden van<br />
de Republiek kan men zich haast niet denken. De Staats-<br />
Secretaris antwoordde dan ook den 12en Augustus, dat volgens<br />
de Conventie van 1884 het Eng<strong>el</strong>sche Gouvernement<br />
zich niet mocht mengen in de binnenlandsche zaken van<br />
de Republiek, en drukte de hoop uit, dat Chamberlain met<br />
zijn voorst<strong>el</strong> niet bedo<strong>el</strong>d had inbreuk te maken op de<br />
rechten, de Republiek bij de Conventie verzekerd. De<br />
Staats-Secretaris meende verder dat het do<strong>el</strong>, dat Chamberlain<br />
beoogde met het aanst<strong>el</strong>len eener gezamenlijke kommissie,<br />
even goed kon worden verkregen door vragen te<br />
doen en informatie in te winnen omtrent de wet. Verder<br />
wees hij minister Chamberlain er op, dat men de werking<br />
van de wet niet kon nagaan, vO6r deze in toepassing was<br />
gebracht.<br />
Den i5 en Augustus had de Staats-procureur, J. C. Smuts,<br />
een onderhoud met den Britschen Agent, waarin hij hem<br />
vroeg of H. M's. Gouvernement een 7 jaars-stemrechtwet<br />
met terugwerkende kracht en vermeerdering van zet<strong>el</strong>s voor<br />
de Uitlanders in den Volksraad voldoende zou vinden en<br />
zou afzien van de gezamenlijke Kommissie. De heer Greene<br />
antwoordde, dat hij niet wist of H. M's. Gouvernement er in<br />
zou toestemmen om zijn eisch te laten vallen ; maar dat de<br />
toestand zeer critiek was; dat H. M's. Gouvernement b<strong>el</strong>often<br />
had gedaan aan de Uitlanders en dat het verplicht was die<br />
b<strong>el</strong>often gestand te doen, en indien het noodig was, z<strong>el</strong>fs<br />
gew<strong>el</strong>d zou gebruiken. Hij voegde erbij, dat de eenige kans<br />
voor de Zuid-Afrikaansche Republiek was, om aan Milner's<br />
eischen, te Bloemfontein gest<strong>el</strong>d, onmidd<strong>el</strong>lijk te voldoen. Den<br />
igen Augustus schreef nu de Staats-secretaris aan den Britschen<br />
Agent een brief, waarin hij het volgende alternatieve<br />
voorst<strong>el</strong> aan H. Ms. Gouvernement deed :<br />
I. Het Gouvernement der Zuid-Afrikaansche Republiek is<br />
gewillig aan den Volksraad en het Volk een 5 jaars-stemrechtwet<br />
met terugwerkende kracht aan te bev<strong>el</strong>en, zooals
182 KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
door den Hoogen Kommissaris te Bloemfontein voorgest<strong>el</strong>d.<br />
II. 8 nieuwe zet<strong>el</strong>s zullen in den Eersten Volksraad en,<br />
zoo noodig, ook in den Tweeden Volksraad aan de bevolking<br />
van de Witwaterrand-goudv<strong>el</strong>den worden gegeven, waardoor<br />
het aantal vertegenwoordigers voor de goudv<strong>el</strong>den zal<br />
klimmen tot Lien in een Volksraad van 36 leden.<br />
III. De Nieuwe burgers zullen, evenals de oude, gerechtigd<br />
zijn te stemmen voor Staats-President en Kommandant-<br />
G en eraal.<br />
IV. Het Gouvernement der Republiek is gewillig vriendschapp<strong>el</strong>ijke<br />
raadgevingen over de stemrechtwet van de zijde<br />
van H. M's. Gouvernement in overweging te nemen.<br />
V. Het Gouvernement der Zuid-Afrikaansche Republiek<br />
neemt dan aan :<br />
a. dat H. M's. Gouvernement er in zal toestemmen, dat<br />
de tegenwoordige interventie geen precedent zal vormen voor<br />
derg<strong>el</strong>ijke hand<strong>el</strong>ingen in de toekomst, en dat in de toekomst<br />
geen interventie in de inwendige zaken van de Republiek<br />
zal plaats hebben.<br />
b. dat H. M's. Gouvernement niet verder zal aandringen<br />
op de bewering van Suzereiniteit en dat het geschil over<br />
dat onderwerp stilzwijgend zal vervallen.<br />
c. Dat arbitrage, waarvan vreemde <strong>el</strong>ementen, behalve de<br />
Oranje-Vrijstaat, zullen zijn uitgesloten, zal worden toegestaan,<br />
zoodra het nieuwe stemrecht-ontwerp wet zal zijn geworden.<br />
VI. Zoodra H. M's. Gouvernement dit voorst<strong>el</strong> aanneemt,<br />
zal de Regeering der Zuid-Afrikaansche Republiek den Volksraad<br />
onmidd<strong>el</strong>lijk verzoeken te verdagen om het yolk te<br />
raadplegen, zoodat het gehe<strong>el</strong>e schema binnen een paar<br />
weken kracht van wet zal kunnen erlangen.<br />
VII. In den tusschentijd zullen de vorm en de werking<br />
van het voorgest<strong>el</strong>de Arbitrage-Hof worden besproken en<br />
voorloopig worden overeengekomen, zoodat geen tijd behoeft<br />
verloren te gaan en er zoo spoedig mog<strong>el</strong>ijk een einde kan<br />
worden gemaakt aan den tegenwoordigen toestand van onrust.<br />
De Staats-secretaris eindigde met te zeggen, dat zijn Re-
KRUGER ' S VIERDE PRESIDENTSCHAP. 183<br />
geering vertrouwde, dat H. M's. Gouvernement duid<strong>el</strong>ijk zou<br />
verstaan, dat volgens haar inzicht de bestaande stemrechtwet<br />
van de Republiek red<strong>el</strong>ijk en billijk was tegenover de nieuwe<br />
inkom<strong>el</strong>ingen en dat de beweegredenen, die haar g<strong>el</strong>eid<br />
hadden om verder te gaan met haar concessies, slechts<br />
moesten worden gezocht in de sterke begeerte om een einde<br />
te maken aan de gespannen verhouding en aan de onberekenbare<br />
schade, die daardoor reeds aan Zuid-Afrika was<br />
berokkend, en om een rassenoorlog te vermijden, onder w<strong>el</strong>ks<br />
gevolgen Zuid-Afrika nog v<strong>el</strong>e jaren zou gebukt gaan en<br />
waarvan het misschien z<strong>el</strong>fs nooit zou herst<strong>el</strong>len. Met het<br />
oog op bovenstaande feiten zou zij het ten zeerste waardeeren,<br />
als H. M's. Gouvernement zoo spoedig mog<strong>el</strong>ijk medede<strong>el</strong>de<br />
of zij het voorst<strong>el</strong> aannam of weigerde.<br />
Den 2 1 en Augustus daaropvolgend schreef de Staats-secretaris<br />
weer een brief aan den Britschen Agent ter verduid<strong>el</strong>ijldng<br />
en aanvulling der missieve van den igen Augustus, waarin hij<br />
er op wees, dat de voorst<strong>el</strong>len in zake het stemrecht en<br />
de vertegenwoordiging, vervat in den brief van den igen<br />
Augustus, gedaan waren op voorwaarde, dat H. M's. Gouvernement<br />
de punten, uiteengezet in paragraaf V van dien<br />
brief, aannam d. w. z.<br />
a. in de toekomst geen inmenging meer in de inwendige<br />
zaken van de Republiek,<br />
b. niet langer vasthouden aan de bewering van het bestaan<br />
der Suzereiniteit,<br />
c. toestemmen in de Arbitrage.<br />
Deze voorst<strong>el</strong>len werden gedaan, nadat de Staats-procureur<br />
weder een onderhoud had gehad met den heer Greene en uit<br />
het spreken van dezen had begrepen, dat het Britsche Gouvernement<br />
bereid zou zijn die voorst<strong>el</strong>len aan te nemen, waardoor<br />
clan het voorst<strong>el</strong> van de gezamenlijke kommissie zou vervallen.<br />
Den 2 5 - en Augustus gaven de zoogenaamde Uitlander-Raad<br />
en de Zuid-Afrikaansche Liga te kennen, dat de stemrechtwetswijziging<br />
nog onvoldoende was en eischten zij andere<br />
hervormingen, zooals de ontwapening van de Boeren en het<br />
sloopen van de forten.
184<br />
KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
Den volgenden dag hi<strong>el</strong>d Chamberlain een aanspraak ter<br />
g<strong>el</strong>egenheid van een buitenpartij, die hij op zijn zomervenblijf<br />
„Highbury" gaf, waarin hij o.a. zeide : „Bij President<br />
Kruger komen hervormingen te voorschijn als water uit een<br />
spons en hij doet zijne aanbiedingen vergez<strong>el</strong>d gaan van<br />
voorwaarden, waarvan hij weet dat zij onmog<strong>el</strong>ijk kunnen<br />
ingewilligd worden, of w<strong>el</strong> hij weigert ons toe te staan een<br />
onderzoek in te st<strong>el</strong>len naar den aard en het karakter dezer<br />
hervormingen. Het zand loopt weg uit den tijdlooper : de<br />
knoop moet tosser worden of anders zullen wij andere midd<strong>el</strong>en<br />
moeten gebruiken om hem los te krijgen."<br />
Vijf dagen later, den 30sten Augustus, zond hij een depeche,<br />
waarin hij onder meer te kennen gaf, dat H. M's. Regeering<br />
aannam dat de voorgest<strong>el</strong>de stemrechtwet niet zou worden<br />
bemoeilijkt door lastige bepalingen; reden waarom zij niet<br />
kon verstaan, waarom het Gouvernement van de Republiek<br />
bezwaar had tegen een gezamenlijke kommissie van onderzoek.<br />
De Britsche Regeering wilde echter w<strong>el</strong> harerzijds een kommissie<br />
benoemen om een onderzoek naar de wet in te st<strong>el</strong>len<br />
en dan de noodige aanbev<strong>el</strong>ingen aan het Gouvernement<br />
der Republiek te doen, en vertrouwde dat verschillende bepalingen,<br />
zooals die inzake gedrag, vroegere registratie. enz.<br />
uit de nieuwe wet zouden worden wegg<strong>el</strong>aten. Ten opzichte<br />
der voorwaarden, door het Gouvernement der Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek gest<strong>el</strong>d, verklaarde hij (Chamberlain) dat, wat<br />
de interventie betrof, H. M's. Gouvernement hoopte, dat<br />
de nakoming der gedane b<strong>el</strong>ofte en de rechtvaardige behand<strong>el</strong>ing<br />
van de uitlanders in de toekomst, verdere inmenging<br />
in de inwendige aang<strong>el</strong>egenheden van de Republiek onnoodig<br />
zouden maken, dat het echter niet afstand kon doen van<br />
zijn rechten onder de Conventies (NB. de Conventie van 188i<br />
was, zooals bekend, vervallen). In verband met de suzereiniteit<br />
verwees Chamberlain naar een vroegere depeche,<br />
waarin hij volhi<strong>el</strong>d, dat de suzereiniteit nog bestond. Ten<br />
opzichte van het voorgest<strong>el</strong>de Arbitrage-Hof stemde hij<br />
toe, over te gaan tot een bespreking van den vorm<br />
en werkkring van een scheidsgerecht, waarvan echter
KRUGEWS VIERDE PRESIDENTSCHAP. I85<br />
vreemd<strong>el</strong>ingen en vreemde invloed zouden zijn uitgesloten.<br />
Hij st<strong>el</strong>de verder voor, een nieuwe Conferentie tusschen<br />
den President en den Hoogen Kommissaris te Kaapstad te doen<br />
louden, en eindigde zijn brief met het Gouvernement van<br />
de Zuid-Afrikaansche Republiek eraan te herinneren, dat er<br />
andere geschilspunten waren, die niet zouden worden gereg<strong>el</strong>d<br />
door het verleenen van politieke rechten aan de uitlanders<br />
en die ook niet geschikt waren om aan een arbitrate<br />
uitspraak te worden onderworpen.<br />
Chamberlain beweerde later, dat hij met deze depeche<br />
de voorst<strong>el</strong>len van het Gouvernement der Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek, zooals hierboven uiteengezet, had aangenomen.<br />
Hij was waarschijnlijk de eenige man, die zijn depeche als<br />
een instemmend antwoord beschouwde.<br />
De onpartijdige lezer kan z<strong>el</strong>f oorde<strong>el</strong>en of de depeche<br />
een aanvaarding is der voorst<strong>el</strong>len van het Gouvernement der<br />
Zuid-Afrikaansche Republiek.<br />
Den 3 I sten Augustus t<strong>el</strong>egrafeerde Milner aan Chamberlain :<br />
„de vertoogen tot mij gericht, komen alle neer op de wensch<strong>el</strong>ijkheid<br />
om sn<strong>el</strong> en beslist op te treden. Britsch Zuid-<br />
Afrika is bereid tot de uiterste maatreg<strong>el</strong>en. Er zal een<br />
sterke reactie komen tegen de politiek van H.M.'s Gouvernement,<br />
indien met de oplossing der kwestie zou worden<br />
getalmd."<br />
In antwoord op de depeche van Chamberlain van den<br />
30sten Augustus schreef de Staats-Secretaris der Z. A. R. den<br />
Zen September, aan den Britschen Agent te Pretoria, dat de<br />
regeering van de Zuid-Afrikaansche Republiek met het<br />
diepste leedwezen had vernomen, dat H.M.'s Gouvernement<br />
de gedane voorst<strong>el</strong>len, voorkomende in de nota's van den<br />
9den en 2 I sten Augustus, met de daaraan verbonden voorwaarden<br />
niet kon aanvaarden, temeer waar de officieuse besprekingen<br />
deden vermoeden dat de voorst<strong>el</strong>len aanneembaar<br />
zouden zijn voor H.M.'s Gouvernement. Dientengevolge beschouwde<br />
de regeering der Zuid-Afrikaansche Republiek<br />
haar voorst<strong>el</strong> als vervallen. Wat de eenzijdige kommissie<br />
(in plaats van gezamenlijke) betrof, was het Gouvernement
186<br />
KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
gewillig, voorst<strong>el</strong>len aan den Volksraad voor te leggen, indien<br />
het zou blijken, dat de wet daardoor zou verduid<strong>el</strong>ijkt ea<br />
verbeterd worden. Het scheen de regeering der Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek evenw<strong>el</strong> toe, dat de bevindingen van<br />
een eenzijdige kommissie van weinig waarde zouden zijn,<br />
vooral wanneer er een onderzoek werd ingest<strong>el</strong>d, nog voor<br />
de wet in werking was getreden. Overgaande tot de<br />
aanmerkingen, door Chamberlain gemaakt op de voorwaarden,<br />
verbonden aan de voorst<strong>el</strong>len en de nota van 19'<br />
Augustus, merkte de Staats-Secretaris op :<br />
a. dat het Gouvernement der Zuid-Afrikaansche Republiek<br />
nooit ten opzichte van interventie heeft gevraagd of bedo<strong>el</strong>d,<br />
dat H.M.'s Gouvernement afstand zou doen van eenig recht,<br />
dat het krachtens de Conventie van Londen van 1884 of<br />
krachtens het Algemeene Internationale recht mocht bezitten<br />
om hand<strong>el</strong>end op te treden ter bescherming van Britsche<br />
on derdanen .<br />
b. dat, wat het beweerde bestaan van Suzereiniteit betrof,<br />
dit reeds zoo duid<strong>el</strong>ijk was weerlegd door dit Gouvernement<br />
in zijn depeche van den I6den April 1898, dat het onnoodig<br />
zou zijn hier de feiten en argumenten te herhalen, en dat<br />
het Gouvernement vasthi<strong>el</strong>d aan zijn zienswijze, zooals in<br />
die depeche uiteengezet.<br />
In verband met het voorgest<strong>el</strong>de scheidsgericht was het<br />
Gouvernement verheugd te zien, dat H.M.'s Gouvernement<br />
bereid was in onderhand<strong>el</strong>ing te treden over den vorm en<br />
werkkring van zulk een gericht. Het was echter niet duid<strong>el</strong>ijk:<br />
a. of H.M.'s Gouvernement er in toestemde, dat ook burgers<br />
van den Oranje-Vrijstaat konden worden benoemd tot<br />
zulk een Hof.<br />
b. w<strong>el</strong>ke onderwerpen zouden worden voorg<strong>el</strong>egd aan de<br />
beslissing van dat Hof.<br />
c. w<strong>el</strong>ke onderwerpen H.M.'s Gouvernement niet geschikt<br />
achtte om aan de beslissing van het Hof te worden onderworpen.<br />
H.M.'s Gouvernement zeide w<strong>el</strong>, dat er zulke punten<br />
waren, maar specificeerde ze niet. Het do<strong>el</strong>, dat het Gouvernement<br />
der Zuid-Afrikaansche Republiek op het oog had,
KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP. 187<br />
om nam<strong>el</strong>ijk te geraken tot een finale reg<strong>el</strong>ing van alle<br />
punten van geschil, zou door die beperking verijd<strong>el</strong>d worden.<br />
Wat de voorgest<strong>el</strong>de nieuwe conferentie betrof, zouden<br />
nadere medede<strong>el</strong>ingen van H.M.'s Gouvernement worden<br />
afgewacht.<br />
De Staats-secretaris wees er verder op, dat de voorst<strong>el</strong>len,<br />
door zijn Gouvernement gemaakt, zeer liberaal waren en nog<br />
verder gingen dan die door Sir Alfred Milner te Bloemfontein<br />
te berde gebracht. Dat de condities, aan die voorst<strong>el</strong>len<br />
verbonden, niet eischten, dat H.M.'s Gouvernement<br />
eenige van zijn rechten, voortspruitende uit de Conventie<br />
van Londen (1884) zou opgeven ; dat het Gouvernement der<br />
Zuid-Afrikaansche Republiek daarom niet had verwacht dat<br />
zijn voorst<strong>el</strong>len niet zouden worden aangenomen ; doch dat<br />
het de hoop bleef koesteren, dat een oplossing van de<br />
bestaande geschillen zou worden gevonden ; en om nu tot<br />
zulk een vreedzame oplossing te geraken, eindigde de Staats-<br />
Secretaris zijn brief met de vroeger door Chamberlain voorgest<strong>el</strong>de<br />
gezamenlijke kommissie aan te nemen.<br />
Den t2den September beantwoordde de heer Greene, op<br />
de instructies en aanwijzingen van het Britsche Gouvernement,<br />
de depeche van den heer Reitz van den 2den September,<br />
in w<strong>el</strong>k antwoord te kennen werd gegeven dat H.M.'s Gouvernement<br />
nu niet meer kon terugkomen op zijn vroeger<br />
voorst<strong>el</strong> van een gezamenlijke kommissie ; dat het Britsche<br />
Gouvernement nog bereid was de voorst<strong>el</strong>len der regeering<br />
van de Zuid-Afrikaansche Republiek zonder de tegenvoorwaarden<br />
aan te nemen, mits een gezamenlijke of eenzijdige<br />
kommissie na onderzoek aantoonde, dat het nieuwe ontwerp<br />
niet bezwaard werd door bepalingen, die de bedo<strong>el</strong>ing, om<br />
den Uitlanders een behoorlijke vertegenwoordiging te geven<br />
zouden te niet doen. Ook nam zijn Gouvernement aan, dat<br />
de nieuwe leden hun eigen taal in den Volksraad zouden<br />
kunnen spreken. De brief eindigde met aan te dringen<br />
op een spoedig antwoord, en met de verklaring dat, indien<br />
het antwoord ongunstig of onbeslist was, H.M's. Gouvernement<br />
zichz<strong>el</strong>f het recht zou voorbehouden den toestand „de
88 KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
novo" te overwegen, en zijn eigen voorst<strong>el</strong>len tot een finale<br />
reg<strong>el</strong>ing te doen.<br />
Op dit schrijven antwoordde de Staats-secretaris den i5den<br />
September, dat het zijn Gouvernement leed deed te moeten<br />
verstaan, dat H.M's Gouvernement van zijn, den 23sten Augustus<br />
gedane voorst<strong>el</strong>len afstapte en daarvoor gehe<strong>el</strong> nieuwe in de<br />
plaats st<strong>el</strong>de. De voorst<strong>el</strong>len van het Gouvernement der<br />
Zuid-Afrikaansche Republiek, voorkomende in de nota's van<br />
19 en 20 Augustus, werden uitg<strong>el</strong>okt door wenken, door den<br />
Britschen Agent aan den Staats-procureur gegeven en werden<br />
door het Gouvernement der Zuid-Afrikaansche Republiek in<br />
goed vertrouwen gedaan en op een uitdrukk<strong>el</strong>ijk verzoek,<br />
g<strong>el</strong>ijkstaande met een verzekering, dat het voorst<strong>el</strong> aanneembaar<br />
zou zijn voor H.M's. Gouvernement.<br />
Het Gouvernement der Zuid-Afrikaansche Republiek had<br />
zich niet ontveinsd, dat de onafhank<strong>el</strong>ijkheid der Republiek<br />
w<strong>el</strong>licht gevaar liep door die voorgest<strong>el</strong>de ingrijpende veranderingen,<br />
doch dit gevaar was kleiner dan dat voortspruitende<br />
uit de voortdurende bemoeiing van het Britsche<br />
Gouvernement met de inwendige aang<strong>el</strong>egenheden van de<br />
Republiek en uit het beweerde bestaan van de Suzereiniteit.<br />
Het Gouvernement kon daarom niet. inzien, op w<strong>el</strong>ke<br />
gronden HM's. Gouvernement nu kon verlangen, dat de voorst<strong>el</strong>len<br />
van kracht zouden blijven zonder de tegenvoorwaarden;<br />
terwijl de voorst<strong>el</strong>len, gevaarlijk als zij waren, alleen gedaan<br />
waren, afhank<strong>el</strong>ijk van de aanname der tegen-voorwaarden,<br />
waardoor een grooter gevaar zou worden vermeden.<br />
Wat betrof de kwestie van het spreken van hun eigen taal<br />
door de nieuwe leden in den Volksraad, daarop kon het<br />
Gouvernement niet ingaan en ontkende het, ooit zoo iets<br />
b<strong>el</strong>oofd te hebben.<br />
De Staats-secretaris eindigde zijn brief met de hoop uit<br />
te drukken, dat het Britsche Gouvernement zijn eigen voorst<strong>el</strong><br />
voor een gezamenlijke kommissie zou blijven handhaven en<br />
aldus een einde zou maken aan de gespannen verhouding.<br />
Op dien brief van den Staats-secretaris antwoordde de<br />
Britsche Regeering, d.d. 25 September, door den Britschen
KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP. 18g<br />
Agent, dat zij dikwijls had te kennen gegeven, zich niet te<br />
willen bemoeien met de onafhank<strong>el</strong>ijkheid van de Zuid-<br />
Afrikaansche Republiek (terwijl zij dit, nota-bene, voortdurend<br />
deed), dat zij zich geen recht van interventie had<br />
aangematigd, behalve waar haar dit recht verzekerd was door<br />
de Conventies (er was maar een Conventie). De brief eindigde<br />
met de verklaring dat het zeker nutt<strong>el</strong>oos was de discussie<br />
voort te zetten in de richting tot hiertoe gevolgd en dat<br />
H.M's. Gouvernement nu gedwongen was den toestand op<br />
nieuw in overweging te nemen en zijn eigen voorst<strong>el</strong>len te<br />
doen tot reg<strong>el</strong>ing der kwesties, gerezen door de hand<strong>el</strong>wijze<br />
van de Republiek. H.M's. Gouvernement zou in een latere<br />
depeche die voorst<strong>el</strong>len medede<strong>el</strong>en.<br />
Intusschen werd, den 2osten September 189g, in een openbare<br />
redevoering door Hays Fisher, lid van het Eng<strong>el</strong>sche Gouvernement,<br />
de volgende bedreiging geuit tegen de Regeering<br />
der Zuid-Afrikaansche Republiek. „Het zand is wegg<strong>el</strong>oopen<br />
uit den tijdlooper, het Gouvernement moet nu een macht<br />
zenden, sterk genoeg om ons te verzekeren, dat, wanneer<br />
het ultimatum wordt aangeboden, de Boeren naar rede zullen<br />
luisteren, en ons niet zullen dwingen hun een verpletterende<br />
nederlaag toe te brengen en van hen het land te nemen, dat<br />
zij zoo liefhebben !"<br />
Op den 17den September vroeg de Staats-secretaris der<br />
Zuid-Afrikaansche Republiek inlichtingen aan den Hoogen<br />
Kommissaris omtrent het samentrekken van troepen aan de<br />
grens der Zuid-Afrikaansche Republiek. De Hooge Kommissaris<br />
antwoordde, dat die troepen daar waren tot bescherming<br />
van Britsche b<strong>el</strong>angen en om voorbereid te zijn op<br />
mog<strong>el</strong>ijke gebeurlijkheden.<br />
Den 22sten September werd de mobilisatie van een legercorps<br />
voor Zuid-Afrika in Eng<strong>el</strong>and aangekondigd, en op<br />
28 September werd gem<strong>el</strong>d, dat het grootste gede<strong>el</strong>te van<br />
dat Iegercorps onmidd<strong>el</strong>lijk naar Zuid-Afrika zou vertrekken.<br />
De Regeering liet toen ook het grootste gede<strong>el</strong>te van<br />
de burgers opkommandeeren om nabij de grens van de<br />
Republiek post te vatten, ten einde gereed te zijn tegen
390 KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
een onverhoedschen aanval van de zijde van Eng<strong>el</strong>and.<br />
Op 3o September schreef de Staats-secretaris der Zuid-<br />
Afrikaansche Republiek aan den Britschen Agent, dat hij<br />
gaarne zou willen weten, w<strong>el</strong>ke de beslissing van het Britsche<br />
Gouvernement was, in zake de eigen voorst<strong>el</strong>len." Chamberlain<br />
antwoordde op 2 October, dat de depeche van H.M's.<br />
Gouvernement gereed gemaakt werd ; maar dat het nog<br />
eenigen tijd zou duren voor zij klaar zou zijn. Hieruit bleek<br />
duid<strong>el</strong>ijk, dat Minister Chamberlain slechts tijd wou winnen<br />
om eerst voldoende troepen in Zuid-Afrika te hebben, alvorens<br />
de b<strong>el</strong>oofde depeche, die niets anders dan een ultimatum<br />
•kon zijn, te zenden.<br />
Alvorens nu de laatste stappen werden gedaan, had reeds<br />
de President van den Oranje-Vrijstaat ook zijnerzijds alles<br />
gedaan om den vrede te bewaren.<br />
Op 19 September t<strong>el</strong>egrafeerde de Hooge Kommissaris<br />
aan President Steijn, dat er een aantal troepen, gewoonlijk<br />
te Kaapstad gestationeerd, naar het Noorden werden gezonden<br />
om de verbindingslijn tusschen de Kolonie en het<br />
Britsche gebied in het Noorden te beschermen. Dat, aangezien<br />
er een gede<strong>el</strong>te van de troepen langs de grenzen van<br />
den Oranje-Vrijstaat zouden worden geplaatst, hij, de Hooge<br />
Kommissaris, dit vooruit medede<strong>el</strong>de om misverstand te voorkomen.<br />
Hij voegde er bij, dat H.M's. Revering hoopte een<br />
vred<strong>el</strong>ievende oplossing te zullen vinden van de geschillen<br />
tusschen haar en het Gouvernement der Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek ; doch, zoo die hoop ijd<strong>el</strong> mocht blijken, verwachtte,<br />
dat de Oranje-Vrijstaat zich strikt neutraal zou houden.<br />
President Steijn antwoordde denz<strong>el</strong>fden dag, dat hij z<strong>el</strong>fs<br />
nu niet kon inzien, hoe de geschillen het gebruiken van<br />
gew<strong>el</strong>d tot oplossing ervan rechtvaardigden.<br />
Met het oog op de spanning, die in Zuid-Afrika heerschte,<br />
betreurde hij het stationeeren van troepen tangs de grenzen<br />
van den Oranje-Vrijstaat, daar de burgers dit als een bedreiging<br />
tegen dien staat zouden beschouwen. Indien dus ongewenschte<br />
gevolgen daaruit voortsproten, zou de verantwoord<strong>el</strong>ijkheid<br />
daarvan niet rusten op het Gouvernement van den
KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP. 191<br />
Oranje-Vrijstaat. De President eindigde het t<strong>el</strong>egram met de<br />
verklaring dat het hem zeer zou spijten, indien de vriendschapp<strong>el</strong>ijke<br />
betrekkingen, die altijd tusschen Eng<strong>el</strong>and<br />
en den Oranje-Vrijstaat hadden bestaan, zouden worden<br />
verstoord.<br />
Op den 2 7sterk September nam de Volksraad van den Oranje-<br />
Vrijstaat een besluit, waarin hij te kennen gaf, dat er geen<br />
reden voor oorlog bestond en dat zulk een oorlog een oorlog<br />
zou, zijn tegen de gehe<strong>el</strong>e blanke bevolking van Zuid-Afrika ;<br />
doch dat, wat er ook mocht gebeuren, de Oranje-Vrijstaat<br />
trouw zou blijven aan zijne verplichtingen, voortspruitende<br />
uit het politiek verbond met de Zuid-Afrikaansche Republiek.<br />
Tevens werd de Regeering opgedragen alle pogingen in het<br />
werk te st<strong>el</strong>len om te h<strong>el</strong>pen een vred<strong>el</strong>ievende oplossing<br />
van de geschillen te vinden.<br />
Nog dienz<strong>el</strong>fden dag (27 September) zond President Steijn<br />
een depeche aan den Hoogen Kommissaris, waarin hij wees<br />
op de banden van bloed en vriendschap, die de Oranje-<br />
Vrijstaat zoow<strong>el</strong> aan de Kaapkolonie als aan de Zuid-<br />
Afrikaansche Republiek bonden, en bovendien nog op den<br />
verderen band, nl. de politieke Unie tusschen de beide<br />
Republieken. Een sterk gevo<strong>el</strong> van vriendschap, zoow<strong>el</strong> voor<br />
Groot-Brittannie als voor de Republiek, had hem er toe g<strong>el</strong>eid<br />
de Conferentie te Bloemfontein tusschen den Hoogen<br />
Kommissaris en President Kruger voor te st<strong>el</strong>len ; en het<br />
was voornam<strong>el</strong>ijk te danken aan den Oranje-Vrijstaat en<br />
andere vrienden van den vrede, dat de Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek in zoo korten tijd alreeds zoo groote hervormingen<br />
had aangebracht. De Oranje-Vrijstaat had steeds in het<br />
oog gehouden den geest der Britsche Regeering, om vriendschapp<strong>el</strong>ijke<br />
wenken te geven en niet de wet voor te schrijven<br />
in de inwendige aang<strong>el</strong>egenheden der Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek. Doch, terwijl het Gouvernement dier Republiek,<br />
aangemoedigd door en op advies van den Oranje-Vrijstaat,<br />
bezig was aan de wenschen der uitlanders tegemoet te<br />
komen, werd van die houding afgeweken en kwam er Britsche<br />
inmenging in de binnenlandsche zaken der Republiek. De
192 KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
voorgest<strong>el</strong>de gezamenlijke kommissie van onderzoek bewees<br />
dit boven alien twijf<strong>el</strong>.<br />
Niettegenstaande deze veranderde houding, had het Gouvernement<br />
van den Oranje-Vrijstaat toch nog dat van<br />
de Zuid-Afrikaansche Republiek geraden, gevoig te geven<br />
aan den wensch van het Britsche Gouvernement, in de<br />
hoop, dat daardoor opnieuw de wijze van onderhand<strong>el</strong>ing<br />
vriendschapp<strong>el</strong>ijk zou worden. Groot was daarom de verwondering<br />
van het Gouvernement van den Oranje-Vrijstaat geweest,<br />
toen het vernam, dat het Britsche Gouvernement nu zijn<br />
voorst<strong>el</strong> terugnam, waardoor de ong<strong>el</strong>ukkige spanning slechts<br />
scheen toe te nemen. De Regeering van den Oranje-Vrijstaat<br />
is steeds bereid hare diensten aan te bieden, om tot een<br />
vred<strong>el</strong>ievende oplossing van de geschillen te geraken, maar,<br />
het gevo<strong>el</strong>t zich nu evenals vroeger bemoeilijkt door :<br />
a. onbekendheid met het uiteind<strong>el</strong>ijke do<strong>el</strong> en den omvang<br />
der wenschen van het Britsche Gouvernement, op w<strong>el</strong>ker<br />
voldoening dit Gouvernement zich gerechtigd acht aan te<br />
dringen.<br />
b. het feit, dat, niettegenstaande de herhaalde verzekeringen<br />
van het Britsche Gouvernement, dat het zich niet wenscht<br />
te bemoeien met de inwendige aang<strong>el</strong>egenheden van de<br />
Republiek, noch de onafhank<strong>el</strong>ijkheid te verstoren, het<br />
Gouvernement een politiek heeft gevolgd, die een tegenovergest<strong>el</strong>de<br />
gevolgtrekking schijnt te rechtvaardigen. Als bewijs<br />
van deze bewering haalde Steijn het feit aan, dat, niettegenstaanden<br />
den beweerden vriendschapp<strong>el</strong>ijken aard der onderhand<strong>el</strong>ingen,<br />
H. M.'s Gouvernement voortdurend zijn troepenmacht<br />
uitbreidde en groote militaire toebereidsen maakte die<br />
niets anders konden bedo<strong>el</strong>en dan een politiek van gew<strong>el</strong>d.<br />
De President zou het daarom ten zeerste waardeeren, wanneer<br />
hangende de ontvangst van de aangekondigde depeche,<br />
verdere beweging en vermeerdering van troepen op de<br />
grenzen der beide Staten werden gestaakt en een verzekering te<br />
dien effecte werd gegeven ; zoomede, wanneer mochten worden<br />
vernomen den juisten aard en omvang van de concessies, w<strong>el</strong>ke<br />
H. M's. Gouvernement verlangt, of waarop zij zich gerechtigd
KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP. 193<br />
beschouwt aanspraak te kunnen maken, waardoor een vred<strong>el</strong>ievende<br />
oplossing van de gerezen geschillen zou kunnen<br />
worden verkregen.<br />
Den 2den October de<strong>el</strong>de President Steijn den Hoogen<br />
Kommissaris mede dat, met het oog op de volkomen afwezigheid<br />
van eenige bescherming der grenzen en met het oog<br />
op de heerschende onrust en de voortdurende beweging<br />
en vermeerdering der troepen aan de grenzen van den<br />
Oranje-Vrijstaat, hij zijne burgers had doen oproepen,<br />
ten einde hen gerust te st<strong>el</strong>len dat behoorlijke voorzorg<br />
tot bescherming der grenzen genomen werd. Bij<br />
deze medede<strong>el</strong>ing voegde Steijn de opmerking dat hij nog<br />
wachtende was op een antwoord op zijn depeche van<br />
27 Sept. De Hooge Kommissaris seinde denz<strong>el</strong>fden dag<br />
terug, dat hij het betreurde, dat de President de burgers had<br />
doen oproepen en dat het Z. H. Ed. bekend moest zijn, dat<br />
de Zuid-Afrikaansche Republiek een groote gewapende macht<br />
op de grenzen van Natal had samengetrokken.<br />
De President antwoordde den 3den October, dat het verzam<strong>el</strong>en<br />
van burgers op de Natalsche grenzen door de Zuid-<br />
Afrikaansche Republiek een natuurlijk gevolg was van de<br />
voortdurende vermeerdering van Britsche troepen en hunne<br />
beweging in de richting van de Transvaalsche grens. Hij<br />
verwachtte echter geen aggressieve daad van de Zuid-<br />
Afrikaansche Republiek, tenzij verdere voorwaartsche bewegingen<br />
van Britsche troepen mochten wijzen op het voornemen<br />
om een aanval te doen op de Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek. Hij drong verder aan op een antwoord op zijn<br />
depeche van 27 September.<br />
De Hooge-Kommissaris antwoordde denz<strong>el</strong>fden dag, dat<br />
de beweging en samentrekking van de Britsche troepen<br />
moesten worden toegeschreven aan de vrees der inwoners<br />
in blootgest<strong>el</strong>de districten en dat die troepen niet in verhouding<br />
stonden tot de macht, door het Gouvernement der Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek op de grenzen van Natal bijeengebracht.<br />
De President antwoordde, insg<strong>el</strong>ijks den 3 den October,<br />
dat het bijeentrekken van Britsche troepen niet noodzak<strong>el</strong>ijk<br />
13
194<br />
KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
was geworden door de vrees, gekoesterd door de inwoners<br />
van blootgest<strong>el</strong>de districten. Bovendien bestond er geen<br />
enk<strong>el</strong>e red<strong>el</strong>ijke grond voor zulke bewegingen. Integende<strong>el</strong><br />
hadden de militaire toebereids<strong>el</strong>en, zoow<strong>el</strong> in Eng<strong>el</strong>and als<br />
in Zuid-Afrika, tot niets anders g<strong>el</strong>eid dan tot bemoeilijking<br />
der pogingen, die aangewend werden om een vreedzame<br />
oplossing te verkrijgen.<br />
Aan den bitteren, vijandigen toon en uitlatingen, zoow<strong>el</strong><br />
van verantwoord<strong>el</strong>ijke Eng<strong>el</strong>sche staatslieden als van de<br />
Eng<strong>el</strong>sche pers, in Zuid-Afrika en Eng<strong>el</strong>and, aan de voortdurende<br />
bedreigingen gericht tegen de Transvaal, die gepaard<br />
gingen met steeds toenemende militaire toebereids<strong>el</strong>en,<br />
niet alleen in Eng<strong>el</strong>and, maar in het gehe<strong>el</strong>e Britsche Keizerrijk,<br />
en die, zooals openlijk gezegd is, tegen de Transvaal<br />
gericht waren, schreef hij het toe, dat alle pogingen mislukt<br />
waren om tot een oplossing van de bestaande moei<strong>el</strong>ijkheden<br />
te geraken. De President wenschte verder als zijn overtuiging<br />
uit te spreken, dat zij, die het militaire <strong>el</strong>ement en<br />
daardoor een politiek van bedreiging en gew<strong>el</strong>ddadige interventie<br />
in het leven hadden geroepen, verantwoord<strong>el</strong>ijk<br />
zouden zijn, indien de pogingen, om tot een vred<strong>el</strong>ievende<br />
oplossing te geraken, mislukten. Hij kon slechts erkennen,<br />
dat, de Britsche hand<strong>el</strong>ingen in aanmerking genomen,<br />
de Transvaalsche Regeering niet kon geblameerd worden<br />
voor hare daden, nog te minder, omdat hij nog geen<br />
antwoord had ontvangen op zijn t<strong>el</strong>egrafische depeche van<br />
den 27 September, waarin hij o.a. het red<strong>el</strong>ijk verzoek had<br />
gedaan, dat de vermeerdering en bewegingen der Britsche<br />
troepen mochten worden gestaakt, waardoor de oproeping<br />
van de burgers van de twee Republieken onnoodig zou zijn<br />
geworden. In plaats daarvan waren echter de uitzendingen<br />
van troepen en de militaire bedrijvigheid nog grooter geworden<br />
dan vroeger. Hij kon niet beoorde<strong>el</strong>en of de Britsche<br />
troepen op de grenzen van de Zuid-Afrikaansche Republiek<br />
evenredig waren aan de macht, door die Republiek op de<br />
been gebracht; maar men moest niet vergeten dat door de<br />
Eng<strong>el</strong>sche pers en <strong>el</strong>ders voortdurend vverd beweerd, dat de
KRUGER' S VIERDE PRESIDENTSCHAP. 195<br />
troepen thans in Zuid-Afrika meer dan voldoende waren<br />
voor de ongedisciplineerde macht van de Republiek. Bovendien<br />
werden er voortdurend meer troepen gezonden, wat de<br />
burgers der Republiek rechtvaardigde in hunne beschouwing,<br />
dat Eng<strong>el</strong>and alleen door gew<strong>el</strong>d tot eene oplossing van de<br />
gerezen geschillen wilde komen.<br />
Hierop antwoordde de Hooge Kommissaris den 4en October,<br />
dat de beweringen van den President gemakk<strong>el</strong>ijk zouden<br />
kunnen worden weerlegd, doch dat hij het onnoodig achtte<br />
dit te doen.<br />
De Britsche troepen hadden verdedigende posities, ver<br />
binnen de Natalsche grenzen, ingenomen ; terwijl de burgers<br />
dicht bij de grenzen stonden. Hij wanhoopte echter nog<br />
niet aan den vrede, en hi<strong>el</strong>d zich er van verzekerd, dat <strong>el</strong>k<br />
voorst<strong>el</strong>, van waar clan ook komende, door H.M's. Gouvernement<br />
in gunstige overweging zou worden genomen .<br />
Onmidd<strong>el</strong>lijk den volgenden dag verklaarde de President<br />
hierop, dat hij bereid was een voorst<strong>el</strong> te doen ; doch dat<br />
dit niet billijk zou zijn tegenover ' de Zuid-Afrikaansche Republiek,<br />
zoo lang H.M's. Gouvernement de zending en vermeerdering<br />
van troepen niet staakte, en de troepen op zee<br />
aan land liet gaan, of in <strong>el</strong>k geval niet zoover mog<strong>el</strong>ijk<br />
verwijderd hi<strong>el</strong>d van het terrein van mog<strong>el</strong>ijke vijand<strong>el</strong>ijkheden.<br />
Hij drong er verder op aan, spoedig te vernemen<br />
of Z.Ex. kans zag uitvoering te geven aan deze zijne opmerkingen.<br />
Hij, de President, zou dan trachten onmidd<strong>el</strong>lijk de<br />
verzekering te verkrijgen van het Gouvernement der Zuid-<br />
Afrikaansche Republiek, dat er geen vijand<strong>el</strong>ijke daad zou<br />
worden ondernomen tegen eenig de<strong>el</strong> van H.M's. gebied.<br />
Hij zou verder <strong>el</strong>k red<strong>el</strong>ijk voorst<strong>el</strong> steunen, mits het<br />
opening zou geven voor volkomen afwikk<strong>el</strong>ing der kwesties<br />
en waarborgen zou bieden voor een blijvenden vrede.<br />
In zijn antwoord van den Eden October betreurde de<br />
Hooge Kommissaris het, dat de President als voorwaarde voor<br />
verdere onderhand<strong>el</strong>ingen st<strong>el</strong>de een verzekering van Harer<br />
Majesteits Gouvernement, die zijn vrijheid van hand<strong>el</strong>en ten<br />
opzichte van de plaatsing der Britsche troepen tot bescher-
196 KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
ming van het Britsch gebied zou b<strong>el</strong>emmeren. Zoo een<br />
verzekering zou de Hooge Kommissaris onmog<strong>el</strong>ijk van Harer<br />
Majesteits Gouvernement kunnen vragen. Indien echter de<br />
President de verzekering zou verkrijgen, dat gedurende de<br />
onderhand<strong>el</strong>ingen geen vijandige daad zou worden bedreven,<br />
dan was hij (de Hooge Kommissaris) bereid H.M's. Gouvernement<br />
te adviseeren hetz<strong>el</strong>fde te doen.<br />
Steijn antwoordde hierop denz<strong>el</strong>fden dag, dat het hem<br />
onmog<strong>el</strong>ijk was de Zuid-Afrikaansche Republiek te verzoeken,<br />
de onderhand<strong>el</strong>ingen voort te zetten, waar het feit bestond,<br />
dat van alle kanten van H.M.'s gebied troepen Zuid-Afrika<br />
binnenstroomden met het erkende do<strong>el</strong> de Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek te dwingen, <strong>el</strong>ke voorwaarde, die H.M's. Gouvernement<br />
zou st<strong>el</strong>len, aan te nemen. Hij voegde er aan<br />
toe, dat de bescherming van het Britsche gebied tegen een<br />
mog<strong>el</strong>ijken inval volkomen do<strong>el</strong>treffend kon geschieden zonder<br />
dat de eene partij gedurende of juist door die onderhand<strong>el</strong>ingen<br />
in een nade<strong>el</strong>iger toestand kwam. Hij was bereid<br />
hiertoe mede te werken : maar de kwestie was dat de Zuid-<br />
Afrikaansche Republiek de voortdurende vermeerdering van<br />
Britsche troepen gedurende de onderhand<strong>el</strong>ingen niet anders<br />
kon beschouwen als feit<strong>el</strong>ijk g<strong>el</strong>ijk staande met een vijand<strong>el</strong>ijke<br />
daad.<br />
Den den October kreeg de President antwoord op zijn depeche<br />
van 27 September waarin de Britsche Regeering te<br />
kennen gaf, dat zij herhaald<strong>el</strong>ijk hare inzichten over de kwesties<br />
met de Zuid-Afrikaansche Republiek had ontvouwd en<br />
g<strong>el</strong>oofde dat hare houding niet tot misvatting aanleiding kon<br />
geven. Als de President van den Oranje-Vrijstaat echter<br />
inlichtingen verlangde, dan zou zij hem die verstrekken. Wat<br />
de militaire toebereids<strong>el</strong>en betrof, die waren noodig geworden,<br />
doordat de Zuid-Afrikaansche Republiek in een gewapend<br />
kamp was veranderd. Met het oog op de verwerping harer<br />
voorst<strong>el</strong>len door het Gouvernement der Zuid-Afrikaansche Republiek,<br />
was H.M's. regeering nu bezig den toestand opnieuw<br />
in overweging te nemen, teg<strong>el</strong>ijk rekening houdende met het<br />
ernstige feit, dat beide Republieken nu op voet van oorlog waren.
KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP. 197<br />
Dienz<strong>el</strong>fden dag (den 7en October 1899) verscheen er in<br />
Eng<strong>el</strong>and een proclamatie der Koningin, waarbij het Parlement<br />
werd bijeengeroepen. De reserve-troepen moesten<br />
onder de wapenen komen en de mobilisatie van een legercorps<br />
voor Zuid-Afrika werd g<strong>el</strong>ast. Den g en October zond<br />
President Steijn nog een t<strong>el</strong>egram aan den Hoogen Kommissaris,<br />
waarin de bewering van het Eng<strong>el</strong>sche Gouvernement,<br />
dat de vermeerdering van troepen toe te schrijven<br />
was aan de houding van de Zuid-Afrikaansche Republiek<br />
werd weerlegd en nogmaals werd aangedrongen op het<br />
terugtrekken der gewapende machten aan beide zijden ; die<br />
terugtrekking zou echter vergez<strong>el</strong>d moeten gaan van eene<br />
verzekering van de zijde van H.M's. Regeering, dat de<br />
vermeerdering van troepen harerzijds zou gestaakt worden.<br />
Steijn wees er op, dat dit het eenige midd<strong>el</strong> was om de<br />
crisis te doen eindigen, en alleen als dit gedaan werd, zouden<br />
verdere onderhand<strong>el</strong>ingen mog<strong>el</strong>ijk zijn.<br />
Wij hebben thans den loop der onderhand<strong>el</strong>ingen nagegaan<br />
en de feiten beschreven, precies zooals ze zich hebben toegedragen.<br />
Het zal ieder onbevooroorde<strong>el</strong>d lezer duid<strong>el</strong>ijk zijn, dat<br />
het Britsche Gouvernement en vooral de Hooge Kommissaris en<br />
Chamberlain hun uiterste best hebben gedaan de onderhand<strong>el</strong>ingen<br />
te doen mislukken en een oorlog uit te lokken.<br />
Het Gouvernement der Zuid-Afrikaansche Republiek zag<br />
duid<strong>el</strong>ijk, wat het Britsche Gouvernement wilde, zag duid<strong>el</strong>ijk<br />
dat een botsing niet te vermijden was, dat de Britsche<br />
Regeering slechts wachtte met het verzenden van haar<br />
ultimatum, totdat er een voldoend aantal troepen in Zuid-<br />
Afrika zou zijn aangekomen, om de Republiek van alle zijden<br />
te overstroomen. Toen de Zuid-Afrikaansche Republiek nu bespeurde,<br />
dat eeri oorlog onvermijd<strong>el</strong>ijk was, dat toegeven niets<br />
baatte en dat haar eenige kans was het Britsche Gouvernement<br />
te dwingen zijn ware bedo<strong>el</strong>ingen te ontvouwen,<br />
voordat alle Britsche troepen zouden zijn g<strong>el</strong>and, nam de<br />
Regeering der Zuid-Afrikaansche Republiek tot een uitersten<br />
maatreg<strong>el</strong> haar toevlucht en schreef den glen October een<br />
brief aan den Britschen Agent, „het zoogenaamde ultimatum",
198 KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
waarin zij aantoonde, hoe Eng<strong>el</strong>and niet het minste recht<br />
had zich te bemoeien met de binnenlandsche zaken der<br />
Republiek, hoe er langzamerhand tot bedreigingen was overgegaan,<br />
niettegenstaande de Zuid-Afrikaansche Republiek,<br />
om moei<strong>el</strong>ijkheden te voorkomen, er in had toegestemd om in<br />
discussie te treden met het Britsche Gouvernement over het<br />
stemrecht ; hoe, sedert het afbreken der onderhand<strong>el</strong>ingen door<br />
het Britsch Gouvernement, de Republiek nog steeds wachtte<br />
op de ontvangst van de aangekondigde voorst<strong>el</strong>len van het<br />
Britsche Gouvernement, en hoe, met het oog op de Britsche<br />
militaire macht op de grenzen, de Republiek, als een verdedigings-maatreg<strong>el</strong>,<br />
de burgers had moeten oproepen tot bescherming<br />
der grenzen ; hoe door H. M.'s onwettige inmenging in de<br />
binnenlandsche aang<strong>el</strong>egenheden van de Repubiek, in strijd<br />
met de Conventie van 1884 en door de buitengewone versterking<br />
van troepen op de grenzen van de Republiek, een ondrag<strong>el</strong>ijke<br />
toestand in het leven was geroepen, waaraan het<br />
Gouvernement verplicht was, zoow<strong>el</strong> in het b<strong>el</strong>ang van de<br />
Republiek als van Zuid-Afrika, zoo spoedig mog<strong>el</strong>ijk een<br />
einde te maken en daarom met den grootsten nadruk H. M.'s<br />
Gouvernement moest verzoeken een verzekering te geven<br />
op de volgende punten :<br />
a. dat alle punten van onderling geschil zouden worden<br />
gereg<strong>el</strong>d langs den vriendschapp<strong>el</strong>ijken weg van Arbitrage,<br />
of door zulke andere vriendschapp<strong>el</strong>ijke midd<strong>el</strong>en, als beide<br />
Gouvernementen zouden overeenkomen.<br />
b. Dat de troepen op de grenzen van de Republiek<br />
onmidd<strong>el</strong>lijk zouden worden teruggetrokken.<br />
c. Dat alle troepen-versterkingen, die sedert 1 Juni 1899<br />
in Zuid-Afrika waren aangekomen, binnen een red<strong>el</strong>ijken<br />
tijd, nader overeen te komen tusschen de beide Gouvernementen,<br />
verwijderd zouden worden, met wederkeerige verzekering<br />
en waarborg van de zijde van het Gouvernement<br />
der Zuid-Afrikaansche Republiek, dat Been aanval op of vijand<strong>el</strong>ijkheden<br />
tegen eenig de<strong>el</strong> van H.M's. bezittingen zouden<br />
worden ondernomen door de Republiek gedurende de verdere<br />
onderhand<strong>el</strong>ingen, binnen een tijdperk nader overeen te komen
KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAr. 199<br />
tusschen de beide Gouvernementen, terwiji het gouvernement<br />
der Republiek, in overeenstemming daarmede, bereid zou zijn<br />
de gewapende burgers terug te trekken van de grenzen.<br />
d. Dat H.M's. troepen nu in voile zee, in geen enk<strong>el</strong>e<br />
haven van Zuid-Afrika zouden worden aan land gezet.<br />
De depeche eindigde met het Britsche Gouvernement te<br />
verzoeken vO6r 5 uur in den achtermiddag van II October<br />
antwoord te willen zenden, er bij voegende, dat, zoo er geen<br />
afdoend antwoord binnen dien tijd zou zijn ontvangen, de<br />
Republiek tot haar leedwezen zou gedwongen zijn de hand<strong>el</strong>wijze<br />
van H.M's. Gouvernement te beschouwen als een forme<strong>el</strong>e<br />
oorlogsverklaring en zich niet verantwoord<strong>el</strong>ijk zou beschouwen<br />
voor de gevolgen daarvan.<br />
En, indien verdere troepen-bewegingen in de richting van<br />
de grenzen der Republiek zouden plaats hebben binnen genoemd<br />
tijdperk, zou zulks eveneens beschouwd worden als<br />
een oorlogsverklaring.<br />
Den II den October bracht de heer Greene het antwoord<br />
van het Britsche Gouvernement, m<strong>el</strong>dende dat de voorwaarden,<br />
door het Gouvernement der Zuid-Afrikaansche Republiek<br />
gest<strong>el</strong>d, van dien aard waren, dat het Britsche Gouvernement<br />
het onmog<strong>el</strong>ijk beschouwde ze te overwegen.<br />
Hij vroeg tevens zijn paspoort om het land te verlaten. En<br />
zoo brak dan de oorlog uit, niettegenstaande alle concessies,<br />
alle verdraagzaamheid en toegevendheid van de Republiek.<br />
De Volksraad was den 2en October reeds uiteengegaan toen<br />
het duid<strong>el</strong>ijk werd dat de vijand<strong>el</strong>ijkheden spoedig zouden<br />
beginnen.<br />
Kruger gedurende den Oorlog.<br />
Het ligt niet in de bedo<strong>el</strong>ing den loop en de verschillende<br />
phasen van den oorlog te beschrijven, want President<br />
Kruger nam niet persoonlijk de<strong>el</strong> aan de krijgsverrichtingen.<br />
Hem wachtte een andere taak. Niettegenstaande zijn hoogen
200 KRUGER'S VTERDE PRESIDENTSCFIAP.<br />
leeftijd werkte de President met grooten ijver dag en nacht.<br />
Massa's t<strong>el</strong>egrammen met raadgevingen en vermaningen<br />
werden voortdurend door hem aan verschillende kommando's<br />
verzonden. Zeer dankbaar voor behaalde overwinningen,<br />
liet hij echter nooit den moed zakken, wanneer hem nederlagen<br />
werden gerapporteerd. Er zijn massa's t<strong>el</strong>egrammen,<br />
die ong<strong>el</strong>ukkig bijna alle verloren zijn gegaan, die dit kunnen<br />
bewijzen. Gedurende den oorlog ging hij gewoonlijk<br />
om 8 of 8.3o voormiddag's naar zijn bureau, bleef er tot 12<br />
of 12.3o, kwam om 2 uur terug en bleef dan tot 4 of 5<br />
uur naar g<strong>el</strong>ang van omstandigheden. Om 8 uur ging hij<br />
gewoonlijk naar bed en stond om i i uur weer op om de<br />
later ingekomen t<strong>el</strong>egrammen of te doen. Om twee uur<br />
in den nacht werd hij weer gewekt om de verdere berichten<br />
door te werken. Vaak gebeurde het dan, dat hij eerst om<br />
4 uur weer naar bed ging. In het latere gede<strong>el</strong>te van den<br />
oorlog, toen de Republikeinsche legermachten overal werden<br />
teruggedrongen, stond hij in den reg<strong>el</strong> drie maal en soms<br />
vier maal 's nachts op om de t<strong>el</strong>egrammen door te arbeiden.<br />
Na het opgeven der Ladysmith-st<strong>el</strong>lingen ging Kruger persoonlijk<br />
naar Natal om de burgers moed in te spreken. Te<br />
Glencoe, in Natal, waar de burgers nieuwe posities hadden<br />
ingenomen, sprak hij hen toe en wees hun in krachtige taal<br />
op de noodzak<strong>el</strong>ijkheid om niet te verzwakken in den strijd.<br />
Ook wijlen Generaal Joubert sprak daar in denz<strong>el</strong>fden geest.<br />
Nauw<strong>el</strong>ijks te Pretoria teruggekeerd, ging de President<br />
naar Bloemfontein en vandaar per rijtuig naar Poplar Grove,<br />
aan de Modderrivier, om de burgers ook daar toe te spreken.<br />
Dit g<strong>el</strong>ukte hem echter niet, want nauw<strong>el</strong>ijks bij generaal<br />
de Wet aangekomen, was hij verplicht weer te vertrekken,<br />
daar generaal French met zijn bereden manschappen een<br />
omtrekkende beweging had uitgevoerd en den President den<br />
weg kon afsnijden. Bij Kruger's aankomst werd er juist<br />
hevig gevochten, want de Eng<strong>el</strong>sche opperbev<strong>el</strong>hebber was<br />
blijkbaar bekend met de tegenwoordigheid van den President.<br />
Deze verliet generaal de Wet juist intijds, want nauw<strong>el</strong>ijks<br />
was hij de Modderrivier door, toen generaal French met zijn
KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP. 20I<br />
ruiters aankwam. Deze werd echter door generaal de la Rey,<br />
die juist met zijn staf opdaagde, tegengehouden, zoodat het<br />
lager en de kanonnen nog gered konden worden. Bij het<br />
vertrek van den President begonnen de bommen overal in<br />
het rond te vallen. Een vi<strong>el</strong> achter het wagentje, waarin<br />
hij zat.<br />
Te Pretoria teruggekeerd, ging Kruger enk<strong>el</strong>e dagen later<br />
weer naar Kroonstad, om daar de burgers moed in te spreken<br />
en een algemeenen krijgsraad bij te wonen. Het was bij<br />
die g<strong>el</strong>egenheid, dat de diep betreurde Generaal de Villebois-<br />
Mareuil zijn aanst<strong>el</strong>ling als Generaal van het Vreemd<strong>el</strong>ingen-<br />
Legioen ontving.<br />
Kort daarop trof den President een bizonder zware slag<br />
in den dood van Generaal Joubert, die zoov<strong>el</strong>e jaren met<br />
hem had samengewerkt aan den opbouw van de Republiek.<br />
Zijn dood werd door het gehe<strong>el</strong>e yolk diep betreurd en<br />
gevo<strong>el</strong>d als een onherst<strong>el</strong>baar verlies. Er is geen twijf<strong>el</strong>,<br />
dat het afsterven van dien oprechten patriot en vaderlandslievenden<br />
Generaal op v<strong>el</strong>e burgers een ontmoedigenden<br />
invloed had. G<strong>el</strong>ukkig dat hij nog voor zijn dood iemand<br />
kon aanwijzen, die waardig was zijn plaats in te nemen.<br />
Die man is Kommandant-Generaal Louis Botha, die de bewijzen<br />
heeft g<strong>el</strong>everd, dat het vertrouwen, door den stervenden<br />
Generaal Joubert in hem gest<strong>el</strong>d, niet misplaatst was.<br />
Kort voor de inname van Bloemfontein besloten de beide<br />
Regeeringen een deputatie naar Europa of te vaardigen om te<br />
trachten Europeesche interventie te verkrijgen. Die deputatie<br />
bestond uit de heeren : A. Fischer, lid van den Uitvoerenden<br />
Raad van den Oranje-Vrijstaat, die gedurende de crisis<br />
een voornaam aande<strong>el</strong> heeft gehad in de onderhand<strong>el</strong>ingen,<br />
als afgevaardigde voor beide Republieken ; C. H. Wess<strong>el</strong>s,<br />
voorzitter van den Volksraad van den Oranje-Vrijstaat, als<br />
afgevaardigde voor dien Staat, en A. D. W. Wolmarans, lid<br />
van den Uitvoerenden Raad der Zuid-Afrikaansche Republiek,<br />
als afgevaardigde voor dien Staat ; alien zeer geachte en<br />
bekwame mannen, in wie de Regeeringen en het yolk der<br />
beide Republieken het meest volkomen vertrouwen st<strong>el</strong>den.
202 KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
Kort te voren, na de overgave van Cronje, hadden beide<br />
Regeeringen een depeche aan Lord Salisbury gezonden, hem de<br />
verzekering gevende, dat de Republieken bereid waren, onmidd<strong>el</strong>lijk<br />
vrede te sluiten op de basis van volkomen onafhank<strong>el</strong>ijkheid;<br />
want dat die onafhank<strong>el</strong>ijkheid het eenige was,<br />
waarvoor zij vochten. Lord Salisbury antwoordde, dat hij<br />
er niet in kon toestemmen, dat de Republieken ook z<strong>el</strong>fs<br />
maar een greintje onafhank<strong>el</strong>ijkheid zouden behouden.<br />
Deze verklaring kwam nog w<strong>el</strong>, nadat hij 4 maanden<br />
vroeger in een publieke aanspraak had gezegd, dat Eng<strong>el</strong>and<br />
met dezen oorlog geen goudv<strong>el</strong>den en geen grondgebied<br />
zocht.<br />
Waren reeds de dagen van toen met al hun plichten en<br />
eischen zwaar voor den President, er zouden nog zwaardere<br />
dagen komen. Toen, na het ontzet van Mafeking, de<br />
Britsche troepen van alle kanten de Republiek binnenstroomden,<br />
werd het duid<strong>el</strong>ijk, dat Kruger op zijn ouden dag echtgenoot<br />
en huis, ja alles wat hem dierbaar was, zou moeten verlaten<br />
om in het Oosten van de Republiek, waar de strijd zou<br />
worden voortgezet, een schuilplaats te vinden. Het is te begrijpen,<br />
hoe zwaar dit afscheid den ouden President moest vallen.<br />
Zijne echtgenoote was reeds zoo oud en zwak, dat er niet aan<br />
vi<strong>el</strong> te denken, haar mede te nemen. Dit zou volgens het<br />
oorde<strong>el</strong> van den dokter haar het leven kosten. Aan den<br />
anderen kant kon Kruger er zoo goed als zeker van zijn,<br />
dat hij haar in dit leven niet meer zou terugzien. En toch<br />
kwam de dag van het scheiden, na een zoo lang en g<strong>el</strong>ukkig<br />
huw<strong>el</strong>ijksleven, steeds nader, en w<strong>el</strong>dra zou de President<br />
een onzekere toekomst vol gevaren en ontberingen tegemoet<br />
moeten gaan. Alvorens die voor den President zoo<br />
gewichtige en treurige dag aanbrak, zou hij nog eens g<strong>el</strong>egenheid<br />
hebben, in het openbaar blijk te geven van het<br />
vertrouwen in de toekomst, dat hem bleef bezi<strong>el</strong>en. In het<br />
begin van de maand Mei werd er een buitengewone Volksraadszitting<br />
te Pretoria gehouden. V<strong>el</strong>e van de bekende<br />
figuren in het Transvaalsche openbare leven rustten toen al<br />
in het graf en hun onbezette plaatsen in de vergaderzaal
KRUGER ' S VIERDE PRESIDENTSCHAP. 203<br />
deden pijnlijk aan. Ter g<strong>el</strong>egenheid dier zitting hi<strong>el</strong>d de<br />
President twee toespraken, die den geest die hem bezi<strong>el</strong>de,<br />
duid<strong>el</strong>ijk weergeven.<br />
Lord Roberts was reeds doorgedrongen tot bij Johannesburg<br />
en daar men vernomen had, dat bij de Eng<strong>el</strong>schen het<br />
plan bestond om den D<strong>el</strong>agoabaai-spoorweg, ten Oosten van<br />
Pretoria, door een vliegende colonne te laten verni<strong>el</strong>en,<br />
werd besloten, dat de President en de Regeering Pretoria<br />
zouden verlaten en de zet<strong>el</strong> der Regeering naar het Oosten<br />
van de Republiek zou werden verplaatst. Den Iaatsten dag<br />
van zijn verblijf te Pretoria, den 2ge n Mei 1900, ontving<br />
Kruger in den achtermiddag, terwijl men bezig was zijn<br />
goederen te pakken, nog den Amerikaanschen jongen Jimmy<br />
Smith, die hem een adres bracht, waarin duizende schoolkinderen<br />
van Philad<strong>el</strong>phia, als kinderen van een stad, die<br />
zich het eerst tegenover Groot-Brittanje onaf hank<strong>el</strong>ijk had<br />
verklaard, een groet van sympathie zonden aan de leiders<br />
van het yolk, dat thans aan de beurt was, zijn onafhank<strong>el</strong>ijkheid<br />
tegenover dez<strong>el</strong>fde natie te verdedigen. Ook<br />
overhandigde hij een Transvaalsche vlag, in Amerika<br />
vervaardigd. De President dankte den jongen en de<br />
andere Amerikanen, die bij de aanbieding tegenwoordig<br />
waren, voor de blijken van sympathie. Een uur na dit onderhoud,<br />
toen het reeds donker was, vertrok hij per rijtuig,<br />
vergez<strong>el</strong>d van eenige vertrouwden, naar Eerste-Fabrieken,<br />
het eerste station van de Ooster-spoorlijn. Vandaar ging<br />
hij per trein naar Midd<strong>el</strong>burg, waar de nacht werd doorgebracht,<br />
en den volgenden dag vertrok hij naar Machadodorp,<br />
waar kort na zijn aankomst een proclamatie werd uitgevaardigd,<br />
waarbij dit plaatsje voorloopig tot zet<strong>el</strong> der<br />
Regeering werd uitgeroepen. Hier woonde de President in<br />
zijn salonspoorwagen en was zijn leven, in zooverre dit zijn<br />
werkzaamheden betrof, volkomen g<strong>el</strong>ijk aan dat te Pretoria.<br />
Een t<strong>el</strong>egraaftoest<strong>el</strong> werd in den wagen geplaatst en voortdurend<br />
ontving hij t<strong>el</strong>egrammen en verzond hij er, waarin<br />
de burgers te v<strong>el</strong>de werden aangemoedigd om den strijd vol<br />
te houden.
204 KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
De eerste dagen van Juni behooren tot de somberste van<br />
Kruger's geschiedenis. Op den yen Juni nam Lord Roberts<br />
Pretoria in, en v<strong>el</strong>e burgers, ontmoedigd door de jongste<br />
gebeurtenissen, gaven gehoor aan de verleid<strong>el</strong>ijke proclamaties,<br />
door dezen v<strong>el</strong>dheer uitgevaardigd, en waarin hij de burgers<br />
aanspoorde de wapenen neer te leggen en den neutraliteitseed<br />
te zweren. (V<strong>el</strong>e van de t<strong>el</strong>egrammen, in dezen tijd verzonden,<br />
zijn bewaard gebleven en onlangs door het Algemeen<br />
Nederlandsch Verbond met andere b<strong>el</strong>angrijke stukken in<br />
boekvorm uitgegeven. Wij zullen in den verderen loop van<br />
ons verhaal hier en daar t<strong>el</strong>egrammen en andere b<strong>el</strong>angrijke<br />
stukken uit genoemd werkje aanhalen.) Zoo werd een<br />
t<strong>el</strong>egram door Kruger aan de burgers verzonden met betrekking<br />
tot het nederleggen der wapenen :<br />
„Zeg aan burgers, dat het hen niets baten zal de wapens<br />
neer te leggen, daar Roberts een proclamatie uitgevaardigd<br />
heeft, dat hij in het vervolg geen burger meer onder zijn<br />
eed zal uitlaten, daar hij ondervonden heeft, dat de burgers<br />
hem weer schieten, niettegenstaande zulk een eed afg<strong>el</strong>egd<br />
te hebben ; hij heeft bovendien besloten alle manspersonen<br />
boven twaalf jaar gevangen te nemen, al zijn zij ongewapend.<br />
Wanneer zij gevangen genomen zijn, worden zij naar St.-<br />
H<strong>el</strong>ena gezonden. Kinderen zijn dus ook niet meer veilig.<br />
Wij hebben derhalve besloten te vechten tot het einde. Weest<br />
getrouw en strijdt in den naam des Heeren, want diegenen<br />
die vluchten en hunne positie's verlaten of wegloopen van<br />
Kommando, vluchten recht uit naar St. H<strong>el</strong>ena."<br />
Daar Machadodorp een van de koudste plaatsen is in de<br />
Transvaal en de President in dien tijd ve<strong>el</strong> last had van<br />
zijn oogen, werd er besloten, ook op aandringen van de<br />
burgers, dat hij naar Waterval-Onder zou verhuizen. Dit<br />
gebeurde den Oosten Juni 1900. Deze plaats, hoew<strong>el</strong> slechts<br />
ongeveer 15 K.M. ten Oosten van Machadodorp, mag zich<br />
verheugen in een zeer zacht klimaat gedurende den winter,<br />
is bovendien he<strong>el</strong> lief g<strong>el</strong>egen aan de Elandsrivier en omringd<br />
door zeer hooge bergen. Hier kreeg men een kleine<br />
woning, die zoo gerief<strong>el</strong>ijk mog<strong>el</strong>ijk voor den President werd
KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP. 205<br />
ingericht, en waar hij 2 maanden gebleven is en den minst<br />
droevigen tijd, sedert zijn vertrek uit Pretoria, mocht<br />
doorbrengen. De zet<strong>el</strong> der Regeering bleef echter te Machadodorp,<br />
waar ook de Staats-secretaris en de leden van<br />
den Uitvoerenden Raad verblijf hi<strong>el</strong>den. Dezen gingen iederen<br />
morgen per spoor naar Waterval-Onder om de Uitvoerende<br />
Raadszitting bij te wonen. Tegen het einde van<br />
Augustus kwam President Steyn met gevolg hier aan om<br />
met President Kruger den toestand van het land te bespreken.<br />
Het was ongeveer in den tijd, dat Lord Roberts in<br />
samenwerking met Generaal Sir Redvers Buller, een beslisten<br />
aanval deed op de posities van Generaal Botha te<br />
Dalmanutha, en hoew<strong>el</strong> de burgers met leeuwenmoed vochten<br />
en een week lang alle pogingen van den vijand om door<br />
te breken verijd<strong>el</strong>den, g<strong>el</strong>ukte het Generaal Buller toch<br />
eind<strong>el</strong>ijk een zwak punt, door een 7o man van de Johannesburger-politie<br />
bezet, te nemen. Generaal Botha beschikte<br />
over ongeveer 4000 man om een terrein van meer dan 5o K.M.<br />
breedte te verdedigen. Roberts vi<strong>el</strong> hem aan met ongeveer<br />
50.000 man, alsmede ve<strong>el</strong> grof geschut. Het was na dezen slag,<br />
dat het den Kommandant-Generaal en andere officieren duid<strong>el</strong>ijk<br />
werd, dat het dit klein getal burgers niet mog<strong>el</strong>ijk was, den<br />
vijand te keeren of te bevechten, zooals zij tot dusverre gedaan<br />
hadden, en dat het beter zou zijn, indien de President<br />
vertrok, waardoor de bewegingen der kommando's vrijer<br />
zouden worden. Er werd echter eerst besloten voorloopig<br />
naar N<strong>el</strong>spruit, een station aan den D<strong>el</strong>agoabaai-spoorweg,<br />
ongeveer halverwege tusschen Waterval-Onder en de Portugeesche<br />
grens, te gaan. Het vervoer van al de goederen,<br />
zooals wagens, karren, paarden, muilen enz. enz. leverde<br />
ve<strong>el</strong> moei<strong>el</strong>ijkheden en bezwaren op ; doch de Nederlandsche<br />
Zuid-Afrikaansche Spoorwegmaatschappij, die gedurende den<br />
gehe<strong>el</strong>en oorlog alle moei<strong>el</strong>ijkheden uitmuntend te boven<br />
was gekomen, trad ook nu weer op schitterende wijze op.<br />
Op de plaats, die nu tot zet<strong>el</strong> der Regeering werd uitgeroepen,<br />
ontving de Regeering de proclamatie van Lord Roberts,<br />
waarbij deze de Zuid-Afrikaansche Republiek aan Eng<strong>el</strong>and
206 KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
hechtte. Dad<strong>el</strong>ijk vaardigde Kruger een tegen-proclamatie<br />
uit : 1)<br />
)Nademaal aan het yolk van de Zuid-Afrikaansche Republiek<br />
en van den Oranje-Vrijstaat een onrechtvaardige oorlog<br />
door Groot-Brittannie in de maand October 1899 werd opgedrongen<br />
en deze twee kleine Republieken den ong<strong>el</strong>ijken<br />
strijd tegen het machtige Britsche Rijk hebben volgehouden<br />
voor bijna <strong>el</strong>f maanden en nog steeds volhouden ;<br />
snademaal mij bericht is geworden, dat een zekere proclamatie,<br />
gedateerd 1 September 1900, is uitgevaardigd door Roberts,<br />
V<strong>el</strong>dmaarschalk, Opperbev<strong>el</strong>hebber der Britsche krijgsmacht in<br />
Zuid-Afrika, waarin beweerd wordt, dat de Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek veroverd is geworden door Harer Majesteits<br />
troepen en de Zuid-Afrikaansche Republiek geannexeerd<br />
wordt aan het Britsche Rijk, terwijl de krijgsmacht van de<br />
Zuid-Afrikaansche Republiek nog te v<strong>el</strong>de is en de Zuid-<br />
Afrikaansche Republiek niet is veroverd en gem<strong>el</strong>de proclamatie<br />
dus in strijd is met het volkenrecht ;<br />
„en nademaal de onafhank<strong>el</strong>ijkheid van de Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek erkend is geworden door meest alle beschaafde<br />
mogendheden ;<br />
„nademaal ik het wensch<strong>el</strong>ijk acht, om dad<strong>el</strong>ijk ter kennis<br />
van alien, die het moge aangaan te brengen, dat gem<strong>el</strong>de<br />
Proclamatie door de Regeering en het yolk van de Zuid-<br />
Afrikaansche Republiek niet erkend wordt;<br />
„Zoo is het, dat ik, Stephanus Johannes Paulus Kruger,<br />
Staatspresident van de Zuid-Afrikaansche Republiek, met<br />
advies en consent van den Uitvoerenden Raad, blijkens<br />
artik<strong>el</strong> 147 zijner notulen, dd. 3 September 1900, namens<br />
het onafhank<strong>el</strong>ijke yolk van de Zuid-Afrikaansche Republiek,<br />
mits deze proclameer, dat de gem<strong>el</strong>de annexatie niet erkend<br />
t) Een proclamatie, waarbij de Burgers voor het afleggen van den onzijdigheidseed<br />
gewaarschuwd werden en deze eed onwettig werd verklaard, was<br />
reeds den 2I en Juni uitgevaardigd en een proclamatie, waarbij Staatsambte.<br />
naren, die den vijand diensten bewezen, ontslagen werden verklaard wegens<br />
het breken van hun ambtseed, was den 29en Juni gevolgd.
KRUGER'S VIERDE PRES1DENTSCHAP. 207<br />
wordt en wordt zij mits deze, van nul en geener waarde verklaard.<br />
„Het yolk van de Zuid-Afrikaansche Republiek is en blijft<br />
een vrij en onafhank<strong>el</strong>ijk yolk en weigert zich te onderwerpen<br />
aan Britsch gezag.<br />
„Aldus gedaan en gegeven onder mijne hand te N<strong>el</strong>spruit,<br />
in de Zuid-Afrikaansche Republiek, op den 3den dag der<br />
maand September 1900."<br />
Niettegenstaande men eerst nog hoopte, dat de burgers<br />
in staat zouden zijn den vijand in de bergen tot staan te<br />
brengen, bleek het al spoedig, dat de overmacht te groot<br />
was, en toen nu de vijand al nader en nader kwam en van<br />
alle kanten op N<strong>el</strong>spruit aanrukte, moest een beslissende<br />
stap worden genomen en in een bijeenkomst van de leden<br />
van de Transvaalsche en Oranje-Vrijstaatsche Regeeringen,<br />
alsmede van een aantal officieren, waaronder de Kommandant-<br />
Generaal, werd besloten den President naar Europa of te<br />
vaardigen om te trachten daar de zaak der Republieken<br />
te bevorderen. Gedurende zijn afwezigheid zou Generaal<br />
S. W. Burger, Vice-President, als waarnemend Staats-<br />
President van de Zuid-Afrikaansche Republiek optreden.<br />
Bij proclamatie werd dit besluit aldus bekend gemaakt :<br />
Nademaal de hooggevorderde leeftijd van Zijn HoogEd<strong>el</strong>e<br />
den Staatspresident het onmog<strong>el</strong>ijk maakt voor Zijn Hoog-<br />
Ed<strong>el</strong>e om verder met de kommando's mee te trekken ;<br />
) en nademaal de Uitvoerende Raad overtuigd is, dat de<br />
hooggewaardeerde diensten van Zijn HoogEd<strong>el</strong>e nog nuttig<br />
besteed kunnen worden in b<strong>el</strong>ang van land en yolk ;<br />
vbesluit de Uitvoerende Raad hiermede om Zijn HoogEd<strong>el</strong>e<br />
verlof van aanwezigheid naar Europa te verleenen voor den<br />
tijd van zes maanden, om onze zaak aldaar te bevorderen,<br />
en treedt de heer S. W. Burger, Vice-President op, in zijne<br />
plaafs, volgens Wet.<br />
S. W. BURGER,<br />
Vice-President.<br />
F. W. REITZ,<br />
N<strong>el</strong>spruit, io September 1900. Staats-Secretaris
208 KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
Was het verlaten van Pretoria zwaar voor Kruger geweest,<br />
het verlaten van zijn land en yolk, terwijl het onder<br />
v<strong>el</strong>e rampen zuchtte, was dubb<strong>el</strong> zwaar. Terwiji het land<br />
gehe<strong>el</strong> en al overstroomd was door den vijand, die in zijn<br />
overmoed reeds verklaarde, dat de oorlog uit was en er nog<br />
slechts Guerilla-benden rondtrokken, moest de President<br />
afscheid nemen van zijn land en yolk en van de mannen,<br />
die hem zoov<strong>el</strong>e jaren ter zij hadden gestaan en van het<br />
klein aantal mannen, die van alle kanten ingesloten, zich een<br />
weg moesten banen door een woeste, onbewoonde streek<br />
naar het Noorden van de Republiek, ten einde daar de<br />
Burgermacht te reorganiseeren en van daaruit den strijd<br />
voort te zetten.<br />
Doch het was de harde noodzak<strong>el</strong>ijkheid ; hij moest instemmen<br />
met het genomen besluit, of zich laten gevangennemen ;<br />
want het was hem, op zijn hooge jaren, onmog<strong>el</strong>ijk om de<br />
Kommando's te volgen, omdat hij niet meer kon paardrijden.<br />
Een troost was het hem echter, dat het bestuur werd achterg<strong>el</strong>aten<br />
in de bekwame handen van S. W. Burger, bijgestaan<br />
door F. W. Reitz, Louis Botha, de la Rey en anderen, die<br />
gesteund en versterkt werden in het aanmoedigen der burgers<br />
door den nob<strong>el</strong>en President Steyn. In den avond van den<br />
/t om December werd afscheid genomen van de achterblijvenden<br />
te N<strong>el</strong>spruit. Dien nacht bleef Kruger nog te Krokodilpoort.<br />
Op reis naar Europa.<br />
Den volgenden dag begon de lange p<strong>el</strong>grims-tocht naar<br />
Europa, waarvan het einde toen nog door niemand kon<br />
worden voorzien en voorsp<strong>el</strong>d. Vanaf Krokodilpoort reisde<br />
de President in den spoorwegwagen van den bestuurder der<br />
Nederlandsche Zuid-Afrikaansche Spoorweg-Maatschappij. Te<br />
Hectorspruit werd eenige uren gewacht op President Steyn<br />
en anderen, en laat in den middag werd afscheid van hen
KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP. 209<br />
genomen en zette de trein met Kruger en het gevolg, door<br />
den Uitvoerenden Raad aangewezen om hem te vergez<strong>el</strong>len,<br />
zich in beweging naar Lourenco Marques. De trein stoomde<br />
Komatiepoort, het laatste station in de Republiek, voorbij<br />
en te Ressano-Garcia, het eerste station op het Portugeesche<br />
gebied, kwam de bestuurder van de Portugeesche Spoorwegen<br />
den trein overnemen. In plaats van in het station te<br />
Lourenco Marques, lieten de Portugeezen den trein op een<br />
zijspoor stilhouden, waardoor Kruger zich ongemerkt — het<br />
was reeds donker — naar de woning van den Heer Pott,<br />
Consul-Generaal van de Zuid-Afrikaansche Republiek, kon<br />
begeven. Het was de bedo<strong>el</strong>ing van den President om bij<br />
den Heer Pott te blijven, tot hij zich op de eerstvolgende<br />
boot naar Europa kon inschepen ; — dit zou zijn de „Herzog",<br />
van de Duitsche Oost-Afrika Lijn, — maar reeds den volgenden<br />
dag kwam de Portugeesche Gouverneur en de<strong>el</strong>de<br />
Kruger mede, dat hij in opdracht van zijn Gouvernement den<br />
President mede moest nemen naar zijne woning om daar<br />
als gast der Portugeesche regeering te blijven, en toen<br />
Kruger hiertegen bezwaar maakte, gaf de Gouverneur hem<br />
te kennen, dat de President geen keuze had, doch zou<br />
moeten medegaan, willig of onwillig. Deze hand<strong>el</strong>wijze<br />
van de Portugeesche Regeering is ongetwijf<strong>el</strong>d alleen toe<br />
te schrijven aan de pressie, door het Eng<strong>el</strong>sche Gouvernement<br />
op haar uitgeoefend; want de Portugeesche Gouverneur<br />
regeerde slechts in naam; de werk<strong>el</strong>ijke Gouverneur<br />
was de Eng<strong>el</strong>sche Consul te D<strong>el</strong>agoabaai. Gouverneur<br />
Machado, die misschien gehe<strong>el</strong> tegen zijn zin zijn onaangenamen<br />
plicht vervulde, behand<strong>el</strong>de den President zeer<br />
vriend<strong>el</strong>ijk, doch deze mocht nergens heengaan, zonder<br />
vergez<strong>el</strong>d te zijn van den Gouverneur, en die leden van het<br />
gevolg van Kruger, die met hem in het Huis waren g<strong>el</strong>ogeerd,<br />
konden ook slechts vergez<strong>el</strong>d van een adjudant naar de<br />
stad gaan. Zij mochten echter met niemand een onderhoud<br />
hebben of spreken. De eerste paar dagen werd den beiden<br />
anderen leden van Kruger's gevolg, alsmede eenige vrienden,<br />
nog toegestaan den President te bezoeken ; doch ook<br />
14
210 KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
dit werd spoedig verboden, omdat, zooals werd verklaard, de<br />
Eng<strong>el</strong>sche Consul zich hierover had beklaagd. Deze toestand<br />
duurde eenige weken, Kruger was feit<strong>el</strong>ijk een gevangene<br />
in het huis van den Gouverneur.<br />
Gedurende Kruger's verblijf te Lourengo Marques vi<strong>el</strong> zijn<br />
75ste verjaardag. Hoe verschillend was die dag van vroegere<br />
g<strong>el</strong>egenheden, als he<strong>el</strong> Pretoria en v<strong>el</strong>e burgers van <strong>el</strong>ders zich<br />
opmaakten, om hun President hun g<strong>el</strong>ukwenschen aan te<br />
bieden en er zich een stroom van bezoekers van den morgen<br />
tot den avond in de richting van de Presidents-woning<br />
bewoog. Thans, verwijderd van zijn land en yolk en van<br />
zijne familiebetrekkingen, feit<strong>el</strong>ijk een gevangene van den<br />
Portugeeschen Gouverneur, mocht Kruger niet eens de<br />
g<strong>el</strong>ukwenschen van de Burgers, die te D<strong>el</strong>agoabaai waren,<br />
ontvangen. Hun werd verboden anders dan vanaf de straat<br />
hem hun g<strong>el</strong>ukwenschen toe te roepen, wat ieder burger,<br />
die zich ter plaatse beyond, dan ook deed.<br />
In deze donkere dagen brak g<strong>el</strong>ukkig een lichtstraal door,<br />
die het hart van den President en de zijnen met vreugde<br />
vervulde. Het bericht kwam dat Hare Majesteit de Koningin<br />
der Nederlanden een oorlogschip ter beschikking had gest<strong>el</strong>d<br />
om den President naar Europa te brengen. Dat dit een<br />
daad was, door het gehe<strong>el</strong>e Boerenvolk gewaardeerd, behoeft<br />
geen betoog. Hierdoor werd nu ook de onzekerheid weggenomen,<br />
die er omtrent het al of niet slagen van de reis<br />
naar Europa had bestaan. Daar het schip echter ver van<br />
D<strong>el</strong>agoabaai was, zou het nog een geruimen tijd duren voor<br />
Kruger zich zou kunnen inschepen. Dit gebeurde dan ook<br />
eerst 21 October 1900 en toen moest de „G<strong>el</strong>derland,"<br />
waar hij uiterst vriend<strong>el</strong>ijk en hart<strong>el</strong>ijk door den Kommandant<br />
en officieren ontvangen werd, eerst nog kolen innemen.<br />
De reis van D<strong>el</strong>agoabaai naar Dar-es-Salaam, waar de<br />
„G<strong>el</strong>derland" den morgen van den vijfden dag aankwam,<br />
was zeer voorspoedig. De President had echter voor het<br />
eerst van zijn leven een weinig last van zeeziekte, doch al<br />
spoedig begon hij weer zijn pijp te rooken, een duid<strong>el</strong>ijk<br />
bewijs, dat hij weer herst<strong>el</strong>d was. Te Dar-es-Salaam kwam
KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP. 211<br />
een aantal Duitsche ambtenaren Kruger een bezoek brengen<br />
aan boord van de „G<strong>el</strong>derland" en hem uitnoodigen tot bijwoning<br />
van een maaltijd, dien zij te zijner eere dachten te<br />
geven. Wegens de omstandigheden van zijn land, verzocht de<br />
President hun echter b<strong>el</strong>eefd hem te willen verontschuldigen.<br />
Van Dar-es-Salaam naar Djibouti, waar de gG<strong>el</strong>derlanth den<br />
Zen November aankwam, had men nog altijd een kalme zee.<br />
Ook te Djibouti werd Kruger tot een diner uitgenoodigd,<br />
aan w<strong>el</strong>ke uitnoodiging hij echter om dez<strong>el</strong>fde redenen geen<br />
gevolg kon geven. Vandaar ging de reis naar Suez. Alle<br />
schepen, die de „G<strong>el</strong>derland" langs voeren, groetten, en<br />
van sommige, die dichtbij kwamen, juichten de passagiers<br />
den President toe. Van Suez werd de reis voortgezet naar<br />
Port-Said, waar kolen zouden worden ingenomen. Hier had<br />
men wat last van de v<strong>el</strong>e correspondenten, die den President<br />
trachtten te interviewen, doch zonder succes. Van hier naar<br />
Marseille was de reis bijzonder onaangenaam. Er woedde<br />
een storm, die de golven over het schip joeg, dat dan ook<br />
zoo onzettend rolde dat Kruger weer last kreeg van zeeziekte.<br />
Dicht bij Sardinie stoomden vijf Eng<strong>el</strong>sche oorlogsschepen de<br />
„G<strong>el</strong>derland" voorbij, als ook een Fransch schip, dat z<strong>el</strong>fs<br />
uit zijn koers ging om het Nederlandsche oorlogschip, met<br />
Kruger aan boord, te groeten. Alleen de meeste Eng<strong>el</strong>sche<br />
schepen groetten niet. To en de reis ten einde liep, bood<br />
de Kommandant van de «G<strong>el</strong>derlandp den President en zijn<br />
gevolg een officie<strong>el</strong>en maaltijd aan. De zaal was versierd<br />
met de Hollandsche vlaggen en een Transvaalsche vlag,<br />
dez<strong>el</strong>fde die de Amerikaansche schooljongens uit Philad<strong>el</strong>phia<br />
met een adres aan Kruger hadden gezonden.<br />
Men zou den 22en November te Marseille aankomen, doch<br />
tengevolge van den storm die op de Midd<strong>el</strong>landsche zee<br />
woedde, kwam de g G<strong>el</strong>derland) eerst den morgen van den<br />
23sten November in de haven van Marseille aan.
212 KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
Kruger in Europa.<br />
Eenige dagen voor de aankomst van den President in<br />
Europa, hadden de leden der Zuid-Afrikaansche deputatie<br />
(Wolmarans ontbrak, omdat hij ziek was) met Dr. Leyds en<br />
een aantal andere heeren zich naar Marseille begeven om<br />
daar den President te ontmoeten. Professor van Ham<strong>el</strong>, van<br />
de Hoogeschool te Groningen, had w<strong>el</strong>willend op zich<br />
genomen te tolken. Van het dek van het schip, waarheen<br />
de leden der Zuid-Afrikaansche deputatie zich per sloep<br />
hadden laten brengen, zag men niets dan een gewem<strong>el</strong> van<br />
menschen, die alien jub<strong>el</strong>den en met hun zakdoeken zwaaiden.<br />
Z<strong>el</strong>fs de stoombooten, die in de haven lagen, krio<strong>el</strong>den van<br />
de menschen.<br />
Met de betuigingen van zijn hart<strong>el</strong>ijken dank voor hun<br />
vriend<strong>el</strong>ijkheid en voorkomendheid nam de President van<br />
den Kommandant en de officieren van het schip afscheid en<br />
hij bewaart steeds de aangenaamste herinneringen aan zijn<br />
reis met de „G<strong>el</strong>derland."<br />
Toen hij aan land kwam, juichten de duizenden hem in<br />
groote geestdrift tegen. De Voorzitter van het „Comite voor<br />
de onafhank<strong>el</strong>ijkheid der Boeren", begroette hem en riep<br />
hem als „tolk der gevo<strong>el</strong>ens van gehe<strong>el</strong> Marseille," zooals<br />
hij zeide, een hart<strong>el</strong>ijk w<strong>el</strong>kom toe en verklaarde, dat als de<br />
President de geestdrift zag, deze hem meer zou zeggen dan<br />
woorden.<br />
De President aanvaardde den w<strong>el</strong>komstgroet dankbaar,<br />
hoew<strong>el</strong> hij bij den rouw, waarin zijn land gedomp<strong>el</strong>d was,<br />
niet was gekomen om gevierd te worden. „De Oorlog in<br />
Zuid-Afrika," ging hij voort, „heeft de grenzen der barbaarschheid<br />
bereikt. Ik heb in mijn leven ve<strong>el</strong> tegen barbaarsche<br />
Kafferstammen gevochten, maar zoo barbaarsch als de<br />
Eng<strong>el</strong>schen, die plaatsen verbranden en vrouwen en kinderen<br />
zonder voeds<strong>el</strong> of dekking in de <strong>el</strong>lende jagen, zijn zij niet.<br />
Ik hoop, dat God het Boerenvolk niet zal verlaten. Als echter<br />
Transvaal en Vrijstaat hun onafhank<strong>el</strong>ijkheid moeten verliezen,
KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP. 213<br />
den zal dat eerst geschieden, wanneer beide volken met<br />
vrouwen en kinderen vernietigd zijn."<br />
Op weg naar het hot<strong>el</strong> stonden duizenden, die den President<br />
voortdurend toejuichten, en in den loop van den middag<br />
brachten verschillende deputaties haar w<strong>el</strong>komstgroet.<br />
Onmidd<strong>el</strong>lijk na zijn aankomst had de President een t<strong>el</strong>egram<br />
aan President Loubet gezonden am hem te begroeten en hem<br />
zijn dank te brengen voor de b<strong>el</strong>angst<strong>el</strong>ling van zijn regeering<br />
en zijn land. De prefect van Marseille had namens den<br />
President zijn opwachting gemaakt.<br />
Den 24sten November vertrok President Kruger met een<br />
extra-trein naar Parijs en overal werd hij onderweg jub<strong>el</strong>end<br />
begroet. De trein hi<strong>el</strong>d aan een aantal stations stil, waar<br />
overal groote menschenmenigten waren saAmgestroomd en die<br />
den President bloemen ter begroeting brachten. Te Lyon<br />
moest hij uitstappen en den groet der menigte in ontvangst<br />
nemen. De Burgemeester st<strong>el</strong>de hem als herinnering een<br />
prachtige medaille terhand. Te Lyon, waar men overnachtte,<br />
werd de weg naar het hot<strong>el</strong> onder het bulderen der kanonnen<br />
afg<strong>el</strong>egd.<br />
Den volgenden dag werd de reis naar Parijs weder aanvaard,<br />
waar Kruger aan het station plechtig werd ontvangen<br />
en waar v<strong>el</strong>e redevoeringen werden gehouden. Op de redevoering<br />
van den Vice-President van den Gemeenteraad van<br />
Parijs antwoordde Kruger, dat hij „dad<strong>el</strong>ijk nieuw vertrouwen<br />
had gekregen, toen hij den voet op Parijschen bodem<br />
zette, want dat het wapen van deze stad een schip,<br />
dat niet zinkt, — hem toeriep, dat ook de Republieken niet<br />
tenonder zouden gaan."<br />
Langs den weg naar het hot<strong>el</strong> stonden onafzienbare<br />
menschenmassa's die riepen „Leve Kruger," „Arbitrage," en<br />
onophoud<strong>el</strong>ijk bloemen in zijn rijtuig wierpen. Voor het<br />
hot<strong>el</strong> riep het publiek hem op het balkon en drie-, viermaal<br />
daags moest de President daar verschijnen, v6Or de menschenmenigten<br />
zich weer verspreidden.<br />
Te vier uur namiddags ontving President Loubet Kruger<br />
officie<strong>el</strong> op het Elysee en liet hem door een afde<strong>el</strong>ing kurassiers
214 KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
escorteeren. Zoodra Kruger in het hot<strong>el</strong> terug was, bracht<br />
President Loubet hem onmidd<strong>el</strong>lijk een tegenbezoek.<br />
Gedurende het oponthoud te Parijs, van den 26stea November<br />
tot den ' sten December, werden ook de bezienswaardigheden<br />
bezocht, zooals de Eiff<strong>el</strong>toren, het Stadhuis, de wer<strong>el</strong>dtentoonst<strong>el</strong>ling,<br />
waar de President met ontroering de opschriften<br />
zag, die op de muren van het Transvaalsche paviljoen waren<br />
aangebracht en even zoov<strong>el</strong>e goede wenschen voor de Boeren<br />
bevatten. In de vergaderzaal van het Stadhuis, waar de gehe<strong>el</strong>e<br />
Gemeenteraad bijeen was, uitte de Voorzitter de bewondering<br />
van zijn yolk voor den h<strong>el</strong>denmoed der Republieken<br />
en verklaarde, dat hij van oorde<strong>el</strong> was, dat, „als de regeeringen<br />
zwegen, de volken moesten spreken," en dat zoo dan toch<br />
een scheidsgerecht tot stand zou komen.<br />
Ook de President van den Algemeenen Raad hi<strong>el</strong>d een<br />
toespraak. In zijn antwoord verklaarde Kruger : „Als de<br />
Boeren, die nog niet overwonnen zijn, maar nog lang zullen<br />
vechten, van de ontvangst hooren, dan zal hun beslistheid<br />
om den strijd voort te zetten, nog gesterkt worden." Overigens<br />
dankte hij ook nog de pers, voor haar inlichting van het<br />
publiek over de Eng<strong>el</strong>sche wijze van oorlogvoeren en hij<br />
voegde hierbij : „Wanneer men rechtstreeks verslaggevers<br />
naar het oorlogsterrein kon zenden, dan zou men ontst<strong>el</strong>d<br />
staan over de wreedheden, die daar door Eng<strong>el</strong>and bedreven<br />
worden." Na de ontvangst van een groot aantal deputaties,<br />
vertrok de President onder nooit verzwakkende geestdrift<br />
en door Staatsambtenaren en particuliere vereenigingen uitg<strong>el</strong>eide<br />
gedaan, den I sten December van Parijs naar Keulen.<br />
Op weg naar de Fransche grens herhaalde zich het schouwsp<strong>el</strong>,<br />
dat zich reeds op den weg van Marseille naar Parijs<br />
had voorgedaan. Aan <strong>el</strong>k station, dat de President voorbijstoomde,<br />
werd hij door een groote volksmenigte begroet en<br />
zoo was het ook in B<strong>el</strong>gi& De geestdrift, die hij in Frankrijk<br />
zag, was hem niet alleen tot vreugde, maar versterkte<br />
hem ook in de hoop, dat zijn reis niet te vergeefsch zou zijn.<br />
Deze hoop zou echter zeer spoedig verdwijnen. Den<br />
avond van denz<strong>el</strong>fden dag bereikte men Keulen, waar een
KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP. 215<br />
geestdrift heerschte, zooals zij misschien nog nooit in Keulen<br />
was gezien. H<strong>el</strong>aas gebeurde er aan het station een ong<strong>el</strong>uk,<br />
waardoor een toeschouwer het leven verloor. In het gedrang<br />
vi<strong>el</strong>en een paar menschen door een gat op het perron,<br />
waarbij een van hen zijn been brak, aan de gevolgen waarvan<br />
hij overleed. Tengevolge der menschenmassa's moest de<br />
President langs een omweg naar zijn hot<strong>el</strong> gaan. Hier<br />
ontving hij kort na zijn aankomst een t<strong>el</strong>egram van den<br />
Duitschen Keizer, die hem m<strong>el</strong>dde, dat Zijne Majesteit hem<br />
nu niet kon ontvangen, omdat hij op de jacht moest. Er<br />
werd toen besloten, naar den Haag te reizen. V66r de<br />
President echter Keulen verliet, ontving hij nog een aantal<br />
deputaties, die hem sympathie kwamen betuigen. Ook de<br />
vrouw van den man, die tengevolge van het ong<strong>el</strong>uk aan<br />
het station gestorven was, werd door den President ontvangen<br />
en hij betuigde haar zijn innig med<strong>el</strong>ijden. De g<strong>el</strong>egenheid<br />
om den beroemden Dom van Keulen te zien, liet zich Kruger<br />
evenmin ontnemen. Dat bij de reis door Duitschland en<br />
Holland zich overal dez<strong>el</strong>fde hartstocht<strong>el</strong>ijke sympathie voor<br />
de zaak der Boeren openbaarde als in Keulen, behoeft eigenlijk<br />
niet te worden verzekerd. Aan <strong>el</strong>k station verschenen<br />
de vertegenwoordigers der steden en de corporaties en vereenigingen<br />
met hun vaand<strong>el</strong>s en insignes. De trein kwam<br />
eerst in den Haag aan, toen het reeds begon te schemeren.<br />
In den omtrek van het station en in alle straten tot aan<br />
het hot<strong>el</strong>, waar de President zou verblijven, was het zwart<br />
van de onafzienbare menschenmenigte, waaruit een luide<br />
jub<strong>el</strong> opsteeg. Aan de Hollandsche grens had de President<br />
reeds een t<strong>el</strong>egram aan de Koningin gezonden, om haar zijn<br />
hulde te brengen. Hare Ministers bezochten hem dad<strong>el</strong>ijk<br />
na aankomst in zijn hot<strong>el</strong> en den volgenden dag ging hij naar<br />
het paleis om de Koningin zijn opwachting te maken en<br />
haar dank te zeggen voor het schip, dat H. M. zoo w<strong>el</strong>willend<br />
gezonden had. Door de Koningin werd hij later nog aan haar<br />
taf<strong>el</strong> genoodigd en ook de Prins-Gemaal bracht hem een<br />
bezoek in zijn hot<strong>el</strong>. Na een korte rust bracht hij een bezoek<br />
aan Amsterdam, waar een groote receptie in het „Paleis voor
2 16 KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
Volksvlijt" en een plechtige godsdienst-oefening in de Nieuwe<br />
Kerk plaats hadden.<br />
Weer in den Haag teruggekeerd, waar hij volgens het<br />
oorspronk<strong>el</strong>ijk plan zou blijven, omdat hij wegens zijn oogziekte<br />
zoo sn<strong>el</strong> mog<strong>el</strong>ijk een goeden dokter moest raadplegen,<br />
werd hij ernstig ziek ; waarschijnlijk had hij een kou gevat,<br />
die spoedig in een zware aandoening der longen ontaardde.<br />
Zijn toestand baarde zijn omgeving toen ve<strong>el</strong> angst. Na zijn<br />
herst<strong>el</strong> ging hij naar Utrecht, en bleef hier twee-en-een-halve<br />
maand ; terwijl hij in dien tijd met gunstig gevolg een operatie<br />
aan beide oogen onderging, die door Professor Sn<strong>el</strong>len en<br />
zijn lijfarts, Dr. Heymans, verricht werd. Vandaar ging hij<br />
naar Hilversum, waar hij met zijn gevolg acht maanden in<br />
de Villa Casa Cara woonde. Het verblijf aldaar werd slechts<br />
onderbroken door een bezoek van enk<strong>el</strong>e weken bij A. D.<br />
W. Wolmarans te Scheveningen en door het reeds lang<br />
bepaalde bezoek aan de Hollandsche steden. Zoo kwam de<br />
President in Rotterdam, waar hij o.m. een boompje bezichtigde<br />
in den Dierentuin, dien hij in het jaar 1884 geplant had, en<br />
een tochtje deed op de Maas, waarvoor de reederij Fop<br />
Smit hem een harer mooiste stoombooten, de „W. F. Lehmans"<br />
ter beschikking had gest<strong>el</strong>d. Bij deze g<strong>el</strong>egenheid zag<br />
hij ook met eerbied naar de oude kerk van Dordrecht,<br />
waar de Synode van 1618/'19 tezamen is gekomen, w<strong>el</strong>ker<br />
besluiten van zoo grooten invloed waren op de Kerk, waartoe<br />
de President behoort.<br />
En zoo kwam hij ook weder te Kampen, het Mekka der<br />
Gereformeerde Kerk, dat hij reeds vroeger bezocht had. In<br />
beide steden was de ontvangst zoo hart<strong>el</strong>ijk als het maar<br />
zijn kon. Kort na den terugkeer te Hilversum trof hem de<br />
zwaarste slag zijns levens. Een kab<strong>el</strong>t<strong>el</strong>egram m<strong>el</strong>dde dat<br />
zijn echtgenoote gestorven was. Hoew<strong>el</strong> diep bedroefd, liet<br />
hij zich niet terneer slaan, gesteund als hij werd door de<br />
gedachte, dat de scheiding slechts tijd<strong>el</strong>ijk was en niet lang<br />
zou duren. En zijn g<strong>el</strong>oof gaf hem ook de kracht een brief<br />
van bemoediging en troost te schrijven aan zijn dochter,<br />
Mevrouw Malan. Ten slotte noodigde hem A. D. W. Wol-
KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP. 217<br />
marans nogmaals voor een paar weken op Scheveningen am<br />
hem wat afleiding te bezorgen. Naar Hilversum teruggekeerd,<br />
woonde hij daar zeer teruggetrokken en besteedde er den<br />
tijd, dien hij niet noodig had voor beraadslagingen, uitsluitend<br />
met het lezen van den Bijb<strong>el</strong>.<br />
In het begin van den winter, den I Oden December 1901,<br />
betrok hij de Villa „Oranj<strong>el</strong>ust" te Utrecht. Hier ontving hij<br />
het bericht der schitterende overwinning van de la Rey<br />
over Lord Methuen. Hij was over deze overwinning zeer<br />
verheugd, doch zeide, toen men bij het voorlezen de opmerking<br />
maakte, dat men hoopte dat de la Rey Methuen zou<br />
gevangen houden : „Ik zou dit niet goedkeuren. Ik hoop,<br />
dat de la Rey hem zonder dralen in vrijheid zal st<strong>el</strong>len ;<br />
want wij Boeren moeten ons tot het einde als Christenen<br />
gedragen, hoe onbeschaafd de Eng<strong>el</strong>schen ons ook al mogen<br />
behand<strong>el</strong>en." Toen hij het bericht kreeg, dat Lord Methuen<br />
in vrijheid was gest<strong>el</strong>d, uitte hij zijn oprechte vreugde. Ook<br />
een aantal andere berichten waren uit Zuid-Afrika aangekomen,<br />
zoodat de stand van zaken de beste verwachtingen<br />
rechtvaardigde.<br />
Overigens heeft hij gedurende den oorlog op vragen van<br />
het oorlogsterrein, steeds geantwoord, dat zijn vertrouwen<br />
nog ongeschokt was ; doch dat de leiders in het v<strong>el</strong>d volkomen<br />
te beslissen hadden, of en hoe vroegere besluiten<br />
door den drang der omstandigheden verandering behoefden.<br />
Gedurende de vredes-onderhand<strong>el</strong>ingen had hij op alle vragen,<br />
wat hij van den vrede dacht, slechts een antwoord, te weten<br />
dit, dat alles zou komen, zcoals God het wilde. En toen<br />
hem het sluiten van den vrede bekend werd, heeft hij op<br />
de leiders het bijb<strong>el</strong>woord : 2 Cor. 8 : 3 toegepast : „Want<br />
zij zijn naar vermogen, — ilc betuig het — ja, boven vermogen<br />
gewillig geweest."<br />
Wat hemz<strong>el</strong>f betreft, hij heeft verklaard, dat hij ook z<strong>el</strong>fs<br />
tegenover het feit, dat de vrede niet was, zooals de Burgers<br />
dien gewenscht hadden, toch den moed niet liet zakken.<br />
„Want," zoo ging hij voort, „nog gehe<strong>el</strong> ervan afgezien,<br />
dat er een einde is gemaakt aan het bloedvergieten en het
218 KRUGER'S VIERDE PRESIDENTSCHAP.<br />
vrees<strong>el</strong>ijk lijden van het yolk der beide Republieken, ben ik<br />
overtuigd, dat God de zijnen niet verlaat, ook al schijnt dit<br />
zoo. Daarom onderwerp ik mij aan den wil des Heeren.<br />
Ilc weet, dat Hij het verdrukte yolk niet tenonder zal laten<br />
gaan. Hij is de Heer en heeft ale harten in Zijn hand en<br />
bestuurt ze naar Zijn wil."
BIJLAGE A.<br />
TOESPRAKEN<br />
GEHOUDEN<br />
bij g<strong>el</strong>egenheid van de Plechtige Inzwering<br />
VAN<br />
S. J. P. KROGER<br />
ALS<br />
Staatsfiresident der Zuid-Afrikaansche Republiek,<br />
op DONDERDAG 1s MEI 1898.<br />
De Voorzitter (Eersten Volksraad) sprak Z.H.Ed. den Staatspresident<br />
toe als volgt :<br />
a HoogEd. Heer Staatspresident<br />
31k heet u namens de Volksraden w<strong>el</strong>kom bij deze plechtigheid,<br />
waarbij gij voor de vierde maal den ambtseed als Staatspresident<br />
der Zuid-Afrikaansche Republiek hebt afg<strong>el</strong>egd.<br />
z Vijftien jaren zijn er reeds verloopen, sinds gij voor het eerst<br />
als Hoofd van dezen Staat zijt opgetreden. Ja, wat zal ik zeggen ;<br />
niet alleen 15 jaren als Staatspresident is het, dat gij het land<br />
gediend hebt, doch ook in andere betrekkingen, zooals Lid van<br />
het Driemanschap, als Vice-President, om later als Staatspresident<br />
op te treden. — Zoover mij en menig ander bekend, was de taak<br />
om het land te dienen van uwe jeugd of op uwe schouders g<strong>el</strong>egd,<br />
en toen gij nog jong waart, was het reeds de wil des Heeren, u<br />
daar te plaatsen om dit land op politiek gebied van dienst te zijn.<br />
Het is geen geringe tijd dat gij het land gediend hebt en natuurlijk<br />
hebt gij v<strong>el</strong>e zware dagen en tegenheden op uwen weg ontmoet,
220 TOESPRAKEN.<br />
maar wij weten het toch, dat de weg van den mensch, zooals God<br />
hem op aarde leidt, niet over rozen gaat. V<strong>el</strong>e dagen van tegenspoed<br />
en menige donkere en moeilijke dagen zijn gekomen, dat<br />
zal een ieder moeten erkennen, doch wij als een christenvolk<br />
moeten steeds g<strong>el</strong>ooven, dat het Gods wil en leiding is.<br />
HoogEd. Heer, ik gevo<strong>el</strong> het en ook de Raad en al degenen,<br />
die op politiek gebied arbeiden, gevo<strong>el</strong>en het, dat de taak die van<br />
daag op nieuw op uwe schouders g<strong>el</strong>egd is, niet gemakk<strong>el</strong>ijk is,<br />
om als Hoofd van dezen jongen Staat op te treden, die steeds<br />
zoove<strong>el</strong> te worst<strong>el</strong>en en te strijden heeft. 1k meen echter duid<strong>el</strong>ijk<br />
te zien, dat onze troost daarin ligt, dat het yolk der Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek u getrouw blijft en u aankleeft. Het moet u natuurlijk<br />
een groote troost zijn, wanneer gij denkt aan de laatste verkiezingen,<br />
waardoor bewezen is hoe het yolk aan uw persoon verkleefd blijft<br />
en dat het nog het voile vertrouwen in u st<strong>el</strong>t, omdat het natuurlijk<br />
overtuigd is van uw goed bestuur gedurende de 15 jaar, dat gij<br />
het land als Staatspresident hebt gediend.<br />
)Een groot bewijs daarvan is de groote b<strong>el</strong>angst<strong>el</strong>ling, die het<br />
publiek toont om u, die reeds hoog van jaren zijt, andermaal te<br />
zien bevestigd worden door het afleggen van uwen ambtseed als<br />
Staatspresident.<br />
,Waarlijk, HoogEd. Staatspresident, namens de Volksraden mag<br />
ik u g<strong>el</strong>uk wenschen en ik mag ook zeggen dat wij als Christenen,<br />
onze hoop steeds moeten vestigen op den Heer, want zou de Heer<br />
ons aan ons z<strong>el</strong>ven overlaten om het land te bestieren naar onze<br />
wijsheid en verstand, dan zouden wij moeten bezwij ken en alles<br />
opgeven, want wij hebben het doorzicht niet uit eigen verstand, om<br />
het land te bestieren.<br />
Een ding echter weet ik en mag ik zeggen, dat gij uwen God<br />
kent en dat gij met uwen Schepptr dag<strong>el</strong>ijks te rade gaat, en wij<br />
als Christenen gaan gedurig met u op dit punt samen om den<br />
Heer te vragen om verstand, wijsheid en kracht. Wij weten het<br />
wat het is, als de mensch geen oogenblik meer doorziet, en menigmaal<br />
is het oog zoo verdonkerd, dat het schijnt alsof er duistere<br />
wolken voor hangen; maar God heeft ons altijd weer het licht ge<br />
toond, en ons ook altijd getoond onzen Raadgever te zijn, die ons<br />
leidt naar Zijnen raad. Met dat vertrouwen op God en met die<br />
bewezen verkleefdheid van het yolk aan uw persoon, denk ik, dat<br />
gij heden op dezen dag getroost zult zijn. God schenke u, waar<br />
Hij u bijstand verleent, ook Zijne genade en zegen. Het yolk
TOESPRAKEN. 221<br />
is steeds getrouw aan u en blijft bij u staan. Daarom HoogEd.<br />
Heer, wensch ik u, namens de Volksraden, Gods besten zegen<br />
toe, en ik wil hopen en vertrouwen, dat de Heer u in ons midden<br />
moge sparen, u de krachten moge schenken, die gij noodig moogt<br />
hebben en dat mijn gebed moge verhoord worden, opdat gij door<br />
Gods kracht in staat gest<strong>el</strong>d moogt worden om uwe moeilijke taak<br />
te volvoeren.<br />
)Wij en het yolk vertrouwen immers ook, dat God u leiden zal,<br />
en dat gij de rechten van het yolk, evenals de onafhank<strong>el</strong>ijkheid<br />
van het land, die in uwe handen gest<strong>el</strong>d zijn, zult bewaren, zooals<br />
gij steeds gedaan hebt.<br />
2HoogEd. Heer, ik wensch u namens dit Lichaam Gods besten<br />
zegen toe, alsmede verstand, wijsheid en kracht. Dat God u op<br />
uwen ouden dag moge sterken en bijstaan om de moeilijke plichten<br />
te vervullen, en opdat wij steeds tezamen mogen werken. 1k mag<br />
u namens den Volksraad w<strong>el</strong> de b<strong>el</strong>ofte doen, dat de Raad in<br />
alles, waar mog<strong>el</strong>ijk, u tegemoet zal komen en bijstaan om u te<br />
steunen met alle kracht, zooals dat Lichaam steeds doet, omdat<br />
wij weten dat wij het bestier van ons land in vertrouwbare handen<br />
hebben gest<strong>el</strong>d. Daarom wil ik u van de zijde van den Volksraad<br />
den besten steun toezeggen en ik hoop, dat de goede God geve,<br />
dat het werk van Volksraad en Regeering als met een broederband<br />
gebonden moge worden, want zoolang de Uitvoerende Raad<br />
en Volksraad met verstand hand<strong>el</strong>en, en steeds als broeders hand<br />
aan hand arbeiden, betwijf<strong>el</strong> ik niet of aan ons zal vervuld worden<br />
de b<strong>el</strong>ofte : Waar liefde woont, gebiedt de Heer zijn zegen.<br />
aIk heb gezegd."<br />
De Voorzitter, zich thans tot de verzam<strong>el</strong>de menigte wendende,<br />
sprak als volgt :<br />
,Ingezetenen van het land, yolk van de Zuid-Afrikaansche Republiek.<br />
Ik st<strong>el</strong> u voor Z.H.Ed. Stephanus Johannes Paulus Kruger,<br />
Staatspresident der Znid-Afrikaansche Republiek, die op dit oogenblik<br />
opnieuw als zoodanig zijn eed voor den Eersten Volksraad<br />
heeft afg<strong>el</strong>egd (driewerf hoera). Burgers, ik g<strong>el</strong>oof, dat dit voor<br />
u en mij een plechtige dag is.<br />
' Hier staat onze Staatspresident; 15 jaar lang heeft hij het land<br />
als zoodanig gediend en van dit jaar hebben we weer gezien, dat<br />
het yolk der Zuid-Afrikaansche Republiek, vertrouwen in Z.H.Ed.<br />
st<strong>el</strong>t, hetgeen ook uit de laatste verkiezing weer is gebleken (langdurige<br />
hoera's). Burgers ! Z.H.Ed. heeft aan uwe stem gehoor-
222 TOESPRAKEN.<br />
zaamd; het "publiek heeft hem geroepen, en op zijn ouden dag<br />
nog heeft hij aan uwe roepstem gehoor gegeven, omdat Z.H.Ed.<br />
deze beschouwd heeft als Gods stem. Z.H.Ed. heeft den eed<br />
afg<strong>el</strong>egd, doch wat moeten wij als burgers des lands nu doen ?<br />
Wij moeten Z.H.Ed. met kracht, gehoorzaamheid, liefde en eensgezindheid<br />
steunen. (Hoera's).<br />
DWanneer het yolk eensgezind blijft en wanneer het yolk den<br />
liefdeband der Afrikaner Natie bewaart, geeft dat Z.H.Ed. kracht<br />
om zijn ambtsplicht meer en meer met een gewillig en opgeruimd<br />
gemoed te vervullen; doch gij weet, daar waar verde<strong>el</strong>dheid heerscht,<br />
valt dit een Hoofd van den Staat altijd moeilijk en zwaar. Daarom<br />
hoop en vertrouw ik, dat <strong>el</strong>k burger dit ter harte zal nemen en<br />
Z.H.Ed. niet alleen zal steunen met aardschen steun, doch ook<br />
met gebeden tot God.<br />
1Laat <strong>el</strong>k burger zich buigen voor God en den Heer smeeken<br />
om kracht en sterkte voor onzen Staatspresident, opdat Z.H.Ed.<br />
gesterkt moge worden door Gods hand. Wij weten immers, dat<br />
we het bestaan der Zuid-Afrikaansche Republiek te danken hebben<br />
aan de kracht van onzen Alwetenden Schepper, die ons g<strong>el</strong>eid<br />
heeft.<br />
vIk hoop dan ook, dat gij Z.H.Ed. gehoorzaam en trouw<br />
zult zijn.<br />
)Ik heb gezegd." (Langdurige hoera's.)<br />
De Staatspresident nam thans het woord en sprak als volgt<br />
,H.Ed. Achtb. Heeren Voorzitters en Ed. Achtb. Heeren leden<br />
van de beide Volksraden.<br />
,Ik heb echter vooraf te verzoeken, dat de Secretaris mijne<br />
woorden uit mijnen mond zal opschrijven, opdat mijne rede later<br />
niet om de eene of andere reden verkeerd verstaan zal worden.<br />
2.Ed. Achtb. Heeren ! Ik sta hier voor u, gehoorzamende aan de<br />
stem des yolks, in dew<strong>el</strong>ke ik ook meen de stem Gods te herkennen,<br />
om wederom als Staatspresident het bestier van het land<br />
op mij te nemen.<br />
Achtbare Heeren, wanneer ik terugzie op mijne afg<strong>el</strong>egde<br />
loopbaan, bij ondervinding kennis hebbende aan alle bezwaren<br />
en groote moeilijkheden aan deze zware betrekking verbonden,<br />
kan ik niet anders dan tot eene openhartige b<strong>el</strong>ijdenis komen<br />
door te erkennen, dat ik mijz<strong>el</strong>f onbekwaam en blind acht ; ik<br />
herhaal : onbekwaam en blind. Als ik terugzie, hoe de Heer het<br />
Volk g<strong>el</strong>eid heeft en dat God het vrij gemaakt heeft, dan weet ik,
TOESPRAKEN. 223<br />
nu ik het yolk moet bestieren, wat er op zou volgen, wanneer ik<br />
zou afwijken ; want ik heb niet alleen verslag te geven aan UEd.<br />
Achtbare Heeren, maar ook rekenschap te geven aan God en mijn<br />
leven is kort ; ik zal voor hem moeten verschijnen en wanneer ik<br />
daaraan denk, bezwijkt mijn hart en kan ik niet anders zeggen dan :<br />
„Heer ai, maak mij uwe wecen,<br />
Door uw Woord en Geest bekend ;<br />
Leer mij hoe die zijn g<strong>el</strong>egen,<br />
En waarheen g' Uw treden wendt.<br />
Leid mij in Uw waarheid; leer<br />
IJv'rig mij Uw wet betrachten;<br />
Want Gij zijt mijn heil, o Heer,<br />
'k Blijf U al den dag verwachten.<br />
^ Zijne b<strong>el</strong>ofte is : hij, die al zijn hulp en kracht van den Heer<br />
verwacht, kiest de w<strong>el</strong> gebaande wegen, en die lust heeft Hem te<br />
vreezen, zal Hij tot een Leidsman wezen.c Die dit van harte erkent,<br />
ziet uit tot den Heer, onzen getrouwen Verbonds-God, om licht,<br />
wijsheid en godd<strong>el</strong>ijke kracht. Hij wil ons alles schenken uit zijnen<br />
oneindigen rijkdom der genade, ja, op dien trouwen Verbonds-God<br />
vertrouw ik, daar hij ons zoo zichtbaar heeft g<strong>el</strong>eid op verschillende<br />
wegen.<br />
Alzoo aanvaard ik dit ambt in den vreeze Gods, in oprechtheid,<br />
ja, het is mijn innigste begeerte en wensch des harten, om voor<br />
Hem te leven, en het Volk te regeeren naar Zijnen wil. Mijn<br />
ernstig streven zal niet anders zijn dan te beoogen het w<strong>el</strong>zijn des<br />
Volks, en den vooruitgang, w<strong>el</strong>vaart en onafhank<strong>el</strong>ijkheid des Lands<br />
te beschermen. Ed<strong>el</strong>Achtbare Heeren 1 1k zal stipt<strong>el</strong>ijk letten op<br />
de omstandigheden des Lands, waar soms zoo spoedig en sn<strong>el</strong><br />
vooruitgang te bespeuren was, ja in het bijzonder zal ik bij noodzak<strong>el</strong>ijken<br />
vooruitgang, mijn oog gedurig daarop houden, dat niet<br />
op de minste wijze de onafhank<strong>el</strong>ijkheid des Lands in gevaar zal<br />
gebracht werden, en dat ook niet het minste recht zal afgegeven<br />
worden, dat de onafhank<strong>el</strong>ijkheid des Lands zou ondermijnen; want<br />
ik zou een oorde<strong>el</strong> over mij halen, indien door mij de onaf hank<strong>el</strong>ijkheid<br />
geschonden werd ; immers God heeft ons zoo zichtbaar g<strong>el</strong>eid,<br />
dat de blindste heiden en het ong<strong>el</strong>oovigste scheps<strong>el</strong> moesten<br />
erkennen, dat het Godes hand is geweest, die ons de onaf hank<strong>el</strong>ijkheid<br />
geschonken heeft.<br />
zEd<strong>el</strong>Achtbare Heeren, ik vertrouw op u als het lichaam der<br />
Wetgevende macht, dat u mij zult steunen in deze mijne inzichten
224 TOESPRAKEN.<br />
en dat gij, in uwe wijsheid en in het meest ernstige b<strong>el</strong>ang van<br />
het land onzer inwoning, zulke maatreg<strong>el</strong>en mij zult voorst<strong>el</strong>len,<br />
waardoor het Land in zijne onafhank<strong>el</strong>ijkheid en w<strong>el</strong>vaart in alle<br />
de<strong>el</strong>en kan gesteund worden, ja, Ed<strong>el</strong>Achtbare Heeren! en in het<br />
bijzonder, dat gij alle behoeften van al de inwoners des Lands zonder<br />
onderscheid des persoons of nationaliteit, in ernstige overweging<br />
zult nemen.<br />
Tot mijn diepste leedwezen heb ik vernomen, dat er zulk een<br />
zware druk heerscht op de goudv<strong>el</strong>den en het meest onder de<br />
armen en minvermogenden. Ik geef u de verzekering van mijn<br />
de<strong>el</strong>neming in hun lot, en ik vertrouw dat die zware druk spoedig<br />
voorbij moge gaan. Van de zijde der Regeering wordt gedaan<br />
wat kan om de goudv<strong>el</strong>den te steunen, en de bewijzen daarvan<br />
zijn, ten eerste, de vermindering van het spoorwegtarief met<br />
zoo.000 ; ten tweede, de vermindering der invoerrechten met<br />
ongeveer; 700.000 op eetwaren en andere zaken, die direct in<br />
de mijnen benoodigd zijn; ten derde, de reg<strong>el</strong>ing, die opgetrokken<br />
is om inboorlingen van Mozambique in te voeren als werklieden,<br />
ten einde de mijnen te ondersteunen, en ten vierde, de prijsvermindering<br />
van het dynamiet. Gij weet alien, dat toen in 1893 het<br />
contract was opgetrokken ter oprichting der dynamietfabriek, het<br />
dynamiet tegen ongeveer 6.— per kist werd ingevoerd. Door die<br />
Maatschappij werd de prijs gebracht op 5.—, w<strong>el</strong>ke prijs langzamerhand<br />
tot op 85 sh. per kist is gekomen, en nu weer gebracht<br />
is tot op 75 sh., en ik hoop en vertrouw den prijs nog lager te<br />
brengen. Daarmee ben ik nog bezig.<br />
Zooals ik op de bijeenkomsten gezegd heb, is de dynamietfabriek<br />
niet opgericht om onze mijnindustrie te verdrukken, doch<br />
om ze te ondersteunen en te h<strong>el</strong>pen en voornam<strong>el</strong>ijk de zwakke<br />
mijnen, en ik hoop, dat zij zich zoolang sullen staande houden<br />
tot ik zoover ben; want zoow<strong>el</strong> de mijnindustrie als dynamietfabriek<br />
beiden behooren aan den Staat en moeten <strong>el</strong>kaar ondersteunen, en<br />
men zal overtuigd raken, dat ik van die loopbaan niet zal afwij ken,<br />
doch zoover sal komen, dat het dynamiet goedkoop is voor de mijnen.<br />
,Tot mijn diepste leedwezen vernam ik, dat op de goudv<strong>el</strong>den<br />
eenige banken en andere inrichtingen zijn die de armen en minvermogenden<br />
ruineeren. Toen nl. voor eenige jaren g<strong>el</strong>eden de<br />
mijnen vooruitgingen, hebben zij g<strong>el</strong>d g<strong>el</strong>eend, zooals mij bericht<br />
is, op goede securiteit, om de werkzaamheden uit te breiden en<br />
nu de druk daar is, worden hun de verbanden opg<strong>el</strong>egd en moeten
TOESPRAKEN. 225<br />
zij het g<strong>el</strong>d terugbetalen, hoew<strong>el</strong> de securiteit nog even goed is<br />
als te voren en worden zoodoende hunne eigendommen verkocht<br />
onder hunne waarde. Indien dat waar is, dan kunnen 2ulke<br />
banken niet anders gebrandmerkt worden dan als godd<strong>el</strong>ooze en<br />
onchrist<strong>el</strong>ijke ; immers, zij brengen hongersnood en verdrukking<br />
op de armen teweeg en werken alles in de handen der rijken.<br />
Achtbare Heeren ! Wij hebben reeds de diamantv<strong>el</strong>den als een<br />
waarschuwende les en indien, wat mij abericht is, waar is, dan zal de<br />
Volksraad maatreg<strong>el</strong>en moeten nemen om die armen en minvermogenden<br />
te beschermen en zal het Gouvernement genoodzaakt worden om<br />
aan zulke banken de licentie op te zeggen of ze niet te vernieuwen ;<br />
want zdo zijn ze meer ter verdrukking en onderkruiping der armen<br />
dan dat ze hun tot steun strekken. God ziet alles en de Heere<br />
zegt: s Ruk de armen uit de hand des vog<strong>el</strong>vangers. c Zoo iets mag<br />
onder ons niet bestaan. Dan is mij verder ter oore gekomen, dat<br />
in Europa contracten worden gesloten met arme werklieden, die<br />
niet beter weten of de levensbehoeften zijn hier even duur als<br />
daar, zoodat, wanneer zij hier komen, ze in een strik gevangen<br />
zij n, daar ze van het loon in het contract verm<strong>el</strong>d, niet kunnen<br />
leven. Ik hoop, dat gij maatreg<strong>el</strong>en zult nemen, dat geen contract<br />
buitenslands gesloten, hier van kracht zal zijn, v66r het door een<br />
daarvoor aangest<strong>el</strong>d ambtenaar alhier goedgekeurd en bekrachtigcl<br />
is geworden en met toestemming van beide zijden nl. van hem,<br />
die zich laat verbinden en van hem die verbindt.<br />
Zulk bedrog en zulke misleiding mogen onder ons niet plaats<br />
vinden, hoew<strong>el</strong> ik hoop, dat het niet zoo is.<br />
sDan is mij verder ter oore gekomen, Achtbare Heeren, dat hier<br />
maatschappij en geflotteerd worden op gronden niet eens goed onderzocht,<br />
of zij goudhoudend zijn. Men roept aande<strong>el</strong>houders op in<br />
Europa, die niet beter weten of de grond is goed, en eerst wanneer<br />
ze hier komen, bemerken zij, dat de gronden niets waard zijn en dan<br />
wordt de schuld op het Gouvernement gegooid. De aande<strong>el</strong>houders<br />
in Europa moeten evengoed beschermd worden door het Gouvernement<br />
als de menschen hier. Ik hoop dan ook, dat zulke reg<strong>el</strong>s<br />
zullen vastgest<strong>el</strong>d worden, dat geen Maatschappij aande<strong>el</strong>houders<br />
mag oproepen, alvorens de Staats-mineraloog of Staats-mijningenieur<br />
den grond onderzocht heeft en rapport zal uitgebracht<br />
hebben, opdat het Europeesche publiek niet 'anger bedrogen zal<br />
worden, dat dan meent het de schuld van het Gouvernement is, en<br />
daartegen moet gewaakt worden. Ten slotte wil ik zeggen, dat er<br />
15
226<br />
TOESPRAKEN.<br />
twee punten zijn, die in het oog gehouden moeten worden, en het<br />
tweede zeg ik, op grond van Gods Woord. Het eerste punt is,<br />
dat gij geene zulke voorrechten zult afgeven, die de onaf hank<strong>el</strong>ijkheid<br />
zullen benade<strong>el</strong>en en het tweede, dat gij uwe ooren niet zult<br />
sluiten voor het gekerm van armen, vreemden of vrienden ; doch<br />
trachten zult, zulke armen uit de verdrukking te redden en te h<strong>el</strong>pen<br />
uit het net des vog<strong>el</strong>vangers, en God zal dan in het midden<br />
van ons zijn en ons daarin zegenen. Ja, Ed.Achtb. Heeren, wanneer<br />
wij daarin te zamen vaststaan en gij mij in die punten zult ondersteunen,<br />
dan is het waar, dat „Eendracht macht maakt" en God<br />
zal dan in ons zijn.<br />
HoogEd. Leden van den Uitvoerenden Raad. — Tot u ook<br />
een kort woord. In de eerste plaats zeg ik u hart<strong>el</strong>ijk dank voor<br />
uwen steun tot hiertoe aan mij gegeven, voor den steun, dat gij<br />
de zaken met mij, waar noodzak<strong>el</strong>ijk, drijft, en voor den steun mij<br />
gegeven om de zaken uit te voeren. In de tweede plaats dank ik<br />
u, HoogEd<strong>el</strong>e Leden, voor alles aan het land gedaan en voor<br />
uwe trouw en voor uw gevo<strong>el</strong> voor de onafhank<strong>el</strong>ijkheid, zoodat gij<br />
uwe goederen en persoon veil hebt voor de onaf hank<strong>el</strong>ijkheid des<br />
lands. Ik zeg u daarvoor nogmaals dank en ik zal verblijd zijn,<br />
wanneer gij in deze loopbaan zult blijven om mij te ondersteunen<br />
waar noodig, en trouw zult blijven aan uw land, opdat wij als 6dn<br />
man staan voor de onaf hank<strong>el</strong>ijkheid, ons door God geschonken,<br />
en onze goederen veil hebben met de burgers, die getoond hebben,<br />
daarvoor alles te willen opofferen. Laten wij zoo getrouw blijven<br />
en bidt voor mij, zooals ik dat voor u doe, om alzoo te zamen te<br />
mogen werken als Uitvoerende 14Iacht.<br />
sH.Ed. Heeren, Leden van den Uitvoerenden Raad en Wetgevende<br />
Vergadering van onzen Zusterstaat — In de eerste plaats<br />
zeg ik u dank voor de b<strong>el</strong>angst<strong>el</strong>ling, die gij getoond hebt door<br />
dit alles bij te wonen. Wij zijn zeer nauw met <strong>el</strong>kander verbonden<br />
en gij zijt het met mij eens, dat er niets beters is dan vrede en<br />
vriendschap, voornam<strong>el</strong>ijk tusschen twee Zusterstaten en wanneer<br />
er zulk eene samenwerking is, al bruit dan ook de gansche aarde,<br />
dan zegent ons God; want waar eensgezindheid en liefde heerschen,<br />
gebiedt Hij Zijn zegen en wordt Zijn heil verkregen, en woont Hij<br />
in ons midden tot in der eeuwigheid."<br />
De President, zich thans wendende tot het Corps diplomatique,<br />
sprak als volgt:<br />
Diplomatieke en consulaire ambtenaren van Buitenlandsche
TOESPRAKEN. 227<br />
Mogendheden. Tot u oak een kort woord. U is het zeker bekend<br />
nit mijn afg<strong>el</strong>egde loopbaan, dat mij nets dierbaarder is, dan in<br />
vrede en vriendschap met de Buitenlandsche Mogendheden te leven,<br />
<strong>el</strong>kanders b<strong>el</strong>angen in het oog te houden en <strong>el</strong>kander zoove<strong>el</strong><br />
mog<strong>el</strong>ijk te ondersteunen. Dat deze Regeering onzen Staat zoo<br />
moge besturen, dat de Bnitenlandsche Mogendheden nooit reden<br />
krijgen om wett<strong>el</strong>ijke grieven tegen ons aan te voeren, is mijn<br />
wensch. Op dezen weg hoop ik voort te gaan en zal dat steeds<br />
mijn ernstig streven zijn. Daarom vertrouw ik, dat ik uwe w<strong>el</strong>willende<br />
ondersteuning moge erlangen, want dan zal de band van<br />
vriendschap nauwer en nauwer aangehaald worden tusschen ons en<br />
de Buitenlandsche Mogendheden, en waar zulk eene samenwerking,<br />
vrede en vriendschap heerschen, daar gebiedt God Zijn zegen,<br />
daar woont Hij in het midden. Ik wensch u alien zegen toe, een<br />
ieder voor zijn land. Dat vrede en vriendschap mogen heerschen.<br />
Aan mij zal het niet mankeeren om wanneer gij b<strong>el</strong>angen van den<br />
Staat, waarvan gij diplomatiek Vertegenwoordiger of Consul zijt,<br />
voor mij brengt n te ondersteunen, opdat er geen grieven aan uwe<br />
zijde jegens ons zullen ontstaan."<br />
De President, zich thans wendende tot het publiek, sprak als volgt:<br />
Gij gansche schare, die hier staat, verleent mij uwe aandacht,<br />
opdat gij mij verstaat in hetgeen ik tot u spreken wil. Ten eerste<br />
wil ik spreken tot de burgers van het land, ten tweede tot de<br />
nieuwe burgers, die zich hebben laten naturaliseeren, en ten derde<br />
tot de vreemd<strong>el</strong>ingen, die niet begeeren om hunnen Staat of te<br />
danken, maar onder ons als vreemd<strong>el</strong>ingen willen leven.<br />
,Nu dan, gij, burgers des lands. lk heb aan uw roepstem gehoor<br />
gegeven, door de betrekking, die door uwe keus tot mij is gekomen<br />
aan te nemen, om weer het bestier des lands als Staatspresident<br />
op mij te nemen.<br />
In de eerste piaats dank ik u voor het vertrouwen, dat gij in<br />
mij gest<strong>el</strong>d hebt. Wanneer ik zoo voor u sta, en u overzie, dan<br />
zie ik hier zoov<strong>el</strong>en, die met mij geworst<strong>el</strong>d, g<strong>el</strong>eden en gestreden<br />
hebben voor het land onzer inwoning en onze onaf hank<strong>el</strong>ijkheid.<br />
)0, dan komt een reeks van gedachten in mij op, die mij Leiden<br />
tot een punt, nl. om te letten op Gods wegen. Om die echter<br />
alien weer na te gaan, daartoe ontbreekt de tijd ; doch ik vertrouw,<br />
dat gij alles zult terugr , oepen in uwe eigene gedachten om weer die<br />
wegen na te gaan, die getuigen van Gods trouw, aan ons bewezen;<br />
dat Hij ons uit de verdrukking gered en bovendien nog gezegend
228 TOESPRAKEN.<br />
heeft; wegen waarop God ons getuchtigd heeft en wij door onze<br />
tegenpartij verdrukt werden. Toen waren wij onmachtig, maar<br />
eensgezind, trachtende om hulp van God te verkrijgen. Toen<br />
deden wij krachtige daden. Laat ik met u in onze gedachten<br />
terugkeeren naar Paardenkraal, waar wij onmachtig en hulp<strong>el</strong>oos<br />
waren. Maar het Volk, de Volksraad en Ifitvoerende Raad waren<br />
eendrachtig, eensgezind en een van hart, om samen God aan te<br />
roepen om hulp en toen heeft God ons g<strong>el</strong>eid door wonderen en<br />
mirak<strong>el</strong>en. Burgers, laten wij het tot eene les nemen wat de<br />
eensgezindheid deed, waarin God ons steeds heeft gezegend ; laten<br />
we dus trachten om tweedracht, waar die onder ons heerscht, uit<br />
te roeien, en laten wij gezamenlijk trachten den boozen geest, die<br />
ons leidt in wederstrevigheid, te onderdrukken. Ik zeg, den boozen<br />
geest, en let op, ik sluit niemand uit, ook mij z<strong>el</strong>ven niet, van<br />
den boozen geest, die ons verleidt om Gods woord en geboden<br />
te overtreden. Gods negende gebod zegt : „Gij zult geene valsche<br />
„getuigenis spreken jegens uwen naaste," en het is waarlijk eene<br />
gewoonte onder ons geworden, dat de eene broeder jegens den<br />
ander valsche getuigenis spreekt. Laat niemand met zij nen vinger<br />
op een ander wijzen, maar weest oprecht; laat ieder zijne hand<br />
in zijn eigen boezem steken, en hij zal bevinden dat ze m<strong>el</strong>aatsch<br />
er uit komt. Laten wij ons oprecht op dezen dag voor Gods<br />
aangezicht st<strong>el</strong>len. Wij zien, Gods arm is uitgestrekt, Hij tuchtigt<br />
ons, en wij zullen vinden dat wij overal Gods gebod overtreden.<br />
Laat ik u een voorbe<strong>el</strong>d aanhalen. Veronderst<strong>el</strong>t, dat een vader<br />
rijk is en v<strong>el</strong>e goederen heeft, en dat zijn kind niets heeft en van<br />
hem moet leven, en zijn vader geeft hem de goederen en zegt :<br />
„Kind, neem deze goederen en gebruik ze, en ik zal u m<strong>el</strong>den,<br />
„wanneer ik er van wensch te hebben, doch misbruik niets." Zal<br />
de vader dan niet boos zijn, wanneer hij, nadat de zoon is heengegaan,<br />
om eenige van zijn eigene goederen zendt, en de zoon ze<br />
niet wil geven of alleen de slechtste geeft ?<br />
sWij vragen v<strong>el</strong>e malen, waarom straft de Heer ons zoo ? Doch<br />
gebeurt dat niet, opdat er wederkeeringen onder ons moge komen ? Ja,<br />
wij hand<strong>el</strong>en waarlijk met God als iemand die huw<strong>el</strong>ijksche voorwaarden<br />
maakt. Het wer<strong>el</strong>dsche goed houdt ons terug, en doet<br />
ons de wer<strong>el</strong>d er mee dienen ; terwijl wij willen, dat de Heer voor<br />
onze zi<strong>el</strong> zal zorgen. Laat ons <strong>el</strong>keen zijn hart afvragen, broeders,<br />
opdat gij overtuigd wordt van Gods w<strong>el</strong>gevallen. Ziet, God schenkt<br />
wer<strong>el</strong>dsch goed, doch waarvoor krijgen wij dat ? Om daarmee te
TOESPRAKEN, 229<br />
leven tot Gods eer. Naakt zijn wij in de wer<strong>el</strong>d gekomen, naakt<br />
zullen wij er weder uitgaan, niets zullen wij medenemen. God<br />
schenkt ons dus die goederen, kost en kleeren om van te leven,<br />
doch ook voor kerk, school, armen, enz. enz. Wat doen wij,<br />
broeders en landgenooten, wat doen wij ? Van onze slechtste en<br />
gemeenste goederen geven wij, wanneer er nood is; doch ziet wanneer<br />
er circus, comedie, dobb<strong>el</strong>arij of races is, dan moedigt de<br />
een den ander aan en leent <strong>el</strong>kander z<strong>el</strong>fs g<strong>el</strong>d om wer<strong>el</strong>dsche<br />
vermaken na te jagen; maar wanneer Gods herder ons toeroept :<br />
„werpt toch iets in der armen beurs om de armen te steunen",<br />
dan gaan er v<strong>el</strong>en naar de kerk, die niets in de bus werpen of<br />
daarvoor het geringste uitzoeken.<br />
iWaarvoor gebruikt hij zijn goed, Gods goed ? Is het dan niet<br />
waar, wat God zegt : ,,Gij ontrooft mij, gij ontneemt mij mijne<br />
goederen en geeft ze aan de wer<strong>el</strong>d, en wilt mij daarmee niet<br />
dienen." Ziet gij, broeders en landgenooten, een ieder die eene<br />
onsterf<strong>el</strong>ijke zi<strong>el</strong> heeft, lette daarop. Ziet Gods hand. De pest<br />
heerscht onder rnensch en beest. De sprinkhanen eten de kruiden<br />
des v<strong>el</strong>ds en zware droogte heerschte er, en van jaar tot jaar wordt<br />
het zwaarder en zal jaar na jaar zwaarder worden, tot wij moeten<br />
terugkeeren. God wil zijn yolk niet verlaten. Leest in psalm 89.<br />
„Ik zal de heerschappij doen duren bij zijn zaad,<br />
Zoolang de hem<strong>el</strong> z<strong>el</strong>f op vaste pijlers staat.<br />
Maar zoo zijn kinders ooit mijn zuivre wet verlaten;<br />
Zoo 't richtsnoer van mijn recht ter re<strong>el</strong>ing niet kan baten;<br />
Zoo zij ontheiligen, wat Ik heb voorgeschreven,<br />
Dan mogen zij gewis voor mijne straffen beven.<br />
Dan zal Ik hen, die dwaas of wreevlig overtreèn,<br />
Bezoeken met de roe en bittre tegenheên ;<br />
Doch over hem mijn gunst en goedheid nooit doen enden,<br />
Niet feilen in mijn trouw, noch mijn verbond ooit schenden.<br />
'k Zal niet herroepen, 't geen Ik eenmaal heb gesproken;<br />
't Geen nit mijn lippen ging, blijft vast en onverbroken.<br />
,Dit trekt de Heer niet terug, doch tuchtigt ons, om ons nader<br />
tot Hem te brengen. Gij zult zeggen: hoe kan David zeggen:<br />
„Ik kus de roede, en van harte ?" Ja, wanneer gij uwen Vader<br />
liefhebt en gij hebt niets en moet van hem leven, dan zult gij,<br />
wanneer gij eene fout hebt begaan en uw Vader zegt : „Ga weg<br />
van voor mijn aangezicht," op uwe knieen kruipende, zeggen:<br />
„Sla mij liever, maar jaag mij niet weg." Vandaar dat David van
230 TOESPRAKEN.<br />
harte kon zeggen : „toen ik in we<strong>el</strong>de verkeerde, dwaalde ik weg,<br />
„doch nu God mij kastijdt, keer ik weer." Dat gevo<strong>el</strong>de hij van harte.<br />
s Laten wij het ook zoo gevo<strong>el</strong>en, dat de Heer ons liever tuchtigt<br />
dan verstoot. Hoort naar zijne stem en wanneer gij Zijne stem<br />
hoort, verhardt dan uwe harten niet, doch laat u leiden, want<br />
waarom wilt gij sterven ? Wilt gij er mee aanhouden ? Ziet, hoe<br />
barmhartig de Groote God is. Hij zegt: „Keen weder, gij afkeerige<br />
„kinderen en ik zal uwe afkeeringen genezen ; ja, beproeft mij dan,<br />
„indien gij niet g<strong>el</strong>ooven wilt, zegt God, en ziet of de vensters<br />
„des Hem<strong>el</strong>s zich niet zullen openen en u zegen afgieten. 1k zal<br />
„den opeter sch<strong>el</strong>den, opdat uwe schuren vol worden en uwe<br />
„v<strong>el</strong>den vol kudden, maar keert weder, gij afvallige kinderen, en<br />
„ik zal uwe afkeeringen genezen."<br />
,Broeders en landgenooten, denkt niet, dat ik mijz<strong>el</strong>f uitsluit.<br />
Ik heb met mijz<strong>el</strong>f ook ve<strong>el</strong> te doen en ik ben schuldig aan deze<br />
zaak ; doch laten wij samen schuld bekennen, eer het te laat is en<br />
God zal ons h<strong>el</strong>pen.<br />
*Gij nieuwe burgers ! De laatste herinnering was ook voor u en<br />
voor alles wat eene onsterf<strong>el</strong>ijke zi<strong>el</strong> heeft, maar toch nog een<br />
kort woord tot u afzonderlijk.<br />
2Ik noem u nieuwe burgers, die u hebt laten naturaliseeren en<br />
uw Vaderland hebt afgedankt. Gij hebt zeker goed verstaan, dat<br />
God zegt: „Gij kunt geen twee Heeren teg<strong>el</strong>ijk dienen, of gij<br />
zult den een aanhangen en den ander verachten," en daarom hebt<br />
gij uw Vaderland afgedankt, met alle fatsoenlijkheid en dit land<br />
als een nieuw Vaderland aangenomen. Tracht nu om met de oude<br />
burgers eens te worden en eendrachtig te 'even; want dan werkt<br />
ook gij mee tot den vooruitgang van het land. Gehoorzaamt aan<br />
de wetten des lands en wanneer gij alzoo hand<strong>el</strong>t, dan hebt gij<br />
niet alleen ve<strong>el</strong> toegedaan tot den bloei en de w<strong>el</strong>vaart van het<br />
land, maar ook tot uwe eigene b<strong>el</strong>angen en waar eendracht en<br />
samenwerking heerschen, gebiedt de Heer Zijn zegen.<br />
s Ook een woord tot u, gij vreemd<strong>el</strong>ingen, die niet begeert om uw<br />
Vaderland of te danken en u te laten naturaliseeren, doch begeert als<br />
vreemd<strong>el</strong>ingen ander ons te wand<strong>el</strong>en ; indien gij gehoorzaam zijt<br />
aan de wetten des lands, dan zijt gij w<strong>el</strong>kom in ons midden.<br />
Maakt uw voorde<strong>el</strong> en tracht uw fortuin te zoeken, wij zullen u<br />
ondersteunen en het u gunnen. Leeft met ons, gehoorzaamt aan<br />
de Wet en waar zulks mog<strong>el</strong>ijk is, verzeker ik u mijne ondersteuning,<br />
zoover mijne , macht strekt, ook al wilt gij geene burgers
TOESPRAKEN. 231<br />
van het land worden en dan bevordert gij niet alleen uwe b<strong>el</strong>angen,<br />
doch ook de onze.<br />
sWanneer gij, vreemd<strong>el</strong>ingen, uw fortuin maakt en met ons<br />
samenwerkt, zult gij dez<strong>el</strong>fde bescherming van de wetten genieten<br />
als ieder ander, en wanneer gij alzoo weggaat, zal het mij<br />
spijten, dat zulk een vriend van ons vertrekt, en zoudt gij terugkeeren<br />
om weer fortuin te maken, dan zult gij met open armen<br />
ontvangen worden; wij zullen dan verblijd zijn, dat gij weer tot<br />
ons komt, wetende, dat gij ons een waar vriend zijt, ook al hebt<br />
gij uw Vaderland niet willen afdanken. Weest verzekerd, dat alle<br />
verstandigen u zullen ondersteunen en ontvangen, opdat gij ook<br />
met vreugde en blijdschap in ons midden zult wonen." (Hoera's.)<br />
De President, zich tot de Rechters wendende, sprak als volgt:<br />
sHoogEd<strong>el</strong>Achtbare Hoofdrechter en Rechters van het Hoaggerechtshof<br />
en Staatsprocureur<br />
Gij hebt eene gewichtige taak onder uwe verantwoording, want<br />
gij zijt door uw ambt de vastheid van den Staat; van u hangt af<br />
om het vertrouwen in het land te bevestigen, doch van u hangt<br />
ook ve<strong>el</strong> af om het vertrouwen in het land te schokken. Laat mij<br />
echter eerst stilstaan om na te gaan wat betreft het bevestigen van<br />
het vertrouwen in het land en gij alien, die bier staat, let op<br />
hetgeen ik zeg. Onze voorouders zijn uitg<strong>el</strong>eid, duid<strong>el</strong>ijk ziende,<br />
dat het Gods hand was; <strong>el</strong>k mensch leidt in zijn natuurstaat,<br />
wanneer er geen wet is, een losbandig en roek<strong>el</strong>oos leven. Toen<br />
het yolk in het jaar 1836 over de Oranjerivier trok, zijn wij bij<br />
<strong>el</strong>kaar gekomen, doch werd het niet toeg<strong>el</strong>aten, dat wij roek<strong>el</strong>oos<br />
leefden.<br />
s Wij namen Gods Woord tot Gids om te trekken en kozen<br />
bestierders om het kwaad tegen te gaan en om alle geschillen te<br />
beslissen. Het is duid<strong>el</strong>ijk, dat dit niet uit onze natuur is voortgekomen,<br />
maar uit Gods hand, en zoo zijn wij aan dezen kant<br />
van den Vaalrivier gekomen.<br />
sVan den anderen trek zal ik nu niet spreken, want dan zou het<br />
te lang duren.<br />
Het Volk heeft toen een Volksraad gekozen als hoogste gezag<br />
des Lands, als Wetgevende macht. Dat lichaam heeft opdracht<br />
gekregen om ons vaste wetten te maken, daar we enders niets<br />
hadden dan besluiten en reg<strong>el</strong>en van den Krijgsraad.<br />
Zoo is door den Achtb. Volksraad eene Kommissie gekozen om<br />
eene constitutie op te trekken, die bestond uit wijlen den heer
232<br />
TOESPRAKEN.<br />
Lombard, landdrost van Potchefstroom, wijlen den beer Bosman,<br />
grootvader van onzen predikant Bosman, en mijz<strong>el</strong>ven. Aan ons<br />
was toegevoegd de heer Stuart als secretaris, om ons te ondersteunen,<br />
en wij hebben de constitutie neerg<strong>el</strong>egd ; onze namen staan daar.<br />
En wat ligt daarin opgesloten?<br />
1Bij artik<strong>el</strong> 8 der Grondwet hebben wij in het oog gehad, hoe<br />
God het Volk g<strong>el</strong>eid heeft en Gods woord als Gids om naar te<br />
hand<strong>el</strong>en. In art. 8 staat : a Het Volk eischt de meest mog<strong>el</strong>ijke<br />
vrijheid en verwacht die van het behoud van zijn godsdienstig<br />
g<strong>el</strong>oof, van de nakoming zijner verbintenissen ; van zijne ondergeschiktheid<br />
aan wet, orde en recht en handhaving van dez<strong>el</strong>ve."<br />
Let nu op dat artik<strong>el</strong>, waar het ons henen wijst. Het wijst ons<br />
naar Gods woord. Het yolk eischt de incest mog<strong>el</strong>ijke maatschapp<strong>el</strong>ijke<br />
vrijheid; geene losbandige of roek<strong>el</strong>ooze vrijheid,<br />
maar gegrond op Gods woord.<br />
)Dat ligt in dat artik<strong>el</strong> opgesloten. Vrijheid eischt het yolk, doch<br />
het is w<strong>el</strong> een vrij, doch ook een beschaafd yolk, dat geene<br />
roek<strong>el</strong>ooze of losbandige vrijheid eischt, maar gegrond op Gods<br />
Woord. En waar wijst dat ons heen ? Het is gewichtig, wat ik wil<br />
spreken en ik kan niet anders dan aanwijzen, wat God ons zegt.<br />
2.Mozes leidde Isra<strong>el</strong> uit en was wetgever en st<strong>el</strong>de de Wet op<br />
Gods bev<strong>el</strong> en wat zegt die? „Gij zult niet doen wat goed is in<br />
uwe oogen, doch wat Ik u gebied, dat zult gij doen, en dat zult<br />
gij waarnemen ; gij zult daar niet bijdoen noch van hfdoen."<br />
1>Mozes koos onder zich van uit het Volk de verstandigste en<br />
oudste mannen en st<strong>el</strong>de deze als Ambtenaren en Rechters aan en<br />
gaf reg<strong>el</strong>s aan, waarvan niet afgeweken mocht worden, doch liet<br />
het den Rechters naar hun verstand en geweten vrij, de wetten uit<br />
te leggen en toe te passen, doch niet om van de wetten weg te<br />
slingeren. Dat is Gods bev<strong>el</strong>.<br />
„Het Nieuwe Testament wijst ons op den Heer en Meester; doch<br />
ik wil eerst zeggen, dat de ondergeschikte ambtenaren van Mozes<br />
niet de Wetgevers waren en dus niet te vragen hadden of de Wet<br />
recht was, want dat moet de Wetgever verantwoorden; alleen de<br />
souvereine macht boven Mozes kon veranderen, wat de Wetgever<br />
gegeven heeft, zooals God bij den steenrots, waarop Mozes met<br />
zijn staf sloeg, doch de rechters moeten naar de Wet rechtspreken,<br />
zooals zij de wet krijgen en dus hand<strong>el</strong>en als trouwe dienstknechten,<br />
door de wetten toe te passen naar hunne beste kennis en geweten.<br />
a Zoo is het ook met U Ed<strong>el</strong>e Gestr. Heeren Rechters. Het Volk
TOESPRAKEN. 233<br />
heeft bij een Grondwetsartik<strong>el</strong> een Volksraad daargest<strong>el</strong>d als hoogste<br />
gezag van het Land, de Wetgevende Macht, die wetten en besluiten<br />
daarst<strong>el</strong>t, en gij moet ze toepassen naar uwe beste kennis en geweten.<br />
,Niemand kan u daarin hinderen en wanneer gij die wetten en<br />
besluiten, zooals gij ze ontvangt van het Wetgevend Lichaam,<br />
toepast, dan bevestigt gij het vertrouwen in het Land ; want dan<br />
weten al degenen, die op besluiten hun eigendomsrecht verkregen<br />
hebben, dat zij vaststaan en dat alle wetten en besluiten, daarop<br />
toepass<strong>el</strong>ijk, gehandhaafd zullen worden. Vreemd<strong>el</strong>ingen, die hier<br />
komen, die weten w<strong>el</strong>ke de wetten en besluiten zijn, door den<br />
Volksraad gepasseerd en die zich er aan willen onderwerpen, zien<br />
hunne rechten daaronder te verkrijgen in het vertrouwen op het<br />
Hof, dat niet daarvan afgeslingerd zal worden, doch dat de wetten<br />
en besluiten, door het hoogste gezag des Lands neerg<strong>el</strong>egd en<br />
waaronder zij hunne rechten gekregen hebben, niet door het Hof<br />
veranderd zullen worden, noch ter linker-, noch ter rechterhand ;<br />
dan bevestigt gij het vertrouwen in het land van den hoogsten tot<br />
den laagsten rechter toe. Elkeen behoort te hand<strong>el</strong>en naar orders,<br />
wetten en reg<strong>el</strong>en door de boven hen staande, door de Wetgevende<br />
Macht neerg<strong>el</strong>egd.<br />
* Al zou nu en dan door de zwakheid van den mensch, een<br />
artik<strong>el</strong> niet goed zijn toegepast en al wordt een vonnis, van een<br />
lager Hof in app<strong>el</strong> gebracht, door het Hooggerechtshof vernietigd,<br />
dan kan niemand dit verweten of daarvoor gestraft worden, immers<br />
er wordt gehand<strong>el</strong>d naar iemands beste kennis en geweten onder<br />
den eed.<br />
Van het Hooggerechtshof is geen app<strong>el</strong> meer en acht gij, Ed<strong>el</strong>e<br />
Rechters, een Volksraadsbesluit naar uwe berekening niet van<br />
toepassing, dan eigent gij u het toetsingsrecht aan van den duiv<strong>el</strong>;<br />
doch hebt gij w<strong>el</strong>licht uit zwakheid een vonnis uitgesproken, dat<br />
niet zuiver overeenkomstig de wet is, doch naar uwe beste kennis en<br />
geweten uitgesproken, dan zijt gij niet strafbaar, noch voor God,<br />
noch voor den mensch.<br />
'Van u is er geen app<strong>el</strong> meer en daarom wordt gij goden genoemd,<br />
maar God staat in 't midden van de goden-raad en<br />
oorde<strong>el</strong>t over goed en kwaad.<br />
Hand<strong>el</strong>t gij naar uwe beste kennis en geweten, en zijt gij binnen<br />
de Wet gebleven, dan zal ook eens tot u gezegd worden: „gij<br />
getrouwe dienstknecht, over weinig zijt gij getrouw geweest, over<br />
ve<strong>el</strong> zal ik u zetten" ; dan zal niet alleen het vertrouwen in het
234 TOESPRAKEN.<br />
land bevestigd worden, doch ook in u, die bij de Wet blijft en<br />
zal men vertrouwen hebben ook in het hoogste gezag des lands<br />
en zal dit Diet bespot worden.<br />
' Dan zal ook de Koningsstem bevestigd worden, dat gij alleen<br />
het recht hebt om wetten of te keuren. Laten we terugkeeren op<br />
het punt, waarin gij het vertrouwen schokken kunt en terugzien<br />
op Mozes. Deze gaf de Wet, doch mocht er niet van afwijken ;<br />
doch moest uitspraak doen, zooals de Wet zeide.<br />
' Aileen het oppergezag, de Souverein, God alleen, mocht de wet<br />
afkeuren en niet de ondergeschikten. De duiv<strong>el</strong> heeft in het<br />
paradijs het begins<strong>el</strong> van het toetsingsrecht ingest<strong>el</strong>d en Gods<br />
Woord getoetst, dat zegt : gij zult van dien boom niet eten of gij<br />
zult sterven. Maar de duiv<strong>el</strong> komt en toetst dat woord, zeggende :<br />
gij zult niet sterven, doch God weet dat gij dan God g<strong>el</strong>ijk zult worden<br />
en gij u z<strong>el</strong>f zult h<strong>el</strong>pen, en die uitleg is g<strong>el</strong>dig over de gansche<br />
aarde. Zoo zien wij onder Mozes, dat Korah, Dathan en Abiram<br />
zich het toetsingsrecht naar het begins<strong>el</strong> des duiv<strong>el</strong>s hebben aangematigd<br />
en het land op losse schroeven gezet. Er ontstond oproer<br />
en tweedracht tegen Mozes, totdat God Korah, Dathan en<br />
Abiram vernietigde. God strafte hen zwaar, omdat zij tegen de<br />
waarheid, tegen Gods Woord gehand<strong>el</strong>d hadden. Het toetsingsrecht<br />
is een begins<strong>el</strong> van den duiv<strong>el</strong>. Luistert met aandacht naar<br />
hetgeen ik zeg en acht bet niet te gering.<br />
'Wij zullen eenmaal voor God moeten verschijnen en ik weet<br />
niet of ik nog eens de g<strong>el</strong>egenheid zal hebben tot u te spreken.<br />
Het kan de laatste maal zijn. Laat ook de leeraars hooren wat<br />
ik zeg: Dan schokt gij rechters het gehe<strong>el</strong>e land, wanneer gij het<br />
toetsingsrecht aangrijpt, want die rechten hebben gekregen onder<br />
w<strong>el</strong>ke Wet of Volksraadsbesluit ook, zullen dan geschokt worden,<br />
want zij weten niet hoe het gaan zal, wanneer het Hof moet beslissen<br />
en dit eene Wet kan terzijde st<strong>el</strong>len. Dan is het vertrouwen<br />
gevallen in het land, en niet alleen in het land, doch ook in het<br />
Hof, en de Volksraad zal veracht en bespot worden.<br />
" Indien gij daartoe komt, dan zijt gij g<strong>el</strong>ijk aan den rentmeester<br />
in het Nieuwe Testament, die de orders van zijn Heer en Meester<br />
niet opvolgde, maar naar zijn eigen goedvinden hand<strong>el</strong>de, en zooals<br />
de duiv<strong>el</strong> zegt : „gij zult God g<strong>el</strong>ijk worden en niet sterven." Die<br />
zich zoo iets aanmatigt, wordt van zijnen post gezet. Dat Ieert<br />
ons Christus. Dan wordt het vertrouwen in het land geschokt en<br />
wanneer wij daarbij stil staan, dan zien wij wat Gods Woord ons
TOESPRAKEN. 235<br />
leert, dat wanner een ieder trouw blijft in zijn vak, God dan<br />
alleen in het midden van ons kan wonen.<br />
„Ed<strong>el</strong>Achtbare Heeren I Gij weet dat onze gewezen Hoofdrechter<br />
met eenige zijner kameraden, het toetsingsrecht in handen heeft<br />
genomen en zoo we<strong>el</strong>derig is geworden als een visch in het water,<br />
die daarin vrij kan rondzwemmen. Hij is echter uit het water op<br />
het droge, rd. nit de Wet gesprongen. De Volksraad heeft toen<br />
een besluit genomen, wijzende op de wetten des lands, dat wanneer<br />
een Rechter zich daaraan niet wil onderwerpen, ik hem dan ontslag<br />
moet geven. 1k heb mijn best gedaan, doch de gewezen hoofdrechter<br />
was zoo glad als een visch, die pas uit het water is gesprongen,<br />
zoodat ik hem niet baas kon raken. Toen kwam zijn<br />
medebroeder, de Hoofdrechter der Kaapkolonie, uit vrije beweging,<br />
die bekend was met de bekwaamheid van onzen gewezen hoofdrechter,<br />
mij te hulp en kregen wij hem weer in het water, n.l. in<br />
de Wet.<br />
slk was toen verblijd, omdat ik de bekwaamheden van den gewezen<br />
Hoofdrechter kende en ik hem niet gaarne wilde verliezen.<br />
Daarna werd de gewezen Hoofdrechter weer zoo we<strong>el</strong>derig, dat hij<br />
zoo ver nit het water sprong, dat ik geene kans zag hem er weer<br />
in te krijgen en heb hem moeten laten varen, te meer omdat hij<br />
toen ronduit verklaarde, er niet weer in te willen, omdat hij de<br />
Wet niet wilde erkennen, zooals ik hem begrepen heb.<br />
sWat zegt echter de gewezen Hoofdrechter nu? Dat het mijn<br />
schuld is. Hij zegt, dat ik mijn b<strong>el</strong>ofte niet gehouden heb en<br />
wat ik nu zeg, wil ik op papier hebben, opdat de gehe<strong>el</strong>e wer<strong>el</strong>d<br />
het zal lezen.<br />
Hij kan het eene b<strong>el</strong>ofte noemen, maar ik noem het geene<br />
b<strong>el</strong>ofte; doch heb aan mijn woord voldaan, waar ik hem gezegd<br />
had, de Grondwet te wijzigen en dat ik die zoo spoedig mog<strong>el</strong>ijk<br />
voor den Volksraad zou leggen. Dat was omtrent Maart, in alien<br />
gevallen ver voor den tijd, dat de Volksraad zou zitten.<br />
sDoch nu zie ik, dat hij in een speech in de Kaapkolonie gezegd<br />
heeft, indien het waar is, wat de couranten zeggen, dat s zoo spoedig<br />
mog<strong>el</strong>ijk" wil zeggen : heden. De man schijnt niet meer bij zijn<br />
verstand. Hoe kan ik de zaak in Maart voor den Raad leggen,<br />
die eerst in Mei zitting neemt. Zoodra de Volksraad zat, heb ik<br />
de zaak voor den Raad g<strong>el</strong>egd en heeft dat lichaam niet verzuimd<br />
eene Kommissie to kiezen, die den gewezen Hoofdrechter gevraagd<br />
heeft te h<strong>el</strong>pen, de Grondwet te reg<strong>el</strong>en, hetgeen hij echter
236 TOESPRAKEN.<br />
weigerd heeft, niettegenstaande hij het per brief had b<strong>el</strong>oofd.<br />
neem het hem echter niet meer kwalijk, want in mijne oogen<br />
schijnt hij niet bij zijn verstand te zijn. Wat doet hij verder; in<br />
een manifest zegt hij, dat als het yolk hem niet h<strong>el</strong>pt, hij zich<br />
tot Eng<strong>el</strong>and zal vervoegen, indien ik dat schrijven n.l. goed versta.<br />
Hij weet, dat hij zijn eed heeft afg<strong>el</strong>egd, niet alleen voor zijne<br />
betrekking, doch dat ook de eed hem bindt als burger des lands,<br />
en hij weet, dat een burger zich niet op eene andere mogendheid<br />
mag beroepen of hij maakt zich schuldig.<br />
Hij heeft dan ook z<strong>el</strong>f verscheidene malen gezegd, dat de<br />
suzereiniteit niet meer bestaat in ons inwendig bestaan, en toch<br />
vlucht hij daarheen. Doch ik neem hem dat niet meer kwalijk ;<br />
want in mijn oogen schijnt hij niet meer bij zijn verstand.<br />
'Dat is niet alles. Hij maakte ook eene verg<strong>el</strong>ijkenis zeggende :<br />
veronderst<strong>el</strong>t de Volksraad neemt een besluit om het yolk zijne<br />
rechten te ontnemen, wie moet het yolk dan beschermen ? De<br />
gewezen Hoofdrechter vergeet echter te zeggen, dat wat de Volksraad<br />
zou kunnen doen, hij z<strong>el</strong>f reeds heeft gedaan, immers<br />
honderden eigendomsrechten op den Rand tijdens de claimloterij<br />
heeft hij feit<strong>el</strong>ijk iedereen ontnomen en aan een of twee toegezegd,<br />
en daaraan is niets te doen, want het Hooggerechtshof heeft de<br />
uiteind<strong>el</strong>ijke beslissing ; doch wanneer de Volksraad zulk een stap<br />
zou doen, zoo zou het yolk met memories komen om dien stap te<br />
laten vernietigen. Wat zegt de gewezen Hoofdrechter meer?<br />
'Hij zegt, dat door zijn ontslag de Conventie verbroken is, omdat<br />
hij door de tusschenregeering is aangest<strong>el</strong>d geworden, maar<br />
hij weet, dat het niet zoo is. Hij was Rechter in den tijd van<br />
President Burgers en toen de tusschenregeering kwam, is de beer<br />
de Wet als hoofdrechter aangest<strong>el</strong>d. Althans zoo is mij verhaald,<br />
en ik meen, dit waarheid is. Toen wij het land weer overnamen,<br />
is de gewezen Hoofdrechter vertrokken. Wij hebben hem geroepen<br />
van Kimberley om als Hoofdrechter op te treden, doch door de<br />
tusschenregeering is hij niet als zoodanig aangest<strong>el</strong>d. Hij zal dit<br />
vergeten hebben, of ik heb verkeerd g<strong>el</strong>ezen. Wat doet hij verder ?<br />
Hij z<strong>el</strong>f verbreekt feit<strong>el</strong>ijk de Conventie door zijn aangenomen<br />
begins<strong>el</strong>; immers alle besluiten van den Volksraad, strijdig met de<br />
Grondwet, erkent hij niet. Bij de Conventie hebben wij land<br />
gekregen; doch er zijn door de Conventie ook honderden van plaatsen<br />
afgesneden, waarvan reeds grondbrieven waren uitgegeven. Er waren<br />
er z<strong>el</strong>fs onder Locaties gevallen en de Conventie z<strong>el</strong>ve eischt, dat
TOESPRAKEN. 237<br />
de Volksraad moest besluiten wat het vernietigen van transporten<br />
betreft, dus was dat tegen de Grondwet. Was nu het begins<strong>el</strong><br />
van den gewezen Hoofdrechter gehandhaafd gebleven, dan zou de<br />
Conventie daardoor verbroken zijn geworden, en dat molten wij<br />
niet doen, want dan zouden wij in botsing zijn gekomen met<br />
Eng<strong>el</strong>and. Daarheen zou de handhaving van dat begins<strong>el</strong> ons gebracht<br />
hebben. Dan zouden die plaatsen aan ons moeten terugvallen<br />
en transporten herst<strong>el</strong>d worden ; want de desbetreffende<br />
Volksraadsbesluiten waren in strij d met de Grondwet, weshalve hij<br />
ze niet erkent.<br />
Was dus dat begins<strong>el</strong> recht, dan konden we maar het zwaard<br />
opnemen om tegen Eng<strong>el</strong>and te gaan vechten. Ed<strong>el</strong> Gestrenge<br />
Heeren, ik houd zoove<strong>el</strong> van de bekwaamheden van den gewezen<br />
Hoofdrechter, dat, indien ik wist, dat zulks zou h<strong>el</strong>pen, ik hem in<br />
het krankzinnigengesticht zou laten zetten, want ik hi<strong>el</strong>d ve<strong>el</strong> van<br />
hem, en wachten tot hij weer herst<strong>el</strong>d is, om hem dan weer te<br />
kunnen gebruiken.<br />
9Zijne bekwaamheden waren goed, maar hij is aan het dwalen<br />
gegaan, doordat hij het begins<strong>el</strong> van den duiv<strong>el</strong>, het toetsingsrecht<br />
aangenomen heeft. Laat mij toe ronduit te spreken, want de gewezen<br />
Hoofdrechter heeft gezegd, dat ik hem onwettig ontslagen<br />
heb. Thans kan de gehe<strong>el</strong>e wer<strong>el</strong>d hooren, hoe naar waarheid de<br />
loop van zaken is geweest.<br />
1Gij andere ambtenaren en officieren van den hoogsten tot den<br />
laagsten toe, van u hangt ook ve<strong>el</strong> of wat den bloei en w<strong>el</strong>vaart<br />
van het land betreft, van u, die onder orders en instruction, zoow<strong>el</strong><br />
mond<strong>el</strong>inge als schrift<strong>el</strong>ijke, staat. Wanneer gij stipt<strong>el</strong>ijk en ijverig<br />
uwe verplichtingen nakomt en een ieder op zijn plek die uitvoert,<br />
dan brengt gij het land vooruit en doet ve<strong>el</strong> toe aan den vooruitgang<br />
en w<strong>el</strong>vaart van het land, en niet alleen aan het b<strong>el</strong>ang van<br />
het land, doch ook aan uw eigen b<strong>el</strong>ang, zoolang gij vaststaat<br />
bij uwe instruction, zoow<strong>el</strong> mond<strong>el</strong>inge als schrift<strong>el</strong>ijke en een<br />
ieder in zijn ambt. Onderkruipt <strong>el</strong>kaar niet.<br />
2En gij krij gsmacht<br />
'Tot UEd. Gestr. Kommandant-Generaal en andere officieren<br />
ook een kort woord. Van u tot aan den Staatspresident toe en<br />
tot den minst in rang zijnden officier, die de bescherming uitmaakt<br />
van ons land tegen den vijand ; wanneer de Staatspresident bericht<br />
krijgt van een vijand<strong>el</strong>ijken inval en hij dezen niet aan u bericht,<br />
dan zal dat op het Hoofd van den Staatspresident neerkomen en
238 TOESPRAKEN.<br />
het bloed, dat vergoten wordt, zal hij moeten verantwoorden, en<br />
zal hij gestraft worden, en wanneer gij, Kommandant-generaal, het<br />
bericht ontvangt en gij waakt niet of gij zet geene wachten uit, dan<br />
komt dat op uw hoofd en het bloed daardoor vergoten, zult gij<br />
moeten verantwoorden, en zult gij gestraft worden. Hebt gij echter<br />
uwe orders gegeven aan uwe ondergeschikten en dezen waken niet,<br />
dan komt het vergoten bloed op hurt hoofd en zullen zij verantwoording<br />
en straf daarvan moeten dragen. Dat leert ons Gods<br />
Woord.<br />
ILaat een ieder in zijn vak waken. Van of den Volksraad tot den<br />
laagsten ambtenaar toe vormen alien eene Staatsmachinerie met<br />
v<strong>el</strong>e raderen, en waar <strong>el</strong>k rad in zij ne plaats met de anderen samenwerkt,<br />
daar heerscht eendracht, en eendracht maakt macht, waarop<br />
God Zijn zegen geeft. Waar echter een rad niet in de machinerie<br />
van den Staat past, daar moet dat uitgehaald en ter zij de gest<strong>el</strong>d<br />
of verplaatst worden, daar anders de gansche machinerie zou kunnen<br />
breken. Past zulk een rad op geene andere plaats, zet het dan ter<br />
zijde. Past het echter op eene andere plek, dan kan, waar het<br />
kleinste rad met het grootste samenwerkt, verwacht worden, dat de<br />
machinerie van den Staat goed zal loopen en dan zal alles licht<br />
verspreiden en op zulk eene samenwerking rust Gods zegen."<br />
De President richtte zich thans tot de Heeren Predikanten.<br />
3Eerwaarde heeren, dienaren van Gods Woord. Wanneer ik mijne<br />
oogen op u sla, dan komt eene dierbar<strong>el</strong>tekst bij mij op, nl. : 3Hoe<br />
lieflijk zijn de voeten dergenen die vrede verkondigenor Ik zeg,<br />
vrede verkondigen ; ik weet, dat gij dit te doen hebt over de aarde.<br />
Het toetsingsrecht is door den duiv<strong>el</strong> ingest<strong>el</strong>d, immers deze heeft<br />
tot Adam en Eva gezegd : 3 eet van de vrucht dezes booms en<br />
gij zult niet sterven, doch God g<strong>el</strong>ijk worden a; en zoo heeft de<br />
duiv<strong>el</strong> op aarde duizenden weggetrokken om te bouwen op eigen<br />
verdiensten en alzoo Gods Woord te toetsen en alles op losse<br />
schroeven te zetten, zoodat er geen fondament is en wanneer deze<br />
prediking niet in het oog gehouden wordt, zoo weet gij wat de<br />
Christenen op de aarde, die vasthouden aan Gods Woord, te strijden<br />
hebben. Ik praat niet van ondergeschikte punten, maar van de<br />
hoofdpunten, en die daaraan vasthoudt, heeft te kampen met den<br />
geest der lucht.<br />
3De duiv<strong>el</strong> had de zi<strong>el</strong> van Kahl ingenomen en deze erkent de<br />
straf niet, hij st<strong>el</strong>t zich God g<strong>el</strong>ijk, st<strong>el</strong>t zijn offer in en God moet<br />
tevreden wezen met wat in Kain's oogen mooi is en deze zingt
TOESPRAKEN. 239<br />
den Heer loffiederen, die uit de natuur voortkomen, doch die hij<br />
meent Gode aangenaam zijn; maar God verwierp ze, want God<br />
vond bij Kain geenen Godsdienst. Hij was bniten Gods Woord,<br />
maar hoe lieflijk zijn de voeten dergenen, die vrede verkondigen,<br />
zooals Ab<strong>el</strong>. Hij erkent het vonnis in het paradijs gevallen, dat<br />
de mensch verdoemd is, hetgeen de duiv<strong>el</strong> ingebracht heeft met<br />
het toetsingsrecht en neemt een eerstgeboren lam, en dit ziet op<br />
Christus, ja, en bidt door den geest, dat de straf, die hij verdiend<br />
heeft op het Lam moge vallen, daar hij anders eeuwig in den dood<br />
zal zijn. God neemt het offer aan en verhoort zijn gebed, en daar<br />
hebben wij den Vader, Zoon en Heiligen Geest. De gestrengheid<br />
van de wet wordt niet geerbiedigd door de menschen ter oorzake<br />
van het toetsingsrecht van den duiv<strong>el</strong> en evenmin het verlossingswerk<br />
van Christus, door den Heiligen Geest Predikt dan deze<br />
woorden: 2 hoe lieflijk zijn de voeten dergenen die vrede verkondigen.c<br />
Staat dan vast in den strijd. De duiv<strong>el</strong> gaat verder en ontziet niets,<br />
immers er staat: zik zal vijandschap zetten tusschen u en deze<br />
vrouw en haar zaad en uw zaad, en zij zullen u den kop vermors<strong>el</strong>en,<br />
en gij zult haar de verzenen vermors<strong>el</strong>en.t Zoo komt hij<br />
eind<strong>el</strong>ijk tot den Zoon Gods in de woestijn en met dez<strong>el</strong>fde bedo<strong>el</strong>ing<br />
komt hij tot de gansche garde en zegt tot jezus : 2indien<br />
Gij Gods Zoon zijt en indien dat waar is, zoo zegt dan, dat deze<br />
steenen brood worden.i Maar Christus zeg-t: vde mensch kan bij<br />
brood alleen niet leven, maar door al de woorden, die den mond<br />
Gods uitgaan.c Daarna brengt hij Christus op de tinne des temp<strong>el</strong>s<br />
en daar gebeurt weer hetz<strong>el</strong>fde en zegt de duiv<strong>el</strong> tot Hem : 'indien<br />
het waar is, dat Gij Gods Zoon zijt, werp U nederwaarts, want er<br />
staat geschreven, dat God Zijne Eng<strong>el</strong>en zal zenden, die U op hunne<br />
handen zullen nemen, opdat gij Uwen voet niet zult stooten c ; doch<br />
Christus antwoordt: 2daar staat wederom geschreven, gij zult den<br />
Heer Uwen God niet verzoeken.c Daarna leidt de duiv<strong>el</strong> Christus<br />
op een hoogen berg en toont Hem al de Koninkrijken der Aarde,<br />
zeggende : indien Gij mij aanbidt, dan zal ik u dit aIles geven.c<br />
Maar Christus zegt: er staat geschreven: Gij zult den Heere God<br />
alleen aanbidden en alleen dienen. ‘ Zietdaar uwe prediking van<br />
het Evang<strong>el</strong>ie, gij dienaren van Christus, gegrondvest op Gods<br />
Woord, en wanneer gij aldus predikt, dan zult gij tot steun van<br />
den Staat zijn, want dan rust deze op Gods woord, zooals aangewezen<br />
in art. 8 van de Grondwet. Het Volk zegt, het heeft vrijheid<br />
en dat is zoo, maar gegrond op Gods Woord en zoo is ons land
240 TOESPRAKEN.<br />
aang<strong>el</strong>egd door onze voorouders, op het fundament van Gods Woord<br />
ter handhaving van wet en orde. Dat is iets wat niet uit de menschen<br />
voortkomt, want ik heb z<strong>el</strong>f eene der diepten van het artik<strong>el</strong> niet<br />
verstaan, hoe God ons toen g<strong>el</strong>eid heeft. Eerwaarde Heeren predikanten,<br />
staat vast in het g<strong>el</strong>oof, immers hoe lieflijk zijn de voeten<br />
dergenen die vrede verkondigen in Jezus Christus ; want het toetsingswerk<br />
van den duiv<strong>el</strong> zegt, de mensch is God g<strong>el</strong>ijk geworden en<br />
kan zich z<strong>el</strong>f g<strong>el</strong>ukkig maken door zijne eigen veriichting en zijne<br />
eigen rede en verdienste en daardoor, dat hij dan niet zal sterven.<br />
Neen, staat vast en predikt naar Gods Woord, want dan zijt gij<br />
waarlijk de voorgangers van ons yolk en leidt het op dien weg en<br />
st<strong>el</strong>t het gedurig de vreeze des Heeren voor oogen, opdat het<br />
Volk, zoow<strong>el</strong> maatschapp<strong>el</strong>ijk als kerk<strong>el</strong>ijk, in de rechte paden<br />
wand<strong>el</strong>t en indien uw werk in ernst is en in der waarheid oprecht,<br />
dan zult gij werk<strong>el</strong>ijk een steun voor den Staat zijn. Dan wordt<br />
gezamenlijk vereenigd : Vreest God, eert den Koning.<br />
a Wij zullen u eerbiedigen in uwe heerlijke betrekking, in uwen<br />
dierbaren arbeid, uw heerlijk werk ; immers hoe lieflijk zijn de<br />
voeten dergenen, die vrede verkondigen. Wij kunnen u echter niet<br />
verder beschermen dan onze macht ons to<strong>el</strong>aat. Wij zullen u eerbiedigen<br />
en beschermen, ja, z<strong>el</strong>fs h<strong>el</strong>pen en steunen om de Kerk<br />
te h<strong>el</strong>pen opbouwen ; maar ook niet verder dan Gods Woord voorschrijft,<br />
en weet, dat wanner de aardsche Rechter zoover gaat<br />
dat hij begint te tasten in het inwendige bestuur der Kerk, hij dan<br />
bezi<strong>el</strong>d is met den geest van den Anti-christ, immers dan treedt<br />
hij in het ambt van Christus, die het Hoofd der Kerk is. Indien<br />
de wer<strong>el</strong>dlijke macht dat doet, dan eigent die zich het toetsingsrecht<br />
van den duiv<strong>el</strong> aan, om dit in zijn klauwen te krijgen en den Godsdienst<br />
te vernietigen. God heeft dezen christ<strong>el</strong>ijken Staat opgericht en<br />
een christ<strong>el</strong>ijk Gouvernement, dat de Kerk buiten om zal beschermen<br />
en ook u eerwaarde Heeren ; maar indien gij tast buiten het Lichaam,<br />
dat gezegd heeft : „Weidt mijne lammeren en hoedt mijne schapen,"<br />
dan tast gij in het politieke lichaam en zijt bezeten met den geest<br />
van de lucht en dan is uwe prediking niet eene lieflijke prediking<br />
van het Evang<strong>el</strong>ie. Zoolang <strong>el</strong>keen in zijn eigen werkkring blijft,<br />
zal er eene gezonde samenwerking zijn en zal. Gods Geest op ons<br />
rusten en de Heere zal ons zegenen.<br />
Nu een kort woord tot u, lieve kinderen<br />
2U zijt degenen waar uw Staatspresident zijne oogen op houdt,<br />
want ik zie onze toekomstige Kerk en Staat in uwe handen, want
TOESPRAKEN. 241<br />
wanneer alle bejaarde menschen weggevallen zijn, dan zult gij de<br />
Kerk en Staat zijn, doch wanneer gij de Waarheid verlaat en<br />
afdwaalt, dan verleidt gij het nageslacht. Staat vast op Gods<br />
Woord, waarmee uwe ouders u opgevoed hebben. Laat dat Woord<br />
u dierbaar zijn. Ik zal met al mijne krachten trachten Kerk en<br />
scholen te ondersteunen, om in het christ<strong>el</strong>ijk onderwijs u te doen<br />
opvoeden, opdat gij zoow<strong>el</strong> kerk<strong>el</strong>ijk als maatschapp<strong>el</strong>ijk nuttige<br />
leden zult worden van Kerk en Staat, en ik vertrouw de leeraren<br />
en voorgangers ook hun best daartoe zullen doen. FIet is een<br />
groot voorrecht, dat uwe Regeering christ<strong>el</strong>ijk onderwijs heeft neerg<strong>el</strong>egd,<br />
en gij zijt groot<strong>el</strong>ijks bevoorrecht, daar gij van christ<strong>el</strong>ijk<br />
onderwijs gebruik kunt maken en niet voor u alleen, doch het do<strong>el</strong><br />
is het zoo uit te breiden, dat <strong>el</strong>keen in de g<strong>el</strong>egenheid gest<strong>el</strong>d is<br />
er aan de<strong>el</strong> te nemen en er nut van te trekken. Het is een groot<br />
voorrecht, dat uwe Regeering en Wetgevende Macht de Wet op<br />
Christ<strong>el</strong>ijk Onderwijs zoo hebben vastgest<strong>el</strong>d. Ook is het voor u<br />
een groot voorrecht, dat Regeering en Volksraad uwe taal als taal<br />
van den Staat aangenomen hebben. Houdt daaraan vast, aan de<br />
taal, waarin uwe voorouders, die God uitg<strong>el</strong>eid heeft, geworst<strong>el</strong>d en<br />
God aangebeden en ze hoe langer hoe liever gekregen hebben.<br />
De taal, waarin uw Bijb<strong>el</strong> tot u komt en waarin uwe voorouders<br />
dien Bijb<strong>el</strong> g<strong>el</strong>ezen hebben, en die den Godsdienst onzer voorouders<br />
inhoudt.<br />
»Indien gij dus onverschillig wordt jegens uwe taal, dan worth<br />
gij dat ook jegens uwe voorouders en wordt gij onverschillig jegens<br />
uwen Bijb<strong>el</strong>, dan ook jegens uwen Godsdienst, en dan dwaalt gij<br />
spoedig gehe<strong>el</strong> weg, en het nageslacht ontrooft gij van uwen Holiandschen<br />
Bijb<strong>el</strong> en uw g<strong>el</strong>oof, dat God met mirak<strong>el</strong>en en wonderen<br />
aan onze voorouders heeft bevestigd. Staat dan vast, opdat<br />
niet te vergeefs op u vertrouwd wordt, en houdt u vast aan uwe<br />
taal, bijb<strong>el</strong> en godsdienst.<br />
Het is w<strong>el</strong> goed om vreemde talen te leeren, voornam<strong>el</strong>ijk de<br />
taal van uwen buurman, waar gij het meest mee omgaat, doch laat<br />
eene vreemde taal u een bijtaal zijn. Bidt den Heer, dat gij daarop<br />
moogt vaststaan en niet afdwalen, opdat de Heer in het midden<br />
van u blijft, en dan zal het nageslacht u danken voor uwe getrouwheid.<br />
s Meesters en Meesteressen. Ook een kort woord tot u. Gij zijt<br />
als het ware als voogd over de kinderen in de plaats der ouders<br />
getreden, die hunne kinderen voor het preekgesto<strong>el</strong>te God gegeven<br />
16
242<br />
TOESPRAKEN.<br />
hebben om hen voor den Heer op te voeden, in Zijnen dienst en<br />
te Zijner eere. Gij hebt ze overgenomen om ze alzoo, en dus<br />
zooals Christus heeft gezegd, als lammeren ter eere Gods, te<br />
weiden. Gij weet, dat in het Nieuwe Testament staat, dat vrouwen<br />
hunne kinderen tot Jezus brachten. Het waren gezonde en niet<br />
zieke kinderen. De ong<strong>el</strong>oovigen brengen ze alleen naar den<br />
dokter, maar niemand van hen zal ze gezond naar den dokter<br />
zenden. Hier ziet gij echter de moeders met gezonde kinderen<br />
tot Jezus komen, hetgeen de discip<strong>el</strong>en verhinderen wilden; doch<br />
Jezus zegt: ,Verhindert ze niet, maar laat de kinderkens tot Mij<br />
,komen", want dezulken, dus die door het g<strong>el</strong>oof tot hem gebracht<br />
worden, is de b<strong>el</strong>ofte, dat het Koninkrijk der Hem<strong>el</strong>en hun toekomt.<br />
De moeders brachten hunne kinderen om den Hem<strong>el</strong>schen<br />
zegen in de inwendige roeping te ontvangen en om inwendig genezen<br />
te worden. Maar wanneer gij, Meesters en Meesteressen,<br />
het g<strong>el</strong>oof niet kent, hoe zult gij dan de kinderen door het g<strong>el</strong>oof<br />
tot Christus brengen ? 1k vertrouw echter, dat gij dat kent, en<br />
vergeet dus nooit om door het g<strong>el</strong>oof de kinderen tot den Heer<br />
te brengen, en waakt er voor, de godsdienst niet op den achtergrond<br />
komt en alleen wetenschappen g<strong>el</strong>eerd worden, want dan<br />
tast gij den godsdienst aan en deze wordt vergeten. Want wanneer<br />
de mensch in zijne natuur en met zijne wetenschappen alleen zou<br />
voortgaan, dan begint hij te g<strong>el</strong>ooven wat de duiv<strong>el</strong> gezegd heeft,<br />
dat de mensch God g<strong>el</strong>ijk zal warden, en dan kan van zoo iemand<br />
gezegd worden: hoe grooter geest, hoe grooter beest. Dan holt<br />
hij van de eene plaats naar de andere.<br />
2.Laat de godsdienst dan niet verwaarloosd worden, want deze<br />
is de grondslag van Kerk en Staat. Blijft vast staan bij den<br />
Bijb<strong>el</strong>, en onderwijst de kinderen, die daartoe aan u zijn toevertrouwd,<br />
en dan zult ook gij hiernamaals hooren : „Gij getrouwe<br />
dienstknecht, over weinig zijt gij getrouw geweest, over ve<strong>el</strong> zal<br />
1k u zetten. Gaat in gij gezegende des Heeren en zit aan mijne<br />
rechterhand."<br />
,Ik heb gezegd."
BIJLAGE B.<br />
OPENINGSREDE<br />
VAN<br />
President Kruger in den Eersten Volksraad<br />
OP<br />
MAANDAG, I MEI 1899.<br />
•••nn•n.*•n•n••<br />
Heeren I<br />
Het is mij wederom hoogst aangenaam U hart<strong>el</strong>ijk w<strong>el</strong>kom te<br />
mogen heeten in deze Uwe Vergaderzaal en mijn hart<strong>el</strong>ij ken dank<br />
uit te brengen aan Bien God, die het he<strong>el</strong>al bestuurt en die U<br />
alien gespaard en bewaard heeft, om nogmaals met Zijn hulp al<br />
uwe krachten te kunnen geven aan de b<strong>el</strong>angen van ons dierbaar<br />
Land en Volk.<br />
Daar, waar volgens rooster verschillende leden van UEd.<br />
Achtb. Vergadering het vorige jaar zijn afgetreden, heb ik nieuwe<br />
<strong>el</strong>ecties geopend voor leden van den Ed. Achtb. Eersten en Tweeden<br />
Valksraad. De uitslag dier <strong>el</strong>ecties zal u worden voorg<strong>el</strong>egd.<br />
2. Daar de vacature, ontstaande door de verkiezing van den<br />
Heer A. D. W. Wolmarans tat lid van den Uitvoerenden Raad,<br />
zoo spoedig mog<strong>el</strong>ijk opgevuld moest worden, heb ik eene <strong>el</strong>ectie<br />
uitgeschreven voor het kiezen van een nieuw lid voor het dorp en<br />
district Pretoria.<br />
De uitslag dier <strong>el</strong>ectie zal u nader worden bekend gemaakt.<br />
3. De diensttijd van den Heer S. W. Burger, lid van den Uitvoerenden<br />
Raad, zal op den 6den dezer maand verstreken zijn ;<br />
ik verzoek u derhalve voor lien tijd in de vacature te willen voor-
244<br />
TOESPRAKEN.<br />
zien en veroorloof mij u er aan te herinneren, dat de tegenwoordige<br />
titularis herkiesbaar is.<br />
4. Ik hoop in deze zitting, zoo spoedig mog<strong>el</strong>ijk uwe aandacht<br />
te trekken tot zekere voorst<strong>el</strong>len, die ik aan UEd. Achtb. Vergadering<br />
wensch te maken met betrekking tot het stemrecht, de<br />
bewaarplaatsen en de dynamiet.<br />
5. Het is mij een groot genoegen opnieuw te kunnen constateeren,<br />
dat de Republiek bij voortduring in vriendschapp<strong>el</strong>ijke<br />
betrekkingen staat tot de Buitenlandsche Mogendheden.<br />
De Correspondentie tusschen onze en de Britsche Regeering,<br />
voortspruitende uit het verschil van gevo<strong>el</strong>en omtrent de Volkenrechterlijke<br />
verhouding van de Republiek tot Groot-Brittanje en<br />
lerland, is nog niet beeindigd ; ik vertrouw echter, dat deze zaak<br />
spoedig tot een bevredigend einde zal worden gebracht.<br />
Het is steeds mijn streven alles in mijn vermogen te doen tot<br />
het bestendigen van deze goede r<strong>el</strong>aties.<br />
6. De Raad van Afgevaardigden hi<strong>el</strong>d hare jaarlijksche zitting<br />
dit jaar te Bloemfontein. Het rapport met de aanbev<strong>el</strong>ingen van<br />
dit Iichaam zullen u worden voorg<strong>el</strong>egd. De aanbev<strong>el</strong>ingen, waarmede<br />
deze Regeering zich vereenigt, verdienen uwe ernstige<br />
aandacht.<br />
7. Uitvoering gevende aan de besluiten van UEd. Achtb.<br />
Vergadering omtrent de aanbev<strong>el</strong>ingen van den Raad van Afgevaardigden<br />
over 1898, werden door de Regeeringen der Republieken<br />
Kommissies aangest<strong>el</strong>d, ten einde te trachten de Constitution der<br />
beide Staten, zoover doenlijk g<strong>el</strong>ijkvormig te maken.<br />
Die Kommissien vergaderden in de maand Februari j.1. te Pretoria.<br />
Het rapport harer verrichtingen zal u worden voorg<strong>el</strong>egd.<br />
Eene Kommissie, bestaande uit de heeren Hoofdrechters der twee<br />
Republieken, heeft de taak op zich genomen om verdere voorst<strong>el</strong>len<br />
te doen omtrent g<strong>el</strong>ijkvormig-maken van wetten overeenkomstig<br />
de besluiten in uwe zitting van 1898 genomen. Dit b<strong>el</strong>angrijke<br />
werk vereischt echter langdurige overweging en rijp beraad en deze<br />
Kommissie is nog niet ten voile gereed met een werk, dat, wanneer<br />
eenmaal door de Volksvertegenwoordigingen der beide Staten tot<br />
wet verheven, voorzeker den bloei en de w<strong>el</strong>vaart der Zuster-<br />
Republieken zal bevorderen.<br />
8. Met de Regeering van den Oranje-Vrijstaat werd in onderhand<strong>el</strong>ing<br />
getreden omtrent de betaling van registratieg<strong>el</strong>den voor<br />
goederen, die volgens tractaten vrij van invoerrechten in de Zuid-
TOESPRAKEN. 245<br />
Afrikaansche Republiek worden ingevoerd, zulks overdeeennokocrosbteigr<br />
besluit van UEd. Achtb. Vergadering art. 1365 van den 4<br />
1898. Die onderhand<strong>el</strong>ingen hebben g<strong>el</strong>eid tot eene voorloopige<br />
overeenkomst tusschen de Regeeringen der beide Staten, die u ter<br />
goedkeuring zal worden voorg<strong>el</strong>egd.<br />
9. Met het oog op het dreigende gevaar, dat de gevreesde ziekte,<br />
Bubonische plaag genaamd, ook Zuid-Afrika zoude bezoeken, werd<br />
er op uitnoodiging dezer Regeering, in het begin van dit jaar eene<br />
Conferentie te Pretoria gehouden van vertegenwoordigers van den<br />
Oranje-Vrijstaat, Mozambique, Natal en de Kaapkolonie, ten einde<br />
midd<strong>el</strong>en te beramen om het binnenkomen en de verspreiding der<br />
Aziatische pest in Zuid-Afrika te voorkomen.<br />
Het rapport der werkzaamheden van de Conferentie, waarvan<br />
zeker door u met b<strong>el</strong>angst<strong>el</strong>ling zal worden kennis genomen, zal<br />
u gedurende deze zitting ter goedkeuring der aanbev<strong>el</strong>ingen en<br />
voorst<strong>el</strong>len, daarin vervat, worden voorg<strong>el</strong>egd.<br />
to. Vanwege de Keizerlijke Duitsche Regeering is eene uitnoodiging<br />
ontvangen om een vertegenwoordiger der Republiek af<br />
te vaardigen ter bijwoning van een Internationaal Veeartsenijkundig<br />
Congres, hetw<strong>el</strong>k zal worden gehouden te Baden-Baden in de<br />
maand Augustus van dit jaar. In aanmerking nemende, dat dit<br />
congres ook voor de Republiek van een zeer groot b<strong>el</strong>ang kan zijn,<br />
heeft de Regeering goedgevonden den Gouvernements-Veearts als<br />
haren vertegenwoordiger af te vaardigen, hetgeen ik vertrouw uwe<br />
goedkeuring zal kunnen wegdragen. Hij zal tevens van deze<br />
g<strong>el</strong>egenheid gebruik maken om de Bubo-plaag en de verschillende<br />
geneesmidd<strong>el</strong>en te bestudeeren.<br />
1. Ik kan u medede<strong>el</strong>en, dat er ernstige pogingen in het werk<br />
worden gest<strong>el</strong>d en dat er reeds onderhand<strong>el</strong>ingen zijn aangeknoopt<br />
voor de aanst<strong>el</strong>ling van een bekwaam financier voor de Zuid-<br />
Afrikaansche Republiek.<br />
12. Het doet mij zeer ve<strong>el</strong> genoegen u te kunnen medede<strong>el</strong>en,<br />
dat er dit jaar een groote vooruitgang in den hand<strong>el</strong> heeft plaats<br />
gehad, vooral in het eerste kwartaal, zooals blijkt uit de vermeerderde<br />
inkomsten van den Staat.<br />
13. Ik vestig uwe aandacht op het besluit van UEd. Achtb.<br />
Vergadering, genomen onder art. 325 dd. is Maart 1899, in zake<br />
het toekennen van een bonus aan het afgetreden lid van den Uitvoerenden<br />
Raad, den Heer J. M. A. Wolmarans. Ik heb mijn<br />
innigen spijt uit te drukken, dat ZEd. door den toestand zijner
246<br />
TOESPRAKEN.<br />
gezondheid genoodzaakt is geworden zijne bedanking in te dienen,<br />
zijnde hij steeds een groote stem geweest in den Uitvoerenden<br />
Raad door zijn klaar inzicht van zaken, werkkracht en de groote<br />
liefde voor zijn land, waar hij steeds toonde de waarachtige b<strong>el</strong>angen<br />
van land en yolk voor te staan, en ik kan niet nalaten hem mijn<br />
dank te betuigen, voor het v<strong>el</strong>e door hem gedaan, hopende dat<br />
uwe Vergadering een goedgunstig besluit zal nemen op het reeds<br />
door mij gedane verzoek, zooals vervat in Regeeringsmissive dd.<br />
Maart 1899.<br />
14. De Uitvoerende Raad heeft het noodig geacht een Kommando<br />
te sturen tegen het oproerige yolk van den stam van Ramapo<strong>el</strong>aan<br />
onder den Kapitein M'Pefu, in het district Zoutpansberg. 1k kan<br />
niet genoeg roemen den moed, het b<strong>el</strong>eid en het goede doorzicht<br />
van onzen Kommandant-Generaal en Officieren om dezen oorlog<br />
tot een goed einde te brengen, en over de goede en dappere<br />
houding door onze burgers ingenomen en ons alien g<strong>el</strong>uk te<br />
wenschen over de spoedige en afdoende wijze, waarop deze opstand<br />
onderdrukt geworden is. Wij betreuren het, dat ook dit Kommando<br />
weder eenige kostbare offers van ons gevorderd heeft, en onze<br />
sympathie is met de nablijvenden.<br />
Op de plaats waar de legers g<strong>el</strong>egen hebben, heeft de Regeering<br />
goedgevonden een dorp te stichten, onder den naam Louis Trichardt,<br />
en ik ben er van overtuigd, dat de hand<strong>el</strong>wijze der Regeering uwe<br />
instemming wegdraagt.<br />
15. Aangezien de Nederlandsche Zuid-Afrikaansche Spoorwegmaatschappij<br />
besloten heeft het door haar van de Regeering g<strong>el</strong>eende<br />
bedrag ad. Z. 2.000.000.- terug te betalen, vervalt voor het oogenblik<br />
de noodzak<strong>el</strong>ijkheid voor de Regeering voor het sluiten eener<br />
leening.<br />
16. Ik moet namens mijz<strong>el</strong>ven en den Uitvoerenden Raad<br />
onze hooge tevredenheid uitdrukken over de werkzaamheden en<br />
hand<strong>el</strong>ingen van onzen Buitengewonen Gezant, Dr. W. J. Leyds,<br />
die bij zijn bezoek alhier verslag aan ons heeft uitgebracht.<br />
17. Uit verschillende gegevens blijkt, dat de Mijnindustrie in<br />
het afg<strong>el</strong>oopen jaar den grootsten vooruitgang toont. Er werd toen<br />
voor een waarde van Z' 16,240.630.— gewonnen, zijnde eene vermeerdering<br />
van 4,586.905.— boven 1897. Tot einde 1898 bedraagt<br />
de totale waarde aan goud uit ons land gewonnen J 70,228.608.—<br />
De resultaten van 1898 plaatsen de Zuid-Afrikaansche Republiek<br />
bij eene goede meerderheid boven eenig ander goudproduceerend
TOESPRAKEN. 247<br />
land en vertegenwoordigen 28% van de geschatte productie van<br />
de gehe<strong>el</strong>e wer<strong>el</strong>d.<br />
18. De Regeering heeft besloten effect te geven aan de<br />
vroegere besluiten genomen naar aanleiding van de ko<strong>el</strong>iekwestie<br />
en w<strong>el</strong> dat ko<strong>el</strong>ies van of 1 Juli 1899 alleen in de voor hen bestemde<br />
straten, wijken en locaties der verschillende steden en dorpen<br />
mogen wonen.<br />
19. Er zijn v<strong>el</strong>e plannen voor Publieke Werken, voornam<strong>el</strong>ijk<br />
bruggen en gebouwen, die niet in uitvoering of z<strong>el</strong>fs niet in behand<strong>el</strong>ing<br />
konden komen, om reden de Uitvoerende Raad met<br />
zoov<strong>el</strong>e andere bezigheden was overst<strong>el</strong>pt en ook omdat te dien<br />
einde financie<strong>el</strong>e schikkingen moesten worden getroffen.<br />
20. Ingevolge opdracht van UEd. Achtb. Vergaderingen heeft<br />
de Regeering de Concept-Grondwet en de crimine<strong>el</strong>e procedure in<br />
de Staatscourant gepubliceerd ter approbatie van het yolk.<br />
Tot deze gewichtige wetten wordt uwe ernstige aandacht getrokken.<br />
21. Ingevolge uwe opdracht zal de Regeering andermaal een<br />
pensioenwet voor UEd. Achtb. Vergadering ter behand<strong>el</strong>ing voorleggen.<br />
Ik hoop dat deze wet uwe ernstige consideratie zal genieten.<br />
22. Het was mij vergund eenige districten en dorpen te bezoeken,<br />
en bijeenkomsten te houden op de volgende plaatsen : Heid<strong>el</strong>berg,<br />
Rustenburg en Johannesburg.<br />
Ik hoop in deze zitting uwe aandacht te bepalen bij de begeerten<br />
en wenschen der burgers, voor zoover die onder mijne aandacht<br />
zijn gebracht.<br />
23. Uit de verschillende rapporten is het de Regeering gebleken,<br />
dat ongeveer 746.500 runderen aan de pest zijn bezweken. Tot<br />
mijn groote dankbaarheid echter kan ik u medede<strong>el</strong>en, dat die zoo<br />
gevreesde ziekte als gehe<strong>el</strong> geweken kan beschouwd worden.<br />
Slechts te Lij denburg, Krugersdorp en Piet-Retief deden zich in<br />
Januari jl. nog eenige gevallen voor, doch door de onmidd<strong>el</strong>lijke<br />
nakoming van de verordeningen, vervat in de Proclamatie, en door<br />
de goedheid der Voorzienigheid, heeft het zich daarbij bepaald en<br />
geen verdere verspreiding van de ziekte tengevolge gehad.<br />
24. De Regeering heeft order gegeven tot het opnemen van<br />
plaatsen voor besproeiingsdo<strong>el</strong>einden en zal het verslag daarvan u<br />
worden voorg<strong>el</strong>egd.<br />
25. Een lijst van nieuw aangest<strong>el</strong>de, afgetreden, geschorste en<br />
ontslagen ambtenaren zal aan uwe goedkeuring worden onderworpen.
248<br />
TOESPRAKEN.<br />
z6. De verschillende versiagen van de Hoofden van Departementen<br />
zullen aan u worden voorg<strong>el</strong>egd.<br />
27. Verschillende wetsvoorst<strong>el</strong>len en wetswijzigingen zullen aan<br />
uwe goedkeuring worden onderworpen.<br />
28. De Regeering heeft, voor zoover haar zulks mog<strong>el</strong>ijk was,<br />
uitvoering gegeven aan de opdrachten, haar door uwe Hooge Vergadering<br />
gegeven, zooals u zal blijken uit de voor te leggen<br />
stukken en rapporten.<br />
29. De Regeering st<strong>el</strong>t zich voor gedurende den loop dezer<br />
zitting uwe aandacht te bepalen bij verschillende zaken van meer<br />
of minder b<strong>el</strong>ang voor uwe consideratie en beslissing.<br />
En hiermede mijne 1-leeren, leg ik andermaal en met vertrouwen<br />
de b<strong>el</strong>angen van ons dierbaar Land en Volk in uwe handers. God<br />
geve u de noodige kracht en wijsheid om de zaken, W<strong>el</strong>ke door<br />
u ter hand zullen worden genomen, onder Zijn hoogen zegen te<br />
re ,, <strong>el</strong>en tot bloei en w<strong>el</strong>vaart van Land en Volk.
BIJLAGE C.<br />
REDEVOERINGEN VAN PRESIDENT KRUGER?<br />
TER GELEGENHEID DER<br />
LAATSTE ZITTING VAN DEN EERSTEN EN<br />
TWEEDEN VOLKSRAAD<br />
Op 2 October 1899.<br />
Ed<strong>el</strong>Achtb. Heeren!<br />
Om U te zeggen wat er in mijn gemoed omgaat, U is het<br />
bekend, hoe dat de Heer dit Volk in dit Land geplant en met<br />
mirak<strong>el</strong>en tot hiertoe g<strong>el</strong>eid heeft en wij zouden moeten zeggen:<br />
ik g<strong>el</strong>oof U nu niet meer, indien wij er toe zouden overgaan,<br />
nu duizende vijanden op ons afkomen, om ons land of te<br />
geven, wat Hij ons gegeven heeft, en niet wij Laten wij op<br />
God vertrouwen, en te samen onze gebeden tot den Heer opheffen.<br />
Hij wacht op onze stem; Hij zal met ons zijn; Hij zal de<br />
eindbeslisser zijn en Hij beslist nooit op leugenachtige taal, maar<br />
op waarheid. Gij zijt met onze loopbaan bekend, hoe de Volksraad<br />
en het Volk ingegeven hebben in alles, waarover getwist werd.<br />
Eerst betrof het het stemrecht. Driemaal hebben wij in die zaak<br />
ingegeven, en ik zeg nogmaals, opdat zulks in de notulen zal<br />
komen, dat het een leugen is, als zouden wij hen, die van <strong>el</strong>ders<br />
kwamen, niet als onze g<strong>el</strong>ijken willen behand<strong>el</strong>en. Toen de Conventie<br />
van 1881 gesloten werd, waren er hier slechts weinige Eng<strong>el</strong>schen<br />
en wat wilden die? Ze wenschten w<strong>el</strong> g<strong>el</strong>ijk behand<strong>el</strong>d te<br />
worden, doch lieten zich registreeren als Britsche onderdanen; zij<br />
wilden liever vreemd<strong>el</strong>ing blijven en geen onderdanen van dezen<br />
Staat zijn. Dan is het U ook bekend, dat onder de Conventie van<br />
1884, gedurende het Blauwberg kommando, zij weigerden om<br />
te zamen met onze burgers op kommando te gaan, waardoor ze dan
250 TOESPRAKEN.<br />
dad<strong>el</strong>ijk het stemrecht zouden verkregen hebben. Ik heb de zaak<br />
driemaal voor den Raad g<strong>el</strong>egd, verzoekende een besluit te nemen,<br />
dat zij het Land moeten verdedigen, en de Volksraad heeft daarmede<br />
ingestemd, dat alien, die op kommando gingen, stemrecht<br />
zouden verkrijgen. Toen kwam Loch hier, zeggende, dat de Eng<strong>el</strong>schen<br />
niet behand<strong>el</strong>d werden als de meest begunstigde natie.<br />
Ik heb toen weer een proclamatie uitgevaardigd, denkende, dat er<br />
w<strong>el</strong> een gede<strong>el</strong>te zou zijn, dat g<strong>el</strong>ijk wilde staan met onze burgers,<br />
hoew<strong>el</strong> de Conventie uitdrukk<strong>el</strong>ijk bepaalt, dat zij geen g<strong>el</strong>ijke<br />
politieke, maar alleen g<strong>el</strong>ijke hand<strong>el</strong>srechten bezitten. Laat uwe<br />
gedachten gaan, wij staan voor den Heer, en laat <strong>el</strong>keen zijn gebeden<br />
tot den Heer opzenden. Waar kunnen zij zeggen in den<br />
hand<strong>el</strong> minder begunstigd te zijn dan onze burgers? Neen, zij<br />
waren daarin z<strong>el</strong>fs meer begunstigd, zij konden goud en alles uit<br />
het Land halen en z<strong>el</strong>fs politieke rechten hebben zij kunnen krijgen,<br />
maar niet willen hebben. De Hooge Kommissaris had gevraagd<br />
het stemrecht uit te breiden en wij hebben getracht ze g<strong>el</strong>ijk te<br />
behand<strong>el</strong>en als onze burgers, maar zij hebben geweigerd. In dat<br />
opzicht is er dus geen onrechtvaardigheid aan onzen kant. Laat<br />
ons daarom vrijmoedig tot onzen Heer gaan. Hij zal de eindbeslisser<br />
zijn en Hij beslist niet op leugentaal, maar op recht en<br />
waarheid. Laten wij daarom onze gebeden tot hem opzenden, opdat<br />
Hij ons leide en al komen er dan ook nog duizenden, in recht<br />
en gerechtigheid zal de Heer ons leiden, tot wij misschien eenmaal<br />
van die last ontslagen zullen zijn. Ik geef mij gehe<strong>el</strong> in Zijne<br />
handen. Ik wil niets zeggen van valsche profeten, doch leest Ps.<br />
to8, vers 7, dat voor mijn geest gekomen is gedurende mijne<br />
worst<strong>el</strong>ing in mijn gebed. Gij moet het niet lezen, omdat ik het<br />
zeg, maar omdat het Gods Woord is. Het is geen droom, valsche<br />
droomen misleiden ons en ik zie daar niet naar om. Ik wijs op<br />
Gods Woord. Lees die Psalm met aandacht na en laat uwe gebeden<br />
daarmede samengaan. De Heer zal ons dan leiden en als Hij<br />
met ons is, wie zal dan tegen ons zijn? Daarom zeg ik U, gaat<br />
onder uwe burgers rond, moedig hen aan om hunne gebeden gedurig<br />
te laten opgaan in den strijd. Wij vergeten zoo dikwijls wat<br />
de Heer gedaan heeft. Ik wit niet spreken van den Vrijheidsoorlog.<br />
Daar heeft de Heer wonderlijk met ons gewerkt, doch hoe is het<br />
gegaan, z<strong>el</strong>fs met den Jameson inval. Duizende bommen en kog<strong>el</strong>s<br />
hebben zij op ons afgezonden en hoe wonderlijk zijn daar de<br />
kog<strong>el</strong>s niet bestuurd, waar onze menschen slechts met geweren
TOESPRAKEN. 251<br />
schoten. Drie van ons werden daar gedood, terwijl de vijand aan<br />
zijnen kant over de 100 aan dooden en gekwetsten had. En wie<br />
bestierde die kog<strong>el</strong>s ? De Heer. Toen heeft God ons gespaard om<br />
te toonen, dat Hij alles bestiert. De Heer zal U ook nu sparen,<br />
ook als duizende kog<strong>el</strong>s om U heen vliegen. Dat is mijn vertrouwen<br />
en ook gedurig mijn bede voor mijz<strong>el</strong>f, voor de burgers en<br />
voor alien, die met ons samenstrij den. Ik wijs er nogmaals op, dat<br />
de Heer ons zal leiden. Hij zal de eindbeslisser zijn en zal ons<br />
toonen, dat Hij regeert en niemand anders.<br />
De Staatspresident, later nogmaals den Raad toesprekende, zeide:<br />
Het geeft zoove<strong>el</strong> vrijmoedigheid, nu ik zie de Raad met mij is.<br />
Ik weet gij g<strong>el</strong>ooft, evenals ik, aan Gods Woord. Als gij daarin<br />
teruggaat, ziet gij dat, waar God zijn yolk kastijdt en tuchtigt, Hij<br />
het niet gestraft heeft door het in de hand zijns vijands over te<br />
geven. Ook wij, wanneer wij onze kinderen tuchtigen, laten immers<br />
niet toe, dat een ander hen slaat. Doch waar het Volk (van<br />
Isra<strong>el</strong>) God had losg<strong>el</strong>aten en afgoderij pleegde, is het gestraft en<br />
bijna in slavernij gekomen. Zoo ziet gij in het Oude Testament,<br />
dat waar duizende vijanden gekomen zijn om Gods Volk te ver-<br />
nietigen, het Volk zich verlaat op God, den Schepper en Verlosser.<br />
Mijne heereni U hebt gehoord, hoe men ons bespot, omdat wij<br />
ons op den Heer beroepen, en dat is lastertaal tegen God en<br />
daarom is het mijn vertrouwen, dat de Heer dat niet zal to<strong>el</strong>aten.<br />
De Heer tuchtigt ons, maar zal niet to<strong>el</strong>aten, dat Hij g<strong>el</strong>asterd<br />
wordt. Nog een kort woord. Mozes was een man Gods en de<br />
Heer heeft met hem gesproken, doch toen zware druk en strijd<br />
kwamen, moesten zijne vrienden hem als zwak mensch de armen<br />
omhoog houden. Aaron moest hem steunen in het g<strong>el</strong>oof. Laat<br />
ons in onze gebeden onzen Generaal en Vecht-Generaals gedenken<br />
en laat ons onze gebeden gedurig voor hen doen opgaan. Laat<br />
ons hen ondersteunen in het g<strong>el</strong>oof en laat ons hen, die het Volk<br />
moeten besturen, nooit vergeten te ondersteunen door onze gebeden.
BULAGE D.<br />
TOESPRAAK VAN PRESIDENT STEYN<br />
OP DE<br />
Gewone Jaarlijksche Vergadering van den Volksraad<br />
te Kroonstad<br />
op den 2' n April 1900.<br />
Ilfijnheer de Voorzifier en WeZEd. Heeren I<br />
Par. I. Hoew<strong>el</strong> de vijand in bezit is van Bloemfontein, en ik<br />
verplicht ben geweest den zet<strong>el</strong> van de Regeering tijd<strong>el</strong>ijk naar<br />
Kroonstad te verplaatsen, is het met een gevo<strong>el</strong> van vast vertrouwen<br />
in de toekomst, dat ik u hart<strong>el</strong>ijk w<strong>el</strong>kom heet in deze uwe Gewone<br />
Jaarlijksche zitting alhier.<br />
Par. II. Niettegenstaande uwe pogingen en die van de Regeering<br />
om den vrede te bewaren, werd door de Britsche Regeering de<br />
oorlog de Zuid-Afrikaansche Republiek opgedrongen, en de Oranje-<br />
Vrijstaat, getrouw aan zijne verplichtingen, overeenkomstig uw<br />
besluit, heeft, toen op den II'n October de oorlog tusschen de<br />
Zuid-Afrikaansche Republiek en de Britsche Regeering uitbrak,<br />
zich aan de zijde van de Zuster-Republiek geschaard.<br />
Par. III. De Republieken hebben den strijd aanvaard, met geen<br />
ander oogmerk dan alleen om hare onafhank<strong>el</strong>ijkheid, die onzen<br />
voorvaderen zoove<strong>el</strong> bloed heeft gekost, en die ons dierbaar is,<br />
tot het uiterste te verdedigen. Dank zij den Algoede, onze wapenen<br />
werden gezegend op eene wijze, die niet alleen de wer<strong>el</strong>d verbaasde,<br />
maar ook onze eigene verwachting verre te boven ging.<br />
Hoew<strong>el</strong> de gevangenneming van Generaal Cronj6 en zijne dappere<br />
Burgers, en de inbezitneming van Bloemfontein voor ons zware
TOESPRAKEN. 253<br />
slagen waren, is het nochtans voor mij aangenaam u te kunnen<br />
medede<strong>el</strong>en, dat onze Burgers nog vol moed zijn en vastbesloten<br />
om te strijden, en, indien noodig, te sterven voor het behoud onzer<br />
duurgekochte onafhank<strong>el</strong>ijkheid, zooals reeds v<strong>el</strong>e onzer dierbare,<br />
dappere en nimmer te vergeten h<strong>el</strong>den gedaan hebben. Het is<br />
met innig en diep leedwezen, dat ik m<strong>el</strong>ding moet maken van het<br />
afsterven van Z. W. Ed<strong>el</strong>Gestr. Petrus Jacobus Joubert, Vice-<br />
President en Kommandant-Generaal van onze Zuster-Republiek,<br />
een man, in wien niet alleen de Zuster-Republiek, maar gansch<br />
Zuid-Afrika een getrouw vriend en waar patriot en een oprecht<br />
Christen heeft verloren, die zijn beste jaren aan den dienst van<br />
zijn yolk heeft gewijd. Moge zijn leven ons alien tot een voorbe<strong>el</strong>d<br />
strekken en moge zijn sterven voor ons een spoorslag zijn,<br />
om den strijd, dien hij tot hiertoe in de Zuster-Republiek met<br />
zoove<strong>el</strong> bekwaamheid heeft g<strong>el</strong>eid, onder Gods zegen voort te<br />
zetten en tot een g<strong>el</strong>ukkig einde te brengen.<br />
Par. IV. De vijand, niet tevreden met zijn groote overmacht,<br />
heeft zich schuldig gemaakt aan het gedurig misbruik maken van<br />
'Het Roode Kruis" en z De Witte Vlag", waartegen ik verplicht<br />
was bij de neutrale Mogendheden te protesteeren.<br />
Het machtige Britsche Rijk heeft z<strong>el</strong>fs niet geaarz<strong>el</strong>d in dezen<br />
strijd tegen twee kleine Republieken, zich van listige Proclamaties<br />
te bedienen, ten einde verde<strong>el</strong>dheid onder onze bevolking te brengen.<br />
Ik heb door Proclamaties het yolk op de list en het gevaar daarvan<br />
gewezen, en ik ben blijde u te kunnen medede<strong>el</strong>en, dat er<br />
betrekk<strong>el</strong>ijk weinig van ons Volk, zooverre mij bekend, zich zoo<br />
zwak en lafhartig hebben gedragen om zich vrijwillig te onderwerpen.<br />
Par. V. Ten einde verdere bloedvergieting te voorkomen en<br />
andermaal de beschaafde wer<strong>el</strong>d te verzekeren, dat wij geen oogmerk<br />
hebben om de naburige Kolonies te bezitten, of eenig ander<br />
do<strong>el</strong>, maar slechts ten strijde zijn getrokken voor Vrijheid en<br />
Recht, hebben Z. H. Ed. de Staats-President der Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek en ik een schrijven gericht aan Z. Exc. den Eersten •<br />
Minister van Groot-Brittannie om den vrede te herst<strong>el</strong>len.<br />
In plaats van ons behulpzaam te zijn in onze poging, kregen<br />
wij een antwoord, dat u zal worden voorg<strong>el</strong>egd, waaruit duid<strong>el</strong>ijk<br />
blijkt, dat deze oorlog van het begin of aanvaard werd met geen<br />
ander do<strong>el</strong>, dan de vemietiging van de twee Republieken.<br />
Par. VI. Evenals ik en de Uitvoerende Raad vroeger alles
254 TOESPRAKEN.<br />
hebben aangewend om den vrede te bewaren, zoo ook laten wij<br />
nu niets onaangeroerd, om den vrede te herst<strong>el</strong>len.<br />
De Regeering der Zuid-Afrikaansche Republiek en de onze<br />
hebben derhalve goedgevonden om een gezamenlijke Kommissie,<br />
bestaande uit de Heeren A. Fischer, L. U. R., C. H. Wess<strong>el</strong>s,<br />
Voorzitter van den HEd. Volksraad, en A. D. W. Wolmarans, L. U. R.<br />
der Zuid-Afrikaansche Republiek, of te vaardigen naar Europa en<br />
Amerika, ten einde de beschaafde Mogendheden te verzoeken<br />
tusschenbeide te komen om een einde aan verdere bloedvergieting<br />
te maken.<br />
Dat hun werk gezegend moge zijn, zal en moet het onderwerp<br />
van een ieders bede zijn.<br />
Par. VII. Gebruik makende van de machtiging, die mij gegeven<br />
is, heb ik een tijd<strong>el</strong>ijke leening gesloten met de Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek.<br />
Par. VIII. Het zal ons onmog<strong>el</strong>ijk zijn de gewone werkzaamheden<br />
van onze Jaarlijksche Zitting voort te zetten, en zal ik<br />
derhalve aan de hand geven, dat die zal overstaan tot eene latere<br />
g<strong>el</strong>egenheid, en alleen die zaken en wetten behand<strong>el</strong>en, die voor<br />
u mogen worden gebracht.<br />
Ik sluit met de oprechte bede, dat wij alien kracht mogen<br />
ontvangen om den heiligen strijd voor Vrijheid en Recht, dien<br />
wij in alien ernst hebben aanvaard, in den naam van den Driemaal<br />
Heiligen God te volharden en met kracht voort te zetten tot het<br />
einde toe; want God verhoede, dat wij onze met bloed gekochte<br />
onafhank<strong>el</strong>ijkheid lichtvaardig zullen opgeven.<br />
Ik heb gezegd.
BIJLAGE E.<br />
Aanspraak van Staatspresident<br />
KRUGER,<br />
bij de opening der gewone jaarlijksche vergaderingen van de<br />
H.Ed. Achtb. Eersten en H.Ed. Achtb. Tweeden Volksraad<br />
der Zuid-Afrikaansche Republiek in de vereenigde<br />
zitting te Pretoria, 7 Mei 1 goo.<br />
11riffle Heeren /<br />
Het is mij wederom hoogst aangenaam U hart<strong>el</strong>ijk w<strong>el</strong>kom te<br />
mogen heeten in deze Uwe Vergaderzaal en mijn hart<strong>el</strong>ijken dank<br />
uit te brengen aan dien God, die het he<strong>el</strong>al bestuurt, en die U<br />
gespaard en bewaard heeft om nogmaals met Zijne hulp al uw<br />
krachten te kunnen geven aan de b<strong>el</strong>angen van ons dierbaar land<br />
en yolk.<br />
r. Eenige leden uwer Achtb. Vergadering hebben mij kennis<br />
gegeven, dat zij tengevolge van den oorlog, die hunne aanwezigheid<br />
bij de Kommando's noodzak<strong>el</strong>ijk maakt, aan de hun gezonden<br />
oproeping tot bijwoning dezer vergadering geen gevolg konden geven.<br />
2. De oorlog, waarin het land gewikk<strong>el</strong>d is met Eng<strong>el</strong>and, heeft,<br />
behalve de v<strong>el</strong>e kostbare offers, die de strijd onder de Burgers van<br />
beide Staten gekost heeft, ook hare offers geeischt in de Wetgevende<br />
en Uitvoerende Lichamen, waar wij den dood te betreuren hebben<br />
van de zeer verdienst<strong>el</strong>ijke leden de heeren J. H .Barnard, C. J.<br />
Tosen, J. H. M. Kock, alsmede van onzen g<strong>el</strong>iefden Vice-president
256 TOESPRAKEN.<br />
en Kommandant-Generaal den heer P. J. Joubert; die, de een te<br />
Derdepoort een roemrijken dood stierf in de verdediging van zijn<br />
vaderland tegen woeste kafferhorden, w<strong>el</strong>ke door een Eng<strong>el</strong>sch<br />
officier werden aangevoerd ; de ander aan de door hem bekomen<br />
wonden overleden is, door hem opgedaan, terwijl hij onze burgers.<br />
aanvoerde in den slag bij Elandslaagte ; terwijl de heer C. J. Tosen<br />
en de Vice-President en Kommandant-Generaal tengevolge van<br />
ziekte, opgedaan door ontbering, ons ontvi<strong>el</strong>en.<br />
Een woord van diep gevo<strong>el</strong>de waardeering voor deze ontslapen<br />
broeders die in het midden hunner nuttige loopbaan werden weggerukt,<br />
is hier, naar ik meen, niet misplaatst.<br />
Het nageslacht zal naar waarde weten te beoorde<strong>el</strong>en het work<br />
van den ontslapen Kommandant-Generaal, miens optreden z<strong>el</strong>fs aan<br />
den vijand ontzag inboezemde, en Wiens humaan en roemrijk gedrag<br />
den Staat een naam van beteekenis gaf onder de beschaafde volkeren.<br />
3. Electies ter opvulling van de vacaturen in den Volksraad<br />
ontstaan, konden, wegens de buitengewone landsomstandigheden, niet<br />
plaats hebben.<br />
4. 1k heb den Ed. Achtb. Heer S. W. Burger benoemd als<br />
Waarnemend Vice-President der Zuid-Afrikaansche Republiek, deze<br />
benoeming geschiedde tijd<strong>el</strong>ijk, totdat door den Ed. Achtb. Eersten<br />
Volksraad te dien opzichte nadere voorziening zal zijn gemaakt.<br />
5. 1k heb den Ed. Achtb. Heer L. Botha benoemd tot Waarnemend<br />
Kommandant-Generaal der Zuid-Afrikaansche Republiek,<br />
tot tijd en wijle eene verkiezing zal kunnen gehouden worden.<br />
Het was de wil van wijlen den Kommandant-Generaal, dat de<br />
heer Botha hem in die b<strong>el</strong>angrijke functie zou opvolgen ; ik vertrouw,<br />
dat deze voorloopige benoeming ook de goedkeuring van het yolk<br />
zal hebben weggedragen.<br />
6. Ik ben diep getroffen door het blijk van innige gehechtheid<br />
van het yolk onzer Zuster-Republiek, dat metterdaad getoond heeft<br />
gereed te zijn om zijne verplichtingen na te komen aan het yolk<br />
der Zuid-Afrikaansche Republiek verschuldigd ingevolge bestaande<br />
tractaten, en waardoor op zoo schitterende wij ze de aloude banden<br />
bevestigd en versterkt zijn, die bestonden onder het yolk, dat de<br />
beide oevers van de Vaalrivier bewoont. Zij hebben het duid<strong>el</strong>ijk<br />
ingezien, dat een gezamenlijk optreden vereischt werd, omdat een<br />
aanslag op de onaf hank<strong>el</strong>ijkheid van de Zuid-Afrikaansche Republiek,<br />
in zich sluit de bedreiging met ondergang van het onafhank<strong>el</strong>ijk<br />
bestaan van den Oranje-Vrijstaat.
TOESPRAKEN. 257<br />
De opgewektheid en het onbeperkt vertrouwen in een toekomst<br />
van de Afrikaansche natie door het flinke optreden van onzen<br />
Zuster-Staat, heeft aan het yolk en de regeering van de Zuid-<br />
Afrikaansche Republiek een heerlijk voorbe<strong>el</strong>d gest<strong>el</strong>d en is ons<br />
ten kracht geworden in de worst<strong>el</strong>ing om het bestaan, ons door<br />
den oorlog met Groot-Britannia opg<strong>el</strong>egd, en is voor de buitenwer<strong>el</strong>d<br />
en voor wien de pogingen van een klein yolk om vrij te<br />
blijven volgen, van nog grooter more<strong>el</strong>e waarde.<br />
Deswege in deze, Uwe Vergaderplaats, de oprechte en diepgegronde<br />
gevo<strong>el</strong>ens van waardeering uit te spreken en te vertolken,<br />
is, naar ik meen, eene geringe nakoming onzer verplichting jegens<br />
onze getrouwe stamgenooten en broeders in den Oranje-Vrijstaat.<br />
God zegene hen voor hunne toewijding aan de zaak der vrijheid.<br />
7. Het verschaft mij genoegen U wederom te kunnen medede<strong>el</strong>en,<br />
dat, met uitzondering van het Vereenigd Koninkrijk Groot-<br />
Britannie en Ierland, de Republiek bij voortduring in vriendschapp<strong>el</strong>ijke<br />
betrekkingen staat tot de Buitenlandsche Mogendheden.<br />
8. Ten tijde van mijn bezoek aan de verschillende lagers, was<br />
ik ook te Bloemfontein waar ik met Z.H.Ed. den Staatspresident<br />
van den Oranje-Vrijstaat overeenkwam om aan de Eng<strong>el</strong>sche<br />
Regeering gezamenlijk een depeche te zenden, waarin wij, onder<br />
kennisgeving, dat wij geen oorlog gezocht hadden en geen uitbreiding<br />
van grondgebied bedo<strong>el</strong>den, voorst<strong>el</strong>den om over te gaan tot<br />
het onderhand<strong>el</strong>en over den vrede; onder voorwaarde dat de beide<br />
Republieken zouden erkend worden als Souvereine Internationale<br />
Staten, en de verzekering te verkrijgen, dat degenen van Harer<br />
Majesteits onderdanen, die met ons in dezen oorlog hebben de<strong>el</strong>genomen,<br />
geen leed hoegenaamd aan persoon of eigendom zou<br />
worden aangedaan.<br />
Uit het antwoord der Britsche Regeering, dat U zal worden<br />
voorg<strong>el</strong>egd, zal U blijken, dat het die Regeering steeds te doen<br />
was en nog is, om het onafhank<strong>el</strong>ijk Volksbestaan der beide<br />
Republieken te vernietigen.<br />
9. Heeft onze wetgeving van verleden jaar en de onderhand<strong>el</strong>ingen<br />
met de Britsche Regeering aangetoond, dat wij alles doen<br />
wilden om den vrede te bewaren, nu de oorlog, trots al onze<br />
pogingen om dien te voorkomen, uitgebroken is, willen we al het<br />
mog<strong>el</strong>ijke doen en niets onaangeroerd laten, om den vrede te<br />
herst<strong>el</strong>len.<br />
Daartoe ben ik met ZHEd. den Staatspresident van den Oranje-<br />
17
258 TOESPRAKEN.<br />
Vrijstaat overeengekomen om den Heer A. Fischer, het geachte<br />
lid van den Uitvoerenden Raad van den Oranje-Vrijstaat voor de<br />
beide Republieken, den Heer C. H. Wess<strong>el</strong>s, Voorzitter van den<br />
Volksraad voor dien Staat en den Heer A. D. W. Wolmarans, Lid<br />
van den Uitvoerenden Raad van deze Republiek, of te vaardigen<br />
naar Europa en Amerika, met opdracht om aldaar representaties te<br />
doen namens het Volk en de Regeeringen van de Zuid-Afrikaansche<br />
Republiek en den Oranje-Vrijstaat tot herst<strong>el</strong> van den vrede, op<br />
de basis van de onafhank<strong>el</strong>ijkheid der beide Republieken.<br />
xo. De aanwezigheid van Attaches in onze gevechtslinie, afgevaardigd<br />
door verschillende Staten om den strijd te volgen, getuigt<br />
van de groote b<strong>el</strong>angst<strong>el</strong>ling, die de Regeeringen dier Staten st<strong>el</strong>len<br />
in de wijze van oorlogvoeren der Republieken.<br />
Tevens was het mij verblijdend te bespeuren hoe de sympathie<br />
van schier de gehe<strong>el</strong>e sier<strong>el</strong>d in dezen strijd voor vrijheid en recht<br />
aan onze zij de is en hoe in verschillende landen afde<strong>el</strong>ingen van<br />
het Roode Kruis als ambulances naar de slagv<strong>el</strong>den zijn gezonden,<br />
om de smarten en pijnen van onze gewonden te verzachten ; terwijl<br />
er in Europa, zoow<strong>el</strong> als in Amerika en Azle, fond sen zijn gesticht<br />
tot hulp en tegemoetkoming van de weduwen en weezen van de<br />
gesneuv<strong>el</strong>den.<br />
Ik vertrouw, dat gij U met mij zult kunnen vereenigen deswege<br />
onzen dank uit te spreken voor deze z<strong>el</strong>fopofferende daden van<br />
ed<strong>el</strong>e menschenliefde.<br />
. Ik heb mij genoodzaakt gezien bij de verschillende neutrale<br />
Mogendheden protest in te dienen tegen onderscheidene hand<strong>el</strong>ingen,<br />
die in strijd zijn met het internationale recht, en met de wijze van<br />
oorlogvoeren door beschaafde naties ; zooals misbruik maken van<br />
het Roode Kruis en de witte vlag ; het mishand<strong>el</strong>en van gewonden<br />
op het slagv<strong>el</strong>d en van krijgsgevangenen ; het bezigen van kleurlingen<br />
om tegen de Republieken te strij den.<br />
2. Niettegenstaande de bezwarende landsomstandigheden door<br />
dezen oorlog, is het tot mijn vreugde gebleken, dat de financial<br />
de groote uitgaven van den oorlog zullen kunnen dragen en dat<br />
de ontwikk<strong>el</strong>ing der mij nen steeds voortgaande is.<br />
13. Gebruikmakende van Uwe machtiging, heb ik met den<br />
Oranje-Vrijstaat tijd<strong>el</strong>ijk een leening gesloten.<br />
14. Ingevolge de door Uwe Achtbare Vergadering verleende<br />
machtiging bij besluit art. 1416a, dd. 28 September 1899, heeft de<br />
Regeering, naarmate omstandigheden dit vereischten, besluiten ge-
TOESPRAKEN. 259<br />
nomen en in werking gest<strong>el</strong>d. De Regeering vertrouwt, dat hare<br />
hand<strong>el</strong>wijze onder deze machtiging Uwe goedkeuring heeft mogen<br />
erlangen; en verzoekt Uwe instructies ten einde op den ingeslagen<br />
weg te kunnen blijven voortgaan.<br />
15. Het zal w<strong>el</strong> niet mog<strong>el</strong>ijk zijn de werkzaamheden van<br />
onze jaarlijksche zitting voort te zetten, en zal ik derhalve aan de<br />
hand geven, dat die zullen overstaan tot een latere g<strong>el</strong>egenheid en<br />
alleen die zaken behand<strong>el</strong>d zullen worden, die voor U zullen worden<br />
gebracht.<br />
r6. En hiermede Mijne Heeren, sluit ik.<br />
Moge het den Bestuurder der Volkeren behagen ons met kracht<br />
te omgorden om dezen ong<strong>el</strong>ijken en gew<strong>el</strong>digen kampstrijd, in Zijn<br />
naam en voor ons heilig recht ondernomen, tot een gewenscht einde<br />
te brengen ; mogen het yolk en de officieren zich opgewekt gevo<strong>el</strong>en,<br />
om, bezi<strong>el</strong>d door hoogere kracht en gedreven door plichtsgevo<strong>el</strong><br />
tegenover de dapperen, die voor het behoud van het vaderland<br />
hun Leven lieten, zoow<strong>el</strong> als tegenover het nageslacht, dat van hen<br />
een vrij vaderland verwacht, den krijg voort te zetten en te blijven<br />
volharden.<br />
Moge alzoo de Zuid-Afrikaansche stam, wiens toekomst immer<br />
hoopvol was, in het eind opgroeien tot een krachtigen boom en<br />
onze daden toonen, dat wij waardig zijn een plaats te bekleeden<br />
in de rij der Volkeren.<br />
God in den Hem<strong>el</strong> h<strong>el</strong>pe ons daartoe.<br />
1k heb gezegd.
BIJLAGE F.<br />
REDEVOERING<br />
GEHOUDEN DOOR<br />
PRESIDENT KRUGER,<br />
TOT TOELICHTING VAN<br />
ZIJN AANSPRAAK<br />
IN DE<br />
Gewone Zitting van 1900, op 7 Mei.<br />
HoogEd. Achtb. Heeren Voorzitters en Ed. Achtb.<br />
Leden van beide Volksraden I<br />
Laat mij toe, hoew<strong>el</strong> het niet mijn gewoonte is, om buiten mijn<br />
aanspraak nog iets te zeggen; de toestand des lands is zoodanig,<br />
dat ik openlijk verzoek op mijn aanspraak eene to<strong>el</strong>ichting te geven.<br />
U is het bekend hoe, voor de oorlog begon, aangedrongen is<br />
geworden op het stemrecht. U is het bekend, dat de Regeering<br />
toegegeven heeft, nadat de Raad toegestemd had, hoew<strong>el</strong> dit lichaam<br />
er bezwaar in gezien heeft, totdat z<strong>el</strong>fs de Burgers memories<br />
maakten, als zouden wij bijna al onze rechten gaan afgeven. De<br />
Regeering had voorkoming van bloedvergieten in het oog gehad.<br />
De Raad heeft toen toegestemd in het zevenjarig stemrecht en ook<br />
dat alle personen, die hier langer dan zeven jaren waren, oogenblikk<strong>el</strong>ijk<br />
het stemrecht konden verkrijgen. Er waren toen bijna<br />
30.000, w<strong>el</strong>ke oogenblikk<strong>el</strong>ijk stemrecht konden verkrijgen en<br />
zoover was toegegeven, dat, wanneer die alien het stemrecht hadden<br />
gekregen, ze de oude Burgers hadden kunnen overstemmen.
TOESPRAKEN. 261<br />
Aileen om bloedvergieten te voorkomen, hebben wij zoove<strong>el</strong><br />
toegegeven. Toch was men nog niet tevreden en zeide men het<br />
stemrecht te willen hebben na vijf jaar.<br />
Onze Burgers waren daar op tegen en ook waren er Raadsleden,<br />
die daaraan niet wilden toegeven, maar nochtans heeft de Regeering<br />
een voorst<strong>el</strong> daaromtrent gedaan, omdat zij gemerkt had het<br />
niet ging om het stemrecht, doch dat dit een voorwends<strong>el</strong> was vol<br />
pharizeesche geveinsdheid, want er waren documenten gevonden,<br />
dat er in 1896 reeds was besloten, dat de twee onafhank<strong>el</strong>ijke<br />
Republieken niet meer mochten bestaan. 1k kan mij niet anders<br />
uitdrukken dan het een ;.cluiv<strong>el</strong>sch bedrogc te noemen. Van vrede<br />
werd er gesproken, terwip het besluit al genomen was om ons te<br />
vernietigen.<br />
Al hadden wij dus meer toegegeven, al hadden wij z<strong>el</strong>fs gezegd,<br />
dat na ein jaar het stemrecht verkregen kon worden, dan zou dat<br />
dus niet aangenomen zijn geworden.<br />
Uit documenten was het immers gebleken, dat dit yolk geen<br />
vrij yolk meer mocht zijn. Zooals in de aanspraak voorkomende,<br />
heeft de Regeering ten einde verder bloedvergieten te voorkomen,<br />
een desbetreffend voorst<strong>el</strong> gedaan aan Chamberlain en Salisbury<br />
en wat is daarop geantwoord ? U zult dat stuk g<strong>el</strong>ezen hebben,<br />
en hoew<strong>el</strong> ik den inhoud van het stuk niet woord<strong>el</strong>ijk kan weergeven,<br />
komt het daarop neer, dat men kwaad was, ons ooit als<br />
onafhank<strong>el</strong>ijk yolk erkend te hebben en niettegenstaande alle Conventies,<br />
die gemaakt zijn, zou men nooit erkennen, dat dit yolk<br />
z<strong>el</strong>fstandig is.<br />
Achtbare Heerent Ik moet uitspreken wat op mijn gemoed<br />
ligt. Psalm 83 spreekt van den aanslag van den Booze op Christus'<br />
rijk. Dat moet niet bestaan. Daar komen dez<strong>el</strong>fde woorden van<br />
Salisbury, want ook hij zegt: ,Dit yolk moet niet bestaanc, en God<br />
zegt : 'DU yolk zal bestaanc. Wie zal winnen ? Zeker de Heer.<br />
U ziet daarin de listen, die men van toenaf reeds gebruikte,<br />
ook hoe ons yolk zijne rechten heeft willen afstaan en dat de<br />
Uitvoerende Raad zoover gegaan is met toegeven, dat wij bijna<br />
het land kwijt waren.<br />
Het was echter niet de bedo<strong>el</strong>ing om die rechten te bekomen,<br />
men wilde ons land hebben, dat niet meer z<strong>el</strong>fstandig mocht zijn.<br />
Al het andere zou niet voldoende voor hen geweest zijn.<br />
Laten wij daarop letten en ziet de fijne list, die in de zaak ligt<br />
opgesloten. Aan den Oranje-Vrijstaat had men geschreven, niets
262 TOESPRAKEN.<br />
tegen dien Staat te hebben, maar w<strong>el</strong> tegen deze Republiek. Men<br />
wilde alzoo de twee Republieken van <strong>el</strong>kaar scheuren, terwijl uit<br />
de documenten gebleken is, dat geen van beiden zou blijven bestaan.<br />
Ziet wat bedrog daarin steekt. De documenten wijzen<br />
immers uit, dat dit reeds in 1896, van Jameson's inval af, besloten<br />
was, en toch beweerde men nog dat, wanneer de Oranje-Vrijstaat<br />
de wapens neerlegde, dat land zou blijven bestaan.<br />
De Oranje-Vrijstaat heeft toen besloten de wapens niet neer te<br />
leggen en samen zijn wij begonnen. Wij waren 40.000 man,<br />
maar overal moest gewaakt worden tegen Kaffers en z<strong>el</strong>fs de Kommandant<br />
te Mafeking had ons geschreven dat zekere Kaffer-kapiteins<br />
hem zouden bijstaan, en wij zijn bekend, dat die te samen 30.000<br />
weerbare Kaffers t<strong>el</strong>len. Dat getal Kaffers alleen was bijna reeds<br />
zoo groat als het getal van onze strijdmacht; terwijI daarbij nog<br />
over de 200.000 Eng<strong>el</strong>sche troepen kwamen. En daartegen moeten<br />
wij vechten.<br />
Ed<strong>el</strong> Achtbare Heeren ! Let op Gods bestuur. Is het niet<br />
wonderlijk dat 40.000 man moeten vechten tegen honderd duizenden<br />
en buitendien nog tegen eene zwarte natie en dat wij dan nog<br />
leven ? Erken daarin Gods hand. Waar ik op druk is dit. Het<br />
is toch opmerkenswaardig, dat waar wij met den vijand in aanraking<br />
komen, wij tot hem staan in verhouding van bijna zo tot<br />
too, en toch heeft de Heer u tot hiertoe het leven gespaard.<br />
Ik voor mij wil niet profeteeren, maar wil aanwijzen, wat de<br />
leiddraad is in Gods Woord. Dat is buitengewoon. Deze oorlog<br />
is een punt des tijds. Het loopt daarop uit, dat het Beest de<br />
macht krijgt om de Kerk te vervolgen en het zal dat zoover ten<br />
uitvoer brengen, tot de Heer zegt: 'Tot hiertoe en niet verde' . g.<br />
En waarom? Omdat de Kerk beproefd en g<strong>el</strong>outerd moet warden,<br />
want er is ve<strong>el</strong> kwaad ander ons. Daarom is deze oorlog een<br />
buitengewone, en een punt des tijds.<br />
Een <strong>el</strong>k zal overtuigd raken, dat Gods Woord duid<strong>el</strong>ijk daarin<br />
is. Daar zegt men, dat het yolk niet moet bestaan, maar Liod<br />
zegt Ihet zal bestaan, maar moet g<strong>el</strong>outerd wordenc.<br />
In mijn gemoed ligt het zoo klaar en open, dat de dag der<br />
genade niet meer veraf is ; dat de Heer zal toonen de Regeerder<br />
te zijn en dat nets zal gebeuren buiten Zijn wil.<br />
Wanneer Hij to<strong>el</strong>aat, dat kastijding op ons komt, dan moeten<br />
wij bukken en ons vernederen; onze zonden b<strong>el</strong>ij den en tot den<br />
Heer terugkeeren. Wanneer dan het gansche yolk tot vernedering
TOESPRAKEN. 263<br />
is gekomen, ziende dat het niets kan doen, doch dat het de Heer<br />
is, dan zullen we zeker dad<strong>el</strong>ijk vrede hebben. Die vernedering<br />
ligt echter nog niet genoeg in ons hart opgesloten en wij moeten<br />
onzen ernstigen plicht doen, zooals Petrus zegt in I Petr. 5 vs. 7, 8.<br />
„Werpt al uwe bekommernissen op mu ; ik zorg voor u"; maar<br />
in het 8e vs. staat echter: s Weest nuchter en waakt, want de<br />
vijand gaat rond als een brieschende leeuw om u te verscheuren."<br />
Dat is het punt, waarvoor wij moeten waken, en vallen wij in ong<strong>el</strong>oof,<br />
dan brengen wij ons z<strong>el</strong>f ten onder.<br />
Ik vraag u, broeders, is dat eene hand<strong>el</strong>wijze, zooals gebeurd is,<br />
dat op een brief, Kaffers zijn opgeroepen, en dat door dezen,<br />
zooals te Derdepoort, z<strong>el</strong>fs vrouwen en kinderen zijn vermoord<br />
geworden ? Er was door de Eng<strong>el</strong>schen beweerd, dat er geen<br />
Kaffers tegen ons werden gebruikt; maar een feit is het, dat<br />
Montsioa met zijne Kaffers in Mafeking is, en tegen ons gebruikt<br />
wordt om te vechten. Meer dan de h<strong>el</strong>ft in Mafeking bestaat uit<br />
Kaffers, die tegen ons vechten.<br />
Ed. Achtb. Heeren 1 U moet niet verstaan, dat alles wat tegen<br />
ons vecht, tot het Beest behoort ; daar zijn zeker honderden kinderen<br />
Gods bij, die echter door de vrees voor het Beest, gedwongen<br />
worden zoo te hand<strong>el</strong>en; doch God kent alle harten. Wij hebben<br />
niet gezocht, dat het bloed, dat op aarde ligt, zou vergoten worden;<br />
want wij hadden bijna al onze rechten afgegeven; doch toen men<br />
ons wilde vermoorden, konden wij niet meer toegeven. Hoe is bet<br />
met Achab gegaan. De machtige vij and kwam tot voor de muren<br />
der stad en men had den moed verloren. Toen kwam de profeet<br />
Gods en zeide : s vreest niets." Toen stond God op, en op dien<br />
God moeten wij vertrouwen, want het is nog dez<strong>el</strong>fde God. Laten<br />
wij dus niet leven alsof er geen God bestaat. Hij regeert. In het<br />
begin was het Woord en het Woord was God en het Woord is<br />
vleesch geworden en heeft onder ons gewoond. Let op de geschiedenis,<br />
die ons tot voorbe<strong>el</strong>d moet zijn. Het is nog diez<strong>el</strong>fde God, die<br />
Isra<strong>el</strong> uitg<strong>el</strong>eid en het hart van Pharao heeft verhard tot het einde<br />
toe, totdat eind<strong>el</strong>ijk alle eerstgeborenen der Egyptenaren stierven,<br />
waarop Pharao de Isra<strong>el</strong>ieten trekken laat. Het is nog dez<strong>el</strong>fde God,<br />
die winden en stormen op zee stilt, en zijn arm is niet verkort.<br />
Sommigen vragen, maar ziet dat dan alleen op de Kerk in de<br />
twee Republieken ? Neen. Ziet de drie jong<strong>el</strong>ieden in den vurigen<br />
oven. Hebben dezen zich alleen verheugd ? Neen, Gods Volk over<br />
de gansche Aarde. Was het alleen voor Dani<strong>el</strong> in den Leeuwen-
264 TOESPRAKEN.<br />
kuiI ? Neen, maar voor alle Christenen op de gehe<strong>el</strong>e Aarde.<br />
Zoo gebruikt de Heer dikwijls een klein klompje, waaraan Hij<br />
Zijne mirak<strong>el</strong>en toont tot voorbe<strong>el</strong>d voor de gehe<strong>el</strong>e Christen-<br />
wer<strong>el</strong>d. Ziet het bloed, dat hier op aarde is gestort. Wie is daarvan<br />
de oorzaak ? Wij willen vrede en onze vrijheid, reeds van 1836<br />
af, en de Heer heeft ons deze gegeven, en zal ooit de Heer iets<br />
beginnen en zich daaraan onttrekken ? Neen, maar laten wij ons<br />
vernederen voor den Heer. Er valt niet aan te twijf<strong>el</strong>en, dat uiteind<strong>el</strong>ijk<br />
de Heer ons zal leiden tot de overwinning.<br />
De dag der genade is niet ver meer voor Zijn yolk. Laten wij<br />
niet twijf<strong>el</strong>en, maar trouw blijven aan Gods Woord en in Zijnen<br />
Naam strijden.<br />
Wanneer het water tot de lippen komt — en wij vernederen ons<br />
ernstig voor den Heer, dan is de dag der genade daar.<br />
Laat <strong>el</strong>keen dan erkennen dat het Gods hand is, die ons vrij<br />
maakt en niemand anders, opdat de mensch niet roeme. Nochtans<br />
gebruikt Hij den mensch om dat te doen.<br />
Mijn aanspraak heb ik voorg<strong>el</strong>egd en ik hoop, dat de Volk sraa d<br />
niet langer daarover zal zitten dan tot het uiterst morgen, daar er<br />
onder de Volksraadsleden v<strong>el</strong>en zijn, w<strong>el</strong>ke burger te v<strong>el</strong>de of krij gsofficier<br />
zijn.<br />
Het is geen tijd om gewone zaken te behand<strong>el</strong>en en laat alleen<br />
de zaken behand<strong>el</strong>d worden, die ik voorbreng. Dan heb ik een<br />
waarnemend Kommandant-generaal aangest<strong>el</strong>d; want mijne rechterhand<br />
is mij ontvallen, alhoew<strong>el</strong> ik daarmee niet wil zeggen, dat ik<br />
niet meer zulke mannen heb. Wijlen ZEd. Gestr. de Kommandantgeneraal,<br />
de Heeren Kock en Wolmarans, eertijds Leden van den<br />
Uitvoerenden Raad, zijn mij ontvallen. Ook de Staats-secretaris is<br />
een nieuw aangest<strong>el</strong>de en ben ik nu alleen over van al de oude<br />
leden van den Uitvoerenden Raad; nochtans ondervind ik ve<strong>el</strong><br />
hulp en steun van de tegenwoordige leden en ook God zal ons<br />
steunen, Hij zal ons kracht geven. Laat ons dus strijden in den<br />
naam des Heeren tot het einde toe. De Heer toch is onze Opperbev<strong>el</strong>hebber<br />
; Hij geeft orders en Hij weet wanneer te zeggen :<br />
x, Tot hiertoe en niet verder."<br />
Het is verwonderlijk, hoe de andere Mogendheden eenparig met<br />
ons zijn en hoe gansch Europa eenparig voor ons bidt, en zal de<br />
Heer die gebeden afwij zen ? 0 neen, vertrouwt toch op den Heer<br />
en laat ons bij Hem vaststaan en Hij zal mirak<strong>el</strong>en verrichten.<br />
Al komt het ook zoo ver, dat ik naar St. H<strong>el</strong>ena moet, want
TOESPRAKEN. 265<br />
dan zal de Heer het Volk terugbrengen en vrijmaken en hetz<strong>el</strong>fde<br />
oorde<strong>el</strong> zal dan vallen op Babylon, de veroorzaker van al<br />
het gestorte bloed. Wij strijden voor de vrijheid door God ons<br />
geschonken.<br />
Et zeg nogmaals. Mogen er broeders uit dezen Raad en private<br />
personen door het zwaard vallen, die streden in den naam des<br />
Heeren en g<strong>el</strong>oofden, dan, zoo zegt Gods Woord, worden zij<br />
geofferd op het altaar ter verheerlijking van Zijn Naam en van den<br />
heerlijken Kerkstaat, die in deze punt des tijds staat om openbaar<br />
to worden.<br />
De Kerk moet beproefd en gewonnen worden en daarom kan ik<br />
niet inzien dat het door die buitengewone oorlog toeg<strong>el</strong>aten zal<br />
worden, dat wij verd<strong>el</strong>gd worden. Die oorlog zal Buren tot de Heer<br />
zegt : *tot hiertoe en niet verder." Blijft daarbij en strijdt met mij.<br />
1k geef mij in handen van den Heer. Wat Hij ook over mij<br />
besloten heeft, ik zal Zijn roede, die mij slaat, kussen, want ik ben<br />
ook schuldig. Dat <strong>el</strong>keen zich vernedere voor den Heer.<br />
1k heb gezegd.
BuLAGE G.<br />
TELEGRAM van 20 Juni 1900, door den President<br />
aan de krijgsofficieren verzonden :<br />
„Wank<strong>el</strong>t toch niet en valt niet in het ong<strong>el</strong>oof. Het is de tijd<br />
van Gods yolk, dat zij g<strong>el</strong>outerd worden. Het beest heeft macht<br />
gekregen om de Christenen to vervolgen, en die uit het g<strong>el</strong>oof<br />
vallen, zullen buiten blijven en niet den heerlijken Kerkstaat ingaan<br />
en zoodoende uitgesloten worden uit het Hem<strong>el</strong>rijk, wanneer de<br />
Kerk gesloten wordt volgens Openbaring ; maar die in het g<strong>el</strong>oof<br />
blijven en in den naam des Heeren strijden, zullen de kroon<br />
behalen en den heerlijken Kerkstaat van duizend jaar hier nog op<br />
de aarde ingaan en zoodoende de eeuwige heerlijkheid. Broeders,<br />
broeders, ik smeek u, valt niet uit het g<strong>el</strong>oof, maar blijft in het<br />
g<strong>el</strong>oof en strijdt in den naam des Heeren. Vraagt uw eigen hart<br />
of ; indien gij zoo lafhartig wordt en vlucht, dan is het dat gij niet<br />
meer g<strong>el</strong>ooft, dat er een God in den Hem<strong>el</strong> is en dan wordt gij<br />
compleet een Godverloochenaar. Maar ik zeg u, op grond van<br />
Gods Woord, daar kan nets gebeuren buiten Zijn wil. De overwinning<br />
en het zwaard zijn in Zijn hand en Hij geeft ze aan<br />
diegenen, die in Zijn naam strijden. Is het niet nog diez<strong>el</strong>fde God,<br />
die Isra<strong>el</strong> uitg<strong>el</strong>eid heeft onder Farao met mirak<strong>el</strong>en en wonderheden<br />
? Is het niet nog dez<strong>el</strong>fde God, die hen door de Roode Zee<br />
leidde door een wolkkolom, donker voor de vijanden, maar licht<br />
voor Zijne kinderen, en die wolkkolom ziet op het Woord des Heeren<br />
als een lamp voor onzen voet en als een Licht op ons pad, doch<br />
die in ong<strong>el</strong>oof vallen, die vallen ook zoo in het donker en g<strong>el</strong>ooven<br />
het Woord des Heeren niet meer en zoodoende vergaan zij in het<br />
ong<strong>el</strong>oof. Is het niet nog dez<strong>el</strong>fde God, die uit den dorren steenrots<br />
een stroom van water deed uitspringen en het gansche Isra<strong>el</strong> waiter
TOE SPRAKEN. 26 7<br />
gaf ? Is het niet nog dez<strong>el</strong>fde God, die de drie jonge lieden in den<br />
vurigen oven bewaarde, die liever den dood verkozen dan dat zij<br />
van het g<strong>el</strong>oof wilden afzien ? Is het niet nog dez<strong>el</strong>fde God, die<br />
Dani<strong>el</strong> in den Leeuwenkuil bewaarde, dat de leeuwen hem niet<br />
opaten, en toen de Koning de vervolgers van Dani<strong>el</strong> daarin wierpen,<br />
werden zij verscheurd en door de leeuwen opgevreten ? Is het niet<br />
nog dez<strong>el</strong>fde God, die, daar op de baren der zee wand<strong>el</strong>de en<br />
Petrus gebood om naar Hem te komen en Petrus op de zee naar<br />
Hem wand<strong>el</strong>de door het g<strong>el</strong>oof, en zoodra hij voor de baren begon<br />
te vreezen en zijn g<strong>el</strong>oof verzwakte, ging hij zinken, toen de Heer<br />
hem aan de hand greep, hem oprichtte en bestrafte voor zijn<br />
ong<strong>el</strong>oof ? Is het nog niet dez<strong>el</strong>fde God, die toen de storm zoo<br />
erg was, de winden b<strong>el</strong>ette en het was stil ? En is het nog niet<br />
dez<strong>el</strong>fde God, die- den m<strong>el</strong>aatsche Zijne handen oplegde en hem<br />
met Zijne handen aanraakte, toen de sch<strong>el</strong>len van zijn lichaam<br />
afvi<strong>el</strong>en en hij genezen werd ? Is het niet nog dez<strong>el</strong>fde God, onze<br />
Zaligmaker, die aan Zijne kinderen zeide : „Uwe harten worden<br />
niet ontroerd. Gijlieden g<strong>el</strong>ooft in God en ook in Mij. Ik zal u<br />
niet als weezen achterlaten, noch begeven tot het einde der wer<strong>el</strong>d ;"<br />
maar die ons voorsp<strong>el</strong>d heeft, dat er oorlogen en geruchten van<br />
oorlogen zullen zijn, doch wij niet verschrikt moeten worden, want<br />
deze dingen moeten geschieden ? Is het niet onze z<strong>el</strong>fde Zaligmaker,<br />
die den dood heeft overwonnen en den derden dag is opgestaan<br />
en 4o dagen bij den mensch is gebleven, ofschoon de wer<strong>el</strong>d Hem<br />
niet heeft gezien, maar zij hebben Hem gezien en Hij is voor<br />
hun oogen naar den Hem<strong>el</strong> opgevaren en heeft gezegd : strijdt<br />
den waren strijd en Ik zal wederom tot u komen, g<strong>el</strong>ijk u Mij<br />
heeft zien wegga,an ? En diez<strong>el</strong>fde God, die heeft ons uitg<strong>el</strong>eid en<br />
met wonderheden en mirak<strong>el</strong>en ons onze vrijheid gegeven, en<br />
denkt gij, dat Hij Zijn zaak, die Hij eenmaal heeft begonnen, zal<br />
laten varen ? Neen, Hij zal het niet laten varen. Ik zeg, het is nog<br />
dez<strong>el</strong>fde God, die Gideon en zijn 30o dapperen heeft bijgestaan<br />
en g<strong>el</strong>eid en gesterkt in den strijd, en de overwinning en het<br />
zwaard zijn in Zijn hand alleen. Lieve broeders, lieve broeders,<br />
ik smeek u, valt niet in het ong<strong>el</strong>oof. Staat g<strong>el</strong>ijk en bij <strong>el</strong>kaar en<br />
strijdt in den naam des Heeren. Ik verneem, dat <strong>el</strong>keen in zijn<br />
district wil gaan strijden. Dit verwekt verwoesting en dan komt er<br />
niets van den strijd. Elkeen, waar hij is en onder w<strong>el</strong>k officier hij<br />
ook al is, sta vast en strijdt manmoedig, want gehoorzaamheid en<br />
trouw is de overwinning. Lieve broeders, ik smeek u nogmaals,
268 TOESPRAKEN.<br />
weest gehoorzaam aan uwe officieren, en zij weer aan den Kommandant-generaal,<br />
want zooals ik hierboven heb gezegd, gehoorzaamheid<br />
en trouw is de overwinning. Merkt op onze goede<br />
berichten van onze Kommissie uit Europa. Merkt op Roberts'<br />
proclamatie, door hem in den Oranje-Ii rijstaat uitgegeven, waaruit<br />
blijkt, dat nadat hij hen in handen heeft, hoe slecht dat hij hen<br />
behand<strong>el</strong>de. Het is niets minder dan een lokaas. Volgens Psalm<br />
83 zeggen de vijanden van ouds af, dat dit yolk in het rijk van<br />
Christus niet mocht bestaan, en Salisbury en Chamberlain hebben<br />
hetz<strong>el</strong>fde in hunne stukken gezegd, zooals gij z<strong>el</strong>f hebt g<strong>el</strong>ezen,<br />
dat wij niet moeten bestaan ; doch de Heer zegt : dit yolk zal<br />
bestaan. Christus is onze Opper-Generaal die ons door Zijn Woord<br />
leidt. Lieve broeders, ik smeek u nogmaals, laat ons niet ong<strong>el</strong>oovig<br />
worden, maar zijn bev<strong>el</strong>en opvolgen wat Hij ons voorschrijft. Zooals<br />
ik hierboven gezegd heb, Hij leidt zijne kinderen soms door de<br />
dorre woestijn, waar het schijnt, dat niemand door kan gaan ; maar<br />
ik verzeker u : Hij zal ons daar door leiden, indien wij vast op<br />
Hem vertrouwen. Hij die op Gods bescherming wacht, wordt door<br />
den Hoogsten Koning beveiligd en beschaduwd in den duisteren<br />
nacht. Zijn woord is waarachtig. Ziet Psalm 92. Leest dit aan<br />
alle officieren en burgers voor, want het lijden in dezen tegenwoordigen<br />
tijd is niets to waardeeren tegen de Eeuwige heerlijkheid.<br />
Laten wij onzen Zaligmaker gehoorzaam zijn.c<br />
TELEGRAM van President Kruger, aan den<br />
Kommandant-Generaal, uit Machadodorp,<br />
gedagteekend 7 Juli 190o.<br />
Officieren en Burgers, st<strong>el</strong>t uw gansche vertrouwen op den Heer,<br />
Hij is onze Opperste Generaal, die ieders hart beweegt, waartoe<br />
Hij wil, en Hij zegt : „het gevaar is het Mijne," en de eindoverwinning<br />
is ook in Zijn hand. Let nu op onzen strijd vanaf het<br />
begin tot nu toe, of de Heer nog niet altijd met mirak<strong>el</strong>en aan
TOESPRAKEN. 269<br />
onze zijde staat ; hoe ons zwaard gezegend is, dat er gewoonlijk<br />
zoo weinigen aan onzen kant sneuv<strong>el</strong>en en zoov<strong>el</strong>e aan dien des<br />
vijands, in aanmerking nemende de groote menigte van troepen<br />
en kanonnen, dat er duizende schoten op ons afgezonden worden,<br />
en toch is des vijands zwaard niet gezegend. Broeders, wij zouden<br />
ong<strong>el</strong>oovig moeten worden en Gods bestier uit het oog verliezen,<br />
als wij twijf<strong>el</strong>den, dat Hij aan onze zijde is. De vijand is tot<br />
hiertoe ons land binnengestroomd door zijn groote menigte, die<br />
wij niet overal konden keeren; maar geenszins door zijn zwaard ;<br />
zoo is er geen twijf<strong>el</strong>, dat in het einde ook de overstrooming paal<br />
en perk zullen worden gest<strong>el</strong>d en de overwinning de onze zal zijn.<br />
Maar wank<strong>el</strong>t niet in het g<strong>el</strong>oof, ziet en laat u ook niet verschrikken,<br />
dat sommigen van ons afvallen. De apost<strong>el</strong> Paulus heeft het<br />
voorsp<strong>el</strong>d in I Timotheus 4 : 1. Maar beschouwt het zoo, sommige<br />
onzer Burgers, die hun wapens moesten neerleggen door overw<strong>el</strong>diging<br />
des vijands, verschoon ik, indien zij zich weer bij de<br />
eerste g<strong>el</strong>egenheid aansluiten om verder te vechten ; maar zij die<br />
zoover gaan om hunne wapens of te leggen en den eed afleggen en<br />
niet terugkeeren, zijn volgens de Schrift, de afval van God. Maar<br />
het beest en dezulken zullen ook nog zeggen, dat zij in den Heer<br />
g<strong>el</strong>ooven. Maar de Heer zegt, toont Uw g<strong>el</strong>oof uit Uw werken en,<br />
indien zij dan de werken van het beest uitvoeren om hunne medebroeders<br />
te verraden, dan is het een dood g<strong>el</strong>oof, dat zij toeeigenen.<br />
Zie Openbaringen 14, vers 9 en ro, „indien iemand het<br />
beest aanbidt en zijn be<strong>el</strong>d," enz. — vers 10 — „die zal ook<br />
drinken uit den wijn des toorns Gods," enz. Broeders, die alleen<br />
misschien zoo ver gegaan zijn, keert terug en valt in voor den<br />
Heer, Hij zal U vergeven, en strijdt dan verder moedig in<br />
Zijnen naam.
270 TOESPRAKEN.<br />
Rondzend t<strong>el</strong>egram van den Staatspresident<br />
aan den Kommandant-Generaal, de Assi-<br />
stent-Kommandant-Generaals en de Krijgs-<br />
officieren, verzonden uit Machadodorp<br />
24 Juli 1900.<br />
„Naar aanleiding van uwe en verschillende andere berichten<br />
vind ik, dat de geest des ong<strong>el</strong>oofs vliegt overal rond als een<br />
brieschende leeuw om onze menschen tot wank<strong>el</strong>moedigheid te<br />
drijven. Broeders, gij begrijpt w<strong>el</strong>, wanner gij den vijand bij u<br />
laat voorbijgaan en begint te twijf<strong>el</strong>en hem aan te pakken, brengt<br />
gij de anderen, die nog achter zijn door het gehe<strong>el</strong>e land, waar<br />
zij het hooren, ook in wank<strong>el</strong>moedigheid en ong<strong>el</strong>oof; maar wanneer<br />
gij uw plicht doet, en op den Heer vertrouwt, a/ moet gij<br />
achterwaarts en voorwaarts keeren en zoodoende den vijand aanpakken,<br />
waar gij kunt, en onze achterblijvenden op de plaatsen<br />
in de Republiek dit hoorende, moedigt gij hen daardoor aan om<br />
ook te h<strong>el</strong>pen vechten, al zijn zij en wij maar min; want de overwinning<br />
is niet in de hand der overmacht, maar in de hand des<br />
Heeren en de Heer geeft die aan hen, die in Zijn naam strijden,<br />
al zijn zij nog zoo min. Let op het woord des Heeren : „Als Hij<br />
het yolk verlaat, dan maakt Hij zijn zwaard stomp en ongezegend."<br />
En ziet, wij zijn er van overtuigd, dat de Heer ons zwaard niet<br />
stomp gemaakt heeft, doch integende<strong>el</strong>, wonderbaarlijk heeft gezegend<br />
tegenover dat van den vijand. Waar de vijand ons aanvalt en<br />
zij hunne duizende en duizende van schoten op ons afschieten tegenover<br />
de weinige van ons, treffen onze weinige schoten toch ve<strong>el</strong><br />
meer van hen als dat zij ons treffen en is het dan niet het g<strong>el</strong>oof<br />
des ong<strong>el</strong>oofs, dat door de lucht gaat om ons daardoor in twijf<strong>el</strong><br />
te brengen en zoodoende ons voor den Heer te laten bezondigen<br />
en ons te laten twijf<strong>el</strong>en, dat alles in de macht des Heeren is.<br />
En is dat u niet duid<strong>el</strong>ijk geworden, zooals ik gezegd heb in<br />
mijn vorige stukken, dat wij nu in een punt des tijds leven om<br />
door het g<strong>el</strong>oof te worden beproefd. Wie in den Heer standvastig<br />
is en wie met bn den apost<strong>el</strong> Paulus en Timotheus zeggen: „wordt
TOESPRAKEN. 271<br />
niet moedvallig als er afvalligen zijn, want er zal een afval komen"<br />
en de Heer Jezus zegt z<strong>el</strong>f in Mattheus 24, dat er oorlogen en<br />
geruchten van oorlogen zullen zijn, maar wordt niet verschrikt;<br />
maar blijft getrouw, want deze dingen moeten geschieden. Leest<br />
I Petrus 5 vers 7 en 8. Het 7e vers zegt „Werpt al Uw bekommernissen<br />
op den Heer, Hij zorgt voor u," en het 8ste vers zegt :<br />
„maar weest gij nuchter en waakt tegen den boozen geest der<br />
lucht, want hij zal trachten u tot ong<strong>el</strong>oof te drijven en u als<br />
een brieschende leeuw te verscheuren;" want ziet in Mattheus, toen<br />
de booze geest den Heer Jezus op den berg bracht, zeide hij :<br />
„Ik zal U geven de gehe<strong>el</strong>e wer<strong>el</strong>d en hare heerlijkheid, indien<br />
U mij aanbidt." Toen zeide de Heer Jezus: „Ga weg, Satan, gij<br />
zult den Heer uwen God alleen aanbidden en Hem alleen dienen."<br />
Broeders, merkt op, dit is de wettige strijd om de kroon te behalen,<br />
en die den wettigen strijd niet strijden, kunnen de kroon ook<br />
niet behalen; want dan valt hij en hij wordt vereenigd met den<br />
boozen geest der lucht, die met zijn groote macht over de aarde<br />
vliegt en zoodoende krijgt hij de merkteekenen van het beest aan<br />
zijn voorhoofd en dan zal hij samen met het beest ook drinken<br />
uit den wijn des toorns Gods. Leest Openbaring 1 4, verzen 9, to,<br />
12 en 13. Let voornam<strong>el</strong>ijk op vers 12, dat zegt: „Hier is de lijdzaamheid<br />
der heiligen. Hier zijn zij die de geboden Gods bewaren<br />
en het g<strong>el</strong>oof van Jezus Christus." Neen, neen, Broeders, die er<br />
reeds in gevallen zijn, haast u om tot den Heer te vluchten en<br />
Hem getrouw te blijven en gij zult door uw getrouwe daden duizende<br />
anderen aantrekken tot het g<strong>el</strong>oof, opdat zij strijden in<br />
de vrijheid, die de Heer ons gegeven heeft ! Diegene, die zegt,<br />
hij g<strong>el</strong>ooft in de vrijheid van den Heer Jezus, en Zijn vaand<strong>el</strong> is<br />
met den boozen geest, dan is hetz<strong>el</strong>ve een dood g<strong>el</strong>oof, want zegt<br />
de Heer: „Toont uw g<strong>el</strong>oof door uw werken." En ziet de b<strong>el</strong>ofte<br />
des Heeren in Psalm 1o8. Daar zegt de Heer: „die in Zijn naam<br />
strijden, die zullen kloeke daden doen en de Heer zal hen bevrijden<br />
en hun vijand vernietigen." Houdt dus goeden moed, gij, godvruchtige<br />
schaar ; in uwe zwakheid zal de Heer Zijn kracht volbrengen.<br />
Ook wil ik u opmerkzaam maken, dat, volgens de<br />
geschiedenis van den Vrijheidsoorlog in Amerika, dat zij met hun<br />
weinigen tegenover honderden en duizenden moesten strijden, en<br />
alhoew<strong>el</strong> zij later slechts tot een kleine tweeduizend waren verminderd,<br />
overwonnen zij toch en gaf de Heer hun de vrijheid terug.<br />
En gij alien zijt met mij bekend, hoe een onrechtvaardige en
2 72 TOESPRAKEN.<br />
godd<strong>el</strong>ooze oorlog het is, daar wij bijna alles wilden toegeven,<br />
indien wij slechts onze vrijheid en onafhank<strong>el</strong>ijkheid konden behouden.<br />
Ziet Psalm 83, dat de booze geest der lucht gezegd heeft,<br />
dat de ware worst<strong>el</strong>aar, genoemd niet mag bestaan en de<br />
Heer zegt: Hij zal niet bestaan. En ziet in het stuk, dat wij geschreven<br />
hebben aan Salisbury, dat wij slechts onze onafhank<strong>el</strong>ijkheid<br />
wilden behouden, toen antwoordde hij ook in denz<strong>el</strong>fden<br />
geest, dat dit yolk niet moet bestaan, of om zijn eigen woorden<br />
to gebruiken : „Ik zal er nooit in toestemmen, dat uw yolk moet<br />
bestaan als een yolk." Lieve Broeders, op grond van Gods woord<br />
ben ik er zeker van, dat de overwinning de onze is ; doch laten<br />
wij getrouw blijven en strijden in den naam des Heeren op zijn<br />
b<strong>el</strong>ofte."
BIJLAGE H.<br />
PROCLAMATIE VAN PRESIDENT STEIJN<br />
TEGEN DE<br />
ANNEXATIE VAN DEN ORANJE-VRIJSTAAT.<br />
Nademaal aan het yolk van den Oranje-Vrijstaat en van de<br />
Zuid-Afrikaansche Republiek een onrechtvaardigen oorlog door<br />
Groot-Brittanni8 in de maand October 1899 werd opgedrongen en<br />
deze twee kleine Republieken den ong<strong>el</strong>ijken strijd tegen het<br />
machtige Britsche Rijk hebben volgehouden voor meer dan 8<br />
maanden en nog steeds volhouden;<br />
nademaal verder een zekere Proclamatie, gedateerd 24 Mei 1900,<br />
voorgevende te zijn uitgevaardigd door Roberts, V<strong>el</strong>dmaarschalk,<br />
Opperbev<strong>el</strong>hebber der Britsche Krijgsmacht in Zuid-Afrika, mij heden<br />
is getoond, waarin beweerd wordt, dat de Oranje-Vrijstaat veroverd<br />
is geworden door Harer Majesteits troepen en de Oranje-Vrijstaat<br />
geannexeerd wordt aan het Britsche Rijk, terwijl de Krijgsmacht<br />
van den Oranje-Vrijstaat nog te v<strong>el</strong>de is en de Oranje-Vrijstaat<br />
niet is veroverd, en gem<strong>el</strong>de Proclamatie dus in strijd is met het<br />
volkenrecht ;<br />
en nademaal de onaf hank<strong>el</strong>ijkheid van den Oranje-Vrijstaat erkend<br />
is geworden door meest alle beschaafde Mogendheden ;<br />
nademaal het wer<strong>el</strong>bekend is dat de Britsche autoriteiten z<strong>el</strong>f<br />
onlangs erkend hebben, dat de Oranje-Vrijstaat op voorde<strong>el</strong>ige wijze<br />
bestuurd wordt en het dus verkrachting der beschaving is, zoow<strong>el</strong><br />
als in strijd met de fundamente<strong>el</strong>e rechten van zulk een yolk, om,<br />
op w<strong>el</strong>k voorwends<strong>el</strong> ook, van zijn vrijheid beroofd te worden ;<br />
en nademaal ik het wensch<strong>el</strong>ijk acht om dad<strong>el</strong>ijk ter kennis van<br />
alien, die het mogen aangaan, te brengen, dat gem<strong>el</strong>de Proclamatie<br />
18
274 TOESPRAKEN.<br />
door de Regeering en het yolk van den Oranje-Vrijstaat niet<br />
erkend wordt;<br />
zoo is het, dat ik, Martinus Theunis Steijn, Staatspresident van<br />
den Oranje-Vrijstaat, in overleg met den Uitvoerenden Raad,<br />
namens het onafhank<strong>el</strong>ijk yolk van den Oranje-Vrijstaat, mits dezen<br />
proclameer, dat de gem<strong>el</strong>de annexatie niet erkend wordt, en wordt<br />
zij mits deze van nul en van geener waarde verklaard.<br />
Het yolk van den Oranje-Vrijstaat is en blijft een vrij en onafhank<strong>el</strong>ijk<br />
yolk en weigert zich te onderwerpen aan het Britsch gezag.<br />
Aldus gedaan en gegeven onder mijn hand te Reitz, in den<br />
Oranje-Vrijstaat, op den <strong>el</strong>fden dag der maand Juni 1900.<br />
M. T. STEIJN,<br />
Staatspresident.<br />
op order P. J. BLIGNAUT,<br />
Gouvernementssecr.
VERBETERINGEN.<br />
Blz. 13 staat: Withamoster ; lees: Zwarthamoster.<br />
Volgens President Kruger's beschrijving heeft de Zwarthamoster<br />
(zwarte rhinoceros) twee horens, terwijl de witte er slechts den heeft.<br />
De Zwarthamoster, die door de oude Trekkers ook „Magal" werd<br />
genoemd, valt den mensch ook zonder aanleiding aan.<br />
Blz. 135 lees begin noot (t) als volgt: Deze waarschuwing was<br />
een voorloopster der latere aanspraak van President Kruger bij zijn<br />
inzwering van 1898, in w<strong>el</strong>ke latere aanspraak hij zijn vermaning<br />
nog duid<strong>el</strong>ijker herhaalde en die in het kader der onderwijs-her-<br />
vormingen, toen pas tot stand gebracht, dubb<strong>el</strong>e beteekenis kreeg,<br />
omdat zij bewees, hoe hij nooit een haarbreed was afgeweken van<br />
zijn denkbe<strong>el</strong>den over het behoud der taal. Deze rede luidde: enz.
In 1898 verscheen :<br />
EERIE HHLVE EEUW<br />
1848-1898.<br />
Nederland onder de regeering van Koning WILLEM III<br />
en het regentschap van Koningin EMMA<br />
door Nederlanders beschreven, onder redactie van<br />
D R. P. H. RITTER.<br />
Historisch Gedenkboek uitgegeven door „Het Nieuws van den Dag"<br />
BIJ DE INHULDIGING VAN<br />
Koningin WILHELMINA.<br />
3e onveranderde uitgave.<br />
2 De<strong>el</strong>en, royaal 8o, bevattende th 900 bladzijden.<br />
Pits: afgehaald aan ons Bureau f 2.—; bulten Amsterdam blj franc°<br />
toezending f 2.20.<br />
In 1900 verscheen :<br />
DE NE0ENTIENDE EEUW<br />
DOOR<br />
Dr. F. J. L. KRAMER,<br />
Hoogleeraar aan de Rijks-Universiteit to Utrecht.<br />
Historisch Gedenkboek uitgegeven door „HET NIEUWS VAN DEN DAG"<br />
bij het einde der Negentiende eeuw.<br />
Een De<strong>el</strong> royaal 80., bevattende ± 450 bladzijden.<br />
Prijs: afgehaald aan ons Bureau f I.—; buiten Amsterdam bij franco<br />
toezending f 1.15.<br />
Hij zet ons geen „leerboek" voor, maar onthaalt ons op een<br />
flunk gestyleerd, kort, kernig, rijk leesboek. leder hoofdstuk ervan<br />
is pakkend, is boeiend. Vooral waardeerde ik het eerste „Napoleon."<br />
Heb over den grooten Keizer ve<strong>el</strong> g<strong>el</strong>ezen, din juist zult gij<br />
erkennen, dat KRAMER in enk<strong>el</strong>e trekken u den machtigen heros<br />
zien laat en begrij pen doet<br />
In den loop der twintigste eeuw zullen legioenen van boeken,<br />
in de negentiende geschreven, totaal vergeten zijn. Maar tot KRAMER'S<br />
werk zullen wij en onze kinderen en onze kindskinderen gedurig<br />
wederkeeren als tot een gedenksteen, in sobere, ed<strong>el</strong>krachtige lijnen,<br />
gehouwen uit graniet.<br />
DR. F. E. DAUBANTON, in Theologische Studiin.