Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...

Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ... Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...

07.08.2013 Views

of in het concrete geval sprake is van een ‘Verdachtskündigung’, is afhankelijk van de grond waarop de werkgever het ontslag baseert. 278 De meest voorkomende vorm van de ‘Verdachtskündigung’ is het ontslag wegens een verdenking van een strafbaar feit, als gevolg waarvan de werkgever wordt benadeeld. 279 Voorbeelden zijn diefstal, verduistering en zaaksbeschadiging. Ook (de verdenking van) een geringe diefstal kan een ontslag rechtvaardigen. 280 Daarnaast komen als oorzaken van ‘Verdachtskündigung’ strafbare feiten voor waar de werkgever niet direct schade van ondervindt. Tot deze groep behoren de gevallen waarbij strafbare feiten jegens derden, bijvoorbeeld klanten van de werkgever, worden gepleegd. Voorts kunnen strafbare feiten die buiten het bedrijf plaatsvinden aanleiding voor een ‘Verdachtskündigung’ zijn. Het hoeft dan niet altijd om vermogensdelicten te gaan. 281 Algemeen aanvaard is dat de ernstige verdenking van een strafbaar feit, of van een zware schending van de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst, een dringende reden voor een buitengewoon ontslag vormt. Voorwaarde is dat de verdenking het voor de voortzetting van de arbeidsovereenkomst noodzakelijke vertrouwen verstoort, of in ander opzicht een ondraaglijke belasting voor de arbeidsverhouding vormt. 282 Dit is door het BAG reeds in 1955 erkend. 283 Schuld aan het ontstaan van de verdenking vormt geen geldigheidsvereiste. 284 ‘Verdachtskündigung’ heeft uitgesproken, materieelrechtelijk niets in de weg om zich gedurende de ontslagprocedure te beroepen op het feit dat het wangedrag een ‘Tatkündigung’ rechtvaardigt (BAG 6 december 2001, 20 AZR 496/00). Andersom kan een ‘Tatkündigung’ niet worden omgezet in een ‘Verdachtskündigung’ (Hoefs 2001, p. 144, zie ook Stahlhacke & Preis 1995, p. 542). 278 Hoefs 2001, p. 54-55. In dit verband wijst Egli op de rechtsonzekerheid voor de werknemer, als gevolg van de vrijheid van de werkgever te kiezen voor een ‘Verdachts-’ dan wel ‘Tatkündigung’ (Egli 2000, p. 93). 279 In dat geval mag de werkgever ook de uitkomst van de strafrechtelijke procedure afwachten; hij verliest dan niet het recht om tot buitengewoon ontslag over te gaan (Schaub, Koch & Linck 2005, p. 1346; Kuip 1993, p. 338). 280 BAG 3 april 1986, 2 AZR 324/85. 281 Ook de verdenking van een zuivere contractsschending kan een ontslag rechtvaardigen, maar alleen indien het om ernstig verzuim gaat. Meestal gaat het bij een ‘Verdachtskündigung’ om de verdenking van vermogensdelicten (Schaub, Koch & Linck 2005, p. 1398; Egli 2000, p. 3-6). Voorts kunnen volgens Egli praktisch alle ongewenste handelingen en eigenschappen van een werknemer, zo lang ze niet bewezen zijn, aanleiding zijn tot een ‘Verdachtskündigung’. Als voorbeelden behandelt hij onder meer ziekte of het lidmaatschap van een politieke organisatie. Een andere vraag is volgens hem of deze omstandigheden een ‘Verdachtskündigung’ kunnen rechtvaardigen (Egli 2000, p. 6-9). 282 Werkgevers spreken een ‘Verdachtskündigung’ meestal als buitengewoon ontslag uit (Hoefs 2001, p. 141). Zie bijvoorbeeld BAG 27 maart 2003, 2 AZR 51/02; BAG 13 september 1995, 2 AZR 587/94; BAG 14 september 1994, 2 AZR 164/94; BAG 4 juni 1964, 2 AZR 310/63. Zie ook Schaub, Koch & Linck 2005, p. 1347 en Stahlhacke & Preis 1995, p. 250-254. Dit geldt ook indien de werknemer reeds van de plicht tot het verrichten van de werkzaamheden was vrijgesteld. De vrijstelling dient dan wel bij de belangenafweging in acht te worden genomen (BAG 5 april 2001, 2 AZR 217/00, zie ook Der Betrieb 2001-36, p. 1941-1943). Zie over de belangenafweging onder f. Overigens kan een verdachtmaking door de werkgever in beledigende vorm, of op lichtvaardige wijze, een reden voor de werknemer zijn tot buitengewoon ontslag over te gaan (Schaub, Koch & Linck 2005, p. 1351). 283 Hoefs 2001, p. 34, met verwijzing naar BAG 12 mei 1955. Bij alle vroegere uitspraken ontbreekt een nadere beargumentering waarom de verdenking een dringende reden voor ontslag kan vormen. Pas 310

Niettemin is de mogelijkheid van een ‘Verdachtskündigung’ in de literatuur niet onomstreden: een ‘Verdachtskündigung’ vormt een buitengewoon zware inbreuk op de belangen van de werknemer. Ze kan de eer en goede naam van de werknemer schenden, hem zijn werkplek en de basis voor zijn bestaan wegnemen. Tegelijkertijd staat (nog) niet vast dat de werknemer zich daadwerkelijk schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit of ander wangedrag. Meerdere schrijvers hebben zich dan ook tegen de mogelijkheid van de ‘Verdachtskündigung’ uitgesproken. Zelfs de voorstanders erkennen de onzekere basis van de ‘Verdachtskündigung’ en zien het gevaar van verkeerde beoordelingen bij onschuldige werknemers: levenservaring leert dat iedereen door een ongelukkige samenloop van omstandigheden verdachte kan worden. Uit deze beoordelingen en de verschillende meningen over de toelaatbaarheid en de voorwaarden, blijkt dat de juridische en dogmatische grondslag van de ‘Verdachtskündigung’ door onzekerheden wordt gekenmerkt. 285 Ook het BAG heeft het problematische karakter van een ‘Verdachtskündigung’ erkend. 286 In de wetenschap dat bij een ‘Verdachtskündigung’ steeds het gevaar bestaat dat een onschuldige werknemer wordt ontslagen, heeft het BAG aan de toelaatbaarheid hoge eisen gesteld. Het ontslag wegens een verdenking zou anders niet als ‘ultima ratio’ worden ingezet en bijgevolg in strijd met het evenredigheidsbeginsel kunnen zijn. 287 Naar algemeen inzicht worden aan een geldige ‘Verdachtskündigung’ de volgende eisen gesteld: a. Er moet sprake zijn van een verdenking van een strafbare gedraging of ander ernstig wangedrag. De gedraging dient bovendien, in het geval deze wordt bewezen, een ‘Tatkündigung’ te kunnen rechtvaardigen. Bijgevolg impliceert toetsing van de rechtmatigheid van een ‘Verdachtskündigung’ allereerst de toetsing aan de rechtmatigheid van een ‘Tatkündigung’: alleen gedragingen die een ‘Tatkündigung’ later werd in de rechtspraak geprobeerd de ‘Verdachtskündigung’ een vast kader te geven in de vorm van te stellen voorwaarden. Zie voor een uitgebreide beschrijving van de ontwikkeling in de rechtspraak van het BAG: Hoefs 2001, p. 34-39. 284 Hoefs 2001, p. 36. Anders: LAG Bremen, Betriebs-Berater 1976, p. 1560 e.v. Het LAG Bremen is van mening dat een ernstige verdenking van een strafbaar feit geen dringende reden voor een buitengewoon ontslag vormt. Volgens het LAG behoren in de gerechtelijke procedure de rechtsstatelijke beginselen in acht te worden genomen. Op grond hiervan wordt eenieder voor onschuldig gehouden, totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan (te kennen uit Egli 2000, p. 72, noot 262). 285 Dit vormde voor Hoefs aanleiding een dissertatie over de ‘Verdachtskündigung’ te schrijven (Hoefs 2001, p. 27-29). 286 BAG 26 maart 1992, 2 AZR 519/91. 287 BAG 13 september 1995, 2 AZR 587/94. Als gevolg van de strenge eisen die aan een ‘Verdachtskündigung’ worden gesteld, is in die gevallen waarin een ‘Verdachtskündigung’ als geldig wordt beoordeeld, doorgaans altijd sprake van schuld (Hoefs 2001, p. 178). Zie ook Schaub, Koch & Linck 2005, p. 134; Egli 2000, p. 67-68. 311

of in het concrete geval sprake is <strong>van</strong> een ‘Verdachtskündigung’, is afhankelijk<br />

<strong>van</strong> de grond waarop de werkgever het ontslag baseert. 278<br />

De meest voorkomende vorm <strong>van</strong> de ‘Verdachtskündigung’ is het<br />

ontslag wegens een verdenking <strong>van</strong> een strafbaar feit, als gevolg waar<strong>van</strong> de<br />

werkgever wordt benadeeld. 279 Voorbeelden zijn diefstal, verduistering en<br />

zaaksbeschadiging. Ook (de verdenking <strong>van</strong>) een geringe diefstal kan een<br />

ontslag rechtvaardigen. 280 Daarnaast komen als oorzaken <strong>van</strong> ‘Verdachtskündigung’<br />

strafbare feiten voor waar de werkgever niet direct schade <strong>van</strong><br />

ondervindt. Tot deze groep behoren de gevallen waarbij strafbare feiten jegens<br />

derden, bijvoorbeeld klanten <strong>van</strong> de werkgever, worden gepleegd. Voorts<br />

kunnen strafbare feiten die buiten het bedrijf plaatsvinden aanleiding voor een<br />

‘Verdachtskündigung’ zijn. Het hoeft dan niet altijd om vermogensdelicten te<br />

gaan. 281<br />

Algemeen aanvaard is dat de ernstige verdenking <strong>van</strong> een strafbaar feit,<br />

of <strong>van</strong> een zware schending <strong>van</strong> de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst,<br />

een dringende reden voor een buitengewoon ontslag vormt. Voorwaarde is dat<br />

de verdenking het voor de voortzetting <strong>van</strong> de arbeidsovereenkomst<br />

noodzakelijke vertrouwen verstoort, of in ander opzicht een ondraaglijke<br />

belasting voor de arbeidsverhouding vormt. 282 Dit is door het BAG reeds in<br />

1955 erkend. 283 Schuld aan het ontstaan <strong>van</strong> de verdenking vormt geen<br />

geldigheidsvereiste. 284<br />

‘Verdachtskündigung’ heeft uitgesproken, materieelrechtelijk niets in de weg om zich gedurende de<br />

ontslagprocedure te beroepen op het feit dat het wangedrag een ‘Tatkündigung’ rechtvaardigt (BAG<br />

6 december 2001, 20 AZR 496/00). Andersom kan een ‘Tatkündigung’ niet worden omgezet in een<br />

‘Verdachtskündigung’ (Hoefs 2001, p. 144, zie ook Stahlhacke & Preis 1995, p. 542).<br />

278 Hoefs 2001, p. 54-55. In dit verband wijst Egli op de rechtsonzekerheid voor de werknemer, als<br />

gevolg <strong>van</strong> de vrijheid <strong>van</strong> de werkgever te kiezen voor een ‘Verdachts-’ dan wel ‘Tatkündigung’<br />

(Egli 2000, p. 93).<br />

279 In dat geval mag de werkgever ook de uitkomst <strong>van</strong> de strafrechtelijke procedure afwachten; hij<br />

verliest dan niet het recht om tot buitengewoon ontslag over te gaan (Schaub, Koch & Linck 2005, p.<br />

1346; Kuip 1993, p. 338).<br />

280 BAG 3 april 1986, 2 AZR 324/85.<br />

281 Ook de verdenking <strong>van</strong> een zuivere contractsschending kan een ontslag rechtvaardigen, maar alleen<br />

indien het om ernstig verzuim gaat. Meestal gaat het bij een ‘Verdachtskündigung’ om de verdenking<br />

<strong>van</strong> vermogensdelicten (Schaub, Koch & Linck 2005, p. 1398; Egli 2000, p. 3-6). Voorts kunnen<br />

volgens Egli praktisch alle ongewenste handelingen en eigenschappen <strong>van</strong> een werknemer, zo lang ze<br />

niet bewezen zijn, aanleiding zijn tot een ‘Verdachtskündigung’. Als voorbeelden behandelt hij onder<br />

meer ziekte of het lidmaatschap <strong>van</strong> een politieke organisatie. Een andere vraag is volgens hem of<br />

deze omstandigheden een ‘Verdachtskündigung’ kunnen rechtvaardigen (Egli 2000, p. 6-9).<br />

282 Werkgevers spreken een ‘Verdachtskündigung’ meestal als buitengewoon ontslag uit (Hoefs 2001, p.<br />

141). Zie bijvoorbeeld BAG 27 maart 2003, 2 AZR 51/02; BAG 13 september 1995, 2 AZR 587/94;<br />

BAG 14 september 1994, 2 AZR 164/94; BAG 4 juni 1964, 2 AZR 310/63. Zie ook Schaub, Koch &<br />

Linck 2005, p. 1347 en Stahlhacke & Preis 1995, p. 250-254. Dit geldt ook indien de werknemer<br />

reeds <strong>van</strong> de plicht tot het verrichten <strong>van</strong> de werkzaamheden was vrijgesteld. De vrijstelling dient dan<br />

wel bij de belangenafweging in acht te worden genomen (BAG 5 april 2001, 2 AZR 217/00, zie ook<br />

Der Betrieb 2001-36, p. 1941-1943). Zie over de belangenafweging onder f. Overigens kan een<br />

verdachtmaking door de werkgever in beledigende vorm, of op lichtvaardige wijze, een reden voor<br />

de werknemer zijn tot buitengewoon ontslag over te gaan (Schaub, Koch & Linck 2005, p. 1351).<br />

283 Hoefs 2001, p. 34, met verwijzing naar BAG 12 mei 1955. Bij alle vroegere uitspraken ontbreekt een<br />

nadere beargumentering waarom de verdenking een dringende reden voor ontslag kan vormen. Pas<br />

310

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!