07.08.2013 Views

Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...

Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...

Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Indien met een opsporingsbevoegdheid inbreuk op een grondrecht kan worden<br />

gemaakt, met name het recht op bescherming <strong>van</strong> de persoonlijke levenssfeer<br />

(art. 10 Gw en art. 8 EVRM), behoeft de uitoefening een legitimatie in een wet<br />

in formele zin. 201 Voorbeeld <strong>van</strong> dergelijke opsporingsbevoegdheden zijn de<br />

dwangmiddelen. Dit zijn opsporingsbevoegdheden die tegen de wil <strong>van</strong> de<br />

betrokken burgers kunnen worden ingezet: met dwang. 202 De regeling <strong>van</strong> de<br />

dwangmiddelen kan worden aangemerkt als een gesloten systeem: ze vinden<br />

allemaal hun grondslag in een formele wet, een groot deel in het Wetboek <strong>van</strong><br />

Strafvordering. 203<br />

Opsporingshandelingen waarmee geen, of slechts een beperkte inbreuk<br />

op een grondrecht wordt gemaakt, behoeven geen specifieke wettelijke regeling.<br />

Gedacht kan worden aan meer of minder onschuldig gedrag zoals het<br />

openhouden <strong>van</strong> oren en ogen, het uittypen <strong>van</strong> een proces-verbaal, overleg met<br />

p. 1). Aangezien met deze opsporingsbevoegdheden inbreuk kan worden gemaakt op rechten en<br />

vrijheden <strong>van</strong> burgers, is het <strong>van</strong> belang vast te stellen wanneer de fase <strong>van</strong> opsporing begint. Voor<br />

de opening <strong>van</strong> een opsporingsonderzoek is, anders dan voor de andere modaliteiten <strong>van</strong><br />

strafrechtelijk onderzoek, geen officiële beslissing nodig (Mevis 2004, p. 111).<br />

201 Mevis 2004, p. 211. Dit geldt overigens niet alleen voor opsporingsbevoegdheden, maar voor alle<br />

inbreuken op grondrechten in het kader <strong>van</strong> het strafprocesrecht of daarbuiten (Simmelink 1987, p.<br />

39-42; Corstens 2002, p. 338). Een groot aantal <strong>van</strong> de opsporingsbevoegdheden is geregeld in de<br />

wet (het Wetboek <strong>van</strong> Strafvordering of een bijzondere wet zoals de Wet Wapens en Munitie). Bij<br />

het opnemen <strong>van</strong> de bevoegdheden in de wet, is leidend geweest ‘dat bevoegdheden die ingrijpen op<br />

de vrijheid of op andere grondrechten <strong>van</strong> burgers, een specifieke regeling behoeven’ (Kamerstukken<br />

II 1996/97, 25 403, nr. 3, p. 9 (MvT bij het Wetsvoorstel Bijzondere opsporingsbevoegdheden).<br />

Hierbij verdient aantekening dat het opnemen <strong>van</strong> alle bevoegdheden in een wet, niet alleen<br />

onmogelijk is, maar ook geen nut heeft. Een expliciete regeling is alleen zinvol indien reden bestaat<br />

om het geoorloofde zo nauwkeurig mogelijk af te scheiden <strong>van</strong> het ongeoorloofde. Iets wat in het<br />

bijzonder het geval is bij gedragingen waarmee ernstige inbreuk op grondrechten wordt gemaakt<br />

(Reijntjes 1997, p. 215).<br />

202 Mevis 2004, p. 222; Enschedé/Bosch & Sutorius 2002, p. 92. Over de vraag of daadwerkelijk sprake<br />

moet zijn <strong>van</strong> de uitoefening <strong>van</strong> dwang om <strong>van</strong> een dwangmiddel te kunnen spreken lopen de<br />

meningen in de literatuur hier en daar uiteen. Zo kun je twisten over de vraag of de bevoegdheid de<br />

uitlevering te bevelen <strong>van</strong> voor inbeslagneming vatbare voorwerpen een dwangmiddel is (art. 96a en<br />

105 Sv). Door het geven <strong>van</strong> het bevel wordt immers niet daadwerkelijk dwang uitgeoefend, maar<br />

daar staat tegenover dat de bevoegdheid wel kracht bijgezet wordt door de strafbaarheid <strong>van</strong> degene<br />

die weigert aan het bevel gevolg te geven en de mogelijkheid tot inbeslagneming op grond <strong>van</strong> art.<br />

104 Sv. Corstens 2002, p. 337 e.v., is <strong>van</strong> mening dat een dwangmiddel een in het kader <strong>van</strong> de<br />

strafvordering aan te wenden bevoegdheid is waardoor daadwerkelijk, anders dan door<br />

tenuitvoerlegging <strong>van</strong> een straf of maatregel, inbreuk wordt gemaakt op rechten en vrijheden. De<br />

bevoegdheid tot het bevelen <strong>van</strong> uitlevering ex art. 105 Sv is volgens hem dan ook geen<br />

dwangmiddel. Enschedé/Bosch & Sutorius 2002, p. 92 zijn <strong>van</strong> mening dat ook door het bevel tot<br />

uitlevering een inbreuk wordt gemaakt op rechten <strong>van</strong> de betrokkene en hanteren daarom niet het<br />

beperktere begrip ‘dwangmiddel’ zoals Corstens dat doet. Brouwer 2002, p. 8 wijst op het feit dat de<br />

bevelsbevoegdheid <strong>van</strong> art. 96a Sv in Titel IV staat, dat als opschrift draagt ‘Enige bijzondere<br />

dwangmiddelen’ en hanteert daarom de ‘wettelijke betekenis’ <strong>van</strong> het begrip ‘dwangmiddel’.<br />

Minkenhof 2002, p. 122 ten slotte, is <strong>van</strong> mening dat niet altijd <strong>van</strong> fysieke dwang sprake hoeft te<br />

zijn en meent dat bijvoorbeeld ook het afluisteren <strong>van</strong> telecommunicatie een dwangmiddel is.<br />

203 Daarnaast vinden een aantal dwangmiddelen hun regeling in een bijzondere wet in formele zin, zoals<br />

de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie. In de wettelijke bepalingen worden de dwangmiddelen<br />

nauwkeurig omschreven en limitatief opgesomd. Naarmate het dwangmiddel dieper ingrijpt in<br />

rechten en vrijheden, zijn de voorwaarden stringenter en de kring <strong>van</strong> autoriteiten die het<br />

dwangmiddel toe mogen passen kleiner (Enschedé/Bosch & Sutorius 2002, p. 94).<br />

56

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!