14.08.2013 Views

Bijlage 2 - Ruimtelijkeplannen.nl

Bijlage 2 - Ruimtelijkeplannen.nl

Bijlage 2 - Ruimtelijkeplannen.nl

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Bestemmingsplan<br />

Stadionplein<br />

Stadsdeel Oud-Zuid<br />

Gemeente Amsterdam<br />

Toelichting


Inhoud<br />

1 I<strong>nl</strong>eiding<br />

1.1 Aa<strong>nl</strong>eiding en doelstelling bestemmingsplan..........................................................................1<br />

1.2 Ligging en begrenzing plangebied..........................................................................................2<br />

1.3 Leeswijzer ...............................................................................................................................4<br />

2 Huidige situatie<br />

2.1 Ontstaansgeschiedenis ..........................................................................................................5<br />

2.2 Ruimtelijke en functionele structuur........................................................................................7<br />

3 Beleidskader en beperkingen<br />

3.1 I<strong>nl</strong>eiding...................................................................................................................................9<br />

3.2 Stedelijkheid ...........................................................................................................................9<br />

3.3 Wonen...................................................................................................................................16<br />

3.4 Economie en toerisme..........................................................................................................19<br />

3.5 Bereikbaarheid......................................................................................................................24<br />

3.6 Cultuurhistorie en archeologie..............................................................................................28<br />

3.7 Water en groen .....................................................................................................................30<br />

3.8 Natuur ...................................................................................................................................33<br />

3.9 Milieu.....................................................................................................................................33<br />

3.10 Veiligheid ..............................................................................................................................36<br />

4 Planbeschrijving<br />

4.1 Stedenbouwkundig Plan Stadionplein ..................................................................................38<br />

4.2 Uitvoerbaarheid ....................................................................................................................42<br />

4.3 Opbouw van het bestemmingsplan ......................................................................................49<br />

5 Inspraak en overleg<br />

5.1 Inspraak n.a.v. het voorontwerp bestemmingsplan .............................................................52<br />

5.2 Resultaat van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro .....................................................................52<br />

<strong>Bijlage</strong>n:<br />

(los bijgevoegd)


1 I<strong>nl</strong>eiding<br />

1.1 Aa<strong>nl</strong>eiding en doelstelling bestemmingsplan<br />

De stadsdeelraad heeft op 21 december 2005 een Programma van Eisen (PvE) vastgesteld voor het<br />

Stadionplein om te komen tot een nieuw plein voor de buurt en de stad. Het PvE is tot stand gekomen in<br />

samenspraak met o.a. omwonenden en ondernemers en gaat uit van het gedeeltelijk bebouwen van het<br />

Stadionplein en het herinrichten van het plein en de omgeving. In het PvE is geformuleerd welke doelen<br />

dienen te worden bereikt met het bebouwen en herinrichten van het Stadionplein.<br />

Als uitwerking van het PvE is voor het Stadionplein in 2007 een stedenbouwkundig ontwerp opgesteld<br />

(het Schetsontwerp Stadionplein). Het Schetsontwerp ging uit van de realisatie van twee bouwblokken<br />

met woningen en voorzieningen (waaronder detailhandel, horeca, hotel en een supermarkt) en een<br />

bijzonder gebouw: het cultuurgebouw. De twee bouwblokken zijn voorzien aan de noord- en zuidkant van<br />

het plein, het cultuurgebouw was gesitueerd in de as Olympisch Stadion-Van Tuyll van Serooskerkenweg.<br />

De ruimte tussen de Amstelveenseweg en de drie nieuwe gebouwen zal worden getransformeerd tot een<br />

verblijfsplein. Onder de nieuwe gebouwen en het plein komt een twee- of eventueel drielaagse<br />

parkeerkelder als gevolg van de op te heffen parkeerplaatsen op het plein en ten behoeve van de nieuwe<br />

gebouwen op het Stadionplein.<br />

Op basis van het Schetsontwerp is in het voorjaar van 2007 een concept Investeringsbesluit en een<br />

conceptontwerp bestemmingsplan opgesteld, waarover van 29 mei 2007 tot 10 juli 2007 inspraak is<br />

gehouden. Het plan kon niet rekenen op draagvlak bij de bewoners. De Buurtgroep Stadionplein diende<br />

een eigen plan door middel van een Burgerinitiatief in. In de raadscommissie van 11 maart 2008 werd<br />

geconstateerd dat beide plannen sterke punten hadden, maar ook tekortkomingen. Het Dagelijks Bestuur<br />

kreeg daarom van de raad de opdracht samen met de buurtgroep toe te werken naar een nieuw plan, dat<br />

zou kunnen rekenen op draagvlak bij buurtgroep, buurt en stadsdeel. Om dit nieuwe plan te kunnen<br />

maken, hebben het stadsdeel en de buurtgroep verschillende overleggen gevoerd. Het resultaat van het<br />

overleg is een Programma van Eisen van 29 mei 2008 waaraan het nieuwe plan moet voldoen. Het<br />

Programma van Eisen is in juni 2008 door de voorzitter van de buurtgroep en de portefeuillehouder<br />

gezame<strong>nl</strong>ijk aan de raadscommissie Ruimte en Wonen gepresenteerd. Dit gezame<strong>nl</strong>ijke Programma van<br />

Eisen is door architectenbureau OMA vertaald in een schetsontwerp (mei 2008) dat de basis vormt voor<br />

het Stedenbouwkundig Plan. In dit plan is ook rekening gehouden met de verschillende reacties die door<br />

de buurt in juni 2007 zijn gegeven op het vorige plan. Het Stedenbouwkundig Plan vervangt, samen met<br />

de raadsvoordracht en de grondexploitatie met de financiële toelichting, het concept-Investeringsbesluit uit<br />

2007. Het Stedenbouwkundig Plan is op 17 december 2008 door de raad vastgesteld.<br />

Het conceptontwerp bestemmingsplan is aangepast aan het vastgestelde Stedenbouwkundig Plan. Het nu<br />

voorliggende ontwerp bestemmingsplan heeft tot doel om een juridisch-planologisch kader te bieden voor<br />

de voorgenomen ontwikkeling van het Stadionplein.<br />

Een andere aa<strong>nl</strong>eiding is dat voor het Stadionplein momenteel geen bestemmingsplan van kracht is,<br />

waardoor de Bouwverordening 2003 van toepassing is. De Bouwverordening bevat stedenbouwkundige<br />

voorschriften ten aanzien van voor- en achtergevelrooilijnen en bouwhoogten. In de Bouwverordening zijn<br />

tevens ontheffingsbepalingen opgenomen indien een bouwplan leidt tot een overschrijding van voor- en<br />

achtergevelrooilijnen en/of bouwhoogten. Om het bouwplan te kunnen realiseren is een ontheffing uit de<br />

Bouwverordening nodig. Daarvoor is een ruimtelijke onderbouwing of ontwerp bestemmingsplan<br />

noodzakelijk. Het ontwerp bestemmingsplan zal daarbij worden benut als basis voor de<br />

ontheffingsmogelijkheden zoals bepaald in de Bouwverordening.<br />

1


1.2 Ligging en begrenzing van het plangebied<br />

Het Stadionplein is gelegen in het zuidwesten van stadsdeel Oud-Zuid, direct tegenover het Olympisch<br />

Stadion en langs de Amstelveenseweg.<br />

Stadionplein<br />

Afbeelding: ligging van het plangebied “Stadionplein” (bron www. amsterdam.<strong>nl</strong>)<br />

Het Stadionplein vormt samen met het Olympisch Stadion, het Stadionterrein, het woongebied Olympisch<br />

Kwartier en het sport- en recreatiegebied Schinkeleilanden het Olympisch Gebied. Het plein is door de<br />

ligging te beschouwen als het overgangsgebied tussen het Olympisch Gebied, het Olympisch Kwartier en<br />

de naastgelegen Stadion- en Beethovenbuurt. Het gebied vormt de westelijke beëindiging van het Plan<br />

Zuid van Berlage.<br />

Afbeelding: luchtfoto en plattegrond Stadionplein en omgeving (bron http://maps.google.com)<br />

2


Ten noorden van het Stadionplein ligt het woongebied Olympisch Kwartier ten oosten en ten zuiden de<br />

Van Tuyll buurt en ten westen het Olympisch Stadion met het omliggende Stadionterrein. Tussen het<br />

stadion en het plein loopt de Amstelveenseweg die van grote betekenis is voor de ontsluiting van dit deel<br />

van de stad.<br />

Afbeelding: het woongebied Olympisch Kwartier en een deel van het Olympisch Stadion (links) en de Amstelveenseweg (rechts)<br />

Het plangebied van het nieuwe bestemmingsplan "Stadionplein" wordt als volgt begrensd:<br />

aan de noordkant: het hart van de Amstelveenseweg en de Stadionweg;<br />

aan de oostkant: de stoepranden van de zijweg van de Stadionweg, de rijweg van het Stadionplein, de<br />

Van Tuyll van Serooskerkenweg, de Jasonstraat, de Van Tuyll van Serooskerkenweg<br />

en de rijweg van het Stadionplein;<br />

aan de zuidkant: het verlengde van het hart van de Stadionkade;<br />

aan de westkant: het hart van de Amstelveenseweg.<br />

3<br />

Afbeelding: plangrenzen<br />

bestemmingsplan “Stadionplein”


In het Stedenbouwkundig Plan is grotendeels uitgegaan van dezelfde begrenzing als van de hiervoor<br />

beschreven begrenzing van het bestemmingsplan. Alleen voor wat betreft de oostkant van het plangebied<br />

is er sprake van een andere begrenzing. In het Stedenbouwkundig Plan wordt het plangebied aan de<br />

oostkant namelijk begrensd door de gevels van de bestaande bebouwing langs de zijweg van de<br />

Stadionweg, de rijweg van het Stadionplein, de Van Tuyll van Serooskerkenweg, de Jasonstraat, de Van<br />

Tuyll van Serooskerkenweg en de rijweg van het Stadionplein, terwijl in het bestemmingsplan wordt<br />

uitgegaan van de stoeprand van deze wegen. De reden van deze afwijkende begrenzing is dat eventuele<br />

geveloverschrijdende bouwdelen van de bestaande bebouwing (zoals een hijsbalk of een balkon) anders<br />

in een andere bestemmingsplan zouden zijn gelegen als de hoofdbebouwing. Dat is juridisch-planologisch<br />

gezien niet wenselijk, vandaar dat voor de oostelijke begrenzing van het bestemmingsplan Stadionplein is<br />

gekozen voor de stoepranden.<br />

In het kader van de ontwikkeling van het Stadionplein zal op termijn een herprofilering van de<br />

Amstelveenseweg worden uitgevoerd en zal het plantsoen op het Van Tuyll van Serooskerkenplein<br />

worden heringericht. Deze wijzigingen zijn planologisch gezien al mogelijk en maken daarom geen<br />

onderdeel uit van dit bestemmingsplan.<br />

1.3 Leeswijzer<br />

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding van het bestemmingsplan (plankaart), planregels en<br />

gaat vergezeld van een toelichting. De plankaart en de planregels vormen het juridische deel van het<br />

bestemmingsplan en regelen tezamen het gebruik van de gronden en de bebouwingsmogelijkheden. De<br />

toelichting bij het bestemmingsplan geeft de onderbouwing van het plan weer.<br />

De toelichting bestaat uit 5 hoofdstukken en is als volgt opgebouwd:<br />

In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven.<br />

Het beleidskader en de randvoorwaarden van het plan worden weergegeven in hoofdstuk 3. Er wordt<br />

per thema ingegaan op het relevante beleid op rijks-, provinciaal, gemeentelijk en stadsdeelniveau. De<br />

geldende planologische regeling wordt daarbij ook beschreven.<br />

Hoofdstuk 4 bevat een beschrijving van het plan voor het Stadionplein. Er wordt daarbij ingegaan op<br />

het Stedenbouwkundig Plan. De uitvoerbaarheid van het plan komt ook aan de orde, waarbij aandacht<br />

wordt geschonken aan allerlei milieuhinderaspecten, zoals bodem, water en geluid. Tevens komt de<br />

nieuwe bestemmingsregeling aan de orde. Er wordt uitleg gegeven over de planvorm en de planregels.<br />

Per bestemming wordt uiteen gezet hoe de bestemmingsregeling werkt.<br />

Tenslotte wordt de inspraak en het artikel 3.1.1-overleg Bro (Besluit ruimtelijke ordening) beschreven in<br />

hoofdstuk 5.<br />

4


2 Huidige situatie<br />

2.1 Ontstaansgeschiedenis<br />

Sinds de periode 1929-1939, toen de woningbouw rond de Van Tuyll van Serooskerkenweg tot stand<br />

kwam, veranderde de betekenis van het Stadionplein sterk. Gelegen aan de meeste westelijke punt van<br />

Plan Zuid van Berlage, fungeerde het tijdens en na de Olympische Spelen van 1928 lange tijd als een<br />

soort wagenplein. Eige<strong>nl</strong>ijk is het verhaal van het Stadionplein een afwisseling van toevalligheden en<br />

daarop reagerende plannen. Het oude stadion werd in 1913 aan de Amstelveenseweg gebouwd. Dit<br />

bepaalde de plaats van het Olympisch Stadion. Het wegverkeer voor auto’s dat van de Amstelveenseweg<br />

kwam, werd langs de westzijde van het Stadionplein geleid, richting Amstelveen. Na de Olympische<br />

Spelen hield de gemeente deze route in het ontwerp voor de nieuwe wijk rond de Van Tuyll van<br />

Serooskerkenweg aan, waardoor er aan de noordzijde van het plein geen woningbouw kwam. Het<br />

Stadionplein bleef vooral een parkeerplaats dat ten dienste stond van het stadion. Na de Tweede Oorlog<br />

werd de stad op basis van het Algemeen Uitbreidingsplan van 1934 fors uitgebreid. De daarin voorziene<br />

ringweg draaide uiteindelijk uit op een snelweg rond de stad met een afslag naar de Amstelveenseweg.<br />

Daardoor kreeg het Stadionplein de betekenis van een toegangspoort tot de stad.<br />

Terwijl het Algemeen Uitbreidingsplan van Van Eesteren bedoeld was voor de stad als geheel, ontwierp<br />

Berlage Plan Zuid voor een beperkt gebied aan de zuidkant van de stad. De dragers van het plan waren<br />

de Apollolaan en de Amstelkanalen. Bij het Muzenplein ligt de scheiding tussen het oostelijk deel met de<br />

monumentale vork van Vrijheidslaan, Churchilllaan en Rooseveltlaan en het westelijk deel met de<br />

Minervalaan als middenas. Dit deel spiegelde in zijn halve maans - vorm de grachtengordel, waarbij het<br />

Stadion aan de westrand kwam te liggen. Berlage had Plan Zuid ontworpen als een plan op hoofdlijnen;<br />

bij de invulling was hij slechts zijdelings betrokken. De bebouwing gebeurde op basis van<br />

stedenbouwkundige deelplannen van woningbouwcorporaties, particulieren en de gemeente. De<br />

architectonische vormgeving en de inrichting van de openbare ruimte stond onder toezicht van de<br />

Commissie Zuid.<br />

Afbeelding: Uitbreidingsplan Amsterdam Zuid van H.P. Berlage, 1917<br />

5


Na de Olympische Spelen van 1928 werd direct een begin gemaakt met de aa<strong>nl</strong>eg van de wijk rond de<br />

Van Tuyll van Serooskerkenweg. Tot op vandaag is de stadsstructuur en de architectuur van de<br />

bebouwing na de voltooiing eind jaren dertig niet meer gewijzigd. Het Stadionplein is een asymmetrisch<br />

plein, gelegd op het tracé van de Amstelveenseweg die daarvoor moest worden omgeleid. Aan de<br />

noordzijde kwam daardoor het knooppunt van de Amstelveenseweg, de Stadionweg en de Olympiaweg te<br />

liggen. Die asymmetrie ontstond, omdat de gemeente na de spelen vasthield aan de omleiding van het<br />

autoverkeer langs de oostzijde van het plein. De asymmetrie kreeg een tegenhanger in de aswerking van<br />

de Van Tuyll van Serooskerkenweg op de toren van het stadion die daardoor een symmetrische opzet<br />

suggereert. In feite is de as van de Van Tuyl van Serooskerkenweg een monumentale opeenvolging van<br />

kamers. Het vormgeven van stedelijke ruimtes met behulp van gesloten bouwblokken, zo kenmerkend<br />

voor de Gordel ’20-’40, is overal in deze wijk zichtbaar: in de vormgeving van het noordelijk<br />

verkeersknooppunt, in de ruimte voor het plantsoentje op de kop van het zuidelijk blok, de kleine<br />

inspringingen in de blokken aan weerszijden van de speelplaats, in de ritmering van de portieken en<br />

erkers en in de omsluiting van het Van Tuyll van Serooskerkenplein.<br />

6<br />

Afbeelding: Luchtfoto van het<br />

Olympisch Stadionterrein tijdens de<br />

spelen, 1928<br />

Door de uitvoering van het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) van 1934 werd het Stadionplein in de<br />

samenhang van de stad als geheel getrokken. Van Eesterens inbreng in het ontwerp van het Stadionplein<br />

gebeurde toen hij nog werkzaam was bij Jan Wils, de architect van het Olympisch Stadion. Hij stelde voor<br />

om het Stadion terug te zetten van de Amstelveenseweg waardoor een voorplein ontstond. Hij tekende<br />

ook een schets voor het plein zelf, dat vooral bedoeld was als parkeerplaats. Bij de uitvoering van het<br />

AUP zocht Van Eesteren naar een evenwicht tussen het afmaken van de wijken uit de jaren dertig en een<br />

contrast met de opzet van de nieuwe wijken als Buitenveldert. In het gebied rond het Stadionplein was<br />

niet, zoals bij Landlust of de Westlandgracht, veel ruimte om Plan Zuid af te maken. Twee elementen uit<br />

het AUP waren voor de betekenis van het Stadionplein van groot belang. Van Eesteren had parallel aan<br />

de ringspoorweg een ringweg geprojecteerd die de wijken rond de stad moest verbinden. Het andere<br />

element was het verlangen het groen tot diep in de stad door te laten dringen door middel van groene<br />

scheggen. Aan de zuidkant kwam om die reden het Amsterdamse Bos met in het verlengde het Nieuwe<br />

Meer en de zuidelijke schinkeleilanden die voor sport en recreatie werden bestemd. De ringweg zoals Van<br />

Eesteren die in het AUP had opgenomen had nog geen gevolgen voor de Amstelveenseweg. De<br />

verbinding met Den Haag werd toen nog vanuit het tuinbouwgebied bij Sloten over de ringspoorweg naar<br />

het Hoofddorpplein en via een brug over de Schinkel naar het Haarlemmermeerplein gedacht. Met de<br />

aa<strong>nl</strong>eg van de A10 in de jaren zestig en zeventig kwamen er ook afritten naar de Amstelveenseweg tot<br />

stand. Hierdoor werd een verbreding van deze weg ten noorden van de snelweg nodig.


Afbeelding: detail uit het Algemeen Uitbreidingsplan, 1934<br />

De aansluiting van de Amstelveenseweg op de snelweg had tot gevolg dat het Stadionplein van een<br />

tussenstop op weg naar Amstelveen veranderde in een entreegebied tot de stad. Verkeer vanuit alle<br />

delen van het land komt hier Amsterdam binnen Het betekende bovendien dat het plein in de invloedsfeer<br />

kwam te liggen van de as Schiphol – Zuidas – RAI. Zeker nu de A10 zich steeds meer ontwikkelt tot een<br />

binnenring die ook door Amsterdammers wordt gebruikt om van de ene wijk naar de andere te komen. Het<br />

Stadionplein is niet meer alleen een buurt-, maar ook een stadsplein geworden, al blijft het voor velen<br />

alleen voor het parkeren bruikbaar.<br />

Omdat het Stadionplein aan de rand ligt van wat als Plan Zuid ontworpen werd, komen hier twee<br />

stedenbouwkundige visies samen. Berlage bouwt met woningbouw stedelijke ruimtes, het groen beperkt<br />

zich nog tot plantsoenen en boombeplanting langs de straten. Van Eesteren houdt de ruimtes open en<br />

zorgt ervoor dat overal het groen diep de stad binnendringt. Bovendien kwam op basis van het AUP een<br />

verkeersstructuur tot stand waardoor het Stadionplein dat aan de rand van de stad lag, werd opgenomen<br />

in een groter stedelijk verband en een belangrijke toegangspoort kon worden voor stad als geheel.<br />

2.2 Ruimtelijke en functionele structuur<br />

De gebruikswaarde van een plein wordt voor een deel bepaald door de begrenzing van een plein. Het<br />

Stadionplein wordt aan de oost- en zuidzijde begrensd door de drie bouwblokken tussen de Stadionweg<br />

en de Stadionkade, waarbij het plein aan de oostzijde ruimtelijk gezien overloopt in het Van Tuyll van<br />

Serooskerkenplantsoen. Het plein wordt van het plantsoen gescheiden door een rijweg maar er is wel<br />

sprake van een duidelijke, via het plein lopende zichtlijn tussen het plantsoen en het Olympisch Stadion.<br />

Aan de west- en noordzijde is de begrenzing van het plein minder duidelijk dan aan de oost- en zuidzijde.<br />

Het plein wordt hier als het ware begrensd door de drukke verkeerswegen Amstelveenseweg en<br />

Stadionweg, welke tevens een barrière vormen en medebepalend zijn voor de sfeer op het plein. Aan de<br />

westzijde van de Amstelveenseweg staan de gebouwen met daarin de Citroëngarages. Achter deze<br />

gebouwen liggen het Olympisch Stadion en de Marathontoren. Vanaf het Stadionplein is er een duidelijk<br />

zicht op het stadion en de toren.<br />

7


Door haar ligging vormt het plein in verschillende opzichten een overgangsgebied:<br />

Het plein vormt een schakel tussen de Zuidas en de stad met haar gesloten woonbouwblokken.<br />

Aan het plein komt de bouwstijl van Plan Zuid van Berlage samen met het AUP.<br />

Het plein is een scharnier tussen de drukke Amstelveenseweg en de rustige woonbuurten van<br />

Plan Zuid.<br />

Het Stadionplein is een grote ruimte zonder bebouwing. Langs de Amstelveenseweg staan alleen twee<br />

kiosken met horecagelegenheden (FEBO) en een bloemenstal. Het Stadionplein fungeert momenteel<br />

vooral als verkeers- en parkeerplein. Zo parkeren er diverse touringcars op het plein. Op de noordzijde<br />

van het plein is elke zaterdag een markt met maximaal 52 kramen. In de bouwblokken rond het plein<br />

(oost- en zuidzijde) zijn behalve woningen ook enkele voorzieningen aanwezig, zoals horeca en<br />

detailhandel.<br />

Afbeelding: het midden- en<br />

zuidelijk deel van het<br />

Stadionplein<br />

8<br />

Afbeelding: het noordelijk deel van het<br />

Stadionplein


3 Beleidskader en beperkingen<br />

3.1 I<strong>nl</strong>eiding<br />

In het vigerend beleid van het rijk, de provincie Noord-Holland, de gemeente Amsterdam en het stadsdeel<br />

Oud-Zuid zijn verschillende uitgangspunten en randvoorwaarden opgenomen die ten grondslag liggen aan<br />

de ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan zijn vastgelegd. Deze uitgangspunten en randvoorwaarden<br />

zijn hierna op hoofdlijnen per thema weergegeven. Aan de orde komen de thema’s stedelijkheid (§ 3.2),<br />

volkshuisvesting (§ 3.3), economie en toerisme (§ 3.4), bereikbaarheid (§ 3.5), cultuurhistorie en<br />

archeologie (§ 3.6), water (§ 3.7), natuur (§ 3.8), milieu (§ 3.9), veiligheid (§ 3.10), monumenten en<br />

archeologie (§ 3.11) en overig.<br />

3.2 Stedelijkheid<br />

3.2.1 Nationaal beleid<br />

Nota Ruimte<br />

Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte in werking getreden. Algemene uitgangspunten voor de nota zijn:<br />

ontwikkelingsplanologie,<br />

decentralisatie,<br />

deregulering,<br />

uitvoeringsgerichtheid.<br />

Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte scheppen voor verschillende ruimtevragende<br />

functies op het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking heeft. Het ruimtelijk beleid zal worden<br />

gericht op vier algemene doelen:<br />

de versterking van de internationale concurrentiepositie,<br />

het bevorderen van krachtige steden en een vitaal platteland,<br />

het borgen en ontwikkelen van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden,<br />

het borgen van veiligheid.<br />

Het Rijk wil verstedelijking en infrastructuur zoveel mogelijk bundelen in nationale stedelijke netwerken,<br />

economische kerngebieden en hoofdverbindingsassen. Amsterdam valt binnen het gebied van de<br />

nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. Door middel van bundeling en organisatie wil het Rijk<br />

beleidsstrategieën voor economie, infrastructuur en verstedelijking hanteren. De daaruit afgeleide<br />

beleidsdoelen zijn: ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra, versterking van<br />

de economische kerngebieden, verbetering van de bereikbaarheid, verbetering van de leefbaarheid en<br />

sociaaleconomische positie van steden, bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de<br />

steden, behoud en versterking van de variatie tussen stad en land, afstemming van verstedelijking en<br />

economie met de waterhuishouding, en waarborging van milieukwaliteit en veiligheid.<br />

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Onder de nieuwe Wro is<br />

een sterkere scheiding aangebracht tussen beleid en normstelling. Gemeenten, provincies en rijk leggen<br />

hun beleid vast in structuurvisies. Deze binden alleen de eigen bestuurslaag. Bestaande structuurplannen,<br />

streekplannen en nationale ruimtelijke plannen als de Nota Ruimte worden in het kader van het<br />

overgangsrecht aangemerkt als een structuurvisie en verliezen daarmee hun externe werking. De<br />

concrete beleidsbeslissingen in streekplannen en PKB's behouden in het kader van het overgangsrecht<br />

hun werking wel.<br />

Om de doorwerking van nationale ruimtelijke belangen in provinciale en gemeentelijke plannen te<br />

waarborgen wordt op rijksniveau een AMvB Ruimte opgesteld. Er is voor gekozen om de 'nationale<br />

belangen' zoals genoemd in de Nota Ruimte beleidsneutraal vast te leggen in de eerste tranche AMvB<br />

Ruimte. Daarnaast kunnen provincies er toe overgaan om de provinciale belangen vast te leggen in een<br />

9


provinciale verordening. Zowel deze provinciale verordeningen als de AMvB Ruimte kunnen bepalingen<br />

bevatten rondom de verplichte doorwerking in bestemmingsplannen, beheersverordeningen of<br />

projectbesluiten.<br />

De minister van VROM heeft de Kamer toegezegd nog voor de zomer van 2009 te komen met de<br />

AMvB Ruimte. De planning is dat deze in werking treedt op 1 juli 2010. De AMvB Ruimte zal<br />

tevens onderdelen bevatten die nader dienen te worden geregeld in provinciale verordeningen.<br />

Het plangebied van dit bestemmingsplan heeft betrekking op bestaand stedelijk gebied.<br />

3.2.2 Provinciaal beleid<br />

Het streekplan “Noord-Holland Zuid” is op 17 februari 2003 door Provinciale Staten vastgesteld. Het<br />

Streekplan heeft de status van Structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening. In het streekplan<br />

is de grens van stedelijk gebied aangeduid middels een rode contour. Het plangebied ligt binnen deze<br />

rode contour.<br />

Amsterdam neemt binnen het streekplan een bijzondere positie in. In 1990 zijn afspraken gemaakt tussen<br />

de gemeente Amsterdam en de Provincie Noord-Holland. Deze afspraken houden in dat het<br />

Amsterdamse structuurplan een streekplanstatus krijgt.<br />

De Provinciale ruimtelijke verordening Noord-Holland 2009 is gericht op gemeenten en geeft algemene<br />

regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Deze regels zijn gebaseerd op het bestaande<br />

provinciale beleid, zoals vastgelegd in de streekplannen en de Leidraad provinciaal ruimtelijk beleid. Er is<br />

nadrukkelijk geen nieuw beleid in de verordening opgenomen. Vaststelling van de verordening door<br />

Provinciale Staten heeft plaatsgevonden op 15 december 2008. De verordening is in werking getreden op<br />

1 januari 2009.<br />

3.2.3 Regionaal beleid<br />

De Tweede Kamer heeft in oktober 2007 besloten dat de WGR+-gebieden geen structuurvisies moeten<br />

maken. Daarom zal ook de Stadsregio Amsterdam (voorheen: ROA) dat niet doen. De provincie Noord-<br />

Holland maakt voor de hele provincie, dus inclusief de Stadsregio, een structuurvisie. De<br />

portefeuillehouders Ruimtelijke Ontwikkeling constateerden echter dat er vraagstukken zijn die<br />

bove<strong>nl</strong>okale afstemming vergen en waarvan de samenhang op regionale schaal geregeld moet worden.<br />

Daarom wordt door de Stadsregio Amsterdam een Ruimtelijke Projectennota voorbereid. Momenteel<br />

wordt een plan van aanpak opgesteld. Hoofdzaak is dat de nota een werkprogamma voor de Stadsregio is<br />

en een invulling van de structuurvisie van de provincie kan worden, voor zover het de Stadsregio betreft.<br />

Nauwe samenwerking en afstemming met de provincie is al eerder overeengekomen.<br />

3.2.4 Gemeentelijk beleid<br />

- Structuurplan “Kiezen voor Stedelijkheid”<br />

Het Structuurplan “Kiezen voor stedelijkheid”<br />

(vastgesteld door de gemeenteraad in april<br />

2003) is gelijktijdig met het Streekplan Noord-<br />

Holland Zuid ontwikkeld. Beide producten<br />

hangen sterk samen en beide visies op de<br />

ruimtelijke ordening corresponderen met elkaar.<br />

Het Structuurplan “Kiezen voor stedelijkheid”<br />

heeft de status van een Streekplan omdat het is<br />

vastgesteld als uitwerking van het Streekplan<br />

Noord-Holland Zuid voor het grondgebied van de<br />

gemeente Amsterdam.<br />

10<br />

Stadionplein


Het Stadionplein is in het structuurplan aangewezen als “Stedelijk wonen en werken”. Onder het<br />

milieutype "Stedelijk wonen / werken" worden de gebieden verstaan waar de woonfunctie domineert, maar<br />

menging met kleinschalige functies aanwezig is of moet worden nagestreefd. In het bestemmingsplan<br />

wordt de realisatie van woningen mogelijk gemaakt. Tevens wordt menging met andere functies zoals<br />

detailhandel en horeca mogelijk gemaakt.<br />

In het Structuurplan wordt genoemd dat voor gebouwen die hoger zijn dan 60 meter een “Hoogbouw<br />

Effect Rapportage” (HER) moet worden opgesteld. Aan de hand van de HER wordt bepaald of het<br />

verantwoord is om hoogbouw te realiseren.<br />

- Structuurvisie Amsterdam.<br />

Op basis van de nieuwe Wro is Amsterdam in 2008 gestart met een traject om te komen tot een<br />

Structuurvisie Amsterdam.<br />

Op 17 juni 2008 heeft het College van Burgemeester en Wethouders 2008 de Vertrekpuntennotitie<br />

“Gesprek over de toekomst van Amsterdam” vastgesteld, waarin op een zestal thema’s de condities voor<br />

de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling is beschreven: gastvrij, duurzaam, recreatief, ondernemend,<br />

dienstbaar en bereikbaar. De ambitie luidt: “Amsterdam ontwikkelt zich verder als een internationale,<br />

duurzame kernstad van de metropoolregio”.<br />

Na een brede overlegronde is een Pijlernotitie opgesteld, die in april 2009 wordt uitgebracht en waarover<br />

breed gecommuniceerd wordt. Hierin zijn tien doelstellingen opgenomen:<br />

- het versterken van de hoogstedelijkheid;<br />

- een specifieke bijdrage aan woonmilieus;<br />

- het regionale openbaar vervoersysteem ontwikkelen als drager;<br />

- het versterken van de samenhang ‘groen’ en stad’’;<br />

- het ontwikkelen van een gevarieerde bedrijvigheid;<br />

- het vergroten van de samenhang tussen stad en luchthaven en het ontwikkelen van een slimme,<br />

duurzame haven;<br />

- het ontwikkelen van een duurzame en klimaatrobuuste stad;<br />

- het stimuleren van sociaal-economische differentiatie;<br />

- het stimuleren van groei van het toerisme;<br />

- het voorbereiden op de mogelijke Olympische Spelen van 2028.<br />

De Pijlernotitie vormt de basis voor de nieuwe structuurvisie. Verwacht wordt dat eind 2009 het college<br />

van B&W een besluit neemt over de concept structuurvisie. De structuurvisie zal uit drie delen bestaan:<br />

visie, uitvoeringsstrategie en toetsingskader. De visie heeft als planhorizon 2030-2040,<br />

uitvoeringsstrategie en toetsingskader hebben als planhorizon 2010-2020.<br />

De herontwikkelingsplannen voor het Stadionplein draagt bij aan de geformuleerde doelstellingen, zoals<br />

deze verwoord zijn in de Pijlernotitie.<br />

- Hoogbouw<br />

De gemeente Amsterdam heeft in aanvulling op het Structuurplan een toetsingskader vastgesteld voor<br />

hoogbouw. Het doel is een zorgvuldige inpassing van hoogbouwinitiatieven in de bestaande structuren<br />

van de stad. Indien een hoogbouwplan buiten de Singelgracht 60 meter of hoger is, dient er een<br />

landsschapsstudie te worden voorgelegd aan de centrale raadscommissie.<br />

In het plan voor het Stadionplein zijn geen gebouwen gepland die hoger zijn dan 60 meter.<br />

- Bouwverordening 2003<br />

In een groot deel van het plangebied voor het nieuwe bestemmingsplan “Stadionplein” geldt momenteel<br />

geen bestemmingsplan. Daardoor is hier de Bouwverordening 2003 van kracht. In de Bouwverordening<br />

zijn stedenbouwkundige voorschriften vastgelegd. Aan de hand van deze voorschriften worden voor- en<br />

achtergevelrooilijnen en bouwhoogten bepaald. Daarbij geldt dat de voor- en achtergevelrooilijnen niet<br />

mogen worden overschreden en dat niet hoger mag worden gebouwd dan de toegelaten bouwhoogte,<br />

met uitzondering van enkele ondergeschikte bouwdelen.<br />

11


De nieuwe bebouwing op het Stadionplein leidt op een klein aantal punten tot een overschrijding van de<br />

bepalingen in de Bouwverordening:<br />

het noord- en zuidblok en de ondergrondse parkeerkelder overschrijden de achtergevelrooilijnen;<br />

de maximum bouwhoogte wordt overschreden door het noordblok.<br />

In de Bouwverordening is een ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor het overschrijden van rooilijnen<br />

en de toegelaten bouwhoogte, maar deze ontheffing kan alleen worden toegepast indien een bouwplan in<br />

overeenstemming is met in voorbereiding zijnd toekomstig ruimtelijk beleid (zoals een bestemmingsplan).<br />

3.2.5 Stadsdeelbeleid<br />

- Bestemmingsplan “Stadion Beethovenbuurt 1996”<br />

Voor een drietal gebieden in het plangebied van het nieuwe bestemmingsplan “Stadion-plein” geldt<br />

momenteel het bestemmingsplan “Stadion Beethovenbuurt 1996”. Het betreft de groenstrook ten zuiden<br />

van de Stadionweg, het plantsoen met de omliggende rijweg van de Van Tuyll van Serooskerkenweg en<br />

een klein deel ter plaatse van de rijweg van het Stadionplein (in het verlengde van de Argonautenstraat).<br />

Het bestemmingsplan is op 14 augustus 1996 vastgesteld door de stadsdeelraad van het toenmalige<br />

stadsdeel Amsterdam Zuid. Op 20 maart 1997 is het bestemmingsplan goedgekeurd door Gedeputeerde<br />

Staten van de provincie Noord-Holland. Op 26 oktober 1999 heeft de Raad van State het beroep dat<br />

tegen het goedkeuringsbesluit was ingesteld ongegrond verklaard.<br />

Het bestemmingsplan Stadion- en Beethovenbuurt 1996 richt zich op het functioneren als woongebied<br />

van een deel van Plan-Zuid. De kwaliteiten van het gebied bestaan uit de stedenbouwkundige en<br />

architectonische samenhang van de bebouwing, de grootte en het uitrustingsniveau van de woningen,<br />

ligging in de stad en het voorzieningenniveau van de wijk. De voorschiften in het bestemmingsplan zijn<br />

vooral gericht op het waarborgen van de stedenbouwkundige en architectonische samenhang van de<br />

bebouwing. Naast de architectonische kwaliteiten heeft de openbare ruimte ook een belangrijke positie<br />

binnen de stedenbouwkundige structuur. Waterlopen, pleinen, straten en plantsoenen geven samen met<br />

de bebouwing vorm en maat aan het openbare gebied.<br />

Het plantsoen aan de Van Tuyll<br />

van Serooskerkeweg heeft in het<br />

bestemmingsplan de bestemming<br />

“Recreatieve voorzieningen” (R).<br />

Het plantsoen blijft behouden en<br />

wordt zelfs vergroot. De overige<br />

gronden zijn bestemd als<br />

“Verkeersareaal” (Va).<br />

Gelet op het bestemmingsplan<br />

“Stadion Beethovenbuurt 1996” is<br />

uitvoering van het<br />

Stedenbouwkundig Plan mogelijk<br />

ter plaatse van de drie gebieden<br />

die zijn gelegen in het plangebied<br />

van het geldende<br />

bestemmingsplan.<br />

12


- Nota van Uitgangspunten Olympisch Stadionterrein en omgeving<br />

De stadsdeelraad heeft op 28 april 1999 de Nota van Uitgangspunten Olympisch Stadionterrein en<br />

omgeving vastgesteld. Deze nota is in 2004 vervangen door de Kadernotitie Stadionterrein en<br />

Stadionplein.<br />

- Kadernotitie Stadionterrein en Stadionplein<br />

De stadsdeelraad heeft op 28 januari 2004 de Kadernotitie Stadionterrein en Stadionplein vastgesteld. In<br />

de Kadernotitie wordt een deel van de al eerder vastgestelde uitgangspunten uit de Nota van<br />

Uitgangspunten van 1999 opnieuw vastgelegd. De kadernotitie en het bijbehorende amendement<br />

bevatten o.a. de volgende uitgangspunten:<br />

Het plangebied bevindt zich op de grens van twee belangrijke ruimtelijke systemen: Berlages Plan<br />

Zuid en de Schinkel/Kostverlorenvaart. Hierop moet in de planvorming worden aangesloten.<br />

Het blijft de ambitie het Olympisch Gebied om te vormen tot een stedelijke woon-, werk- en<br />

recreatiegebied met een zelfde allure als de rest van Amsterdam-Zuid.<br />

Door de veranderende functie ligt het gebied niet langer aan de rand van de stad, maar in de<br />

stad. De betekenis als oriëntatiepunt en toegangspoort tot de stad moet versterkt worden.<br />

In het gebied moeten maatregelen voor een sociaal veilige omgeving worden getroffen.<br />

Niet-woonfuncties vinden hun plek in de plint van de woonbebouwing.<br />

Voor bewoners worden ondergrondse parkeervoorzieningen gebouwd. Was in de Nota van<br />

Uitgangspunten 1999 nog het uitgangspunt dat bezoekers voornamelijk op het maaiveld parkeren,<br />

in de Kadernotitie wordt ernaar gestreefd ook de bezoekers zoveel mogelijk ondergronds te laten<br />

parkeren.<br />

Bij de uitwerking in stedenbouwkundige plannen zullen de verschillende aspecten van het<br />

duurzaam bouwen worden uitgewerkt.<br />

Bij de vaststelling van het model Nieuw Plein op 27 juni 2001 is aangegeven dat het<br />

Stadionterrein ruimte moet bieden voor het houden van evenementen. Dit besluit blijft<br />

gehandhaafd.<br />

Er dient rekening te worden gehouden met de Schinkelreservering zoals deze is opgenomen in<br />

het Structuurplan (2003-2010) van Amsterdam.<br />

Het Stadionterrein biedt met het nieuwe ontwerp genoeg ruimte voor het houden van<br />

evenementen.<br />

Op een evenemententerrein kunnen geen woningen worden gebouwd.<br />

Het noordelijke Citroëngebouw blijft behouden.<br />

Vanuit stedenbouwkundig perspectief is bebouwing van het Stadionplein een verantwoorde<br />

ingreep. Het toevoegen van bebouwing op het Stadionplein kan de structuur van het gebied<br />

versterken.<br />

De ruimtelijke inpasbaarheid en de financiële haalbaarheid zijn belangrijke toetsingskaders voor<br />

bebouwing op het Stadionplein.<br />

De plannen voor bebouwing op het Stadionplein moeten worden georiënteerd op de noordzijde<br />

van dat plein. Deze bebouwing moet aan hoge, esthetische eisen voldoen, en meerdere modellen<br />

voor bebouwing dienen te worden uitgewerkt waarbij wordt uitgegaan van (gedeeltelijk)<br />

ondergronds parkeren en een groene inrichting.<br />

De gehele aanpak dient budgetneutraal uitgevoerd te kunnen worden.<br />

- Toekomstvisie Olympisch Gebied<br />

De stadsdeelraad heeft op 27 april 2005 de Toekomstvisie Olympisch Gebied vastgesteld. De<br />

toekomstvisie heeft voor het Stadionplein de status van een Nota van Uitgangspunten.<br />

De visie op het Olympisch Gebied luidt: “Het Olympisch Gebied wordt een levendig en aantrekkelijk<br />

woongebied, dat zijn diversiteit behoudt. Wonen krijgt in de toekomst het primaat, maar met aandacht<br />

voor sport en recreatie, voor zowel bewoners als bezoekers.”. Deze visie is uitgewerkt in concrete<br />

stappen, welke richting geven aan het (toekomstig) gebruik van het gehele Olympisch Gebied:<br />

De Schinkelreservering is uitgangspunt bij de inrichting van het Stadionplein.<br />

Het Programma van Eisen voor het Stadionplein is een integraal plan voor de bebouwing én de<br />

herinrichting van de openbare ruimte.<br />

13


Het Stadionplein moet een levendig plein zijn met een zekere beslotenheid. Het biedt daarmee<br />

een tegenwicht voor de grote, open vlakte van het Stadionterrein. De herinrichting van de<br />

openbare ruimte moet functioneel zijn voor de buurt en de bezoekers van het gebied.<br />

Het kwaliteitniveau van de herinrichting van de openbare ruimte is vergelijkbaar met dat van de<br />

herinrichting van het Stadionterrein.<br />

De Centrale Stad heeft expliciet aangegeven geen negatief resultaat op de grondexploitatie te<br />

accepteren. Ook zal de Centrale Stad geen bijdrage leveren aan de onrendabele top van een<br />

eventuele parkeergarage.<br />

Er moet ruimte komen voor voorzieningen voor de buurt, zoals een grote supermarkt en<br />

bijvoorbeeld een eetcafé met terras.<br />

De functie van bebouwing is primair gericht op wonen. Welke vorm van wonen en voor wie (‘short<br />

stay’, senioren, studenten, sporters, zakenmensen) is punt van onderzoek.<br />

De in de Kadernotitie Stadionplein en Stadionterrein vastgestelde stedenbouwkundige<br />

uitgangspunten blijven onverminderd van kracht.<br />

Parkeerruimte voor bussen verhoudt zich niet met een hoogwaardige, groene inrichting van het<br />

Stadionplein.<br />

Uitgangspunt is de zaterdagmarkt op het Stadionplein te behouden.<br />

Het toekomstige Stadionplein wordt autovrij ingericht en er wordt een ondergrondse<br />

parkeergarage voor onder andere bewoners gerealiseerd.<br />

- Programma van Eisen Stadionplein<br />

De stadsdeelraad heeft op 21 december 2005 het Programma van Eisen Stadionplein (PvE) vastgesteld.<br />

In het PvE is geformuleerd welke doelen dienen te worden bereikt met het bebouwen en herinrichten van<br />

het Stadionplein.<br />

In het PvE zijn diverse uitgangspunten voor de verdere planvorming van het Stadionplein aangegeven.<br />

Enkele uitgangspunten zijn:<br />

Nieuwe plannen voor het Stadionplein moeten primair als doel hebben om een aantrekkelijk plein<br />

te creëren met een duidelijke functie voor buurt en stad. Het karakter van het plein, de openbare<br />

ruimte en stadslandschap dienen centraal te staan in het ontwerp.<br />

Er wordt rekening gehouden met de functie van het plein als overgangsgebied tussen onder meer<br />

de overgang van de Van Tuyll van Serooskerken-as naar het stedelijke Olympisch Gebied.<br />

Het nieuwe plein wordt een aangenaam, levendig en leefbaar plein voor de buurt en de stad.<br />

Nieuwbouw sluit aan bij de bouwstijl van de omgeving maar mag daar een eigentijds accent aan<br />

toevoegen.<br />

Het Stadionplein moet groot genoeg blijven om als poort tot de stad de kunnen functioneren.<br />

Bij de vormgeving van het plein wordt rekening gehouden met de wegen die op het plein<br />

uitkomen. Zo dient onder meer de zichtlijn van de Van Tuyll van Serooskerken-as intact te blijven.<br />

Het Stadionplein vormt een belangrijke schakel in de belangrijke Van Tuyll van Serooskerken as<br />

met het stadion aan het begin/eind van deze as. Het Stadionplein moet het zicht op en de<br />

stedenbouwkundige betekenis van het stadion versterken.<br />

Het plein wordt autovrij en zal geen ruimte meer bieden aan bussen.<br />

Het Stadionplein krijgt in ieder geval aan de noordzijde een nieuwe pleingevel.<br />

Voor de levendigheid van het plein is een programma met aantrekkelijke functies als winkels en<br />

horeca en een besloten, beschutte sfeer wenselijk. Deze functies kunnen in de plint worden<br />

gerealiseerd. De huidige snackbar komt terug in de nieuwbouw.<br />

De begane grond en de eerste verdieping van het nieuwe gebouw aan de noordzijde mogen de<br />

rooilijnen van het naastgelegen woonblok niet overschrijden. De maximum bouwhoogte bedraagt<br />

24 meter.<br />

Het plein biedt onder meer ruimte aan een markt en terrasjes.<br />

Onder de grond is er ruimte voor een parkeergarage voor bewoners en bezoekers. De<br />

parkeergarage mag uit meer dan één laag bestaan. Daarnaast kan er ondergronds een<br />

supermarkt worden gerealiseerd met een maximum omvang van 2.000 m² bvo.<br />

De in- en uitgang van de parkeergarage ligt aan de zuidwesthoek van het plein.<br />

Voor de verschillende nieuwe functies zijn parkeernormen opgenomen.<br />

14


Uit de inspraak op het PvE (september 2005) bleek dat het PvE nog niet voldoende was voor het nieuwe<br />

Stadionplein, omdat er volgens de bewoners op vier problemen nog geen antwoorden werden gegeven:<br />

hoe wordt de relatie tussen het Stadionplein en de drukke Amstelveenseweg, die de<br />

verblijfskwaliteit op het plein ernstig vermindert?<br />

hoe wordt de relatie tussen de Van Tuyll as en het nieuwe Stadionplein, en tussen het Olympisch<br />

Stadion en het nieuwe Stadionplein?<br />

hoe krijgen we meer (maatschappelijke) functies in het programma, zodat die het plein levendiger<br />

en diverser kunnen maken?<br />

hoe gaan we om met de versterking van de ervaren symmetrie van de Van Tuyll as op maaiveld<br />

niveau?<br />

De Stadsdeelraad heeft deze punten uit de inspraak ter harte genomen en bij de vaststelling van het PvE<br />

in december 2005 besloten om een Schetsontwerp op te laten stellen. In het Schetsontwerp moesten de<br />

bovengenoemde vragen beantwoord worden. Bureau OMA architecten heeft de opdracht gekregen om dit<br />

Schetsontwerp te maken.<br />

Daarnaast gaf de Stadsdeelraad ook opdracht om via een interactief proces draagvlak te zoeken voor het<br />

ontwerp.<br />

- Motie Schetontwerp<br />

Tijdens een extra raadsvergadering op 11 oktober 2006 is een motie aangenomen ten aanzien van het<br />

Schetsontwerp dat door OMA architecten was gemaakt. De belangrijkste elementen uit de motie zijn:<br />

‘het Programma van Eisen van 21 december 2005 blijft de basis voor het ontwerp van het plein’.<br />

‘het schetsontwerp mag alleen dan afwijken van het PvE, als dat nodig is om de in de<br />

overwegingen genoemde vier problemen op te lossen, maar die noodzaak moet overtuigend<br />

worden aangetoond, in ieder geval ook aan de deelnemers aan het interactieve ontwerpproces’.<br />

‘Extra bebouwing op het Stadionplein t.o.v. het PvE is geen doel op zich. Het behoort tot de<br />

mogelijkheden, als gedurende het ontwerpproces blijkt dat er geen goede alternatieven<br />

voorhanden zijn om de genoemde vier problemen op te lossen. Denk daarbij ook aan een groene<br />

heg of pergola als mogelijke afscheiding, of (gedeeltelijke) verdieping van de Amstelveenseweg’.<br />

‘Hoger bouwen dan in het PvE is vastgesteld is niet aan de orde, tenzij er uit het ontwerpproces<br />

blijkt dat er draagvlak voor is in de buurt en dit functioneel is voor het plein.’<br />

- Strategiebesluit april 2007<br />

Om in een Schetsontwerp een goede oplossing voor de vragen te kunnen geven, was het nodig om het<br />

PvE 2005 aan te passen. 1 Deze aanpassingen worden beschreven in het Strategiebesluit:<br />

Het betrekken van de omliggende ruimtes bij het plan, wat noodzakelijk is om tot een<br />

samenhangend ontwerp te komen.<br />

De creatie van de ‘groene oase’ in de Van Tuyll-as, een nieuw extra zuidplein, een anders<br />

ingericht noordplein en een brede oversteek naar het Olympisch Stadion.<br />

De introductie van een bouwvolume aan de zuidzijde van het plein en van het cultuurgebouw op<br />

de grens van het stedelijke plein en de parkachtige groene oase; dit bouwblok fungeert voor het<br />

plein als 3 de wand.<br />

Het knippen van de weg tussen het stedelijke plein en de parkruimte, en het verplaatsen van<br />

parkeerplaatsen langs de parkruimte (deze worden één op één ondergebracht in de<br />

ondergrondse parkeergarage).<br />

Het hanteren van een maximale bouwhoogte van 7 bouwlagen voor het noordelijke en zuidelijke<br />

bouwvolume.<br />

Met het cultuurgebouw werd het mogelijk een bijzondere culturele functie toe te voegen op het<br />

plein (of andere aantrekkelijke publieksfuncties die het gebied versterken).<br />

Daarnaast werd de mogelijkheid geïntroduceerd om een hotel in het zuidelijk volume toe te<br />

voegen. Dient zich geen initiatiefnemer aan dan bestaat er de mogelijkheid om terug te vallen op<br />

wonen of eventueel een aantrekkelijke publieksfunctie, als die zich aandient.<br />

1<br />

Op 11 oktober 2006 gaf de Stadsdeelraad toestemming om op onderdelen af te wijken van het PvE 2005.<br />

15


De intentie om de bestaande kiosken te restaureren en ze terug te brengen naar de oude staat.<br />

De FEBO keert niet terug in de kiosken, maar krijgt de mogelijkheid om zich in de nieuwe<br />

gebouwen te vestigen.<br />

Op 24 april 2007 stelde het Dagelijks Bestuur het Strategiebesluit Stadionplein vast, dat als basis diende<br />

voor het Investeringsbesluit. De punten uit het PvE 2005 blijven van kracht, voorzover het Strategiebesluit<br />

daarover geen andere uitspraken doet.<br />

- Concept Investeringsbesluit 2007<br />

Op basis van het PvE 2005 en het Strategiebesluit van 24 april 2007 is een concept Investeringsbesluit<br />

2007 opgesteld. De plannen zijn uitgebreid met de buurt besproken. Er zijn veel reacties gegeven die<br />

hebben geleid tot aanpassingen aan het plan. Desondanks bleef er veel weerstand in de buurt tegen de<br />

voorstellen van het Stadsdeel.<br />

Het concept-investeringsbesluit is in september 2007 door het Dagelijks Bestuur aan de stadsdeelraad<br />

aangeboden. Het is echter niet in de vergadering behandeld omdat de Buurtgroep Stadionplein e.o. een<br />

Burgerinitiatief indiende. Een belangrijk onderdeel van dit Burgerinitiatief was een alternatief<br />

inrichtingsplan voor het Stadionplein.<br />

- Opdracht raadscommissie R&W 11 maart 2008 voor nieuw plan<br />

In de raadscommissie R&W van 11 maart 2008 is het Stadionplein opnieuw besproken en is<br />

geconstateerd dat zowel het concept Investeringsbesluit als het Burgerinitiatief goede en minder goede<br />

elementen bevatten. Hierop heeft de commissie aan het DB de opdracht gegeven om samen met de<br />

Buurtgroep een nieuw plan te maken. Het nieuwe plan mag geen compromis zijn van de eerdere plannen.<br />

Het moet grote kwaliteit hebben en kunnen rekenen op draagvlak van alle partijen.<br />

Om dit nieuwe plan te kunnen maken, hebben het Stadsdeel en de Buurtgroep verschillende overleggen<br />

gevoerd. Het resultaat van het overleg is een Programma van Eisen 2 waaraan het nieuwe plan moet<br />

voldoen. Het PvE 2008 is in juni 2008 door de voorzitter van de Buurtgroep en de portefeuillehouder<br />

gezame<strong>nl</strong>ijk aan de raadscommissie Ruimte en Wonen gepresenteerd.<br />

Het Programma van Eisen juni 2008 is door OMA architecten vertaald in een Schetsontwerp (mei 2008,<br />

wijzigingen oktober 2008) dat de basis vormt voor het Stedenbouwkundig Plan. In dit plan is ook rekening<br />

gehouden met de verschillende reacties op het concept Investeringsbesluit, dat in 2007 in de inspraak is<br />

geweest, maar waarover geen besluitvorming heeft plaatsgevonden. Het Stedenbouwkundig Plan<br />

vervangt, samen met de raadsvoordracht en de grondexploitatie met de financiële toelichting, het concept-<br />

Investeringsbesluit uit 2007. Hoofdstuk 4 van deze toelichting bevat een samenvatting van het<br />

Stedenbouwkundig Plan.<br />

- Bestuurlijke vaststelling Stedenbouwkundig plan<br />

Het Stedenbouwkundig Plan en de bijbehorende grondexploitatie, tezamen met het Investeringsbesluit<br />

Stadionplein, zijn op 17 december 2008 door de stadsdeelraad Oud Zuid vastgesteld. Op 17 maart 2009<br />

heeft B&W Amsterdam het Stedenbouwkundig Plan goedgekeurd. Op 22 april 2009 is het<br />

Investeringsbesluit (waaronder de grondexploitatie) door de gemeenteraad goedgekeurd.<br />

3.3 Wonen<br />

3.3.1 Nationaal beleid<br />

Het rijksbeleid op het terrein van wonen is vastgelegd in de nota “Mensen, wensen, wonen” (2000). Hierin<br />

zijn een aantal kernopgaven gedefinieerd, waaronder:<br />

Kansen scheppen voor mensen in kwetsbare posities. Bepaalde groepen in de same<strong>nl</strong>eving<br />

dreigen de aansluiting te verliezen met de grote groepen die het voor de wind gaat. Het kabinet<br />

wil ook via het woonbeleid deze aansluiting behouden en verbeteren.<br />

2 PvE 2008.<br />

16


Bevorderen van wonen en zorg op maat. Het aantal mensen dat zorg nodig heeft, neemt in de<br />

toekomst fors toe. Het woonbeleid wil de ontwikkeling bevorderen van op maat gesneden woon-<br />

en zorgarrangementen, die nauw aansluiten bij de (individuele) behoeftes en wensen van de<br />

zorgbehoevenden.<br />

Verbeteren van de stedelijke woonkwaliteit. De kwaliteit van het wonen in de steden blijft achter<br />

bij die elders in het land. Met het Grotestedenbeleid en het Investeringsbudget Stedelijke<br />

Vernieuwing (ISV) wordt de stedelijke woonkwaliteit verbeterd. De ambities op dit gebied worden<br />

aanzie<strong>nl</strong>ijk verhoogd.<br />

In het kader van stedelijke vernieuwing staat het verhogen van de keuzemogelijkheden van bewoners en<br />

de totstandkoming van gedifferentieerde wijken hoog op de agenda. Hierbij hoort differentiatie van het<br />

aanbod van woningen in de verschillende stedelijke milieutypen.<br />

Een speerpunt van het volkshuisvestingsbeleid van de rijksoverheid is het bevorderen van het eigen<br />

woningbezit. Er wordt gestreefd naar een gemiddeld eigen woningbezit van 65% in 2010.<br />

3.3.2 Regionaal beleid<br />

De Regionale Woonvisie (vastgesteld door de Regioraad op 14 december 2004) is het beleidskader op<br />

het gebied volkshuisvesting voor de 16 gemeenten in de stadsregio Amsterdam voor de komende 10 jaar.<br />

Ook hiervoor geldt dat wordt aangesloten op de beleidsdoelstelling die zijn genoemd in de Regionale<br />

Agenda van het ROA. De Regionale Woonvisie geeft richting aan de programmering en prioriteiten op het<br />

gebied van wonen. In de woonvisie zijn de ambities voor het wonen verder uitgewerkt:<br />

- Kwantiteit: Centraal staat het bouwen van voldoende woningen en op korte termijn de productie in<br />

nieuwbouw en herstructurering op gang krijgen. In de Noordvleugel van de Randstad is er voor de<br />

periode 2010-2030 een opgave voor de bouw van zo’n 150.000 woningen, in combinatie met<br />

bijbehorende infrastructuur en overige voorzieningen. Voor Amsterdam gaat de woonvisie uit van een<br />

jaarlijkse toevoeging aan de woningvoorraad van 2.880 woningen (4.500 nieuw te bouwen woningen<br />

minus 1.620 te slopen woningen).<br />

- Kwaliteit: Vraag en aanbod op de woningmarkt sluiten onvoldoende op elkaar aan. Een Regionaal<br />

Kwalitatief Bouwprogramma moet zorgen dat dit verbetert. In nieuwbouw en herstructurering moet<br />

gewerkt worden aan versterking van de identiteit en potenties van gebieden en wijken;<br />

- Vergroot beschikbaarheid woningvoorraad: Hoewel er voldoende betaalbare huurwoningen in de regio<br />

staan, zijn de wachttijden voor woningzoekenden groot. De opgave richt zich op het in gang zetten<br />

van de doorstroming op de markt. Daarnaast is het in stand houden van sociale verbanden in wijken<br />

en kernen van cruciaal belang. Keuzemogelijkheden voor verschillende doelgroepen moeten worden<br />

vergroot. Er moet bijvoorbeeld meer aandacht zijn voor huisvesting van jongeren/starters en ouderen<br />

op lokaal niveau;<br />

- Een open woningmarkt is essentieel: In het verlengde van de centrale ambities en de opgaven voor<br />

het wonen in de regio, dient de werking van de woningmarkt zo min mogelijk belemmeringen te<br />

kennen. Een open markt binnen de regio maar ook daarbuiten biedt mensen de beste<br />

keuzemogelijkheden. Overheidsinterventie kan beperkt blijven tot de zorg om de positie van de<br />

zwakkeren op de woningmarkt. Daarnaast dient de herhuisvesting van stadsvernieuwingskandidaten<br />

specifieke aandacht te krijgen.<br />

3.3.3 Gemeentelijk beleid<br />

Woonvisie ‘Wonen in de Metropool’<br />

De basis van het Amsterdamse woonbeleid wordt gevormd door afspraken met de belangrijkste spelers<br />

op het gebied van wonen. Deze afspraken zijn vastgelegd in de ‘Beleidsovereenkomst Bouwen aan de<br />

Stad’ (2006). Daarnaast hebben burgemeester en wethouders in oktober 2008 de ‘Stedelijke Woonvisie<br />

tot 2020, Wonen in een metropool’ vastgesteld. De visie bevat zeven thema`s aan de hand waarvan de<br />

visie verder is uitgewerkt. Tevens zijn samenhangende gebieden beschreven waarvoor is aangegeven<br />

welke speerpunten hier de komende jaren gelden en via welke aanpak deze speerpunten gerealiseerd<br />

dienen te worden.<br />

Stadsdeel Oud-Zuid is in de visie opgenomen in de zogenoemde “centraal stedelijke zone”. Hier gelden<br />

als speerpunten:<br />

Behoud groot deel kleine oude woningen;<br />

Behoud van gemengdheid;<br />

Creëer aanbod in het middensegment;<br />

17


Het hoogstedelijke woonmilieu is uitgangspunt bij nieuwbouw;<br />

Benutten van locaties voor topsegment;<br />

Creëer en behoud oases in de stad;<br />

Toevoegen ouderenwoningen, zowel in nieuwbouw als bestaande bouw;<br />

Meer mogelijkheden bieden voor short stay;<br />

Bestrijding illegale hotels en woonfraude.<br />

Naast het beheren en verbeteren van de bestaande woningen wordt voor nieuwbouw de volgende aanpak<br />

voorgesteld:<br />

Nieuwbouw van betaalbare huurwoningen; daarbij is gesteld dat het aandeel sociale<br />

nieuwbouw meer afhankelijk mag zijn van de locatie;<br />

Nieuwbouw van woningen in het middensegment<br />

Nieuwbouw op toplocaties voor het hogere segment;<br />

Zoveel mogelijk aanpasbare woningen in alle segmenten, zowel huur als koop.<br />

Beleidsovereenkomst Wonen Amsterdam 2007-2011<br />

In de beleidsovereenkomst Wonen Amsterdam 2007-2011 (april 2008) hebben de gemeente Amsterdam,<br />

de stadsdelen, de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties en de Huurdersvereniging Amsterdam<br />

afspraken gemaakt over de manier waarop de verstopping op Amsterdamse woningmarkt wordt<br />

aangepakt.<br />

Met de beleidsovereenkomst Wonen Amsterdam 2007-2011 worden de afspraken die zijn gemaakt in de<br />

‘Beleidsovereenkomst Bouwen aan de stad’ onderschreven en op een aantal punten aangevuld.<br />

Hoofddoel van de afspraken een ‘ongedeelde stad’ met een gevarieerd aanbod aan woningen, voor alle<br />

inkomens en doelgroepen, verspreid over de hele stad. De afspraken betreffen (onder andere) de<br />

betaalbaarheid van woningen, de productie van woningen voor doelgroepen, leefbaarheid en<br />

gebiedsbeheer en energiebesparing en duurzaamheid. Een belangrijke doelgroep wordt gevormd door<br />

ouderen en zorgbehoevenden.<br />

3.3.4 Stadsdeelbeleid<br />

Woonvisie 2008 – 2012<br />

In juni 2008 is door de stadsdeelraad de Woonvisie 2008 – 2012 vastgesteld. In deze visie zijn o.a.<br />

doelstellingen geformuleerd met daaraan gekoppeld per doelstelling verschillende voorstellen.<br />

Zo is bij de doelstelling ‘Realiseren van woonservicewijken en andere woonzorg bij nieuwbouw en<br />

renovatie’ de verwachting uitgesproken dat de vergrijzing in het stadsdeel pas na 2015 zal toenemen. Om<br />

dit op te vangen zal bij de schaarse mogelijkheden van nieuwbouw en ingrijpende renovatie in het<br />

stadsdeel sterk het accent moeten komen te liggen op levensloopbestendige en/of aanpasbare woningen<br />

zodat woningen voor ouderen en mensen met een beperking goed toegankelijk zijn c.q. eenvoudig te<br />

maken zijn.<br />

Gelet hierop is voor de te bouwen woningen op het Stadionplein bepaald dat deze geschikt zullen zijn<br />

voor ouderen. Hoe dit zal worden gerealiseerd, wat voor type woningen, prijsklassen e.d. wordt nog nader<br />

uitgewerkt.<br />

Gezien het streven om woningen te bouwen voor ouderen is reeds overleg gestart met de Dienst Wonen<br />

om na te gaan in hoeverre het mogelijk zal zijn om de te realiseren woningen ook daadwerkelijk toe te<br />

wijzen aan ouderen.<br />

18


3.4 Economie en toerisme<br />

3.4.1 Nationaal beleid<br />

Op het gebied van economie is de Nota Ruimte van toepassing. Deze nota is beschreven in paragraaf<br />

3.2.1.<br />

3.4.2 Provinciaal beleid<br />

Om geen afbreuk te doen aan bestaande en geplande winkelcentra zullen in principe buiten deze<br />

gebieden geen winkelvoorzieningen gevestigd kunnen worden. De aanwezige hiërarchie van winkelcentra<br />

zal zoveel mogelijk gehandhaafd dienen te worden. Ruimte voor uitbreidingen en nieuwe ontwikkelingen<br />

zal gevonden moeten worden in de centra waar de betreffende winkels qua functie en reikwijdte<br />

thuishoren. In het algemeen dient de vestiging van detailhandel buiten de centra (aan de stadsrand,<br />

verspreid in woonwijken en buitengebied) zoveel mogelijk te worden tegengegaan.<br />

3.4.3 Gemeentelijk beleid<br />

- Structuurplan<br />

Ten aanzien van toerisme en recreatie wordt in het Structuurplan genoemd dat de druk hiervan op de<br />

binnenstad moet worden verlicht door uitloop naar gebieden buiten de binnenstad. Bepaalde toeristische<br />

voorzieningen zoals hotels en (toeristische) evenementen dienen ook buiten de binnenstad een plek te<br />

krijgen. Het betreft verder weg gelegen delen van het grootstedelijk kerngebied (Zuidas, Centrumgebied<br />

Zuidoost). Wat betreft hotels gaat het nadrukkelijk ook om de 19de- en 20ste-eeuwse gordels. Daarmee<br />

ontstaat meer spreiding van de toeristische druk over de stad en wordt met name de binnenstad ontlast.<br />

Bijzondere evenementen kunnen gebruikt worden om minder populaire delen van de stad een impuls te<br />

geven.<br />

Het bestemmingsplan maakt dit mogelijk doordat aan het gebouw op het plein een bijzondere functie is<br />

toegekend (culturele en/of recreatieve voorzieningen) en de vestiging van een hotel mogelijk wordt<br />

gemaakt in het zuidblok.<br />

Voor de inwoners van Amsterdam vormen de mogelijkheden voor gevarieerde vrijetijdsactiviteiten in de<br />

nabijheid een bijzondere kwaliteit van Amsterdam. In dit verband blijft de ontwikkeling van recreatieve<br />

concentratiepunten actueel. Een recreatief concentratiepunt is een aaneengesloten gebied waar dankzij<br />

de combinatie van verschillende voorzieningen het recreatief gebruik een van de voornaamste functies is.<br />

Onder die voorzieningen vallen bijvoorbeeld parken, horeca, markten, bibliotheken en musea, winkels en<br />

kantoren en dergelijke. Recreatieve concentratiepunten zijn gebaat bij fijnmazig mengen van functies en<br />

bij een hoge kwaliteit van de openbare ruimte. Ze vragen om investeringen en om ruimte.<br />

- Detailhandel in balans<br />

Amsterdam zorgt voor een balans in de detailhandel door stedelijke en regionale afstemming. Te veel<br />

winkels en concurrentie in de stad moeten worden voorkomen. Het belangrijkste adviesorgaan hierbij is<br />

de commissie Winkelplanning. Initiatieven waarin detailhandel is opgenomen met een<br />

bedrijfsvloeroppervlak van 2.000 m2 of meer en de instelling van nieuwe markten worden getoetst aan het<br />

centraal-stedelijke beleid en worden aan de desbetreffende commissie voor advies voorgelegd. Dit is<br />

vastgelegd in de gemeentelijke nota ‘Detailhandel in balans’ (Amsterdam, 2001).<br />

Het bestaande detailhandelsbeleid richt zich op het behoud van verschillende type winkelcentra die<br />

verspreid zijn over verschillende buurten, wijken en stadsdelen in Amsterdam. Deze winkelcentra vormen<br />

een ruimtelijk netwerk, dat ook wel ‘fijnmazige winkelstructuur’ wordt genoemd. De dagelijkse<br />

boodschappen bij de bakker, slager, groenteboer, supermarkt of drogist kunnen op korte afstand van de<br />

woning worden gedaan. Voor niet-dagelijkse boodschappen, zoals schoenen of modeartikelen, kan de<br />

consument terecht in een wijk- of stadsdeelcentrum. Meubelen kan men kopen op een PDV-locatie.<br />

Samen vormen deze gebieden een netwerkstructuur van winkelvoorzieningen die elkaar aanvullen.<br />

Naast een fijnmazige structuur is de concentratie van winkels in grote of kleine centra in of nabij de directe<br />

woonomgeving uitgangspunt van het beleid dat in 2001 is vastgesteld. Gezame<strong>nl</strong>ijk trekken de winkels<br />

19


consumenten aan. Niet alleen vanuit bedrijfseconomisch oogpunt is dat gewenst, ook maakt een<br />

concentratie van winkels het mogelijk ruimtelijke maatregelen te treffen, zoals parkeren, instellen van een<br />

voetgangersgebied en inrichting van de openbare ruimte.<br />

Tenslotte wordt in het detailhandelsbeleid ruimte geboden aan dynamiek in de detailhandel. Die ontstaat<br />

door maatregelen te treffen die efficiency en innovatie bevorderen. Efficiency of doelmatigheid heeft<br />

betrekking op de organisatie in de winkel. Zo leidde de invoering van de zelfbediening in de jaren zeventig<br />

tot een enorme kostenbesparing op personeel en daarmee tot een verlies van vele banen. Andere<br />

voorbeelden van efficiencymaatregelen zijn de invoering van elektronisch betalen en scanning van de<br />

producten bij de kassa. Innovatie betreft de invoering van nieuwe winkelconcepten, zoals Grapedistrict<br />

heeft gedaan. Dit is een wijnwinkel waar panels een grote variëteit aan wijnen terugbrengen tot 150<br />

soorten die vervolgens worden ingedeeld in een aantal categorieën. Klanten kunnen ook deel uitmaken<br />

van zo’n panel. Daarmee bepalen ze mede het assortiment.<br />

In het bestemmingsplan wordt voorzien in de vestiging van enkele detailhandelsvestigingen. Deze<br />

vestigingen mogen een bruto vloeroppervlakte hebben van maximaal 500 m². Voor één<br />

detailhandelsvestiging geldt een maximum maat van 1.800 m².<br />

- Grootschalige detailhandel in balans: fijnmazigheid en gedeeltelijke liberalisering<br />

Net als bij de Nota Detailhandel in Balans, is het behoud van de fijnmazige detailhandelsstructuur en het<br />

ruimte bieden voor de (grootschalige) marktdynamiek als uitgangspunt gehanteerd. Het beleid, zoals<br />

verwoord in de Nota Detailhandel in Balans, blijft daardoor grotendeels van kracht. Alleen ten aanzien van<br />

Perifere DetailhandelsVestigingen (PDV) en Grootschalige DetailhandelsVestigingen (GDV) geldt een<br />

wijziging van het beleid. Het Stadionplein is niet als zodanig aangewezen (Amsterdam, 2006). Met<br />

bovenstaande maximum oppervlaktes voor detailhandel wordt de locatie Stadionplein geen PDV- dan wel<br />

GDV-locatie.<br />

- Hotelbeleid<br />

Door de dienst economische zaken van de gemeente Amsterdam is een rapport opgesteld waarin het<br />

Hotelbeleid 1999-2003 wordt geëvalueerd en de inzet hotelbeleid vanaf 2003 wordt beschreven. Hieruit<br />

blijkt dat het huidige hotelbeleid wordt voorgezet om de uitgangs- en actiepunten te handhaven. Dit houdt<br />

in dat:<br />

- Het beleid gericht blijft op aanzie<strong>nl</strong>ijke uitbreiding van de hotelcapaciteit. Op korte termijn zijn enkele<br />

duizenden kamers noodzakelijk om de nog bestaande krapte te laten afnemen;<br />

- Het ingezette beleid van spreiding over de stad dient te worden voortgezet, waarbij gezorgd moet<br />

worden voor voldoende hotellocaties buiten het hotelconcentratiegebied;<br />

- Nieuwe locaties moeten aansluiten bij de wensen van zowel de gemeente als de markt. In<br />

samenwerking met de stadsdelen zal de inventarisatie van potentiële locaties periodiek worden<br />

herzien;<br />

- Het creëren van randvoorwaarden om het budgetsegment mee te laten groeien in het totale<br />

hotelaanbod. Dit vraagt om een tweeledige aanpak. Enerzijds is welwillendheid van de deelraden<br />

nodig ten aanzien van aanvragen voor uitbreiding van hotels in het budgetsegment. Anderzijds moet<br />

gezorgd worden voor voldoende nieuwbouwlocaties voor dit specifieke segment.<br />

Het college van B&W van de gemeente Amsterdam heeft op 20 november 2007 nieuw hotelbeleid<br />

vastgesteld. Daarin wordt nog steeds gesteld dat voldoende hotelcapaciteit een basisvoorwaarde is voor<br />

Amsterdam om haar economische doelstellingen te bereiken. Geconstateerd is voorts dat Amsterdam al<br />

jaren met een tekort aan hotelkamers kampt. Verwacht wordt dat tot 2015 9.000 nieuwe hotelkamers<br />

nodig zijn. De gemeente stimuleert daarom de uitbreiding van het aantal beschikbare en geschikte<br />

locaties voor hotels. In de nieuwe nota is het Stadionplein nog steeds opgenomen als hotellocatie.<br />

20


- Short Stay beleid<br />

Door de centrale stad is beleid voor short stay opgesteld (Beleidsnotitie Short Stay). Doel van dit beleid is<br />

om in de behoefte van werknemers van internationale bedrijven aan tijdelijke woonruimte tegemoet te<br />

komen. Het Short Stay beleid is in februari 2009 vastgesteld door de gemeenteraad.<br />

Definitie en begrenzing<br />

Alleen woningen met een huur boven de liberalisatiegrens komen in aanmerking voor een vergunning<br />

voor short stay (= kort verblijf vanaf één week tot zes maanden). Verblijf van korter dan één week in een<br />

woning met een woonbestemming is in strijd met de bestemming wonen volgens de Huisvestingswet en<br />

valt ook niet onder de bestemming wonen volgens het bestemmingsplan. Boven de periode van zes<br />

maanden is er sprake van wonen volgens de Huisvestingswet. Wanneer een huurder met een gewoon<br />

huurcontract binnen zes maanden weer verhuist, is er geen sprake van short stay<br />

Wettelijke basis: huisvestingverordening<br />

De wettelijke basis voor een vergunning voor short stay is tijdelijke woningonttrekking op grond van art. 30<br />

van de Huisvestingswet en de daarop gebaseerde Huisvestingsverordening. Woningonttrekking voor short<br />

stay betekent dat de woning daardoor naar zijn aard in het gebruik tijdelijk wordt. Om voor een vergunning<br />

in aanmerking te komen wordt getoetst aan de vergunningsvereisten:<br />

- De woning moet gelegen zijn in het gebied dat door het stadsdeel is opengesteld voor short stay;<br />

- de periode van verhuur moet minimaal zeven dagen zijn en maximaal zes maanden;<br />

- De woonruimte mag niet zodanig worden verbouwd, dat deze niet geschikt is als woonruimte;<br />

- De vergunning wordt voor een periode van maximaal tien jaar verstrekt (daarna valt de woning<br />

weer onder de reguliere woningvoorraad);<br />

- De woning moet worden bewoond door één huishouden bestaande uit een alleenstaande of<br />

een/twee volwassenen, al dan niet met kinderen.<br />

De vergunningverlening behoort tot de taak van de stadsdelen. De vergunning is overdraagbaar aan de<br />

rechtsopvolger van de eigenaar.<br />

Quotum<br />

Aan de meeste stadsdelen is een quotum van af te geven short stay vergunningen toegekend. Aan Oud-<br />

Zuid is dat 180 (dit komt neer op ca. 5% van het aantal geliberaliseerde huurwoningen). Het totale quotum<br />

voor Amsterdam als geheel komt neer op 1350 woningen.<br />

Verdeelbesluit<br />

Elk stadsdeel kan een Verdeelbesluit vaststellen (dit is een bevoegdheid van het Dagelijks Bestuur),<br />

waarin het quotum wordt verdeeld over verschillende buurten/gebieden. Dit verdeelbesluit moet 1 juli 2009<br />

in werking treden. Bij meer aanvragen dan het beschikbare quotum wordt een systeem van loting<br />

gehanteerd. Het is dan mogelijk dat er in een bepaald gebied/buurt geen ruimte is voor short stay, terwijl<br />

het quotum voor het stadsdeel nog niet vol is.<br />

Short stay bij nieuwbouw en omzetting<br />

Het realiseren van short stay in nieuwbouw - vanaf 1-1-2008 (en het omzetten van panden met een<br />

kantoor- of bedrijfsbestemming naar een woonbestemming) valt niet onder het quotum en is derhalve niet<br />

vergunningplichtig. Nieuwbouw voegt woningen toe en daarmee is een vergunningenstelsel op basis van<br />

woningonttrekking (en de huisvestingsverordening) niet noodzakelijk.<br />

3.4.4 Stadsdeelbeleid<br />

- Nota Toerisme<br />

De Nota Toerisme is vastgesteld door de stadsdeelraad en bevat een inventarisatie van bestaande<br />

(versnipperde) relevante beleidsonderdelen maar ook nieuw beleid, gericht op het bevorderen van<br />

bepaalde vormen van toerisme in het stadsdeel. Gefocust wordt daarbij op kwaliteitstoerisme, nieuwe<br />

producten en productinnovatie.<br />

Amsterdam Zuid is aantrekkelijk voor toeristen. De internationaal beroemde culturele instellingen als het<br />

Concertgebouw, het Rijksmuseum, het Van Goghmuseum en het Stedelijk Museum trekken veel<br />

21


ezoekers. De Pijp staat bekend als multiculturele wijk - het Amsterdamse 'Quartier Latin' - met een<br />

veelheid aan restaurants en cafés. Ook architectuurliefhebbers weten de weg naar ons stadsdeel te<br />

vinden. Deze toeristische functie wil het stadsdeel versterken en stimuleren om een langer verblijf in het<br />

stadsdeel te bewerkstelligen. Om dit doel te realiseren worden in de nota gebiedsgerichte voorstellen<br />

gedaan. Voor het Stadionplein is voorgesteld een Grand Café, gericht op sportbeleving, te realiseren. Dit<br />

bestemmingsplan maakt de vestiging van een aantal cafés en restaurants aan het nieuwe Stadionplein<br />

mogelijk. Aan het soort café of restaurant kan een bestemmingsplan geen bepalingen verbinden.<br />

- Terrassenbeleid<br />

Het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel heeft de notitie ‘Beleidsregels terrassen stadsdeel Amsterdam<br />

Oud Zuid 2005’ vastgesteld Op grond daarvan gelden er met ingang van 1 november 2005 nieuwe<br />

beleidsregels voor terrassen in Stadsdeel Oud-Zuid. Onder de volgende voorwaarden is het vanaf 1<br />

november 2005 toegestaan om ook in de winter (1 november - 1 maart) een terras te exploiteren (art. 6<br />

van de Beleidsregels terrassen Amsterdam Oud Zuid 2005):<br />

a. het terras mag niet kunstmatig worden verwarmd, ook niet vanaf de gevel;<br />

b. het terras mag worden geëxploiteerd tussen 10.00 en 20.00 uur;<br />

c. het terrasmeubilair mag niet op de weg worden opgeslagen;<br />

d. afdaken, luifels en schotten, in welke vorm of van van welke afmeting dan ook, zijn niet<br />

toegestaan;<br />

e. het gedeelte van de weg waarop het terras zich bevindt, dient na sluitingstijd door de exploitant te<br />

worden schoongemaakt.<br />

Dit beleid is in 2008 geëvalueerd en (zonder weze<strong>nl</strong>ijke wijzigingen) bijgesteld.<br />

- Horecabeleid<br />

Het Concept Horecabeleid Oud-Zuid 2009 lag tot en met 8 april 2009 ter inzage. Naar verwachting stelt de<br />

stadsdeelraad het Horecabeleid Oud-Zuid 2009 in oktober 2009 vast. Met betrekking tot locatie<br />

Stadionplein staat in dit horecabeleid:<br />

“Het Stadionplein is in potentie een fantastische plek. Het ligt op een belangrijke locatie in<br />

Amsterdam, tegenover het Olympisch Stadion en als toegangspoort tot de stad. Nu is het nog een<br />

parkeerterrein zonder uitstraling. Voor deze locatie worden in deze nota geen nieuwe<br />

beleidsregels vastgesteld omdat dit geregeld zal worden via het nieuwe bestemmingsplan voor<br />

deze locatie.”<br />

Noordblok Stadionplein:<br />

In het investingsbesluit Stadionplein wordt aangegeven dat 600 m 2 in het noordblok een bestemming<br />

horeca mag hebben. Geregeld wordt om horeca I (snackbar) aan de noordkant van het noordelijke blok te<br />

vestigen en de overige ruimte voor horeca III (Café) en IV (restaurant, koffiecorner, lunchroom) te vestigen<br />

aan de zuidelijke, zonnige pleinzijde van het noordblok. Het concept horecabeleid stelt de volgende<br />

criteria voor mengformules (detailhandel met een ondergeschikt horecadeel):<br />

1. De openingstijden van de mengformule dienen overeen te komen met de openingstijden van de<br />

hoofdactiviteit. De winkeltijdenwet is op de winkel, inclusief het horecagedeelte, van toepassing.<br />

2. Het deel van het nettoverkoopvloeroppervlakte dat in gebruik is als horeca mag bij de<br />

mengformule ten hoogste 30% van dat netto verkoopvloeroppervlakte bedragen, tot een<br />

maximum van 30m 2 .<br />

3. De horeca-activiteit mag niet zodanig prominent aanwezig zijn ter hoogte van de gevel waar de<br />

ingang van de hoofdactiviteit is gevestigd, dat het naar de openbare weg toe de uitstraling van<br />

een regulier horecabedrijf heeft/ krijgt.<br />

4. Mengformules zijn altijd alcoholvrije horeca. Het schenken van alcohol is dus niet mogelijk in<br />

mengformules.<br />

5. De mengformule dient te passen binnen de categorie koffie- en theeschenkerij, lunchroom,<br />

ijssalon en dergelijke (in overeenstemming met horeca-categorie IV).<br />

6. De mengformule mag geen eigen ingang aan de straat hebben en mag geen terras exploiteren.<br />

7. Voor de mengformule mag geen reclame worden gemaakt (bijvoorbeeld via uithangborden,<br />

menukaarten voor het raam, sandwichborden op straat, in de media en dergelijke).<br />

22


8. Uitgesloten van het voeren van een mengformule zijn smartshops, speelautomatenhal,<br />

seksinrichting, en bezorgbedrijven<br />

9. De hoofdfunctie en het horecagedeelte worden door dezelfde ondernemer geëxploiteerd.<br />

Zuidblok Stadionplein<br />

Voor de cultuurbestemming in het Zuidblok kan er rekening gehouden worden met de regeling voor<br />

additionele horeca:<br />

1 Van de vergunning mag uitsluitend gebruik worden gemaakt één uur vóór, tijdens en één uur na<br />

de (hoofd)activiteit van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke<br />

of godsdienstige aard;<br />

2 Het deel van het nettovloeroppervlakte dat in gebruik is als additionele horeca mag ten hoogste<br />

10% van dat netto vloeroppervlak zijn.<br />

3 De vergunning geldt niet tijdens bijenkomsten van persoo<strong>nl</strong>ijke aard, zoals bruiloften en partijen.<br />

4 het houden van bijeenkomsten van persoo<strong>nl</strong>ijke aard mag niet ope<strong>nl</strong>ijk worden aangeprezen.<br />

5 het Dagelijks Bestuur kan met het oog op bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard tot ten<br />

hoogste driemaal per kalenderjaar ontheffing verlenen van de voorschriften 1 en 3.<br />

- Short stay beleid<br />

Het Dagelijks Bestuur van stadsdeel stelt een verdeelbesluit vast voor het quotum van 180 woningen,<br />

waarbij hoofdzakelijk op grond van de samenstelling van de woningvoorraad quota worden toebedeeld<br />

aan buurten. Bij meer aanvragen voor short stay dan quotum in een buurt/gebied, wordt geloot. Het<br />

verdeelbesluit short stay stadsdeel Oud-Zuid is uitgangspunt bij de actualisatie van de<br />

bestemmingsplannen.<br />

Nieuwbouw en omzetting<br />

Het stadsdeel maakt in principe in nieuwe bestemmingsplannen geen short stay voor nieuwbouw<br />

mogelijk. Argumenten hiervoor zijn als volgt:<br />

o Met de nieuwbouw van woningen wordt wel beoogd een toevoeging aan de bestaande en<br />

reguliere woningvoorraad te doen. Woningen waar short stay is toegestaan zijn voor de eerst<br />

komende 10 jaar niet meer bedoeld voor de reguliere manier van bewonen;<br />

o Het toegekende quotum aan Oud-Zuid voor short stay woningen in de bestaande woningvoorraad<br />

wordt vooralsnog als voldoende gezien;<br />

o Voor de bestaande woningvoorraad is een woningonttrekkingsvergunning nodig om in<br />

aanmerking te komen voor een vergunning short stay . Deze wordt afgegeven voor de periode<br />

van tien jaar. Voor het verlenen van een short stay vergunning voor nieuwbouw geldt volgens de<br />

centrale stad geen woningonttrekkingsregime.<br />

Conclusie Stadionplein<br />

Short stay wordt niet mogelijk gemaakt in de toekomstige nieuwbouw op het Stadionplein. De redenen<br />

hiervoor zijn dat de Stadsdeelraad uitdrukkelijk heeft gekozen om de te bouwen woningen te bestemmen<br />

voor ouderen. Gelet op het nog altijd beperkte aanbod van woningen voor deze doelgroep verwachten wij<br />

dat hiervoor voldoende belangstelling zal bestaan. Voorts is de verwachting dat het toegekende quotum af<br />

te geven short stay vergunningen aan Oud-Zuid voldoende zal zijn om vooralsnog aan de vraag te<br />

voldoen.<br />

Gelet op het voorgaande is er derhalve geen reden om short stay mogelijk te maken op het Stadionplein.<br />

23


3.5 Bereikbaarheid<br />

3.5.1 Rijksbeleid<br />

De Nota Mobiliteit geeft de volgende beleidsdoelen aan:<br />

1. het verbeteren van de internationale bereikbaarheid;<br />

2. het verbeteren van de interne en onderlinge bereikbaarheid van de nationale stedelijke netwerken<br />

en economische kerngebieden;<br />

3. een goed functionerend systeem voor het vervoer van personen en goederen als essentiële<br />

voorwaarde voor economische ontwikkeling;<br />

4. het inzetten op proces- en technologische innovatie ter realisering van de beleidsdoelen.<br />

De uitgangspunten bij het realiseren van de beleidsdoelen zijn betrouwbare reistijden, vlotte en veilige<br />

verkeersafwikkeling binnen de (inter)nationale wettelijke en beleidsmatige kaders van milieu en<br />

leefomgeving. Deze nota bevat ook beleid voor verkeer, vervoer en veiligheid voor de decentrale<br />

overheden en is daarom voor het bestemmingsplan van belang.<br />

3.5.2 Provinciaal beleid<br />

Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan maakt de keuzes van de provincie duidelijk op het gebied van<br />

verkeer en vervoer. Er staat in welke maatregelen zij in de periode 2007-2013 wil uitvoeren en wat zij van<br />

andere partijen verwacht. Daarnaast geeft het stuk aan hoe de provincie wil omgaan met de effecten van<br />

verkeer en vervoer op veiligheid, milieu, economie, ruimtelijke kwaliteit, natuur en landschap en water.<br />

Het doel van het beleid is eenvoudig samen te vatten met het motto ‘vlot en veilig door Noord- Holland’.<br />

Lopende plannen voor verbetering van de infrastructuur worden verder ontwikkeld en waar mogelijk<br />

verweze<strong>nl</strong>ijkt. Omdat alleen met de uitbreiding van weginfrastructuur de groei van het autogebruik niet is<br />

bij te houden, worden ook andere beleidsonderdelen geïntensiveerd. De bedoeling is dat het totaal van<br />

netwerken - auto, openbaar vervoer, fiets - efficiënter wordt gebruikt en alternatieven voor het autogebruik<br />

worden gestimuleerd, zodat er meer keuzemogelijkheden ontstaan.<br />

Er zijn 7 speerpunten geformuleerd waarop extra inspanningen zullen worden geleverd:<br />

- Anders betalen voor mobiliteit;<br />

- Ketenmobiliteit en mobiliteitsmanagement;<br />

- Impuls fiets;<br />

- Hoogwaardig openbaar vervoer;<br />

- Verkeersmanagement en ICT;<br />

- Aanpak goederenvervoer;<br />

- Ruimtelijke ontwikkelingen.<br />

Per speerpunt worden in het plan concrete acties uitgewerkt en projecten benoemd. Daarnaast worden<br />

corridors en gebieden aangegeven waarin belangrijke infrastructurele projecten in ontwikkeling zijn of<br />

moeten worden genomen.<br />

In navolging van het rijksbeleid is een herzien locatiebeleid geïntroduceerd als onderdeel van het totale<br />

verstedelijkingsbeleid. Doelstelling is: een zodanige vestiging van (in principe) grootschalige bedrijven en<br />

voorzieningen dat een optimale bijdrage wordt geleverd aan de versterking van de vitaliteit van stedelijke<br />

netwerken en de steden en dorpen. De uitwerking van het rijksbeleid op provinciaal niveau heeft<br />

plaatsgevonden in de nota "Een goede plek voor ieder bedrijf", vastgesteld door Gedeputeerde Staten op<br />

26 april 2005.<br />

Het locatiebeleid wil op regionaal niveau aan iedere activiteit met economische gevolgen in Noord-Holland<br />

een vestigingsplaats bieden die goed ontsloten en bereikbaar is. Het locatiebeleid voor bedrijven,<br />

kantoren en voorzieningen heeft daarom ook betrekking op detailhandel, attractieparken en andere<br />

vrijetijdsvoorzieningen, onderwijs, zorg en welzijn en andere specifieke voorzieningen.<br />

Voor de gemeente Amsterdam geldt dat de provincie het locatiebeleid uit het structuurplan Amsterdam<br />

Kiezen voor stedelijkheid (2003) overneemt. In het structuurplan is aangegeven dat op basis van met de<br />

provincie gemaakte afspraken Amsterdam zelf locatiebeleid zal formuleren (als nadere aanvulling op het<br />

structuurplan). In april 2008 heeft de gemeente Amsterdam de nota ‘Locatiebeleid Amsterdam 2008, een<br />

aanvullend toetsingskader van het Structuurplan 2003’ vastgesteld.<br />

24


3.5.3 Regionaal beleid<br />

Het toenmalige ROA heeft een nieuw beleidskader opgesteld op het gebied van verkeer en vervoer, het<br />

Regionaal Verkeer&Vervoerplan (vastgesteld door de Regioraad op 14 december 2004) als onderdeel<br />

van de Regionale Agenda van het ROA. Het gaat daarbij om: het creëren van een gezonde,<br />

gedifferentieerde economie met internationale concurrentiekracht, het bieden van een goed sociaal<br />

klimaat aan de inwoners en het zorgen voor een duurzame leefomgeving. Het RVVP beschrijft de wijze<br />

waarop de stadsregio Amsterdam invulling wil geven aan het verkeer- en vervoerbeleid tot 2015.<br />

De bereikbaarheidsopgaven vragen om een samenhangende aanpak, waarbij gebruik wordt gemaakt van<br />

de sterke kanten van de auto, de fiets en het openbaar vervoer. De hoofdlijnen van beleid zijn samen te<br />

vatten in de volgende strategieën:<br />

- Het verbeteren van het functioneren van de regionale netwerken met een accent op de<br />

netwerkonderdelen die de belangrijkste economische bestemmingsgebieden met elkaar en met<br />

economische centra buiten de regio verbinden. Door verbindingen op korte termijn slimmer te<br />

benutten kan er meer verkeer worden afgewikkeld. Op lange termijn moeten ze zodanig worden<br />

uitgebreid dat deze minder storingsgevoelig zijn;<br />

- De problemen worden meer gebiedsgewijs aangepakt, zodat oplossingen aansluiten op de<br />

kenmerken van een gebied en de aard en omvang van de (toekomstige) problematiek ter plaatse.<br />

Onderling goed op elkaar afgestemde maatregelen pakketten die de bereikbaarheid, leefbaarheid<br />

en/of veiligheid verbeteren. De prioriteit ligt bij de stedelijke bestemmingsgebieden rond de<br />

congestiegevoelige corridors, vooral op de as Haarlemmermeer - Amsterdam – Almere;<br />

- Met capaciteitsuitbreiding alleen kan de groei van vooral de spitsmobiliteit niet opgevangen worden.<br />

Met het versterken van prijsprikkels kan reisgedrag worden bijgestuurd waardoor het verkeer- en<br />

vervoersysteem efficiënter werkt. Te denken valt aan al bekende systemen als betaald parkeren maar<br />

ook aan een landelijke vorm van variabele kilometerheffing;<br />

- Met het RVVP wordt ernaar gestreefd leefbaarheid en veiligheid per saldo niet te laten verslechteren,<br />

ondanks de groeiende mobiliteit. De regio zet in op het zoveel mogelijk reduceren van het aantal<br />

gehinderden waarbij het accent wordt gelegd op dichtbevolkte gebieden en op het voorkomen van<br />

problemen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.<br />

Maximaal moet worden ingezet op werkgelegenheidsgroei in gebieden met tekorten aan arbeidsplaatsen<br />

en op verdichting rond openbaar vervoer knooppunten, met parkeerbeperkingen en goede fietsroutes.<br />

Daarnaast zijn op regionaal niveau meer financiële middelen nodig en dienen ruimtelijke ontwikkelingen<br />

directer gekoppeld te worden aan investeringen in de bereikbaarheid op netwerkniveau die daarvoor<br />

nodig zijn.<br />

De te ondernemen activiteiten die voortvloeien uit dit RVVP en de financiële dekking daarvan zijn verder<br />

uitgewerkt in het Uitvoeringsprogramma 2005-2010 (vastgesteld 29 maart 2005). In dit<br />

Uitvoeringsprogramma zijn eerst zijn de projecten en activiteiten geïnventariseerd die volgen uit het<br />

beleidsdeel RVVP en in studie of uitvoering zijn. Vervolgens zijn de nieuwe acties en projecten<br />

gedefinieerd die nodig zijn om het beleid uit te voeren.<br />

3.5.4 Gemeentelijk beleid<br />

Het huidige beleid van de gemeente Amsterdam, ten aanzien van de bereikbaarheid, is mede gebaseerd<br />

op beleid van het Rijk, de provincie en de regio. Eén van de belangrijkste uitgangspunten in de<br />

regelgeving en de beleidsstukken van die overheden is de wens om de groei van de automobiliteit te<br />

beperken. Het gaat daarbij vooral om het terugdringen van het niet-noodzakelijk autoverkeer in en naar de<br />

stad, mede om de bereikbaarheid van de stad voor noodzakelijk autoverkeer te waarborgen. De<br />

beperking van de groei van de automobiliteit moet mede worden gezien in het licht van de volgende<br />

doelstellingen: het verkeersveiliger maken en leefbaarder maken van de stad en haar omgeving en de<br />

verbetering van de kwaliteit van de ruimte.<br />

Locatiebeleid<br />

In het structuurplan “Kiezen voor Stedelijkheid” van de gemeente Amsterdam wordt een herziening van<br />

het ABC-locatiebeleid voorgesteld. Op 2 april 2008 heeft de gemeenteraad van Amsterdam het nieuwe<br />

locatiebeleid voor Amsterdam vastgesteld, als aanvullend toetsingskader van het Structuurplan. Het<br />

25


eleid heeft tot doel de bereikbaarheid van (werk)locaties te garanderen en daarmee een gezond woon-,<br />

leef en vestigingsklimaat te behouden en de economische positie van Amsterdam te versterken. In het<br />

locatiebeleid staat het principe van “de juiste functie op de juiste plek” centraal. Daarnaast legt het<br />

locatiebeleid parkeernormen voorkantoren en bedrijven vast.<br />

In het locatiebeleid is per gebiedstype, zoals in het Structuurplan opgenomen, aangegeven welke functies<br />

passend zijn. Het Stadionplein valt binnen gebiedstype “Stedelijk wonen/werken”. Daarbinnen zijn<br />

passende functies: solitaire kantoren van minder dan 2.000 m 2 bvo, stadsdeelcentra, wijkwinkelcentra,<br />

kleinschalige bedrijven mengbaar met wonen, kantoorachtige bedrijven, hotels, overige horeca, en<br />

stedelijk/suburbaan wonen. Afhankelijk van de functie of plek kunnen tevens passend zijn: solitaire<br />

kantoren groter dan 2.000 m 2 bvo, GDV en PDV winkels, gebouwde leisurevoorzieningen met veel<br />

publiek, grote congresruimten, grootschalige maatschappelijke voorzieningen en grote religieuze<br />

instellingen. Bij de planvorming voor nieuwe gemengde woon/werkgebieden wordt clustering van<br />

bedrijven in strips of bedrijfsverzamelgebouwen aanbevolen.<br />

De realisatie van een gemengd gebied met wonen, voorzieningen, een hotel en overige horeca zijn op<br />

basis van het locatiebeleid passend bevonden op deze locatie.<br />

Ten aanzien van parkeren gaat het nieuwe locatiebeleid uit van een gebiedsgewijze aanpak van het<br />

parkeren. Enerzijds gaat het er om het aantal parkeerplaatsen niet meer per bedrijf, maar per locatie vast<br />

te stellen. Anderzijds moet er meer aandacht zijn voor de verdeling van dit parkeerareaal over de<br />

verschillende categorieën gebruikers. Voor nieuw te ontwikkelen, te transformeren of te intensiveren<br />

gebieden zal een zogenaamde parkeerbalans worden opgesteld. Doel van de parkeerbalans is om meer<br />

flexibiliteit te bieden aan functies en de ruimte efficiënt te gebruiken, door wisseling en dubbelgebruik van<br />

parkeerplaatsen. De functiemenging die het structuurplan nastreeft vergroot de mogelijkheden voor<br />

dubbelgebruik.<br />

In het kader van het Schetsontwerp is voor het Stadionplein een parkeerbalans opgesteld.<br />

De Amstelveenseweg en de Stadionweg behoren in het Structuurplan tot het “Hoofdnet Auto”. Het<br />

Hoofdnet Auto is een netwerk van wegen dat tot doel heeft Amsterdam bereikbaar te houden. Daarnaast<br />

dient het doorgaande autoverkeer te worden geconcentreerd op dit wegennet. De Amstelveenseweg en<br />

de Stadionweg worden in dit bestemmingsplan conform de bestaande situatie bestemd.<br />

De Amstelveenseweg en de Stadionweg zijn in het Structuurplan aangewezen als openbaar<br />

vervoerroutes. In het bestemmingsplan wordt het gebruik van deze wegen ten behoeve van bus- en<br />

tramverkeer mogelijk gemaakt.<br />

Het gemeentelijke beleid is erop gericht het fietsgebruik te stimuleren. Een goed stedelijk fietsnetwerk is<br />

daarvoor essentieel. De fiets vereist een fijnmazig netwerk. Door de realisatie van zowel een grofmazig<br />

netwerk van hoofdroutes (Hoofdnet Fiets) als een onderliggend fijnmazig netwerk (overige fietsroutes van<br />

stedelijk belang) wordt hierin voorzien. Fietsroutes die zijn opgenomen in het “Hoofdnet Fiets” lopen voor<br />

wat betreft het plangebied via de Amstelveenseweg. Deze fietsroute blijft in het bestemmingsplan<br />

gehandhaafd.<br />

In het Structuurplan is een reservering opgenomen voor de Schinkelverbinding. Deze verbinding zou<br />

moeten komen tussen de Amstelveenseweg/ Stadionweg en de A10-West en is bedoeld voor auto- en<br />

fietsverkeer en openbaar vervoer. In het bestemmingsplan is rekening gehouden met de reservering van<br />

de Schinkelverbinding doordat in het plangebied geen gebouwen worden gerealiseerd ter plaatse van de<br />

reservering.<br />

3.5.5 Stadsdeelbeleid<br />

Een instrument om het niet-noodzakelijke autoverkeer naar en in de stad terug te dingen is het creëren<br />

van Parkeer- en Reisvoorzieningen (P+R) aan de rand van de stad. Op stadsdeelniveau is een belangrijk<br />

instrument om de automobiliteitverder te beïnvloeden het stringente systeem van betaald parkeren in<br />

combinatie met de gereguleerde uitgifte van parkeervergunningen.<br />

Omdat de parkeerdruk in de aangrenzende gebieden hoog is, is het stadsdeelbeleid voor alle<br />

(vervangende ) nieuwbouw, ingrijpende renovaties en in een aantal nader te bepalen gevallen bij<br />

functiewijziging van een gebouw, gericht op de realisatie van voldoende parkeerplaatsen binnen het<br />

26


projectgebied. Dit betekent dat in die gevallen de realisatie van (kleinschalige) ondergrondse<br />

parkeergarages onder de nieuwbouw en/of openbare ruimtes wordt nagestreefd.<br />

In het bestemmingsplan wordt de realisatie van een ondergrondse parkeervoorziening mogelijk gemaakt.<br />

- Nota Parkeren<br />

Op 31 oktober 2007 is de nota “Parkeren in Oud-Zuid: plaats maken voor leefbare buurten” vastgesteld<br />

door de stadsdeelraad.<br />

De ambitie van het stadsdeel is om de komende 10 jaar minimaal 1.000 parkeerplaatsen in<br />

(ondergrondse) parkeergarages te realiseren. Deze parkeergarages zouden zoveel mogelijk in wijken en<br />

buurten moeten komen waar de druk op de openbare ruimte het grootst is, zoals De Pijp en de<br />

Hoofddorppleinbuurt. In ruil voor de gerealiseerde parkeerplaatsen in garages worden er op straat<br />

parkeerplaatsen opgeheven. Dit maakt het mogelijk de openbare ruimte anders in te richten en meer<br />

ruimte te creëren voor andere functies zoals groen voorzieningen, terrassen, speelruimte voor kinderen,<br />

afvaleilanden en fietsenrekken.<br />

Voor het bouwen en exploiteren van de parkeergarages is veel geld nodig. Het stadsdeel heeft daarom<br />

besloten om de komende jaren de tarieven voor parkeervergunningen voor bewoners en bedrijven<br />

stapsgewijs te verhogen. De (extra) opbrengsten die dit oplevert worden gebruikt voor de bouw en de<br />

exploitatie van parkeergarages.<br />

Daarnaast heeft het stadsdeel in de parkeernota parkeernormen voor (ver)nieuwbouwprojecten<br />

geformuleerd. Met deze normen geeft het stadsdeel aan hoeveel parkeerplaatsen er bij<br />

(ver)nieuwbouwprojecten moeten worden gerealiseerd. Daarbij geeft het stadsdeel bovendien aan waar<br />

deze parkeerplaatsen aangelegd moeten worden (op eigen terrein of in de openbare ruimte) en hoe het<br />

gebruik van deze parkeerplaatsen wordt geregeld.<br />

Er kunnen op vier manieren garageplaatsen worden gerealiseerd:<br />

1. buurtgarages: de primaire doelgroep wordt gevormd door bewoners en overdag eventueel<br />

bezoekers;<br />

2. dubbelgebruik van bestaande garages: op moment van een lage bezetting van een garage een<br />

andere gebruikersgroep toelaten;<br />

3. garages bij (ver)nieuwbouw: bij (ver)nieuwbouwprojecten stelt het stadsdeel de eis dat de<br />

parkeerbehoefte van de bewoners en/of werknemers van het betreffende gebouw of complex in<br />

een garage moet worden opgevangen. In sommige gevallen geldt dit ook voor de<br />

parkeerbehoefte van bezoekers;<br />

4. plusplaatsen bij (ver)nieuwbouw: In een aantal gevallen is het bij (ver)nieuwbouwprojecten<br />

mogelijk een grotere parkeergarage te realiseren dan voor de eigen behoefte van het gebouw of<br />

complex nodig is. Deze extra parkeerplaatsen, zogenaamde plusplaatsen , zijn bestemd voor<br />

bewoners uit de omgeving die hun auto nog in de openbare ruimte parkeren of op de wachtlijst<br />

voor een parkeervergunning staan.<br />

Ten aanzien van de Stadionbuurt wordt vermeld dat het stadsdeel geen actieve rol speelt bij het tot stand<br />

komen van garageplaatsen maar zich uitsluitend beperkt tot het stellen van randvoorwaarden.<br />

In de nota zijn parkeernormen aangegeven voor (ver)nieuwbouwprojecten. Daarbij gelden de volgende<br />

uitgangspunten:<br />

1. De parkeernormen gelden voor bouwprojecten in de bestaande (bebouwde) omgeving. Voor<br />

grootschalige gebiedsontwikkeling kunnen er specifieke parkeernormen worden geformuleerd,<br />

afgestemd op de ligging van het gebied.<br />

2. De parkeerbehoefte voor bewoners en werknemers dient op eigen terrein te worden opgevangen.<br />

3. De parkeerbehoefte voor bezoekers dient in de openbare ruimte of in openbare parkeergarages<br />

te worden opgevangen (behalve bij grote publiekstrekkende voorzieningen).<br />

4. Het aantal parkeerplaatsen waarover een bewoner of een bedrijf de beschikking heeft wordt in<br />

mindering gebracht op het aantal te verlenen parkeervergunningen voor de openbare ruimte aan<br />

de betreffende bewoner of het betreffende bedrijf.<br />

5. Parkeerplaatsen op eigen terrein dienen bij voorkeur kadastraal te worden gekoppeld aan de<br />

woningen of bedrijven. Andere regelingen met een zelfde effect zijn ook mogelijk.<br />

6. In gebouwen of complexen met diverse functies wordt gestreefd naar dubbelgebruik van<br />

parkeerplaatsen.<br />

27


In de navolgende tabel is aangegeven welke parkeernormen het stadsdeel hanteert voor woningen. Uit<br />

een inventarisatie van recente bouwprojecten in Amsterdam (binnen de Ring A10) blijkt dat er voor sociale<br />

woningbouw doorgaans een parkeernorm van 0,5 tot 0,7 parkeerplaats per woning wordt gehanteerd.<br />

Stadsdeel Oud-Zuid kiest ervoor om voor sociale woningbouw een norm van 0,7 parkeerplaats per woning te<br />

hanteren. Deze norm kan afhankelijk van de doelgroep en de locatie van de woningen naar beneden bijgesteld<br />

worden tot 0,5 parkeerplaats per woning. De parkeernorm voor sociale huur voor het project Stadionplein is 0,7<br />

parkeerplaats per sociale huurwoning. Dit is de parkeernorm die in het PvE Stadionplein (d.d. 21 december<br />

2005) is vastgesteld.<br />

Overzicht parkeernormen wonen<br />

Aantal parkeerplaatsen<br />

(op eigen terrein t.b.v.<br />

bewoners)<br />

Vrije sector (huur en koop) 1 Woning<br />

Sociale huur 0,7 Woning<br />

Overige woonvormen Maatwerk<br />

Het benodigd aantal parkeerplaatsen bij voorzieningen en instellingen wordt bepaald met behulp van de<br />

beschikbare parkeerkencijfers van het CROW. Bij voorzieningen en instellingen van een grotere omvang<br />

dient de specifieke parkeerbehoefte te worden onderzocht om te bepalen hoeveel parkeerplaatsen er<br />

gerealiseerd dienen te worden.<br />

3.6 Cultuurhistorie en archeologie<br />

3.6.1 Rijksbeleid<br />

In 1992 is door Nederland het “Verdrag van Malta” (“Europees verdrag inzake de bescherming van het<br />

archeologisch erfgoed”) ondertekend. Het verdrag heeft de bescherming van het archeologische erfgoed<br />

in bodem en de inbedding daarvan in ruimtelijke ontwikkeling als doel.<br />

Inmiddels is het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd door middel van de<br />

Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze is op 1 september 2007 in werking getreden en<br />

geïntegreerd in de Monumentenwet 1988 en de Woningwet. In de Monumentenwet is opgenomen dat<br />

gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met in de grond<br />

aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Ook is bepaald dat in een bestemmingsplan een<br />

aa<strong>nl</strong>egvergunningenstelsel kan worden opgenomen ten behoeve van het beschermen van eventuele<br />

(archeologische) monumenten. In het wetsvoorstel voor de Woningwet is opgenomen dat nadere eisen<br />

aan een bouwvergunning kunnen worden gesteld ten behoeve van de bescherming van (archeologische)<br />

monumenten.<br />

De minister is voornemens is Plan Zuid aan te wijzen als beschermd stads- en dorpsgezicht.<br />

3.6.2 Provinciaal beleid<br />

In 2005 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vastgesteld. Deze wet is de Nederlandse<br />

vertaling van het in 1992 gesloten Europese verdrag over de bescherming van het archeologisch erfgoed<br />

(Verdrag van Malta). Deze wet, die sinds september 2007 in werking is, regelt de bescherming van<br />

archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering<br />

van opgravingen. De wet vraagt van gemeenten in de voorbereidingsfase van een nieuw<br />

bestemmingsplan inventariserend archeologisch onderzoek te laten uitvoeren en aan te geven welke<br />

conclusies de gemeente daaraan verbindt.<br />

De provincie toetst de bestemmingsplannen op het aspect cultuurhistorie. Daarvoor is een<br />

Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart) opgesteld, in combinatie met de nota Cultuurhistorische<br />

regioprofielen. Op deze kaart zijn globaal alle nu nog aanwezige elementen en structuren aangewezen die<br />

een beeld geven van de bewoningsgeschiedenis en die een rol kunnen spelen in de ontwikkeling van een<br />

gebied. De kaart dient als basis bij de toetsing van gemeentelijke plannen op het gebied van<br />

cultuurhistorie. In de gemeentelijke plannen moet onderbouwd worden aangegeven op welke wijze het<br />

28<br />

Per


cultureel erfgoed zoveel mogelijk behouden blijft of wordt hersteld. Op de Cultuurhistorische<br />

Waardenkaart zijn de thema’s geografie, bouwkunde en archeologie opgenomen.<br />

Uit de CHW-kaart blijkt het volgende:<br />

In het plangebied zijn geen rijksmonumenten aanwezig. De nabijgelegen dienstwoningen op het<br />

Stadionterrein zijn wel als zodanig aangewezen.<br />

Het gehele plangebied is aangewezen als bouwkundig vlak van zeer hoge waarde.<br />

De Amstelveenseweg is aangewezen als geografische lijn van waarde.<br />

Een groot deel van het plangebied is aangewezen als archeologisch vlak van hoge waarde.<br />

Mede naar aa<strong>nl</strong>eiding van de CHW-kaart is een archeologische quick scan verricht door Bureau<br />

Monumenten & Archeologie Amsterdam. De quick scan is een bureauonderzoek naar de te verder<br />

verwachten archeologische waarden.<br />

Uit de quick scan blijkt dat binnen het plangebied Stadionplein materiële overblijfselen te verwachten zijn<br />

die samenhangen met de gebruiks- en bewoningsgeschiedenis als landelijk gebied van de 11de tot de<br />

20ste eeuw. Er kunnen in het gebied materiële overblijfselen worden verwacht die samenhangen met de<br />

ontginningsgeschiedenis en de bewoning langs de Amstelveenseweg.<br />

Binnen het plangebied zijn echter als gevolg van grootschalig grondverzet vanwege de aa<strong>nl</strong>eg van het<br />

Stadionplein in de jaren ’20 van de vorige eeuw geen archeologische restanten meer aanwezig. Voor het<br />

gehele plangebied geldt dat ook in geval geen archeologisch vooronderzoek vereist is en er toch<br />

archeologische overblijfselen ouder dan 50 jaar bij bouwwerkzaamheden aangetroffen worden, deze<br />

volgens de wet bij de gemeente aangemeld dienen te worden, zodat in gezame<strong>nl</strong>ijk overleg met de<br />

uitvoerder maatregelen getroffen worden tot noodonderzoek voor documentatie en berging van de<br />

vondsten.<br />

3.6.3 Gemeentelijk beleid<br />

Aangezien de verantwoordelijkheid voor het archeologische erfgoed wordt gedecentraliseerd, dienen de<br />

gemeenten binnen dit kader hun eigen beleid te ontwikkelen. In dit kader heeft de afdeling Archeologie<br />

van BMA als centraal stedelijke dienst het initiatief genomen tot de ontwikkeling van diverse maatregelen,<br />

waardoor archeologie meer onderdeel van het planologische instrumentarium wordt. Aansluiting met<br />

ruimtelijke ordening is een voorwaarde om adequaat en op tijd in te kunnen spelen op<br />

bouwontwikkelingen in de stad en verlies van waardevol bodemarchief te voorkomen. Dit betekent dat op<br />

gemeentelijk niveau de aanwijzing van aandachtsgebieden uitwerking zal moeten krijgen in<br />

bestemmingsplannen, waar wordt aangegeven hoe met het archeologische erfgoed zal worden<br />

omgegaan. Daartoe is het gewenst om in aa<strong>nl</strong>eg- en bouwvergunning bepalingen op te nemen<br />

betreffende archeologie. Hiervoor is de afdeling Archeologie in 2001 gestart met de ontwikkeling van een<br />

serie archeologische verwachtingskaarten voor de afzonderlijke stadsdelen. De kaarten zijn een verfijning<br />

van de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie. Met deze aanvullingen kunnen archeologische<br />

programma’s effectiever worden ingepast in bouwprocessen. De uitwerking van het beleid houdt in dat bij<br />

bodemverstorende (bouw)activiteiten archeologisch onderzoek in de planning dient te worden opgenomen<br />

in de vorm van een bureauonderzoek (quick scan). Dit bureauonderzoek resulteert in een inventarisatie<br />

van de archeologische waarden in dit gebied en een advies met betrekking tot het daarbij behorende<br />

beleid. Het beleidsmatige vervolgtraject behelst drie opties, die variëren van een eventueel<br />

vervolgonderzoek, te weten een IVO (Inventariserend Veldonderzoek) of een AO (Archeologische<br />

Opgraving), een begeleiding zonder onderzoek vooraf of tenslotte geen maatregelen vooraf vanwege een<br />

lage waardering of verwachting. In dit laatste geval geldt wel een meldingsplicht. Dit houdt in dat wanneer<br />

tijdens het bouwrijp maken van het terrein of de uitvoering van de bouwwerkzaamheden onverhoopt toch<br />

archeologische sporen worden aangetroffen, dat documentatie en berging van de bodemvondsten<br />

vanwege de Monumentenwet noodzakelijk is. Hierover dient per ommegaande melding te worden<br />

gemaakt aan de afdeling Archeologie. In gezame<strong>nl</strong>ijk overleg kan dan worden bepaald of en in welke<br />

mate maatregelen nodig zijn voor archeologische zorg. In geval van veldonderzoeken (IVO of AO) is een<br />

PvE (Programma van Eisen) vereist om de uitgangspunten, de werkwijze en de planning vast te leggen.<br />

De duur van een dergelijke IVO of AO is afhankelijk van de omvang van de bouwlocatie. Voor het<br />

opstellen van een bureauonderzoek met een nader advies ten aanzien van de archeologische<br />

werkzaamheden kan contact worden opgenomen met het bureau Monumenten & Archeologie<br />

Amsterdam.<br />

29


3.6.4 Stadsdeelbeleid<br />

Het stadsdeel heeft een Welstandsnota opgesteld die per 1 juli 2004 in werking is getreden. In de<br />

Welstandsnota wordt beschreven hoe het stadsdeel omgaat met de in de Woningwet gegeven<br />

bevoegdheid om bouwvergunningsaanvragen te toetsen op “redelijke eisen van welstand”. In de<br />

Welstandsnota en de bijbehorende kaarten is de bestaande bebouwing rond het Stadionplein<br />

gewaardeerd door middel van architectonische ordes en stedenbouwkundige zones.<br />

Aangezien de Welstandsnota uitgaat van waarden van de bestaande bebouwing en niet ingaat op<br />

mogelijke ontwikkelingen als het Stadionplein heeft het stadsdeel welstandscriteria voor de bebouwing op<br />

het Stadionplein opgesteld. De geformuleerde welstandscriteria zijn opgenomen in het<br />

Stedenbouwkundig Plan. Bij de vaststelling van het Stedenbouwkundig plan zijn een viertal<br />

amendementen aangenomen, die wijzigingen in de Welstandsparagraaf tot gevolg hebben. De<br />

Welstandseisen zullen, gelijktijdig met het ontwerp bestemmingsplan, opnieuw ter visie worden gelegd.<br />

3.7 Water en groen<br />

3.7.1 Rijksbeleid<br />

De regering heeft in 1998 de Vierde Nota Waterhuishouding vastgesteld. Daarin is het water in de stad<br />

apart benoemd en is een zevental aangrijpingspunten benoemd:<br />

het uitvoeren van een knelpuntenonderzoek stedelijk waterbeheer;<br />

het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie van gemeenten en waterbeheerders op het<br />

waterbeleid en doorvertaling naar bestemmingsplannen en waterbeheersplannen;<br />

een meer op ecologische, hydrologische aspecten en belevingswaarde gebaseerde planning van<br />

de verstedelijking;<br />

aandacht voor de waterketen in relatie tot duurzaam bouwen;<br />

voortgaan met het opstellen en uitvoeren van gemeentelijke rioleringsplannen, het terugdringen<br />

van overstortingen en het verwijderen van vervuilde waterbodems;<br />

het bevorderen van waterbesparing en hergebruik van water;<br />

het afkoppelen van verhard oppervlak en infiltratie van water in de bodem.<br />

Het Rijk, de provincies, gemeenten en waterschappen hebben in februari 2001 de “Startovereenkomst<br />

Waterbeheer 21 ste eeuw” ondertekend. Hierin is vastgelegd dat de betrokken partijen de ‘Watertoets’<br />

toepassen op alle relevante ruimtelijke plannen met waterhuishoudkundige consequenties. In het Besluit<br />

op de ruimtelijke ordening 1985 is bepaald dat de betrokken waterbeheerders moeten worden<br />

geraadpleegd bij het opstellen van bestemmingsplannen. De Watertoets is een instrument om ruimtelijke<br />

plannen, zoals bestemmingsplannen, te toetsen op de mate waarin rekening wordt gehouden met<br />

waterhuishoudkundige aspecten. Het gaat daarbij onder meer om aspecten als waterkwaliteit (ruimte voor<br />

water) en waterkwantiteit en veiligheid (overstroming).<br />

Met het Nationaal Bestuursakkoord Water-Actueel onderstrepen het Rijk, het Interprovinciaal Overleg, de<br />

Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten de gezame<strong>nl</strong>ijke opgave om het<br />

watersysteem op zo kort mogelijke termijn en tegen de laagste maatschappelijke kosten op orde te<br />

brengen en te houden. Samenwerken is de rode draad van het geactualiseerde Nationaal<br />

Bestuursakkoord<br />

Een actualisatie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) uit 2003 komt voort uit de invoering van<br />

de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), de noodzaak tot het aanscherping van een aantal begrippen en<br />

het beschikbaar komen van nieuwe klimaatscenario’s. Ook is een nieuwe fase aangebroken in het<br />

samenwerkingsproces, waarbij het zwaartepunt verschuift van planvorming naar uitvoering.<br />

Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden<br />

anticiperend op veranderende omstandigheden, zoals onder andere de verwachte klimaatverandering,<br />

zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. Ook bevat het NBW taakstellende<br />

afspraken ten aanzien van veiligheid en wateroverlast en procesafspraken ten aanzien van watertekorten,<br />

verdroging, verzilting, water(bodem)kwaliteit, sanering waterbodems en ecologie. De aanpak en uitvoering<br />

van maatregelen vindt gefaseerd plaats. Uitwerking van veiligheid en het voorkomen van wateroverlast<br />

vindt waar nodig en mogelijk, ook gelet op de financiële middelen, plaats in een integrale werkwijze<br />

30


waarbij de aanpak van watertekorten, tegengaan van verdroging en verdere verbetering van de<br />

waterkwaliteit worden betrokken.<br />

Het plangebied valt binnen het beheersgebied van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht<br />

(AGV). Binnen Amsterdam worden de taken van AGV voor wat betreft onder meer de zorg voor het<br />

grondwater waargenomen door Waternet.<br />

3.7.2 Provinciaal beleid<br />

In het Provinciaal Waterplan 2006 – 2010 ‘Bewust omgaan met Water’ staat globaal beschreven wat de<br />

provincie samen met haar partners de komende vier jaar doet om ervoor te zorgen dat de inwoners van<br />

de provincie Noord-Holland veilig achter de dijken kunnen wonen, geen natte voeten krijgen bij hevige<br />

regenbuien en dat de kwaliteit van het water voldoet aan de eisen die eraan worden gesteld. Het<br />

waterplan is op 30 januari 2006 vastgesteld door Provinciale Staten. Het beschrijft de kaders voor<br />

waterbeheer in Noord-Holland. Binnen deze kaders gaan waterschappen en gemeenten maatregelen<br />

treffen om ons te beschermen tegen wateroverlast en om de waterkwaliteit te verbeteren. Het opstellen<br />

van een waterplan is een wettelijke taak van de provincie.<br />

Met het vaststellen van het waterplan vervallen de zoekgebieden voor waterberging uit het streekplan<br />

Noord-Holland Zuid. Het waterplan biedt geen starre blauwdruk voor waterberging, maar beschrijft aan<br />

welke eisen het watersysteem moet voldoen om pieken in neerslaghoeveelheden op te kunnen vangen.<br />

De provincie heeft de voorkeur voor kleinschalige oplossingen om aan deze normen te voldoen. Voor het<br />

zuiden van de provincie ziet de provincie graag fijnmazige oplossingen zoals het verbreden van sloten.<br />

Door de sterke verstedelijking van dit gebied biedt dit echter niet voor de hele bergingsopgave een<br />

oplossing.<br />

Om de waterkwaliteit in Noord-Holland te verbeteren, zijn in het waterplan stappen beschreven om aan de<br />

Europese kaderrichtlijn water (KRW) te voldoen. Provinciale Staten stellen in 2009 waterkwaliteitsdoelen<br />

vast die samen met de waterschappen, gemeenten en maatschappelijke organisaties worden<br />

geformuleerd. Hieraan gaat een zorgvuldig proces vooraf, omdat deze normen gaan gelden als<br />

resultaatsverplichtingen.<br />

Gedeputeerde Staten hebben voorts, in navolging van het rijk, het uitvoeren van de watertoets verplicht<br />

gesteld. Deze verplichting geldt vanaf 1 juli 2002.<br />

Doel van de watertoets is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op<br />

evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke<br />

plannen en besluiten van zowel rijk, provincies als gemeenten. Hiertoe behoren onder andere<br />

bestemmingsplannen. Voor gemeenten houdt dit in dat bij de planvoorbereiding (vóór het overleg ex<br />

artikel 10 Bro) advies wordt gevraagd aan de waterbeheerder en dat in het voorontwerp-plan wordt<br />

ingegaan op de inhoud van het advies en de manier waarop hiermee in het plan is omgegaan.<br />

De waterparagraaf is een verplicht onderdeel van de tekst van het ruimtelijk plan of besluit en beschrijft de<br />

uitwerking hiervan op het watersysteem, en geeft aan welke eisen het watersysteem aan het besluit of<br />

plan oplegt. De waterparagraaf omvat tenminste:<br />

een motivering van de locatiekeuze (belang, maatschappelijke noodzaak, etc) in relatie tot de<br />

waterhuishouding<br />

het wateradvies van de regionale waterbeheerder een onderbouwing indien afgeweken wordt<br />

van het wateradvies<br />

het commentaar van de waterbeheerder op het door de initiatiefnemer afwijken van het<br />

wateradvies<br />

heldere afspraken over de gereserveerde ruimte voor water, evenals de financiering hiervan<br />

ruimtelijke maatregelen ten behoeve van een meer robuust en ecologisch<br />

veerkrachtig watersysteem<br />

Waterproblemen mogen niet worden afgewenteld, waarbij uitgegaan wordt van de trits: vasthouden,<br />

bergen en dan pas afvoeren. Anders gezegd, het water zoveel mogelijk in het eigen systeem vast houden<br />

en in uiterste noodzaak pas afvoeren naar elders. Daar waar afwenteling onontkoombaar is, zal in<br />

31


principe mitigatie en/of compensatie nodig zijn. Verder dient binnen de planvorming nadrukkelijk rekening<br />

te worden gehouden met de waterkwaliteit.<br />

Wanneer op onvoldoende wijze gevolg en uitvoering is gegeven aan de watertoets, en of het plan een<br />

onvolledige waterparagraaf bevat, wordt goedkeuring aan het plan onthouden.<br />

Bij toename van verhard oppervlak in bestaand stedelijk gebied is het uitgangspunt 11% extra open water<br />

in het plangebied. In de gebiedsspecifieke uitwerking bepaalt de regionale waterbeheerder het feitelijk<br />

benodigde percentage open water. Die bepaling is afhankelijk van o.a. de ruimtelijke functie, de<br />

grondsoort, de topografie en de beschikbare c.q. gewenste waterhuishoudkundige infrastructuur,<br />

waaronder riolerings- en regenwaterafvoersystemen.<br />

Bij de herinrichting van bestaand stedelijk gebied waarbij het verhard oppervlak niet toeneemt moet het<br />

plangebied zodanig worden ingericht dat de maatgevende afvoer (hoeveelheid water per tijdseenheid) niet<br />

toeneemt rekening houdend met het middenscenario klimaatsontwikkeling, bodemdaling en<br />

zeespiegelstijging (tijdshorizon 2050). Dit geldt zowel voor het oppervlaktewater- als voor het<br />

grondwatersysteem. Functieveranderingen of herinrichting mogen daarmee niet leiden tot een grotere<br />

aan- en afvoer van water en daarmee afwenteling van problemen op het omliggende gebied.<br />

3.7.3 Gemeentelijk beleid<br />

Het Zuider Amstelkanaal maakt volgens het Structuurplan deel uit van de “Hoofdwaterstructuur”. De<br />

hoofdwaterstructuur bevat structuurbepalende wateren en wateren die vanuit ecologische,<br />

cultuurhistorische en waterhuishoudkundige redenen van gemeentelijk belang zijn. Het gedeelte van het<br />

Zuider Amstelkanaal dat is gelegen in dit bestemmingsplan is als “Water” bestemd.<br />

3.7.4 Stadsdeelbeleid<br />

De stadsdeelraad heeft de Visie Groen en Blauw 2020 vastgesteld op 26 januari 2006. De<br />

hoofddoelstelling van deze visie is het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de beplanting en het<br />

water in stadsdeel Oud-Zuid, afgestemd op de specifiek stedenbouwkundige identiteit en de architectuur<br />

van de diverse buurten en het gebruik en de beleving daarvan. Enkele algemene onderwerpen zijn:<br />

het verbeteren van het zicht op water, ten behoeve van de belevingskwaliteit;<br />

het verbeteren van de recreatieve potenties van de oevers, door continuering van de doorgaande<br />

langzaam verkeerroutes en het inpassen van extra verblijfsplekken, waarbij rekening wordt<br />

gehouden met de specifieke wensen van de verschillende gebruikers;<br />

het openbaar toegankelijk houden en zo nodig maken van de kades/oevers;<br />

het opstellen van integraal afmeerbeleid voor pleziervaartuigen, waarin onder andere<br />

afmeerlocaties en afmeervoorzieningen zijn opgenomen;<br />

de duurzame herinrichting, renovatie, beheer en gebruik van grote openbare groengebieden;<br />

het behoud van de onderlinge diversiteit en het versterken van de kwaliteit van de beplanting<br />

(inclusief bomen) op de buurtpleinen en –plantsoenen, met aandacht voor de verschillende<br />

gebruikersgroepen.<br />

Assen (zoals de Van Tuyll van Serooskerkenas) worden gekenmerkt door een aaneenschakeling van<br />

groene ruimten, ingebed in de stedenbouwkundige structuur. De kwaliteit van de assen is afhankelijk van<br />

de samenhang en de inrichting van de schakels (pleinen en plantsoenen). Deze schakels dienen vrij te<br />

blijven van bebouwing. In de visie staat dat de Van Tuyll van Serooskerkenas in de huidige setting een<br />

buurtas is, die aan de westzijde geen duidelijke beëindiging heeft. Deze as heeft de potentie uit te groeien<br />

tot een stedelijke as met het Olympisch Stadion aan het eind/ begin ervan. Er wordt de aanbeveling<br />

gedaan de groene pleinenreeks van de as door te trekken tot over de Amstelveenseweg. Door het<br />

stedelijke karakter van het nieuwe Stadionplein, de aanwezigheid van een parkeerkelder, een markt en de<br />

Amstelveenseweg kan aan deze aanbeveling gedeeltelijk gehoor worden gegeven door het plein te<br />

voorzien van groene accenten.<br />

In mei 2009 heeft het stadsdeel de beleidsnotitie ‘Beleidsuitgangspunten Bomen’ vastgesteld. De nota is<br />

een uitwerking van bestaande regelgeving en werkwijze binnen het stadsdeel en geeft de richting die het<br />

stadsdeel voor ogen heeft met betrekking tot de bomen. Doel van de beleidsuitgangspunten is om in te<br />

zetten op een verbetering van de kwaliteit van de bomen. Dat betekent dat de inzet is om levensduur van<br />

de bomen te verhogen door bij aanplant betere groeicondities mee te geven, zodat bomen tot volle<br />

32


wasdom uit kunnen groeien. Hiervoor worden voorwaarden geschapen die ertoe leiden dat bomen onder<br />

optimale omstandigheden maximaal kunnen functioneren. Daarbij gaat het niet alleen om een bijdrage<br />

aan de aantrekkelijkheid van het stadsdeel, maar ook om bijdragen aan de verbetering van de<br />

luchtkwaliteit en het stadsklimaat (temperatuurverlaging, waterbuffering).<br />

3.8 Natuur<br />

De Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992) zijn beide Europese richtlijnen. Het doel van de<br />

Vogelrichtlijn is het bieden van bescherming en ontwikkelingsperspectief voor leefgebieden van zeldzame<br />

en bedreigde vogelsoorten en bescherming van alle vogelsoorten. De Habitatrichtlijn is gericht op de<br />

instandhouding van natuurlijke habitats en wilde flora en fauna. De gebiedsbescherming van beide<br />

richtlijnen valt in Nederland momenteel onder de Natuurbeschermingswet. De Soortenbescherming is<br />

geïmplementeerd in de Flora- en Faunawet.<br />

Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan is geen aangewezen beschermd gebied in de zin<br />

van Vogel- en Habitatrichtlijn. Wel is de soortenbescherming van toepassing op het plangebied. Bij de<br />

beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en of andere activiteiten zal rekening worden<br />

gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten- en diersoorten, zoals genoemd in<br />

de Flora en Faunawet. Indien uit gegevens of onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde<br />

soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen<br />

dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de betreffende bouwwerkzaamheid c.q. activiteit pas<br />

kunnen plaats vinden na ontheffing c.q. vrijstelling op grond van de Flora en Faunawet. Bij de beoordeling<br />

van deze ontheffing c.q. vrijstelling is de habitatrichtlijn mede toetsingskader. In hoofdstuk 4 zal nader op<br />

het aspect natuur worden ingegaan.<br />

3.9 Milieu<br />

3.9.1 Bodem<br />

Het doel van het bodembeleid is het realiseren van een duurzame bodemkwaliteit op een maatschappelijk<br />

verantwoorde manier. Dit betekent dat de bodemkwaliteit wordt afgestemd op het maatschappelijke<br />

gebied, dat bodemverontreiniging geen onverantwoorde risico’s voor mens en milieu oplevert, maar ook<br />

dat kosteneffectief wordt gewerkt. Dit vraagt om duurzaam bodembeheer, dat wil zeggen een beleid dat<br />

de hele bodemketen omvat: van het voorkomen van bodemverontreiniging en het beheren van matige<br />

verontreiniging tot het saneren van ernstige verontreiniging en het treffen van nazorgmaatregelen<br />

(provincie Noord-Holland, Milieuprogramma 2002-2003).<br />

Het actieve bodembeheer van de gemeente Amsterdam is gericht op:<br />

beperken van het transport van grond;<br />

nastreven van een gesloten grondbalans;<br />

intensiveren van hergebruik van grondstromen binnen de stadsdelen (Gemeente Amsterdam,<br />

Milieubeleidsplan Amsterdam 2004-2007, 2004).<br />

3.9.2 Geluidhinder<br />

Bij het projecteren van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen (woningen, scholen en medische<br />

voorzieningen met een nachtfunctie) dient rekening te worden gehouden met de doelstelling uit de Wet<br />

geluidhinder (Wgh): het beperken van de geluidsbelasting op alle buitengevels van geluidsgevoelige<br />

bestemmingen tot ten hoogste de voorkeurgrenswaarde. In dat kader wordt aan iedere weg waarop met<br />

een snelheid van 50 km/uur of meer mag worden gereden, iedere spoorbaan en ieder industrieterrein een<br />

zone toegekend. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan<br />

indien de geluidsbelasting op de gevel onder of hoogstens gelijk aan de voorkeurgrenswaarde is.<br />

Ontheffing van de voorkeurgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de<br />

buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden<br />

wordt voldaan.<br />

Op 13 november 2007 heeft het college van B&W nota “Vaststelling hogere grenswaarden Wet<br />

geluidhinder, Amsterdams beleid” vastgesteld, die naar aa<strong>nl</strong>eiding van de nieuwe Wet geluidhinder is<br />

33


aangepast. Met het dit besluit wordt geregeld dat de bevoegdheid voor het vaststellen van hogere<br />

grenswaarden per 1 januari 2008 wordt doorgeschoven naar de stadsdelen onder de voorwaarde dat de<br />

stadsdelen wel gehouden zijn aan het Amsterdamse geluidsbeleid en dat het Technisch Ambtelijk<br />

Vooroverleg Geluidhinder Amsterdam (TAVGA) om advies wordt gevraagd.<br />

Het geluidsbeleid zoals verwoord in de nota Vaststelling hogere grenswaarden Wet geluidhinder,<br />

Amsterdams beleid verschilt principieel niet van het bestaande Amsterdamse beleid. De essentie dat<br />

woningen waarvoor een hogere grenswaarde wordt vastgesteld in principe een stille zijde moeten hebben<br />

is gehandhaafd. Wanneer van dat uitgangspunt wordt afgeweken, wordt in het hogere grenswaarden<br />

besluit een motivatie opgenomen. Hoe groter de overschrijding, hoe uitgebreider de motivatie. Woningen<br />

met een dove gevel dienen volgens het beleid altijd een stille zijde te krijgen, behoudens in zeer<br />

uitzonderlijke gevallen zoals tijdelijke situaties. Indien vliesgevels worden toegepast, worden eisen gesteld<br />

aan de handhaving van de buite<strong>nl</strong>uchtkwaliteit, zoals opgenomen in Bouwbrief 2005-15 van de gemeente<br />

Amsterdam.<br />

Bij de vaststelling van een hogere waarde wordt rekening gehouden met de same<strong>nl</strong>oop (cumulatie) van<br />

de geluidbelasting van verschillende bronnen. Het beleid geeft aan dat er sprake is<br />

van een onaanvaardbare geluidbelasting als de gecumuleerde geluidbelasting meer dan 3 dB hoger is<br />

dan hoogste van de maximaal toelaatbare ontheffingswaarden.<br />

3.9.3 Luchtkwaliteit<br />

In Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (Wet luchtkwaliteit), worden normen gesteld aan<br />

de luchtkwaliteit, wat betreft een zestal stoffen. Voor de normen voor zwaveldioxide, koolmonoxide,<br />

benzeen en lood geldt dat overschrijding daarvan in Nederland nauwelijks valt te verwachten. De norm<br />

voor stikstofdioxide wordt in Nederland met name in de directe omgeving van drukke (snel)wegen<br />

overschreden. De norm voor zwevende deeltjes wordt eveneens op diverse locaties overschreden.<br />

In de Wet milieubeheer is indirect een koppeling gelegd met ruimtelijke plannen. Deze koppeling houdt in<br />

dat bij het voorbereiden van ruimtelijke plannen, waaronder een bestemmingsplan, de luchtkwaliteit moet<br />

worden betrokken in de afwegingen. Met name de in de Wet milieubeheer opgenomen “grenswaarden”<br />

zijn in dit kader relevant. Grenswaarden geven een niveau van de buite<strong>nl</strong>uchtkwaliteit aan dat, op een<br />

aangegeven moment zoveel mogelijk moet zijn bereikt, en waar die kwaliteit al aanwezig is, zoveel<br />

mogelijk in stand moet worden gehouden.<br />

Om te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarin de grenswaarden worden overschreden of<br />

bestaande overschrijdingen toenemen, moet bij het opstellen van ruimtelijke plannen getoetst worden aan<br />

de grenswaarden. Een eventuele (toename van een) overschrijding van deze waarden kan als<br />

consequentie hebben dat bepaalde nieuwe ontwikkelingen niet mogelijk zijn.<br />

Per 15 januari 2009 is het ‘Besluit gevoelige bestemmingen’ van kracht. Het besluit brengt belangrijke<br />

beperkingen met zich mee voor de realisatie van ‘gevoelige bestemmingen’ dichtbij drukke autowegen.<br />

Het besluit verbiedt gevoelige bestemmingen en ontwikkeling van voorzieningen voor kwetsbare groepen<br />

in de nabijheid van snelwegen en provinciale wegen. Voor rijkswegen, zoals de A10, geldt een zone van<br />

300 meter. Scholen, kinderdagverblijven, verzorgings- en verpleegtehuizen kunnen binnen deze zone niet<br />

gebouwd/opgericht worden indien tegelijkertijd op ter plaatse de normen voor fijn stof en stikstofdioxide<br />

worden overschreden, dit geldt tevens wanneer tegelijkertijd het aantal blootgestelden met de nieuwe<br />

gevoelige bestemming zou toenemen. In het ‘Besluit gevoelige bestemmingen’ zijn woningen niet<br />

gedefinieerd als ‘gevoelige bestemmingen’.<br />

Het College van Burgemeester en Wethouders (B&W) van Amsterdam heeft ingestemd met de<br />

inspraaknota van het ontwerp Actieplan Luchtkwaliteit en de wethouder Milieu gemachtigd om het ontwerp<br />

Actieplan aan te passen aan de hand van de Inspraaknota tot een definitieve versie (20 april 2006).<br />

Hiermee beschouwt het B&W het Actieplan Luchtkwaliteit Amsterdam als zijnde vastgesteld.<br />

Het doel van het Actieplan is het bieden van oplossingen ten aanzien van de bestaande knelpunten wat<br />

betreft luchtkwaliteit in Amsterdam. Het Actieplan bevat concrete maatregelen die erop gericht zijn om<br />

deze specifieke knelpunten aan te pakken. Daarnaast bevat het Actieplan ook generieke maatregelen.<br />

Daardoor wordt een algemene verbetering van de luchtkwaliteit in de gehele stad bewerkstelligd en wordt<br />

een positieve bijdrage geleverd voor alle bouwprojecten. Er wordt een omgeving gecreëerd waarbinnen<br />

de projecten een kans hebben om aan de normen te voldoen. Maatregelen binnen het project zelf moeten<br />

vervolgens de laatste verbeteringen van de luchtkwaliteit verzorgen zodat de normen worden gehaald.<br />

Amsterdam wil bij voorkeur niet dat er gevoelige bestemmingen worden gemaakt bij drukke wegen. Voor<br />

Amsterdam geldt conform hoofdstuk 6.3 van het Actieplan Luchtkwaliteit Amsterdam een richtlijn. Het<br />

34


uitgangspunt is dat bij ruimtelijke ontwikkelingen van nieuwe voorzieningen voor gevoelige groepen, de<br />

blootstelling van deze groepen aan luchtverontreinigende stoffen geminimaliseerd dient te worden. Dit kan<br />

bereikt worden door deze voorzieningen zo ver mogelijk van grote verkeersaders te<br />

realiseren of door middel van bijzondere afschermende maatregelen.<br />

Op 19 december 2007 is een convenant ondertekend tussen het college van B&W Verladersorganisatie<br />

EVO, Transport en Logistiek Nederland en Ondernemersorganisatie Regio Amsterdam en als<br />

(branche)organisaties voor het goederenvervoer. Het Milieucentrum Amsterdam en de Kamer van<br />

Koophandel zijn betrokken geweest bij het overleg over de milieuzone.<br />

In het convenant is onder meer<br />

afgesproken dat de gemeente Amsterdam<br />

het landelijke convenant “Stimulering<br />

schone vrachtauto’s en milieuzonering”<br />

ondertekent. Dat betekent dat tussen 1<br />

oktober 2008 en 1 januari 2010 de<br />

overeenkomstige normen uit het landelijke<br />

convenant in de milieuzone van<br />

Amsterdam van toepassing zullen zijn. In<br />

hoofdlijnen houdt dat in dat uitsluitend<br />

voertuigen worden toegelaten die voldoen<br />

aan de eis Euronorm 2 met roetfilter. De<br />

introductie van de milieuzone<br />

vrachtverkeer per 1 september 2008 levert<br />

een geschatte verbetering van de<br />

luchtkwaliteit op van 8 mg.<br />

In afbeelding is de milieuzone<br />

weergegeven. De milieuzone is op 19 mei<br />

2008 vastgesteld door het college van<br />

B&W en de milieuzone is per 9 oktober<br />

2008 in werking getreden.<br />

Amsterdam wil bij voorkeur niet dat er gevoelige bestemmingen worden gemaakt bij drukke wegen. Voor<br />

Amsterdam geldt conform hoofdstuk 6.3 van het Actieplan Luchtkwaliteit Amsterdam een richtlijn. Het<br />

uitgangspunt is dat bij ruimtelijke ontwikkelingen van nieuwe voorzieningen voor gevoelige groepen, de<br />

blootstelling van deze groepen aan luchtverontreinigende stoffen geminimaliseerd dient te worden. Dit kan<br />

bereikt worden door deze voorzieningen zo ver mogelijk van grote verkeersaders te<br />

realiseren of door middel van bijzondere afschermende maatregelen.<br />

De concept uitwerking van het Amsterdamse amendement spreekt over het beperken van gevoelige<br />

bestemmingen in de eerstelijns bebouwing op een afstand van maximaal 50 meter van drukke stedelijke<br />

wegen. De definitie van wat als drukke weg wordt beschouwd is nog niet vastgesteld.<br />

Binnen 50 meter vanaf de Amstelveenseweg / Stadionweg worden in dit nieuwe bestemmingsplan geen<br />

nieuwe gevoelige bestemmingen toegestaan.<br />

3.9.4 Duurzaamheid<br />

Duurzaamheid in brede zin heeft betrekking op meervoudige bruikbaarheid van stedelijke (plein)ruimtes<br />

en gebouwen (solids) met een lange en ‘generatiebestendige’ levensduur en een lange beleggingshorizon<br />

en exploitatietermijn. Op het gebied van energieprestatie dienen de woningen te voldoen aan de geldende<br />

eisen uit het Bouwbesluit. Voor de richtlijnen ten aanzien van duurzaam bouwen geldt de ‘Basiskwaliteit<br />

Woningbouw Amsterdam 2006’ Dit is een richtlijn die is overeengekomen tussen de Amsterdamse<br />

Federatie van Woningcorporaties en de gemeente Amsterdam,. Verder is voor de manier van bouwen en<br />

de keuze van bouwmaterialen het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen voor nieuwbouwwoningen<br />

opgesteld.Daarnaast heeft het DB van het Stadsdeel op 10 febr 2008 voor het Stadionplein een<br />

duurzaamheidambitie vastgelegd in een EPC van 0,2 – 0,3 voor woningen en een EPC van 50% van het<br />

niveau in het bouwbesluit voor de utiliteitsbouw. Tevens dient, waar hout wordt gebruikt, dit duurzaam<br />

geproduceerd hout (FSC-hout) te zijn. De bouwvolumes moeten zodanig duurzaam worden vormgegeven<br />

dat functieveranderingen ook op lange termijn mogelijk blijven.<br />

Op 10 juni 2008 heeft het college van B en W besloten dat vanaf 2010 een derde van de Amsterdamse<br />

nieuwbouwwoningen klimaatneutraal worden gebouwd en vanaf 2015 alle nieuwbouwwoningen.<br />

35


3.9.5 Stadsdeelbeleid<br />

In maart 2009 heeft het stadsdeel het ‘Milieubeleidsplan 2009-2011’ vastgesteld. In het milieubeleidsplan<br />

staan de visie en de doelen van het stadsdeel voor de onderwerpen lucht, geluid, klimaat, duurzaam<br />

inkopen, groen, water, bodem en afval. De twee belangrijkste aandachtspunten voor de komende jaren<br />

zijn de onderwerpen lucht en klimaat:<br />

Er is een ‘Uitvoeringsprogramma verbetering luchtkwaliteit Oud-Zuid 2008-2011’ waarmee het<br />

stadsdeel verwacht haar doelen te halen. De luchtkwaliteit moet in 2010 voldoen aan de volgende<br />

normen:<br />

o stikstofdioxide (NO2) maximaal 40 g/m3 (jaargemiddelde) en<br />

o fijn stof (PM10) maximaal 40 g/m3 (jaargemiddelde).<br />

Wat betreft het klimaat sluit het stadsdeel aan bij de doelen van de centrale stad:<br />

o de stadsdeelorganisatie is CO2 neutraal in 2015;<br />

o het stadsdeel draagt maximaal bij aan de doelstelling om de gehele stad in 2025 40%CO2 minder<br />

uit te laten stoten ten opzichte van 1990.<br />

3.10 Veiligheid<br />

3.10.1 Externe veiligheid<br />

In een bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de eventuele aanwezigheid van<br />

activiteiten die risico, bijvoorbeeld ontploffingsgevaar, met zich meebrengen. Bij risicovolle activiteiten<br />

gaat het om LPG-installaties en -depots, bedrijven die één of meer bij wet bepaalde gevaarlijke stoffen in<br />

opslag of in bewerking kunnen hebben (de zogenaamde Externe Veiligheids Rapportage-plichtige<br />

bedrijven), gevaarlijke stoffenroutes (over weg, water of spoor), hoofdgasleidingen en landelijke/regionale<br />

leidingstroken.<br />

Bedrijven zijn EVR (Externe VeiligheidsRapportage) plichtig wanneer zij één of meer wettelijk bepaalde<br />

gevaarlijke stoffen in opslag of in bewerking (kunnen) hebben.<br />

Het Total tankstation aan de Amstelveenseweg verkoopt geen LPG en leidt derhalve niet tot risico. Het<br />

tankstation aan de Havenstraat verkoopt wel LPG maar het plangebied ligt buiten de contour van dit LPGverkooppunt.<br />

In en nabij het plangebied zijn verder geen bedrijven aanwezig waar één of meer wettelijk<br />

bepaalde gevaarlijke stoffen in opslag of in bewerking (kunnen) zijn. Het plangebied valt derhalve niet<br />

binnen de invloedssfeer van risicovolle bedrijven. Er wordt evenmin voorzien in de vestiging van nieuwe<br />

(meer) risicovolle activiteiten. Een onderzoek naar externe veiligheid vanwege bedrijven is daardoor niet<br />

aan de orde.<br />

In de Nota vervoer gevaarlijke stoffen (eind 2005) is aangegeven dat er onderzoek naar groepsrisico dient<br />

te worden verricht indien een gebied is gelegen binnen een zone van 200 meter vanaf de infrastructuur<br />

waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.<br />

Het plangebied is gelegen in de nabijheid van de A10. Over deze snelweg worden gevaarlijke stoffen<br />

vervoerd. Het plangebied ligt echter op ca. 500 meter, dus ruim meer dan 200 meter, vanaf de A10 zodat<br />

er in het kader van het bestemmingsplan geen rekening hoeft te worden gehouden met transporten van<br />

gevaarlijke stoffen over de A10. Voor zover bekend zijn er in de nabijheid van het plangebied verder geen<br />

andere transportroutes van gevaarlijke stoffen.<br />

3.10.2 Luchthaven Indelingsbesluit Schiphol<br />

Vanaf 2003 is de Wet Luchtvaart van kracht. Deze wet heeft betrekking op milieu- en veiligheidsregels<br />

voor Schiphol. De regels zijn vastgelegd in twee uitvoeringsbesluiten, te weten het<br />

Luchthavenindelingbesluit en het luchthavenverkeersbesluit. Het Luchthavenindelingbesluit bevat<br />

(ruimtelijke) regels voor de omgeving ten behoeve van het functioneren van Schiphol. Voor ruimtelijke<br />

plannen is hoofdzakelijk het Luchthavenindelingbesluit van belang. Voor bepaalde gebieden rondom<br />

Schiphol is een “beperkingengebied” aangewezen. De beperkingen hebben betrekking op:<br />

a. maximale bouwhoogten;<br />

b. vogelaantrekkende functies;<br />

c. toegestane functies (zoals woningen).<br />

36


Het plangebied ligt binnen de beperkingenzones zoals bedoeld onder a en b:<br />

Ten aanzien van de beperking van de maximale bouwhoogte geldt dat het plangebied binnen een<br />

zone ligt waarvoor een hoogtebeperking van 3,5-100 meter geldt (hellend vlak). Ter plaatse van<br />

het plangebied bedraagt de maximale bouwhoogte 60 tot 62,5 meter vanaf het peil van Schiphol<br />

(circa 4 meter onder NAP). In het plangebied zijn geen bouwhoogtes toegestaan die strijdig zijn<br />

met de gestelde hoogtebeperkingen.<br />

Ten aanzien van de beperking van het aantrekken van vogels in verband met het vliegverkeer<br />

geldt dat de aa<strong>nl</strong>eg van wateren groter dan 3 hectare (vogelaantrekkende werking) niet is<br />

toegestaan. In het plangebied worden dergelijke oppervlaktes niet gerealiseerd.<br />

3.10.3 Straalpaden en kabels en leidingen<br />

Het plangebied is volgens de bijlagekaart van het streekplan gelegen binnen de zone van het straalpad<br />

van de zendtoren bij de RAI. Volgens informatie van dRO is het straalpad ter plaatse van het plangebied<br />

in 2001 komen te vervallen waardoor er geen bouwhoogtebeperking geldt als gevolg van een straalpad.<br />

In en nabij het plangebied zijn geen hoofdgasleidingen of landelijke/regionale kabel- en leidingstroken<br />

aanwezig.<br />

37


4 Planbeschrijving<br />

4.1 Stedenbouwkundig Plan Stadionplein<br />

Op weg naar het nieuwe Stadionplein<br />

Het Stadionplein is in zijn huidige vorm in 1928 ontstaan als het parkeerveld voor het Olympisch Stadion.<br />

Sinds die tijd is de omringende stad drastisch veranderd maar is het Stadionplein in essentie dezelfde<br />

parkeervlakte gebleven. Een vlakte die niet goed als een plein is te duiden aangezien een duidelijke<br />

begrenzing en programmering ontbreekt.<br />

Het Stadionplein ligt op een belangrijke plek, aan één van de entrees tot de stad. Het gebied kent een<br />

rijke cultuurhistorie, niet in het minst door de ligging bij het Olympisch Stadion, en een grote dynamiek<br />

mede onder invloed van de ontwikkeling van de Zuidas. Het gebied kent verschillende<br />

stedenbouwkundige systemen en wordt doorsneden door belangrijke verkeersaders. Kortom, een plek die<br />

vraagt om het beste denkbare plein. Een nieuw plein voor Amsterdam, dat leeft én dat rust brengt.<br />

Entree voor de stad<br />

Eind 2005 heeft de stadsdeelraad van Oud-Zuid een programma van eisen vastgesteld waarmee de weg<br />

werd vrijgemaakt om van het Stadionplein daadwerkelijk een verblijfsplein te maken. Een plein zowel voor<br />

de buurt als ook voor de stad.<br />

De stad Amsterdam kent een lange traditie van belangrijke pleinen aan de stadspoorten. De afritten van<br />

de A-10 vormen nu de toegangen tot de stad en de Amstelveenseweg met daaraan het Stadionplein is<br />

daarmee een van de hoofdentrees van de stad. Als entree van de stad is het daarom belangrijk dat het<br />

Stadionplein een open relatie houdt met de Amstelveenseweg.<br />

Anderzijds heeft het plein ook een belangrijke buurtfunctie. Temidden van het toenemende verkeer en in<br />

de onmiddellijke nabijheid van de grootstedelijke ontwikkeling aan de Zuidas moet het plein meer<br />

beschutting en intimiteit gaan bieden.<br />

Het ontwerp van het Stadionplein heeft de opdracht deze twee schijnbaar tegenstrijdige condities in zich<br />

te verenigen.<br />

Essentie van het ontwerp<br />

Als eerste ingreep is ervoor gekozen het plein negentig graden te draaien. Deze bewerking heeft een<br />

aantal belangrijke voordelen. De korte zijde van het plein komt aan de Amstelveenseweg te liggen<br />

waardoor de verkeersoverlast beperkt wordt. Ook gaat het plein veel nadrukkelijker een onderdeel<br />

uitmaken van de zogenoemde Van Tuyll-as naar het Olympisch Stadion. Het Stadion en het gebied<br />

tussen de twee Citroëngebouwen gaan - ruimtelijk gezien - onderdeel uitmaken van het Stadionplein aan<br />

de andere zijde van de Amstelveenseweg. Het plein gaat daardoor nog duidelijker functioneren als entree<br />

van de stad.<br />

De entree is in deze opvatting geen poort, maar eerder een vestibule op de schaal van de stad. Vanaf de<br />

Amstelveenseweg gezien is het een overgangsruimte, die voorbijgaand verkeer even doet vertragen en<br />

direct zicht biedt op het ensemble van het stadion en het Stadionplein.<br />

Het nieuwe Stadionplein zelf biedt ruimte voor verpozen. Hoewel het plein ruimtelijk gezien de<br />

Amstelveenseweg oversteekt, kan het dagelijks functioneren zich beperken tot het Stadionplein zelf.<br />

Uiteraard speelt de oversteekbaarheid van de Amstelveenseweg hierbij een belangrijke rol. Hiervoor<br />

wordt een brede oversteekplaats, in samenhang met een reorganisatie van de tramhaltes in de<br />

middenstrook, voorgesteld.<br />

Als tweede ingreep is er voor gekozen om het deel van de Van Tuyll-as dat aansluit op het Stadionplein<br />

op te waarderen. Hiermee wordt aan het stedelijke plein een veel rustigere en parkachtige ruimte<br />

38


gekoppeld, het Van Tuyllpark. Deze samensmelting wordt mogelijk gemaakt door een doorgaande weg uit<br />

het gebied te halen en het profiel van de overige wegen te versmallen. Het Van Tuyllpark wordt van wand<br />

tot wand ingericht. Het aantal parkeerplaatsen wordt aanzie<strong>nl</strong>ijk teruggebracht. Van de vervallen<br />

parkeerplaatsen worden 41 parkeerplaatsen gecompenseerd in de nieuwe ondergrondse garage onder<br />

het Stadionplein. De rest wordt elders op straat gecompenseerd. Door deze ingrepen kan het groen in het<br />

park met 50% toenemen tot ruim 5.000 m 2 . De bestaande bomen blijven zo veel mogelijk behouden.<br />

Om de samenhang verder te versterken is het nodig om de hele Van Tuyll as als geheel te bezien, en het<br />

groenontwerp door te trekken in oostelijke richting.<br />

In het ontwerp is een nieuwe balans gevonden tussen de onomstreden kwaliteiten van Plan-Zuid en het<br />

monumentale ensemble van het Olympisch Stadion en de Citroëngebouwen enerzijds en de<br />

hedendaagse eisen aan een bruikbare en betekenisvolle stedelijke ruimte anderzijds.<br />

De pleinenreeks in de zogenoemde Van Tuyll-as wordt gecompleteerd door een compositie van vier open<br />

ruimtes, waarvan het Stadionplein het centrum is. Het is een plein met een aantrekkelijk verblijfsklimaat,<br />

duidelijke wanden en een interessant stedelijk programma. Openbare ruimte en gebouwen vormen een<br />

sterke eenheid. De twee nieuwe bouwblokken (het Noordblok en het Zuidblok) vormen het nieuwe<br />

Stadionplein en voegen er leven aan toe. Ze creëren ook een eenheid met de drie volumes aan de<br />

overzijde van de Amstelveenseweg: de twee Citroëngebouwen en het Olympisch Stadion. Hierdoor<br />

ontstaat een heldere en logische structuur in het gebied. Het Stadionplein wordt weer verbonden met het<br />

Olympisch Stadion. Samen met het plein vóór het Stadion worden beide pleinen precies even groot als de<br />

ruimte van de gehele Dam aan weerszijden van het Damrak.<br />

Het nieuwe Stadionplein<br />

Op het nieuwe Stadionplein biedt de overgang tussen het stedelijke plein en het groene buurtpark<br />

bijzondere mogelijkheden. Een zorgvuldige vergelijking met de schaal en het functioneren van andere<br />

pleinruimtes hebben geleid tot de vorming van het nieuwe Stadionplein door een noordelijk en zuidelijk<br />

bouwblok. Het nieuwe plein zal door zijn maatvoering, beschutting en ligging op de zon een aangename<br />

plek zijn om te ‘verpozen’. Het nieuwe plein biedt tegelijkertijd een venster op een andere wereld. Het<br />

plein is de overgang van de buurt naar de stad.<br />

De zichtas op het Olympisch Stadion en de Marathontoren wordt gehandhaafd. Vanaf de Van Tuyllas<br />

blijven het Stadion en de Marathontoren zichtbaar.<br />

Beide bouwblokken hebben in de ‘plint’ (op het niveau van de straat) openbare programma’s die zich<br />

nadrukkelijk op het plein richten. Een te eenzijdig commercieel programma in de plint is niet wenselijk.<br />

Cultuur en maatschappelijke dienstverlening moeten nadrukkelijk een plek krijgen rond het plein. Het plein<br />

heeft dit nodig om daadwerkelijk als prettige ruimte te functioneren.<br />

De markt kan nadrukkelijk meer zijn dan alleen een warenmarkt op zaterdag. Versterking van de huidige<br />

streekmarkt, een boekenmarkt of een markt voor brocante op de vroege zondagochtend past in het beeld<br />

van het nieuwe plein. Dit genereert een eigen publiek en brengt leven op het plein. Het doet recht aan de<br />

potenties van deze bijzondere locatie.<br />

Het noordelijke blok functioneert als een ‘meerpaal’, waaromheen alle verkeersstromen op een<br />

vanzelfsprekende manier afgewikkeld worden. Het gebouw kan allerlei soorten programma aan. De relatie<br />

met de Amstelveenseweg vanuit het noorden wordt gelegd met het doortrekken van de zichtlijn door het<br />

bouwblok. Op de verdiepingen zijn woningen mogelijk die een eigen binnentuin hebben op de plint. In het<br />

noordblok bevindt zich een ingang voor bewoners naar de ondergrondse parkeergarage.<br />

Het zuidelijk blok ‘maakt’ zowel het nieuwe Stadionplein als het nieuwe zuidplein voor de buurt. Met het<br />

bouwvolume van het noordblok brengt het de eenheid aan met het monumentale ensemble van<br />

Olympisch Stadion en Citroëngebouwen aan de overzijde van de Amstelveenseweg. In het zuidelijk<br />

bouwblok bevinden zich in de eerste en tweede bouwlaag culturele voorzieningen. Dit blok kan verder op<br />

de bovengelegen bouwlagen plaats bieden aan een hotel.<br />

In het zuidelijk blok bevinden zich eveneens de autotoegang naar de ondergrondse parkeergarage. De<br />

garage gaat twee of drie lagen ondergronds en wordt (onder het noordblok) gecombineerd met een<br />

supermarkt. Op verschillende manieren wordt de relatie met de onder- en bovengrond versterkt om de<br />

oriëntatie en belevingswaarde van de garage te verbeteren.<br />

39


De aa<strong>nl</strong>iggende bebouwing van het Stadionplein is dermate divers dat de inrichting van het plein sober<br />

wordt gehouden. Belangrijk is dat er een mooie vloer wordt aangelegd die zich voor zo veel mogelijk<br />

toepassingen leent.<br />

De totale mix van publieksvoorzieningen moet zodanig zijn samengesteld dat er zowel overdag als ’s<br />

avonds bezoekers zijn op het nieuwe Stadionplein.<br />

De huidige kiosken op het plein worden teruggebracht tot hun oorspronkelijke vorm (de oorspronkelijke<br />

kiosken voor de Olympische Spelen van 1928). Als extra programmering en animatie kunnen ze een<br />

belangrijke bijdrage leveren aan de gebruiksmogelijkheden van het plein. Ruimtelijk gezien zorgen de<br />

kiosken voor een duidelijke onderverdeling van het plein en begeleiden ze de looproutes over het plein op<br />

een vanzelfsprekende manier. Bovendien geven ze enige afscherming van de verkeersdrukte van de<br />

Amstelveenseweg.<br />

Zuid- & Noordplein<br />

Door de positionering van de gebouwen ontstaan naast het Stadionplein twee nieuwe openbare ruimtes.<br />

Omdat er onder de pleinruimte grenzend aan het zuidgebouw geen parkeerkelder zit, is hier juist wel een<br />

heel groene inrichting met bomen denkbaar. Deze ruimte kan veel nadrukkelijker een besloten<br />

woonkwaliteit krijgen in tegenstelling tot het Stadionplein dat zich als openbaar stedelijk plein<br />

manifesteert.<br />

Ten noorden van het noordblok blijft een strook open in verband met de Schinkelreservering. Voorgesteld<br />

wordt om deze ruimte, in samenhang met het aa<strong>nl</strong>iggende verkeersplein, met bomen in te planten,<br />

waardoor het contrast met het open karakter van het Stadionplein maximaal wordt.<br />

Paviljoen, waterbassin en fontein<br />

Op de overgang tussen het Stadionplein en het Van Tuyllpark komen twee objecten. Het noordelijk object<br />

wordt voorgesteld als paviljoen: een overdekte, openbare ruimte. Het zuidelijk object is een waterbassin.<br />

Tussen beide objecten komt een fontein. Soms is het een watergordijn als filter tussen park en stedelijk<br />

plein. Als de fontein wordt stopgezet, zijn park en plein als een grote ruimte met elkaar verbonden.<br />

Kunst<br />

De pleinen aan weerszijden van de Amstelveenseweg maken samen met de vier gebouwen ruimtelijk een<br />

stadsentree. Voor het Olympisch Stadion staat de Marathontoren als object op het plein. Als antwoord op<br />

de Marathontoren wordt, schuin aan de overzijde, op het nieuwe Stadionplein een kunstobject voorgesteld<br />

(maximaal 15m x15m; maximum hoogte 15m).<br />

Verkeerscirculatieplan<br />

Op 17 december 2008 is het verkeerscirculatieplan met het investeringsbesluit door de stadsdeelraad<br />

vastgesteld. In 2010 zal het Dagelijks Bestuur een ontwerpverkeersbesluit opstellen. Een verkeersbesluit<br />

is een besluit van de wegbeheerder (de gemeente) om een bepaald verkeersteken (zoals een<br />

verkeersbord) te plaatsen, te wijzigen of in te trekken, of een bepaalde fysieke maatregel te treffen (zoals<br />

het aa<strong>nl</strong>eggen van een verkeersdrempel). Tegen het ontwerpverkeersbesluit kan eenieder zienswijzen<br />

naar voren brengen.<br />

Parkeerbalans<br />

In de parkeerbalans wordt een indicatie van het benodigde aantal parkeerplaatsen gegeven. De norm is<br />

gebaseerd op de kerncijfers van de CROW-richtlijnen. Door de nieuwe bebouwing op het plein en de<br />

nieuwe inrichting van de openbare ruimte vervallen parkeerplaatsen op straat en op het plein. Deze<br />

parkeerplaatsen worden grotendeels in de parkeergarage gecompenseerd. In het PvE 2005 is<br />

afgesproken dat, ter vervanging van de bovengrondse parkeerplaatsen op het huidige Stadionplein, 120<br />

plaatsen worden gerealiseerd in de ondergrondse parkeergarage. Daarmee wordt voldaan aan de<br />

amendementen A21 en A22 die zijn aangenomen in het kader van de vaststelling van het<br />

Stedenbouwkundig Plan door de stadsdeelraad.<br />

40


Voorts vervallen als gevolg van de uitbreiding van het plangebied in de directe omgeving van het plein 71<br />

plaatsen. Een deel hiervan, in totaal 30 parkeerplekken, worden binnen het plangebied, op maaiveld<br />

gecompenseerd. De overige 41 parkeerplaatsen worden één op één ondergebracht in de ondergrondse<br />

parkeergarage. De koopavond en de zaterdagmiddag zijn bepalend voor de parkeerbalans. Er is voor de<br />

parkeerbalans uitgegaan van geen dubbelgebruik in bewonersgarage.<br />

In de onderstaande tabel is een voorbeeldberekening weergegeven van de parkeerbalans. Op basis van<br />

het programma en de normen wordt een benodigd aantal parkeerplaatsen bepaald. Bij aanpassing van<br />

het programma vindt aanpassing van de parkeerbehoefte plaats.<br />

Fietsparkeren<br />

Op basis van kerncijfers van het CROW is ook het benodigde aantal fietsparkeerplaatsen bepaald. Ook<br />

voor het fietsparkeren zijn de koopavond en de zaterdagmiddag bepalend voor de parkeerbalans. Volgens<br />

de normen zijn er naar verwachting 520 fietsparkeerplaatsen nodig. Daarnaast moeten voor het parkeren<br />

van personeel van de winkels, horeca en voorzieningen op eigen terrein 2% van het bvo aan ruimte voor<br />

fietsparkeren worden gerealiseerd (200 m2).<br />

De plaatsen voor de woningen moeten inpandig en zo dicht mogelijk bij de hoofdentree van de woningen<br />

komen. Voor de overige plekken moet ruimte worden gereserveerd op het maaiveld. Daarbij dient ook<br />

rekening gehouden te worden met de ruimte voor afwijkende fietsen (zoals bakfietsen). In de ontwerpfase<br />

kunnen voorstellen worden gedaan om op een adequate en beheerbare wijze een deel van deze fietsen<br />

ondergronds te stallen.<br />

De noordzijde van het noordblok is een geschikte plaats voor fietsparkeren. Dat is in de nabijheid van de<br />

ingang van de supermarkt, waar de meeste mensen hun fietsen zullen neerzetten. Ook ter plaatse van de<br />

horeca, de maatschappelijke- en cultuurvoorzieningen moeten in ruime mate fietsparkeervoorzieningen<br />

aanwezig zijn.<br />

41


4.2 Uitvoerbaarheid<br />

4.2.1 Bodem<br />

De bodem dient geschikt te zijn voor de toekomstige functies. Eventuele verontreiniging van de bodem zal<br />

daartoe óf worden verwijderd óf worden afgedekt. Een en ander is afhankelijk van de aard en de<br />

diepteligging van de verontreiniging.<br />

Door de Dienst Milieu en Bouwtoezicht is voor het plangebied in november 2006 een archiefonderzoek<br />

verricht naar mogelijke bodemverontreinigingen. Uit het onderzoek blijkt dat er over het plangebied het<br />

volgende bekend is:<br />

Uit bodemonderzoeken die in het verleden in en/of nabij het plangebied zijn verricht blijkt dat:<br />

o de bovengrond ter plaatse van de openbare weg rondom het Stadionplein licht<br />

verontreinigd is met minerale olie, de ondergrond is niet verontreinigd;<br />

o de boven- en ondergrond ter plaatse van Stadionplein 87 niet verontreinigd zijn nadat de<br />

locatie in 2002-2003 is gesaneerd;<br />

In en/of nabij het plangebied zijn (ondergrondse) tanks aangetroffen die mogelijk<br />

bodemverontreiniging hebben veroorzaakt;<br />

In en/of nabij het plangebied hebben bedrijfsactiviteiten plaatsgevonden die mogelijk tot<br />

bodemverontreiniging hebben geleid;<br />

Volgens de bodemkwaliteitskaart van het stadsdeel is de achtergrondwaarde van de<br />

verontreiniging in en nabij het plangebied gekwalificeerd als matig verontreinigd. De Van Tuyll van<br />

Serooskerkenweg wordt op diezelfde kaart aangemerkt als niet verontreinigd.<br />

Op de bodemkaart “dempingen en ophogingen in Amsterdam” zijn slootdempingen aangegeven<br />

op de locatie of in de nabije omgeving daarvan.<br />

Het plangebied is tussen 1900 en 1929 opgehoogd. Ophogingen in deze periode werden meestal<br />

uitgevoerd met verontreinigd materiaal.<br />

Uit het bodembeheersplan en de bodemkwaliteitskaart van het stadsdeel blijkt dat de bodem van het<br />

plangebied licht verontreinigd is met enkele zware metalen.<br />

In het archiefonderzoek wordt geconcludeerd dat het plangebied, gelet op het voorgaande, verdacht is. Er<br />

is daarom een oriënterend bodemonderzoek verricht, waarover op 25 mei 2007 door Cauberg-Huygen is<br />

gerapporteerd. Daarin is geconcludeerd dat op slechts één boorlocatie een sterke verontreiniging met<br />

koper is aangetroffen, die waarschij<strong>nl</strong>ijk gerelateerd is aan puinbijmengingen in de grond. Gezien de<br />

gemeten concentratie (geen actueel risico), het immobiele karakter van de verontreinigde parameters en<br />

het feit dat ter plaatse geen ondergrondse ontwikkelingen zijn gepland wordt aanvullend onderzoek niet<br />

noodzakelijk geacht.<br />

Ten aanzien van een waarneming van sterk verontreinigd grondwater met arseen op één peilbuislocatie<br />

wordt nader onderzoek ook niet noodzakelijk geacht. Dit omdat de gemeten waarde waarschij<strong>nl</strong>ijk is<br />

veroorzaakt door een beperkte tijd tussen plaatsing van de buis en de bemonstering dan wel door van<br />

nature verhoogde gehalten.<br />

De vrijkomende grond komt op basis van indicatieve toetsing in aanmerking voor hergebruik. De grond tot<br />

een diepte van 2 meter onder maaiveld kan waarschij<strong>nl</strong>ijk worden toegepast als schone grond.<br />

De bodemkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor de beoogde ontwikkelingen.<br />

4.2.2 Geluidbelasting<br />

In het bestemmingsplan worden nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen (woningen en maatschappelijke<br />

voorzieningen) mogelijk gemaakt, waardoor akoestisch onderzoek vereist is. In het navolgende wordt<br />

achtereenvolgens ingegaan op wegverkeerslawaai, industrielawaai, spoorweglawaai en vliegtuiglawaai.<br />

- Wegverkeerslawaai<br />

Het plangebied ligt nabij de A10-Zuid. Deze snelweg ligt buiten de bebouwde kom en heeft meer dan 5<br />

rijstroken, waardoor er een geluidszone van 600 meter geldt. Het grootste deel van het plangebied<br />

Stadionplein valt daarmee binnen de geluidszone van de A10-Zuid.<br />

42


De geluidszone voor stedelijke wegen (50 km/u en hoger) is ingevolge de Wet geluidhinder 200 meter voor<br />

wegen bestaande uit één of twee rijstroken. Hierdoor valt het plangebied binnen de geluidszones vanaf de<br />

stedelijke weg Stadionplein (onderdeel van de Amstelveenseweg en Stadionweg).<br />

Ter plaatse van de nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen en scholen) is de uitvoering<br />

van akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai vereist om te bezien of en waar de<br />

voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai - 48 dB - wordt overschreden als gevolg van wegverkeer<br />

op de A10-Zuid en de stedelijke weg Stadionplein.<br />

In januari 2009 is door dRO akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai verricht. Daarbij is aan de<br />

hand van verkeersprognoses berekend wat de toekomstige geluidsbelasting zal zijn ter plaatse van de<br />

diverse gevels van de geplande bebouwing. De volgende geluidswaarden (gecorrigeerde etmaalwaarde)<br />

zijn berekend.<br />

Stadionplein - Amstelveenseweg:<br />

- Noordelijke blok noordgevel: 65 dB;<br />

- Noordelijke blok westgevel: 67 dB;<br />

- Noordelijke blok zuidgevel: 62 dB;<br />

- Noordelijke blok oostgevel: 56 dB;<br />

- Zuidelijke blok noordgevel: 62 dB;<br />

- Zuidelijke blok westgevel: 67 dB;<br />

- Zuidelijke blok zuidgevel: 63 dB;<br />

- Zuidelijke blok oostgevel: 46 dB;<br />

Rijksweg A10<br />

- Noordelijke blok noordgevel: 46 dB;<br />

- Noordelijke blok westgevel: 52 dB;<br />

- Noordelijke blok zuidgevel: 53 dB;<br />

- Noordelijke blok oostgevel: 46 dB;<br />

- Zuidelijke blok noordgevel: 47 dB;<br />

- Zuidelijke blok westgevel: 53 dB;<br />

- Zuidelijke blok zuidgevel: 55 dB;<br />

- Zuidelijke blok oostgevel: 48 dB.<br />

De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai bedraagt 48 dB. De maximaal toelaatbare waarde<br />

waar voor nieuwe geluidsgevoelige functies ontheffing voor kan worden verleend bedraagt 53 dB binnen<br />

de geluidszones van snelwegen en 63 dB binnen de geluidszones van stedelijke wegen. Uit het<br />

akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeurgrenswaarde wordt overschreden ter plaatse van de nieuwe<br />

bebouwing.<br />

Een aantal geveldelen van het noord- en zuidblok ondervindt vanwege het wegverkeer op het<br />

Stadionplein een maximale geluidsbelasting die varieert van 67 dB tot 63 dB en vanwege het wegverkeer<br />

op de A10-Zuid van 55 tot 53 dB. Daardoor geldt dat er voor deze gevels sprake is van een overschrijding<br />

van de maximale ontheffingswaarde (63 dB bij stedelijke wegen en 53 dB bij snelwegen). Deze gevels<br />

zullen daarom als dove gevel (een gevel zonder te openen deuren en/of ramen) moeten worden<br />

uitgevoerd, tenzij geluidreducerende maatregelen kunnen worden uitgevoerd waardoor de<br />

geluidsbelasting op de gevels 63 dB of lager (in geval van stedelijke wegen) en/of 53 dB of lager (in geval<br />

van de A10-Zuid) zal worden.<br />

Voor het overige deel van de gevels geldt dat er geen sprake is van een overschrijding van de maximale<br />

ontheffingswaarde. Deze gevels worden daarom niet als dove gevel uitgevoerd.<br />

Voor de nieuwe bebouwing waar een overschrijding van de voorkeurgrenswaarde aan de orde is, zullen<br />

hogere waarde worden vastgesteld door het Dagelijks Bestuur van stadsdeel Oud-Zuid.<br />

De nieuwe woningen zullen worden voorzien van een stille zijde waaraan verblijfsruimten als slaapkamers<br />

kunnen worden gesitueerd. Een stille zijde is een gevel waar de geluidbelasting vanwege<br />

wegverkeerslawaai van de A10-Zuid en stedelijke wegen lager is dan 48 dB. Een stille zijde kan eventueel<br />

43


worden gerealiseerd door middel van het plaatsen van schermen aan de gevel, een gevel te maken die<br />

uitsteekt, afschermende balkons of afsluitbare loggia’s of een zaagtandvormige gevel.<br />

- Industrielawaai<br />

Het plangebied valt buiten de geluidszones voor industrielawaai. Een onderzoek naar industrielawaai is<br />

daarom niet aan de orde.<br />

- Spoorweglawaai<br />

Het plangebied ligt buiten de geluidszones voor spoorweglawaai. Een onderzoek naar spoorweglawaai is<br />

daarom niet aan de orde.<br />

- Vliegtuiglawaai<br />

Het plangebied ligt buiten de beperkingszone van het Luchthavenindelingbesluit. Er gelden daardoor geen<br />

beperkingen in het plangebied als gevolg van vliegtuiglawaai.<br />

4.2.3 Water<br />

- Algemeen<br />

Het plangebied behoort tot het boezemgebied Amstelland-west. De Amstelveenseweg is de grens van het<br />

boezemgebied ter plaatse van het plangebied. Zodoende heeft de Amstelveenseweg een waterkerende<br />

functie. In het kader van de ontwikkeling van het Stadionplein vindt overleg plaats met de betrokken<br />

waterbeheerder (Waternet).<br />

- Waterkering<br />

De Amstelveenseweg fungeert als waterkering. Waterkeringen worden beschermd door de Keur van het<br />

hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, waarin geregeld is dat werken en bebouwing die de<br />

waterkerende functie zouden kunnen beïnvloeden niet zijn toegestaan, tenzij ontheffing is verleend.<br />

Daartoe is de ligging van de waterkering alsmede een kernzone en een beschermingszone gedefinieerd.<br />

De in het voorliggende bestemmingsplan geprojecteerde nieuwe bebouwing ligt buiten de kernzone en<br />

beschermingszone.<br />

- Verharding<br />

Het plangebied is nu volledig verhard, met uitzondering van het plantsoen aan de oostzijde en enkele<br />

groenstroken. In de toekomstige situatie blijft het plangebied grotendeels verhard, maar er zal ook groen<br />

worden toegevoegd. Zo zal het oppervlakte groen van de het van Tuyllplantsoen met 50 % worden<br />

vergroot tot 5.000 m2 een zal een deel van het noordplein groen worden.. De huidige groenstroken blijven<br />

behouden. Het zuidpleintje zal deels als groen worden ingericht. Ook zullen er mogelijk groene daken<br />

worden toegepast. Er wordt per saldo dus geen verhard oppervlak toegevoegd.<br />

- Grondwater<br />

Onder het Stadionplein wordt een parkeerkelder aangelegd. Deze parkeerkelder heeft gevolgen voor de<br />

grondwaterstromen. Het stadsdeel heeft daarom in maart 2007 een geohydrologisch onderzoek door<br />

Waternet laten uitvoeren naar de parkeerkelder. Daaruit blijkt dat de invloed van de parkeerkelder in de<br />

gebruiksfase (dus na oplevering) zeer gering zal zijn:<br />

De verwachte toename in een stationaire situatie bedraagt enige centimeters aan de noordzijde<br />

van de parkeerkelder;<br />

Aan de zuidzijde van de parkeerkelder wordt een afname van de grondwaterstand verwacht die in<br />

dezelfde orde van grootte ligt.<br />

44


4.2.4 Luchtkwaliteit<br />

In Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (Wet luchtkwaliteit), worden normen gesteld aan<br />

de luchtkwaliteit, wat betreft een zestal stoffen. Voor de normen voor zwaveldioxide, koolmonoxide,<br />

benzeen en lood geldt dat overschrijding daarvan in Nederland nauwelijks valt te verwachten. De norm<br />

voor stikstofdioxide wordt in Nederland met name in de directe omgeving van drukke (snel)wegen<br />

overschreden. De norm voor zwevende deeltjes wordt eveneens op diverse locaties overschreden.<br />

In de Wet milieubeheer is indirect een koppeling gelegd met ruimtelijke plannen. Deze koppeling houdt in<br />

dat bij het voorbereiden van ruimtelijke plannen, waaronder een bestemmingsplan, de luchtkwaliteit moet<br />

worden betrokken in de afwegingen. Met name de in de Wet milieubeheer opgenomen “grenswaarden”<br />

zijn in dit kader relevant. Grenswaarden geven een niveau van de buite<strong>nl</strong>uchtkwaliteit aan dat, op een<br />

aangegeven moment zoveel mogelijk moet zijn bereikt, en waar die kwaliteit al aanwezig is, zoveel<br />

mogelijk in stand moet worden gehouden.<br />

Om te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarin de grenswaarden worden overschreden of<br />

bestaande overschrijdingen toenemen, moet bij het opstellen van ruimtelijke plannen (zoals<br />

bestemmingsplannen) getoetst worden aan de grenswaarden. Een eventuele (toename van een)<br />

overschrijding van deze waarden kan als consequentie hebben dat bepaalde nieuwe ontwikkelingen niet<br />

mogelijk zijn.<br />

In december 2008 is door Cauberg-Huygen onderzoek naar luchtkwaliteit verricht. De berekeningen in het<br />

onderzoek zijn uitgevoerd met het model CAR II, versie 7.0.1. De bijdrage van de snelweg is bepaald met<br />

behulp van versie 1.12 van het GeoSTACKS model. Uit de berekeningen is gebleken dat voor de<br />

relevante parameters in de toekomstige situaties er geen sprake is van overschrijdingen van<br />

grenswaarden zoals die zijn gesteld in de Wet milieubeheer.<br />

De luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied, alsmede de extra verkeerbewegingen als gevolg van het<br />

plan, vormen geen belemmering voor de doorgang van het plan.<br />

Het onderhavige bestemmingsplan voorziet niet in de realisatie van gevoelige bestemmingen binnen een<br />

zone van 300 langs de rijksweg. Nader onderzoek is voor dit aspect van luchtkwaliteit niet noodzakelijk.<br />

4.2.5 Flora en fauna<br />

Ten behoeve van de bescherming van soorten is in alle gebieden de Flora- en faunawet van toepassing.<br />

Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten zal rekening moeten<br />

worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten- en diersoorten zoals<br />

genoemd in de Flora- en faunawet. Uit gegevens of onderzoek moet blijken wat de gevolgen zijn voor de<br />

aanwezige flora en fauna. Daarnaast moet inzichtelijk worden gemaakt of het noodzakelijk is om<br />

ontheffing van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet te verkrijgen.<br />

In februari 2007 is door dRO aan de hand van een veldbezoek beoordeeld dat voor het plangebied geen<br />

natuurtoets hoeft te worden verricht. Daarvoor is de volgende argumentatie gebruikt:<br />

Het plangebied waar gebouwd gaat worden is volstrekt versteend. Hier komen geen dier- of<br />

plantensoorten voor die worden beschermd door de flora- en faunawet. Er komen sowieso<br />

nauwelijks dieren en planten voor.<br />

De FEBO-kiosken bieden geen schuilgelegenheid aan vleermuizen. Daarvoor is de constructie<br />

van de gebouwtjes te gesloten.<br />

Er worden geen andere gebouwen gesloopt.<br />

Het Stadionplein ligt niet in een trekroute van vleermuizen. Die loopt langs de Stadionkade.<br />

In het plangebied bevindt zich geen water, waar zich amfibieën op zouden kunnen houden.<br />

In het Van Tuyll van Serooskerkenplantsoen komen geen beschermde dieren voor die benadeeld<br />

worden door het verwijderen van de struiken. Sporadisch komt er wel eens een algemeen<br />

voorkomende diersoort voor, zoals de egel. Voor deze algemeen voorkomende soort heeft het<br />

ministerie van LNV vrijstelling verleend.<br />

45


Het is altijd mogelijk dat in de struiken van het plantsoen een vogel (bijvoorbeeld merel, heggenmus) gaat<br />

broeden. Daarom wordt geadviseerd om de werkzaamheden in dit plantsoen niet in de broedtijd uit te<br />

voeren (1 maart - 1 augustus), of om voor de werkzaamheden starten een deskundige te laten<br />

onderzoeken of er vogels broeden in de te verwijderen struiken.<br />

4.2.6 Hoogbouw Effect Rapportage (HER)<br />

In het plangebied worden geen gebouwen hoger dan 24 meter gerealiseerd. Dat is ruim onder de<br />

bouwhoogte waarvoor een HER dient te worden uitgevoerd. Een HER is daarom niet noodzakelijk.<br />

4.2.7 Bezonning<br />

Om inzicht te krijgen in de te verwachten effecten van de nieuwbouw op de bezonning van de omliggende<br />

panden is een bezonningstudie uitgevoerd. Deze is tot stand gekomen door middel van een<br />

computersimulatie. Het computerprogramma voorziet in de verschillende zonstanden die gedurende het<br />

jaar en gedurende de dag aan de orde zijn. Door de gebouwen in de juiste coördinaten te plaatsen is het<br />

mogelijk een waarheidsgetrouwe weergave te geven van de bezonning en bijbehorende schaduwwerking<br />

op verschillende tijdstippen van een jaar en op een dag. Op 21 december staat de zon het laagst en is de<br />

dag het kortst. De zon staat dan boven de zuidelijke keerkring. Op 21 juni staat de zon boven de<br />

noordelijke keerkring, waardoor niet alleen lange dagen en hoge zonnestanden worden bereikt, maar de<br />

zon draait dan ook ver door. In de avond schijnt de zon zelfs vanuit noordwestelijke richting. De zonstand<br />

is op 21 maart en 21 september gelijk en dus worden dezelfde schaduweffecten bereikt. Op die data staat<br />

de zon boven de evenaar.<br />

In de bijlage zijn de verschillende modellen van de bezonningstudie weergegeven. Het onderstaande is<br />

een beschrijving van de uitgangspunten en resultaten van de studie.<br />

Voor bezonningstudies wordt vaak gebruik gemaakt van twee soorten modellen. Ten eerste modellen<br />

waarin wordt uitgegaan van een situatie waarbij de omliggende bebouwing buiten beschouwing is gelaten,<br />

een zogenaamde vrijveld situatie. In de praktijk is geen sprake van een vrijveld situatie, want het betreft<br />

een binnenstedelijke locatie waarbij rond het onderzoeksgebied verschillende bebouwing is gelegen. In<br />

deze bezonningstudie is daarom gebruik gemaakt van modellen waarbij de direct omliggende bebouwing<br />

en de schaduweffecten daarvan zijn weergegeven.<br />

Om (visueel) inzichtelijk te maken wat de invloed is van de nieuwbouw op de bezonning van de<br />

verschillende bouwlagen van de te onderzoeken objecten zijn de twee gebruikte modellen in 3-D<br />

uitgevoerd. Hierdoor is duidelijk zichtbaar welke bouwlagen in de nieuwe situatie schaduwhinder<br />

ondervinden.<br />

In de bezonningstudie voor het Stadionplein zijn twee invalshoeken gekozen: vanuit noordoostelijke hoek<br />

en vanuit noordwestelijke hoek. Met deze twee invalshoeken is goed te zien welke effecten de nieuwbouw<br />

hebben op de omliggende bebouwing en op het nieuwe Stadionplein.<br />

Vanuit de noordoostelijke invalshoek zijn in de bijlage afbeeldingen weergegeven van 21 maart (=<br />

september), 21 juni en 21 november (= januari). De weergegeven tijden zijn 9.00, 13.00 en 16.00 uur.<br />

vanuit de noordwestelijke invalshoek zijn in de bijlage afbeeldingen weergegeven van 19 februari (=<br />

oktober), 21 maart (= september), 21 juni en 21 november (= januari). De weergegeven tijden zijn van<br />

14.00 tot 17.00 uur en in februari/oktober tevens om 12.00 uur.<br />

Uit de bezonningstudie blijkt dat het zuidblok nauwelijks voor schaduw op de omliggende bebouwing<br />

zorgt. Alleen in de maanden oktober tot en met februari is er vanaf 16.00 uur enige schaduw, maar omdat<br />

de zon in deze maanden laag staat is dit schaduweffect maar maximaal een uur merkbaar. De schaduw<br />

op het plein blijft over het algemeen beperkt tot de eerste 20 meter grenzend aan het zuidblok.<br />

Voor het noordblok geldt dat de schaduw in de wintermaanden het naastgelegen gebouw gedurende<br />

grotere delen van de middag raakt: in november tot en met januari vanaf 13.00 uur, in oktober en februari<br />

vanaf 14.00 en in maart en september vanaf 15.00 uur.<br />

46


Voor de beoordeling van de bezonningseffecten van bebouwing worden de 'lichte' en de 'strenge' TNOnormen<br />

gehanteerd. Deze vinden hun oorsprong in het woonwaarderingsstelsel uit 1962. Voor voldoende<br />

bezonning in de woonkamer wordt de 'lichte' TNO-norm gehanteerd: ten minste 2 mogelijke<br />

bezonningsuren/dag in de periode van 19 februari - 21 oktober (gedurende 8 maanden) ter plaatse van<br />

het midden van de vensterbank aan de binnenkant van de raam.<br />

Voor goede bezonning in de woonkamer wordt de 'strenge' TNO-norm aangehouden: ten minste 3<br />

mogelijke bezonningsuren/dag in de periode 21 januari - 22 november (gedurende 10 maanden) ter<br />

plaatse van het midden van de vensterbank aan de binnenkant van de raam.<br />

De bezonning van de bebouwing westelijk van het zuidblok voldoet aan de ‘strenge’ TNO-norm aangezien<br />

tussen 19 februari en 21 oktober vanaf 12.00 uur zo<strong>nl</strong>icht direct op de gevel valt en tot op zijn vroegst<br />

16.00 geen schaduw van het zuidblok op de bestaande woningen valt.<br />

De bezonning van de bebouwing westelijk van het noordblok voldoet aan de ‘lichte’ TNO-norm aangezien<br />

tussen 19 februari en 21 oktober vanaf 12.00 uur zo<strong>nl</strong>icht direct op de gevel valt en tot op zijn vroegst<br />

14.00 geen schaduw van het zuidblok op de bestaande woningen valt.<br />

4.2.8 Detailhandel<br />

In juni 2005 heeft BRO een ruimtelijk-economische onderbouwing opgesteld voor de functionele<br />

invullingmogelijkheden van het Stadionplein. Er is daarbij ook gekeken naar de bestaande winkelstructuur<br />

in de Stadionbuurt (Olympiaplein, Marathonweg en Stadionplein).<br />

In de ruimtelijk-economische onderbouwing is het volgende aangegeven:<br />

Het huidige detailhandelsaanbod in de Stadionbuurt is vooral gericht op de dagelijkse verzorging<br />

van de omliggende buurt en wijk. In zijn totaliteit is de omvang van het winkelaanbod in de<br />

Stadionbuurt beperkt. Ten opzichte van de rest van het stadsdeel en landelijke gemiddelden<br />

beschikken de inwoners van de Stadionbuurt over relatief weinig winkelmeters in hun omgeving.<br />

Daarnaast is het winkelaanbod relatief kleinschalig;<br />

Het Olympiaplein heeft door de goede bereikbaarheid, zichtbaarheid, diversiteit en de<br />

aanwezigheid van een supermarkt voldoende toekomstperspectief;<br />

De Marathonweg heeft vanwege de beperkte fysieke mogelijkheden, de geringe zichtbaarheid en<br />

bereikbaarheid als boodschappencentrum alleen perspectief na grote investeringen en de<br />

vestiging van een supermarkt;<br />

Het Stadionplein heeft perspectief vanwege de goede bereikbaarheid, zichtbaarheid en<br />

aanwezigheid van diverse functies (zoals markt en horeca). Een verdere ontwikkeling dient bij<br />

voorkeur in samenhang plaats te vinden met de nu aanwezige functies. In de toekomst zal het<br />

draagvlak in de Stadionbuurt op en rond het Stadionplein juist toenemen vanwege<br />

nieuwbouwplannen. Dit biedt perspectief voor nieuwe ontwikkelingen op het Stadionplein;<br />

Door de centrale ligging, de bevolkingsgroei in het Olympisch Kwartier en de beperkte omvang<br />

van het detailhandelsaanbod in de Stadionbuurt is er een goede aa<strong>nl</strong>eiding om het Stadionplein<br />

als steunpunt te ontwikkelen. Een steunpunt is een klein cluster van diverse commerciële<br />

voorzieningen welke primair is gericht op de omliggende buurt en aanvullend op een groter en<br />

completer winkelcentrum;<br />

Een ontwikkeling als steunpunt moet worden afgestemd op de overige winkelgebieden in de<br />

Stadionbuurt. Het handhaven van de wijkverzorgende functie van het Olympiaplein is daarbij<br />

uitgangspunt, terwijl voor de Marathonweg, gezien het geringe perspectief, verplaatsingen naar<br />

het Stadionplein als optie opengehouden kunnen worden zodat op de Marathonweg een cluster<br />

voor kleinschalige bedrijvigheid en dienstverlening ontstaat. Er wordt afgeraden om de<br />

supermarkt op het Stadionplein aan te vullen met een groot aantal dagelijkse winkels.<br />

Binnen het te ontwikkelen steunpunt Stadionplein wordt de supermarkt als de trekker gezien. De<br />

supermarkt zal maximaal een buurt- c.q. wijkverzorgende functie moeten hebben, wat neer komt<br />

op een indicatief oppervlak van 1.200 tot 1.800 m² bvo;<br />

Dag- en avondhoreca kan een aanvulling zijn op het steunpunt. Er is ruimte voor toevoeging van<br />

twee horecazaken met een oppervlak van 100 tot 150 m² bvo per vestiging;<br />

Op het Stadionplein moet rekening worden gehouden met verplaatsingsmogelijkheden voor<br />

detailhandel op de Marathonweg en schaalvergroting voor bestaande winkels rond het<br />

Stadionplein. Er kan rekening worden gehouden met een oppervlak van circa 500 m² bvo per<br />

winkel.<br />

47


Op 16 oktober 2008 heeft de Commissie Winkelplanning geadviseerd over het programma commerciële<br />

voorzieningen in het plan. De Commissie heeft geadviseerd de winkels te projecteren aan de noordzijde<br />

van het noordblok en de horeca aan de zuidzijde. Voorts wordt geadviseerd dat met name winkels in de<br />

(verzorgende) dagelijkse goederensector kansrijk zijn. Wat betreft parkeren wordt geadviseerd een deel<br />

de het geplande parkeerareaal op maaiveld aan te bieden.<br />

De aanbevelingen worden betrokken in de verdere uitwerking van de plannen, maar zijn niet van invloed<br />

op de inhoud van het bestemmingsplan wegens het gedetailleerde en op uitvoering gerichte karakter van<br />

de opmerkingen. In het kader van het woon- en leefklimaat is in de straat tussen de bestaande bebouwing<br />

aan het Stadionplein en het te realiseren Noordblok vestiging van horeca uitgesloten. Dit geldt voor de<br />

oostzijde van het bestemmingsvlak van het Noordblok, met uitzondering van de zuid-oost hoek van het<br />

blok.<br />

4.2.9 Milieu-effectrapportage<br />

Op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer en het op basis daarvan vastgestelde Besluit milieueffectrapportage<br />

1994 (gewijzigd in augustus 2006) is het voor bepaalde ruimtelijke plannen die (als<br />

eerste) activiteiten mogelijk maken die nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu verplicht om een<br />

milieueffectrapport (MER) op te stellen of om te beoordelen of een MER opgesteld moet worden.<br />

Woningen<br />

Het Besluit milieueffectrapportage van 1994, bijlage C en D onder 11.1 geeft aan dat bij het vaststellen<br />

van een ruimtelijk plan waarin de bouw van 4.000 woningen binnen de bebouwde kom wordt voorzien de<br />

MER-plicht van toepassing is. Bij de bouw van 2.000 woningen in een aaneengesloten gebied binnen de<br />

bebouwde kom is de MER beoordelingsplicht van toepassing. In het plangebied worden dergelijke<br />

woningaantallen niet gerealiseerd. Er geldt dus geen MER-plicht en MER-beoordelingsplicht voor de<br />

nieuwe woningen.<br />

Stadsproject<br />

Volgens het Besluit milieu-effectrapportage bestaat er een MER-beoordelingsplicht wanneer voor de<br />

uitvoering of wijziging van een stadsproject in de gevallen dat wordt voorzien in de realisatie van een<br />

bedrijfsvloeroppervlak van 200.000 m 2 of meer (inclusief parkeren). In het projectgebied wordt een<br />

dergelijk bedrijfsvloeroppervlak niet gerealiseerd.<br />

Recreatieve voorzieningen<br />

Volgens het Besluit milieu-effectrapportage 1994 dient een MER beoordelingsplicht te worden uitgevoerd<br />

wanneer er in een ruimtelijk plan een recreatieve voorziening wordt toegestaan die meer dan 250.000<br />

bezoekers per jaar aantrekt. Indien jaarlijks meer dan 500.000 bezoekers worden verwacht geldt een<br />

directe MER-plicht.<br />

In het projectgebied zijn dergelijke recreatieve of toeristische voorzieningen uitgesloten.<br />

4.2.10 Economische uitvoerbaarheid<br />

Voor de ontwikkeling van het Stadionplein is een grondexploitatie opgesteld. Daaruit blijkt dat de<br />

ontwikkeling van het Stadionplein een positief resultaat op de grondexploitatie te geven. Het<br />

investeringsbesluit is op 22 april 2009 vastgesteld door de gemeenteraad centrale stad. Bij de berekening<br />

van de grondprijzen is uitgegaan van een residuele benadering, waarmee het voor een ontwikkelaar<br />

mogelijk is het plan rendabel te ontwikkelen.<br />

Er hoeven voor de uitvoering geen gronden of opstallen te worden verworven. Eventuele kosten voor de<br />

sanering van de bodem komen ten laste van de central post bodemsanering.<br />

De huidige snackbar krijgt een nieuwe locatie in het plangebied, ook de markt keert terug. Tijdens de<br />

bouwwerkzaamheden zullen zowel de snackbar als de markt tijdelijk nabij het Stadionplein worden<br />

gesitueerd.<br />

Alle gronden zijn eigendom van de gemeente Amsterdam. Er is daarom geen aa<strong>nl</strong>eiding een<br />

exploitatieplan zoals bedoeld in de Wro vast te stellen.<br />

48


4.3 Opbouw van het bestemmingsplan<br />

Dit bestemmingsplan bestaat uit een GML-bestand, regels en een toelichting. Het GML-bestand bevat de<br />

plankaart, waaraan de regels zijn gekoppeld. Deze vormen het juridisch bindende deel van het<br />

bestemmingsplan.<br />

Plankaart<br />

Op de verbeelding van de plankaart wordt door middel van letters, cijfers, lijnen en aanduidingen het<br />

toegestane gebruik van de gronden en de mogelijke bouwhoogtes/volumes staan aangegeven. De kaart<br />

heeft, in samenhang met de regels, een juridisch bindend karakter.<br />

Als ondergrond is een recente topografische kaart gehanteerd. Daarmee kan exact worden bepaald waar<br />

het plan is gelegen en hoe begrenzingen lopen. Om de goede leesbaarheid van de plankaart te<br />

waarborgen is gekozen voor een schaal van 1:1000. De kaarten zijn voorts voorzien van een legenda en<br />

een noordpijl. Het plangebied van het bestemmingsplan is aan de hand van een plangrens (bolletjeslijn)<br />

op de plankaart weergegeven.<br />

Regels<br />

In de standaarden voor vergelijkbaarheid, de SVBP 2008, is voorgeschreven hoe de regels van het<br />

bestemmingsplan dienen te worden opgebouwd. Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid dienen de<br />

regels in hoofdstukken te worden geplaatst. Daarbij dient een vaste volgorde te worden aangehouden.<br />

De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit vier hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk worden<br />

de begrippen en wijze van meten behandeld. Deze hebben als doel begrippen in de regels te verklaren en<br />

eenduidige richtlijnen te geven op basis waarvan de bouwmaten die zijn opgenomen in de regels dienen<br />

te worden gemeten.<br />

In het tweede hoofdstuk zijn de regels opgenomen, die betrekking hebben op alle bestemmingen die in<br />

het bestemmingsplan zijn opgenomen.<br />

Het derde en vierde hoofdstuk omvat een aantal regels, die niet op een bepaalde bestemming betrekking<br />

hebben, maar voor het gehele bestemmingsplan gelden.<br />

Het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling zijn opgenomen in het Bro2008 met de verplichting deze<br />

over te nemen in het bestemmingsplan. De Wro bevat een algemeen verbod om de gronden en<br />

bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Dit hoeft dus niet in de planregels te worden<br />

opgenomen. Hetzelfde geldt voor de strafbepaling.<br />

In een bestemmingsregel wordt aangegeven waarvoor en – zo nodig – hoe de betreffende gronden<br />

mogen worden gebruikt en bebouwd. Ter bevordering van de leesbaarheid en de raadpleegbaarheid dient<br />

hierbij een vaste volgorde te worden aangehouden. Voor zover voor het betrokken bestemmingsplan van<br />

toepassing, geldt dit voor alle soorten bestemmingen.<br />

De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:<br />

- Bestemmingsomschrijving<br />

- Bouwregels<br />

- Nadere eisen<br />

- Ontheffing van de bouwregels<br />

- Specifieke gebruiksregels<br />

- Ontheffing van de gebruiksregels<br />

- Aa<strong>nl</strong>egvergunning<br />

- Sloopvergunning<br />

- Wijzigingsbevoegdheid<br />

In de bestemmingsomschrijving wordt beschreven welke functies binnen de betreffende bestemming zijn<br />

toegestaan. In de bouwregels wordt weergegeven of en hoe gebouwd mag worden. Daarin wordt in<br />

algemene zin geregeld in alle bestemmingen dat er slechts gebouwd mag worden ten behoeve van de<br />

bestemming. In de navolgende (sub)leden worden maten zoals oppervlakten en bouwhoogten<br />

opgenomen, die betrekking hebben op de toegestane gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen<br />

49


zijnde. In een aantal gevallen is in afwijking van bepalingen in de eerder genoemde leden mogelijk, in<br />

sommige gevallen is dit slechts mogelijk na het verlenen van een ontheffing door het dagelijks bestuur.<br />

In de specifieke gebruiksregels worden nadere bepalingen gegeven omtrent de functies die zijn vermeld in<br />

de doeleindenomschrijving. Zo kan bijvoorbeeld de omvang van bepaalde functies beperkt worden, of de<br />

situering van functies worden aangewezen.<br />

Wijze van regelen<br />

In het bestemmingsplan zijn voor alle gronden bestemmingen opgenomen die een direct bouwrecht<br />

verlenen, dus zonder uitwerkingsplicht of wijzigingsbevoegdheid. De reden daarvan is dat reeds een<br />

uitgewerkt Stedenbouwkundig Plan door de stadsdeelraad is vastgesteld, waarin de te realiseren<br />

bouwmassa’s en functies voldoende concreet benoemd zijn om de aanvaardbaarheid van de ruimtelijke<br />

effecten af te kunnen wegen. Dit uit zich onder meer in de uitgevoerde onderzoeken naar luchtkwaliteit,<br />

geluidhinder et cetera, waaruit blijkt dat het plan zonder meer uitvoerbaar is binnen de kaders van de wet.<br />

De diverse te realiseren gebouwen en ruimten hebben afzonderlijke bestemmingen gekregen, omdat de<br />

functionele invulling per gebouw / ruimte verschilt.<br />

Het noordblok is bestemd als Gemengd – 1, waarbinnen wonen, detailhandel, horeca en parkeren is<br />

toegestaan.<br />

Het zuidblok is bestemd als Gemengd – 2, wat de bouw van culturele voorzieningen en een hotel mogelijk<br />

maakt. Binnen deze bestemming zijn woningen alleen toegestaan na wijziging van het bestemmingsplan,<br />

wat kan plaatsvinden indien zou blijken dat een rendabele exploitatie van een hotel niet mogelijk is. Het<br />

voorrang geven aan een hotelontwikkeling sluit aan bij het Strategiebesluit van april 2009 en is in<br />

overeenstemming met het gemeentelijke hotelbeleid van november 2007.<br />

De kiosken hebben de bestemming Gemengd – 3, omdat binnen deze gebouwen uitsluitend<br />

publiekgerichte functies, niet zijnde een snackbar, gewenst zijn.<br />

De hoofdverkeersstructuur binnen het plan is bestemd als Verkeer, terwijl het plein is bestemd als Verkeer<br />

– Verblijfsgebied. In hoofdzaak is het verschil dat binnen Verkeer autowegen bestaan en dat binnen<br />

Verkeer – Verblijfsgebied de pleinfuncties centraal staan en de auto’s alleen ondergronds zijn toegestaan.<br />

Op het plein kan een groot kunstobject worden opgericht, dat in samenspraak met de buurt wordt<br />

geplaatst. Tenslotte zijn er nog enkele stroken groen bestemd als Groen.<br />

Nadere eisen<br />

Binnen de bestemmingen Gemengd – 1 is in de planregels opgenomen dat het Dagelijks Bestuur nadere<br />

eisen kan stellen ten aanzien van bouwplannen die voorzien in geluidgevoelige gebouwen. Aa<strong>nl</strong>eiding<br />

voor deze bepaling is dat de nieuwe gebouwen, waarin woningen maatschappelijke voorzieningen kunnen<br />

worden gerealiseerd, geluidhinder vanwege de omliggende wegen en de A10 ondervinden. Op een aantal<br />

geveldelen is blijkens akoestisch onderzoek een geluidbelasting aan de orde die hoger is dan de<br />

maximale hogere grenswaarden die op grond van de Wet geluidhinder zijn toegestaan. Ook is er<br />

incidenteel sprake van een onaanvaardbare same<strong>nl</strong>oop van geluidhinder (cumulatie). In die gevallen<br />

zullen aan de gevel extra maatregelen getroffen moeten worden door bijvoorbeeld dove gevels of<br />

vliesgevels toe te passen. Omdat er nog geen concrete bouwplannen zijn voorbereid zijn deze eisen niet<br />

nu al geconcretiseerd. Het Dagelijks Bestuur stelt de nadere eisen op basis van nader akoestisch<br />

onderzoek dat uitgevoerd moet worden in het kader van het bouwplan.<br />

Ontheffingen<br />

Binnen de bestemmingen Gemengd – 1 en Gemengd – 2 is een regeling opgenomen die beoogt strikte<br />

bescherming biedt aan het principe dat ruime binnenterreinen worden gecreëerd, die licht en lucht tot de<br />

woningen toelaten. Anderzijds wordt nagestreefd de ontwerpende architecten flexibiliteit te bieden. Deze<br />

twee uitgangspunten hebben geleid tot een regeling waarin een achtergevelrooilijn is vastgelegd die<br />

standaard een woningdiepte van maximaal 8 meter mogelijk maakt, maar waar door ontheffing van de<br />

bouwregels tot diepere woningen kan worden gekomen mits een vastgestelde minimale maat van het<br />

binnenterrein resteert.<br />

In de openbare ruimte worden ontheffingen worden slechts met terughoudendheid verleend en indien<br />

geen redelijke alternatieve oplossingen voor handen zijn. In dat licht bezien geldt voor de bestemming<br />

Verkeer – Verblijf dat het stadsdeel nastreeft het plein zo veel mogelijk vrij van incidentele bebouwing te<br />

50


houden en daarom toegangshuisjes tot de parkeergarage, nutsvoorzieningen, toiletgebouwen en<br />

dergelijke in principe niet toe te staan. De toegangen tot de parkeergarage mogen bijvoorbeeld uitsluitend<br />

worden gerealiseerd voor zover brandveiligheidseisen daartoe aa<strong>nl</strong>eiding geven en nutsvoorzieningen<br />

mogen alleen ondergronds of in de bestemmingen Gemengd – 1 en Gemengd – 2 worden gerealiseerd.<br />

De algemene ontheffingsregels maken de bouw van bovengrondse nutsvoorzieningen wel mogelijk, maar<br />

dit is uitsluitend toe te passen indien geen andere oplossingen uitvoernaar zijn.<br />

De te realiseren parkeerkelder mag een diepte hebben van 8,5 meter onder NAP. In de<br />

watertoetsprocedure is vastgesteld dat er in ieder geval tot die diepte geen onaanvaardbare<br />

geohydrologische effecten te verwachten zijn. Indien een diepere kelder worden nagestreefd, om een<br />

twee- of drielaagse parkeergarage te bouwen, is nader onderzoek naar de geohydrologische effecten<br />

nodig. Als uit dat onderzoek blijkt dat de geohydrologische effecten aanvaardbaar zijn kan een diepere<br />

kelder (tot maximaal 14 meter onder NAP) worden gebouwd.<br />

Binnen de dubbelbestemming Waarde - Waterkering geldt een bouwverbod, waarvan alleen na ontheffing<br />

afgeweken kan worden. Dit bouwverbod is uitsluitend gericht op de bescherming van de belangen van de<br />

beheerder van de waterkering. De ontheffingsmogelijkheid is daarom in de planregels gekoppeld aan een<br />

positief advies van de beheerder van de waterkering.<br />

Voor ontheffingen die overschrijding van de maximale bouwhoogten van gebouwen mogelijk maken, zoals<br />

bijvoorbeeld voor dakopbouwen en lifthuizen en dergelijke, geldt het algemene principe dat deze<br />

onderdelen van de gebouwen zo min mogelijk invloed dienen te hebben op het zicht vanuit de openbare<br />

ruimte.<br />

51


5 Inspraak en overleg<br />

5.1 Inspraak n.a.v. het voorontwerp bestemmingsplan<br />

Op basis van het Schetsontwerp is in het voorjaar van 2007 een concept Investeringsbesluit en een<br />

conceptontwerp bestemmingsplan opgesteld, waarover van 29 mei 2007 tot 10 juli 2007 inspraak is<br />

gehouden. Het plan kon niet rekenen op draagvlak bij de bewoners. De Buurtgroep Stadionplein diende<br />

een eigen plan door middel van een Burgerinitiatief in. In de raadscommissie van 11 maart 2008 werd<br />

geconstateerd dat beide plannen sterke punten hadden, maar ook tekortkomingen. Het Dagelijks Bestuur<br />

kreeg daarom van de raad de opdracht samen met de buurtgroep toe te werken naar een nieuw plan, dat<br />

zou kunnen rekenen op draagvlak bij buurtgroep, buurt en stadsdeel. Om dit nieuwe plan te kunnen<br />

maken, hebben het stadsdeel en de buurtgroep verschillende overleggen gevoerd. Het resultaat van het<br />

overleg is een Programma van Eisen van 29 mei 2008 waaraan het nieuwe plan moet voldoen. Het<br />

Programma van Eisen is in juni 2008 door de voorzitter van de buurtgroep en de portefeuillehouder<br />

gezame<strong>nl</strong>ijk aan de raadscommissie Ruimte en Wonen gepresenteerd. Dit gezame<strong>nl</strong>ijke Programma van<br />

Eisen is door architectenbureau OMA vertaald in een schetsontwerp dat de basis vormt voor het<br />

Stedenbouwkundig Plan. In dit plan is ook rekening gehouden met de verschillende reacties die door de<br />

buurt in juni 2007 zijn gegeven op het vorige plan. Het Stedenbouwkundig Plan vervangt, samen met de<br />

raadsvoordracht en de grondexploitatie met de financiële toelichting, het concept-Investeringsbesluit uit<br />

2007. Het Stedenbouwkundig Plan is op 17 december 2008 door de raad vastgesteld<br />

5.2 Resultaat van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro<br />

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp<br />

bestemmingsplan toegezonden aan de volgende instanties:<br />

1. VROM Inspectie Noord-West;<br />

2. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat Generaal Rijkswaterstaat, Directie Noord<br />

Holland;<br />

3. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;<br />

4. Provincie Noord-Holland, bureau Ruimtelijke Inrichting Zuid;<br />

5. Burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (APC en dRO);<br />

6. Gemeente Amsterdam, Dienst Milieu- en bouwtoezicht (DMB);<br />

7. Dienst Infrastructuur, Verkeer en Vervoer (dIVV);<br />

8. Waternet;<br />

9. Bureau Monumenten & Archeologie (Amsterdam);<br />

10. Dienst Binnenwaterbeheer;<br />

11. Dagelijks Bestuur stadsdeel Zuideramstel;<br />

12. Continuon;<br />

13. Gastransport Services, district west;<br />

14. KPN Telecom, afdeling UTN Straalverbindingen;<br />

15. Kamer van Koophandel en fabrieken Amsterdam.<br />

De artikel 3.1.1-reacties van de verschillende instanties worden hierna weergegeven en beantwoord.<br />

VROM-inspectie Noord-West<br />

De adressant heeft te kennen gegeven dat het plan geen aa<strong>nl</strong>eiding geeft tot het maken van<br />

opmerkingen. Voorts wordt aangegeven dat enkele andere rijksdiensten, geen aa<strong>nl</strong>eiding zien tot het<br />

maken van opmerkingen.<br />

Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat Generaal Rijkswaterstaat, Directie Noord Holland<br />

Opmerking 1<br />

De adressant verzoekt de beschrijving van de Vierde Nota Waterhuishouding aan te passen zodat de<br />

hoofddoelstelling van deze nota beter wordt verwoord.<br />

52


Antwoord 1<br />

Naar aa<strong>nl</strong>eiding van de opmerking zijn enkele aanpassingen aan de desbetreffende teksten in de<br />

plantoelichting doorgevoerd.<br />

Opmerking 2<br />

De adressant verzoekt bij het akoestisch onderzoek tevens de gehanteerde verkeerscijfers op te nemen.<br />

Daarbij wordt opgemerkt dat afstemming heeft plaatsgevonden tussen Rijkswaterstaat en de dRO (die het<br />

onderzoek uitvoerde) over de verkeerscijfers voor de A10.<br />

Antwoord 2<br />

Aan het verzoek wordt tegemoet gekomen.<br />

Opmerking 3<br />

De adressant stelt dat de nieuwe woningbouw niet in overeenstemming is met de Nota Ruimte, omdat er<br />

door het project meer woningen geluidbelast zullen zijn<br />

Antwoord 3<br />

De lezing van de Nota Ruimte zoals deze door de adressant wordt gepresenteerd is veel te eenzijdig en<br />

treft geen doel. De Nota Ruimte is in hoofdzaak gericht op bundeling van verstedelijking en infrastructuur.<br />

Verder heeft het rijk woningbouwdoelstellingen. Verdichting van de bestaande stad en het toevoegen van<br />

nieuwe woningen is een belangrijk onderdeel van het rijksbeleid.<br />

Uit het akoestisch onderzoek blijkt overigens dat de nieuwe bebouwing een afschermende werking heeft<br />

voor bestaande woningen die geluidbelast zijn.<br />

Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten<br />

Opmerking 1<br />

De adressant verzoekt om in de plantoelichting te noemen dat de minister voornemens is Plan Zuid aan te<br />

wijzen als beschermd stads- en dorpsgezicht.<br />

Antwoord 1<br />

De plantoelichting is hierop aangevuld.<br />

Opmerking 2<br />

De adressant geeft aan het voorliggende plan, in tegenstelling tot eerdere plannen, op hoofdlijnen te<br />

ondersteunen. In de reactie wordt dit nader onderbouwd, waarin de draaiing van het plein van bepalend<br />

is.<br />

Antwoord 2<br />

Van de opmerking wordt nota genomen.<br />

Opmerking 3<br />

Verzocht wordt in het plan een passage op te nemen over de samenhang in het ontwerp tussen het<br />

noordelijke en het zuidelijke blok.<br />

Antwoord 3<br />

De gebouwen op het Stadionplein zullen tegelijker tijd één ensemble vormen met de twee<br />

Citroëngebouwen en reageren op de vroeg 20e eeuwse woningbouw van de van Tuyll van<br />

Serooskerkenwijk.<br />

Beide gebouwen zijn ingetogen in vorm materiaal kleur en detaillering en hebben een onderlinge<br />

verwantschap in architectuur.<br />

Beide gebouwen hebben in hun klare sculptuur een duidelijke overeenkomst (kubistisch hoofdvolumes<br />

waaruit kleinere kubistische volumes worden uitgesneden/weggelaten).<br />

De Citroëngebouwen zijn de referentie, niet zozeer qua specifiek materiaalgebruik, maar meer qua<br />

eenduidigheid van het gebruik van materialen. Het gaat niet zozeer om het materiaal dat gebruikt wordt,<br />

maar het is meer een zoektocht naar één bewerking die antwoord geeft op alle verschillende condities er<br />

om heen.<br />

Opmerking 4<br />

De adressant acht een bouwhoogte van 30 meter voor het cultuurgebouw te hoog en verzoekt deze te<br />

verlagen tot 24 meter.<br />

Antwoord 4<br />

Het cultuurgebouw maakt inmiddels geen deel meer uit van het plan.<br />

53


Provincie Noord-Holland, bureau Ruimtelijke Inrichting Zuid<br />

Opmerking 1<br />

Aangegeven is dat het plan is getoetst aan het streekplan. Geconstateerd wordt dat het plan past binnen<br />

de relevante beleidskaders.<br />

Antwoord 1<br />

Van de opmerking wordt nota genomen.<br />

Opmerking 2<br />

Verzocht wordt het onderzoek naar de invloed van de bouw van de parkeergarage op de<br />

waterhuishouding in de waterparagraaf op te nemen.<br />

Antwoord 2<br />

Op basis van geohydrologisch onderzoek door Waternet is geconstateerd dat de invloed van de garage<br />

op het grondwater in de gebruiksfase zeer gering zal zijn, in een marge van centimeters. De<br />

plantoelichting is hierop aangevuld.<br />

Opmerking 3<br />

Opgemerkt wordt dat it de plantoelichting moet blijken dat wordt voldaan aan de wettelijke<br />

luchtkwaliteitseisen.<br />

Antwoord 3<br />

De plantoelichting is hierop aangevuld. Er wordt voldaan aan de desbetreffende bepalingen uit de Wet<br />

milieubeheer.<br />

Burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (APC en dRO)<br />

Opmerking 1<br />

Aangegeven is dat het plan is getoetst aan het structuurplan en aan overig relevant beleid. Geconstateerd<br />

wordt dat het plan past binnen de relevante beleidskaders.<br />

Antwoord 1<br />

Van de opmerking wordt nota genomen.<br />

Opmerking 2<br />

De adressant mist een beperking van het oppervlak kantoren en de te hanteren parkeernorm. Voorts<br />

wordt gewezen op het gemeentelijk beleid ten aanzien van nieuwe kantoorontwikkelingen zoals is<br />

neergelegd in het Plabeka.<br />

Antwoord 2<br />

In het kader van het Plabeka II (vastgesteld door het college van B&W op 20 februari 2007) zijn 31<br />

locaties benoemd waar de kantoorruimte geheel of gedeeltelijk geschrapt zou moeten worden. Daarnaast<br />

hebben zeven plannen de opdracht gekregen tot temporiseren en zal op 11 plaatsen de aanwezige<br />

kantoorruimte behouden moeten blijven. In deze beleidsnota wordt niet gespoken over het Stadionplein.<br />

Op het Stadionplein worden geen kantoren mogelijk gemaakt; dit was niet mogelijk in het<br />

voorontwerpbestemmingsplan, maar ook met het ontwerpbestemmingsplan wordt dit niet mogelijk<br />

gemaakt.<br />

Opmerking 3<br />

Geadviseerd wordt de parkeergarage onder het Olympisch Stadion in de parkeerbalans te verwerken,<br />

gezien de afspraken over de invulling van het Stadionplein bij de bouw daarvan.<br />

Antwoord 3<br />

Er is geen aa<strong>nl</strong>eiding om de parkeergarage onder het Stadion bij de parkeerbalans van het Stadionplein<br />

te betrekken. Deze garage van 850 plaatsen is als volgt bestemd: 300 plaatsen voor bewoners in het<br />

Olympisch Kwartier, 250 plaatsen voor P+R, 115 bedrijfsplaatsen voor bedrijven in het gebouw en gebied<br />

en 115 bezoekersplaatsen.<br />

Slechts de laatste categorie zou in een breder kader kunnen worden geplaatst, maar gezien de druk die er<br />

op een aantal momenten op deze plaatsen is (gebruik a.g.v. activiteiten in het Stadion, de sporthallen Zuid<br />

en de Schinkeleilanden), lijkt dit niet erg zinvol.<br />

Opmerking 4<br />

Onder verwijzing naar het Amsterdamse beleid daaromtrent wordt gevraagd of en hoe aan het<br />

uitgangspunt van stille zijden wordt voldaan.<br />

54


Antwoord 4<br />

Uit het door dRO uitgevoerde akoestisch onderzoek (januari 2009) blijkt dat het mogelijk is overal, op één<br />

gevel na, te voldoen aan de eis van stille zijden. De bedoelde gevel die niet stil is heeft een<br />

geluidbelasting van 49 dB, wat een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde met 1 dB is. Dit is<br />

eenvoudig op te lossen door maatregelen zoals bijvoorbeeld een afsluitbare loggia.<br />

Opmerking 5<br />

Opgemerkt wordt dat bij het onderzoek naar luchtkwaliteit geen gebruik kan worden gemaakt van<br />

achtergrondwaarden op basis van de GGD maar allen van de GCN-kaart.<br />

Antwoord 5<br />

Inmiddels is nieuw onderzoek uitgevoerd, dat uitgaat van de GCN-kaart. Daaruit blijkt dat de luchtkwaliteit<br />

geen belemmering vormt voor het plan.<br />

Opmerking 6<br />

De adressant maakt een algemene opmerking over de werking van het Besluit Externe Veiligheid<br />

Inrichtingen.<br />

Antwoord 6<br />

De opmerking leidt niet tot aanpassing van het plan, het plan voldoet aan het BEVI.<br />

Opmerking 7<br />

Opgemerkt wordt dat de waterparagraaf ontbreekt en oriënterend bodemonderzoek onvoldoende<br />

zekerheid biedt omtrent de milieukundige geschiktheid van de bodemkwaliteit.<br />

Antwoord 7<br />

Op basis van de gegevens die Waternet daarvoor heeft geleverd is de waterparagraaf ingevoegd. Ten<br />

aanzien van bodemonderzoek geldt dat er meer onderzoek is gedaan dan alleen een oriënterend<br />

onderzoek. Uit het onderzoek blijkt dat de bodemgesteldheid van voldoende kwaliteit is voor de beoogde<br />

functies.<br />

Naar aa<strong>nl</strong>eiding van de opmerking zijn enkele aanpassingen aan de desbetreffende teksten in de<br />

plantoelichting doorgevoerd.<br />

Gemeente Amsterdam, Dienst Milieu en Bouwtoezicht<br />

Opmerking 1<br />

De adressant plaats enkele opmerkingen over de leesbaarheid en interpretatiemogelijkheden van een<br />

aantal in de planregels opgenomen begrippen.<br />

Antwoord 1<br />

Onder dankzegging voor de nauwkeurige lezing van het voorontwerp bestemmingsplan zijn enkele<br />

aanpassingen aan de begrippen doorgevoerd. Daarbij zijn de begrippen, waarvoor het SVBP per 1 juli<br />

2009 bindende definities voor geeft, conform het SVBP aangepast.<br />

Opmerking 2<br />

De adressant merkt op dat de uit het plan volgende wijzigingen in de verkeerscirculatie en de fysieke<br />

maatregelen aan bestaande wegen op grond van de Wet geluidhinder vergen dat onderzoek wordt<br />

verricht naar de akoestische gevolgen voor bestaande woningen. Voorts wordt gesteld dat het<br />

aanbeveling verdient de geluidbelasting vanwege 30 km/uur wegen te onderzoeken.<br />

Antwoord 2<br />

De bedoelde wijzigingen zijn zodanig dat geen toename van geluidhinder op bestaande woningen<br />

verwacht wordt die 2 dB of meer bedraagt. De wijzigingen betreffen namelijk een knip van een nu en in de<br />

toekomst rustige weg, waar geen doorgaand verkeer over rijdt. In de plantoelichting wordt voorts<br />

uiteengezet dat maatregelen worden getroffen om nieuw sluipverkeer tegen te gaan, zodat ook dat niet<br />

leidt tot een relevante toename van geluidhinder.<br />

Wat betreft de opmerking over de 30 km/uur wegen geldt dat de Wet geluidhinder geen akoestisch<br />

onderzoek voor deze wegen voorschrijft. De desbetreffende wegen hebben en krijgen geen functie voor<br />

doorgaand verkeer en het plan leidt niet tot zodanige wijzigingen van verkeersstromen dat in het kader<br />

van de planologische afweging een nader onderzoek nodig is. Het nieuwe bouwprogramma wordt direct<br />

op de aangrenzende hoofdontsluitingswegen afgewikkeld en niet via de 30 km wegen.<br />

55


Opmerking 3<br />

De adressant stelt voor de teksten met betrekking tot Externe Veiligheid zodanig te redigeren dat<br />

nadrukkelijker blijkt dat er geen belemmeringen worden opgeworpen met betrekking tot de Externe<br />

Veiligheid.<br />

Antwoord 3<br />

Naar aa<strong>nl</strong>eiding van de opmerkingen zijn enkele aanpassingen aan de desbetreffende teksten in de<br />

plantoelichting doorgevoerd.<br />

Opmerking 4<br />

De adressant stekt dat op grond van de wet- en regelgeving met betrekking tot de luchtkwaliteit onderzoek<br />

gedaan moet worden naar de invloed van de emissies van de parkeergarage op de luchtkwaliteit.<br />

Antwoord 4<br />

De veronderstelling van de adressant is onjuist. De wet- en regelgeving omtrent de bouw van openbare<br />

parkeergarages voorziet reeds in de waarborgen dat geen luchtkwaliteitsnormen worden overschreden.<br />

Er is recent onderzoek verricht naar de luchtkwaliteit. Uit dit onderzoek blijkt dat wordt voldaan aan de<br />

Wet milieubeheer.<br />

Opmerking 5<br />

De adressant schrijft dat de tekst in de plantoelichting de indruk wekt dat nog geen onderzoek is gedaan<br />

naar de bodemkwaliteit, terwijl dat wel heeft plaatsgevonden en er is geconstateerd dat de<br />

bodemgesteldheid van voldoende kwaliteit is voor de beoogde functies.<br />

Antwoord 5<br />

Naar aa<strong>nl</strong>eiding van de opmerking zijn enkele aanpassingen aan de desbetreffende teksten in de<br />

plantoelichting doorgevoerd.<br />

Waternet<br />

Opmerking 1<br />

In haar reactie heeft Waternet haar uitgangspunten met betrekking tot de (integrale) waterhuishouding<br />

naar voren willen brengen. Deze uitgangspunten zijn niet van invloed op de inhoud of de uitvoerbaarheid<br />

van de bouwplannen.<br />

Antwoord 1<br />

De bestemmingsplantoelichting is op basis van de reactie aangevuld.<br />

Bureau Monumenten & Archeologie (Amsterdam)<br />

Opmerking 1<br />

Ten aanzien van de beleidsbeschrijving over archeologie merkt de adressant op dat de weergegeven<br />

tekst verouderd is. Verzocht wordt deze tekst te actualiseren. Geconstateerd wordt dat m.b.v. het<br />

opnemen van een aa<strong>nl</strong>egvergunning, of het stellen van nadere eisen, in een bestemmingsplan het<br />

principe ‘de verstoorder betaalt’ te verankeren.<br />

Antwoord 1<br />

Naar aa<strong>nl</strong>eiding van de opmerking zijn enkele aanpassingen aan de desbetreffende teksten in de<br />

plantoelichting doorgevoerd.<br />

Het gebied met een hoge archeologische waarde / vindkans krijgt in het bestemmingsplan de<br />

dubbelbestemming ‘Waarde – archeologie’ (met daaraan een aa<strong>nl</strong>egvergunning gekoppeld).<br />

Opmerking 2<br />

De adressant verwijst naar een eerdere brief, als reactie op het Investeringsbesluit, over<br />

stedenbouwkundige aspecten. De adressant merkt op dat de bestemmingsplanregels voldoende<br />

speelruimte geven om in de uitwerking van het Schetsontwerp te zoeken naar een maximaal zicht op de<br />

Marathontoren. De gemaakte opmerking over de bouwhoogte van de nieuwbouw wordt als herhaald en<br />

ingelast beschouwd.<br />

Antwoord 2<br />

De nieuwbouw in de door de adressant genoemde zichtlijn op de Marathontoren is in het ontwerp<br />

bestemmingsplan komen te vervallen.<br />

56


Opmerking 3<br />

Verzocht wordt in de plantoelichting in te gaan op het door de gemeenteraad van Amsterdam<br />

vastgestelde beleid ‘Ruimte voor geschiedenis’.<br />

Antwoord 3<br />

Aan het verzoek is tegemoet gekomen.<br />

Dienst Binnenwaterbeheer<br />

De adressant heeft te kennen gegeven dat het plan geen aa<strong>nl</strong>eiding geeft tot het maken van<br />

opmerkingen.<br />

Dagelijks Bestuur stadsdeel Zuideramstel<br />

Opmerking 1<br />

De adressant plaats enkele tekstuele onjuistheden in de planregels.<br />

Antwoord 1<br />

Onder dankzegging voor de nauwkeurige lezing van het voorontwerp bestemmingsplan zijn de<br />

aanpassingen doorgevoerd.<br />

Continuon<br />

De adressant heeft te kennen gegeven dat het plan geen aa<strong>nl</strong>eiding geeft tot het maken van<br />

opmerkingen.<br />

Gastransport Services, district west<br />

De adressant heeft te kennen gegeven dat het plan geen aa<strong>nl</strong>eiding geeft tot het maken van<br />

opmerkingen.<br />

KPN Telecom, afdeling UTN Straalverbindingen<br />

De adressant heeft te kennen gegeven dat het plan geen aa<strong>nl</strong>eiding geeft tot het maken van<br />

opmerkingen.<br />

Gemeentevervoerbedrijf Amsterdam<br />

Opmerking 1<br />

De adressant verzoekt het plan in de Centrale Verkeerscommissie aan de orde te stellen. De adressant<br />

geeft aan tegen de verplaatsing van haltes zijn, omdat dit de doorstroming van bus- en tramverkeer niet<br />

ten goede zal komen.<br />

Antwoord 1<br />

Het plan is voorgelegd aan de CVC (d.d. 7 oktober 2008). De CVC gaat in hoofdlijnen akkoord met de<br />

verdere uitwerking. De CVC maakt zich zorgen over de ontsluiting van de Amstelveenseweg –<br />

Argonautenstraat. Er moet een oplossing worden bedacht, waarbij het kruispunt niet vast komt te staan.<br />

Verkeer door de wijk heen is geen wenselijke situatie.<br />

Kamer van Koophandel en fabrieken Amsterdam<br />

De adressant heeft te kennen gegeven dat het plan geen aa<strong>nl</strong>eiding geeft tot het maken van<br />

opmerkingen.<br />

57


<strong>Bijlage</strong>n:<br />

<strong>Bijlage</strong> 1. Quick Scan Archeologie<br />

<strong>Bijlage</strong> 2. Archeologisch Bureau-Onderzoek<br />

<strong>Bijlage</strong> 3. Duurzaam Stadionplein<br />

<strong>Bijlage</strong> 4. Akoestisch Onderzoek<br />

<strong>Bijlage</strong> 5. Verslag TAVGA<br />

<strong>Bijlage</strong> 6. Onderzoek Luchtkwaliteit Stadionplein Amsterdam<br />

<strong>Bijlage</strong> 7. Geohydrologisch Onderzoek<br />

<strong>Bijlage</strong> 8. Advies Natuurtoets<br />

<strong>Bijlage</strong> 9. Bodemonderzoek<br />

<strong>Bijlage</strong> 10. Rapport Parkeergarage Ontsluitingsvarianten<br />

<strong>Bijlage</strong> 11. Notulen 68e Ambtelijke Verkeerscommissie<br />

<strong>Bijlage</strong> 12. Advies Commissie Winkelplanning<br />

<strong>Bijlage</strong> 13. Advies Amsterdamse Raad voor de Stadsontwikkeling<br />

<strong>Bijlage</strong> 14. Bezonningsstudie

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!