07.08.2013 Views

Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...

Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...

Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Naast deze vereisten dient het ontslag aan de algemene vereisten voor een<br />

buitengewoon ontslag te voldoen. 299 De werkgever heeft de bewijslast <strong>van</strong> de<br />

aanwezigheid <strong>van</strong> een verdenking die het ontslag kan rechtvaardigen. Indien de<br />

werknemer achteraf onschuldig blijkt te zijn, kan hij met succes een beroep doen<br />

op wederindienstneming (zie ook 5.4.2.2 en 5.4.2.3). 300 Bovendien is de<br />

rechtbank verplicht voor de werknemer ontlastend bewijs gedurende de<br />

ontslagprocedure te onderzoeken. Dit geldt ook bij een reeds uitgesproken<br />

strafrechtelijke veroordeling. De resultaten uit de strafrechtelijke procedure<br />

kunnen volgens de algemene bewijsregels worden gebruikt. Niettemin zijn de<br />

civiele rechter, en derhalve ook de arbeidsrechter, niet aan de uitspraak <strong>van</strong> de<br />

strafrechter gebonden. 301<br />

Veel critici zien in de ‘Verdachtskündigung’ een inbreuk op het<br />

onschuldvermoeden. Het verlies <strong>van</strong> de werkplek als gevolg <strong>van</strong> een<br />

‘Verdachtskündigung’ is volgens deze critici een ingrijpende strafsanctie, welke<br />

onder de beschermingssfeer <strong>van</strong> het onschuldvermoeden valt: het onschuldvermoeden<br />

beschermt de burger tegen bestraffing voordat dat de schuld<br />

vaststaat. 302 Het onschuldvermoeden is opgenomen in art. 6 lid 2 EVRM (zie<br />

ook 2.4.2.3 <strong>van</strong> hoofdstuk 2); Hoefs wijst er op, dat sommigen menen dat deze<br />

bepaling via het leerstuk <strong>van</strong> de indirecte doorwerking <strong>van</strong> grondrechten ook in<br />

het privaatrecht gelding zou moeten hebben. De strekking en het doel <strong>van</strong> de<br />

onschuldpresumptie gebieden volgens deze schrijvers een bredere toepassing<br />

dan alleen in het strafprocesrecht. Volgens Hoefs blijkt echter uit de letterlijke<br />

tekst en de context <strong>van</strong> deze bepaling dat de onschuldpresumptie alleen in het<br />

strafrecht geldt: de civiele rechter is niet aan art. 6 lid 2 EVRM gebonden.<br />

Niettemin vloeit het onschuldvermoeden volgens Hoefs ook uit het<br />

rechtsstaatbeginsel (art. 20 GG) en de menselijke waardigheid voort en kan het<br />

algemene ‘Persönlichkeitsrecht’ <strong>van</strong> een verdachte zijn geschonden (art. 1 GG<br />

en art. 2 GG). Bijgevolg kan het onschuldvermoeden, als uitvloeisel <strong>van</strong> het<br />

rechtsstaatbeginsel en de grondrechten, als objectieve waarde betekenis tussen<br />

private personen hebben. Critici <strong>van</strong> de ‘Verdachtskündigung’ wijzen op de<br />

inhoudelijke samenhang tussen het onschuldvermoeden en de<br />

ondernemingsraad, tot een ontslag op grond <strong>van</strong> die gedraging overgaan (Schaub, Koch & Linck<br />

2005, p. 1325 en p. 1398, met verwijzing naar BAG 12 december 1984. Zie ook BAG 3 april 1986, 2<br />

AZR 324/85). Zie ook Kuip: De fatale opzegtermijn <strong>van</strong> twee weken begint bij een<br />

‘Verdachtskündigung’ te lopen zodra de werkgever met zekerheid kennis heeft gekregen <strong>van</strong> een<br />

zodanig gedeelte <strong>van</strong> de feiten, dat hij zich een oordeel kan vormen over de verdenking en haar<br />

draagwijdte en in staat is te beslissen of de voortzetting <strong>van</strong> de dienstbetrekking <strong>van</strong> hem kan worden<br />

gevergd (Kuip 1993, p. 338).<br />

299 Zo dient ook voor iedere ‘Verdachtskündigung’ op grond <strong>van</strong> §102 BetrVG de ondernemingsraad te<br />

worden gehoord (zie 5.2.2.3). Schaub, Koch & Linck 2005, p. 1397-1398; Hoefs 2001, p. 53-54, p.<br />

209-219; Egli 2000, p. 67-72.<br />

300 Dit geldt daarentegen niet bij een stopzetting <strong>van</strong> de strafrechtelijke vervolging. (zie ook 5.4. BAG<br />

20 augustus 1997, 2 AZR 620/96; BAG 4 juni 1964, 2 AZR 310/63.<br />

301 BAG 26 maart 1992, 2 AZR 519/61. Zie ook Schaub, Koch & Linck 2005, p. 1348, met verwijzing<br />

naar BAG 4 juni 1964 en BAG 26 maart 1992.<br />

302 Hoefs 2001, p. 89, met verwijzingen in de voetnoten naar verschillende schrijvers.<br />

314

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!