Wij zijn de bouwers van een komende aarde - Leuven

Wij zijn de bouwers van een komende aarde - Leuven Wij zijn de bouwers van een komende aarde - Leuven

leuven.s.p.a.be
from leuven.s.p.a.be More from this publisher
09.08.2013 Views

30 | Het Socialisme in Leuven Vlag van de Werkersbond Blauwput, 1888 Vlag van de Centrale van Metaalbewerkers (1886-1953) speelden vakbonden van schoenmakers, meubelmakers en sigarenmakers een pioniersrol. Zo telde de schoenmakersbond in 1900 reeds 350 leden. Het duurde een tijd voor de partij de fabrieksarbeiders bereikte. De harde vakbondskern bestond uit de syndicalisten van de spoorwegen, de Centrale Werkplaatsen en ‘den Dyle’. Vlak voor de Eerste Wereldoorlog waren er meer dan 500 leden. Deze metaalbewerkersbond had veel succes door zijn werkloosheidskas. ‘Den Dyle’ bv. werkte alleen op bestelling, waardoor tijdelijke werkloosheid een dagelijks risico was. Werklozen trokken dan naar Nijvel, Luik, Antwerpen, Noord-Frankrijk en zelfs naar Rusland. In de Russische stad Tver bouwdeden Dyle‘ in de jaren negentig met Leuvense arbeiders een filiaal, voor o.m. de fabricage van luxewagons die op de legendarische Transsiberische spoorlijn ingezet werden. De metaalbond richtte ook een reisgeldkas op om de kosten gemaakt bij zoeken naar werk te vergoeden. De werkomstandigheden waren dramatisch: met werkdagen tot 13 uur, zeven dagen op zeven. Er werd geen aandacht besteed aan het lawaai, de ongezonde en onhygiënische situaties in de fabrieken: gevaar van giftige walmen, stof en rook. Over veiligheidsmaatregelen en controle werd niet eens nagedacht. De chemische fabrieken in Wilsele werden de ‘zoete dood’ genoemd: door de niet of nauwelijks bestaande reglementering waren de arbeidsomstandigheden er ronduit gevaar- lijk. Een bijzonder kwalijke reputatie had de Céramique de la Dyle, die tegenover Remy gelegen was. Wie daar ging werken haalde nauwelijks de veertig. Het Leuvense was einde 19 de eeuw een lage loongebied. De schaarse gegevens die door de industriële tellingen van 1880 en 1896 worden aangeleverd, tonen dat de lonen beneden het gemiddelde in België lagen, en een kwart lager dan die in Henegouwen en Antwerpen, de twee grootste centra van de constructie van spoorwegmaterieel. In de rangorde van arrondissementen volgens loonniveau kwam Leuven na de meeste Waalse en de meer geïndustrialiseerde Vlaamse arrondissementen. In de Centrale Werkplaatsen ging het iets beter, zeker na de overname van de exploitatie door de Belgische Spoorwegen. Natuurlijk was dat in de 19 de eeuwse context relatief. Tussen 1868 en 1871 vielen in de Centrale Werkplaatsen 7 doden en 27 zwaargewonden. Als we dat cijfer extra- poleren, dan zouden er tot aan de overname door de Belgische staat 81 arbeidsongevallen met dodelijke afloop geweest moeten zijn, wat onwaarschijnlijk veel is. Op andere werkvloeren in de houtbewerking en de voedingsbedrijven aan de Vaart en Remy (de stijfselmakers) hadden de vakbonden het moeilijk. Pas rond 1910 werden arbeiders uit de mest-, zeep-, verf- en cementbedrijven aan de Vaart georganiseerd. In kleine bedrijven was de vakbeweging nagenoeg afwezig. In 1897 sloten verschillende socialistische bonden ‘In het werkhuis “Ceramiek der Dijle”, zeer ongezond bedrijf, worden de werklieden aan hongerloonen te werk gesteld. Wie durft klagen vliegt buiten. Een geval uit tientallen. Een jongeling van 18 jaar verdient 1,80 fr. per uur, vraagt verhooging van loon. Gevolg: afdanking denzelfden dag. Op zijn afdankingscertifikaat staat vermeld: Kwaadwillig werkman. Die jongeling heeft natuurlijk, dank den vakbond zijn recht op vergoeding ontvangen. Dit geval heeft mij doen nadenken. Twee jaar heeft die jonge arbeider zijn gezondheid verknoeid in dat moordend kot. Slechts 18 jaar, en toch heeft hij de kiem in zich opgedaan van een langdurige ziekte. Men gaat daar gezond binnen, na een paar jaar stoot men u gebroken uit. Ik beklaag dien jongen niet, misschien zal hij zich herstellen. Hij had ten slotte begrepen dat het leven van een jongeling van 18 jaar meer waard is dan 1,80 fr. per uur.’ De Volkswil, 5 mei 1940

zich als Leuvense Federatie van Vakbonden aan bij de Syndicale Kommissie van de BWP. Hun successen tegenover de ‘Helleputisten’, waarover later meer, en de brede opvolging van stakingsoproepen voor het stemrecht bewezen dat de partij en de vakbond meer invloed hadden dan het aantal militanten liet vermoeden. de partij als beweging De BWP was geen partij in de gangbare betekenis, maar een samenbundeling van de meest uiteenlopende arbeidersverenigingen. Wie aansloot bij mutualiteit, vakbond of coöperatie was lid van de beweging, de partij. Voor de strikt politieke werking waren de Werkersbonden verantwoordelijk: het (dagelijks) beheer, de propaganda, de bladenverkoop, de pamflettenverspreiding, de organisatie van feesten en meetings, dat alles werd door hen geregeld. Wie met een beetje ambitie de politiek instapte, moet daar zijn eerste sporen verdienen. Wijkclubs waren propagandaclubs in de arbeiderswijken. Door al deze organisaties bleef de BWP tot diep in de twintigste eeuw in de arbeidersbuurten verankerd. Partijmilitanten keken met fierheid en soms ook met gemengde gevoelens - zoals zou blijken in de controverse rond Prosper Van Langendonck - toe op de bloei van deze ‘burchten van socialisme’. Van Langendonck was de bestuurder van de coöperatie De Proletaar en daardoor een spilfiguur voor de partij in de beginjaren. Hij was een echte ‘patron’, de belichaming van een oligarchie samen met andere arbeiders van het eerste uur Charel Meulemans, Louis Franckelemon, Theofiel Claes en Fernand ‘Nante’ De Geyndt, beiden laatstgenoemden leiders van de invloedrijke metaalbewerkersbond. Nauwelijks de fabriek of de werkplaats ontgroeid, hadden ze in de jaren dat geschoolden in de beweging nauwelijks of niet aanwezig waren, alle touwtjes in handen. Met het in voege zijnde cijnskiesstelsel maakten de socialisten weinig of geen kans op een vertegenwoordiging in de politieke machtscenakels. In 1887 liep het bij de gemeenteraadsverkiezingen al mis: de socialistische lijst werd te laat ingediend door liberale en katholieke vertragingsmanoeuvres. Op een socialistisch verzoek tot nietigverklaring gingen de liberale overwinnaars niet in. 1886-1918 | 31 Prosper Van Langendonck (1856-1935): socialistisch pionier Deze gewezen schoenmaker was oprichter van De Proletaar en de ziekenbond César De Paepe. In 1899 kwam hij dankzij een kartel met de liberalen in de gemeenteraad. Van 1900 tot 1911 zetelde hij ook in de Kamer. Na zijn gedwongen ontslag in 1911 verhuisde hij eerst naar Parijs en daarna naar Brussel. In 1919 woonde hij in Sint- Jans-Molenbeek waar hij als handelsreiziger werkzaam was en ook opnieuw politiek actief werd. De arbeidersbevolking van Molenbeek stemde hem in 1932 in de gemeenteraad, waar hij zetelde tot aan zijn overlijden in 1935. Hij werd met veel vertoon begraven in Leuven op het stedelijk kerkhof naast het monument voor de slachtoffers van 1902. Over de gebeurtenissen van 1902 schreef hij het boek: ‘Een onvergeetelijke bloednacht.’ In 1911 schreef hij ‘Ons Leven’ De vijf -en-twintig-jarige geschiedenis der Werklieden- Partij van Leuven, als verweer tegen zijn ontslag.

30 | Het Socialisme in <strong>Leuven</strong><br />

Vlag <strong>van</strong> <strong>de</strong> Werkersbond<br />

Blauwput, 1888<br />

Vlag <strong>van</strong> <strong>de</strong> Centrale <strong>van</strong><br />

Metaalbewerkers (1886-1953)<br />

speel<strong>de</strong>n vakbon<strong>de</strong>n <strong>van</strong> schoenmakers,<br />

meubelmakers en sigarenmakers <strong>een</strong> pioniersrol.<br />

Zo tel<strong>de</strong> <strong>de</strong> schoenmakersbond in<br />

1900 reeds 350 le<strong>de</strong>n.<br />

Het duur<strong>de</strong> <strong>een</strong> tijd voor <strong>de</strong> partij <strong>de</strong><br />

fabrieksarbei<strong>de</strong>rs bereikte. De har<strong>de</strong> vakbondskern<br />

bestond uit <strong>de</strong> syndicalisten <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> spoorwegen, <strong>de</strong> Centrale Werkplaatsen<br />

en ‘<strong>de</strong>n Dyle’. Vlak voor <strong>de</strong> Eerste Wereldoorlog<br />

waren er meer dan 500 le<strong>de</strong>n.<br />

Deze metaalbewerkersbond had veel succes<br />

door <strong>zijn</strong> werkloosheidskas. ‘Den Dyle’<br />

bv. werkte all<strong>een</strong> op bestelling, waardoor<br />

tij<strong>de</strong>lijke werkloosheid <strong>een</strong> dagelijks risico<br />

was. Werklozen trokken dan naar Nijvel,<br />

Luik, Antwerpen, Noord-Frankrijk en zelfs<br />

naar Rusland. In <strong>de</strong> Russische stad Tver<br />

bouw<strong>de</strong> ‘<strong>de</strong>n Dyle‘ in <strong>de</strong> jaren negentig<br />

met <strong>Leuven</strong>se arbei<strong>de</strong>rs <strong>een</strong> filiaal, voor<br />

o.m. <strong>de</strong> fabricage <strong>van</strong> luxewagons die op<br />

<strong>de</strong> legendarische Transsiberische spoorlijn<br />

ingezet wer<strong>de</strong>n. De metaalbond richtte ook<br />

<strong>een</strong> reisgeldkas op om <strong>de</strong> kosten gemaakt<br />

bij zoeken naar werk te vergoe<strong>de</strong>n.<br />

De werkomstandighe<strong>de</strong>n waren dramatisch:<br />

met werkdagen tot 13 uur, zeven<br />

dagen op zeven. Er werd g<strong>een</strong> aandacht<br />

besteed aan het lawaai, <strong>de</strong> ongezon<strong>de</strong> en<br />

onhygiënische situaties in <strong>de</strong> fabrieken:<br />

gevaar <strong>van</strong> giftige walmen, stof en rook.<br />

Over veiligheidsmaatregelen en controle<br />

werd niet <strong>een</strong>s nagedacht. De chemische<br />

fabrieken in Wilsele wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> ‘zoete<br />

dood’ genoemd: door <strong>de</strong> niet of nauwelijks<br />

bestaan<strong>de</strong> reglementering waren <strong>de</strong><br />

arbeidsomstandighe<strong>de</strong>n er ronduit gevaar-<br />

lijk. Een bijzon<strong>de</strong>r kwalijke reputatie had<br />

<strong>de</strong> Céramique <strong>de</strong> la Dyle, die tegenover<br />

Remy gelegen was. Wie daar ging werken<br />

haal<strong>de</strong> nauwelijks <strong>de</strong> veertig.<br />

Het <strong>Leuven</strong>se was ein<strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> eeuw <strong>een</strong> lage<br />

loongebied. De schaarse gegevens die door<br />

<strong>de</strong> industriële tellingen <strong>van</strong> 1880 en 1896<br />

wor<strong>de</strong>n aangeleverd, tonen dat <strong>de</strong> lonen<br />

bene<strong>de</strong>n het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> in België lagen,<br />

en <strong>een</strong> kwart lager dan die in Henegouwen<br />

en Antwerpen, <strong>de</strong> twee grootste centra <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> constructie <strong>van</strong> spoorwegmaterieel. In<br />

<strong>de</strong> rangor<strong>de</strong> <strong>van</strong> arrondissementen volgens<br />

loonniveau kwam <strong>Leuven</strong> na <strong>de</strong> meeste<br />

Waalse en <strong>de</strong> meer geïndustrialiseer<strong>de</strong><br />

Vlaamse arrondissementen.<br />

In <strong>de</strong> Centrale Werkplaatsen ging het<br />

iets beter, zeker na <strong>de</strong> overname <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

exploitatie door <strong>de</strong> Belgische Spoorwegen.<br />

Natuurlijk was dat in <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> eeuwse context<br />

relatief. Tussen 1868 en 1871 vielen in<br />

<strong>de</strong> Centrale Werkplaatsen 7 do<strong>de</strong>n en 27<br />

zwaargewon<strong>de</strong>n. Als we dat cijfer extra-<br />

poleren, dan zou<strong>de</strong>n er tot aan <strong>de</strong> overname<br />

door <strong>de</strong> Belgische staat 81 arbeidsongevallen<br />

met do<strong>de</strong>lijke afloop geweest<br />

moeten <strong>zijn</strong>, wat onwaarschijnlijk veel is.<br />

Op an<strong>de</strong>re werkvloeren in <strong>de</strong> houtbewerking<br />

en <strong>de</strong> voedingsbedrijven aan <strong>de</strong><br />

Vaart en Remy (<strong>de</strong> stijfselmakers) had<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong> vakbon<strong>de</strong>n het moeilijk. Pas rond 1910<br />

wer<strong>de</strong>n arbei<strong>de</strong>rs uit <strong>de</strong> mest-, zeep-,<br />

verf- en cementbedrijven aan <strong>de</strong> Vaart<br />

georganiseerd. In kleine bedrijven was <strong>de</strong><br />

vakbeweging nagenoeg afwezig. In 1897<br />

sloten verschillen<strong>de</strong> socialistische bon<strong>de</strong>n<br />

‘In het werkhuis “Ceramiek <strong>de</strong>r Dijle”, zeer ongezond bedrijf, wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> werklie<strong>de</strong>n aan<br />

hongerloonen te werk gesteld. Wie durft klagen vliegt buiten. Een geval uit tientallen. Een jongeling<br />

<strong>van</strong> 18 jaar verdient 1,80 fr. per uur, vraagt verhooging <strong>van</strong> loon. Gevolg: afdanking <strong>de</strong>nzelf<strong>de</strong>n dag.<br />

Op <strong>zijn</strong> afdankingscertifikaat staat vermeld: Kwaadwillig werkman. Die jongeling heeft natuurlijk,<br />

dank <strong>de</strong>n vakbond <strong>zijn</strong> recht op vergoeding ont<strong>van</strong>gen. Dit geval heeft mij doen na<strong>de</strong>nken. Twee jaar<br />

heeft die jonge arbei<strong>de</strong>r <strong>zijn</strong> gezondheid verknoeid in dat moor<strong>de</strong>nd kot. Slechts 18 jaar, en toch heeft<br />

hij <strong>de</strong> kiem in zich opgedaan <strong>van</strong> <strong>een</strong> langdurige ziekte. Men gaat daar gezond binnen, na <strong>een</strong> paar<br />

jaar stoot men u gebroken uit. Ik beklaag dien jongen niet, misschien zal hij zich herstellen. Hij had<br />

ten slotte begrepen dat het leven <strong>van</strong> <strong>een</strong> jongeling <strong>van</strong> 18 jaar meer waard is dan 1,80 fr. per uur.’<br />

De Volkswil, 5 mei 1940

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!