Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...
Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ... Wangedrag van werknemers - RePub - Erasmus Universiteit ...
omstandigheden moeten aanvoeren – samenhangend met, of voortvloeiend uit de verdenking, het voorarrest of de veroordeling – waaruit volgt dat de betreffende sanctie noodzakelijk is. 220 3.7.1.2 Voorbeelden van omstandigheden In de – met name lagere – jurisprudentie zijn voorbeelden te vinden van omstandigheden aan de hand waarvan kan worden vastgesteld of een sanctie noodzakelijk is. Het betreft voornamelijk omstandigheden voortvloeiend uit, of samenhangend met een strafrechtelijke verdenking, voorarrest of een veroordeling door de strafrechter. 221 Uit deze jurisprudentie blijkt dat behalve de belangen van de werkgever en zijn bedrijf, tevens de belangen van medewerknemers en derden 222 een rol kunnen spelen. Het gaat om de volgende omstandigheden: 223 morele verontwaardiging tot de juiste proporties terug te brengen. Juist vanwege de afwezigheid van enig verband van de misdragingen met de werksfeer. In dit verband kan het geboden zijn dat het administratieve orgaan een aantal gesprekken met de medewerkers voert, waarbij het de reële mogelijkheid aftast tot terugkeer van de ambtenaar. In het kader van de terugkeer van de ambtenaar is voorts van belang dat het orgaan concrete pogingen onderneemt de ambtenaar eventueel in een andere functie te plaatsen. Het belang van de betrokken ambtenaar om zijn dienstverband bij het orgaan voort te kunnen zetten moet in voldoende mate in de gemaakte afweging worden betrokken. Hoe zwaar het belang dient mee te wegen, kan onder meer afhankelijk zijn van de kansen van de ambtenaar op de arbeidsmarkt in verband met zijn leeftijd en strafrechtelijk verleden (CRvB 9 juli 1992, TAR 1992, 201; CRvB 26 maart 1992, TAR 1992, 99; CRvB 18 oktober 1990, TAR 1990, 239; Rb. ’s-Gravenhage 19 juni 1990, TAR 1990, 198). 220 Zie bijvoorbeeld Ktr. Amsterdam 1 juni 2004, JAR 2004, 208 (de kantonrechter was niet van mening dat iedere strafrechtelijke veroordeling wegens een misdrijf betekent dat de arbeidsovereenkomst moet worden beëindigd. ‘Ook in geval de werknemer een misdrijf heeft gepleegd dienen de aard en de gevolgen van dat misdrijf te worden afgewogen tegen het belang van de werknemer bij voortzetting van de arbeidsovereenkomst. Indien het echter gaat om een ernstig misdrijf of het misdrijf samenhangt met de arbeidsovereenkomst dan wel ernstig doet twijfelen aan het vertrouwen dat de werkgever gelet op de aard van de werkzaamheden en de omstandigheden waarin deze moeten worden uitgevoerd in de werknemer moet kunnen stellen, zal een afweging al snel ten nadele van de werknemer uitvallen’. De kantonrechter was van mening dat de strafrechtelijke veroordeling onvoldoende reden was voor een ontbinding wegens dringende reden, maar ging, bij gebrek aan verzet tegen de ontbinding door de werknemer, wel over tot ontbinding wegens gewijzigde omstandigheden). Vgl. de rechtspraak van de Hoge Raad inzake het ontslag op staande voet van een zieke werknemer, gegrond op schending van de controlevoorschriften bij ziekte: de enkele weigering van een werknemer de door de werkgever vastgestelde redelijke voorschriften omtrent controle bij ziekteverzuim na te leven, levert niet een dringende reden in de zin van art. 7:677 lid 1 BW op, doch daarvan kan bij de aanwezigheid van bijkomende feiten en omstandigheden wel sprake zijn (HR 8 oktober 2004, JIN 2004, 52, Vixia/Gerrits, met noot van C.J. Loonstra en de conclusie van A-G Verkade bij HR 24 december 2004, JAR 2005, 50, L’Kadi/AH). Zie ook hoofdstuk 34 (‘Ontslag en werknemer in detentie’) van de ‘Beleidsregels Ontslagtaak CWI’, oktober 2005 en Loonstra, Koevoets & Zondag 2003, p. 185 e.v. 221 Zie ook hoofdstuk 34 ‘Ontslag en werknemer in detentie’ van de ‘Beleidsregels Ontslagtaak CWI’, oktober 2005, en Loonstra, Koevoets & Zondag 2003, p. 206. 222 Bij derden kan bijvoorbeeld worden gedacht aan ouders van minderjarige patiëntjes in een ziekenhuis, waarin een van de medewerksters wordt verdacht van betrokkenheid bij het overlijden van een aantal andere patiëntjes (zie bijvoorbeeld Ktr. ’s-Gravenhage 8 november 2001, JAR 2002, 50). 223 Zie ook Ambagtsheer 1997 en Jansen 1998, die een aantal van deze omstandigheden bespreken aan de hand van lagere jurisprudentie. 156
- De aanwezigheid van een relatie tussen de aard van het wangedrag waarvan de werknemer wordt verdacht, vervolgd of waarvoor hij is veroordeeld, en de aard van de werkzaamheden; 224 - het wangedrag betreft ‘emotionele reacties in affectieve relaties’ en de handelingen kunnen geenszins de conclusie wettigen dat de werknemer licht tot misdrijf is geneigd; 225 - de plaats van het wangedrag: op het werk of in de privé-sfeer; 226 - de reacties of gevoelens bij collega’s; 227 - het betreft een incident, het wangedrag moet worden beschouwd als een eenmalige gebeurtenis; 228 - de aantasting van de goede naam van het bedrijf naar aanleiding van de verdenking of veroordeling; 229 - de persoonlijke omstandigheden en gevolgen van de sanctie voor de werknemer, zoals zijn staat van dienst, de (resterende) duur van de arbeidsovereenkomst, zijn leeftijd, kansen op de arbeidsmarkt en de financiële gevolgen van het ontslag; 230 - de werknemer heeft weinig met de werkgever en zijn collega’s te maken. Dit is bijvoorbeeld het geval indien de werknemer wegens arbeidsongeschiktheid geen werkzaamheden meer verricht en ten gevolge daarvan alleen nog sprake is van een ‘papieren dienstverband’. Een ander voorbeeld is de situatie waarin de werknemer op een afgelegen plek en volkomen geïsoleerd zijn werk verricht; 231 - de onschuldpresumptie: er is nog geen (onherroepelijke) veroordeling door de strafrechter en de werknemer dient daarom (vooralsnog) voor onschuldig te worden gehouden. 232 Hierbij kan 224 Ktr. Eindhoven 24 november 2003, JAR 2004, 6; Ktr. Zaandam 3 juli 2001, Prg. 2001, 5720; Ktr. Haarlem 26 november 1999, Prg. 2000, 5391; Ktr. Utrecht 25 november 1997, JAR 1998, 24; Ktr. Harderwijk 17 juli 1996, Prg. 1996, 4622; Rb. Haarlem 9 augustus 1994, JAR 1994, 193; Ktr. Rotterdam 23 september 1991, Prg. 1991, 3554; Ktr. Harderwijk 30 juli 1987, Prg. 1987, 2767. 225 Rb. Middelburg 1 februari 1987, Prg. 1988, 2844. 226 Ktr. Breda 6 en 10 juli 1997, Prg. 1997, 4814; Ktr. Harderwijk 17 juli 1996, Prg. 1996, 4622; Rb. Middelburg 1 februari 1987, Prg. 1988, 2844 (‘Dringende redenen tot ontslag moeten gelegen zijn in de verhouding tussen werkgever en werknemer’); Ktr. Harderwijk 30 juli 1987, Prg. 1987, 2767. 227 Ktr. ’s-Gravenhage 8 november 2001, JAR 2002, 50; Ktr. Rotterdam 7 maart 1994, Prg. 1994, 4077; Ktr. Alkmaar 16 juni 1989, Prg. 1989, 3172; Ktr. Nijmegen 18 december 1998, Prg. 1999, 5133. 228 Ktr. Lelystad 17 juli 2002, JAR 2002, 194. 229 Ktr. Nijmegen 18 december 1998, Prg. 1999, 5133. 230 Ktr. Haarlem 7 juli 2005, LJN AU0195; Ktr. Lelystad 17 juli 2002, JAR 2002, 194; Ktr. Amsterdam 10 februari 1997, Prg. 1997, 4765; Rb. Haarlem 9 augustus 1994, JAR 1994, 193; Ktr. Enschede 11 oktober 1993, Prg. 1993, 3991; Ktr. Haarlem 29 maart 1988, Prg. 1988, 2896; Ktr. Haarlem 23 december 1983, Prg. 1984, 2097. 231 Ktr. Enschede 11 oktober 1993, Prg. 1993, 3991; Ktr. Rotterdam 7 maart 1994, Prg. 1994, 4077; Ktr. Amsterdam 10 februari 1997, Prg. 1997, 4765. 232 Ktr. Bergen op Zoom 10 november 2003, Prg. 2004, 6163; Ktr. Utrecht 25 november 1997, JAR 1998, 24; Ktr. Breda 6 en 10 juli 1997, Prg. 1997, 4814; Ktr. Utrecht 28 december 1994, Prg. 1995, 4260; Ktr. Rotterdam 3 mei 1988, Prg. 1990, 3194. Dat ondanks de buitenvervolging stelling door de 157
- Page 121 and 122: het hiernavolgende wordt bezien wel
- Page 123 and 124: Het tweede kenmerk doet de vraag ri
- Page 125 and 126: opgelegd bij een bewezenverklaring
- Page 127 and 128: De tegenstellingen tussen de absolu
- Page 129 and 130: 3.4 Vergelijking van arbeidsrechtel
- Page 131 and 132: sanctie noodzakelijk is ter beëind
- Page 133 and 134: ontslag op staande voet heeft niet
- Page 135 and 136: 3.4.2.3 Ontbinding wegens een dring
- Page 137 and 138: 3.4.2.5 Ontbinding wegens wanpresta
- Page 139 and 140: Kortom, het ontslag moet noodzakeli
- Page 141 and 142: 3.5.1.1 Ne bis in idem Het ‘ne bi
- Page 143 and 144: het Nederlandse strafrecht in het M
- Page 145 and 146: ‘geen straf zonder schuld’ zou
- Page 147 and 148: werkgever jegens de werknemer verge
- Page 149 and 150: gevangenisstraf voor een persoon al
- Page 151 and 152: groot belang voor de rechtsbescherm
- Page 153 and 154: Vooropgesteld kan worden dat toepas
- Page 155 and 156: hetzelfde feit, maar het betreft ve
- Page 157 and 158: dat de voor de werknemer nadelige g
- Page 159 and 160: wangedrag en de aard van de functie
- Page 161 and 162: gematigde doorwerking van het ‘ne
- Page 163 and 164: Dit is een logische gevolgtrekking
- Page 165 and 166: gebaseerde ontbinding van de arbeid
- Page 167 and 168: werking van het rechtsbeginsel van
- Page 169 and 170: aanleiding van een strafrechtelijke
- Page 171: ook indien de verdenking alleen bij
- Page 175 and 176: een dringende reden 236 en subsidia
- Page 177 and 178: (met name bij kortdurende) detentie
- Page 179 and 180: wordt de toestemming voor opzegging
- Page 181 and 182: van extra zware eisen aan het schul
- Page 183 and 184: wordt beoordeeld. Deze overige omst
- Page 185 and 186: inkomen, worden gecompenseerd. 266
- Page 187 and 188: Het is de vraag of de toekenning va
- Page 189 and 190: arbeidsrecht centraal heb gesteld,
- Page 191 and 192: en terug- en invordering sociale ze
- Page 193 and 194: In latere regelgeving die tot stand
- Page 195 and 196: oogpunt van rechtsbescherming aan s
- Page 197 and 198: verschijnsel sanctiesamenloop. De
- Page 199 and 200: sanctierecht. Daar kunnen burgers a
- Page 201 and 202: 3.10 Samenvatting en conclusie In d
- Page 203 and 204: gehouden met voor hetzelfde feit re
- Page 205 and 206: 4. De legitimatie van straffen door
- Page 207 and 208: gezagsverhouding uitdrukkelijk naar
- Page 209 and 210: 4.3 Intermezzo: verplichte regelgev
- Page 211 and 212: programma. Op die manier wordt gega
- Page 213 and 214: voor de procedure bij het opleggen
- Page 215 and 216: werknemer kon binnen 15 dagen na da
- Page 217 and 218: echtspraak kunnen disciplinaire str
- Page 219 and 220: gegeven voor het weglaten van de zi
- Page 221 and 222: en verplichtingen van partijen cont
omstandigheden moeten aanvoeren – samenhangend met, of voortvloeiend uit<br />
de verdenking, het voorarrest of de veroordeling – waaruit volgt dat de<br />
betreffende sanctie noodzakelijk is. 220<br />
3.7.1.2 Voorbeelden <strong>van</strong> omstandigheden<br />
In de – met name lagere – jurisprudentie zijn voorbeelden te vinden <strong>van</strong><br />
omstandigheden aan de hand waar<strong>van</strong> kan worden vastgesteld of een sanctie<br />
noodzakelijk is. Het betreft voornamelijk omstandigheden voortvloeiend uit, of<br />
samenhangend met een strafrechtelijke verdenking, voorarrest of een veroordeling<br />
door de strafrechter. 221 Uit deze jurisprudentie blijkt dat behalve de<br />
belangen <strong>van</strong> de werkgever en zijn bedrijf, tevens de belangen <strong>van</strong><br />
mede<strong>werknemers</strong> en derden 222 een rol kunnen spelen. Het gaat om de volgende<br />
omstandigheden: 223<br />
morele verontwaardiging tot de juiste proporties terug te brengen. Juist <strong>van</strong>wege de afwezigheid <strong>van</strong><br />
enig verband <strong>van</strong> de misdragingen met de werksfeer. In dit verband kan het geboden zijn dat het<br />
administratieve orgaan een aantal gesprekken met de medewerkers voert, waarbij het de reële<br />
mogelijkheid aftast tot terugkeer <strong>van</strong> de ambtenaar. In het kader <strong>van</strong> de terugkeer <strong>van</strong> de ambtenaar is<br />
voorts <strong>van</strong> belang dat het orgaan concrete pogingen onderneemt de ambtenaar eventueel in een<br />
andere functie te plaatsen. Het belang <strong>van</strong> de betrokken ambtenaar om zijn dienstverband bij het<br />
orgaan voort te kunnen zetten moet in voldoende mate in de gemaakte afweging worden betrokken.<br />
Hoe zwaar het belang dient mee te wegen, kan onder meer afhankelijk zijn <strong>van</strong> de kansen <strong>van</strong> de<br />
ambtenaar op de arbeidsmarkt in verband met zijn leeftijd en strafrechtelijk verleden (CRvB 9 juli<br />
1992, TAR 1992, 201; CRvB 26 maart 1992, TAR 1992, 99; CRvB 18 oktober 1990, TAR 1990, 239;<br />
Rb. ’s-Gravenhage 19 juni 1990, TAR 1990, 198).<br />
220<br />
Zie bijvoorbeeld Ktr. Amsterdam 1 juni 2004, JAR 2004, 208 (de kantonrechter was niet <strong>van</strong> mening<br />
dat iedere strafrechtelijke veroordeling wegens een misdrijf betekent dat de arbeidsovereenkomst<br />
moet worden beëindigd. ‘Ook in geval de werknemer een misdrijf heeft gepleegd dienen de aard en<br />
de gevolgen <strong>van</strong> dat misdrijf te worden afgewogen tegen het belang <strong>van</strong> de werknemer bij<br />
voortzetting <strong>van</strong> de arbeidsovereenkomst. Indien het echter gaat om een ernstig misdrijf of het<br />
misdrijf samenhangt met de arbeidsovereenkomst dan wel ernstig doet twijfelen aan het vertrouwen<br />
dat de werkgever gelet op de aard <strong>van</strong> de werkzaamheden en de omstandigheden waarin deze moeten<br />
worden uitgevoerd in de werknemer moet kunnen stellen, zal een afweging al snel ten nadele <strong>van</strong> de<br />
werknemer uitvallen’. De kantonrechter was <strong>van</strong> mening dat de strafrechtelijke veroordeling<br />
onvoldoende reden was voor een ontbinding wegens dringende reden, maar ging, bij gebrek aan<br />
verzet tegen de ontbinding door de werknemer, wel over tot ontbinding wegens gewijzigde<br />
omstandigheden). Vgl. de rechtspraak <strong>van</strong> de Hoge Raad inzake het ontslag op staande voet <strong>van</strong> een<br />
zieke werknemer, gegrond op schending <strong>van</strong> de controlevoorschriften bij ziekte: de enkele weigering<br />
<strong>van</strong> een werknemer de door de werkgever vastgestelde redelijke voorschriften omtrent controle bij<br />
ziekteverzuim na te leven, levert niet een dringende reden in de zin <strong>van</strong> art. 7:677 lid 1 BW op, doch<br />
daar<strong>van</strong> kan bij de aanwezigheid <strong>van</strong> bijkomende feiten en omstandigheden wel sprake zijn (HR 8<br />
oktober 2004, JIN 2004, 52, Vixia/Gerrits, met noot <strong>van</strong> C.J. Loonstra en de conclusie <strong>van</strong> A-G<br />
Verkade bij HR 24 december 2004, JAR 2005, 50, L’Kadi/AH). Zie ook hoofdstuk 34 (‘Ontslag en<br />
werknemer in detentie’) <strong>van</strong> de ‘Beleidsregels Ontslagtaak CWI’, oktober 2005 en Loonstra,<br />
Koevoets & Zondag 2003, p. 185 e.v.<br />
221<br />
Zie ook hoofdstuk 34 ‘Ontslag en werknemer in detentie’ <strong>van</strong> de ‘Beleidsregels Ontslagtaak CWI’,<br />
oktober 2005, en Loonstra, Koevoets & Zondag 2003, p. 206.<br />
222<br />
Bij derden kan bijvoorbeeld worden gedacht aan ouders <strong>van</strong> minderjarige patiëntjes in een<br />
ziekenhuis, waarin een <strong>van</strong> de medewerksters wordt verdacht <strong>van</strong> betrokkenheid bij het overlijden<br />
<strong>van</strong> een aantal andere patiëntjes (zie bijvoorbeeld Ktr. ’s-Gravenhage 8 november 2001, JAR 2002,<br />
50).<br />
223<br />
Zie ook Ambagtsheer 1997 en Jansen 1998, die een aantal <strong>van</strong> deze omstandigheden bespreken aan<br />
de hand <strong>van</strong> lagere jurisprudentie.<br />
156