Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...
Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...
Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
als al het onderzoek dat geschiedt ter opheldering <strong>van</strong> een vermoedelijk<br />
gepleegd strafbaar feit en ter voorbereiding <strong>van</strong> een ter zake daar<strong>van</strong> eventueel<br />
op te leggen strafrechtelijke sanctie. 193 Kort gezegd: het aan de dag brengen <strong>van</strong><br />
de waarheid. Alle fasen <strong>van</strong> een strafzaak impliceren het doen <strong>van</strong> onderzoek. 194<br />
De betekenis <strong>van</strong> de term ‘opsporing’ is dan ook niet beperkt tot de fase <strong>van</strong> het<br />
opsporingsonderzoek, 195 of zelfs tot de context <strong>van</strong> het Wetboek <strong>van</strong><br />
Strafvordering. Deze betekenis <strong>van</strong> het opsporingsbegrip wordt aangeduid met<br />
opsporen in materiële zin. De term heeft dan dezelfde betekenis als in het<br />
gewone spraakgebruik. 196 De algemene opsporingsbevoegdheid komt in deze<br />
opvatting aan iedereen toe, iedereen mag zijn oren en ogen openhouden,<br />
iedereen mag opsporen. 197 Sommige burgers maken zelfs hun beroep <strong>van</strong><br />
opsporing, zoals de privé-detective of de bedrijfsrechercheur. 198 Tegenover het<br />
begrip materiële ‘opsporing’ staat (uiteraard) het begrip formele ‘opsporing’. Dit<br />
ziet op een opsporingsbegrip dat beperkt blijft tot de context <strong>van</strong> het Wetboek<br />
<strong>van</strong> Strafvordering. 199 Zodra sprake is <strong>van</strong> opsporing in strafvorderlijke zin staan<br />
de strafvorderlijke autoriteiten allerhande bevoegdheden ter beschikking. 200<br />
193<br />
Corstens 2002, p. 241.<br />
194<br />
Dit betekent dat alle strafvorderlijke autoriteiten, ook niet-opsporingsambtenaren, zoals de rechtercommissaris<br />
en de rechter ter terechtzitting, aan onderzoek doen. Zij treden weliswaar op in andere<br />
fasen <strong>van</strong> het strafrechtelijk onderzoek, of zelfs buiten de context <strong>van</strong> strafvordering om, en hebben<br />
niet altijd opsporing tot taak, maar ook zij doen aan opsporen in de zin <strong>van</strong> onderzoek doen naar de<br />
waarheid in een strafzaak (Mevis 2004, p. 104-111).<br />
195<br />
Het opsporingsonderzoek en het eventueel daarop volgende gerechtelijk vooronderzoek vormen<br />
samen het voorbereidend onderzoek. Met de invoering <strong>van</strong> de Wet Bob op 1 februari 2000 (Stb.<br />
1999, 245, p. 15) is in art. 132a Sv een wettelijke definitie <strong>van</strong> het begrip ‘opsporingsonderzoek’<br />
gekomen: ‘Onder het opsporingsonderzoek wordt verstaan het onderzoek onder leiding <strong>van</strong> de<br />
officier <strong>van</strong> justitie naar aanleiding <strong>van</strong> een redelijk vermoeden dat een strafbaar feit is begaan of dat<br />
in georganiseerd verband misdrijven worden beraamd of gepleegd als omschreven in artikel 67,<br />
eerste lid, die gezien hun aard of samenhang met andere misdrijven die in dat georganiseerd verband<br />
worden beraamd of gepleegd een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren, met als doel het<br />
nemen <strong>van</strong> strafvorderlijke beslissingen’. In deze definitie wordt het begrip ‘opsporing’ als fase in het<br />
strafrechtelijk onderzoek bedoeld. Daarnaast kan het strafrechtelijk financieel onderzoek tot het<br />
voorbereidend onderzoek horen. Deze modaliteit <strong>van</strong> strafrechtelijk onderzoek is alleen gericht op<br />
het vaststellen <strong>van</strong> door criminaliteit verkregen voordeel. Het voorbereidend onderzoek gaat vooraf<br />
aan het onderzoek ter terechtzitting. Het heeft tot doel gegevens te verzamelen over het vermoedelijk<br />
gepleegde strafbare feit en over de verdachte (art. 132 Sv) (Mevis 2004, p. 110 en p. 255 e.v.;<br />
Corstens 2002, p. 229 en p. 329 e.v.).<br />
196<br />
Reijntjes 1991, p. 268.<br />
197<br />
In de literatuur komt dan ook de opvatting naar voren dat in deze context niet <strong>van</strong> een bevoegdheid<br />
kan worden gesproken. Het begrip ‘bevoegdheid’ ziet immers op de situatie dat de een, met<br />
uitsluiting <strong>van</strong> alle anderen, iets mag doen en niet op de situatie dat iedereen gerechtigd is dat ‘iets’ te<br />
doen (Corstens 2002, p. 243; Reijntjes 1989, p. 7).<br />
198<br />
Reijntjes 1989, p. 6.<br />
199<br />
Reijntjes 1991, p. 268.<br />
200<br />
In het Wetboek <strong>van</strong> Strafvordering wordt het algemeen kader aangegeven waarbinnen justitieel<br />
onderzoek dient te worden verricht. Daarnaast zijn ook in bijzondere wetten bepalingen opgenomen<br />
die de opsporing, vervolging en berechting <strong>van</strong> strafbare feiten betreffen. Voorbeelden <strong>van</strong> dergelijke<br />
bijzondere wetten zijn de Wet wapens en munitie (WMM), de Wet op de economische delicten<br />
(WED) en de Opiumwet. Een belangrijk verschil tussen het Wetboek <strong>van</strong> Strafvordering en deze<br />
bijzondere wetten is de algemene strekking <strong>van</strong> het Wetboek <strong>van</strong> Strafvordering. Het Wetboek <strong>van</strong><br />
Strafvordering is geschreven om de opsporing, vervolging en berechting <strong>van</strong> alle strafbare feiten te<br />
regelen, dus ook die in de bijzondere wetten zijn geregeld (Mevis 2004, p. 99 en 175; Brouwer 1999,<br />
55