Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...

Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ... Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...

07.08.2013 Views

Overigens is op het inwinnen van strafrechtelijke gegevens ook de Wet justitiële gegevens en strafvorderlijke gegevens van toepassing (uitgebreid 2.3.4.3). 2.3.2.3 Consequenties van de WBP voor opsporing door de werkgever Wat zijn nu de consequenties indien de inzet van een opsporingsmethode onder de werking van de WBP valt? 109 Allereerst betekent dit dat de werkgever vooraf verplicht is de inzet bij het CBP te melden (art. 27 lid 1 WBP). Het verzamelen van gegevens over sollicitanten is van deze meldingsplicht vrijgesteld, althans voor zover de verwerking van de gegevens geschiedt voor de beoordeling van de geschiktheid van de betrokkene voor de functie (zie ook 2.3.4.2). 110 Verzuimt de werkgever de opsporingsmethode vooraf bij het CBP te melden, dan kan het CBP een bestuurlijke boete opleggen (art. 66 WBP). Bovendien is het nietvermelden een strafbaar feit waarop een geldboete, of, indien sprake is van werd beoogd een privaatrechtelijke ‘countervailing power’ te geven voor de verwerking van strafrechtelijke persoonsgegevens door particulieren. In het vierde lid staat een zogenaamde publiekrechtelijke ‘countervailing power’: het verbod tot het verwerken van strafrechtelijke persoonsgegevens is niet van toepassing wanneer de gegevens worden verwerkt door een particulier recherchebureau ten behoeve van een werkgever, krachtens een vergunning op grond van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. Het verwerken van strafrechtelijke gedragsgegevens zou veelal inherent zijn aan het onderzochte gedrag en wordt gedekt door de vergunning die de Minister van Justitie afgeeft. De regering hechtte waarde aan de notie van een procedureel tegenwicht bij de nadere invulling van de noodzakelijkerwijs vage normen voor deze categorie bijzondere persoonsgegevens (Kamerstukken II 1997/98, 25 892, nr. 6, p. 40). 109 Gewezen kan worden op een tweetal rapporten van de Registratiekamer, respectievelijk CBP over het afluisteren van telefoongesprekken door de werkgever en onderzoek naar e-mail en internet: B.J.P. Hulsman, Als de telefoon wordt opgenomen. Regels voor het registreren, meeluisteren en opnemen van telefoongesprekken van werknemers, ’s-Gravenhage: Registratiekamer 1996 en J.H.J. Terstegge/ S. Lieon, ‘Goed werken in netwerken; Regels voor controle op e-mail en internetgebruik van werknemers’ Den Haag: College bescherming persoonsgegevens 2002. De in het eerste rapport gestelde voorwaarden vloeien inmiddels voort uit de eisen van de WBP. In het rapport wordt als voorwaarde gesteld dat de werkgever alleen zakelijke gesprekken mag afluisteren, en dat alleen op incidentele basis, met medeweten van de werknemer. De werkgever heeft de toestemming van de werknemer nodig, of er moet sprake zijn van dreigend strafbaar gedrag, welke dreiging niet op minder ingrijpende wijze kan worden verhinderd. Voldaan moet worden aan het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel (zie ook De Laat & Rutgers 2005, p. 1317). In het tweede rapport worden de bepalingen van de WBP en andere wettelijk bepalingen praktisch uitgewerkt voor de controle op email en internetgebruik van werknemers. In het rapport worden een aantal vuistregels geformuleerd. Eén van deze vuistregels is privé-mail van zakelijke mail te scheiden en privé-mail zo veel mogelijk te ontzien (zie ook De Laat & Rutgers 2005, p. 1323-1324). 110 Bepaalde verwerkingen zijn op grond van het zogenaamde Vrijstellingsbesluit van melding vrijgesteld (Besluit van 7 mei 2001, houdende aanwijzing van verwerkingen van persoonsgegevens die zijn vrijgesteld van de melding bedoeld in artikel 27 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Stb. 2001, 250). Inwerkingtreding 1 september 2001 (Stb. 2001, 337)). De inzet van niet verborgen cameratoezicht, is van deze meldingsplicht vrijgesteld, indien gegevens worden verwerkt met het oog op de beveiliging van personen, gebouwen, terreinen, zaken en productieprocessen, die zijn toevertrouwd aan de werkgever (art. 38 lid 1 Vrijstellingsbesluit). Inzet van camera’s ter opsporing van wangedrag valt daar naar mijn mening niet onder (vgl. art. 38 lid 2 Vrijstellingsbesluit: ‘Het eerste lid is niet van toepassing op verwerkingen met het oog op de handhaving van de openbare orde’). Bovendien zal de werkgever bij de opsporing van wangedrag meestal van verborgen cameratoezicht gebruik willen maken; de vrijstelling geldt alleen voor duidelijk zichtbare camera’s. Zie ook de Vries 2001, p. 49 en p. 56-57. 34

opzet, gevangenisstraf staat (art. 75 WBP). Ten aanzien van deze twee straffen geldt een cumulatieverbod (art. 66 lid 5 jo. art. 75 lid 5 WBP). De werkgever dient de betrokken werknemers op de hoogte stellen van de inzet van de opsporingsmethode. Dit vloeit voort uit het in art. 33 en art. 34 WBP neergelegde transparantiebeginsel. 111 Doet hij dit niet, dan is geen sprake van een behoorlijke en zorgvuldige verwerking van persoonsgegevens ex art. 6 WBP. Betekent dit nu dat de werkgever geen gebruik mag maken van heimelijk cameraobservatie of een andere heimelijke methode van opsporing? Volgens het CBP mag de werkgever in ieder geval geen gebruik maken van structurele heimelijke observatie door middel van een camera. Incidenteel heimelijk cameratoezicht kan in uitzonderlijke omstandigheden gerechtvaardigd zijn: er dient sprake te zijn van een redelijke verdenking ten aanzien van een of meer medewerkers die de inzet van dergelijke controle rechtvaardigt. Vereiste is dat andere middelen zijn uitgeput en dat er een zwaarwegend belang van de onderneming in het geding is. De werkgever is bovendien op grond van art. 27 WBP jo. art. 32 lid 1 WBP jo. art. 31 WBP expliciet verplicht te melden dat het om verborgen cameratoezicht gaat. Hij is namelijk voornemens gegevens te verwerken zonder dat de werknemers hiervan op de hoogte zijn en in dat geval stelt het CBP een voorafgaand onderzoek in (art. 31 lid 1 onder b WBP). 112 Naar aanleiding van het voorafgaand onderzoek ex art. 31 WBP besluit het CBP of het een nader onderzoek ex art. 32 lid lid 3 WBP instelt. Het nader onderzoek leidt tot een verklaring omtrent de rechtmatigheid van de gegevensverwerking 111 Deze artikelen, en art. 9 eerste lid, art. 30 derde lid en art. 35 WBP, kunnen buiten toepassing worden gelaten, voor zover dat noodzakelijk is voor één van de in art. 43 WBP genoemde belangen. Een van die belangen is de voorkoming, opsporing en vervolging van strafbare feiten (sub b). In de memorie van toelichting werd echter alleen op de in art. 43 sub e WBP genoemde grond ingegaan: de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen. De gronden genoemd onder a tot en met d zouden voor zichzelf spreken (Kamerstukken II 1997/98, 25 892, nr. 3, p. 171- 172). Naar mijn mening heeft grond b geen betekenis voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de opsporing door werkgevers. Daar waar de wet spreekt over het voorkomen, opsporen en vervolgen van strafbare feiten, wordt mijns inziens verwezen naar de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering. Het Wetboek van Strafvordering bepaalt nauwkeurig welke instanties zijn belast met de voorkoming, opsporing en vervolging van strafbare feiten: de werkgever heeft daarin geen functie toebedeeld gekregen (zie 2.4). Desondanks blijkt het CBP van mening te zijn dat een werkgever, ter voorkoming, opsporing of vervolging van strafbare feiten binnen zijn bedrijf, een beroep kan doen op art. 43 sub b WBP (Dit blijkt uit het CBP-rapport ‘Goed werken in netwerken’, p. 23, zie ook 4.3.2 van hoofdstuk 4). Opmerkelijk is dat het CBP niet alleen uitgaat van een bevoegdheid van de werkgever tot het voorkomen en opsporen van strafbare feiten, maar ook van een bevoegdheid tot ‘vervolging’. Het is de vraag wat moet worden verstaan onder de vervolging van strafbare feiten door een werkgever. Toepassing van de bepaling zou tot gevolg hebben dat de werkgever die gegevens heeft verzameld voor een bepaald doel, ze incidenteel in strijd met dit doel mag gebruiken indien dit noodzakelijk is ter voorkoming, opsporing en vervolging van strafbare feiten. Bovendien zou een werknemer niet van tevoren hoeven te worden geïnformeerd over een naar hem in te stellen onderzoek, de intensiteit waarmee dat gebeurt of het doel daarvan, indien de doelstelling van de gegevensverzameling het voorkomen, opsporen en vervolgen van stafbare feiten is. 112 Op grond van art. 32 lid 1 WBP is de werkgever verplicht een onderzoek waarop art. 31 lid 1 WBP van toepassing is, als zodanig bij het CBP te melden. 35

Overigens is op het inwinnen <strong>van</strong> strafrechtelijke gegevens ook de Wet justitiële<br />

gegevens en strafvorderlijke gegevens <strong>van</strong> toepassing (uitgebreid 2.3.4.3).<br />

2.3.2.3 Consequenties <strong>van</strong> de WBP voor opsporing door de werkgever<br />

Wat zijn nu de consequenties indien de inzet <strong>van</strong> een opsporingsmethode onder<br />

de werking <strong>van</strong> de WBP valt? 109 Allereerst betekent dit dat de werkgever vooraf<br />

verplicht is de inzet bij het CBP te melden (art. 27 lid 1 WBP). Het verzamelen<br />

<strong>van</strong> gegevens over sollicitanten is <strong>van</strong> deze meldingsplicht vrijgesteld, althans<br />

voor zover de verwerking <strong>van</strong> de gegevens geschiedt voor de beoordeling <strong>van</strong> de<br />

geschiktheid <strong>van</strong> de betrokkene voor de functie (zie ook 2.3.4.2). 110 Verzuimt de<br />

werkgever de opsporingsmethode vooraf bij het CBP te melden, dan kan het<br />

CBP een bestuurlijke boete opleggen (art. 66 WBP). Bovendien is het nietvermelden<br />

een strafbaar feit waarop een geldboete, of, indien sprake is <strong>van</strong><br />

werd beoogd een privaatrechtelijke ‘countervailing power’ te geven voor de verwerking <strong>van</strong><br />

strafrechtelijke persoonsgegevens door particulieren. In het vierde lid staat een zogenaamde<br />

publiekrechtelijke ‘countervailing power’: het verbod tot het verwerken <strong>van</strong> strafrechtelijke<br />

persoonsgegevens is niet <strong>van</strong> toepassing wanneer de gegevens worden verwerkt door een particulier<br />

recherchebureau ten behoeve <strong>van</strong> een werkgever, krachtens een vergunning op grond <strong>van</strong> de Wet<br />

particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. Het verwerken <strong>van</strong> strafrechtelijke<br />

gedragsgegevens zou veelal inherent zijn aan het onderzochte gedrag en wordt gedekt door de<br />

vergunning die de Minister <strong>van</strong> Justitie afgeeft. De regering hechtte waarde aan de notie <strong>van</strong> een<br />

procedureel tegenwicht bij de nadere invulling <strong>van</strong> de noodzakelijkerwijs vage normen voor deze<br />

categorie bijzondere persoonsgegevens (Kamerstukken II 1997/98, 25 892, nr. 6, p. 40).<br />

109 Gewezen kan worden op een tweetal rapporten <strong>van</strong> de Registratiekamer, respectievelijk CBP over het<br />

afluisteren <strong>van</strong> telefoongesprekken door de werkgever en onderzoek naar e-mail en internet: B.J.P.<br />

Hulsman, Als de telefoon wordt opgenomen. Regels voor het registreren, meeluisteren en opnemen<br />

<strong>van</strong> telefoongesprekken <strong>van</strong> <strong>werknemers</strong>, ’s-Gravenhage: Registratiekamer 1996 en J.H.J. Terstegge/<br />

S. Lieon, ‘Goed werken in netwerken; Regels voor controle op e-mail en internetgebruik <strong>van</strong><br />

<strong>werknemers</strong>’ Den Haag: College bescherming persoonsgegevens 2002. De in het eerste rapport<br />

gestelde voorwaarden vloeien inmiddels voort uit de eisen <strong>van</strong> de WBP. In het rapport wordt als<br />

voorwaarde gesteld dat de werkgever alleen zakelijke gesprekken mag afluisteren, en dat alleen op<br />

incidentele basis, met medeweten <strong>van</strong> de werknemer. De werkgever heeft de toestemming <strong>van</strong> de<br />

werknemer nodig, of er moet sprake zijn <strong>van</strong> dreigend strafbaar gedrag, welke dreiging niet op<br />

minder ingrijpende wijze kan worden verhinderd. Voldaan moet worden aan het proportionaliteits- en<br />

subsidiariteitsbeginsel (zie ook De Laat & Rutgers 2005, p. 1317). In het tweede rapport worden de<br />

bepalingen <strong>van</strong> de WBP en andere wettelijk bepalingen praktisch uitgewerkt voor de controle op email<br />

en internetgebruik <strong>van</strong> <strong>werknemers</strong>. In het rapport worden een aantal vuistregels geformuleerd.<br />

Eén <strong>van</strong> deze vuistregels is privé-mail <strong>van</strong> zakelijke mail te scheiden en privé-mail zo veel mogelijk<br />

te ontzien (zie ook De Laat & Rutgers 2005, p. 1323-1324).<br />

110 Bepaalde verwerkingen zijn op grond <strong>van</strong> het zogenaamde Vrijstellingsbesluit <strong>van</strong> melding<br />

vrijgesteld (Besluit <strong>van</strong> 7 mei 2001, houdende aanwijzing <strong>van</strong> verwerkingen <strong>van</strong> persoonsgegevens<br />

die zijn vrijgesteld <strong>van</strong> de melding bedoeld in artikel 27 <strong>van</strong> de Wet bescherming persoonsgegevens<br />

(Stb. 2001, 250). Inwerkingtreding 1 september 2001 (Stb. 2001, 337)). De inzet <strong>van</strong> niet verborgen<br />

cameratoezicht, is <strong>van</strong> deze meldingsplicht vrijgesteld, indien gegevens worden verwerkt met het oog<br />

op de beveiliging <strong>van</strong> personen, gebouwen, terreinen, zaken en productieprocessen, die zijn<br />

toevertrouwd aan de werkgever (art. 38 lid 1 Vrijstellingsbesluit). Inzet <strong>van</strong> camera’s ter opsporing<br />

<strong>van</strong> wangedrag valt daar naar mijn mening niet onder (vgl. art. 38 lid 2 Vrijstellingsbesluit: ‘Het<br />

eerste lid is niet <strong>van</strong> toepassing op verwerkingen met het oog op de handhaving <strong>van</strong> de openbare<br />

orde’). Bovendien zal de werkgever bij de opsporing <strong>van</strong> wangedrag meestal <strong>van</strong> verborgen<br />

cameratoezicht gebruik willen maken; de vrijstelling geldt alleen voor duidelijk zichtbare camera’s.<br />

Zie ook de Vries 2001, p. 49 en p. 56-57.<br />

34

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!