Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...
Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ... Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...
sollicitant op bescherming van zijn recht op privacy en op resocialisatie. Bij de beoordeling van de aanvraag wordt met beide belangen rekening gehouden. 173 De werknemer moet de aanvraag zelf bij de burgemeester indienen (art. 30 jo. art. 33 WJG). 174 In de praktijk komt het er op neer dat de sollicitant bij de aanvraag van de verklaring een brief van de werkgever dient te overleggen, waarin de werkgever aangeeft wat de aard van de functie is en wat het risico voor de samenleving is indien een niet integer persoon deze functie gaat uitoefenen. De werkgever dient aannemelijk te maken dat een onderzoek naar het gedrag van de sollicitant, gelet op het doel van de aanvraag, noodzakelijk is. Lukt dit niet, dan wordt de aanvraag niet in behandeling genomen (art. 34 WJG). Dit betekent derhalve dat de werkgever geen recht heeft op de verzochte informatie. 175 Nadat de Minister van Justitie heeft vastgesteld dat een noodzaak tot onderzoek bestaat, wordt de integriteit van de persoon in kwestie getoetst. Deze toetsing vindt plaats aan de hand van de gegevens uit het justitieel documentatieregister en de door de werkgever verstrekte gegevens. Bij de beoordeling wordt gebruik gemaakt van zogenaamde screeningsprofielen. Deze zijn openbaar en brengen per functie in kaart aan welke delicten in het bijzonder aandacht moet worden besteed. 176 Zo zijn bij functies waarbij wordt omgegaan met kinderen met name zeden- en geweldsdelicten van belang. Door de openbaarmaking van de screeningsprofielen kunnen sollicitanten van tevoren al een inschatting maken van hun kansen, maar ook werkgevers kunnen de profielen vooraf raadplegen ter verduidelijking van hetgeen zij mogen eisen. 177 Pakt de toets voor de sollicitant positief uit, dan wordt een verklaring afgegeven dat de betreffende persoon uit een oogpunt van integriteit geschikt is voor de betreffende functie. Andere gegevens worden in de verklaring niet vermeld. 178 De verklaring wordt niet afgegeven indien in de justitiële documentatie een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan een behoorlijke uitoefening van de taak of bezigheden waarvoor de verklaring wordt gevraagd, in de weg zal staan (art. 35 WJG). 2.3.4.4 Regelingen voor particuliere recherche- en detectivebureaus Bij de opsporing van wangedrag maken werkgevers gebruik van externe recherche- en detectivebureaus. Ze worden ingezet voor intramuraal onderzoek: het opsporen van wangedrag op de werkvloer. Daarnaast worden ze ingezet voor extramuraal onderzoek: opsporing van wangedrag dat niet op de werkvloer plaatsvindt. Het extramurale onderzoek richt zich blijkens de jurisprudentie 173 Knape 1997, p. 84. 174 De burgemeester stuurt de aanvraag terstond door naar de Minister van Justitie (art. 30 lid 4 WJG). 175 Knape 2003, p. 218. 176 De screeningsprofielen zijn gepubliceerd in Stcrt. 2004, 63, p. 12. 177 Kamerstukken II 2001/02, 24 797, nr. 13, p. 11. 178 Knape 2003, p. 218. 50
voornamelijk op zieke werknemers die gedurende hun ziekteverzuim elders zouden bijverdienen. Deze bureaus maken vaak gebruik van dezelfde tactische en technische opsporingstechnieken als de strafvorderlijke autoriteiten (met uitzondering van de vrijheidsbenemende dwangmiddelen). Ze verhoren, observeren, doen buurtonderzoeken en laten in particuliere laboratoria sporenonderzoeken en handschriftenanalyses uitvoeren. 179 Verder bestaat (een deel van) het personeel vaak uit ex-politiemensen. Aangezien deze bureaus in een privaatrechtelijke context opereren, vallen ze niet onder de publiekrechtelijke voorschriften voor opsporing. 180 Gelet op het feit dat ze met hun werkzaamheden de persoonlijke levenssfeer van burgers kunnen raken, zijn er twee bijzondere regelingen in het leven geroepen die de bevoegdheden van deze bureaus normeren: de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (WPBR) 181 en de Privacygedragscode sector particuliere onderzoeksbureaus. Anders dan de naam van de WPBR doet vermoeden, vallen naast de particuliere recherchebureaus ook de particuliere detectivebureaus onder de reikwijdte van deze wet. 182 Op grond van art. 2 is het verboden zonder vergunning van de Minister van Justitie door middel van de instandhouding van een recherchebureau recherchewerkzaamheden te verrichten of aan te bieden. De vergunning wordt verleend indien naar redelijke verwachting zal worden voldaan aan de regels gesteld in de artikelen 6 tot en met 10 van deze wet en ook overigens zal worden gehandeld in overeenstemming met hetgeen van een goed recherchebureau in het maatschappelijk verkeer mag worden verwacht. Art. 13 WPBR verplicht de persoon die werkzaam is voor een recherchebureau en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent, of redelijkerwijs moet vermoeden, tot geheimhouding van die gegevens. Deze verplichting bestaat niet indien een wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht, de bekendmaking uit zijn werkzaamheden voortvloeit of indien het gegevens betreft die betrekking hebben op een strafbaar feit en aan de politie worden verstrekt. Met deze bepaling werd beoogd extra waarborgen te 179 Hoogenboom 1994, p. 75-77. 180 Uitgebreid over de privatisering van opsporing: A.B. Hoogenboom e.a. (red.), Privatisering van toezicht en opsporing, Den Haag: Koninklijke Vermande 2000 en A.B. Hoogenboom, Het Politiecomplex. Over de samenwerking tussen politie, bijzondere opsporingsdiensten en particuliere recherche (diss. Leiden), Arnhem: Gouda Quint 1994. 181 Wet van 24 oktober 1997, Stb.1997, 500. Inwerkingtreding 1 april 1999, Stb. 1999, 100. In de memorie van toelichting werd er op gewezen dat recherchewerkzaamheden kunnen raken aan de persoonlijke levenssfeer van burgers. Ze zijn immers gericht op het vergaren van gegevens over personen. De reden tot het stellen van regels voor recherchebureaus lag daarom vooral in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (Kamerstukken II 1993/94, 23 478, nr. 3, p. 8). 182 Deze groep voldoet namelijk volledig aan de omschrijving van het begrip recherchebureau, gegeven in artikel 1, eerste lid, onder f WPBR: een natuurlijke of rechtspersoon die in de uitoefening van een beroep of bedrijf met winstoogmerk recherchewerkzaamheden verricht, voor zover die werkzaamheden worden verricht op verzoek van een derde, in verband met een eigen belang van deze derde en betrekking hebben op een of meer bepaalde natuurlijke personen. Een interne bedrijfsrecherchedienst valt derhalve niet onder de reikwijdte van de wet (Kamerstukken II 1993/94, 23 478, nr. 5, p. 24). 51
- Page 15: TDDSG Teledienstedatenschutzgesetz
- Page 18 and 19: Ten aanzien van de opsporing vloeie
- Page 20 and 21: verwijtbaar zijn. 7 Een andere vraa
- Page 22 and 23: de bevoegdheid, maar met name op de
- Page 24 and 25: ij het formuleren van de conclusies
- Page 26 and 27: centraal hoe de arbeidsrechter moet
- Page 28 and 29: instructies van de werkgever opvolg
- Page 30 and 31: De systemen die het werkgevers makk
- Page 32 and 33: soort glijdende schaal van minder t
- Page 34 and 35: dat volgens de Hoge Raad mede wordt
- Page 36 and 37: persoonlijke levenssfeer, en in de
- Page 38 and 39: toenemende mate geobserveerd en gec
- Page 40 and 41: detective geen inbreuk op het concr
- Page 42 and 43: eden kan zijn om inbreuk te maken o
- Page 44 and 45: volgens de kantonrechter worden aan
- Page 46 and 47: • een geldige grondslag voor verw
- Page 48 and 49: vastgelegd, zoals cassettebandjes e
- Page 50 and 51: Overigens is op het inwinnen van st
- Page 52 and 53: en is een besluit in de zin van de
- Page 54 and 55: etrokkene onder druk van de omstand
- Page 56 and 57: Handelt de werkgever in strijd met
- Page 58 and 59: werkgever die strafrechtelijke pers
- Page 60 and 61: 2.3.4 Bijzondere regelingen Behalve
- Page 62 and 63: ereiken. 153 Tevens wees de ministe
- Page 64 and 65: wetgever door de voordeur heeft bui
- Page 68 and 69: ieden voor de bescherming van de pr
- Page 70 and 71: waarborgen voldoende tegenwicht bie
- Page 72 and 73: Indien met een opsporingsbevoegdhei
- Page 74 and 75: 2.4.1.2 Opsporingsmethoden In het k
- Page 76 and 77: plaatsvindende uitwisseling van ber
- Page 78 and 79: synthese legitimeert de strafrechte
- Page 80 and 81: 2.4.2.2 Het redelijk vermoeden van
- Page 82 and 83: innocentiae met zich dat bekentenis
- Page 84 and 85: ‘In alle gevallen waarin iemand a
- Page 86 and 87: toch vervolgd, dan leidt dit tot ni
- Page 88 and 89: ewijsmateriaal en het geschonden vo
- Page 90 and 91: in handen krijgt, betekent dit niet
- Page 92 and 93: 2.5.1 Wettelijke regeling en het re
- Page 94 and 95: 2.5.2 Het vereiste van een redelijk
- Page 96 and 97: Voornoemde beginselen komen tevens
- Page 98 and 99: echtspraak, kan worden geconcludeer
- Page 100 and 101: 2.6.1 Rechtspraak 320 Het Hof Den B
- Page 102 and 103: Volgens de Rechtbank Amsterdam was
- Page 104 and 105: de e-mails op onrechtmatige wijze w
- Page 106 and 107: omdat werknemers hiervoor behoren t
- Page 108 and 109: echtsbescherming is het van belang
- Page 110 and 111: Uitsluiting van het onrechtmatig ve
- Page 112 and 113: werknemer, heeft verkregen. 364 Het
- Page 114 and 115: is gepleegd, de klassieke beginsele
voornamelijk op zieke <strong>werknemers</strong> die gedurende hun ziekteverzuim elders<br />
zouden bijverdienen.<br />
Deze bureaus maken vaak gebruik <strong>van</strong> dezelfde tactische en technische<br />
opsporingstechnieken als de strafvorderlijke autoriteiten (met uitzondering <strong>van</strong><br />
de vrijheidsbenemende dwangmiddelen). Ze verhoren, observeren, doen<br />
buurtonderzoeken en laten in particuliere laboratoria sporenonderzoeken en<br />
handschriftenanalyses uitvoeren. 179 Verder bestaat (een deel <strong>van</strong>) het personeel<br />
vaak uit ex-politiemensen. Aangezien deze bureaus in een privaatrechtelijke<br />
context opereren, vallen ze niet onder de publiekrechtelijke voorschriften voor<br />
opsporing. 180 Gelet op het feit dat ze met hun werkzaamheden de persoonlijke<br />
levenssfeer <strong>van</strong> burgers kunnen raken, zijn er twee bijzondere regelingen in het<br />
leven geroepen die de bevoegdheden <strong>van</strong> deze bureaus normeren: de Wet<br />
particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (WPBR) 181 en de<br />
Privacygedragscode sector particuliere onderzoeksbureaus.<br />
Anders dan de naam <strong>van</strong> de WPBR doet vermoeden, vallen naast de<br />
particuliere recherchebureaus ook de particuliere detectivebureaus onder de<br />
reikwijdte <strong>van</strong> deze wet. 182 Op grond <strong>van</strong> art. 2 is het verboden zonder<br />
vergunning <strong>van</strong> de Minister <strong>van</strong> Justitie door middel <strong>van</strong> de instandhouding <strong>van</strong><br />
een recherchebureau recherchewerkzaamheden te verrichten of aan te bieden.<br />
De vergunning wordt verleend indien naar redelijke verwachting zal worden<br />
voldaan aan de regels gesteld in de artikelen 6 tot en met 10 <strong>van</strong> deze wet en ook<br />
overigens zal worden gehandeld in overeenstemming met hetgeen <strong>van</strong> een goed<br />
recherchebureau in het maatschappelijk verkeer mag worden verwacht. Art. 13<br />
WPBR verplicht de persoon die werkzaam is voor een recherchebureau en<br />
daarbij de beschikking krijgt over gegevens waar<strong>van</strong> hij het vertrouwelijk<br />
karakter kent, of redelijkerwijs moet vermoeden, tot geheimhouding <strong>van</strong> die<br />
gegevens. Deze verplichting bestaat niet indien een wettelijk voorschrift hem tot<br />
bekendmaking verplicht, de bekendmaking uit zijn werkzaamheden voortvloeit<br />
of indien het gegevens betreft die betrekking hebben op een strafbaar feit en aan<br />
de politie worden verstrekt. Met deze bepaling werd beoogd extra waarborgen te<br />
179 Hoogenboom 1994, p. 75-77.<br />
180 Uitgebreid over de privatisering <strong>van</strong> opsporing: A.B. Hoogenboom e.a. (red.), Privatisering <strong>van</strong><br />
toezicht en opsporing, Den Haag: Koninklijke Vermande 2000 en A.B. Hoogenboom, Het<br />
Politiecomplex. Over de samenwerking tussen politie, bijzondere opsporingsdiensten en particuliere<br />
recherche (diss. Leiden), Arnhem: Gouda Quint 1994.<br />
181 Wet <strong>van</strong> 24 oktober 1997, Stb.1997, 500. Inwerkingtreding 1 april 1999, Stb. 1999, 100. In de<br />
memorie <strong>van</strong> toelichting werd er op gewezen dat recherchewerkzaamheden kunnen raken aan de<br />
persoonlijke levenssfeer <strong>van</strong> burgers. Ze zijn immers gericht op het vergaren <strong>van</strong> gegevens over<br />
personen. De reden tot het stellen <strong>van</strong> regels voor recherchebureaus lag daarom vooral in het belang<br />
<strong>van</strong> de bescherming <strong>van</strong> de persoonlijke levenssfeer (Kamerstukken II 1993/94, 23 478, nr. 3, p. 8).<br />
182 Deze groep voldoet namelijk volledig aan de omschrijving <strong>van</strong> het begrip recherchebureau, gegeven<br />
in artikel 1, eerste lid, onder f WPBR: een natuurlijke of rechtspersoon die in de uitoefening <strong>van</strong> een<br />
beroep of bedrijf met winstoogmerk recherchewerkzaamheden verricht, voor zover die<br />
werkzaamheden worden verricht op verzoek <strong>van</strong> een derde, in verband met een eigen belang <strong>van</strong><br />
deze derde en betrekking hebben op een of meer bepaalde natuurlijke personen. Een interne<br />
bedrijfsrecherchedienst valt derhalve niet onder de reikwijdte <strong>van</strong> de wet (Kamerstukken II 1993/94,<br />
23 478, nr. 5, p. 24).<br />
51