Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...
Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...
Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
waarborgen zouden wel als inspiratiebron kunnen dienen bij de uitbreiding <strong>van</strong><br />
de arbeidstuchtrechtelijke regelgeving. 210 Op deze wijze kan ook in het arbeidsrecht<br />
worden gekomen tot zorgvuldig tot stand gekomen regelgeving, met<br />
waarborgen voor de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. 211 Als eerste bespreek<br />
ik in 4.6.2.1 het gewenste niveau <strong>van</strong> de regelgeving. In 4.6.2.2 en 4.6.2.3 sta ik<br />
stil bij de gewenste regeling <strong>van</strong> de procedurele, respectievelijk materiële<br />
aspecten <strong>van</strong> het arbeidstuchtrecht.<br />
4.6.2.1 Niveau <strong>van</strong> de regelgeving<br />
Doelstelling is te komen tot arbeidstuchtrechtelijke regelgeving waarmee de<br />
rechtszekerheid en rechtsgelijkheid <strong>van</strong> <strong>werknemers</strong> optimaal wordt gewaarborgd.<br />
Naar mijn mening kan dit doel alleen worden bereikt door een (basis)regeling<br />
op het niveau <strong>van</strong> de wet (in formele zin): een wet arbeidstuchtrecht. 212<br />
Wettelijke regeling <strong>van</strong> het arbeidstuchtrecht draagt de ultieme waarborg voor<br />
rechtszekerheid en rechtsgelijkheid in zich: een wettelijke regeling is bekend bij,<br />
en geldend voor alle <strong>werknemers</strong> in Nederland. Op deze wijze wordt het<br />
disciplinair optreden <strong>van</strong> werkgevers voorspelbaar en voor iedere werknemer<br />
gelijk. 213<br />
gepasseerd. Conflictbeslechting buiten de overheidsrechter om, Arnhem: Gouda Quint 1988, p. 413-<br />
429).<br />
210 Vgl. Enschedé 1971, p. 17-19. Hij toetst het arbeidstuchtrecht aan de rechtsstatelijke waarborgen in<br />
het kader <strong>van</strong> de vraag of het arbeidstuchtrecht het strafrecht zou kunnen ver<strong>van</strong>gen. Hij stelt dat de<br />
staat <strong>van</strong> het arbeidstuchtrecht nog vrij aanmerkelijke gebreken vertoont. Zo is nog geen sprake <strong>van</strong><br />
een onafhankelijke rechter en is in beginsel <strong>van</strong> een ‘scheiding der machten’ geen sprake: ‘steeds<br />
ontmoeten we de werkgever in een preponderante positie’. De werkgever is bovendien rechter in<br />
eigen zaak, in zoverre dat hij direct of indirect belang heeft bij de arbeidstucht in zijn onderneming.<br />
De werkgever blijft steeds nauw betrokken bij het tuchtrecht, zowel in wetgevende, als in het<br />
beslissende en uitvoerende vlak. Hij besluit met de overweging: ‘Wellicht dienen de gedachten uit te<br />
gaan naar een wet op de arbeidstuchtrechtspraak, waarin de nodige waarborgen – in het bijzonder<br />
voor wat aangaat de onafhankelijkheid <strong>van</strong> de vervolging en <strong>van</strong> de tuchtrechter en voor wat betreft<br />
het recht op wederhoor – worden vastgelegd.’<br />
211 Vgl. Zondag 2003a, p. 56: ‘Het gaat erom dat intern een zorgvuldige procedure wordt bewandeld.’<br />
212 Enschedé sprak over een ‘wet op de arbeidstuchtrechtspraak’, met daarin de nodige waarborgen, met<br />
name voor de onafhankelijkheid <strong>van</strong> de vervolging en <strong>van</strong> de tuchtrechter en het recht op wederhoor.<br />
De afhandeling <strong>van</strong> ‘arbeidsdelicten’ zou dan kunnen plaatsvinden binnen het arbeidstuchtrecht, ter<br />
ver<strong>van</strong>ging <strong>van</strong> het strafrecht (Enschedé 1971, p. 19). Zie ook Zondag 2003a, p. 57.<br />
213 Olbers 1991, p. 70 noemt als argument vóór wettelijke regeling <strong>van</strong> (in de praktijk makkelijk te<br />
hanteren lichtere) straffen, het voorkomen dat de werkgever bij gebrek aan schriftelijk<br />
overeengekomen andere, lichtere straffen naar de ultieme straf <strong>van</strong> ontslag op staande voet grijpt.<br />
Allereerst ben ik het met hem oneens dat het ontslag op staande voet een disciplinaire straf is en als<br />
zodanig door de wetgever zou moeten worden erkend (zie 3.4.2.2 <strong>van</strong> hoofdstuk 4). Voorts acht ik<br />
het onwaarschijnlijk dat werkgevers, <strong>van</strong>wege het ontbreken <strong>van</strong> schriftelijk overeengekomen<br />
lichtere straffen, bij een (licht) vergrijp tot ontslag op staande voet zouden overgaan. Uit<br />
jurisprudentie en literatuur blijkt dat werkgevers lichte straffen (die de arbeidsvoorwaarden niet<br />
aantasten) ook zonder contractuele grondslag opleggen: de strafbevoegdheid wordt dan gebaseerd op<br />
de gezagsverhouding ex art. 7:610 en 7:660 BW. Tot slot dient de werkgever, ter rechtvaardiging <strong>van</strong><br />
een gegeven ontslag op staande voet, aan te kunnen tonen dat een dringende reden tot onverwijlde<br />
beëindiging <strong>van</strong> de arbeidsovereenkomst aanwezig was. Indien hij dit kan, staat tevens vast dat voor<br />
de werkgever een noodzaak tot de directe beëindiging bestond: er dient mijns inziens in dat geval<br />
<strong>van</strong>uit te worden gegaan dat de werkgever, ook indien lichtere ‘straffen’ beschikbaar waren geweest,<br />
hoe dan ook was overgegaan tot ontslag op staande voet.<br />
237