De breuk van het voorvredesverdrag van Versailles.

De breuk van het voorvredesverdrag van Versailles. De breuk van het voorvredesverdrag van Versailles.

resources21.kb.nl
from resources21.kb.nl More from this publisher
15.08.2013 Views

Joden in de politiek. Met bijzonderen ijver legden de joden zich toe op het veroveren van de groote massa arbeiders. Dit gelukte hun door de Marxistische leer, ontworpen door den jood Karl Marx; oorspronkelijk heette hij Mardochai. De stichter der sociaaldemocratische partij was de jood Lassalle. Grondleggers der onafhankelijke soc. partij waren wederom joden. Evenzoo de leiders der, communistische partij. Joden zaten in de persbureau's, in de redactie van politieke partijbladen, en vooral ook in de verschillende fracties van de volksvertegenwoordiging. 39 Vertegenwoordigers zond de sociaal-democratische partij in 1928 naar de Rijksdagcommissies; 38 hiervan waren joden. Van de leerkrachten verbonden aan cursussen voor de ontwikkeling van arbeiders waren 81% joden. Joden in hooge staatsambten. Na de ineenstorting van het Duitsche Rijk in 1918 gelukte het den joden ook de hoogste posities in den Staat in te nemen. Op de Rijksconferentie, op 25 Nov. 1918, traden de volgende joden op als vertegenwoordigers der landen: Hirs'ch, Haase, Herzfeld voor Pruisen, E i s n e r vor Beieren, Lipinsky en Gradnauer voor Saksen, tieymann voor Wurtemberg, Haas voor Baden. In de Revolutieregeering (1919) zaten de joden Haase, Cohn, Herzfeld, Schilfer, Bernstein, Preusz, C a h e n en anderen. Aan den jood Preusz werd opgedragen de Duitsche grondwet samen te stellen. In de regeeringen van alle landen, zoowel als in het bestuur der steden, wisten de joden tezelfder tijd toonaangevenden invloed te verkrijgen en van hieruit drongen ze zich verder in het geheele bestuur van het Rijk, der landen en gemeenten in. Het Engelsche blad „The Daily Mail" schreef 10 Juli 1933: „Het Duitsche volk was steeds meer onder de heerschappij van volksvreemde, zritah omhoogdrhigende elementen geraakt. Ten slotte wanen er in Duitschland twintig maal meer joodsche regeeringsambtenaren .dan voor den oorlog. In alle sleutelposities van hiet Duitsche bestuur waren ongemerkt vertegenwoordigers van het jodendom binnengedrongen," • De kwaal en het geneesmiddel. Nauw gepaard met deze sluiksche verovering ging het verkankeren van het Duitsche volk door middel van het communistische vergift, welks voornaamste verspreiders de joodsche landverhuizers waren. Te gelijker tijd werd ook de' maatschappij zedelijk bedorven. De begrippen van eerlijkheid in handel en wandel werden tot een aanfluiting gemaakt door joodsche zwendelaars- en bedriegers-in-het-groot, die millioenen opstreken. We kunnen er mee volstaan aan Iwan Kutisker, de driö gebroeders Barmat en de Sklareks te herinneren. Omkooperij, verdorvenheid en zedeloosheid werden steeds driester de kenmerken van het openbare leven. Zoo was het gelukt den geest van de Duitsche volksmassa's volkomen te verbijsteren. De oplaaiende vlammen van het Rijksdaggebouw, in Febr. 1933, moesten het vurige teeken zijn voor de jarenlang voorbereide joodsch-bolsjewistische omwenteling. In dat tijdperk kon ieder oogenblik de noodlottige bezegeling van den ondergang van het Duitsche volk brengen. Dat Duitschland een zee van bloed en ellende bespaard As gebleven, dankt het zijn bevrijder, Adolf Hitier. De tierende internationale ophitsers stelden hem als een. onmensen voor. Hoe weinig streng hij daarentegen optrad, wordt bewezen door de Wet op de Ambtenaren, afgekondigd op 7 April 1933. De twee voornaamste bepalingen van deze wet (par. 3) luiden: „Amibtenaren van niet-Arische afkomst, moeten gepensionneerd worden; wanneer zij eereambten bekleeden, moeten zij uit den dienst verwijderd worden. Deze bepaling geldt niet voor ambtenaren, die reeds sedert 1 Amg. 1914 in Dienst zijn, oi die in den wereldoorlog aan het front voor het Duitsche Rijk of zijn bondgenooten gestreden hebben, of wier vaders of zonen in den wereldoorlog gesneuveld zijn." De joodsche ambtenaren werden dus niet op straat gezet, maar gepensionneerd, d. w. z. zij ontvangen hetzelfde wettelijk voorgeschreven pensioen als andere gepensionneerde Duitsche ambtenaren. Joodsche bekwaamheid om zich op den voorgrond te dringen. . Gezworen vijanden van de Duitschers hebben tegen de bovenstaande getallen aangevoerd, dat de joden bijgevolg de Duitschers in bekwaamheid overtreffen. In bekwaamheid om zich op den voorgrond te dringen, stellig! De joden hebben een geprononceerd ras-egoïsme. Als de Duitschers even hecht aanééngesloten waren gebleven, als dat steeds bij de joden het geval is, dan zou het b. v. niet mogelijk geworden zijn, dat te Berlijn van de 263 vastaangestelde artsen bij den geneeskundigen dienst er 183, derhalve ongeveer 70%, joden waren. Een bekentenis van een leider der joden. De békende leider der joden in de Boekowina, Dr. Manfred Reifer, heeft in de joodsche „Czcrnowitzer Allgemeine Zeitung", in Sept. 1933, een artikel over het lot der joden in Duitschland gepubliceerd. Hij erkent het volgende: „Toen groote gedeelten van het Duitsche volk streden voor de instandhouding hunner soort, vervulden wij, loden, de straten van Germanië met ons geschreeuw. Wij schreven in hun pers Ke-.sto'psitellen en Paaschartikels en zetten het Duitsche volk zijn geloof in onze vaten voor. Wifj speelden met de hoogste goederen van het Duitsche volk en dreven ook nog den spot met dat, wat de natie heilig is." De waarheid overwint! Op den 29sten Mei 1934 keerde zich het Parijsche blad „Ami du Peuple" tegen het gekuip der joden, die uit Duitschland gevlucht waren. Deze krant schreef: „Deze menschen zijn uit Diuitschland gevlucht, daar ze getracht hebben het land te vuur en te zwaard te doen verwoesten, doordat ze het maar de revolutie en den burgeroorlog wilden leiden." De President der Amerikaansche Kamer van Koophandel, de heer E B. Peirce, verklaarde tijdens een bijeenkomst, die in de laatste dagen van Mei 1934 plaats vond, dat men heden niet langer in Europa van een ordelijke maatschappij zou kunnen spreken, als Duitschland Europa niet gered had van het bolsjewistische gevaar. U wordt beleefd verzocht, deze blaadjes aan Uw kennissen door te geven. - Verdere vlugschriften zijn gratis verkrijgbaar bij Deutseher Fiehte-Bund e. V. Dnle voor waarheid in de wereld). Hamburg 36 Jungfernstieg 30 Hamburger Hot Verantwoordelijke Uitgever: President Heinrich Kessemeier, Hamburg 15, Hochallee 127 Falken-Verlag, Hamburg i Drukke»; Hermann's Erben, Hamburg

Aan de Frontstrijders van den Wereldoorlog. Het belangrijkste gedeelte van de redevoering (gehouden te Koningsbergen) door den vroegeren frontstrijder Rudolf Hess, plaatsvervanger van Adolf Hitier. Ons Duitsche volk heeft het geluk thans voornamelijk door frontstrijders bestuurd te worden; door mannen, die de deugden van het front op de ieiding van den Staat overdragen; door strijders, die aan den nieuwen ophouw van het Rijk arbeiden in den geest, die aan het front heerschtc. Het was de geest van kameraadschap, die het Nationaal- Socialisme schiep. Aan het front, in het aangezicht van den dood, die allen bedreigde, bezweken laatdunkend standbegrip en klassebewustzijn. Bij gemeenschappelijke vreugde en gemeenschappelijk leed groeide aan het front een kameraadschap op, die vroeger Rudolf Hess geheel onbekend was. Reuzengroot vormde zich voor dc oogen van ieder aan het front het beeld van de gemeenschappelijke lotsbestemming endrong het lot, dat ieder afzonderlijk dreigde, op den achtergrond. Maar niettegenstaande alle verbittering en alle onverbiddelijke noodzaak van den oorlog, ontstond er bij den frontstrijder nog iets anders: het gevoel van een zekere innerlijke verbondenheid met den frontstrijder ginds, aan den anderen kant van Niemandsland, die hetzelfde leed ondervond, in dezelfde modder stond, door denzelfden dood bedreigd werd. En dit gevoel van verbondenheid is tot heden levendig gebleven. Als frontstrijders — voormalige tegenstanders — elkander ontmoeten, dan vindt er bij gelijke herinneringen, ook een uitwisseling van gelijke meeningen plaats. De inhoud van hun gesprekken is de wereldoorlog, de achtergrond van hun gesprekken is de hoop op vrede. En daarom zijn de frontstrijders geroepen tusschen de volkeren de brug tot onderling begrijpen en tot overeenstemming te slaan, wanneer de politici den weg niet vinden. Wij frontstrijders willen niet, dat een onbekwame diplomatie ons opnieuw over den rand van een afgrond der vernietiging strompelen laat, waarvan de frontsoldaten wederom al het leed moeten ondervinden. Wij soldaten aan beide kanten van Niemandsland voelen ons vrij van verantwoording voor den laatsten oorlog. T e - zanten willen wc strijden om een nieuwen oorlog te verhinderen. Wij, die tezamen in den oorlog verwoestten, wij willen tezamen aan den vrede arbeiden. Het is hoog tijd, dat eindelijk werkelijke overeenstemming tusschen de volkeren bereikt wordt. Slechts overeenstemming, die op wederzijdsche achting berust, kan van blijvenden aard zijn: op die achting, die dc onderlinge verhouding der vroegere frontsoldaten kenmerkte. De meeste groote Staten hebben meer oorlogsmateriaal opgestapeld dan ooit. Oorlogsmaterialen echter, die door het gevaar van te verouderen bedreigd worden, en volkeren, die sedert den oorlog niet tot rust gekomen zijn en wantrouwend tegenover elkander staan, zijn ontzettend ontvlambaar. Een onbeduidende aanleiding, zooals eenmaai in 1914 het ongelukkige schot in Serajewo — misschien uit het pistool van een dwaas — kan volstaan om, tegen den wil der beteuterde volken, millioenenlegers op elkander te doen botsen, om geheele landstreken door duizenden projectielen van veelsoortige ontploffingskracht en draagwijdte te laten omploegen, steden en dorpen van uit de lucht in een zee van vlammen te herscheppen, alle leven in gaswolken te verstikken. Hij, die aan den wereldoorlog deelgenomen heelt, heeft een voorstelling van wat een moderne oorlog thans, met zijn vervolmaakte wapens, beteekenen zou. D a a r o m richt i k mij tot de kameraden der fronten van den wereldoorlog aan beide zijden van N i e - m a n d s 1 a n d. Inderdaad, we stonden eens daar buiten met het trotschc gevoel van waarachtige mannen te zijn — soldaten, strijders — bevrijd van de banaliteiten van het vroegere leven. We voelden ons verheven boven hen, die, ver van de fronten, niets uit te staan hadden met hel noodlot der fronten. Wij voelden ons de verdedigers van het leven onzer volkeren, de dragers van hun toekomst. Maar we hebben ondervonden, wat het is te huiveren voor den dood. We hebben den dood in schrikaanjagender en talloozer vormen gezien, dan wel ooit menschen voor ons. We hebben in schuilplaatsen gehurkt en zijn inééngekrompen bij de verwachting van den treffer, die ons vermorzelen zou. Vol ontzetting hebben we den adem ingehouden, als ons geschoold oor de granaten in onze richting hoorde sissen, als de mijnen ons tegemoetvlogen. Ons hart heeft geklopt of het barsten moest, als we tevergeefs naar dekking zochten tegen de kogelbundels, waarmee de machinegeweren ons geeselden. We hebben gemeend in onze maskers te moeten stikken, als de gaswolken ons omhulden. Wankelend hebben we onzen weg gezocht door de met water gevulde loopgraven. Rillend van koude hebben we de nachten door .vaakt in de modder der granaattrechters. Dagen- en wekenlang hebben we alle afgrijselijkheden van den Titanenstrijd geduldig verdragen. Koud en hongerig zijn we vaak de vertwijfeling nabij geweest. De kreten der zwaargewonden hebben ons in de ooren geklonken. We hebben gezien, hoe zij, die in het gas stikten, zich in bochten wrongen. We hebben de blinden ontmoet, die op het slagveld rondstrompelden. We hebben het doodsgerochel der stervenden gehoord. Omringd door de grafheuvels onzer kameraden verdween bij ons de laatste hoop op leven. We zagen de ellende der vluchtelingen achter ons. We zagen de weduwen en weezen, de verminkten en lijdenden, de ziekelijke kinderen en de vrouwen die thuis honger leden. Frontstrijders, weest eerlijk! Heeft niet zoo nu en dan ieder van ons zich afgevraagd: Waartoe dient dit alles? Kan het niet anders? Kan dit deu volkeren in de toekomst niet bespaard worden? Maar we hielden vol — aan beide kanten van Niemandsland! We hielden vol als mannen, die plicht, tucht en trouw beoefenen, als mannen, die lafheid verafschuwen. Doch thans neem ik die vraag van toen op, en beschuldigend laat ik die in de wereld rondklinken — als frontstrijder tot frontstrijders — als leider van een volk tot de leiders der andere volkeren: Kan het niet anders? Kunnen we gezamenlijk met goeden wil dit den volkeren niet besparen? Fichtebondblaadjes. H No. 664. (Nederland.)

Aan de Frontstrijders<br />

<strong>van</strong> den Wereldoorlog.<br />

Het belangrijkste gedeelte <strong>van</strong> de redevoering (gehouden te Koningsbergen) door den vroegeren<br />

frontstrijder Rudolf Hess, plaatsver<strong>van</strong>ger <strong>van</strong> Adolf Hitier.<br />

Ons Duitsche volk heeft <strong>het</strong><br />

geluk thans voornamelijk door<br />

frontstrijders bestuurd te worden;<br />

door mannen, die de<br />

deugden <strong>van</strong> <strong>het</strong> front op de<br />

ieiding <strong>van</strong> den Staat overdragen;<br />

door strijders, die aan<br />

den nieuwen ophouw <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

Rijk arbeiden in den geest,<br />

die aan <strong>het</strong> front heerschtc.<br />

Het was de geest <strong>van</strong> kameraadschap,<br />

die <strong>het</strong> Nationaal-<br />

Socialisme schiep. Aan <strong>het</strong><br />

front, in <strong>het</strong> aangezicht <strong>van</strong><br />

den dood, die allen bedreigde,<br />

bezweken laatdunkend standbegrip<br />

en klassebewustzijn. Bij<br />

gemeenschappelijke vreugde<br />

en gemeenschappelijk leed<br />

groeide aan <strong>het</strong> front een kameraadschap<br />

op, die vroeger<br />

Rudolf Hess<br />

geheel onbekend was. Reuzengroot<br />

vormde zich voor dc oogen <strong>van</strong> ieder aan <strong>het</strong> front<br />

<strong>het</strong> beeld <strong>van</strong> de gemeenschappelijke lotsbestemming endrong<br />

<strong>het</strong> lot, dat ieder afzonderlijk dreigde, op den achtergrond.<br />

Maar niettegenstaande alle verbittering en alle onverbiddelijke<br />

noodzaak <strong>van</strong> den oorlog, ontstond er bij den frontstrijder<br />

nog iets anders: <strong>het</strong> gevoel <strong>van</strong> een zekere innerlijke<br />

verbondenheid met den frontstrijder ginds, aan den anderen<br />

kant <strong>van</strong> Niemandsland, die <strong>het</strong>zelfde leed ondervond, in<br />

dezelfde modder stond, door denzelfden dood bedreigd werd.<br />

En dit gevoel <strong>van</strong> verbondenheid is tot heden levendig gebleven.<br />

Als frontstrijders — voormalige tegenstanders —<br />

elkander ontmoeten, dan vindt er bij gelijke herinneringen,<br />

ook een uitwisseling <strong>van</strong> gelijke meeningen plaats. <strong>De</strong> inhoud<br />

<strong>van</strong> hun gesprekken is de wereldoorlog, de achtergrond <strong>van</strong><br />

hun gesprekken is de hoop op vrede. En daarom zijn de<br />

frontstrijders geroepen tusschen de volkeren<br />

de brug tot onderling begrijpen en tot<br />

overeenstemming te slaan, wanneer de politici<br />

den weg niet vinden.<br />

Wij frontstrijders willen niet, dat een onbekwame diplomatie<br />

ons opnieuw over den rand <strong>van</strong> een afgrond der<br />

vernietiging strompelen laat, waar<strong>van</strong> de frontsoldaten<br />

wederom al <strong>het</strong> leed moeten ondervinden.<br />

Wij soldaten aan beide kanten <strong>van</strong> Niemandsland voelen<br />

ons vrij <strong>van</strong> verantwoording voor den laatsten oorlog. T e -<br />

zanten willen wc strijden om een nieuwen oorlog<br />

te verhinderen. Wij, die tezamen in den oorlog<br />

verwoestten, wij willen tezamen aan den vrede arbeiden. Het<br />

is hoog tijd, dat eindelijk werkelijke overeenstemming tusschen<br />

de volkeren bereikt wordt. Slechts overeenstemming, die op<br />

wederzijdsche achting berust, kan <strong>van</strong> blijvenden aard zijn:<br />

op die achting, die dc onderlinge verhouding der vroegere<br />

frontsoldaten kenmerkte.<br />

<strong>De</strong> meeste groote Staten hebben meer oorlogsmateriaal opgestapeld<br />

dan ooit.<br />

Oorlogsmaterialen echter, die door <strong>het</strong> gevaar <strong>van</strong> te verouderen<br />

bedreigd worden, en volkeren, die sedert den oorlog<br />

niet tot rust gekomen zijn en wantrouwend tegenover elkander<br />

staan, zijn ontzettend ontvlambaar. Een onbeduidende aanleiding,<br />

zooals eenmaai in 1914 <strong>het</strong> ongelukkige schot in<br />

Serajewo — misschien uit <strong>het</strong> pistool <strong>van</strong> een dwaas — kan<br />

volstaan om, tegen den wil der beteuterde volken, millioenenlegers<br />

op elkander te doen botsen, om geheele landstreken<br />

door duizenden projectielen <strong>van</strong> veelsoortige ontploffingskracht<br />

en draagwijdte te laten omploegen, steden en dorpen <strong>van</strong><br />

uit de lucht in een zee <strong>van</strong> vlammen te herscheppen, alle<br />

leven in gaswolken te verstikken.<br />

Hij, die aan den wereldoorlog deelgenomen heelt, heeft<br />

een voorstelling <strong>van</strong> wat een moderne oorlog thans, met zijn<br />

vervolmaakte wapens, beteekenen zou. D a a r o m richt i k<br />

mij tot de kameraden der fronten <strong>van</strong> den<br />

wereldoorlog aan beide zijden <strong>van</strong> N i e -<br />

m a n d s 1 a n d.<br />

Inderdaad, we stonden eens daar buiten met <strong>het</strong> trotschc<br />

gevoel <strong>van</strong> waarachtige mannen te zijn — soldaten, strijders<br />

— bevrijd <strong>van</strong> de banaliteiten <strong>van</strong> <strong>het</strong> vroegere leven. We<br />

voelden ons verheven boven hen, die, ver <strong>van</strong> de fronten,<br />

niets uit te staan hadden met hel noodlot der fronten. Wij<br />

voelden ons de verdedigers <strong>van</strong> <strong>het</strong> leven onzer volkeren, de<br />

dragers <strong>van</strong> hun toekomst.<br />

Maar we hebben ondervonden, wat <strong>het</strong> is te huiveren voor<br />

den dood. We hebben den dood in schrikaanjagender en<br />

talloozer vormen gezien, dan wel ooit menschen voor ons.<br />

We hebben in schuilplaatsen gehurkt en zijn inééngekrompen<br />

bij de verwachting <strong>van</strong> den treffer, die ons vermorzelen zou.<br />

Vol ontzetting hebben we den adem ingehouden, als ons<br />

geschoold oor de granaten in onze richting hoorde sissen,<br />

als de mijnen ons tegemoetvlogen. Ons hart heeft geklopt<br />

of <strong>het</strong> barsten moest, als we tevergeefs naar dekking zochten<br />

tegen de kogelbundels, waarmee de machinegeweren ons<br />

geeselden. We hebben gemeend in onze maskers te moeten<br />

stikken, als de gaswolken ons omhulden. Wankelend hebben<br />

we onzen weg gezocht door de met water gevulde loopgraven.<br />

Rillend <strong>van</strong> koude hebben we de nachten door .vaakt in de<br />

modder der granaattrechters. Dagen- en wekenlang hebben<br />

we alle afgrijselijkheden <strong>van</strong> den Titanenstrijd geduldig verdragen.<br />

Koud en hongerig zijn we vaak de vertwijfeling nabij<br />

geweest. <strong>De</strong> kreten der zwaargewonden hebben ons in de<br />

ooren geklonken. We hebben gezien, hoe zij, die in <strong>het</strong> gas<br />

stikten, zich in bochten wrongen. We hebben de blinden<br />

ontmoet, die op <strong>het</strong> slagveld rondstrompelden. We hebben <strong>het</strong><br />

doodsgerochel der stervenden gehoord. Omringd door de<br />

grafheuvels onzer kameraden verdween bij ons de laatste hoop<br />

op leven. We zagen de ellende der vluchtelingen achter ons.<br />

We zagen de weduwen en weezen, de verminkten en lijdenden,<br />

de ziekelijke kinderen en de vrouwen die thuis honger<br />

leden.<br />

Frontstrijders, weest eerlijk! Heeft niet zoo nu en dan ieder<br />

<strong>van</strong> ons zich afgevraagd:<br />

Waartoe dient dit alles? Kan <strong>het</strong> niet anders? Kan dit deu<br />

volkeren in de toekomst niet bespaard worden?<br />

Maar we hielden vol — aan beide kanten <strong>van</strong> Niemandsland!<br />

We hielden vol als mannen, die plicht, tucht en trouw<br />

beoefenen, als mannen, die lafheid verafschuwen. Doch thans<br />

neem ik die vraag <strong>van</strong> toen op, en beschuldigend laat ik<br />

die in de wereld rondklinken — als frontstrijder tot frontstrijders<br />

— als leider <strong>van</strong> een volk tot de leiders der andere<br />

volkeren:<br />

Kan <strong>het</strong> niet anders? Kunnen we gezamenlijk met goeden<br />

wil dit den volkeren niet besparen?<br />

Fichtebondblaadjes. H No. 664. (Nederland.)

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!