Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...
Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ... Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...
van belang zijn dat de werknemer het wangedrag ontkent of juist bekent (zie ook 3.2.2.2 en 3.2.2.3), of dat de veroordeling onherroepelijk is geworden; 233 - aan de veroordeling is een langdurige en onvoorwaardelijke gevangenisstraf verbonden ten gevolge waarvan de werknemer gedurende lange tijd zijn werkzaamheden niet kan verrichten. 234 Opvallend is dat deze in de jurisprudentie ontwikkelde criteria grote overeenkomst vertonen met de door het CWI gehanteerde criteria ingeval een werkgever toestemming ex art. 6 BBA verzoekt tot opzegging van de arbeidsovereenkomst met een strafrechtelijk veroordeelde werknemer. 235 Bijna alle geraadpleegde jurisprudentie betrof verzoeken (voor zover vereist) van werkgevers tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Aangevoerd werd: verdere collegiale samenwerking is niet meer mogelijk en daarom moet tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst worden overgegaan, en: naar aanleiding van de beschuldigingen is de positie van de werknemer dermate onhoudbaar geworden dat van de werkgever niet kan worden gevergd het dienstverband langer voort te zetten. In de meeste gevallen leidden de verdenking en de overige omstandigheden volgens de werkgevers tot een zodanig verlies aan vertrouwen in de werknemer, dat sprake was van veranderingen in de omstandigheden op grond waarvan de arbeidsovereenkomst moest worden ontbonden. Het spreekt voor zich dat bovenstaande, aan de jurisprudentie ontleende, lijst van voorbeelden van omstandigheden niet uitputtend is. Bovendien zijn geen van bovengenoemde omstandigheden op zichzelf doorslaggevend bij de beantwoording van de vraag of de sanctie noodzakelijk is ter beëindiging van een ongewenste situatie. Ter illustratie kan worden verwezen naar een uitspraak van de Kantonrechter Rotterdam op een verzoek tot ontbinding, primair wegens justitiële autoriteiten toch een noodzaak kan bestaan tot het toepassen van een ordemaatregel, zoals ontbinding wegens veranderingen in de omstandigheden blijkt uit Ktr. Haarlem 23 december 1983, Prg. 1984, 2097. 233 Het Hof ’s-Hertogenbscoh beoordeelde een ontslag op staande voet gebaseerd op een nog niet onherroepelijke veroordeling van de politierechter, prematuur. De werknemer werd na het ontslag op staande voet in hoger beroep door het Hof vrijgesproken. Het Hof in de arbeidsrechtelijke zaak oordeelde dat het baseren van het ontslag op een nog niet in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de politierechter voor rekening van de werkgever diende te komen en het ontslag niet kon rechtvaardigen. De werkgever had bedacht moeten zijn op een mogelijke vrijspraak in hoger beroep, terwijl het gedrag van de werknemer mede gelet op de overige omstandigheden van het geval, zaols de duur van de arbeidsovereenkomst waarin de werknemer goed had gefunctioneerd, omvoldoende was om een ontslag op staande voet te kunnen rechtvaardigen (Hof ’s-Hertogenbosch 28 februari 2006, JAR 2006, 117). Zie voorts Ktr. Rotterdam 12 april 2005, JAR 2005, 128; Ktr. Bergen op Zoom 27 februari 2003, JAR 2003, 76; Ktr. Amsterdam 20 juni 1991, Prg. 1991, 3538; Ktr. Tiel 19 juli 1989, Prg. 1989, 3132; Ktr. Haarlem 29 maart 1988, Prg. 1988, 2896. 234 Ktr. Tiel 20 juli 1977 en Rb. Arnhem 9 juli 1978, Prg. 1980, 1424. 235 Van Drongelen & Rijs 2003, p. 156-157. Aldus ook Loonstra 2003, p. 2. 158
een dringende reden 236 en subsidiair wegens veranderingen in de omstandigheden. De kantonrechter overwoog: ‘Voor wat betreft de wijziging van omstandigheden wordt geoordeeld dat de beweerde reactie van collegae niet zonder meer beslissend mag zijn. (…) Bekendheid met de feiten en in het bijzonder ook met het oordeel van de strafrechter kunnen de beweerde ontzetting bij collegae relativeren. Samengevat past het oordeel dat in elk geval thans nog niet tot een onwerkzame verhouding tussen partijen, (…), mag worden geconcludeerd. Verder wordt in dit verband in aanmerking genomen dat gerekwestreerdes arbeidsongeschiktheid nog steeds duurt en dat vooralsnog niet te verwachten is dat hij op korte termijn weer tot het werk geschikt zal zijn, welke laatste omstandigheid op zichzelf beschouwd afbreuk doet aan de beweerde gevoelens van angst voor gerekwestreerde bij collegae. De door verzoekster (werkgeefster, MMK) in het algemeen gedebiteerde stelling dat een werkgever niet de voortzetting van het dienstverband heeft te dulden ten aanzien van een werknemer die zich aan een zwaar misdrijf heeft schuldig gemaakt is onjuist en doet bovendien tekort aan de van belang zijnde concrete omstandigheden van het geval.’ 237 3.7.1.3 Voorarrest of detentie Juist bij voorarrest of detentie is het goed voorstelbaar dat de gevolgen een ordemaatregel noodzakelijk maken: de werknemer kan niet meer aan zijn verplichtingen voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst voldoen. 238 Zoals gezegd is alleen het voorarrest of de detentie naar mijn mening onvoldoende grond voor een ordemaatregel. 239 Dit kwam ook naar voren in een uitspraak van de Kantonrechter te Bergen op Zoom, naar aanleiding van een verzoek tot ontbinding (wegens veranderingen in de omstandigheden) van de arbeidsovereenkomst met een werknemer die in voorarrest verbleef. De kantonrechter overwoog: 236 Voor de overwegingen van de Kantonrechter Rotterdam ten aanzien van de door de werkgever aangevoerde dringende reden verwijs ik naar 3.6.2.2, waar deze in het kader van de vaststelling van de schuld bij een strafrechtelijke vervolging worden besproken. 237 Ktr. Rotterdam 7 maart 1994, Prg. 1994, 4077. 238 Gewezen kan worden op hoofdstuk 34 ‘ontslag en werknemer in detentie’ van de ‘Beleidsregels Ontslagtaak CWI’ oktober 2005, waarmee wordt aangesloten op Loonstra, Koevoets en Zondag 2003, p. 195-208. 239 Volgens het ARAR is de ambtenaar die krachtens een wettelijke maatregel van zijn vrijheid is beroofd, tenzij het een maatregel is in het belang van de volksgezondheid, van rechtswege in zijn ambt geschorst (art. 90). Dientengevolge is een ambtenaar die in verzekering is gesteld, in voorlopige hechtenis zit of een vrijheidsstraf uitzit, van rechtswege geschorst. Indien een vervolging ter zake van een misdrijf tegen hem is ingesteld, maar de ambtenaar verblijft niet in voorarrest, dan kan de ambtenaar in zijn ambt worden geschorst (art. 91 lid 1 sub a ARAR). Voor de gemeenteambtenaar gelden soortgelijke bepalingen, met het verschil dat de gemeenteambtenaar niet van rechtswege geschorst kan zijn. Art. 8:15:1 lid 1 CAR/UWO bepaalt dat de ambtenaar kan worden geschorst wanneer tegen hem een bevel tot inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis wordt ten uitvoer gelegd (sub b), of wanneer tegen hem een strafrechtelijke vervolging wegens misdrijf wordt ingesteld (sub c). 159
- Page 123 and 124: Het tweede kenmerk doet de vraag ri
- Page 125 and 126: opgelegd bij een bewezenverklaring
- Page 127 and 128: De tegenstellingen tussen de absolu
- Page 129 and 130: 3.4 Vergelijking van arbeidsrechtel
- Page 131 and 132: sanctie noodzakelijk is ter beëind
- Page 133 and 134: ontslag op staande voet heeft niet
- Page 135 and 136: 3.4.2.3 Ontbinding wegens een dring
- Page 137 and 138: 3.4.2.5 Ontbinding wegens wanpresta
- Page 139 and 140: Kortom, het ontslag moet noodzakeli
- Page 141 and 142: 3.5.1.1 Ne bis in idem Het ‘ne bi
- Page 143 and 144: het Nederlandse strafrecht in het M
- Page 145 and 146: ‘geen straf zonder schuld’ zou
- Page 147 and 148: werkgever jegens de werknemer verge
- Page 149 and 150: gevangenisstraf voor een persoon al
- Page 151 and 152: groot belang voor de rechtsbescherm
- Page 153 and 154: Vooropgesteld kan worden dat toepas
- Page 155 and 156: hetzelfde feit, maar het betreft ve
- Page 157 and 158: dat de voor de werknemer nadelige g
- Page 159 and 160: wangedrag en de aard van de functie
- Page 161 and 162: gematigde doorwerking van het ‘ne
- Page 163 and 164: Dit is een logische gevolgtrekking
- Page 165 and 166: gebaseerde ontbinding van de arbeid
- Page 167 and 168: werking van het rechtsbeginsel van
- Page 169 and 170: aanleiding van een strafrechtelijke
- Page 171 and 172: ook indien de verdenking alleen bij
- Page 173: - De aanwezigheid van een relatie t
- Page 177 and 178: (met name bij kortdurende) detentie
- Page 179 and 180: wordt de toestemming voor opzegging
- Page 181 and 182: van extra zware eisen aan het schul
- Page 183 and 184: wordt beoordeeld. Deze overige omst
- Page 185 and 186: inkomen, worden gecompenseerd. 266
- Page 187 and 188: Het is de vraag of de toekenning va
- Page 189 and 190: arbeidsrecht centraal heb gesteld,
- Page 191 and 192: en terug- en invordering sociale ze
- Page 193 and 194: In latere regelgeving die tot stand
- Page 195 and 196: oogpunt van rechtsbescherming aan s
- Page 197 and 198: verschijnsel sanctiesamenloop. De
- Page 199 and 200: sanctierecht. Daar kunnen burgers a
- Page 201 and 202: 3.10 Samenvatting en conclusie In d
- Page 203 and 204: gehouden met voor hetzelfde feit re
- Page 205 and 206: 4. De legitimatie van straffen door
- Page 207 and 208: gezagsverhouding uitdrukkelijk naar
- Page 209 and 210: 4.3 Intermezzo: verplichte regelgev
- Page 211 and 212: programma. Op die manier wordt gega
- Page 213 and 214: voor de procedure bij het opleggen
- Page 215 and 216: werknemer kon binnen 15 dagen na da
- Page 217 and 218: echtspraak kunnen disciplinaire str
- Page 219 and 220: gegeven voor het weglaten van de zi
- Page 221 and 222: en verplichtingen van partijen cont
- Page 223 and 224: werkzaamheden, 85 maar ook ten aanz
<strong>van</strong> belang zijn dat de werknemer het wangedrag ontkent of juist<br />
bekent (zie ook 3.2.2.2 en 3.2.2.3), of dat de veroordeling<br />
onherroepelijk is geworden; 233<br />
- aan de veroordeling is een langdurige en onvoorwaardelijke<br />
ge<strong>van</strong>genisstraf verbonden ten gevolge waar<strong>van</strong> de werknemer<br />
gedurende lange tijd zijn werkzaamheden niet kan verrichten. 234<br />
Opvallend is dat deze in de jurisprudentie ontwikkelde criteria grote<br />
overeenkomst vertonen met de door het CWI gehanteerde criteria ingeval een<br />
werkgever toestemming ex art. 6 BBA verzoekt tot opzegging <strong>van</strong> de<br />
arbeidsovereenkomst met een strafrechtelijk veroordeelde werknemer. 235<br />
Bijna alle geraadpleegde jurisprudentie betrof verzoeken (voor zover<br />
vereist) <strong>van</strong> werkgevers tot ontbinding <strong>van</strong> de arbeidsovereenkomst.<br />
Aangevoerd werd: verdere collegiale samenwerking is niet meer mogelijk en<br />
daarom moet tot beëindiging <strong>van</strong> de arbeidsovereenkomst worden overgegaan,<br />
en: naar aanleiding <strong>van</strong> de beschuldigingen is de positie <strong>van</strong> de werknemer<br />
dermate onhoudbaar geworden dat <strong>van</strong> de werkgever niet kan worden gevergd<br />
het dienstverband langer voort te zetten. In de meeste gevallen leidden de<br />
verdenking en de overige omstandigheden volgens de werkgevers tot een<br />
zodanig verlies aan vertrouwen in de werknemer, dat sprake was <strong>van</strong><br />
veranderingen in de omstandigheden op grond waar<strong>van</strong> de arbeidsovereenkomst<br />
moest worden ontbonden.<br />
Het spreekt voor zich dat bovenstaande, aan de jurisprudentie ontleende,<br />
lijst <strong>van</strong> voorbeelden <strong>van</strong> omstandigheden niet uitputtend is. Bovendien zijn<br />
geen <strong>van</strong> bovengenoemde omstandigheden op zichzelf doorslaggevend bij de<br />
beantwoording <strong>van</strong> de vraag of de sanctie noodzakelijk is ter beëindiging <strong>van</strong><br />
een ongewenste situatie. Ter illustratie kan worden verwezen naar een uitspraak<br />
<strong>van</strong> de Kantonrechter Rotterdam op een verzoek tot ontbinding, primair wegens<br />
justitiële autoriteiten toch een noodzaak kan bestaan tot het toepassen <strong>van</strong> een ordemaatregel, zoals<br />
ontbinding wegens veranderingen in de omstandigheden blijkt uit Ktr. Haarlem 23 december 1983,<br />
Prg. 1984, 2097.<br />
233 Het Hof ’s-Hertogenbscoh beoordeelde een ontslag op staande voet gebaseerd op een nog niet<br />
onherroepelijke veroordeling <strong>van</strong> de politierechter, prematuur. De werknemer werd na het ontslag op<br />
staande voet in hoger beroep door het Hof vrijgesproken. Het Hof in de arbeidsrechtelijke zaak<br />
oordeelde dat het baseren <strong>van</strong> het ontslag op een nog niet in kracht <strong>van</strong> gewijsde gegaan vonnis <strong>van</strong><br />
de politierechter voor rekening <strong>van</strong> de werkgever diende te komen en het ontslag niet kon<br />
rechtvaardigen. De werkgever had bedacht moeten zijn op een mogelijke vrijspraak in hoger beroep,<br />
terwijl het gedrag <strong>van</strong> de werknemer mede gelet op de overige omstandigheden <strong>van</strong> het geval, zaols<br />
de duur <strong>van</strong> de arbeidsovereenkomst waarin de werknemer goed had gefunctioneerd, omvoldoende<br />
was om een ontslag op staande voet te kunnen rechtvaardigen (Hof ’s-Hertogenbosch 28 februari<br />
2006, JAR 2006, 117). Zie voorts Ktr. Rotterdam 12 april 2005, JAR 2005, 128; Ktr. Bergen op<br />
Zoom 27 februari 2003, JAR 2003, 76; Ktr. Amsterdam 20 juni 1991, Prg. 1991, 3538; Ktr. Tiel 19<br />
juli 1989, Prg. 1989, 3132; Ktr. Haarlem 29 maart 1988, Prg. 1988, 2896.<br />
234 Ktr. Tiel 20 juli 1977 en Rb. Arnhem 9 juli 1978, Prg. 1980, 1424.<br />
235 Van Drongelen & Rijs 2003, p. 156-157. Aldus ook Loonstra 2003, p. 2.<br />
158