Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...
Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...
Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
toepassen. 301 De huidige rechtspraak over de doorwerking <strong>van</strong> het privacyrecht<br />
in de arbeidsverhouding wordt dan ook als ‘grillig’ en ‘casuïstisch’<br />
gekarakteriseerd. 302 Dit leidt tot rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid: het<br />
recht wordt ondoorzichtig en onvoorspelbaar. 303 Ter legitimatie <strong>van</strong> de<br />
uitoefening <strong>van</strong> de opsporingsbevoegdheid door de werkgever is doorwerking<br />
<strong>van</strong> het grondrecht op privacy via de norm <strong>van</strong> het goed werkgeverschap niet<br />
afdoende. 304 Het goed werkgeverschap kan in beginsel als veiligheidsklep<br />
dienen bij gebrek aan een expliciete wettelijke regeling, maar dit neemt niet de<br />
behoefte weg aan een duidelijke regel die de rechtspositie voorspelbaar<br />
maakt. 305 Het privacyrecht wordt weliswaar door de WBP gewaarborgd, maar<br />
deze wet is niet altijd <strong>van</strong> toepassing. Bovendien ziet de WBP voornamelijk op<br />
bescherming <strong>van</strong> het informationele recht op privacy. Tot slot sluit een<br />
wettelijke regeling <strong>van</strong> het privacyrecht in de arbeidsverhouding aan bij de<br />
internationale ontwikkelingen op dit gebied. 306<br />
De mogelijkheid <strong>van</strong> afwijking zou moeten worden beperkt tot die<br />
gevallen waarin dit noodzakelijk is ter behartiging <strong>van</strong> zwaarwichtige en<br />
gerechtvaardigde belangen <strong>van</strong> de werkgever of derden (waaronder ook andere<br />
<strong>werknemers</strong> worden verstaan). 307<br />
301 In de loop der jaren zijn wel diverse bepalingen in wettelijke regelingen opgenomen die het recht op<br />
privacy <strong>van</strong> <strong>werknemers</strong> mede invullen, bijvoorbeeld de Wet medische keuringen en de Wet op de<br />
identificatieplicht (De Vries 2000, p. 85).<br />
302 De Vries 2001, p. 39-41. Zie ook Verhulp 1996, p. 47. Vgl. Verhey 1992, p. 426 en Verhulp 1999, p.<br />
142-160. De Vries 2000, p. 74 bespreekt vier factoren die volgens haar ieder voor zich, maar ook in<br />
onderlinge samenhang, bijdragen aan de diversiteit in rechterlijke uitspraken over<br />
privacybescherming <strong>van</strong> <strong>werknemers</strong>: leegloop <strong>van</strong> het privacybegrip, toevlucht tot ‘goed<br />
werkgeverschap’, de privacyparadox (privacy op de werkplek levert een paradoxale situatie op) en<br />
privacy als alibi (misbruik het privacyrecht door een werknemer die zich heeft misdragen, maar het<br />
daar<strong>van</strong> door de werkgever (onrechtmatig) verzamelde bewijs met een beroep op schending <strong>van</strong> het<br />
recht op privacy terzijde wil laten leggen).<br />
303 Aldus ook Verhulp 1996, p. 72: ‘Daar waar de rol <strong>van</strong> de grondrechten in de arbeidsverhouding<br />
wordt bepaald aan de hand <strong>van</strong> de omstandigheden <strong>van</strong> het geval neemt de onberekenbaarheid en de<br />
ondoorzichtigheid <strong>van</strong> het recht toe.’<br />
304 Zie bijvoorbeeld Heerma <strong>van</strong> Voss 1999, p. 107 en 111-113 en De Vries 2000, p. 82-83. Zie voor<br />
voorbeelden uit de jurisprudentie over doorwerking <strong>van</strong> het privacyrecht via de norm <strong>van</strong> het goed<br />
werkgeverschap: Hof ’s-Hertogenbosch 2 juli 1986, NJ 1987, 451 (Koma-zaak); Ktr. Rotterdam 19<br />
december 1997, Prg. 1998, 4946; Ktr. Middelburg 23 april 1991, Prg. 1991, 3537 en Pres. Rb.<br />
Amsterdam 14 december 1989, KG 1990, 33.<br />
305 Heerma <strong>van</strong> Voss 1999, p. 11-12: ‘Er is dan ook een blijvend belang gemoeid met de formulering<br />
<strong>van</strong> rechtsregels in de rechtspraak en met codificatie in de wet <strong>van</strong> het recht dat aan<strong>van</strong>kelijk in het<br />
kader <strong>van</strong> vage normen wordt geformuleerd.’ Zie over de kritiek op de horizontale werking <strong>van</strong><br />
grondrechten via vage normen Verhulp 1996, p. 49-59.<br />
306 Zie De Vries 2003, p. 231 en de op internet gepubliceerde ‘comparative study’ <strong>van</strong> de European<br />
industrial relations observatory on-line, een project <strong>van</strong> de European Foundation for the improvement<br />
of Living and Working conditions, http://www.eiro.eurofound.eu.int.<br />
307 De ‘noodzakelijkheidseis’ impliceert een toetsing aan de beginselen <strong>van</strong> subsidiariteit en<br />
proportionaliteit. (vergelijk de bepaling <strong>van</strong> art. 8 onder f WBP. Zie ook 2.3.2.3). Op deze manier<br />
blijft de mogelijkheid <strong>van</strong> een belangenafweging bestaan bij de beoordeling <strong>van</strong> de rechtmatigheid<br />
<strong>van</strong> een opsporingsmethode. Dit is gewenst aangezien sprake is <strong>van</strong> een horizontale, private<br />
verhouding, waarin meerdere belangen een rol spelen (Aldus ook Verhulp 1996, p. 33, 72). Het is<br />
daarentegen ook <strong>van</strong> belang dat bij deze belangenafweging expliciet wordt stilgestaan bij het<br />
fundamentele recht op eerbieding <strong>van</strong> de persoonlijke levenssfeer. Dit sluit aan bij de opvatting dat<br />
77