Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...
Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...
Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
en is een besluit in de zin <strong>van</strong> de Awb (art. 32 lid 5 en 6 WBP). 113 Voorts<br />
moeten de <strong>werknemers</strong> er wel <strong>van</strong> op de hoogte zijn dat onder bepaalde<br />
omstandigheden gebruik kan worden gemaakt <strong>van</strong> heimelijke<br />
cameraobservatie. 114 Dit sluit aan bij de strafbepaling omtrent het verboden<br />
heimelijk cameratoezicht ex art. 139f Sr (zie 2.3.4.1), welke bepaling de<br />
werkgever op grond <strong>van</strong> art. 6 WBP in acht dient te nemen: de<br />
gegevensverwerking mag niet in strijd met de wet zijn. 115 Tot slot vloeit kan uit<br />
het, aan de WBP ten grondslag liggende, transparantiebeginsel worden afgeleid,<br />
dat in de uitzonderlijke omstandigheid dat de werkgever de <strong>werknemers</strong> niet<br />
vóóraf hoeft in te lichten over de gegevensverwerking, hij dit in ieder geval<br />
achteraf moet doen. Ik meen dat het voorgaande ook <strong>van</strong> toepassing kan worden<br />
geacht op de heimelijke inzet <strong>van</strong> andere opsporingsmethoden, zoals onderzoek<br />
naar telefoongesprekken of e-mails en onderzoek naar internetgebruik.<br />
De werkgever die een opsporingsmethode wil inzetten waarbij<br />
persoonsgegevens worden verwerkt, dient bij de aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de inzet een<br />
uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd doel te hebben (art. 7 WBP). 116<br />
Als doel zou de werkgever kunnen aanvoeren de opsporing <strong>van</strong> bepaald<br />
113 Een voorbeeld is de melding <strong>van</strong> de Raad Nederlandse detailhandel d.d. 18 februari 2004 dat het<br />
voornemens was persoonsgegevens te gaan verwerken door invoering <strong>van</strong> het waarschuwingsregister<br />
detailhandel. Dit per 16 juni 2005 in werking getreden register, dat wordt beheerd door de Stichting<br />
Fraude Aanpak Detailhandel (FAD), betreft een lijst met personen die ten gevolge <strong>van</strong> frauduleus<br />
handelen door één <strong>van</strong> de deelnemende ondernemers is ontslagen en tegen wie aangifte bij de politie<br />
is gedaan. Naar aanleiding <strong>van</strong> de melding besloot het CBP tot een voorafgaand onderzoek als<br />
bedoeld in art. 31 WBP: het betrof namelijk de verwerking <strong>van</strong> strafrechtelijke gegevens ten behoeve<br />
<strong>van</strong> derden (art. 31 lid 1 onder c WBP). Dit voorafgaande onderzoek leidde tot het besluit een nader<br />
onderzoek ex art. 32 lid 4 WBP in te stellen. Het toetsingskader <strong>van</strong> dit onderzoek is de<br />
rechtmatigheid <strong>van</strong> de gegevensverwerking aan de hand <strong>van</strong> de in de WBP gestelde normen: art. 8<br />
onder f WBP (waarbij de proportionaliteit, subsidiariteit, de ernst <strong>van</strong> de misstand en de gevolgen <strong>van</strong><br />
de betrokkene de belangenafweging invullen), art. 6, 7, 10, 11 en 13 WBP. Het oordeel was dat het<br />
waarschuwingsregister een noodzakelijke, aanvullende maatregel is ter voorkoming dat een<br />
arbeidsovereenkomst wordt aangegaan met een persoon die ten gevolge <strong>van</strong> frauduleus handelen<br />
door één <strong>van</strong> de deelnemende ondernemingen is ontslagen en tegen wie aangifte is gedaan (de<br />
zogenaamde ‘filiaalhopper’). Als aanvullende preventieve maatregel voor de aanpak <strong>van</strong><br />
personeelsfraude werd het register gerechtvaardigd geacht, onder de voorwaarde dat het naast en niet<br />
in plaats <strong>van</strong> de andere maatregelen <strong>van</strong> pre-employment screening werd ingezet. Zo dient ook nog<br />
<strong>van</strong> de verklaring omtrent het gedrag gebruik te worden gemaakt. Bovendien vloeide uit art. 8 onder f<br />
WBP voort dat alleen <strong>werknemers</strong> die ernstige strafbare feiten hebben gepleegd op een dergelijk<br />
bedrijfstakbrede lijst mogen worden geplaatst. De conclusie <strong>van</strong> het CBP was dat de gemelde<br />
gegevensverwerking onder de genoemde voorwaarden in beginsel rechtmatig was. De verklaring <strong>van</strong><br />
het CBP is te vinden op de website: www.collegebeschermingpersoonsgegevens.nl.<br />
114 ‘Privacy: checklist voor de ondernemingsraad’ 2002, p. 13. Daarnaast is op de website <strong>van</strong> het CBP<br />
een informatieblad over ‘Camera’s op de werkplek’ verschenen. Het CBP geeft hierin aan dat de<br />
werkgever in ieder geval geen camera’s mag plaatsen in niet-openbare ruimten waar men ongestoord<br />
zichzelf moet kunnen zijn, zoals een kleedruimte. Voorts is de plaatsing <strong>van</strong> een camera volgens het<br />
CBP toegestaan, indien dit noodzakelijk is voor de behartiging <strong>van</strong> het gerechtvaardigde belang <strong>van</strong><br />
de werkgever. Beveiliging <strong>van</strong> eigendom is een gerechtvaardigd belang. De werkgever moet het<br />
cameratoezicht wel kenbaar maken. Voorts heeft de ondernemingsraad instemmingsrecht en in<br />
organisaties waar geen ondernemingsraad is, moet het personeel in ieder geval worden voorgelicht.<br />
115 Zie ook De Laat & Rutgers 2005, p. 1302.<br />
116 Het doel is namelijk medebepalend voor een eventuele beoordeling <strong>van</strong> de rechtmatigheid <strong>van</strong> de<br />
gegevensverwerking (Kamerstukken II 1997/98, 25 892, nr. 3, p. 20, 78, 79).<br />
36