07.08.2013 Views

Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...

Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...

Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

inkomen, worden gecompenseerd. 266 Blijkens art. 3:12 BW dient de kantonrechter<br />

bij de vaststelling <strong>van</strong> die billijkheidsvergoeding rekening te houden met<br />

algemeen erkende rechtsbeginselen, met de in Nederland levende rechtsovertuigingen<br />

en met de maatschappelijke en persoonlijke belangen, die bij het<br />

gegeven geval zijn betrokken. 267 Naar mijn mening betekent dit dat bij de<br />

vaststelling <strong>van</strong> de vergoeding ook rekening moet worden gehouden met het<br />

algemeen erkende rechtsbeginsel <strong>van</strong> de onschuldpresumptie. Loopt ter zake <strong>van</strong><br />

het (vermoedelijke) wangedrag dat heeft geleid tot de ongewenste situatie en het<br />

verzoek tot ontbinding nog een strafrechtelijke procedure, dan dient de<br />

werknemer vooralsnog voor onschuldig te worden gehouden. 268 Bovendien<br />

wordt hiermee recht gedaan aan het maatschappelijk belang en het persoonlijk<br />

belang <strong>van</strong> de betrokken, mogelijk onschuldige werknemer: beide belangen zijn<br />

gebaat bij het beschermen <strong>van</strong> burgers tegen ingrijpende beslissingen naar<br />

aanleiding <strong>van</strong> voorbarige conclusies gebaseerd op verdenkingen of (erger nog)<br />

geruchten. De kantonrechter kan hier bij de vaststelling <strong>van</strong> de hoogte <strong>van</strong> de<br />

vergoeding rekening mee houden, door deze belangen tot uitdrukking te laten<br />

komen in de hoogte <strong>van</strong> de C-factor <strong>van</strong> de kantonrechtersformule. 269 Staat de<br />

266 Naast het direct te lijden verlies aan inkomen omvat de schade ten gevolge <strong>van</strong> het einde <strong>van</strong> de<br />

arbeidsovereenkomst ook ‘het verlies aan anciënniteitsrechten en andere verliezen en onzekerheden,<br />

waaronder eventuele pensioenschade, die zijn verbonden aan een andere arbeidsovereenkomst’.<br />

Voorts valt te denken aan gederfde levensvreugde. De ontslagvergoeding zal daarom ook een vorm<br />

<strong>van</strong> immateriële schadevergoeding dienen te bevatten, hetgeen in de praktijk ook het geval is<br />

(Loonstra & Zondag 2000, p. 1270). Zie verder over vergoeding bij ontbinding: Groen 1989, p. 23-<br />

25.<br />

267 Loonstra & Zondag 2000, p. 1270.<br />

268 Ook bij ontbinding wegens wanprestatie speelt de onschuldpresumptie een rol bij de vraag of een<br />

vergoeding op zijn plaats is. In art. 6:74 lid 1 BW staat dat iedere toerekenbare tekortkoming in de<br />

nakoming <strong>van</strong> een verbintenis de schuldenaar verplicht de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te<br />

vergoeden. Art. 6:75 BW voegt daaraan toe dat een tekortkoming de schuldenaar niet kan worden<br />

toegerekend, indien zij niet is te wijten aan zijn schuld, noch krachtens wet, rechtshandeling of in het<br />

verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. Dit betekent dat bij een ontbinding wegens<br />

wanprestatie, bestaande uit het niet verschijnen op het werk als gevolg <strong>van</strong> voorarrest, de<br />

onschuldpresumptie in de weg staat aan schadeplichtigheid <strong>van</strong> de werknemer.<br />

269 De Kantonrechter Zaandam oordeelde naar mijn mening onterecht dat in een zaak waarin de<br />

arbeidsovereenkomst <strong>van</strong> de conciërge <strong>van</strong> een basisschool op verzoek <strong>van</strong> de werkgever wegens<br />

gewijzigde omstandigheden werd ontbonden, een vergoeding in redelijkheid niet aan de orde kwam<br />

(Ktr. Zaandam 3 juli 2001, Prg. 2001, 5720). De kantonrechter was <strong>van</strong> mening dat naar aanleiding<br />

<strong>van</strong> beschuldigingen <strong>van</strong> ontucht met één of meer leerlingen de positie <strong>van</strong> de werknemer dermate<br />

onhoudbaar was geworden, dat in redelijkheid niet <strong>van</strong> de werkgever mocht worden gevergd het<br />

dienstverband nog langer te laten voortduren. De conciërge was inmiddels door de politierechter<br />

veroordeeld, maar hij was hier<strong>van</strong> in hoger beroep gekomen. Volgens hem waren alle<br />

beschuldigingen tegen hem verzonnen. De kantonrechter stelde hier tegenover dat zelfs een<br />

vrijspraak door de strafrechter niets zou veranderen aan de onhoudbare positie <strong>van</strong> de werknemer. Of<br />

de conciërge zich daadwerkelijk schuldig gemaakt had aan de verweten handelingen kon en moest in<br />

het midden blijven: ‘De strafzaak ligt in hoger beroep bij het gerechtshof, waarmee de kantonrechter<br />

zich niet heeft te bemoeien.’ De gevoelige positie <strong>van</strong> een conciërge op een basisschool en het<br />

onvoorwaardelijke vertrouwen dat ouders en leerlingen in deze persoon moeten kunnen hebben,<br />

maakten het volgens de kantonrechter ondenkbaar dat de werknemer ooit nog naar behoren zou<br />

kunnen functioneren op de school. Met andere woorden, de ordemaatregel <strong>van</strong> ontbinding wegens<br />

veranderingen in de omstandigheden was noodzakelijk, maar de schuld <strong>van</strong> de werknemer aan de<br />

ontstane situatie stond nog niet vast en zou wellicht ook nooit worden vastgesteld. Een vergoeding<br />

169

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!