Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...
Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ... Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...
Het belangrijkste onderscheid met het directiereglement ex art. 7:660 BW is, dat de regeling van arbeidsvoorwaarden in een personeelshandboek alleen werking heeft indien de regeling in de arbeidsovereenkomst is geïncorporeerd (bij arbeidsvoorwaarden dient immers sprake te zijn van tweezijdige vaststelling). De voorschriften omtrent het verrichten van de arbeid en de goede orde in de onderneming, die de werkgever kan geven op grond van art. 7:660 BW, kunnen eenzijdig worden vastgesteld. Een directiereglement heeft in zoverre dus ook werking indien hier in de arbeidsovereenkomst niet naar wordt verwezen. 149 4.4.2.6 De ondernemingsovereenkomst Tot slot bestaat de mogelijkheid tot het treffen van een disciplinaire regeling in een ondernemingsovereenkomst ex art. 32 WOR. 150 Aan de hand van een ondernemingsovereenkomst kan een regeling worden getroffen die is afgestemd op de onderneming. In de praktijk zouden deze overeenkomsten tussen ondernemer en ondernemingsraad veelvuldig voorkomen. 151 Een disciplinaire regeling zou kunnen worden opgenomen in een materiële arbeidsvoorwaardenovereenkomst. Dit is een overeenkomst die inhoudelijke bepalingen met betrekking tot arbeidsvoorwaarden bevat. Met deze overeenkomsten wordt beoogd de individuele rechtspositie van de werknemer te beïnvloeden. Om doorwerking in de arbeidsovereenkomsten te hebben, zal de 149 Aan de hand van de aard van de inhoudelijke bepalingen (betreft het wel of niet de regeling van arbeidsvoorwaarden) kan dus worden vastgesteld of het om een personeelshandboek, dan wel om een directiereglement gaat. Gewezen kan worden op de verwijzingen in een aantal CAO’s naar een ‘bedrijfsreglement’. Gelet op de onderwerpen die in deze verwijzingen worden genoemd, wordt met ‘bedrijfsreglement’ dan eens een directiereglement ex art. 7:660 BW, dan eens een personeelsgids bedoeld. Bijvoorbeeld CAO Bakkersbedrijf 2004/2009 (voorschriften over veiligheidsschoenen en bedrijfskleding); CAO Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven 2003/2004 en CAO Parketvloerondernemingen (‘De werkgever is bevoegd met inachtneming van wettelijke voorschriften een reglement vast te stellen en voorschriften te geven omtrent het verrichten van de arbeid, alsmede voorschriften omtrent de goede orde en de zeden in de onderneming.’); CAO Groenten- en fruitverwerkende industrie (‘De werknemer is gehouden zich te gedragen naar een eventueel geldend bedrijfsreglement); CAO Crematoria (‘De werkgever is bevoegd een bedrijfsreglement in te voeren, houdende nadere regelen ten aanzien van de arbeid in het bedrijf’). In de CAO Graanbe- en verwerkende bedrijven 2005 wordt gelet op de bewoordingen gedoeld op een personeelshandboek: ‘Artikel 7.628 B.W. is van kracht met dien verstande dat werkgever in geval van schorsing ingevolge bepalingen van een bedrijfsreglement…’ en ‘Voorzover de werkgever een nadere omschrijving van rechten en plichten van de werknemer noodzakelijk acht, zal hiervoor een bedrijfsreglement worden samengesteld in overleg met de personeelsvertegenwoordiging.’ 150 Uitvoerig: Loonstra & Zondag 2006, p. 569-572; W.A. Zondag, ‘Naar meer maatwerk in de onderneming met de ondernemingsraad? Over de verhouding werkgever, CAO en ondernemingsovereenkomst’, Arbeid Integraal 2002-4, p. 152-157; G.J.J. A. Stege, ‘De ondernemingsovereenkomst, de CAO en de individuele arbeidsovereenkomst’, Sociaal Recht (14) 1999-10, p. 250-256; Heerma van Voss, ‘Medezeggenschap van werknemers met betrekking tot arbeidsvoorwaarden’, Themis (160) 1999-8, p. 264-271; P.F. van der Heijden, ‘De ondernemingsovereenkomst’, Nederlands Juristenblad (69) 1994-23, p. 765-770. 151 Loonstra & Zondag 2006, p. 570. 222
ondernemingsovereenkomst in de individuele arbeidsovereenkomst moeten worden geïncorporeerd. 152 4.4.3 De rol van de ondernemingsraad Tot slot wordt ingegaan op de rol van de ondernemingsraad bij de totstandkoming van disciplinaire regelingen binnen de onderneming. Centraal staat het instemmingsrecht. Art. 27 WOR bevat geen bepaling op grond waarvan de ondernemer de instemming van de ondernemingsraad behoeft voor een besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking van een disciplinaire regeling. In het wetsvoorstel tot wijzing van de WOR en titel 7.10 BW kwam die bepaling wel voor. Daar sta ik als eerste bij stil in 4.4.3.1. Vervolgens geef ik in 4.4.3.2 aan hoe de huidige situatie is. 4.4.3.1 Het Wetsvoorstel tot wijziging van de WOR en titel 7.10 BW 153 In de oorspronkelijke tekst van het Wetsvoorstel tot wijziging van de WOR en titel 7.10 BW kwam de bepaling voor dat de OR instemmingsrecht had omtrent een regeling inzake disciplinaire maatregelen. 154 In de memorie van toelichting werd hierover gezegd: ‘Geconstateerd moet worden dat in bedrijfseigen regelingen nogal eens bepalingen inzake tuchtrechtelijke maatregelen zijn opgenomen (…). Het feit dat dergelijke regelingen voorkomen in een geïncorporeerde personeelsgids of handboek behoort niet tot gevolg te hebben dat zij zonder de instemming van de ondernemingsraad worden vastgesteld. Tuchtrechtelijke maatregelen kunnen immers diep ingrijpen in de (rechts)positie van de werknemer. Het is ongewenst de totstandkoming van een dergelijke regeling enkel over te laten aan het overleg tussen de werkgever en de individuele werknemer.’ 155 Hiermee werd overigens niet gezegd dat de werkgever verplicht was een disciplinaire regeling op te stellen. Waar in bedrijven evenwel behoefte zou bestaan aan een algemene disciplinaire regeling, diende de OR, ten behoeve van een evenwichtige belangenafweging, als vertegenwoordiger van de werknemers instemmingsrecht te hebben. Dit liet onverlet dat de uiteindelijke toepassing van een disciplinaire regeling een zaak tussen de werkgever en de individuele werknemer was. Opmerkelijk is, dat dezelfde overweging – de uiteindelijke toepassing van disciplinaire maatregelen is een zaak tussen de werkgever en de individuele werknemer – de reden was voor een amendement tot het schrappen van het instemmingsrecht met betrekking tot disciplinaire regelingen. 156 Kennelijk werd geen onderscheid meer gemaakt tussen het vaststellen, wijzigen en intrekken 152 Uitgebreid Loonstra & Zondag 2006, p. 570-572. 153 Kamerstukken II 1995/96, 24 615, nr. 1-62. 154 Kamerstukken II 1995/96, 24 615, nr. 1-2, p. 5. Zie ook Sprengers 1998, p. 381-382. 155 Kamerstukken II 1995/96, 24 615, nr. 3, p. 13. 156 Kamerstukken II 1996/97, 24 615, nr. 42 (Amendement Van der Stoel). 223
- Page 187 and 188: Het is de vraag of de toekenning va
- Page 189 and 190: arbeidsrecht centraal heb gesteld,
- Page 191 and 192: en terug- en invordering sociale ze
- Page 193 and 194: In latere regelgeving die tot stand
- Page 195 and 196: oogpunt van rechtsbescherming aan s
- Page 197 and 198: verschijnsel sanctiesamenloop. De
- Page 199 and 200: sanctierecht. Daar kunnen burgers a
- Page 201 and 202: 3.10 Samenvatting en conclusie In d
- Page 203 and 204: gehouden met voor hetzelfde feit re
- Page 205 and 206: 4. De legitimatie van straffen door
- Page 207 and 208: gezagsverhouding uitdrukkelijk naar
- Page 209 and 210: 4.3 Intermezzo: verplichte regelgev
- Page 211 and 212: programma. Op die manier wordt gega
- Page 213 and 214: voor de procedure bij het opleggen
- Page 215 and 216: werknemer kon binnen 15 dagen na da
- Page 217 and 218: echtspraak kunnen disciplinaire str
- Page 219 and 220: gegeven voor het weglaten van de zi
- Page 221 and 222: en verplichtingen van partijen cont
- Page 223 and 224: werkzaamheden, 85 maar ook ten aanz
- Page 225 and 226: gesteld waarom wél ten aanzien van
- Page 227 and 228: overtreding van die voorschriften b
- Page 229 and 230: De CAO Welzijn en Maatschappelijke
- Page 231 and 232: Overige disciplinaire bepalingen Ee
- Page 233 and 234: Ook in een derde CAO kwam een derge
- Page 235 and 236: sprake was van een arbeidsreglement
- Page 237: De personeelshandboeken vormen nog
- Page 241 and 242: of overeenstemming is bereikt met d
- Page 243 and 244: egelgeving, is het legaliteitsbegin
- Page 245 and 246: 4.5.2 Het legaliteitsbeginsel Het l
- Page 247 and 248: ‘Art. 1 Niemand mag tot straf ver
- Page 249 and 250: Daarnaast is het beginsel opgenomen
- Page 251 and 252: De Hoge Raad vernietigde de uitspra
- Page 253 and 254: waarborgen zouden wel als inspirati
- Page 255 and 256: edrijfstak-CAO’s lijkt dan het me
- Page 257 and 258: Op deze wijze kan het handelen van
- Page 259 and 260: voorziet in een regeling op grond w
- Page 261 and 262: (cumulatieverbod) en ‘geen straf
- Page 263 and 264: In de leden twee tot en met negen s
- Page 265 and 266: ondernemingsregeling, in strijd zij
- Page 267 and 268: straffen een incidenteel karakter h
- Page 269 and 270: grondslag voor het tuchtrechtelijk
- Page 271 and 272: 4.8 Samenvatting en conclusie Nadat
- Page 273: niveau, maar voorgesteld werd allee
- Page 276 and 277: Duitsland is bovendien van belang g
- Page 278 and 279: geleid tot theorievorming over de b
- Page 280 and 281: 5.2.2 Het Duitse ontslagrecht Evena
- Page 282 and 283: KSchG). 44 Het wettelijke maximum v
- Page 284 and 285: 2. de werknemer kan op een andere p
- Page 286 and 287: nevenverplichtingen die uit de wet
Het belangrijkste onderscheid met het directiereglement ex art. 7:660<br />
BW is, dat de regeling <strong>van</strong> arbeidsvoorwaarden in een personeelshandboek<br />
alleen werking heeft indien de regeling in de arbeidsovereenkomst is geïncorporeerd<br />
(bij arbeidsvoorwaarden dient immers sprake te zijn <strong>van</strong> tweezijdige<br />
vaststelling). De voorschriften omtrent het verrichten <strong>van</strong> de arbeid en de goede<br />
orde in de onderneming, die de werkgever kan geven op grond <strong>van</strong> art. 7:660<br />
BW, kunnen eenzijdig worden vastgesteld. Een directiereglement heeft in<br />
zoverre dus ook werking indien hier in de arbeidsovereenkomst niet naar wordt<br />
verwezen. 149<br />
4.4.2.6 De ondernemingsovereenkomst<br />
Tot slot bestaat de mogelijkheid tot het treffen <strong>van</strong> een disciplinaire regeling in<br />
een ondernemingsovereenkomst ex art. 32 WOR. 150 Aan de hand <strong>van</strong> een<br />
ondernemingsovereenkomst kan een regeling worden getroffen die is afgestemd<br />
op de onderneming. In de praktijk zouden deze overeenkomsten tussen<br />
ondernemer en ondernemingsraad veelvuldig voorkomen. 151 Een disciplinaire<br />
regeling zou kunnen worden opgenomen in een materiële arbeidsvoorwaardenovereenkomst.<br />
Dit is een overeenkomst die inhoudelijke bepalingen met<br />
betrekking tot arbeidsvoorwaarden bevat. Met deze overeenkomsten wordt<br />
beoogd de individuele rechtspositie <strong>van</strong> de werknemer te beïnvloeden. Om<br />
doorwerking in de arbeidsovereenkomsten te hebben, zal de<br />
149 Aan de hand <strong>van</strong> de aard <strong>van</strong> de inhoudelijke bepalingen (betreft het wel of niet de regeling <strong>van</strong><br />
arbeidsvoorwaarden) kan dus worden vastgesteld of het om een personeelshandboek, dan wel om een<br />
directiereglement gaat. Gewezen kan worden op de verwijzingen in een aantal CAO’s naar een<br />
‘bedrijfsreglement’. Gelet op de onderwerpen die in deze verwijzingen worden genoemd, wordt met<br />
‘bedrijfsreglement’ dan eens een directiereglement ex art. 7:660 BW, dan eens een personeelsgids<br />
bedoeld. Bijvoorbeeld CAO Bakkersbedrijf 2004/2009 (voorschriften over veiligheidsschoenen en<br />
bedrijfskleding); CAO Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven 2003/2004 en CAO<br />
Parketvloerondernemingen (‘De werkgever is bevoegd met inachtneming <strong>van</strong> wettelijke<br />
voorschriften een reglement vast te stellen en voorschriften te geven omtrent het verrichten <strong>van</strong> de<br />
arbeid, alsmede voorschriften omtrent de goede orde en de zeden in de onderneming.’); CAO<br />
Groenten- en fruitverwerkende industrie (‘De werknemer is gehouden zich te gedragen naar een<br />
eventueel geldend bedrijfsreglement); CAO Crematoria (‘De werkgever is bevoegd een<br />
bedrijfsreglement in te voeren, houdende nadere regelen ten aanzien <strong>van</strong> de arbeid in het bedrijf’). In<br />
de CAO Graanbe- en verwerkende bedrijven 2005 wordt gelet op de bewoordingen gedoeld op een<br />
personeelshandboek: ‘Artikel 7.628 B.W. is <strong>van</strong> kracht met dien verstande dat werkgever in geval<br />
<strong>van</strong> schorsing ingevolge bepalingen <strong>van</strong> een bedrijfsreglement…’ en ‘Voorzover de werkgever een<br />
nadere omschrijving <strong>van</strong> rechten en plichten <strong>van</strong> de werknemer noodzakelijk acht, zal hiervoor een<br />
bedrijfsreglement worden samengesteld in overleg met de personeelsvertegenwoordiging.’<br />
150 Uitvoerig: Loonstra & Zondag 2006, p. 569-572; W.A. Zondag, ‘Naar meer maatwerk in de<br />
onderneming met de ondernemingsraad? Over de verhouding werkgever, CAO en<br />
ondernemingsovereenkomst’, Arbeid Integraal 2002-4, p. 152-157; G.J.J. A. Stege, ‘De<br />
ondernemingsovereenkomst, de CAO en de individuele arbeidsovereenkomst’, Sociaal Recht (14)<br />
1999-10, p. 250-256; Heerma <strong>van</strong> Voss, ‘Medezeggenschap <strong>van</strong> <strong>werknemers</strong> met betrekking tot<br />
arbeidsvoorwaarden’, Themis (160) 1999-8, p. 264-271; P.F. <strong>van</strong> der Heijden, ‘De<br />
ondernemingsovereenkomst’, Nederlands Juristenblad (69) 1994-23, p. 765-770.<br />
151 Loonstra & Zondag 2006, p. 570.<br />
222