Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...
Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...
Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
opzet, ge<strong>van</strong>genisstraf staat (art. 75 WBP). Ten aanzien <strong>van</strong> deze twee straffen<br />
geldt een cumulatieverbod (art. 66 lid 5 jo. art. 75 lid 5 WBP).<br />
De werkgever dient de betrokken <strong>werknemers</strong> op de hoogte stellen <strong>van</strong><br />
de inzet <strong>van</strong> de opsporingsmethode. Dit vloeit voort uit het in art. 33 en art. 34<br />
WBP neergelegde transparantiebeginsel. 111 Doet hij dit niet, dan is geen sprake<br />
<strong>van</strong> een behoorlijke en zorgvuldige verwerking <strong>van</strong> persoonsgegevens ex art. 6<br />
WBP. Betekent dit nu dat de werkgever geen gebruik mag maken <strong>van</strong> heimelijk<br />
cameraobservatie of een andere heimelijke methode <strong>van</strong> opsporing? Volgens het<br />
CBP mag de werkgever in ieder geval geen gebruik maken <strong>van</strong> structurele<br />
heimelijke observatie door middel <strong>van</strong> een camera. Incidenteel heimelijk<br />
cameratoezicht kan in uitzonderlijke omstandigheden gerechtvaardigd zijn: er<br />
dient sprake te zijn <strong>van</strong> een redelijke verdenking ten aanzien <strong>van</strong> een of meer<br />
medewerkers die de inzet <strong>van</strong> dergelijke controle rechtvaardigt. Vereiste is dat<br />
andere middelen zijn uitgeput en dat er een zwaarwegend belang <strong>van</strong> de<br />
onderneming in het geding is. De werkgever is bovendien op grond <strong>van</strong> art. 27<br />
WBP jo. art. 32 lid 1 WBP jo. art. 31 WBP expliciet verplicht te melden dat het<br />
om verborgen cameratoezicht gaat. Hij is namelijk voornemens gegevens te<br />
verwerken zonder dat de <strong>werknemers</strong> hier<strong>van</strong> op de hoogte zijn en in dat geval<br />
stelt het CBP een voorafgaand onderzoek in (art. 31 lid 1 onder b WBP). 112 Naar<br />
aanleiding <strong>van</strong> het voorafgaand onderzoek ex art. 31 WBP besluit het CBP of<br />
het een nader onderzoek ex art. 32 lid lid 3 WBP instelt. Het nader onderzoek<br />
leidt tot een verklaring omtrent de rechtmatigheid <strong>van</strong> de gegevensverwerking<br />
111 Deze artikelen, en art. 9 eerste lid, art. 30 derde lid en art. 35 WBP, kunnen buiten toepassing worden<br />
gelaten, voor zover dat noodzakelijk is voor één <strong>van</strong> de in art. 43 WBP genoemde belangen. Een <strong>van</strong><br />
die belangen is de voorkoming, opsporing en vervolging <strong>van</strong> strafbare feiten (sub b). In de memorie<br />
<strong>van</strong> toelichting werd echter alleen op de in art. 43 sub e WBP genoemde grond ingegaan: de<br />
bescherming <strong>van</strong> de betrokkene of <strong>van</strong> de rechten en vrijheden <strong>van</strong> anderen. De gronden genoemd<br />
onder a tot en met d zouden voor zichzelf spreken (Kamerstukken II 1997/98, 25 892, nr. 3, p. 171-<br />
172). Naar mijn mening heeft grond b geen betekenis voor de verwerking <strong>van</strong> persoonsgegevens in<br />
het kader <strong>van</strong> de opsporing door werkgevers. Daar waar de wet spreekt over het voorkomen,<br />
opsporen en vervolgen <strong>van</strong> strafbare feiten, wordt mijns inziens verwezen naar de bepalingen <strong>van</strong> het<br />
Wetboek <strong>van</strong> Strafvordering. Het Wetboek <strong>van</strong> Strafvordering bepaalt nauwkeurig welke instanties<br />
zijn belast met de voorkoming, opsporing en vervolging <strong>van</strong> strafbare feiten: de werkgever heeft<br />
daarin geen functie toebedeeld gekregen (zie 2.4). Desondanks blijkt het CBP <strong>van</strong> mening te zijn dat<br />
een werkgever, ter voorkoming, opsporing of vervolging <strong>van</strong> strafbare feiten binnen zijn bedrijf, een<br />
beroep kan doen op art. 43 sub b WBP (Dit blijkt uit het CBP-rapport ‘Goed werken in netwerken’,<br />
p. 23, zie ook 4.3.2 <strong>van</strong> hoofdstuk 4). Opmerkelijk is dat het CBP niet alleen uitgaat <strong>van</strong> een<br />
bevoegdheid <strong>van</strong> de werkgever tot het voorkomen en opsporen <strong>van</strong> strafbare feiten, maar ook <strong>van</strong> een<br />
bevoegdheid tot ‘vervolging’. Het is de vraag wat moet worden verstaan onder de vervolging <strong>van</strong><br />
strafbare feiten door een werkgever. Toepassing <strong>van</strong> de bepaling zou tot gevolg hebben dat de<br />
werkgever die gegevens heeft verzameld voor een bepaald doel, ze incidenteel in strijd met dit doel<br />
mag gebruiken indien dit noodzakelijk is ter voorkoming, opsporing en vervolging <strong>van</strong> strafbare<br />
feiten. Bovendien zou een werknemer niet <strong>van</strong> tevoren hoeven te worden geïnformeerd over een naar<br />
hem in te stellen onderzoek, de intensiteit waarmee dat gebeurt of het doel daar<strong>van</strong>, indien de<br />
doelstelling <strong>van</strong> de gegevensverzameling het voorkomen, opsporen en vervolgen <strong>van</strong> stafbare feiten<br />
is.<br />
112 Op grond <strong>van</strong> art. 32 lid 1 WBP is de werkgever verplicht een onderzoek waarop art. 31 lid 1 WBP<br />
<strong>van</strong> toepassing is, als zodanig bij het CBP te melden.<br />
35