07.08.2013 Views

Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...

Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...

Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

wordt uitgegaan <strong>van</strong> het vermoeden dat geen enkele zaak precies gelijk is aan<br />

een andere. 278<br />

2.4.2.5 Onrechtmatig verkregen bewijs<br />

Een vraag die nauw samenhangt met de voor onderzoek geldende regels, is die<br />

naar de rechtmatigheid en het gebruik <strong>van</strong> het verkregen bewijs. Het niet in acht<br />

nemen <strong>van</strong> de regels, maakt het onderzoek in beginsel onrechtmatig. Bijgevolg<br />

is het hieruit voortgekomen bewijs onrechtmatig verkregen. Indien politie of<br />

justitie gedurende het voorbereidend onderzoek bepaalde, de verdachte<br />

beschermende, geschreven of ongeschreven regels of beginselen niet in acht<br />

nemen, en herstel <strong>van</strong> deze vormverzuimen 279 is niet meer mogelijk, heeft de<br />

strafrechter ter zitting de keuze uit vier mogelijke reacties (art. 359a lid 1 Sv). 280<br />

In de eerste plaats kan hij besluiten geen gevolgen aan het verzuim te verbinden.<br />

Ten tweede kan hij, indien het door het verzuim veroorzaakte nadeel op deze<br />

manier kan worden gecompenseerd, besluiten tot strafvermindering. 281 In derde<br />

plaats kan de strafrechter besluiten dat het onrechtmatig verkregen bewijs niet<br />

mag bijdragen aan het bewijs <strong>van</strong> het ten laste gelegde feit. Tot slot kan de<br />

rechter, indien ten gevolge <strong>van</strong> het verzuim geen sprake kan zijn <strong>van</strong> een<br />

behandeling <strong>van</strong> de zaak die aan de beginselen <strong>van</strong> een behoorlijke procesorde<br />

voldoet, besluiten het Openbaar Ministerie niet ont<strong>van</strong>kelijk te verklaren. 282 Bij<br />

het maken <strong>van</strong> zijn keuze houdt de rechter rekening met het belang dat de<br />

geschonden regel dient, de ernst <strong>van</strong> het verzuim en het nadeel dat daardoor<br />

wordt veroorzaakt (art. 359a lid 2 Sv).<br />

Uitsluiting <strong>van</strong> het bewijs kan alleen als sanctie worden toegepast indien<br />

het bewijs rechtstreeks door het verzuim is gekregen. 283 Tussen het<br />

278 Corstens 2002, p. 65-66; Lensing & Mulder 1994, p. 51-52. Voor het problematische karakter <strong>van</strong> het<br />

gelijkheidsbeginsel in het strafrecht een uiteenzetting <strong>van</strong> de theoretische betekenis <strong>van</strong> het<br />

gelijkheidsbeginsel in het strafrecht: Blad & Mevis 1997, p. 7 en J.R. Blad, ‘De theoretische<br />

betekenis <strong>van</strong> het gelijkheidsbeginsel voor het strafrecht’, in: Blad & Mevis 1997, p. 27 e.v.<br />

279 Onder vormverzuimen vallen niet alleen geschreven, wettelijke regels, maar ook de klassieke en de,<br />

in overwegende mate, ongeschreven beginselen <strong>van</strong> behoorlijk strafprocesrecht. Zie bijvoorbeeld de<br />

zaak Kahn, EHRM 12 mei 2000, NJ 2002, 180, waarin het ging om de vraag of schending <strong>van</strong> het<br />

recht op privacy (art. 8 EVRM) automatisch moest leiden tot uitsluiting <strong>van</strong> het deswege<br />

onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal (<strong>van</strong>wege schending <strong>van</strong> het beginsel <strong>van</strong> een fair trial ex<br />

art. 6 EVRM). ‘Onder vormverzuimen wordt verstaan het niet naleven <strong>van</strong> strafprocesrechtelijke<br />

geschreven en ongeschreven vormvoorschriften’ (Kamerstukken II 1993/94, 23 705, nr. 3, p. 25).<br />

Corstens 2002, p. 658. Zo kan bewijs wettig, maar tegelijkertijd ook onrechtmatig zijn. Dit is het<br />

geval indien de uitoefening <strong>van</strong> een bevoegdheid door de wet was toegestaan, maar disproportioneel<br />

of in strijd met het vertrouwensbeginsel was (Corstens 2002, p. 659).<br />

280 In art. 359a Sv zijn de in de jurisprudentie ontwikkelde sancties op vormverzuimen vastgelegd, maar<br />

herstel <strong>van</strong> het verzuim dient bij de toepassing <strong>van</strong> art. 359a Sv voorop te staan. (Kamerstukken II<br />

1993/94, 23 705, nr. 3, p. 25). Zie HR 26 juni 1962, NJ 1962, 470 (Bloedproef II) en HR 18 april<br />

1978, NJ 1978, 365 (Erwtenpistool).<br />

281 Zie bijvoorbeeld Rb. Alkmaar 18 februari 2003, NJ 2003, 263.<br />

282 Corstens 2002, p. 654; Embregts 2003, p. 99-102.<br />

283 In ieder geval tot aan de invoering <strong>van</strong> art. 359a Sv (per 2 november 1996 (Stb. 1996, 522), Wet <strong>van</strong><br />

14 september 1995 tot wijziging <strong>van</strong> het Wetboek <strong>van</strong> Strafvordering (vormverzuimen), Stb. 1995,<br />

441) bestond in de literatuur lange tijd verschil <strong>van</strong> mening over de rechtsgrond <strong>van</strong> het in de<br />

jurisprudentie ontwikkelde leerstuk <strong>van</strong> de uitsluiting <strong>van</strong> onrechtmatig verkregen bewijs (Lensing &<br />

71

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!