07.08.2013 Views

Handreiking cliëntenparticipatie - docs.szw.nl

Handreiking cliëntenparticipatie - docs.szw.nl

Handreiking cliëntenparticipatie - docs.szw.nl

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Colofon<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>cliëntenparticipatie</strong><br />

Opgesteld in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,<br />

Project WBB Implementatie Steunpunt (WIS)<br />

Door:<br />

Anke Ruige<br />

Bert Jan Smallenbroek<br />

SGBO, Onderzoeks- en Adviesbureau van de VNG<br />

070 - 37 38 449 (t)<br />

070 - 37 38 349 (t)<br />

070 - 36 39 345 (f)<br />

anke.ruige@vng.<strong>nl</strong><br />

bertjan.smallenbroek@vng.<strong>nl</strong><br />

Juni 2004


Inhoudsopgave<br />

1 Aa<strong>nl</strong>eiding en doel van de handreiking 1<br />

1.1 I<strong>nl</strong>eiding 1<br />

1.2 Wat is <strong>cliëntenparticipatie</strong>? 2<br />

1.3 Ingangsdatum 2<br />

1.4 Werkwijze 2<br />

1.5 Leeswijzer 2<br />

2 Regelgeving op het terrein van <strong>cliëntenparticipatie</strong> 4<br />

2.1 Regelgeving in de Abw 4<br />

2.2 Regelgeving in de WWB 4<br />

2.3 Gerelateerde regelgeving 6<br />

2.3.1 SUWI 6<br />

2.3.2 Het klachtrecht 7<br />

3 Cliëntenparticipatie 8<br />

3.1 I<strong>nl</strong>eiding 8<br />

3.2 De rol van <strong>cliëntenparticipatie</strong> 8<br />

3.3 De vormgeving van <strong>cliëntenparticipatie</strong> 8<br />

3.4 Factoren die een rol spelen bij <strong>cliëntenparticipatie</strong> 9<br />

3.4.1 Onderwerpen 10<br />

3.4.2 De fase in het beleidsproces 11<br />

3.4.3 De frequentie van het overleg 12<br />

3.4.4 Het rendement van het overleg 12<br />

3.4.5 De cliëntenvertegenwoordiging 13<br />

3.4.6 De faciliteiten 16<br />

3.4.7 De omgeving 16<br />

3.5 De gevolgen van dualisering voor <strong>cliëntenparticipatie</strong> 17<br />

3.6 Cliëntenparticipatie in de Ioaw en de Ioaz 18<br />

4 Elementen voor een verordening <strong>cliëntenparticipatie</strong> 19<br />

4.1 I<strong>nl</strong>eiding 19<br />

4.2 De frequentie in het overleg 19<br />

4.3 De wijze van het overleg 19<br />

4.4 De onderwerpen van het overleg 20<br />

4.5 De wijze van informatieverschaffing 21<br />

4.6 De instelling van een cliëntenraad 21<br />

4.7 De taken van een cliëntenraad 21<br />

4.8 De tijdigheid van het advies 22<br />

4.9 Afwijken van het advies 23<br />

4.10 Overleg 23<br />

blz.


4.11 De samenstelling van de cliëntenraad 23<br />

4.12 De voorzitter 24<br />

4.13 De secretaris 24<br />

4.14 Zittingsduur 24<br />

4.15 De faciliteiten 25<br />

4.16 De vergoeding 25<br />

Bijlage 1 Gemeenten en cliëntenraden die aan de interviews hebben deelgenomen 26<br />

Bijlage 2 Het vragenregister 27


1. Aa<strong>nl</strong>eiding en doel van de handreiking<br />

1.1 I<strong>nl</strong>eiding<br />

Op 1 januari 2004 is de nieuwe Wet werk en bijstand (WWB) in werking getreden. Belangrijke<br />

elementen van de nieuwe wet zijn de volledige financiële verantwoordelijkheid van gemeenten<br />

voor de uitgaven aan bijstandsuitkeringen en de kosten van reïntegratieactiviteiten. In ruil<br />

daarvoor hebben gemeenten meer beleidsvrijheid gekregen en heeft er een aanzie<strong>nl</strong>ijke<br />

deregulering plaats gevonden. De wet wordt gefaseerd ingevoerd: zo zijn onder meer de<br />

nieuwe manier van financiering, de deregulering, en de nieuwe opzet van het toezicht per 1<br />

januari 2004 ingevoerd, terwijl de onderdelen die betrekking hebben op de rechten en plichten<br />

van cliënten, welke onderdelen veelal in gemeentelijk beleid of gemeentelijke verordeningen<br />

moeten worden vastgelegd, uiterlijk op 1 januari 2005 in werking moeten zijn getreden.<br />

Op grond van de nieuwe wet moeten de gemeenten een zestal verordeningen maken 1 . Eén van<br />

deze verordeningen heeft betrekking op de <strong>cliëntenparticipatie</strong>. Onder meer als gevolg van de<br />

invoering van de Wet SUWI is al het nodige aan ondersteunend materiaal op het terrein van<br />

<strong>cliëntenparticipatie</strong> voor gemeenten opgesteld. Uit de tweede meting van de WWB-<br />

Implementatiemeter van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) 2 is<br />

gebleken dat gemeenten goed op stoom liggen bij de invoering van de WWB. Indien er zich al<br />

knelpunten voordoen, hebben deze veelal betrekking op de <strong>cliëntenparticipatie</strong>: gemeenten<br />

hebben moeite met het opstellen van een verordening en daarnaast geven sommige kleine<br />

gemeenten aan problemen te hebben met het vinden van geschikte kandidaten voor de<br />

cliëntenraad. Daarom heeft het Ministerie van SZW besloten een beknopte handreiking op te<br />

laten stellen om gemeenten te ondersteunen bij het ontwikkelen van een verordening op het<br />

terrein van <strong>cliëntenparticipatie</strong>. Overigens is er in de maand juni 2004 al aandacht besteed aan<br />

<strong>cliëntenparticipatie</strong> in een themanummer van de Nieuwsbrief WWB 3 . Gemeenten die behoefte<br />

hebben aan een verdere verdieping, verwijzen wij naar de reeds bestaande handreikingen 4 .<br />

Deze handreiking richt zich op drie groepen van gemeenten:<br />

a) gemeenten waar de <strong>cliëntenparticipatie</strong> goed verloopt en die nu alleen nog een verordening<br />

moeten maken;<br />

b) gemeenten waar de <strong>cliëntenparticipatie</strong> goed verloopt, die nog een verordening moeten<br />

maken en die dit moment aangrijpen om te bezien of het beleid op het terrein van de<br />

<strong>cliëntenparticipatie</strong> herijkt zou moeten worden;<br />

c) gemeenten die nog bezig zijn een systeem van <strong>cliëntenparticipatie</strong> op te zetten.<br />

1 Het gaat hierbij om vijf verordeningen op grond van de WWB (toeslagenbeleid, maatregelenbeleid,<br />

reïntegratiebeleid, fraudebeleid en <strong>cliëntenparticipatie</strong>) en een verordening op grond van de WIN (Wet<br />

inburgering nieuwkomers). De verordeningen over het fraudebeleid en de <strong>cliëntenparticipatie</strong> zijn bij<br />

amendement in de wet opgenomen (zie ook hoofdstuk 2 van deze handreiking).<br />

2 Met de WWB-Implementatiemeter gaat het Ministerie van SZW op gezette tijden bij gemeenten na wat de<br />

stand van zaken is bij de invoering van de WWB. De rapporten over deze metingen zijn te vinden op het<br />

gemeenteloket (www.gemeenteloket.<strong>szw</strong>.<strong>nl</strong>).<br />

3 WWB Nieuwsbrief <strong>cliëntenparticipatie</strong>, 14 juni 2004, nummer 12, te vinden op www.gemeenteloket.<strong>szw</strong>.<strong>nl</strong>.<br />

4 <strong>Handreiking</strong> Cliëntenparticipatie onder SUWI, Ministerie van sociale zaken en werkgelegenheid, Steunpunt<br />

SUWI gemeenten, oktober 2002, alsmede <strong>Handreiking</strong> tips en best practices <strong>cliëntenparticipatie</strong> SUWI,<br />

Ministerie van sociale zaken en werkgelegenheid, Steunpunt SUWI gemeenten, december 2002, te vinden op:<br />

www.gemeenteloket.<strong>szw</strong>.<strong>nl</strong>.<br />

1


1.2 Wat is <strong>cliëntenparticipatie</strong>?<br />

Letterlijk heeft <strong>cliëntenparticipatie</strong> de betekenis van “cliënten die deel hebben in …..”. In<br />

publicaties worden verschillende begrippen door elkaar gebruikt: inspraak, medezeggenschap,<br />

betrokkenheid, informatie-uitwisseling, raadpleging, invloed, advisering en deelname. In feite<br />

omvat <strong>cliëntenparticipatie</strong> al deze begrippen. Een eensluidende definitie is niet voorhanden.<br />

Maar samengevat is <strong>cliëntenparticipatie</strong> eige<strong>nl</strong>ijk niets anders dan het betrekken van cliënten bij<br />

de keuzes die gemeenten maken 5 . Het kan hierbij zowel gaan om keuzes op het terrein van de<br />

beleidsvorming, als om keuzes in de uitvoeringspraktijk. Er zijn diverse vormen van<br />

<strong>cliëntenparticipatie</strong>; deze zullen nader worden besproken in hoofdstuk 3 van deze handreiking.<br />

Cliëntenparticipatie als onderwerp is niet nieuw voor de gemeenten. Nieuw is wel dat<br />

gemeenten nu in een verordening vast moeten leggen hoe zij met bepaalde facetten om gaan.<br />

Hier komen wij in de hoofdstukken 2 en 4 op terug.<br />

1.3 Ingangsdatum<br />

De verordening <strong>cliëntenparticipatie</strong> moet op 1 januari 2005 in werking zijn getreden. De<br />

gemeentelijke verordeningen die op grond van de WWB gemaakt moeten worden, vallen onder<br />

de Tijdelijke referendumwet. Dat betekent dat de inwerkingtreding wordt opgeschort als binnen<br />

6 weken na aankondiging een geldig verzoek is gedaan tot het houden van een referendum.<br />

Indien dit het geval is, zal er een referendum gehouden moeten worden en moet de<br />

gemeenteraad, met inachtneming van de uitkomsten van het referendum, (opnieuw) een besluit<br />

nemen over de inwerkingtreding van de verordening. Gemeenten zullen hiermee bij hun<br />

planning dan ook rekening moeten houden 6 .<br />

1.4 Werkwijze<br />

Voor die gemeenten die <strong>cliëntenparticipatie</strong> nog moeten opzetten, dan wel willen verbeteren,<br />

zijn in deze handreiking goede voorbeelden uit de praktijk en tips opgenomen, welke zijn<br />

ontleend aan interviews met een aantal gemeenten en cliëntenraden. De namen van de<br />

gemeenten en cliëntenraden zijn verstrekt door de Stichting Sjakuus en de Landelijke<br />

Cliëntenraad. In bijlage 1 staat een overzicht van de gemeenten en cliëntenraden die hebben<br />

meegewerkt.<br />

1.5 Leeswijzer<br />

In hoofdstuk 2 van deze handreiking beschrijven wij de regelgeving die betrekking heeft op<br />

<strong>cliëntenparticipatie</strong>. Hoofdstuk 3 gaat dieper in op de factoren die een rol spelen bij<br />

<strong>cliëntenparticipatie</strong>. In dit hoofdstuk staan ook de praktijkvoorbeelden en de tips voor die<br />

gemeenten die <strong>cliëntenparticipatie</strong> nog moeten opzetten, dan wel willen herijken. In hoofdstuk 4<br />

worden de bouwstenen voor de gemeentelijke verordening beschreven.<br />

Voor die gemeenten die alleen een verordening willen maken, volstaan de hoofdstukken 2 en 4.<br />

De gemeenten die nog bezig zijn met het opzetten van <strong>cliëntenparticipatie</strong> en gemeenten die<br />

5 <strong>Handreiking</strong> tips en best practices <strong>cliëntenparticipatie</strong> SUWI, Ministerie van sociale zaken en werkgelegenheid,<br />

Steunpunt SUWI gemeenten, december 2002, zie www.gemeenteloket.<strong>szw</strong>.<strong>nl</strong>.<br />

6 Zie ook: www.vernieuwingsimpuls.<strong>nl</strong> of http://wetten.overheid.<strong>nl</strong>.<br />

2


overwegen het beleid te herijken, vinden in hoofdstuk 3 achtergrondinformatie over<br />

<strong>cliëntenparticipatie</strong> en goede voorbeelden uit de praktijk, alsmede tips.<br />

Inmiddels hebben verschillende gemeenten al een verordening <strong>cliëntenparticipatie</strong> vastgesteld.<br />

Deze voorbeelden zijn te vinden op www.wwbinvoering.<strong>nl</strong>.<br />

3


2. Regelgeving op het terrein van <strong>cliëntenparticipatie</strong><br />

2.1 Regelgeving in de Abw<br />

In de Algemene bijstandswet (Abw) was vastgelegd dat gemeenten in hun beleidsplan en<br />

beleidsverslag aan moesten geven op welke wijze zij <strong>cliëntenparticipatie</strong> regelden en vorm<br />

gaven, een en ander met inachtneming van artikel 150 van de Gemeentewet (art. 118 Abw 7 ).<br />

Cliëntenparticipatie werd hierbij breed opgevat: het kon variëren van klanttevredenheidsonderzoeken,<br />

continue inventarisaties via formulieren, en klachtenprocedures, tot het instellen van<br />

een cliëntenraad, -platform, of -panel, waarmee periodiek overleg plaatsvindt over beleid en<br />

uitvoering, en het opzetten van een structuur van belangenbehartiging waarbij cliënten elkaar<br />

ondersteunen in het gebruik van hun rechten. Er was gekozen voor een dergelijke algemene<br />

formulering omdat er in de praktijk grote verschillen bleken te zijn in de wijze waarop<br />

gemeenten met <strong>cliëntenparticipatie</strong> omgaan. In het beleidsplan konden gemeenten onder meer<br />

aangeven hoe de cliënten konden inspreken, de wijze waarop openbaarheid van<br />

beleidsvoorbereiding plaatsvond, de wijze waarop cliënten werden voorgelicht en welke<br />

initiatieven ondernomen werden om cliënten meer bij het beleid te betrekken.<br />

2.2 Regelgeving in de WWB<br />

In het Voorstel van Wet van de WWB was artikel 118 Abw in eerste instantie min of meer<br />

ongewijzigd overgenomen. Artikel 47 van de WWB luidde: “Het college draagt zorg voor de<br />

realisatie en vormgeving van <strong>cliëntenparticipatie</strong> bij de uitvoering van de wet, met inachtneming<br />

van artikel 150 van de Gemeentewet”. In de toelichting op dit artikel wordt gewezen op het<br />

belang van <strong>cliëntenparticipatie</strong> en de keuzevrijheid van gemeenten over de wijze waarop zij hier<br />

vorm aan geven: “Zo bestaat de mogelijkheid om een cliëntenraad of -panel op te richten, maar<br />

er kan ook gedacht worden aan klanttevredenheidsonderzoeken”. Verder wordt in de toelichting<br />

gewezen op het feit dat rekening moet worden gehouden met de samenwerking met het CWI<br />

en het UWV en de nieuwe cliëntgroepen, de niet-uitkeringsgerechtigden (nuggers) en de<br />

mensen met een uitkering op grond van de Algemene Nabestaandenwet (ANW).<br />

Eind augustus 2003 werd, tijdens de behandeling van de wet in de Tweede Kamer, door de<br />

leden Bakker (D66) en Noorman-den Uyl (PvdA) een amendement ingediend met betrekking tot<br />

dit artikel. De tekst van het amendement luidde:<br />

Artikel 47: Verordening <strong>cliëntenparticipatie</strong><br />

De gemeenteraad stelt bij verordening regels over de wijze waarop de personen, bedoeld in<br />

artikel 7 8 , eerste lid, of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van deze<br />

wet, waarbij in ieder geval wordt geregeld de wijze waarop:<br />

a. periodiek overleg wordt gevoerd met deze personen of hun vertegenwoordigers;<br />

b. deze personen of vertegenwoordigers onderwerpen voor de agenda van dit overleg kunnen<br />

aanmelden;<br />

7 In werking getreden per 1 juli 1998.<br />

8 Artikel 7 WWB omschrijft de doelgroep van de WWB, te weten de mensen met een bijstandsuitkering, de<br />

mensen die gebruik maken van een voorziening, zoals bijvoorbeeld gesubsidieerde arbeid, de nietuitkeringsgerechtigden<br />

(nuggers) en de mensen met een uitkering op grond van de Algemene<br />

nabestaandenwet (Anw).<br />

4


c. zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde<br />

informatie.<br />

Het doel van het amendement was te bewerkstelligen dat de <strong>cliëntenparticipatie</strong> bij gemeenten<br />

in lijn wordt gebracht met de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI), waarin wordt<br />

gesteld “dat <strong>cliëntenparticipatie</strong> onmisbaar is in een uitvoeringsstructuur waar de cliënt centraal<br />

staat”.<br />

Tijdens de behandeling van de WWB in de Tweede Kamer is het amendement, zonder<br />

noemenswaardige discussie, aangenomen. Door de aanname van het amendement stroken<br />

artikel 47 van de WWB en de Memorie van Toelichting (die geschreven is op het<br />

oorspronkelijke artikel 47, en die niet aan het gewijzigde artikel wordt aangepast) niet langer<br />

met elkaar. Het wetsartikel is leading.<br />

Wat houdt artikel 47 nu precies in?<br />

De wijziging ten opzichte van de situatie onder de Abw is dat gemeenten nu in een verordening<br />

moeten aangeven hoe zij <strong>cliëntenparticipatie</strong> gaan vormgeven. In de verordening moet in ieder<br />

geval worden geregeld hoe men periodiek gaan overleggen, waarover men gaat overleggen<br />

(hoe krijgt men onderwerpen op de agenda) en op welke wijze de cliëntenvertegenwoordigers<br />

daarbij aan hun informatie komen.<br />

Bij de behandeling van de wet in de Tweede Kamer heeft de heer Bakker daarnaast expliciet<br />

aangegeven dat het moet gaan om “een serieuze inschakeling en betrokkenheid van<br />

uitkeringsgerechtigden bij de uitvoering en ook bij de voorbereiding van het beleid” 9 . Dit<br />

betekent dus dat gemeenten de cliënten moeten betrekken bij zaken die zowel betrekking<br />

hebben op de beleidsvorming als op de uitvoering van de wet.<br />

Wat betekent artikel 47 in de praktijk?<br />

Het gaat er om dat gemeente en cliënten(vertegenwoordigers) regelmatig (periodiek) met elkaar<br />

om tafel zitten en overleggen over de activiteiten van de sociale dienst, zowel op het terrein van<br />

de uitvoering als op het terrein van de beleidsvorming, waarbij de cliënten zelf onderwerpen op<br />

de agenda kunnen zetten en vroegtijdig van adequate informatie worden voorzien. Hoe dat gaat<br />

gebeuren, moet in een verordening worden vastgelegd. Hoe de gemeenten een dergelijk<br />

overleg noemen (cliëntenpanel, cliëntenforum, cliëntenraad) is niet van belang. Het<br />

vorenstaande betekent overigens ook dat gemeenten niet aan de regelgeving voldoen als zij<br />

uitsluitend klanttevredenheidsonderzoeken houden 10 : klanttevredenheidsonderzoeken<br />

gebeuren immers veelal schriftelijk en hierbij is geen sprake van overleg.<br />

Wat moet er in de verordening komen?<br />

In de verordening moet in ieder geval worden opgenomen:<br />

• dat er periodiek overleg wordt gevoerd met de cliënten of hun vertegenwoordigers;<br />

• hoe de cliënten of hun vertegenwoordigers agendapunten kunnen aanmelden;<br />

• hoe de cliënten of hun vertegenwoordigers van adequate informatie worden voorzien.<br />

Daarnaast moet het gaan om onderwerpen die zowel betrekking hebben op de beleidsvorming<br />

als de uitvoering.<br />

9 Tweede Kamer, Handelingen, 26 augustus 2003, 84-4900.<br />

10 Zie ook Nieuwsbrief WWB no 9, 2004.<br />

5


Geldt deze verplichting voor alle gemeenten?<br />

De verplichting tot het opstellen van een verordening geldt voor alle gemeenten, dus ook voor<br />

kleine(re) gemeenten. De regelgeving geeft geen invulling aan de frequentie van het overleg en<br />

de samenstelling van de cliëntenvertegenwoordiging. Dit wordt overgelaten aan de gemeenten.<br />

Wie vallen onder de <strong>cliëntenparticipatie</strong>, wat is de doelgroep?<br />

De doelgroep van de <strong>cliëntenparticipatie</strong> staat genoemd in artikel 7 WWB. De doelgroep<br />

bestaat uit:<br />

• personen die een uitkering ontvangen op grond van de WWB;<br />

• personen die gebruik maken van een voorziening, zoals bijvoorbeeld gesubsidieerd<br />

werk, kinderopvang, of vrijwilligerswerk;<br />

• personen met een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet;<br />

• niet-uitkeringsgerechtigden (nuggers).<br />

Binnen deze groepen kunnen gemeenten vertegenwoordigers voor het overleg met de cliënten<br />

zoeken. Gemeenten die problemen hebben met het vinden van geschikte vertegenwoordigers<br />

moeten zich realiseren dat het bestand waaruit geput kan worden dus groter is dan alleen het<br />

bestand van bijstandsgerechtigden.<br />

2.3 Gerelateerde regelgeving<br />

2.3.1 SUWI<br />

Zoals hiervoor reeds is vermeld, is bij de formulering van artikel 47 WWB, aansluiting gezocht<br />

bij de Wet SUWI. De Wet SUWI, in werking getreden op 1 januari 2002, geeft in de artikelen 10,<br />

11 en 12 aan hoe <strong>cliëntenparticipatie</strong> op centraal en decentraal niveau ingevuld moet worden<br />

en geeft bepalingen omtrent de Landelijke Cliëntenraad. Hoewel in genoemde artikelen geen<br />

verwijzing wordt gedaan naar de gemeenten, zijn deze artikelen toch in de handreiking<br />

opgenomen omdat het voor die gemeenten, die samenwerking dan wel afstemming op het<br />

terrein van <strong>cliëntenparticipatie</strong> met UWV, CWI en SVB overwegen, nuttige informatie kan zijn.<br />

Artikel 10 van de wet SUWI behandelt de <strong>cliëntenparticipatie</strong> op centraal niveau. Op grond van<br />

dit artikel moeten CWI, UWV en de Svb (Sociale verzekeringsbank) een regeling vaststellen die<br />

gericht is op de realisatie en vormgeving van adequate <strong>cliëntenparticipatie</strong> bij de uitvoering van<br />

hun wettelijke taken. De regeling voorziet in overleg met personen of vertegenwoordigers van<br />

personen die als cliënt betrokken zijn bij de uitvoering van de taken van genoemde<br />

bestuursorganen.<br />

Artikel 11 van de Wet SUWI behandelt de <strong>cliëntenparticipatie</strong> op decentraal niveau. Op grond<br />

van dit artikel moeten CWI, UWV en de Svb na overleg met personen of vertegenwoordigers<br />

van personen die als cliënt betrokken zijn bij de taken die genoemde organisaties uitvoeren,<br />

een regeling vaststellen die gericht is op adequate <strong>cliëntenparticipatie</strong> op decentraal niveau.<br />

Hierin moeten zij in ieder geval regelen:<br />

• hoe de cliënten(vertegenwoordigers) invloed uit kunnen oefenen op de uitvoering;<br />

• hoe de centrale organen rekening houden met de uitkomsten van de decentrale<br />

<strong>cliëntenparticipatie</strong>;<br />

6


• hoe in de decentrale vestigingen bekendheid wordt gegeven aan de uitvoering van de<br />

<strong>cliëntenparticipatie</strong>.<br />

Artikel 12 van de Wet SUWI behandelt de instelling, de samenstelling, de<br />

informatieverstrekking, alsmede de taken van de Landelijke Cliëntenraad 11 .<br />

Het verschil met de <strong>cliëntenparticipatie</strong> bij gemeenten is dat <strong>cliëntenparticipatie</strong> bij CWI, UWV<br />

en Svb op het terrein van SUWI veelal plaatsvindt over uitvoeringsaspecten omdat de<br />

desbetreffende organisaties weinig beleidsvrijheid hebben en zich met name met de uitvoering<br />

van centraal geregelde wet- en regelgeving bezighouden. Bij gemeenten komt ook de<br />

beleidsvorming aan de orde.<br />

Gelet op het feit dat gemeenten voor een deel dezelfde doelgroepen bedienen als het UWV (de<br />

mensen met een gedeeltelijk WAO-, dan wel WW-uitkering en een aanvulling uit de bijstand),<br />

de SVB (mensen met een ANW-uitkering worden gereïntegreerd door de gemeenten) en het<br />

CWI (cliënten van de gemeenten zijn ook veelal klant bij het CWI), valt voor gemeenten te<br />

overwegen om – al dan niet op onderdelen – aansluiting te zoeken bij genoemde organisaties,<br />

dan wel onderdelen van de <strong>cliëntenparticipatie</strong> met die organisaties af te stemmen.<br />

2.3.2 Het klachtrecht<br />

Bij de behandeling van het wetsvoorstel WWB doelde mevrouw Noorman-Den Uyl met haar<br />

amendement in eerste instantie op het expliciet neerleggen van een ombudsfunctie (ofwel het<br />

klachtrecht) voor de cliënten van de sociale dienst.<br />

Tijdens de kamerbehandeling van het wetsvoorstel heeft de Staatssecretaris er op gewezen dat<br />

het klachtrecht niet in de WWB hoeft te worden geregeld, omdat de Algemene wet<br />

bestuursrecht (Awb) daarin gaat voorzien.<br />

Op dit moment bevat de Awb alleen regels over de behandeling van klachten van burgers door<br />

het bestuursorgaan zelf (het interne klachtrecht). Het is de bedoeling dat gemeenten (en andere<br />

overheden) vanaf 1 januari 2005 de verplichting krijgen te beschikken over een ombudsman<br />

waar burgers hun klachten over het functioneren van die overheden kunnen indienen 12 . Dit kan<br />

zijn een lokale ombudsman, maar de gemeente kan ook aansluiting zoeken bij de Nationale<br />

ombudsman.<br />

11 Voor meer informatie over de Landelijke Cliëntenraad: www.landelijkeclientenraad.<strong>nl</strong><br />

12 De regeling van de klachtbehandeling door een ombudsman zal worden neergelegd in hoofdstuk 9 van de<br />

Awb. Als de regeling in werking is getreden hebben de gemeenten een jaar de tijd om een<br />

ombudsmanvoorziening te treffen.<br />

7


3. Cliëntenparticipatie<br />

3.1 I<strong>nl</strong>eiding<br />

Dit hoofdstuk is geschreven voor gemeenten die de <strong>cliëntenparticipatie</strong> nog moeten opzetten,<br />

dan wel nadenken over herijking en eventueel door te voeren verbeteringen. Allereerst wordt<br />

nader ingegaan op het begrip <strong>cliëntenparticipatie</strong> en de factoren die een rol spelen bij de<br />

beleidsvorming op het terrein van <strong>cliëntenparticipatie</strong>. Bij de beschrijving van deze factoren<br />

geven wij, waar mogelijk, goede praktijkvoorbeelden (afkomstig uit de interviews) en tips.<br />

Daarnaast gaat dit hoofdstuk in op twee afzonderlijke vraagstukken: de gevolgen van<br />

dualisering voor <strong>cliëntenparticipatie</strong> en <strong>cliëntenparticipatie</strong> in de Ioaw en de Ioaz.<br />

Bij het schrijven van dit hoofdstuk is gebruik gemaakt van een in 2002 uitgevoerd onderzoek<br />

naar de stand van zaken van <strong>cliëntenparticipatie</strong> bij gemeenten 13 . Dit is het meest recente<br />

onderzoek dat in opdracht van het Ministerie van SZW naar <strong>cliëntenparticipatie</strong> is uitgevoerd.<br />

3.2 De rol van <strong>cliëntenparticipatie</strong><br />

Cliëntenparticipatie is inmiddels een ingeburgerd begrip bij gemeenten geworden. Bijna iedere<br />

gemeente kent wel een of andere vorm van <strong>cliëntenparticipatie</strong>. De meest voorkomende<br />

vormen zijn: cliëntenraden, -panels, of –platforms, en klanttevredenheidsonderzoeken. Voor<br />

welke vorm de gemeente kiest en hoe de gemeente het beleid rond <strong>cliëntenparticipatie</strong> invult, is<br />

afhankelijk van de visie van de gemeente op het betrekken van de burger bij het beleid en de<br />

uitvoering. Daarbij gaat het om de vraag of de gemeente de mening van de burger wil peilen<br />

(met andere woorden: wordt <strong>cliëntenparticipatie</strong> benaderd als een instrument vanuit een<br />

beheersmatige en bedrijfsprocesmatige benadering) of wil de gemeente ook nadrukkelijk<br />

luisteren naar hetgeen de burger vindt (met andere woorden: geeft de gemeente zeggenschap<br />

aan de cliënt)?<br />

3.3 De vormgeving van <strong>cliëntenparticipatie</strong><br />

De vorm die een gemeente kiest, hangt dus veelal samen met de visie van de gemeente, c.q.<br />

het belang dat de gemeente hecht aan het participeren van de cliënten. Niet alleen de cliënten,<br />

maar ook het College van burgemeester en wethouders (B&W), de Gemeenteraad en het<br />

management van de sociale dienst hebben hierbij belang. Voor wat betreft B&W en de<br />

Gemeenteraad geldt dat <strong>cliëntenparticipatie</strong> een mogelijkheid is om de kloof tussen burger en<br />

bestuur te dichten, door de mening van de cliënten te vragen en de cliënten ook echt bij de<br />

totstandkoming en de uitvoering van het beleid te betrekken. Ook in het kader van ‘kwaliteit’ is<br />

het oordeel van de klant belangrijk. Managers van sociale diensten kunnen de mening van<br />

cliënten gebruiken bij het optimaliseren van het beleid en de dienstverlening, bijvoorbeeld door<br />

voorgenomen beleid en ontwikkelde producten bij de cliënten te testen. De cliënten zijn immers<br />

de belangrijkste ervaringsdeskundigen.<br />

13 Cliëntenparticipatie, onderzoek naar de optimale vormgeving en de stand van zaken bij gemeenten, in<br />

opdracht van het Ministerie van sociale zaken en werkgelegenheid, oktober 2002, werkdocument n. 263, door<br />

mevr. Mr A.J. Ruige, drs. P. Lemmen en drs. P.M. Visser, www.gemeenteloket.<strong>szw</strong>.<strong>nl</strong><br />

8


In de literatuur over <strong>cliëntenparticipatie</strong> wordt vaak verwezen naar de zogenaamde<br />

participatieladder 14 , waarmee een toenemende invloed van cliënten of hun vertegenwoordigers<br />

op de uiteindelijke besluitvorming wordt weergegeven. In het onderzoek uit 2002 wordt een<br />

onderscheid gemaakt naar de diverse typen van <strong>cliëntenparticipatie</strong> die bij gemeenten<br />

voorkomen. Het gaat hierbij om informeren (een vrijblijvende uitwisseling van informatie tussen<br />

gemeente en cliënten of hun vertegenwoordigers), raadplegen (de gemeente vraagt de cliënten<br />

om hun oordeel over diverse aspecten van uitvoering en beleid, dit kan in een overleg, maar<br />

ook in de vorm van een in te vullen vrage<strong>nl</strong>ijst) en adviseren (de gemeente vraagt bijvoorbeeld<br />

een cliëntenraad formeel om advies).<br />

De toelichting op artikel 47 WWB doet geen uitspraak over de minimaal benodigde mate van<br />

invloed. Ook hiervoor geldt dat in de gekozen vorm tot uitdrukking moet komen dat cliënten<br />

volwaardig worden betrokken bij de uitvoering van de wet.<br />

3.4 Factoren die een rol spelen bij <strong>cliëntenparticipatie</strong>.<br />

Bij <strong>cliëntenparticipatie</strong> gaat het om twee groepen van factoren die op elkaar inwerken: invloed<br />

en beïnvloedingsfactoren. Deze twee begrippen hangen nauw met elkaar samen: de invloed<br />

zelf kan nog zo goed ontwikkeld zijn, maar deze kan pas optimaal worden benut als ook de<br />

beïnvloedingsfactoren goed geregeld zijn.<br />

Om invloed uit te kunnen oefenen, zijn vier elementen van belang:<br />

a) de onderwerpen: om echt invloed uit te kunnen oefenen op beleid en uitvoering in het van<br />

belang dat de cliënten over weze<strong>nl</strong>ijke onderwerpen mee kunnen praten;<br />

b) de fase van het beleidsproces: als cliënten van meet af aan mee kunnen praten, is hun<br />

invloed groter dan wanneer zij vlak voor de besluitvorming om hun mening worden gevraagd;<br />

c) de frequentie: hoe vaker de cliënten mee kunnen praten, hoe groter hun invloed is;<br />

d) het rendement: er kan pas echt van invloed worden gesproken als de mening van de cliënten<br />

meeweegt in het beleidsproces.<br />

De belangrijkste beïnvloedingsfactoren zijn:<br />

e) de kenmerken van de cliënten(vertegenwoordigers): het is belangrijk dat cliënten over<br />

voldoende deskundigheid beschikken om volwaardig deel te kunnen nemen aan het overleg.<br />

Ook is het belangrijk dat de deelnemers aan het overleg een representatieve afspiegeling<br />

vormen van de groep die zij vertegenwoordigen.<br />

f) de faciliteiten die beschikbaar worden gesteld: de cliënten moeten in de gelegenheid worden<br />

gesteld om hun invloed zo goed mogelijk uit te kunnen oefenen. Dit betekent bijvoorbeeld dat zij<br />

de beschikking krijgen over een computer, vergaderruimte en een onkostenvergoeding.<br />

g) de omgeving: er moet voldoende draagvlak zijn om rekening te houden met de mening van<br />

de cliënten, met andere woorden, zij moeten serieus genomen worden.<br />

In de navolgende paragrafen worden deze elementen nader uitgewerkt en zijn goede<br />

praktijkvoorbeelden en tips opgenomen.<br />

14 L. Jansen, Met enige deelneming, 1991; Tussen gunst en recht, 1997; Van gunst naar recht, 2001. De<br />

participatieladder bestaat uit zes oplopende treden. De onderste trede is het ‘meeweten’ en via de treden<br />

‘meedenken’, ‘meepraten’ en ‘adviseren’, komt de participant op de bovenste treden van het ‘meebeslissen’ en<br />

‘tegenspreken’.<br />

9


3.4.1 Onderwerpen<br />

Gemeenten kunnen met de cliëntenraad over diverse type onderwerpen overleg voeren.<br />

Samengevat gaat het hierbij om onderwerpen die betrekking hebben op de beleidsvorming, de<br />

onderdelen in de wet waar gemeenten eigen beleid op kunnen voeren (zoals de<br />

afstemmingsverordening, de reïntegratieverordening, verhaal en terugvordering, invulling<br />

bijzondere bijstand) en op de uitvoering sec (zoals de uitvoering van de langdurigheidstoeslag,<br />

de openingstijden, de aankleding van de wachtkamer, het opstellen van formulieren en de<br />

voorlichting aan cliënten).<br />

Artikel 47 aanhef WWB regelt dat de cliënten betrokken moeten worden bij ‘de uitvoering van<br />

de wet’. Bij de behandeling van de wet in de Tweede Kamer heeft de heer Bakker daarnaast<br />

expliciet aangegeven dat het gaat om “een serieuze inschakeling en betrokkenheid van<br />

uitkeringsgerechtigden bij de uitvoering en ook bij de voorbereiding van het beleid” 15 . Het is dus<br />

de bedoeling dat de gemeenten zowel over het beleid als over de uitvoering met de cliënten<br />

overleggen.<br />

Naast de onderwerpen die aan de orde komen, moet er in de verordening ook aandacht worden<br />

geschonken aan de wijze waarop de cliënten(vertegenwoordigers) worden voorzien van de voor<br />

een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie (art. 47 sub c WWB).<br />

Praktijk<br />

Uit de interviews met de gemeenten is gebleken dat <strong>cliëntenparticipatie</strong> in die gemeenten zo<br />

succesvol verloopt omdat de cliëntenraden betrokken worden bij alle onderwerpen die sociale<br />

diensten (beleid en uitvoering) tot hun taak rekenen. Alle stukken die betrekking hebben op<br />

zaken die de cliënten aangaan, worden aan de cliëntenraad toegezonden. De producten<br />

worden vaak beter omdat de cliëntenraad zich beter kan verplaatsen in de positie van de cliënt<br />

en goed kan verwoorden hoe bepaalde besluiten op cliënten over komen.<br />

Een aantal gemeenten gaf aan dat het nuttig is om ook af te spreken waar men niet over<br />

overlegt. In deze gevallen betrof het individuele gevallen: hierover vindt nooit overleg plaats.<br />

Daarvoor staan andere instrumenten open (bezwaarschrift, klacht, ombudsman).<br />

In één van de geïnterviewde gemeenten heeft men dit opgelost door naast een cliëntenraad,<br />

waarin algemene zaken aan de orde komen, een bureau cliëntentelefoon op te richten. Bij deze<br />

organisatie worden de individuele cliënten geholpen (doorverwijzen, bemiddelen, informeren,<br />

afspraak regelen, helpen met het opstellen van een bezwaarschrift, praatpaal, problemen<br />

oplossen) terwijl het beeld over de verkregen informatie weer aan de cliëntenraad kan worden<br />

doorgegeven, die deze informatie dan weer tijdens het overleg kan gebruiken.<br />

In één van de geïnterviewde (grotere) gemeenten is binnen de cliëntenraad een structuur<br />

opgezet teneinde het overleg met de gemeente te optimaliseren. Daar werkt de cliëntenraad<br />

met werkgroepen en commissies, waarin één van de leden de verantwoordelijkheid neemt voor<br />

het overleg en de onderwerpen. De resultaten van de besprekingen worden aan het dagelijks<br />

bestuur aangeleverd. Het dagelijks bestuur van de cliëntenraad stelt op basis hiervan de<br />

agenda op voor de plenaire vergadering die eenmaal per drie weken plaatsvindt. Tijdens deze<br />

plenaire sessies wordt de voortgang van de activiteiten in de commissies besproken en<br />

15 Tweede Kamer, Handelingen, 26 augustus 2003, 84-4900<br />

10


daarnaast vindt besluitvorming plaats over de conceptadviezen. Eenmaal per zes weken<br />

overlegt de cliëntenraad met het management van de sociale dienst. In dit overleg komen alle<br />

lopende zaken aan de orde die met cliënten van de dienst te maken hebben. Daarnaast vindt<br />

tweemaal per jaar overleg plaats met de wethouder. In dit overleg wordt de voortgang, de<br />

relatie met de sociale dienst en de knelpunten besproken. Deze werkwijze wordt als zeer<br />

efficiënt en zakelijk ervaren.<br />

In één van de geïnterviewde gemeenten is een vertegenwoordiger van de cliëntenraad<br />

opgenomen in de bezwaarschriftencommissie, met als doel meer zicht te krijgen op de<br />

invalshoek van de gemeente en inzicht te krijgen in waar de gemeente dagelijks mee te maken<br />

heeft.<br />

Tips:<br />

• Maak duidelijk over welke zaken wel gesproken wordt (beleid en uitvoering algemeen)<br />

en over welke zaken niet gesproken wordt (individuele gevallen) in het overleg.<br />

• Om te voorkomen dat vergeten wordt de cliëntenraad om advies te vragen, zou dit<br />

advies als vast agendapunt op de commissie- en raadsstukken opgenomen kunnen<br />

worden.<br />

3.4.2 De fase in het beleidsproces<br />

Cliënten kunnen in verschillende fasen van het beleidsproces invloed uitoefenen:<br />

• bij de start van het proces: de eerste ideeënontwikkelingen;<br />

• halverwege het proces: er wordt een reactie op het concept gevraagd;<br />

• aan het einde van het proces: het concept kan worden aangenomen of verworpen;<br />

• bij de evaluatie.<br />

De meest optimale fase is de start van het proces: door cliënten van meet af aan bij het proces<br />

te betrekken, hebben zij de meeste invloed. Deze werkwijze voorkomt daarnaast veel discussie<br />

in de slotfase en bespaart de gemeente tijd.<br />

De WWB laat de gemeenten vrij in het bepalen van het tijdstip waarop zij de cliëntenraad bij het<br />

proces betrekken.<br />

Praktijk<br />

Uit de interviews met de gemeenten blijkt dat <strong>cliëntenparticipatie</strong> vaak beter verloopt naarmate<br />

de cliëntenraden eerder bij de discussie worden betrokken. Door cliëntenraden zo vroeg<br />

mogelijk bij het traject te betrekken, kan in de besluitvormingsfase tijd kan worden bespaard. De<br />

cliëntenraden zijn dan immers op de hoogte van het volledige proces, de discussie en alle<br />

versies die er van een bepaald stuk verschenen zijn, hetgeen de kwaliteit van het advies ten<br />

goede komt. Wel is het goed om termijnen op te nemen waarbinnen de cliëntenraad moet<br />

reageren, omdat anders het risico bestaat dat het besluitvormingsproces te veel wordt<br />

vertraagd (zie ook hoofdstuk 4).<br />

Eén van de geïnterviewde gemeenten gaf aan dat in de desbetreffende gemeente is vastgelegd<br />

wanneer de cliëntenraad invloed kan uitoefenen. Dit kan op drie momenten in het<br />

besluitvormingsproces, te weten (a) bij het opstellen van de beleidsnota door de<br />

11


gemeenteambtenaren wordt de mening van de cliëntenraad gevraagd: waar mogelijk worden<br />

de opmerkingen meegenomen, indien de opmerkingen niet worden meegenomen, wordt dit<br />

gemotiveerd; (b) op het moment dat de beleidsnota naar de raadscommissie gaat, en (c) op het<br />

moment dat de commissiestukken naar de gemeenteraad gaan.<br />

In weer een andere gemeente is door de cliëntenraad een zogenaamde “beïnvloedingsroute”<br />

opgesteld voor onderwerpen die de cliëntenraad zelf op de agenda wil krijgen. Deze route<br />

bestaat uit: (a) de inventarisatie van de ideeën van cliënten via spreekuren, (b) het bundelen<br />

van deze ideeën en de aanbieding van deze ideeën aan de beleidsmedewerkers, (c) met de<br />

ideeën naar de raadscommissie, en (d) proberen te beïnvloeden dat de ideeën uiteindelijk in<br />

een beleidsnota terecht komen.<br />

In één van de kleinere gemeenten zijn de vertegenwoordigers van de cliëntenraad uitgenodigd<br />

om aanwezig te zijn bij een voorlichtingsavond voor de raad over de nieuwe Wet werk en<br />

bijstand. Op die manier liepen zij als het ware “mee” in de scholingsronde voor de raadsleden.<br />

Bovendien gaf dit mogelijkheden voor het uitwisselen van ideeën over en weer over de zaken<br />

waarover de raad een beslissing moet nemen.<br />

In één van de geïnterviewde gemeenten krijgt de cliëntenraad ook informatie over de<br />

proefballonnen, dus nog voordat er een letter op papier staat. In die gevallen wordt men<br />

uitgenodigd om mee te brainstormen.<br />

Tips<br />

• Geef helder aan op welke tijdstippen de cliëntenraad haar stem kan doen gelden.<br />

• Geef de termijnen aan waarbinnen gereageerd moet worden.<br />

3.4.3 De frequentie van het overleg<br />

De kwaliteit van de <strong>cliëntenparticipatie</strong> wordt mede bepaald door de frequentie van het overleg.<br />

Het moge duidelijk zijn dat er een zekere regelmaat in de contacten moet zitten om<br />

<strong>cliëntenparticipatie</strong> goed te laten verlopen. Uit het eerder genoemde onderzoek is gebleken dat<br />

het merendeel van de gemeenten gemiddeld 10 keer per jaar met de cliëntenraden vergadert<br />

(dit komt neer op maandelijks overleg). Eenderde van de gemeenten overlegt eenmaal per twee<br />

maanden.<br />

Artikel 47 WWB laat de gemeenten vrij in het bepalen van de frequentie van het overleg, en<br />

spreekt uitsluitend over ‘periodiek overleg’.<br />

Praktijk<br />

De door ons geïnterviewde gemeenten en cliëntenraden gaven aan dat men veelal maandelijks<br />

(in grotere gemeenten) dan wel tweemaandelijks (in kleinere gemeenten) vergadert. Opvallend<br />

was wel dat bijna alle geïnterviewde cliëntenraden naast de reguliere vergaderingen<br />

afzonderlijk overleg met de wethouder hadden, met het management van de sociale dienst en<br />

met de politiek (raad en raadsfracties).<br />

3.4.4 Het rendement van het overleg<br />

Het is prettig om als cliëntenraad overal bij betrokken te worden, maar met de adviezen moet<br />

natuurlijk wel iets worden gedaan om ook echt invloed uit te kunnen oefenen.<br />

12


Art. 47 WWB zegt niets over hetgeen er met de adviezen van de cliëntenraad moet gebeuren.<br />

Wel blijkt uit de Handelingen dat het moet gaan om een serieuze betrokkenheid. Hieruit kan<br />

men afleiden dat het advies wordt meegewogen in de overwegingen die tot de besluitvorming<br />

leiden.<br />

Praktijk<br />

Uit de interviews blijkt dat de mening van de cliëntenraad meetelt in het besluitvormingsproces.<br />

Bijna alle geïnterviewden (zowel van gemeentelijke zijde als van de kant van de cliëntenraden)<br />

gaven aan dat het rendement staat of valt met het gegeven of men elkaar serieus neemt en ook<br />

echt naar elkaar wil luisteren. Dat wil overigens niet zeggen dat de cliëntenraad altijd en overal<br />

haar zin krijgt.<br />

Veel geïnterviewden (van zowel van de kant van de gemeente als van de kant van de<br />

cliëntenraad) gaven overigens aan dat er wel degelijk iets met de adviezen wordt gedaan en dat<br />

deze vaak leiden tot verbetering van het product.<br />

In één gemeente werd opgemerkt dat het rendement sinds enige tijd een stuk groter is omdat<br />

de cliëntenraad veel coöperatiever is geworden en ook daadwerkelijk wil luisteren naar de<br />

argumenten van de gemeente. Waar vroeger eindeloos werd doorgepraat als men zijn zin niet<br />

kreeg, wordt nu een zakelijk afweging gemaakt en indien men – beargumenteerd – zijn zin niet<br />

krijgt, wordt er nu gewoon een punt achter gezet.<br />

Tips<br />

• Laat duidelijk zien wat met de adviezen gebeurt en geef ook aan waarom de adviezen<br />

niet zijn overgenomen.<br />

3.4.5. De cliëntenvertegenwoordiging<br />

Om een goede <strong>cliëntenparticipatie</strong> tot stand te brengen is het nodig dat (a) de cliëntenraad een<br />

representatieve afspiegeling vormt van de groep die zij vertegenwoordigen, en (b) de<br />

cliënten(vertegenwoordigers) over de juiste vaardigheden beschikken om een goede<br />

gesprekspartner voor de gemeenten te kunnen zijn.<br />

De WWB laat de gemeenten vrij in de samenstelling van de cliëntenraden en de wijze waarop<br />

de deskundigheid bevorderd wordt.<br />

Gemeenten hoeven zich bij hun zoektocht naar geschikte vertegenwoordigers overigens niet<br />

alleen te beperken tot de groep bijstandsgerechtigden. Ook mensen zonder uitkering (nietuitkeringsgerechtigden),<br />

personen die gesubsidieerde arbeid verrichten en mensen die een<br />

uitkering op grond van de Algemene Nabestaandenwet ontvangen, behoren tot de doelgroep<br />

van de wet.<br />

Overigens zegt de wet niet dat er altijd met een echte cliëntenraad of een vertegenwoordiging<br />

van cliënten gewerkt zou moeten worden: het gaat immers om periodiek overleg. Met name<br />

kleine gemeenten zouden ook één of twee keer per jaar hun hele bestand uit kunnen nodigen<br />

om met elkaar te overleggen over het beleid en de utvoering van de bijstandswet. Zij zouden dit<br />

bijvoorbeeld aan kunnen kondigen via een nieuwsbrief waarin tevens in beknopte en duidelijke<br />

vorm informatie kan worden aangeboden.<br />

13


Praktijk<br />

a) Representativiteit.<br />

Veel gemeenten, zowel grote als kleine, hebben aangegeven grote moeite te hebben met het<br />

vinden van een (representatieve) vertegenwoordiging. Met name het vinden van nietuitkeringsgerechtigden<br />

en allochtonen lukt vaak niet. In die gemeenten waar het wel gelukt is<br />

om allochtonen te werven is gebruik gemaakt van specifieke allochtone netwerken, te weten<br />

netwerken van bepaalde minderheidsgroeperingen, bijvoorbeeld de organisatie van de Turkse<br />

of de Marokkaanse gemeenschap, dan wel wordt geworven via moskeeën.<br />

In sommige gemeenten nodigt men met opzet oudere vertegenwoordigers uit teneinde de<br />

continuïteit te waarborgen, en in een andere gemeente heeft men bewust een aantal<br />

maatschappelijke organisaties bij de cliëntenraad betrokken in de hoop daarmee iets te doen<br />

aan de belangenbehartiging van mensen die geen periodieke uitkering van de sociale dienst<br />

ontvangen, maar op andere wijze cliënt zijn (nuggers, Anw-ers, personen die gesubsidieerde<br />

arbeid verrichten en anderen die een beroep doen op een voorziening in het kader van de<br />

WWB).<br />

In weer een andere gemeente heeft de cliëntenraad een aantal activiteiten ontwikkeld teneinde<br />

zoveel mogelijk cliënten te bereiken, waarmee de vertegenwoordiging representatiever wordt.<br />

Zo is er drie middagen in de week een telefonisch spreekuur en worden cliëntenavonden<br />

georganiseerd waarin cliënten vragen kunnen stellen en geholpen worden. Ook worden met<br />

regelmaat klantenpanels georganiseerd (circa 15 cliënten per panel), waarin wordt gesproken<br />

over diverse zaken, zoals dienstverlening, schuldhulpverlening en de ervaringen met<br />

trajectbegeleiding en reïntegratie. Deze informatie dient dan weer als input voor bijvoorbeeld<br />

klanttevredenheidsonderzoeken en het reguliere overleg.<br />

Verder proberen gemeenten geschikte cliënten te vinden via de eigen nieuwsbrieven, huis-aanhuiskranten,<br />

publicaties en door middel van persoo<strong>nl</strong>ijke brieven aan uitkeringsgerechtigden.<br />

b) Deskundigheid<br />

Voor wat betreft de deskundigheidsbevordering is de provincie Drenthe een aardig<br />

praktijkvoorbeeld. In de provincie Drenthe is een Vereniging cliëntenraad sociale zekerheid<br />

Drenthe opgericht. De vereniging bestaat uit 12 cliëntenraden van gemeenten in Drenthe<br />

(opgericht 4 jaar geleden). De vereniging is een initiatief van de verschillende cliëntenraden in<br />

de provincie. De raad overlegt rechtstreeks met de wethouders via de Vereniging van Drentse<br />

gemeenten (VDG, de provinciale afdeling van de VNG). Overigens is het met de participatie niet<br />

in iedere gemeente goed gesteld: inspraak en invloed op beleid en uitvoering verschilt. Ook hier<br />

probeert de Vereniging iets aan te doen op provinciaal niveau. Naast beleidsafstemming<br />

probeert de Vereniging ook de uitvoering door de verschillende cliëntenraden in Drenthe te<br />

stroomlijnen/afstemmen. Een voorbeeld zijn de instrumenten om cliënten te bereiken: een<br />

gezame<strong>nl</strong>ijke nieuwsbrief, i<strong>nl</strong>oopochtenden, telefonisch spreekuur. Maar ook de vorm: er zijn<br />

bijvoorbeeld kleine en zeer grote cliëntenraden (met een brede vertegenwoordiging) in de<br />

provincie.<br />

Voordeel van deze vorm van participatie is dat men zoveel mogelijk versnippering en<br />

rechtsongelijkheid probeert te voorkomen. De Vereniging probeert de verordeningen onderling<br />

af te stemmen en de deelnemers leren ook van elkaar daar waar het gaat om relevante<br />

14


onderwerpen en thema’s. De Vereniging wordt geholpen door de Stichting Sjakuus en de<br />

Landelijke Cliëntenraad. Bovendien beschikt de Vereniging via de VDG/VNG over de meeste<br />

recente stukken.<br />

In een grote gemeente gaat men de cliëntenraad opnieuw inrichten en samenstellen. In die<br />

gemeente worden nieuwe cliëntvertegenwoordigers geworven. Iedere cliënt kan solliciteren.<br />

Vervolgens wordt in een selectieprocedure gekeken wie geschikt is. De desbetreffende cliënt<br />

moet er zelf voor zorgen dat hij een bepaalde achterban vertegenwoordigt. Dit kan door er voor<br />

te zorgen dat een groep cliënten zich achter betrokkene schaart, dan wel door een<br />

maatschappelijke organisatie te zoeken die de cliënt als vertegenwoordiger wil aanwijzen. Er<br />

wordt verplichte scholing voor de cliëntvertegenwoordigers georganiseerd en er wordt ook aan<br />

teambuilding gedaan voordat de cliëntenraad haar werkzaamheden gaat starten.<br />

c) Het vinden van deelnemers aan de cliëntenraad<br />

Veel gemeenten, met name de kleinere, hebben moeite met het samenstellen van een<br />

cliëntenraad, simpelweg omdat ze te weinig (geschikte) cliënten hebben, dan wel omdat de<br />

cliënten niet willen omdat het stigmatiserend zou kunnen werken.<br />

In die gebieden waar gemeenten ook al op andere terreinen in het kader van de uitvoering van<br />

de bijstandswet samenwerken, lost men dit vaak op door een regionale cliëntenraad in te<br />

stellen. Gemeenten die zich inmiddels serieus met samenwerken bezig houden, en hiervoor<br />

een beroep hebben gedaan op de stimuleringsregeling (fase 1 en fase 2), zouden dus ook de<br />

samenwerking op het terrein van <strong>cliëntenparticipatie</strong> op de agenda kunnen zetten.<br />

Tips<br />

• Bestaande allochtone netwerken (bijvoorbeeld een organisatie van de Turkse of<br />

Marokkaanse gemeenschap) of moskeeën kunnen assisteren bij het vinden van<br />

geschikte cliëntenvertegenwoordigers.<br />

• Met huis-aan-huisbladen worden ook doelgroepen bereikt die niet dagelijks bij de<br />

sociale dienst over de vloer komen (niet-uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en mensen<br />

die gesubsidieerde arbeid verrichten), die mogelijk geïnteresseerd zijn in deelname aan<br />

de cliëntenraad.<br />

• Biedt (beoogde) cliëntvertegenwoordigers scholing aan.<br />

• Probeer in contact te komen met andere cliëntenraden (bijvoorbeeld in de provincie) om<br />

van elkaar te kunnen leren en ervaringen en goede voorbeelden uit te wisselen. Maak<br />

gebruik van de provinciale ondersteuningsfunctie.<br />

• Kleine gemeenten kunnen overwegen om in het kader van de stimuleringsregeling<br />

samenwerking, ook <strong>cliëntenparticipatie</strong> op de agenda te zetten.<br />

• Kleine gemeenten kunnen ook één of twee maal per jaar een bijeenkomst met hun hele<br />

bestand houden.<br />

15


3.4.6. De faciliteiten<br />

Teneinde cliëntenraden in de gelegenheid te stellen hun werk goed uit te voeren, is het nodig<br />

dat zij over bepaalde faciliteiten beschikken. Naast het vergoeden van gemaakte onkosten gaat<br />

het hierbij bijvoorbeeld om het toerusten van de cliënten(vertegenwoordigers): het beschikbaar<br />

stellen van een budget en ruimte, computerfaciliteiten, en middelen voor scholing 16 .<br />

Voor wat betreft de persoo<strong>nl</strong>ijke onkostenvergoeding bestaat de mogelijkheid deze te<br />

verstrekken in de vorm van een onkostenvergoeding voor vrijwilligerswerk (artikel 31 lid 2 sub k<br />

WWB), daar een dergelijke vergoeding bij de berekening van het recht op bijstand buiten<br />

beschouwing blijft. Er kan ten hoogste € 21,00 per week, met een maximum van € 735,00 per<br />

jaar worden vrijgelaten 17 . Dit bedrag is afgestemd op de fiscale forfaitaire vrijwilligersregeling<br />

zoals die op grond van de Coördinatiewet sociale verzekeringen geldt voor de<br />

werknemersverzekeringen en deze vergoeding wordt dan ook bij de belastingen buiten<br />

beschouwing gelaten.<br />

Indien naast deze onkostenvergoeding aan de cliënt ook nog een premie wordt verstrekt op<br />

grond van artikel 31 lid 2, sub j, dan wordt, vanwege de same<strong>nl</strong>oop, deze laatste premie<br />

belast 18 .<br />

De WWB laat het aan de gemeenten over of en welke faciliteiten zij beschikbaar willen stellen.<br />

Wel moeten gemeenten in de verordening aangeven hoe zij de cliënten)vertegenwoordigers<br />

voorzien van de benodigde informatie die ervoor zorgt dat zij adequaat kunnen deelnemen aan<br />

het overleg.<br />

Praktijk<br />

Uit de interviews blijkt dat alle cliëntenraden (financiële) ondersteuning van de gemeente<br />

krijgen. Altijd wordt er ruimte ter beschikking gesteld en computers. Ook kan men gratis<br />

nieuwsbrieven en folders maken en verspreiden. In veel gevallen kan de cliëntenraad het<br />

netwerk van de gemeente op.<br />

Met name de grotere gemeenten geven de cliëntenraad een eigen budget dat zij naar eigen<br />

inzicht kunnen besteden aan trainingen, opleiding en het anderszins opdoen van kennis.<br />

Bijna alle leden van de cliëntenraad krijgen een vergoeding voor de activiteiten die zij verrichten<br />

en in bijna alle gevallen wordt administratieve ondersteuning door de gemeente geleverd.<br />

3.4.7. De omgeving<br />

Draagvlak en de houding van de gemeente zijn belangrijke elementen om van<br />

<strong>cliëntenparticipatie</strong> een succes te maken.<br />

In de WWB is de vormgeving nader ingevuld, namelijk vastleggen in een verordening. Dit zegt<br />

echter nog niets over het draagvlak binnen de gemeente en de wijze waarop met de adviezen<br />

wordt omgegaan.<br />

16 Het ministerie van SZW stelt de Landelijke Cliëntenraad in staat om in de periode juli 2004 tot en met juni<br />

2005 lokale cliëntenorganisaties en cliëntenraden te ondersteunen bij de implementatie van de WWB. De LCR<br />

zal gratis voorlichtingsbijeenkomsten en scholing organiseren, diverse brochures uitbrengen (o.m. over<br />

<strong>cliëntenparticipatie</strong>) en individuele ondersteuning bieden aan lokale cliëntenorganisaties.<br />

17 Zie ook de Verzamelbrief juni 2004, Ministerie SZW, Intercom/2004/40896.<br />

18 Zie ook de <strong>Handreiking</strong> Middelen, Ministerie SZW, oktober 2003, paragraaf 3.3.1, pagina 13.<br />

16


Praktijk<br />

De geïnterviewde cliëntenraden gaven voor het merendeel aan dat het draagvlak binnen de<br />

gemeente aanwezig is, hetgeen op te maken valt uit het feit dat men regelmatig overlegt,<br />

serieus genomen wordt en alle stukken tijdig krijgt toegezonden. Toch gaf een aantal<br />

geïnterviewden ook aan voor wat betreft het draagvlak, dit toch voornamelijk te zoeken bij de<br />

politiek (de gemeenteraad), omdat die steeds bereid is naar hen te luisteren. Veel hangt<br />

eige<strong>nl</strong>ijk af van personen (de persoo<strong>nl</strong>ijke benadering en interesse van de gemeenteambtenaar<br />

of wethouder die <strong>cliëntenparticipatie</strong> in portefeuille heeft).<br />

In één van de geïnterviewde gemeenten kreeg de raad een aantal beslissingen voorgelegd in<br />

het kader van de Wet werk en bijstand. Omdat er nogal haast gemaakt moest worden, was de<br />

cliëntenraad niet om advies gevraagd. De raad weigerde vervolgens een besluit te nemen en<br />

eiste dat eerst overleg met de cliëntenraad zou plaats vinden.<br />

Tips<br />

• Zorg voor voldoende draagvlak binnen de gemeente, maak bijvoorbeeld duidelijk dat de<br />

mening van de cliënten, als ervaringsdeskundigen, belangrijk is.<br />

3.5 De gevolgen van dualisering voor <strong>cliëntenparticipatie</strong><br />

Als gevolg van de dualisering is het voor de cliëntenraad ook nuttig zich intensief tot de raad te<br />

wenden. Daar worden immers de kaders voor het beleid vastgesteld en wordt gecontroleerd of<br />

dat beleid ook daadwerkelijk binnen deze kaders is uitgevoerd. Daarnaast is ook beïnvloeding<br />

van het college en de ambtenaren nog steeds belangrijk. Afhankelijk van de fase waarin een<br />

beleidsproces zich bevindt, kan de cliëntenraad zich dan ook richten op de raad, het college<br />

van burgemeester en wethouders en het management van de sociale dienst (zie ook paragraaf<br />

4.7).<br />

Praktijk<br />

Uit de informatie van de gemeenten is gebleken dat veel cliëntenraden hiervoor nog niet echt<br />

een stramien hebben opgebouwd. Veelal overlegt men nog ‘gewoon’ met het management van<br />

de sociale dienst, en heeft men een paar keer per jaar overleg met de wethouder. Incidenteel<br />

wordt ook met (een vertegenwoordiging van) de raad gesproken.<br />

In één van de geïnterviewde gemeenten zijn er twee organen die de belangen van de cliënten<br />

behartigen. Het gaat hierbij om een cliëntenraad die zich richt op de uitvoering en de<br />

belangenbehartiging in de richting van de gemeenteraad en de wethouder, en een<br />

beleidsadviescommissie die zich richt op het management van de sociale dienst en het college<br />

van burgemeester en wethouders, met als doel het beleid te beïnvloeden. Het functioneren van<br />

de beide organisatie is vastgelegd in verordeningen en een huishoudelijk reglement. Tussen<br />

beide organisaties wordt intensief samen gewerkt.<br />

17


3.6 Cliëntenparticipatie in de Ioaw en de Ioaz<br />

Artikel 47 van de WWB is ingebracht bij het amendement Bakker/Noorman-den Uyl bij de<br />

behandeling van de wet in de Tweede Kamer. Daarbij is de Invoeringswet niet op gelijke wijze<br />

geamendeerd. Daarom is de inhoud van artikel 47 niet opgenomen in de Ioaw (Wet<br />

inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers) en de<br />

Ioaz (Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen<br />

zelfstandigen). Gemeenten hebben de bevoegdheid om de <strong>cliëntenparticipatie</strong> in het kader van<br />

de Ioaw en de Ioaz in de huidige verordening mee te nemen.<br />

18


4. Elementen voor een verordening <strong>cliëntenparticipatie</strong><br />

4.1 I<strong>nl</strong>eiding<br />

Artikel 47 WWB schrijft voor dat gemeenten de <strong>cliëntenparticipatie</strong> in een verordening moeten<br />

regelen. In deze verordening moeten zij in ieder geval vastleggen de wijze waarop:<br />

a. periodiek overleg wordt gevoerd met deze personen of hun vertegenwoordigers;<br />

b. deze personen of vertegenwoordigers onderwerpen voor de agenda van dit overleg kunnen<br />

aanmelden;<br />

c. zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde<br />

informatie.<br />

Daarnaast blijkt uit de Handelingen van de Tweede Kamer dat het uiteindelijke doel van dit<br />

artikel is dat het moet gaan om “een serieuze inschakeling en betrokkenheid van<br />

uitkeringsgerechtigden bij de uitvoering en ook bij de voorbereiding van het beleid”. Voor het<br />

overige zijn gemeenten geheel vrij naar eigen inzicht en behoefte de participatie van de cliënten<br />

van de sociale dienst vorm te geven.<br />

De gemeente zal in ieder geval de zaken die genoemd staan in de paragrafen 4.2 tot en met<br />

4.5 in een verordening vast moeten leggen. De wet spreekt over ‘periodiek overleg’. De meest<br />

gangbare vorm van <strong>cliëntenparticipatie</strong> is het instellen van een adviesorgaan van het college en<br />

eventueel ook de raad. Een dergelijk adviesorgaan wordt meestal aangeduid als ‘cliëntenraad’.<br />

Cliëntenparticipatie kan ook in de vorm van een periodiek overleg tussen de gemeente en haar<br />

cliënten, zonder dat er een apart orgaan in het leven wordt geroepen.<br />

De onderwerpen die gemeenten in ieder geval in een verordening moeten regelen, worden<br />

behandeld in de paragrafen 4.2 tot en met 4.5. In de paragrafen 4.6 tot en met 4.17 worden<br />

(niet-verplichte) onderwerpen aan de orde gesteld die verband houden met het instellen van<br />

een cliëntenraad.<br />

4.2 De frequentie van het overleg<br />

In de verordening zal geregeld moeten worden hoe vaak overleg zal worden gevoerd tussen de<br />

gemeente en de cliënten van de sociale dienst of hun vertegenwoordigers. Omdat gemeenten<br />

de verplichting hebben om hun cliënten op een serieuze manier in te schakelen en te betrekken<br />

bij de uitvoering en voorbereiding van het beleid, zal dit overleg met een redelijke frequentie<br />

gevoerd moeten worden. Als er sprake is van een cliëntenraad kan dat in de verordening als<br />

volgt worden geregeld: ‘De cliëntenraad vergadert minimaal ... per jaar’.<br />

Als er geen cliëntenraad is, kan dit op de volgende wijze worden geregeld: ‘De gemeente voert<br />

minimaal ... per jaar overleg met de cliënten of hun vertegenwoordigers’.<br />

4.3 De wijze van het overleg<br />

Artikel 47, onderdeel a, WWB schrijft voor dat in de verordening wordt geregeld op welke wijze<br />

het periodiek overleg met de cliënten of hun vertegenwoordigers wordt gevoerd. In de<br />

verordening zullen in ieder geval de volgende onderwerpen geregeld moeten worden:<br />

19


• De personen waarmee de gemeente het overleg voert, waarbij de keuze bestaat uit<br />

overleg met uitsluitend cliënten, met alleen vertegenwoordigers van<br />

•<br />

belangenorganisaties van uitkeringsgerechtigden of met een combinatie van beide.<br />

De deelnemer(s) aan het overleg van de zijde van gemeente, waarbij de keuze bestaat<br />

uit de portefeuillehouder sociale zaken, de directeur van de sociale dienst en/of<br />

medewerkers van deze dienst.<br />

Als de gemeente kiest voor het instellen van een cliëntenraad, zal de verordening bepalingen<br />

moeten bevatten over de samenstelling en werkwijze van de cliëntenraad. Deze bepalingen<br />

kunnen worden opgevat als een uitwerking van de verplichting van artikel 47, onderdeel a,<br />

WWB om in de verordening vast te leggen op welke wijze het periodiek overleg met de cliënten<br />

of hun vertegenwoordigers wordt gevoerd. In de paragrafen 4.6 en verder wordt hierop nader<br />

ingegaan.<br />

4.4 De onderwerpen van het overleg<br />

Op grond van artikel 47, onderdeel b, WWB moet in de verordening worden geregeld op welke<br />

wijze de deelnemers aan het overleg onderwerpen voor dit overleg kunnen aandragen.<br />

Als op basis van de verordening een cliëntenraad wordt ingesteld, zal in de verordening<br />

geregeld moeten worden op welke wijze de leden van de cliëntenraad onderwerpen voor het<br />

overleg met de gemeente kunnen aandragen. Dit kan bijvoorbeeld op de volgende wijze: ‘De<br />

voorzitter en de secretaris stellen in overleg de agenda samen. Ieder lid van de raad heeft het<br />

recht om via de voorzitter een onderwerp op de agenda te plaatsen. De definitieve agenda<br />

wordt bij aanvang van de vergadering vastgesteld’.<br />

Als geen cliëntenraad wordt ingesteld, zou de volgende bepaling in de verordening kunnen<br />

worden opgenomen: ‘Alle deelnemers aan het overleg hebben de bevoegdheid om een<br />

onderwerp op de agenda te plaatsen. De definitieve agenda wordt bij aanvang van de<br />

vergadering vastgesteld’.<br />

Naast de wijze waarop onderwerpen voor de agenda van het overleg kunnen worden<br />

aangemeld, zou in de verordening ook geregeld kunnen worden over welke soort onderwerpen<br />

het overleg kan worden gevoerd. Dit zou op de volgende manieren kunnen:<br />

• ‘De cliëntenraad heeft de bevoegdheid alle aangelegenheden die het beleid, de<br />

uitvoering en (de kwaliteit van) de dienstverlening door de sociale dienst raken in het<br />

overleg met de gemeente aan de orde te stellen’.<br />

• ‘De cliënten hebben de bevoegdheid alle aangelegenheden die het beleid, de uitvoering<br />

en (de kwaliteit van) de dienstverlening door de sociale dienst raken in het overleg met<br />

de gemeente aan de orde te stellen’.<br />

Daarnaast kan in de verordening ook worden geregeld over welke onderwerpen de gemeente in<br />

ieder geval overleg moet voeren met de cliënten of hun vertegenwoordigers. Te denken valt<br />

aan: (wijzigingen van) verordeningen, het beleidsplan en het jaarverslag van de sociale dienst.<br />

Een dergelijke bepaling biedt de waarborg dat een aantal belangrijke onderwerpen in ieder<br />

geval onderwerp van overleg vormen.<br />

20


4.5 De wijze van informatieverschaffing<br />

Om aan de verplichting van artikel 47, onderdeel c, WWB te voldoen dat de deelnemers aan het<br />

overleg worden voorzien van adequate informatie, zal in de verordening geregeld moeten<br />

worden op welke wijze de deelnemers aan het overleg van informatie worden voorzien. Als het<br />

overleg vaste deelnemers kent, ligt het voor de hand dat de (voorlopige) agenda van het<br />

overleg en de bijbehorende stukken aan deze deelnemers worden toegezonden.<br />

Als het overleg geen vaste deelnemers kent, zal er een algemene uitnodiging voor het overleg<br />

moeten uitgaan, bijvoorbeeld in de mededelingenrubriek van de gemeente in de plaatselijke<br />

krant, op de gemeentelijke website of op een mededelingenbord bij de sociale dienst. De<br />

agenda voor het overleg en de achterliggende stukken zullen gedurende een bepaalde periode<br />

voorafgaande aan het overleg ter inzage moeten liggen op het gemeentehuis of op andere<br />

plaatsen binnen de gemeente. Ook kan de gemeente de mogelijkheid bieden om stukken op te<br />

vragen via post of e-mail.<br />

In de verordening kan ook een algemene inspanningsverplichting worden opgenomen voor de<br />

gemeente om de deelnemers aan het overleg te voorzien van adequate informatie. Dit kan op<br />

de volgende wijze: ‘Het college draagt er zorg voor dat van de zijde van de gemeente aan de<br />

cliëntenraad de nodige informatie tijdig wordt verstrekt voor het naar behoren functioneren van<br />

de cliëntenraad. Het betreft hier alle informatie die noodzakelijk is om beleid en uitvoering te<br />

begrijpen en ontwikkelingen te kunnen volgen. De informatie wordt desgevraagd in speciale<br />

leesvorm (braille, digitaal of grootletterschrift) aangeleverd’.<br />

4.6 De instelling van een cliëntenraad<br />

Op basis van de verordening kan een cliëntenraad in het leven worden geroepen. In de<br />

verordening dient dan een daartoe strekkende bepaling te worden opgenomen. Deze bepaling<br />

kan bijvoorbeeld luiden: ‘Er is een cliëntenraad om gestalte te geven aan de wettelijke<br />

verplichting van <strong>cliëntenparticipatie</strong>’.<br />

In de verordening kan ook aandacht worden besteed aan het doel van <strong>cliëntenparticipatie</strong> (door<br />

middel van een cliëntenraad). Dit kan bijvoorbeeld op de volgende manieren:<br />

• ‘Het doel van <strong>cliëntenparticipatie</strong> is dat cliënten en vertegenwoordigers van<br />

belangenorganisaties invloed moeten kunnen uitoefenen op het lokaal beleid op het<br />

terrein van sociale zaken’.<br />

• ‘Met de instelling van een cliëntenraad en het overleg wordt beoogd meerwaarde te<br />

bereiken in de kwaliteit van de dienstverlening bij de uitvoering van de WWB’.<br />

Zinsneden over het doel van <strong>cliëntenparticipatie</strong> en een cliëntenraad hoeven overigens niet in<br />

de verordening zelf te worden opgenomen, maar kunnen ook onderdeel zijn van de considerans<br />

bij de verordening.<br />

4.7 De taken van een cliëntenraad<br />

Het recht van de cliëntenraad om adviezen uit te brengen, zal in de verordening moeten worden<br />

neergelegd. Daarbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen gevraagde en ongevraagde<br />

21


adviezen. Het komt de zelfstandige positie van de cliëntenraad ten goede als deze ook de<br />

bevoegdheid krijgt om uit eigen beweging adviezen uit te brengen.<br />

In de verordening zal ook geregeld moeten worden over welke onderwerpen de cliëntenraad<br />

mag adviseren en aan wie advies wordt uitgebracht. De onderwerpen waarover de cliëntenraad<br />

mag adviseren, kunnen in de verordening ruim worden omschreven, bijvoorbeeld: ‘het beleid en<br />

de uitvoering in het kader van de Wet werk en bijstand en daarmee samenhangende<br />

regelingen, inclusief het minimabeleid’.<br />

Een mogelijke beperking die gesteld kan worden is dat de cliëntenraad zich niet mag<br />

bezighouden met individuele zaken. Dit kan op de volgende wijze worden geregeld: ‘De<br />

cliëntenraad is niet bevoegd te adviseren naar aa<strong>nl</strong>eiding van klachten, bezwaarschriften en<br />

andere zaken die op individuele cliënten betrekking hebben, met uitzondering van de hierbij<br />

gehanteerde procedures en regelingen.’<br />

In de verordening kan ook geregeld worden aan wie de cliëntenraad advies uitbrengt: aan het<br />

college, de raad, het management van de sociale dienst of aan alledrie? De instantie waaraan<br />

de cliëntenraad advies uitbrengt, is mede bepalend voor de onderwerpen waar de adviezen<br />

betrekking op hebben.<br />

Instantie waaraan advies wordt uitgebracht Onderwerpen waarover wordt geadviseerd<br />

Advisering aan het management van de<br />

sociale dienst<br />

22<br />

- voorstellen in de start van het<br />

beleidsproces<br />

- de wijze waarop de dienst sociale zaken<br />

zijn taken uitvoert<br />

Advisering aan het college - voorstellen halverwege het beleidsproces<br />

- hoofdlijnen van de taakuitvoering door de<br />

dienst sociale zaken<br />

Advisering aan de raad voorstellen aan het begin en aan het einde<br />

van het beleidsproces<br />

Gemeenten kunnen er voor kiezen het adviesrecht van de cliëntenraad te beperken tot het<br />

uitbrengen van adviezen aan het college of aan het management van de sociale dienst. Er kan<br />

ook voor worden gekozen de cliëntenraad op dit punt geen beperkingen op te leggen,<br />

bijvoorbeeld in de vorm van de volgende bepaling: ‘Het gevraagd en ongevraagd adviseren van<br />

het college, de directeur van de sociale dienst en de gemeenteraad over alle onderwerpen die<br />

de vorming, de uitvoering, de controle en de evaluatie van het gemeentelijk beleid ten aanzien<br />

van cliënten betreffen, daaronder begrepen de wijze waarop de rijksregelgeving wordt<br />

uitgevoerd’.<br />

4.8 De tijdigheid van het advies<br />

De adviezen van de cliëntenraad hebben alleen betekenis als ze gebruikt kunnen worden bij de<br />

(verdere) besluitvorming binnen de gemeente. Dit betekent dat de cliëntenraad op tijd om<br />

advies moet worden gevraagd en dat de cliëntenraad vervolgens ook binnen niet al te lange<br />

termijn advies uitbrengt. Om te waarborgen dat de cliëntenraad op tijd wordt ingeschakeld, kan<br />

de volgende bepaling in de verordening worden opgenomen: ‘Het advies wordt op een zodanig<br />

tijdstip gevraagd, dat het uitgebrachte advies toegevoegd kan worden aan de aan de raad ter<br />

beschikking te stellen stukken’.


Om er voor te zorgen dat de cliëntenraad ook voortgang maakt met zijn werkzaamheden, kan in<br />

de verordening de verplichting voor de cliëntenraad worden opgenomen om binnen een<br />

bepaald tijdsbestek het advies uit te brengen. Dit kan als volgt worden geregeld: ‘Aan de<br />

cliëntenraad gevraagde adviezen worden binnen vier weken uitgebracht. De cliëntenraad kan<br />

het uitbrengen van een advies eenmaal voor maximaal vier weken verdagen. Van een<br />

verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan’.<br />

4.9 Afwijken van het advies<br />

Om de status van de adviezen van de cliëntenraad te versterken, kan in de verordening worden<br />

bepaald dat het college alleen gemotiveerd van een advies van de cliëntenraad mag afwijken.<br />

Dit kan in algemene zin worden geregeld, bijvoorbeeld op de volgende wijze: ‘Het college kan<br />

afwijken van het verstrekte advies. In dat geval verstrekt hij een schriftelijke motivering aan de<br />

cliëntenraad’.<br />

Het is ook mogelijk om de adviezen van de cliëntenraad een rol te laten spelen in de<br />

besluitvorming door de raad. Dat kan op de volgende wijze in de verordening worden geregeld:<br />

‘In het geval het college in een voorstel aan de raad afwijkt van het advies van de cliëntenraad,<br />

wordt dit bij het voorstel vermeld, waarbij tevens is aangegeven op welke gronden van het<br />

advies van de cliëntenraad is afgeweken’.<br />

4.10 Overleg<br />

Om er voor te zorgen dat de cliëntenraad niet alleen als adviesorgaan maar ook als<br />

overlegplatform kan fungeren, is het aanbevelenswaardig dat de portefeuillehouder en/of<br />

iemand van het management van de sociale dienst bij de vergaderingen van de cliëntenraad<br />

aanwezig is. In de verordening zou de bepaling opgenomen kunnen worden dat tussen de<br />

cliëntenraad en de portefeuillehouder sociale zaken periodiek overleg plaatsvindt.<br />

Daarnaast kan de cliëntenraad zelf beslissen of zij willen overleggen met het college of de<br />

verantwoordelijke wethouder. Dat kan als volgt worden geregeld: ‘Het college is verplicht<br />

gehoor te geven aan een verzoek van de cliëntenraad om toelichting te geven op ter advisering<br />

overgelegde stukken, respectievelijk op aan de cliëntenraad verstrekte informatie. Zij kunnen<br />

zich laten vertegenwoordigen door één lid van het college, of door één van hun ambtenaren’.<br />

4.11 De samenstelling van de cliëntenraad<br />

In de verordening kan geregeld worden uit hoeveel personen de cliëntenraad bestaat.<br />

Er zijn diverse soorten leden van cliëntenraden te onderscheiden. De meest voorkomende zijn:<br />

a. cliënten van de sociale dienst (mensen met een uitkering op grond van de WWB of de Anw,<br />

nuggers, en personen die gesubsidieerde arbeid verrichten);<br />

b. vertegenwoordigers van belangenorganisaties van uitkeringsgerechtigden;<br />

c. deskundigen op persoo<strong>nl</strong>ijke titel.<br />

Indien een gemeente niet wil dat een cliëntenraad getalsmatig wordt gedomineerd door leden<br />

die geen cliënt zijn, is het aan te bevelen in de verordening aan te geven uit hoeveel cliënten<br />

van de dienst de cliëntenraad (tenminste) moet bestaan. Dit kan op verschillende manieren. Zo<br />

23


kan in de verordening worden bepaald wat precies de verhouding is tussen cliënten en nietcliënten,<br />

bijvoorbeeld: ‘De verhouding tussen vertegenwoordigers van belangenorganisaties en<br />

cliënten in de cliëntenraad is 50%- 50%’. Een andere mogelijkheid is dat in de verordening<br />

wordt voorgeschreven dat minimaal een bepaald deel van de cliëntenraad uit cliënten moet<br />

bestaan. Dit kan op de volgende wijze: ‘Tenminste tweederde deel van de leden dient cliënt te<br />

zijn van de gemeentelijke sociale dienst’.<br />

Het ligt voor de hand dat het college de leden van de cliëntenraad benoemd. Alleen als de<br />

cliëntenraad uitsluitend zou kunnen adviseren aan de raad, moeten de leden door de raad<br />

worden benoemd. Om te voorkomen dat het college een te directe invloed heeft op de<br />

samenstelling van de cliëntenraad, kan er voor gekozen worden dat leden op voordracht<br />

worden benoemd. Dit kan op verschillende manieren:<br />

- Er wordt een aparte selectiecommissie ingesteld die de leden voordraagt.<br />

- De cliëntenraad draagt zelf nieuwe leden voor.<br />

- Bepaalde belangenorganisaties van cliënten mogen elk een lid voordragen. Deze<br />

organisaties staan op een lijst die door het college wordt vastgesteld of het college nodigt<br />

elke keer organisaties uit als nieuwe leden nodig zijn.<br />

In de verordening kan ook iets geregeld worden over de onverenigbaarheid van functies. De<br />

volgende functies zijn in ieder geval onverenigbaar met het lidmaatschap van een cliëntenraad:<br />

lid van het college, lid van de raad en ambtenaar van de gemeente (of de afdeling sociale<br />

zaken).<br />

4.12 De voorzitter<br />

Voor het aanwijzen van de voorzitter van de cliëntenraad zijn meerdere mogelijkheden. Zo<br />

kunnen bijvoorbeeld de leden van de cliëntenraad uit hun midden een voorzitter kiezen. Ook<br />

kan het college een onafhankelijke voorzitter benoemen. Onafhankelijk wil in dit geval zeggen<br />

dat de voorzitter geen lid is van de cliëntenraad. De constructie van een onafhankelijke<br />

voorzitter biedt de mogelijkheid om een gezaghebbend persoon binnen de plaatselijke<br />

gemeenschap het voorzitterschap van de cliëntenraad te laten vervullen. Daarmee kan de<br />

positie van de cliëntenraad, en dus ook de invloed van de uitgebrachte adviezen op het beleid,<br />

worden versterkt.<br />

4.13 De secretaris<br />

De functie van secretaris van de cliëntenraad kan worden vervuld door een van de leden van de<br />

cliëntenraad. Er kan ook voor worden gekozen het secretariaat te laten vervullen door een<br />

medewerker van de sociale dienst. Deze constructie heeft als voordeel dat de leden van de<br />

cliëntenraad niet belast hoeven te worden met administratieve en organisatorische zaken.<br />

4.14 Zittingsduur<br />

Om te voorkomen dat te weinig doorstroming plaatsvindt binnen de cliëntenraad, kan in de<br />

verordening de zittingsduur van de leden beperkt worden. De zittingsduur kan bijvoorbeeld<br />

worden beperkt tot twee of vier jaar, al dan niet met de mogelijkheid om één keer herbenoemd<br />

24


te worden. In aanvulling hierop zou kunnen worden bepaald dat benoeming voor een tweede<br />

termijn mogelijk is, tenzij sprake is van een andere kandidaat of kandidaten, en dat in dat geval<br />

een nieuwe kandidaat wordt benoemd.<br />

4.15 De faciliteiten<br />

In de verordening kan in algemene zin worden geregeld dat de gemeente de cliëntenraad in<br />

staat stelt zijn taken naar behoren te vervullen. In dat geval zou voor de volgende formulering<br />

kunnen worden gekozen: ‘Het college zorgt er voor dat de cliëntenraad kan beschikken over de<br />

middelen die noodzakelijk zijn om de in deze verordening geformuleerde taken te kunnen<br />

uitvoeren’.<br />

De gemeente kan in haar verordening ook neerleggen welke soort faciliteiten voor de<br />

werkzaamheden van de cliëntenraad ter beschikking worden gesteld (zie subparagraaf 3.4.6).<br />

Daarnaast kan in de verordening worden bepaald dat de gemeente in de begroting een<br />

geldbedrag ten behoeve van de cliëntenraad opneemt, bijvoorbeeld voor kosten die verband<br />

houden met deskundigheidsbevordering en organisatiekosten.<br />

In de verordening kan ook worden geregeld dat de cliëntenraad een budget ontvangt in de vorm<br />

van een subsidiebedrag. De cliëntenraad kan daartoe bijvoorbeeld een subsidieaanvraag bij het<br />

college indienen.<br />

4.16 De vergoeding<br />

Het verstrekken van een vergoeding aan de leden van de cliëntenraad kan er toe bijdragen dat<br />

de bereidheid van cliënten om zitting te nemen in zo’n cliëntenraad toeneemt. Er bestaat de<br />

mogelijkheid zo’n vergoeding te verstrekken in de vorm van een onkostenvergoeding voor<br />

vrijwilligerswerk (zie subparagraaf 3.4.6).<br />

25


Bijlage 1 Gemeenten en cliëntenraden die aan de interviews hebben<br />

deelgenomen<br />

RSD Alblasserwaard Oost Vijfheere<strong>nl</strong>anden (vertegenwoordiger gemeente en contactpersoon<br />

cliëntenraad)<br />

Almelo (vertegenwoordiger gemeente en vertegenwoordiger cliëntenraad)<br />

Alphen-Chaam (vertegenwoordiger gemeente)<br />

Anna Paulowna (vertegenwoordiger gemeente)<br />

Bergen (vertegenwoordiger)<br />

Bergeijk (vertegenwoordiger gemeente)<br />

Vereniging cliëntenraad sociale zekerheid Drenthe<br />

Groningen (contactpersoon gemeente en secretaris cliëntenraad)<br />

Heerlen (contactpersoon gemeente en secretaris cliëntenraad)<br />

Hoorn (contactpersoon gemeente en vertegenwoordiger cliëntenraad)<br />

Regio Noardwest Fryslân (contactpersoon gemeente en vertegenwoordiger van de<br />

cliëntenraad)<br />

Obdam (contactpersoon gemeente)<br />

Rotterdam (contactpersoon cliëntenraad)<br />

Sittard-Geleen (contactpersoon gemeente)<br />

Ve<strong>nl</strong>o (contactpersoon gemeente en voorzitter cliëntenraad)<br />

Vlissingen (contactpersoon gemeente).<br />

26


Bijlage 2 Het vragenregister<br />

Vraag<br />

Wat is de uiterste datum wanneer de verordening<br />

Verwijzing naar<br />

paragraaf<br />

<strong>cliëntenparticipatie</strong> in werking moet zijn getreden? 1.3<br />

Wat houdt artikel 47 in? 2.2<br />

Wat betekent artikel 47 in de praktijk? 2.2<br />

Wat is de verhouding tussen het nieuwe artikel 47 en de MvT?<br />

Moeten alle gemeenten een verordening <strong>cliëntenparticipatie</strong><br />

2.2<br />

hebben? 2.2<br />

Is het genoeg als de gemeente eenmaal per jaar een<br />

klanttevredenheidsonderzoek houdt?<br />

2.2<br />

Welke factoren spelen een rol bij <strong>cliëntenparticipatie</strong>? 3.4<br />

Kan ik de <strong>cliëntenparticipatie</strong> op grond van de IOAW en IOAZ<br />

meenemen in de cliëntenraad op grond van de WWB?<br />

3.6<br />

Wie kunnen deelnemen aan cliëntenoverleggen? 3.4.5<br />

Welke onderwerpen moeten er in de verordening geregeld<br />

worden?<br />

4.1 en 4.4<br />

27

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!