09.08.2013 Views

1962 BRABANTS HEEM JAARGANG 14 (XIV) - Hops

1962 BRABANTS HEEM JAARGANG 14 (XIV) - Hops

1962 BRABANTS HEEM JAARGANG 14 (XIV) - Hops

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

HET BOERENHUISONDERZOEK IN NEDERLAND<br />

De belangstelling voor de boerderij als woonhuis en bedrijfsgebouw is<br />

van vrij oude datum. Reeds a.nderhalve eeuw geleden werd een aantal<br />

documentaire tekeningen van boerenhuizen vervaardigd. Deze opmetingen<br />

werden uiteraard niet verricht om een bijdrage te leveren voor het historisch<br />

boerenhuisonderzoek in de moderne wetenschappelijke betekenis van het<br />

woord. Zij waren een indirekï uitvloeisel van de benarde economische<br />

positie van ons land in de Bataafse tijd. In deze donkere periode van onze<br />

geschiedenis ontstond - evenals gedurende de tweede wereldoorlog - een<br />

meer algemene belangstelling voor de landbouw, die ingegeven werd door<br />

het spook van de honger.<br />

Men wist niet of ons land - eens de graanschuur van Europa dank zij de<br />

graanimporten uit de Oostzeelaniden - voldoende voedsel voor eigen gebruik<br />

kon produceren. De overheid was volkomen onkundig van het potentieel<br />

van de vaderlandse landbouw en nijverheid en trachtte nu de economie van<br />

het eigen land beter te leren kennen. De talrijke "Statistieke beschrijvingen"<br />

uit die dagen moeten voor het merendeel hieruit verklaard worden. Dat de<br />

landbouw in deze beschrijvingen een belangrijke plaats innam, behoeft na<br />

het bovenstaande geen betoog meer. En evenmin behoeft het ons te verbazen,<br />

dat de oudste tot dusver bekende opmeting en beschrijving van een<br />

boerderij in 1807 gepubliceerd werd in het Magazijn van Vaderlandschen<br />

Landbouw., het eerste Nederlandse landbouwtijdschrift (dl. III, pp. 134-158).<br />

Het is een getrouwe beschrijving van een "veeboerenplaats van 68 pondematen<br />

in Vriesland". Veel gedetailleerder opmetingen treft men aan in het:<br />

bekende werk van J. Ie Francq van Berkhey, Natuurlijke historie van het<br />

rundvee van Holland. In het zesde deel van dit werk, dat in 1811 verscheen, zijn<br />

een aantal plattegronden, doorsneden en opstanden opgenomen van enige<br />

Hollandse boerderijen (pp. 21-58). Het feit, dat Le Francq van Berkhey<br />

de uitvoerige beschrijving, de tekeningen en dé vermelding van de vele<br />

dialektwoorden ontving van "den ervaren Meester Timmerman Cornelis<br />

Geestdorp" is een betere waarborg voor de betrouwbaarheid van de<br />

tekeningen dan wanneer Le Francq van Berkhey zelf meetgerei en tekenschrift<br />

ter hand genomen had. Weliswaar ken ik Cornelis Geestdorp niet,<br />

maar de lector in de medicijnen Le Francq van Berkhey ken ik goed genoeg<br />

om te weten, dat hij wel eens aan het fantaseren sloeg, wanneer het technische<br />

kwesties betrof.!<br />

Uit de jaren 18<strong>14</strong>. en 1815 stsimt een hele serie opmetingen die werden<br />

samengebracht op initiatief van Jan Kops. Kops was een predikant, die al<br />

spoedig de houten broek verwisselde voor de ploeg, zij het dan met deze<br />

beperking, dat hij geen voren over de akker trok, maar op papier. Maar dat<br />

deed hij dan ook met zo'n ijver, dat met het papier dat hij nagelaten heeft<br />

zeker wel een hectare bouwland bedekt zou kunnen worden. Hij werd nl.<br />

92


in 1800 benoemd tot commissaris tot de zaken van den landbouw, een<br />

funktie die te vergelijken is met die van de huidige directeur-generaal van de<br />

landbouw.<br />

De problemen, die Kops te behandelen kreeg, waren betrekkelijk ongecompliceerd<br />

en het ambtelijke apparaat, waarover hij beschikken kon, was<br />

dan ook minimaal klein. Dat Kops dus niet minder dan zijn huidige opvolger<br />

de handen uit zijn lakense mouwen moest steken, laat zich begrijpen<br />

en verklaart zijn grote schriftelijke nalatenschap.<br />

Een van de produkten van Kops' vlijt was het Kabinet vanLandbouwwerktuigen<br />

te Utrecht, een verzameling van alle mogelijke en onmogelijke<br />

apparaten waarvan de boeren in de verschillende delen van het land zich<br />

bedienden. De bedoeling van het Kabinet was, dat de landbouwers daar<br />

kennis konden nemen van de geheel afwijkende typen werktuigen, die hun<br />

collegae elders in het land gebruikten en dat zij deze konden laten namaken,<br />

indien zij beter waren dan hun eigen werktuigen. In de jaren 18<strong>14</strong> en 1815<br />

bracht Kops, die er als iedere museum-directeur steeds op uit was om zijn<br />

verzameling aantrekkelijker te maken, een aantal tekeningen van boerderijen<br />

uit verschillende delen des lands bijeen. Na de opheffing van het Kabinet in<br />

1876 zijn deze tekeningen aan het zwerven gegaan en het mag een wonder<br />

heten, dat zij voor het merendeel tenslotte in het archief van de Stichting<br />

Historisch Boerderij-Onderzoek en niet in een vuilnisbak beland zijn.<br />

De enige opmetingen uit Noord-Brabant - van een "heeren-huizing met<br />

eene boerderij bij Tilburg" - is helaas verloren gegaan.<br />

Een tiental jaren later verscheen de Statistieke beschrijving van Gelderland(1826),<br />

waarin wij weer enige opmetingen van boerenhuizen aantreffen. Talrijke<br />

landbouwkundigen maakten in de eerstvolgende decenniën zgn. "landbouwkundige<br />

reizen" door ons vaderland en vertrouwden al hetgeen zij<br />

gezien en gehoord hadden toe aan de drukpers. Dat men onder dit agrarisch<br />

proza ook nog al wat verspreide gegevens en dikwijls ook tekeningen over<br />

de boerderijbouw aantreft, zal niemand verwonderen. Alle bedoelde geschriften<br />

zijn belangrijke bronnen voor de huidige generatie van boerenhuisonderzoekers,<br />

maar nogmaals, boerenhuisonderzoek in de moderne zin<br />

van het woord was het niet. Men beschreef niet meer dan de eigentijdse<br />

situatie. Voor die tijd hyper-moderne bouwsels treft men er even goed in aan<br />

als oudere boerderijen. Ten hoogste bepaalde men zich verder tot het<br />

opsommen van de voor- en nadelen van de verschillende bouwwijzen,<br />

zoals bijv. Hazeu, die in zijn boekje De onderwijzende landman met %ijne<br />

kinderen in hernamen gesprekken over den landbouw ende landhuïsboudkunde (1829),<br />

de Friese en de Hollandse stal tegenover elkaar plaatste. Of een bepaald<br />

boerderij-type van landbouwkundig standpunt rationeel was of niet, was<br />

eigenlijk de enige vraag, die men zich stelde en wat oud was, werd in deze<br />

tijd van vernieuwingsdrang verworpen. Grootgrondbezitters als Van<br />

93


Brakell van den Eng, Gevers Deynoot, Gevers van Endegeest en Amersfoordt,<br />

om slechts enkelen te noemen, die op hun landgoederen de nieuwe<br />

landbouwwetenschap in praktijk brachten, waren ook de pioniers op het<br />

gebied van een rationele boerderijbouw, die voor die dagen welhaast even<br />

revolutionair was, als de Agro-bouw thans. Uit het streven naar rationalisatie<br />

kwam ook het eerste algemene overzicht van de boerderijbouw in ons land<br />

voort. Het werd in 1872 gepubliceerd door de architect C. H. Peters. Niet<br />

alleen verschillende oude boerderijen, maar ook de moderne Badhoeve in de<br />

Haarlemmermeer en enige buitenlandse boerderijen zijn in dit werk opgenomen.<br />

De landbouwer moet stireven naar een zo efficiënt mogelijk bedrijfsgebouw,<br />

aldus de samensteller van dit werk, en door een overzicht van een<br />

groot aantal verschillende boerderijen kan hij in staat gesteld worden "tot<br />

vergelijking met en wellicht ook tot verbetering van zijne eigene boerderij".<br />

De teneur van dit betoog is dus geheel gelijk aan de overwegingen die Kops<br />

een halve eeuw vroeger tot oprichting van zijn Kabinet van Landbouwwerktuigen<br />

hadden bewogen.<br />

Ofschoon de belangstelling voor het boerenhuis in ons land het eerst in<br />

landbouwkringen ontstond, weird hiermee echter niet de eerste steen gelegd<br />

voor het huidige boerderij ondeitzoek. De landbouwkundigen bleven tot op<br />

heden doorgaan met het bewandelen van de eenmaal ingeslagen weg van de<br />

bedrijfseconomische belangstelling voor de boerderijbouw en in dat kader<br />

was weinig of geen plaats voor enige interesse voor de historische ontwikkeling.<br />

Omstreeks de eeuwwisseling geraakte het boerenhuisonderzoek<br />

uit deze sfeer van landbouwkundige utiliteit en rationalisatie. Er zijn dan na<br />

enige tijd twee richtingen waarneembaar. De ene, waarvan Van der Kloot<br />

Meyburg en Verheul vertegenwoordigers zijn, bestudeerde de boerderij<br />

vooral als architectonische verschijningsvorm. Diepgaande bestudering van<br />

de ontwikkeling van het boerenhuis moet men bij hen niet verwachten.<br />

Wel zijn van hen vele fraaie tekeningen afkomstig, die de schoonheid van de<br />

landelijke bouwkunst vastlegden. De heemschut-gedachte en propaganda<br />

voor handhaving van wat zij, en velen na hen de traditionele of s treek-eigen<br />

boerderijen noemden, ging hiermee dikwijls gepaard. Zij zagen nog niet in,<br />

dat de ontwikkeling van de boerderij nooit heeft stilgestaan en dat zij vanaf<br />

de oudste tijden een reeks van veranderingen heeft doorgemaakt, die een<br />

antwoord waren op de voortdurende technische veranderingen in het landbouwbedrijf.<br />

De tweede richting, waarop ik dloelde, is die van het zuiver wetenschappelijk:<br />

onderzoek, waarvan Gallée de grondlegger mag heten. Gallée was een<br />

paladijn van de opkomende Duitse volkskunde, die verband zocht tussen<br />

boerderij-typen enerzijds en stam verwantschap, dialecten enz. anderzijds.<br />

Dit uitgangspunt werd door de Friese landbouwonderwijzer K. Uilkema<br />

bestreden. De basis van Gallée was te smal, zijn uitgangspunt te aprioristisch<br />

94


en ook hij zag de boerderijbouw door de eeuwen heen veel te statisch.<br />

Ofschoon Uilkema - o.a. door zijn landbouwkundige visie en door gebruikmaking<br />

van oud kaartenmateriaal - een veel ruimer gezichtsveld had dan<br />

Gallée, is hij op zijn beurt het slachtoffer geworden van een te grote eenzijdigheid.<br />

Zijn gebrek aan kennis op het gebied van de bouwkunde, de<br />

filologie en geschiedenis heeft hem verleid tot wetenschappelijk niet verantwoorde<br />

uitspraken. Zijn grote verzameling opmetingen en foto's zijn<br />

onlangs in het Openluchtmuseum gedeponeerd.<br />

In de jaren dertig nam het aantal publikaties op het gebied van de boerderijbouw<br />

snel toe. Dank zij de mislukkingen van Gallée en Uilkema kwam<br />

men in deze jaren tot het inzicht, dat detailonderzoek betrekking hebbende<br />

op veel kleinere geografische gebieden vooraf diende te gaan aan het<br />

samenstellen van een ontwikkelingsgeschiedenis van het gehele land.<br />

Werd het terrein van onderzoek dus enerzijds verkleind, anderzijds werd<br />

het verbreed en verdiept door de in deze jaren snel opkomende wetenschap<br />

van de archeologie en door het archiefonderzoek van historici. Meer en meer<br />

wint nu ook de gedachte veld, dat het boerderij onderzoek slechts dan met<br />

goed succes kan worden verricht, wanneer hiervoor bouwstenen worden<br />

aangedragen door de beoefenaars van een groot aantal verschillende wetenschappen.<br />

Het opmetingswerk begon nu eerst goed op gang te komen,<br />

waarvan ik bijvoorbeeld de onder leiding van S. J. Bouma gemaakte<br />

opmetingen van het Openluchtmuseum noem.<br />

Een van de eersten, die zijn voordeel deed met de door de hulpwetenschappen<br />

bereikte resultaten was de Friese volkskundige S. J. van der Molen in<br />

zijn studies over het boerenhuis in het noord-oosten van ons land. Het<br />

gebrek aan bouwkundige kennis is echter weer een zwakke stee in zijn werk.<br />

En daarmee zijn wij dan, nadat we het boerenhuis schoongewassen hebben<br />

van het ideologische vuil van de bezettingstijd, in het heden gekomen.<br />

In de na-oorlogse periode kwam vooral het voorbeeldige werk van Drs.<br />

R. C. Hekker op de voorgrond. Aan de bestaande behoefte aan een voorlopig<br />

synthese kwam hij tegemoet met een voortreffelijke bijdrage in het<br />

tweede deel van Duidend jaar bouwen in Nederland, (1957, pp. 195-316,<br />

321-323), dat voor een belangrijk deel steunt op eigen detail-onderzoek.<br />

De werkers in het veld waren vele geworden, maar de oogst werd niet altijd<br />

op de meest rationele wijze binnengehaald. Van onderling overleg tussen de<br />

verschillende onderzoekers was weinig of geen sprake. Een overzicht van<br />

reeds opgemeten objecten bestond niet, zodat dubbel werk niet uitgesloten<br />

was. Evenmin was er eenheid in de wijze van opmeting en beschrijving.<br />

Kortom, ondanks de intensivering en verdieping van het onderzoek konden<br />

geen optimale resultaten worden verkregen.<br />

Het gevoel van onbehagen over de situatie leidde in 1957 tot een geregeld<br />

contact van een aantal personen, die op de een of andere wijze bij het<br />

95


oerenhuisonderzoek betrokken waren. Na vele vergaderingen, waarbij<br />

talloze problemen van financiële en wetenschappelijke aard aan de orde<br />

kwamen, werd het besluit genomen tot oprichting van de Stichting Historisch<br />

Boerderij-Onderzoek, waarvan de stichtings-akte op 9 januari 1960<br />

werd verleden. Voorzitter van deze stichting is Prof. Dr. A. J. Bernet<br />

Kempers, directeur van het Rijksmuseum voor Volkskunde "Het Nederlands<br />

Openluchtmuseum", terwijl Drs. C. Th. Kokke als secretaris-penningmeester<br />

fungeert.<br />

Het doel van de Stichting is het historisch onderzoek van de boerderij in<br />

Nederland aan de hand van een zo volledig mogelijke documentatie,<br />

bestaande uit opmetingen, afbeeldingen en beschrijvingen, waarin het uiten<br />

inwendig voorkomen en aï hetgeen verder voor het onderzoek van<br />

belang kan worden geacht, wordt vastgelegd.<br />

Dank zij subidies van de organisatie voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek<br />

(Z.W.O.) heeft de stichting een begin van uitvoering aan de zichzelf<br />

toegedachte taak kunnen geven. Slechts enige activiteiten van de Stichting<br />

zal ik noemen. Begonnen werd met het inventariseren en bijeenbrengen van<br />

kopieën van reeds bestaande opmetingen. Aan het einde van het eerste<br />

verslagjaar waren reeds 937 vroegere opmetingen geregistreerd. Het fotoarchief<br />

van de stichting telde toen reeds 4181 nummers, terwijl toezegging<br />

ontvangen was voor het afdrukken van 6000 negatieven, die verschillende,<br />

instellingen ter beschikking stelden. Zestig door de Stichting gegeven<br />

opdrachten tot opmeting van boerderijen werden inmiddels voltooid aan de<br />

hand van de uitvoerige richtlijnen en de vragenlijst, die ter bevordering van<br />

de uniformiteit van de opmeting en beschrijving door de Stichting was<br />

ontworpen.<br />

De stof voor een t.z.t. te publiceren bibliografie van boeken en tijdschriftartikelen<br />

op het gebied van het boerenhuisonderzoek wordt momenteel<br />

bijeengebracht.<br />

Tijdens een tweetal boerderijdagen, die de stichting in het Openluchtmuseum<br />

organiseerde, werd het werk van de stichting voor een breed<br />

forum van belangstellenden gebracht. Ook door de grote medewerking van<br />

de pers werd het werk van de stichting spoedig algemeen bekend. Schenkingen<br />

van foto's, opmetingen, publikaties en de reeds genoemde belangrijke<br />

collectie tekeningen van Kops waren van deze publiciteit het gevolg.<br />

Tot dusver verloopt alles voorspoediger dan de oprichters in hun stoutste<br />

dromen hadden durven hopen,<br />

Eén punt baart nog enige zorg;en en dat is het opmetingswerk. Weliswaar<br />

kon het aantal opmetingen, dal: vanwege de Stichting verricht werd in hel:<br />

tweede verenigingsjaar worden verdubbeld, maar dit is nog te gering in<br />

verhouding tot de omvang van het gestelde doel. In verschillende provincies<br />

is het opmetingswerk goed op gang gekomen, in andere -waaronder<br />

96


Noord-Brabant en Zeeland- hebben wij nog steeds geen contact kunnen<br />

leggen met deskundigen, die dit werk voor onze Stichting willen verrichten.<br />

Het opmeten en tekenen van boerderijen is lang niet ieders werk. Men dient<br />

er niet alleen bouwkundig voor geschoold te zijn, men dient er ook een<br />

zekere feeling voor te hebben, men moet weten op welke details men moet<br />

letten, men moet weten wat belangrijk is en wat niet. Ieder gebouw stelt de<br />

onderzoekers weer voor nieuwe problemen, die hij zelfstandig zal moeten<br />

oplossen. De richtlijnen van de Stichting kunnen daarbij de behulpzame<br />

hand bieden, maar meer dan een leidraad zijn zij niet en kunnen zij niet zijn.<br />

Er is dus volgens mijn mening geen sprake van, dat men voor dit werk een<br />

aantal enthousiaste leken zou kunnen inschakelen.<br />

Voor de belangstellende leek blijft echter werk genoeg over. In de eerste<br />

plaats zal hij de bouwkundige hand- en spandiensten kunnen verlenen bij<br />

het opmeten. Zelden toch zal deze in staat zijn zonder hulp van anderen dit<br />

werk te doen.<br />

Verder zal hij de bouwkundige kunnen assisteren met het maken van foto's.<br />

De amateur- en evengoed de beroepsfotograaf, die nooit documentatiewerk<br />

verricht heeft zal zich echter goed moeten realiseren dat documentatiefotografie<br />

zijn eigen eisen stelt. De fotograaf die van huis uit getraind is op<br />

de aesthetische, zal in de eerste plaats uitzien naar een fraai motief, een juiste<br />

insluiting van een lichtconcentratie door donkere partijen enz . . Gaat hij<br />

volgens deze, in alle fotoboeken aangeprezen, methoden te werk bij het<br />

fotograferen van boerderijen, dan krijgen we weliswaar mooie plaatjes,<br />

gestoffeerd met romantische boomgroepen of lieve meisjes in klederdracht,<br />

maar geen foto's waar we voor het boerderij onderzoek wat aan hebben.<br />

Het documentatie fotowerk vraagt om "naakte" boerderijen en als er bomen<br />

om heen staan, moeten ze liefst hun bladeren hebben laten vallen, opdat zo<br />

min mogelijk details van de gevels verloren gaan. Het resultaat zal dan<br />

dikwijls in aesthetisch opzicht misschien minder bevredigen, maar dat is<br />

dan ook niet in de eerste plaats de bedoeling. Slechts om een totaalbeeld<br />

te geven van de erfbeplanting en van de ligging van de boerderij in het<br />

landschap, zijn zij geschikt. Maar verder horen dergelijke foto's alleen thuis<br />

in fotoboeken en geïllustreerde tijdschriften, niet in het documentatiearchief<br />

van de wetenschappelijke onderzoeker. Van veel belang zijn ook<br />

foto's van bouwkundige details, die de fotograaf kan maken op aanwijzing<br />

van degene, die de leiding van het opmetingswerk heeft.<br />

Voorts kunnen velen ons helpen met het doen van naspeuringen in plaatselijke<br />

en provinciale archieven naar oude bestekken van boerderijen, naar<br />

oude landkaarten waarop boerderijen zijn afgebeeld, naar tekeningen en<br />

plattegronden van boerderijen enz. enz.. Weer anderen zullen belangrijke<br />

arbeid kunnen verrichten door bibliografische werk, door het zoeken naar<br />

publikaties over oude boerderijen in streekbladen met een klein versprei-<br />

97


dingsgebied, die in de grote openbare bibliotheken vrijwel nooit aanwezig<br />

zijn, zoals de St. Jansklokken. Mededelingen over dergelijke gedrukte en<br />

ongedrukte vondsten zullen met dankbaarheid door de secretaris (p/a<br />

Openluchtmuseum, Arnhem) worden ontvangen. Ook worden gaarne<br />

attenderingen ingewacht omtrent afbraak of verbouw van oude boerderijen,<br />

opdat wij in belangrijke gevallen kunnen trachten nog een opmeting te<br />

verrichten voor het te laat is. Van bijzonder veel nut is tenslotte het samenstellen<br />

van lijsten, waarop alle oude boerderijen in een bepaalde gemeente of<br />

streek vermeld worden (met straat en huisnummer en zo mogelijk met<br />

kadastrale omschrijving).<br />

Op deze wijze kunt ook U er aan mee werken, dat de Stichting de beschikking<br />

krijgt over het bronnenmateriaal, waarmee tenslotte het einddoel van<br />

de Stichting Historisch Boerderij Onderzoek verwezenlijkt zal kunnen<br />

worden: de publikatie van een wetenschappelijke ontwikkelingsgeschiedenis<br />

van het boerenhuis in geheel Nederland.<br />

J. M. G. VAN DER POEL.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!