Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>CÊMTTJALt</strong> <strong>VÉlJgrtlGttJG</strong> <strong>VOOU</strong> <strong>SCHOOL</strong>-
Kweekt<br />
zelf<br />
groente<br />
in tijd en van nood<br />
Eenvoudige handleiding<br />
samengesteld in opdracht<br />
van de<br />
Centrale Vereniging<br />
voor Schoolwerktuinen.<br />
4e druk<br />
Uitgegeven in 1941 door<br />
N.V. Uitgevers-Mij „Kosmos" - Amsterdam
INLEIDING.<br />
Voedselschaarste ! Duurte van levensmiddelen ! Distributie<br />
! Het zijn klanken, die wij thans dagelijks horen; het<br />
zijn feiten, die ons bij iedere maaltijd weer de tijden van<br />
nood doen beseffen.<br />
Hoe kunnen wij zelf een deel van deze nood keren ? Door<br />
de groenten, een belangrijk onderdeel van onze voeding,<br />
zelf te kweken. Maar hoe ?<br />
Ons bestuur begreep, dat deze vraag zou rijzen en heeft<br />
daarom een eenvoudig werkje doen verschijnen : goedkoop,<br />
kort, geschikt voor den beginner en behandelende alleen de<br />
voornaamste groentesoorten.<br />
Ir. G. W. v. d. Helm, Rijkstuinbouwconsulent te Amstelveen,<br />
was zo vriendelijk ons de voorlichting te geven, terwijl<br />
we zo gelukkig waren het bekende uitgeversbedrijf „Kosmos"<br />
te Amsterdam bereid te vinden het boekje uit te geven.<br />
Wij zijn voor deze medewerking zeer dankbaar.<br />
Ons bestuur hoopt, dat dit boekje velen steun zal geven bij<br />
het bewerken van hun lapje grond. Doch als bestuur van de<br />
Centrale Vereniging voor Schoolwerktuinen zijn we verplicht<br />
er op te wijzen, dat er een betere weg is : Richt allerwege<br />
schoolwerktuinen op. Daar zal de jeugd onder goede,<br />
vakkundige leiding vertrouwd raken met de natuur en het<br />
kind, ouder geworden, zullen de handen niet verkeerd staan<br />
en het zal zelf kunnen aanpakken en zekerheid hebben ook<br />
te oogsten.<br />
Ten slotte nog een wens : vergeet naast de proza van de<br />
groentetuin niet helemaal de poëzie : kweek op een verloren<br />
hoekje een paar bloemen : een opvrolijking van deze vrienden<br />
hebben we nodig.<br />
Het dagel. bestuur van de Centrale<br />
Januari 1941. Vereniging voor Schoolwerktuinen<br />
J. R. KONING, Voorzitter<br />
W. B. NoTEBOOM, Secr.-Penn.<br />
Olympiaplein 71, Amsterdam-Z.
P A K A A N !<br />
Elk stukje grond, waar voldoende zon, licht en lucht<br />
kan doordringen, behoort in deze tijd aangewend te worden<br />
om mede te dienen aan voorziening in de volksvoeding.<br />
Maar is men daarvan overtuigd, dan behoort men ook enige<br />
kennis te bezitten om met veel vrucht voor zijn gezin<br />
groenten en (of) aardappelen en fruit te kunnen telen.<br />
Daarom is het juist nu zo toe te juichen, dat de Centrale<br />
Vereniging voor Schoolwerktuinen het initiatief nam om<br />
den Heer Ir. G. W. v. d. Helm, Rijkstuinbouwconsulent te<br />
Amstelveen, een boekje te doen samenstellen voor hen, die<br />
over een hoekje grond beschikken om daar als leek met<br />
succes groenten voor eigen gebruik te kweken. De Uitgevers-Mij<br />
„Kosmos" zorgt voor een eenvoudige aankleding,<br />
een duidelijke druk en een prijs, welke voor niemand een<br />
bezwaar zal zijn. Wij beschouwen dit als een uitkomst voor<br />
de oorlogstuinders ; het zal ten goede komen aan de voedselvoorziening.<br />
T J. VROEGOP<br />
Louwmaand 41. Voorzitter Algemeen Verbond van<br />
Volkstuinverenigingen in Nederland.
INHOUD.<br />
Grondsoorten en grondbewerking 5<br />
Grondsoorten 5<br />
Grondbewerking 5<br />
Andere werkzaamheden 6<br />
Gereedschappen 5<br />
Beschutting 7<br />
Bemesting 7<br />
Enkele combinatie- en volgteelten 9<br />
GROENTEN 10<br />
Aardappelen 10<br />
Peen 10<br />
Kroten 11<br />
Radijs 12<br />
Meirapen of witte knolletjes 12<br />
Prei 13<br />
Uien 13<br />
Erwten 14<br />
Bonen 16<br />
Tuinbonen 17<br />
Bloemkool 18<br />
Rode kool 19<br />
Witte kool 19<br />
Savoije kool 19<br />
Spruitkool 20<br />
Boerenkool 20<br />
Andijvie 20<br />
Kropsla 21<br />
Snij sla of dunsel 22<br />
Veldsla 22<br />
Spinazie 22<br />
Raapstelen 23<br />
Bewaring van enkele wintergewassen 23<br />
Rode biet 23<br />
Peen 24<br />
Rode, witte en gele savoye kool 24<br />
Droge bonen 24<br />
Andijvie 24<br />
4
GRONDSOORTEN EN GRONDBEWERKING.<br />
Grondsoorten.<br />
De voornaamste grondsoorten zijn :<br />
Zandgrond, veengrond en kleigrond. Hierop kunnen ook<br />
groenten gekweekt worden.<br />
Zandgrond heeft tot voordeel, dat het water spoedig<br />
wegzakt. Hierdoor kan de grond vlugger warm worden.<br />
Deze grondsoort heeft echter niet het vermogen, warmte<br />
vast te houden. Het bewerken is zeer gemakkelijk. Bijna<br />
alle groentegewassen kunnen met succes op zandgrond<br />
worden geteeld.<br />
Veengrond heeft door het hoge humusgehalte het vermogen<br />
veel vocht vast te houden. Daar de grond zwart is, blijft zij<br />
ook langer warm ; de warmte wordt n.1. door de grond geabsorbeerd.<br />
Deze grond leent zich uitstekend voor blad- en vruchtgroenten.<br />
Diep wortelende gewassen groeien niet zo goed.<br />
De bewerking is gemakkelijk. Wel moet er voor gezorgd<br />
worden, dat het overtollige vocht afgevoerd kan worden,<br />
door middel van greppels of draineerkokers.<br />
Kleigrond sluit dicht in elkaar, vandaar dat deze minder<br />
gemakkelijk te bewerken is. Ook blijft de grond langer koud<br />
door de grote watercapaciteit. Niet alle groentegewassen<br />
kunnen met goed succes op deze grond geteeld worden. Om<br />
de structuur te verbeteren verdient het aanbeveling organische<br />
meststoffen te gebruiken.<br />
Grondbewerking.<br />
Er zijn verschillende manieren van grondbewerking. De<br />
meest gebruikelijke in de tuin zijn spitten, harken en<br />
schoffelen.<br />
Het spitten heeft plaats om mest onder te werken en<br />
om het binnendringen van lucht en warmte te bevorderen.<br />
De aangebrachte organische meststoffen kunnen beter verteren<br />
en sommige kunstmeststoffen worden beter omgezet.<br />
Voorts wordt de wortelvorming van de gewassen erdoor<br />
bevorderd en blijft het vochtgehalte van de grond beter<br />
op peil.<br />
Het harken geschiedt om de grond gelijk en de kluiten<br />
5
Waar het moeilijk is over organische mest te beschikken,<br />
kan deze heel goed door kunstmest vervangen worden. Hierbij<br />
maakt men onderscheid tussen enkelvoudige en samengestelde<br />
meststoffen. Onder de enkelvoudige kunstmeststoffen verstaat<br />
men die, waarin maar één voedingsbestanddeel aanwezig<br />
is, b.v. zwavelzure ammoniak, chilisalpeter, superfosfaat<br />
en patentkali.<br />
Door het mengen van enkelvoudige meststoffen krijgt men<br />
een samengestelde kunstmeststof. Hierin zijn dan de drie<br />
voedingsstoffen, n.1. stikstof, fosfor en kali aanwezig. Daarnaast<br />
hebben de meer geconcentreerde meststoffen in korrelvorm<br />
een nog grotere bekendheid. Men kent daarvan verschillende<br />
verhoudingen, b.v. 12-10-18, 10-12-15, 15-10-20,<br />
6-1S-30, 5-20-30, 10-24-24 enz. Steeds wordt hierbij met<br />
het eerste getal het percentage stikstof, met het tweede getal<br />
het percentage fosforzuur en met het derde getal het percentage<br />
kali bedoeld.<br />
De meest eenvoudige manier bij het gebruik van kunstmeststoffen,<br />
die bovendien eventuele fouten zoveel mogelijk<br />
uitsluit, is wel het aanwenden van deze korrelmest. Een<br />
hoeveelheid van 7 a 10 kg. per are van de verhouding 12-10-18<br />
of 15-10-20 is voor de groentetuinen het meest aan te bevelen.<br />
Deze kunnen ongeveer 14 dagen voor het uitzaaien of<br />
planten door de grond gewerkt worden. Bij sterk groeiende<br />
groentegewassen kunnen deze ook in een aanmerkelijk<br />
geringere hoeveelheid als bemesting aangewend worden.<br />
8
ENKELE COMBINATIE- EN VOLGTEELTEN.<br />
Januari.<br />
Spinazie zaaien. Na de spinazie sla planten en na de sla<br />
andijvie poten.<br />
Februari.<br />
Sla planten, na de sla peen zaaien, na de peen andijvie<br />
planten. Radijs zaaien, waarna sla wordt gepoot, gevolgd<br />
door late peen.<br />
Eind Februari.<br />
Sla poten, na de sla andijvie en als deze halfwas is<br />
selderij of peterselie er doorheen planten.<br />
Spinazie zaaien, waar doorheen bloemkool poten. Na<br />
de bloemkool andijvie planten en daar doorheen prei.<br />
Maart.<br />
Raapstelen zaaien, waarna in het laatst van Mei stokbonen<br />
worden gepoot.<br />
Peen zaaien, gevolgd door late bloemkool.<br />
Spinazie zaaien, hierna stambonen, waar doorheen<br />
boerenkool gepoot wordt.<br />
Begin Maart.<br />
Bloemkool poten, na de bloemkool andijvie poten. Bij<br />
deze andijvie de rijen 30 cm. van elkaar en daar doorheen,<br />
als de andijvie half was is, prei planten.<br />
Sla poten en na de sla koolsoorten, zoals groene Savoije<br />
en witte kool planten.<br />
Tuinbonen planten, waartussen twee rijtjes sla, na de<br />
tuinbonen late stamprincessebonen.<br />
Vroege aardappelen, gevolgd door stambonen, waar<br />
doorheen boerenkool.<br />
Half Maart.<br />
Peen zaaien, na de peen sla poten en na de sla boerenkool<br />
planten.<br />
Begin April.<br />
Peen zaaien, waarna late bloemkool wordt gepoot.<br />
Half April.<br />
Vroege aardappelen poten en na de aardappelen late<br />
peen zaaien.<br />
Rijserwten, waartussen spinazie, peen of sla. Na de<br />
erwten andijvie planten.<br />
9
GROENTEN.<br />
Aardappelen.<br />
De tijd voor het poten van vroege aardappelen is omstreeks<br />
half April. De afstand is ongeveer 40 cm. in het vierkant.<br />
Voor 10 m 2<br />
grond heeft men 2 kg. pootaardappelen nodig.<br />
Als vroege soorten zijn de Eerstelingen, de Muizen en de<br />
Vroege Eigenheimers bekend.<br />
De latere soorten worden ook in April gepoot. De onderlinge<br />
afstand hiervan is echter groter. De rijen komen 60 cm.<br />
van elkaar en de afstand op de rij 45 cm. Voor 10 m 2<br />
grond<br />
is hier minder pootgoed, n.1. 1J4 kg. nodig.<br />
Goede late soorten zijn Bonte Eigenheimers, Zeeuwse<br />
Blauwe, de Rode Star, Bevelander en Bintje.<br />
De werkzaamheden bij aardappelen bepalen zich in<br />
hoofdzaak tot het schoonhouden van het land. Wel is het<br />
gewenst, aan te aarden, zodra de aardappelen er goed uitstaan,<br />
vooral op land, dat zeer los is. Hierdoor voorkomt men<br />
het groenworden van de aardappelen, die tijdens de groei<br />
boven de grond zouden uitkomen.<br />
Na vroege aardappelen kan nog een nateelt van late bloemkool<br />
of peen plaats vinden.<br />
Peen.<br />
Met het zaaien van peen kan begin Maart begonnen worden.<br />
Voor het zaaien van peen op volveld kan gebruikt worden<br />
zgn. ongewreven zaad. Het soort, dat moet gebruikt worden,<br />
is de Amsterdamse Bak. Per 10 m 2<br />
is 12 a 15 gram zaad<br />
nodig. De werkzaamheden bestaan in hoofdzaak uit het<br />
onkruidvrij houden en zo nodig wat uitdunnen.<br />
Peen kan tot half Juli gezaaid worden. Dit is ook de<br />
tijd, dat de late peen, de zgn. breek- ofwaspeen wordt gezaaid.<br />
Op schraal land, waar de bovengrond spoedig droog en<br />
scherp wordt, is het gewenst wat meer zaad te gebruiken.<br />
Peen vraagt een grond, die vochthoudend en goed los is.<br />
Het aanwenden van verse rotte mest moet afgeraden<br />
worden, om aantasting door de wortelvlieg, waarvan de<br />
made de peen wormstekig of pierig maakt, te voorkomen.<br />
Kunstmeststoffen zijn daarom beter, van de samengestelde<br />
vooral die met een hoog kaligehalte.<br />
10
Naast deze kleine peen kennen we ook nog de winterpeen,<br />
de grote grove. De soorten, die hiervoor in aanmerking<br />
komen, zijn : de Berlicummer en de Nijmeegse Lange.<br />
Omdat deze wortel zich sterk ontwikkelt, moet veel<br />
ruimer worden gezaaid. Hiervoor heeft men voor 10 m 2<br />
ongeveer 10 gram zaad nodig. De zaaitijd valt in de laatste<br />
week van April of in begin Mei.<br />
Peen is ook een van de gewassen, die zich goed laat bewaren.<br />
Zij is voorts goed met andere gewassen te combineren.<br />
Kroten.<br />
Deze worden ook wel rode bieten genoemd. Er wordt<br />
een onderscheid gemaakt tussen de langwerpige en de<br />
ronde soorten.<br />
De zaaitijd hangt geheel af van de tijd, waarop men wil<br />
oogsten. De eerste zaaiing kan omstreeks het laatst van April<br />
plaats hebben. Ongeveer half Augustus kunnen de in April<br />
gezaaide kroten geoogst worden. In Mei wordt gezaaid om<br />
in het laatst van September, begin October te oogsten.<br />
Het zaaien kan het beste geschieden op rijen ± 20 cm.<br />
van elkaar. De afstand op de rijen moet 12 a 15 cm. bedragen.<br />
Daar het zaadje, dat in den grond komt, drie plantjes<br />
geeft, is het nodig, dat er later twee bij weggehaald worden.<br />
Dit noemt men dunnen. De bedoeling is tevens, om de<br />
plantjes, die moeten blijven staan, voldoende ruimte te<br />
geven, zodat de wortel, waar het om te doen is, zich goed<br />
kan ontwikkelen. De plantjes, die men er bij weghaalt,<br />
kunnen nog zeer goed gebruikt worden om elders uit te<br />
planten, mits men er maar voor zorgt, dat de penwortel<br />
niet beschadigd wordt. Bij het planten moet men er bovendien<br />
op letten, dat de wortel goed wordt aangedrukt.<br />
Per 10 m 2<br />
is 10 gram zaad nodig.<br />
Goede soorten zijn de Non plus Ultra, langwerpig, de<br />
Noord-Hollandse Bleekblad, ook langwerpig en de Egyptische<br />
Bolronde. De eerste is heel goed om te bewaren,<br />
terwijl de laatste juist een zomerkroot is.<br />
Voor de langwerpige soorten moet de grond vooraf diep<br />
losgemaakt zijn. Wanneer te verse en onverteerde mest in<br />
de grond zit, worden de kroten harig en zijn ze niet zo<br />
smakelijk.<br />
11
Radijs.<br />
Deze groente kan vroeg in het voorjaar gezaaid worden.<br />
Omstreeks half Februari kan men er op een enigszins beschutte<br />
plaats, b.v. achter een heining of achter een haagje<br />
reeds mee beginnen. Het zaaien geschiedt volveld of op<br />
rijtjes. Wordt op rijtjes gezaaid, dan is de onderlinge afstand<br />
der rijen 10 a 12 cm.<br />
Er zijn vele radijssoorten bekend. Er is daarbij verschil<br />
tussen vorm en kleur. Zoo heeft men rode en witte ronde,<br />
ook rode met een witte punt. Het soort, dat de laatste jaren<br />
veel gekweekt wordt, is de halflange, scharlakenrode witpunt.<br />
Deze is niet rond, maar langwerpig van model.<br />
In het voorjaar kan opeenvolgend gezaaid worden tot half<br />
April. In de zomermaanden wordt gewoonlijk geen radijs<br />
gezaaid, omdat deze dan spoedig te groot en te voos wordt<br />
In het begi n van de maand Augustus kan weer met succes<br />
gezaaid worden. Later dan Augustus zaaien heeft geen<br />
zin meer, omdat de knolletjes dan niet goed meer tot hun<br />
recht komen. Bij het kopen van het zaad moet er op gelet<br />
worden, dat het zaad inderdaad voor vollegrondteelt is.<br />
De hoeveelheid zaad, nodig voor breedwerpig zaaien, is<br />
van de ronde soorten ongeveer 1 ons per 10 m 2<br />
. Voor halflange<br />
soorten is 75 gram per 10 m 2<br />
voldoende. Wordt op<br />
rijtjes gezaaid, dan kan de hoeveelheid zaad respectievelijk<br />
verminderd worden tot 75 en 50 gram voor deze oppervlakte.<br />
De eisen, die dit gewas aan de voeding stelt, zijn zeer<br />
gering. Er moet vooral niet te veel stikstof gegeven worden,<br />
omdat anders veel blad, maar weinig knol gevormd wordt.<br />
Radijs is ook een groente, die zich goed leent om met<br />
andere gewassen gecombineerd te worden.<br />
Meirapen of witte knolletjes.<br />
Deze kan men reeds vroeg in het voorjaar zaaien. De<br />
zaaitijd is half Maart. Het beste kan dit zaaien op rij gebeuren.<br />
De hoeveelheid zaad, nodig voor 10 m 2<br />
is 25 gram. De afstand<br />
van de rijen is 25 cm. en op de rij moeten de planten tot een<br />
afstand van ongeveer 10 a 12 cm. uitgedund worden. Als<br />
soort worden de Witte Meiraapjes gebruikt. Ook kan nog<br />
met succes half Augustus gezaaid worden. Van dit zaaisel<br />
kan dan ongeveer in het laatst van October geoogst worden.<br />
12
Prei.<br />
Ook hier maken we onderscheid tussen zomer- en winterprei.<br />
De winterprei wordt echter het meest geteeld. Deze<br />
wordt de gehele winter door, als de grond het toelaat, geoogst.<br />
Vooral op leeggekomen land, waar vroege gewassen gestaan<br />
hebben, kan prei nog goed uitgezet worden. Ongeveer half<br />
April tot ongeveer half Mei wordt gezaaid, om later de<br />
planten uit te kunnen zetten. Op het plantenbed kunnen de<br />
planten heel dicht bij elkaar staan, daar de plant zich zeer<br />
laat ontwikkelt. Per m 2<br />
is 7 gram zaad nodig. Bij het uitpoten<br />
komen de rijen ongeveer 20 cm. van elkaar te staan en op<br />
de rij komen de planten 10 a 12 cm. van elkaar, zodat er<br />
per 10 m 2<br />
ongeveer 400 a 450 planten komen te staan. Aan<br />
7 gram zaad hebben we dan ruim voldoende. Daar van de<br />
prei juist het ondereind, dat zich in den grond bevindt,<br />
gebruikt wordt, is het zaak, dat de planten diep worden<br />
gepoot. Deze groente leent zich ook zeer goed om als tussenteelt<br />
te planten, bij verschillende andere gewassen.<br />
Goede soorten : Brabantse Winterharde en Leidse Winter.<br />
Uien.<br />
De uien kunnen we onderscheiden in drie groepen, n.1.<br />
de pootui, de zaaiui, en de inmaakui. Daarnaast kennen we<br />
ook nog de sjalot, die zeer veel met de ui overeenkomt.<br />
Pootuien.<br />
Het zaaien van deze uien heeft reeds plaats in de maand<br />
Augustus van het jaar vóór het pootjaar. Eind Augustus<br />
wordt 10 a 12 gram zaad op 1 m 2<br />
uitgezaaid. Hier blijven ze<br />
de gehele winter staan en alleen bij erg strenge vorst worden<br />
ze gedekt met een raam. Ongeveer half Maart van het<br />
volgend jaar worden ze op rijen uitgepoot. De rijafstand is<br />
30 cm. en op de rij is de afstand 15 cm. Bij het opnemen van<br />
de planten voor het uitplanten, moet getracht worden,<br />
zoveel mogelijk wortels aan de planten te laten. Omdat uien<br />
toch al een vlak wortelend wortelgestel hebben, is de kans van<br />
verdrogen groot. Van 1 m 2<br />
gezaaide planten kan men ruim<br />
10 m 2<br />
beplanten.<br />
Zaaiuien.<br />
Deze worden in het laatst van de maand Maart gezaaid op<br />
rijen of volveld. Als op rijen wordt gezaaid, is de rijafstand<br />
13
25 cm. Later worden de planten op 10 cm. op de rij uitgedund.<br />
Voor 10 m 2<br />
is 10 gram zaad nodig.<br />
Inmaakuien.<br />
Hiervan is de zaaitijd half April. Voor 10 m 2<br />
wordt ongeveer<br />
45 gram zaad gebruikt. De werkzaamheden voor deze<br />
teelten beperken zich tot het uitdunnen en schoonhouden<br />
van het land. Blijkt bij de pootuien, dat het gewas te lang<br />
blijft doorgroeien en de bolvorming niet normaal verloopt,<br />
dan is het nodig, dat het lof een kwart slag gedraaid wordt.<br />
Als pootuien zijn de Zwijndrechtse platte en ronde pootui<br />
het meest geschikt. Voor zaaiuien kan men Rijnsburger<br />
Ronde, de Bruine Zeeuwse en de Langendijker platte gele<br />
gebruiken. Voor inmaakuitjes komen de Kleine Zilverwitte,<br />
de Sint Jansui en de Fijne Witte Parel in aanmerking.<br />
Erwten.<br />
Hierbij moeten we een onderscheid maken tussen droge<br />
erwten, doperwten en peulen. Het verschil bestaat hierin,<br />
dat van eerstgenoemde alleen de rijpe zaden gebruikt worden<br />
voor de consumptie, van de tweede de onrijpe zaden en van<br />
de derde behalve de onrijpe zaden ook de scheden, waarin de<br />
zaden zich bevinden.<br />
Ook is er een verschil in de teeltwijze. Er zijn n.1. stamen<br />
rijserwten. Stamerwten kunnen we telen zonder dat<br />
enige steun wordt aangebracht, terwijl het bij rijserwten<br />
noodzakelijk is, dat ze van een of ander steunmateriaal<br />
worden voorzien, om daarlangs te kunnen opgroeien. Stamerwten<br />
worden in de regel niet hoger dan 50 a 60 cm., terwijl<br />
rijserwten een hoogte van 1.20 a 1.80 meter kunnen bereiken.<br />
Het materiaal, dat als steun gebruikt wordt, is rijshout of gaas.<br />
Stam-erwten.<br />
Droge erwtensoorten, die in aanmerking komen, zijn de<br />
Ronde Groene erwt, en de Wijker Vale. De eerste is laat,<br />
de tweede een vroeger soort. Beide zijn groen tot groengeel.<br />
Als grauwe erwten hebben we de Grauwe Capuciinpr.<br />
De zaaitijd voor deze erwten is ongeveer ifi net laatst van<br />
Maart. De rijafstand is ongeveer 50 cm., terwijl de zaden<br />
op de rij ongeveer 6 a 8 cm. van elkaar komen te liggen. Het<br />
is nodig, vooral op vochtige grond, dat het gewas enkele<br />
malen wordt gekeerd of omgegooid, zodra de vruchten zich<br />
14
hebben ontwikkeld, om het opdrogen der schede te bevorderen,<br />
en hierdoor het rotten tegen te gaan. Later, als de<br />
vruchten goed rijp zijn, wordt het gewas geoogst en als alles<br />
goed droog is, gedorst. Het stro kan nog als veevoer dienen.<br />
De teelt van stamdoperwten komt veel met die van droge<br />
erwten overeen. Het verschil bestaat alleen hierin, dat de<br />
vruchten geplukt dienen te worden. Gebruikte soorten van<br />
doperwten zijn Gele stam en Amsterdams wonder.<br />
Voor 10 m 2<br />
heeft men voor stamerwten ± 75 gr. zaad nodig.<br />
Voor peulen wordt in de regel de soort stam- of kruippeul<br />
gebruikt. De zaaitijd hiervan is omstreeks begin Maart. De<br />
hoeveelheid zaad komt met die van de stamerwt overeen.<br />
Rijs-crwten.<br />
Reeds zeer vroeg in het voorjaar kunnen de zaden in de<br />
grond gelegd worden. In het laatst van Februari wordt hiermee<br />
begonnen. De rijafstand van de rijsdoperwten en de<br />
peulen is wijder dan die van de stamerwten. Hier komen de<br />
rijen ongeveer 1 meter van elkaar te staan. Dit is de afstand<br />
voor die soorten, welke ongeveer 1.20 meter hoog zijn.<br />
Soorten, die hoger groeien, komen 1.20 a 1.40 meter van<br />
elkaar. Op de rij worden de zaden 4 a 5 cm. van elkaar gelegd,<br />
op een diepte van ongeveer 5 cm.<br />
Ook zaait men wel twee rijen kort bij elkaar ; op een<br />
afstand van 1.40 meter komen dan weer twee nieuwe rijen.<br />
Later wordt dan het rijshout tussen de twee rijen ingestoken.<br />
Dit heeft het voordeel, dat men minder rijshout nodig heeft.<br />
Wel komen de erwten op de rij dan wat verder van elkaar<br />
te staan. Zoodra de erwten 20 cm. boven de grond zijn,<br />
worden ze aangeaard, om het gewas wat meer stevigheid te<br />
geven tegen de wind en om het wortelgestel wat groter te<br />
maken. In deze aangeaarde grond ontwikkelen zich fijne<br />
worteltjes. Het kort langs de rijen werken met gereedschap,<br />
zoals schoffel e.d. is dus niet gewenst. Later is het ook nodig,<br />
een touwtje langs de erwten te spannen, om het zakken en<br />
afwaaien te voorkomen. Het zaaien van erwten kan tot half<br />
April plaats hebben.<br />
Peulensoorten zijn de Veertigdaagse, die een hoogte bereikt<br />
van ± 75 cm., de Vroege Veense, die ± 90 cm. hoog wordt.<br />
Doperwtensoorten zijn : Meidoppers, Meikoningin, Lentedoppers<br />
en de Haarsteegse. Al deze soorten bereiken een<br />
15
hoogte van 70 a 90 cm. Om de ontwikkeling der erwten te<br />
bevorderen, wordt de top op die hoogte eruit gehaald. Dit<br />
noemt men toppen.<br />
De gele en groene raspers en de Vlijmse krombek bereiken<br />
een hoogte van 1.50 m. a 1.70 m.<br />
Voor 10 m 2<br />
heeft men 60 gram zaad nodig.<br />
Bonen.<br />
Er wordt onderscheid gemaakt tussen stam- en stokbonen.<br />
Evenals bij de erwten hebben de stokbonen behoefte aan<br />
steun en kunnen de stambonen zonder steun groeien. Deze<br />
hoofdgroepen kunnen we weer onderverdelen in snijbonen<br />
en princessebonen.<br />
De tijd van het zaaien van deze groente ligt pas laat in<br />
het voorjaar en wel omstreeks het laatst van Mei.<br />
De wijze van telen is echter nogal verschillend.<br />
Stambonen.<br />
De stambonen worden gewoonlijk op rijen gezet. De<br />
rijafstand is 45 a 50 cm., terwijl op de rij de bonen 10 a 12 cm.<br />
van elkaar komen te liggen. Ook kunnen de bonen op pollen<br />
worden gekweekt. De rijafstand is dan gelijk, maar op de<br />
rij komen de pollen 25 a 30 cm. van elkaar. Bij elke pol staan<br />
dan 3 a 4 bonen. Voor 10 m 2<br />
is 60 gram zaad nodig.<br />
Goede princessebonen zijn Dubbele stamprinces, met draad,<br />
Vroege Wagenaar, en dubbele Stamprinces zonder draad.<br />
Naast deze soorten kan men ook de bruine bonen en de<br />
stamkievitsbonen telen. Deze lenen zich alleen om te drogen,<br />
dus voor het rijpe zaad en zijn niet met schede en al te eten.<br />
De stamsnijbonen worden wat verder uit elkaar gezet.<br />
Deze vragen een rijafstand van 60 cm., terwijl ze op de rij<br />
15 a 20 cm. van elkaar komen te staan. Noordster en de<br />
Breede Stamsnijboon zijn de soorten, die hiervoor het meest<br />
in aanmerking komen.<br />
Voor 10 m 2<br />
stambonen heeft men ± % ons zaad nodig.<br />
Stokbonen.<br />
Als steun voor deze bonen wordt gebruik gemaakt van essenstokken,<br />
wilgenstokken of tonkinstokken. Verder gebruikt<br />
men lang rijshout en latten, welke hiervoor zeer geschikt zijn.<br />
Worden stokken gebruikt, dan moet de lengte der stokken<br />
ongeveer 2.40 meter zijn. Een klein gedeelte wordt in de<br />
16
grond gestoken, zodat er ruim 2 meter overblijft voor de<br />
boon om er tegenop te groeien.<br />
De stokken kunnen zelfstandig geplaatst worden. De rijafstand<br />
is dan 1 meter, terwijl de stokken op de rij 40 a 50 cm.<br />
van elkaar komen. Ook de teelt op hokken komt zeer veel<br />
voor. De stokken worden dan zoo geplaatst, dat een hok van<br />
75 cm. in het vierkant gevormd wordt, terwijl de paden tussen<br />
de stokken 60 cm. breed zijn. Vier stokken worden dan<br />
boven met elkaar verbonden. Vooral op onbeschutte plaatsen<br />
is deze manier gewenst, daar de stokken dan veel steviger<br />
staan. Verder kan men de stokken boven 2 bij 2 verbinden<br />
met een dwarsstok. De afstand der stokken op de rij kan<br />
50 cm. zijn, terwijl de paden 60 cm. breed zijn. Bij elke<br />
stok worden 3a 4 princessebonen of 2 a 3 snijbonen gelegd.<br />
Voor 10 m 2<br />
grond heeft men een ons zaad nodig.<br />
Als stokprincessebonen komen in aanmerking de fijne<br />
trosprinces, de rentegever en de perfect.<br />
Voor de snijbonen kennen we de soorten Vroege Veense,<br />
Ras Verschoor, en de Brede Slagzwaard.<br />
Verder kennen we ook nog als stokboon de Rijnse spekboon.<br />
Deze komt veel met de snijboon overeen, doch is niet<br />
plat, maar rond van vorm en vlezig. Het is een zeer goede<br />
boon om in te maken, evenals de snijboon.<br />
Ook de pronkbonen met hun opvallende rode en witte<br />
bloemen zijn welbekend. De witbloeiende is ook zeer geschikt<br />
om als snijboon te eten. De stokkievitsboon is een<br />
boon, die voor de droge boon gekweekt wordt, heel lekker<br />
is en een hoge opbrengst kan geven.<br />
Spekbonen, pronkbonen en kievitsbonen zijn goed bestand<br />
tegen ruw weer. De werkzaamheden bij de stokbonen bestaan<br />
vooral in het aanbinden van de ranken. Deze moeten<br />
steeds rechts om geleid worden.<br />
Bonen vragen een goede grond. De bemesting met stikstof<br />
moet gering zijn. Kali kunnen zij heel wat verdragen.<br />
Tuinbonen.<br />
In tegenstelling met de andere bonensoorten, kan dit<br />
soort bonen vroeg in het voorjaar worden uitgeplant. Wanneer<br />
het weer het toelaat en de grondbewerking is uitgevoerd,<br />
kan reeds in het laatst van Februari tot het planten worden<br />
17
overgegaan. Vooraf zijn voor deze vroege planting de bonen<br />
onder glas getrokken, zodat hier de plantjes buiten worden<br />
gezet In het laatst van Maart kan men de bonen direct op<br />
de plaats van bestemming leggen.<br />
Zeer goed lenen deze bonen zich als afscheiding langs de<br />
paden en langs de diverse akkertjes. Ook voor de windkering<br />
van vroeg gezaaide groente kan deze teelt goede diensten<br />
bewijzen. Hiervoor worden dan twee regels vlak langs elkaar<br />
geplant, met een afstand op de rij van 10 a 12 cm. Volveld is<br />
de regelafstand 50 a 60 cm.<br />
Zodra de bonen uitgebloeid zijn worden ze getopt om een<br />
gelijkmatige groei der bonen te bevorderen en om aantasting<br />
door luizen tegen te gaan. Per 10 m 2<br />
grond hebben we<br />
gemiddeld een pond tuinbonenzaad nodig.<br />
Vroege soorten zijn Driemaal wit, Witkiem en Mazagan<br />
De laatste is een kleine boon, die speciaal bestemd is om<br />
m te maken. Een laat soort is de Leidse hanger.<br />
Bloemkool.<br />
De tijd voor het planten van vroege bloemkool in de volle<br />
grond is begin Maart tot half April. Hiervoor worden de<br />
planten vooraf opgekweekt.<br />
In het laatst van September, van het jaar er voor, wordt<br />
daartoe het zaad uitgezaaid onder platglas en wel 10 gram<br />
per 3 m 2<br />
glas. Hiervan kunnen dan circa 700 a 800 pootbare<br />
planten verwacht worden. De plantjes moeten onder platglas<br />
of in een kasje worden verspeend, zodra het harteblaadje<br />
goed zichtbaar is. Per m 2<br />
komen dan 100 plantjes te staan.<br />
In Maart worden de planten uitgepoot. De rijen voor vroege<br />
kool komen 70 cm. van elkaar, op de rij komen de planten 60 cm<br />
van elkaar te staan. Per 10 m 2<br />
komen ongeveer 25 planten.<br />
De tweede zaaiing heeft ook onder elas plaats en wel in<br />
het aatst van Januari. Deze planten worden niet verspeend<br />
en blijven dus op de zaaiplaats staan, totdat ze gepoot worden.<br />
Hiervoor wordt ruimer gezaaid en wel 10 gram onder 5 m 2<br />
glas. De planttijd voor deze planten is omstreeks April.<br />
Daarna heeft nog een derde zaaiing plaats en wel op de<br />
volle grond in het laatst van April, begin Mei. Benodigd is<br />
10 gram zaad per 3 m 2<br />
. Deze laatste planten zijn voor late<br />
bloemkool, die ongeveer half October geoogst kan worden.<br />
18
Deze worden in begin Juli geplant. De afstand van deze<br />
kool is ruimer, n.1. 75 cm. de rijen van elkaar en 75 cm. op de<br />
rij. Hiervan komen dus ongeveer 18 planten per 10 nv te staan.<br />
Voor vroege bloemkool kan gebruikt worden Vroege Veentjes,<br />
Alpha, Record, Remme, Gloria en Mechelse.<br />
Voor late kool wordt Lecerf kool en Late reuzen gebruikt.<br />
Bloemkool stelt hoge eisen aan de grond, wat de voeding<br />
en het vocht aangaat. Dikwijls bijmesten met vlug opneembare<br />
stoffen is gewenst, om goede kool te verkrijgen.<br />
Rode Kool.<br />
Om vroeg te planten wordt, evenals bij de bloemkool, in<br />
September van het voorgaande jaar gezaaid. Ook het opkweken<br />
van de planten is gelijk aan dat van bloemkool. In<br />
het laatst van Maart worden deze planten uitgezet. De rijen<br />
komen 60 cm. van elkaar en op de rij is de plantafstand 40 cm.<br />
Gewoonlijk wordt niet zo vroeg begonnen en wordt pas in<br />
het laatst van April gepoot. Dit zijn dan de planten, die in<br />
Januari gezaaid zijn. De late kool wordt ook in April gezaaid,<br />
maar deze worden vóór de langste dag, dus vóór 21 Juni<br />
uitgeplant. De plantafstand voor late kool is 75 X 60 cm.<br />
Vroege soorten rode kool zijn Vroege Utrechtse, en de<br />
Zenith. Een laat soort is de Langendijker.<br />
Witte Kool.<br />
Deze koolsoort wordt in de regel als een late kool beschouwd.<br />
Er zijn echter ook vroege soorten, o.a. de Vroege<br />
Langendijker. Het zaaien van de late soorten, zoals de Deense<br />
witte en de Brunswijker platte, heeft ongeveer half April<br />
plaats. De planten worden niet verspeend. Op 3 vierkante<br />
meter grond wordt ongeveer 10 gram zaad gezaaid om er<br />
circa 700 planten van te hebben. Deze moeten voor de langste<br />
dag zijn gepoot. De plantafstand is ruim 80 X 70 cm. Deze<br />
kool leent zich zeer goed om te bewaren.<br />
Savoije Kool.<br />
Hiervan zijn twee vroege soorten bekend, n.1. de groene<br />
Savoije en de gele Savoije kool. De zaaitijd is gelijk aan die<br />
van de voorgaande vroege koolsoorten. De planttijd voor<br />
deze soorten is ongeveer half Maart. De late soorten zijn de<br />
Bredase putjeskool en de Bloemendaalse gele.<br />
19
De pootafstand is nauwer dan bij de andere koolsoorten<br />
Een afstand van 60 X 50 cm. is voldoende voor de groene<br />
Savoije. De gele Savoije kool wordt bij een afstand van<br />
60 X 60 cm. geplant. Er komen dus 25 a 28 planten per 10 m 2<br />
.<br />
Spruitkool.<br />
Hiervan is de zaaitijd half April in de volle grond. De<br />
planten worden meestal geplant op land, waar vooraf reeds<br />
een vroeg groentegewas heeft gestaan. Gezaaid wordt 10 gram<br />
zaad op 2% m 2<br />
. De planten worden doorgeplukt, d.w.z. de<br />
grote worden eerst geplant en later plant" men de kleinere,<br />
die men heeft laten staan. Zonder tussenteelt is de plantafstand<br />
60 X 60 cm. Heeft er een tussenteelt plaats, dan is<br />
de regelafstand 75x80 cm., de afstand op de rij blijft gelijk.<br />
Als soort wordt gebruikt de Lierse, ook wel de Westlandse<br />
hoge genoemd, de Bredase Echte en de Spiraal.<br />
Boerenkool.<br />
In het laatst van April of begin Mei wordt de boerenkool<br />
gezaaid. Per 2 vierkante meter wordt tien gram zaad gebruikt,<br />
waaruit circa 900 planten komen. Ook deze planten<br />
worden enkele malen doorgeplukt.<br />
Boerenkool is een koolsoort, die winterhard is. Zij wordt<br />
meestal daar gepoot, waar reeds een teelt heeft gestaan of<br />
nog staat. Wel is het gewenst, om een goede struik kool te<br />
oogsten, dat de planten half Augustus op de plaats van bestemming<br />
staan. Als soort wordt gebruikt de halfhoge fijne<br />
krul. De plantafstand is 60 x 60 cm.<br />
Men moet er rekening mede houden, dat koolsoorten<br />
een goede grond eisen en dat het telen van kool op lichte<br />
grond en op uitgesproken veengrond in de regel niet meevalt.<br />
Vele combinaties zijn met de koolsoorten te maken. Zie<br />
hiervoor het hoofdstuk combinatieteelten.<br />
Andijvie.<br />
Het planten van deze groente in de volle grond kan niet<br />
voor Apnl-Mei plaats vinden. Een lage temperatuur kunnen<br />
deze planten niet verdragen, omdat anders de bloemstengel<br />
gevormd wordt, voordat de struik zich heeft ontwikkeld.<br />
Om vroeg te kunnen planten is het nodig, dat de planten<br />
vooraf onder glas worden opgekweekt.<br />
Per 9 m 2<br />
glas heeft men in het begin van April 10 gram<br />
20
zaad nodig. Van deze hoeveelheid zaad kan men circa 1500<br />
planten verwachten. De soorten, die het best gebruikt kunnen<br />
worden, zijn Haarlems Volhart en No. 5.<br />
Het is wenselijk, dat de planten niet ouder dan 4 a 5 weken<br />
zijn, voordat men gaat poten. De rijen van de andijvie komen<br />
30 cm. van elkaar te staan. De plantafstand op de rij is 25<br />
a 28 cm. Per 10 m 2<br />
kan men dus ± 130 planten plaatsen.<br />
Eerst in Juni is het mogelijk, andijvie in de volle grond te<br />
zaaien, wil men de minste kans hebben, dat de planten<br />
gaan schieten. Vóór Juni moet dus onder glas worden gezaaid.<br />
Wel wordt wat later in het voorjaar het glas eraf<br />
gehaald, zodra de plantjes er goed uitstaan.<br />
Het planten van andijvie in de volle grond kan met succes<br />
plaats hebben tot ongeveer half Augustus. Tot die tijd kan<br />
men nog op een goede struikvorming rekenen. De afstand voor<br />
de late andijvie is dichter dan voor de vroege. De rijen komen<br />
25 cm. van elkaar en op de rij is die afstand ook voldoende.<br />
Wil men er zeker van zijn, dat de andijvie goed geel wordt<br />
in het hart, dan kan men deze met behulp van raffia of een<br />
touwtje enkele weken van te voren dichtbinden. Dit moet<br />
met droog weer geschieden, omdat anders het hart gaat<br />
rotten. Ook kan men de andijvie op het land met een rietmat<br />
of iets anders afdekken, zodat er geen licht meer bij de<br />
planten komen kan. Dit geeft eveneens gele andijvie.<br />
Evenals sla, vraagt andijvie een goede, vochthoudende en<br />
vruchtbare grond. Te veel mest ineens veroorzaakt echter<br />
het zwart worden of randen. Groeistoornissen, b.v. als<br />
gevolg van droogte, hebben in het algemeen tot gevolg dat<br />
zich spoedig een bloemstengel ontwikkelt.<br />
Voor late andijvie kan men ook een soort fijne krul nemen,<br />
die dan evenals sla rauw en in gekookte toestand geconsumeerd<br />
kan worden. Dit soort is voor late teelt aan te bevelen, daar<br />
de bladen zachter zijn, dan van de gewone andijvie.<br />
Kropsla.<br />
Kropsla wordt gewoonlijk sla, zonder verdere aanduiding<br />
genoemd. Om deze zo vroeg mogelijk in de volle grond te<br />
kunnen planten, moet reeds het voorgaande jaar onder glas<br />
gezaaid worden en wel in de maand October.<br />
Per 10 m 2<br />
glas wordt 10 gram zaad gebruikt. Hiervan kan<br />
21
men ongeveer 2000 pootbare plantjes verwachten. Deze<br />
plantjes worden dan het volgend jaar, omstreeks het laatst<br />
van Februari, op een beschutte plaats op rijen uitgeplant.<br />
De afstand der rijtjes is 25 a 30 cm. en op de rij komen de<br />
plantjes 25 cm. van elkaar te staan. Later in de tijd, b.v. in<br />
het laatst van April kan ook volveld breedwerpig gezaaid<br />
worden. Hiervoor is nodig 1% gram zaad per 10 m*.<br />
Voor het voorjaar wordt de soort Meikoningin en voor<br />
de zomerzaaiing wordt Zwart Duits of Attractie gebruikt.<br />
Tot ongeveer de laatste week van Augustus wordt buiten<br />
gezaaid. Hiervoor gebruikt men ook weer de soort Meikoningin.<br />
Deze kan dan begin October nog geoogst worden.<br />
Sla vraagt vooral een grond, die goed vochthoudend is en<br />
waarin voldoende direct opneembare voedingsstoffen aanwezig<br />
zijn. Te veel mest ineens heeft het randen of het z.g.<br />
zwart worden tot gevolg.<br />
Snijsla of dunsel.<br />
Dit is een slasoort, die als spinazie in gekookten toestand<br />
gegeten wordt. Dit zijn verschillende jonge slaplantjes, die<br />
dicht op elkaar gezaaid worden. Voor 10 vierkante meter is<br />
ongeveer 50 gram zaad nodig. De zaaitijd is begin Maart.<br />
Veldsla.<br />
Deze wordt hoofdzakelijk laat in het najaar geteeld om de<br />
sla te vervangen. Gezaaid kan worden in September. Per<br />
10 m 2<br />
is 30 gram zaad nodig.<br />
Spinazie.<br />
Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen zomerspinazie<br />
en winterspinazie.<br />
Zomerspinazie.<br />
Omdat deze groente ook tamelijk goed tegen vorst en<br />
koud weer'bestand is, kan reeds zeer vroeg in het voorjaar<br />
met zaaien begonnen worden. Op goed beschutte plaatsen,<br />
b.v. achter heiningen of andere beschuttingen wordt in<br />
Januari gezaaid. Per 10 m 2<br />
grond is 7% ons spinaziezaad,<br />
soort Breedblad Scherpzaad-zomer, nodig.<br />
Verder in het voorjaar kan het zaaien worden herhaald<br />
tot ongeveer het laatst van April. De hoeveelheid zaad kan<br />
in dit geval teruggebracht worden op 7 ons en nog minder.<br />
Als het de bedoeling is, flinke grove bladen te oogsten, kan<br />
22
met 4 a 4% ons zaad per 10 m 2<br />
worden volstaan. De soort,<br />
in dit geval gebruikt, is Amsterdams Reuzenblad Scherpzaad.<br />
In de zomermaanden wordt ook spinazie gezaaid. Hiervoor<br />
echter wordt gebruik gemaakt van rondzaad, dat minder<br />
last heeft van schieten en beter bestand is tegen het warme<br />
wisselvallige weer. Hiervan wordt per 10 m 2<br />
3 ons zaad<br />
reuzenblad laatdoorschietend rondzaad gebruikt.<br />
Winterspinazie.<br />
De zaaitijd is ongeveer half Augustus tot begin September.<br />
Dan wordt omstreeks half October, begin November, bij<br />
gunstig weer geoogst. Hiervoor gebruikt men Breedblad rondzaad<br />
winter. De zaaihoeveelheid per 10 m 2<br />
is 4 a 5 ons.<br />
Spinazie is ook een van de groenten, die met andere gewassen<br />
als tussenteelt zeer goed gecombineerd kunnen worden.<br />
Om een goede ontwikkeling van spinazie te verkrijgen is<br />
het een eis, dat in de grond een grote hoeveelheid opneembare<br />
voedingsstoffen aanwezig is. Het kan zelfs ook nodig zijn<br />
dat ze moet worden geholpen met wat kunstmest in de<br />
vorm van Chilisalpeter of kalksalpeter, zodra de plant tegen<br />
het vormen van het harteblaadje staat. Dit dient om de<br />
groei wat door te laten zetten, daar stilstand in de groei tot<br />
gevolg heeft, dat de spinazie een bloemstengel vormt, dus<br />
gaat schieten. De kwaliteit van de groente gaat hierdoor<br />
sterk achteruit en ze wordt ook minder smakelijk.<br />
Raapstelen.<br />
• Evenals de spinazie is dit een gewas, dat reeds vroeg in<br />
het voorjaar op beschutte plaatsen uitgezaaid kan worden.<br />
Begin Februari kan met zaaien worden begonnen. Het zaad,<br />
dat gebruikt wordt, is hetzelfde als van de Meirapen, alleen<br />
door de dichte stand kan het knolletje zich niet ontwikkelen.<br />
Uitsluitend de blaadjes worden voor consumptie gebruikt.<br />
De hoeveelheid zaad, nodig voor 10 m 2<br />
is 150 gram. Ruimer<br />
zaaien heeft tot gevolg, dat het lof zich grof ontwikkelt,<br />
waardoor het niet zo mals meer is en de smaak achteruitgaat.<br />
Als soort wordt gewoonlijk de gewone groene gebruikt.<br />
BEWARING VAN ENKELE WINTERGEWASSEN.<br />
Rode biet.<br />
Deze kunnen we het beste bewaren in een vorstvrije kelder<br />
23
of schuur. Het opstapelen is nog de beste methode. Om het<br />
slap worden en uitdrogen tegen te gaan is het goed, laagsgewijze<br />
wat droog zand tussen de bieten uit te strooien.<br />
Voordat ze van het blad worden ontdaan en binnengebracht<br />
worden, is het goed ze even op het land te laten liggen,<br />
zodat ze goed winddroog zijn. Alleen volwassen uitgegroeide<br />
bieten komen voor bewaring in aanmerking.<br />
Peen.<br />
Op dezelfde wijze als de rode bieten kan met succes<br />
winterpeen, die in October geoogst is, bewaard worden.<br />
Ook op het land zelf is het mogelijk peen te bewaren. Hiervoor<br />
rooit men de peentjes en gooit ze met grond en al in<br />
een vooraf gereedgemaakt ondiep kuiltje, dat met grond<br />
wordt afgedekt, waarover dan stro of riet, dat weer met<br />
grond afgedekt wordt. Bij zeer strenge vorst is het echter<br />
raadzaam, alles binnen te halen.<br />
Rode, witte en gele savoije kool.<br />
Deze kan men goed houden op een vorstvrije plaats. Vooraf<br />
moeten de kolen ontdaan zijn van de stronken en al het<br />
overtollige blad. Hierna worden ze opgestapeld en wel zo,<br />
dat de afgesneden stronk naar beneden zit en toch de kool<br />
er onder niet raakt, men moet dus in het verband stapelen.<br />
Naar gelang het weer is het nodig, dat de kool nagezien en<br />
verlegd wordt. Dit heeft meestal om de 3 weken plaats. Bij<br />
helder vorstweer kan het nazien wat langer worden uitgesteld.<br />
Droge bonen.<br />
Droge bonen moeten voordat ze binnen worden gehaald,<br />
goed uitgegroeid zijn. Het gewas moet bovendien goed droog<br />
zijn. Dit kan men bevorderen, door ze op te trekken en op<br />
een winderige plaats los van den grond of op een helling dun<br />
uit te leggen of ze aan bosjes te binden en in de wind te<br />
laten drogen. Indien de bonen op deze manier goed gedroogd<br />
zijn, kunnen ze in de loop van de winter gedorst worden.<br />
De bonen voor zaad moeten in de schede bewaard worden.<br />
Andijvie.<br />
Als er nog andijvie op het land staat, bij het intreden van<br />
vorst, kunnen de struiken afgesneden en met de harten<br />
tegen elkaar op een hoop gezet worden. Deze hoop moet dan<br />
met grond, matten 'of ander materiaal afgedekt worden. Op<br />
deze manier bewaard, blijft de andijvie nog 1 a 2 weken goed.<br />
24
N.V. Uitg.-Mij. „KOSMOS"-A'dam<br />
tot ^j4d<br />
Handleiding voor kleinen<br />
tuinbezitter en huisvrouw<br />
voor hetzelf-kweeken, het<br />
bewaren en het bereiden<br />
van groenten, enz. in het<br />
bijzonder in dezen tijd<br />
door Mevr. C. J. OOMS-VINCKERS<br />
met medewerking van C. L. W. Rakhorst-Schokkenkamp<br />
en J. K. Slager<br />
Ingenaaid f 1.—<br />
Verkrijgbaar in elke boekhandel<br />
Koninklijke Boomkweekerijen<br />
„DE PIJNBOOM"<br />
Wed. de Bie-van Aalst & Zonen<br />
Zundert<br />
Telefoon K 1696 Nr. 313<br />
Permanente Tentoonstelling<br />
van 20 H.A.<br />
Prima plantmateriaal voor den aan<br />
leg en onderhoud van Bosschen,<br />
Parken, Lanen, Tuinen en Wegen,<br />
in groot sortiment<br />
Bij N.V. Uitgevers-Mij „KOSMOS" te Amsterdam zijn mede verschenen:<br />
HET KWEEKEN VAN GROENTEN IN EIGEN TUIN. Door J. K. SLAGER,<br />
leeraar aan de Tuinbouwschool voor meisjes ,,Huis te Lande". Rijswijk (Z.H.).<br />
2e herz. en verbeterde druk met 60 foto's en teekeningen GEB. f IBS<br />
HET KWEKEN VAN FRUIT IN EIGEN TUIN. Door W. J. RADSTAKE, chefbloemist<br />
Het Loo. Met 75 foto's en tekeningen GEB. f 1.8S<br />
GROENTETEELT VOOR KLEINE TUINEN. Door H. STIENSTRA, oud-leeraar<br />
aan de Gerard Adr. van Swieten Tuinbouwschool te Frederiksoord. Zesde druk met<br />
23 afbeeldingen, herzien door G. D. DUURSMA ING. f 0.80<br />
FRUITTEELT VOOR DEN AMATEUR. Door H. STIENSTRA. Tweede, herziene<br />
en vermeerderde druk met iO afbeeldingen ING. f 0.80<br />
HET KWEEKEN ONDER GLAS EN HET BLEEKEN VAN GROENTEN DOOR<br />
AMATEUR-KWEEKERS. Door G. NOORDANUS, tuinbaas en leeraar aan tuinbouwcursusscn.<br />
Met 1< afbeeldingen ING. f 0.80<br />
HET KWEEKEN VAN TOMATEN IN KASSEN EN OP VOLLEN GROND,<br />
benevens recepten ter bereiding dezer vruchten. Handleiding voor vakman en amateur.<br />
Door L. J. DE HOOG, cultuurchef kweekcrij „Nieuw Honsel" te Honselersdijk.<br />
Met 22 afbeeldingen ING. f 0.80<br />
ZELF INMAKEN. Handleiding voor het conserveren van levensmiddelen. Door<br />
S. W. HAVERKORN, Lerares aan de Amsterdamse Huishoudschool. Derde druk<br />
met 4 afbeeldingen ING. f 0 80<br />
VERKRIJGBAAR IN ELKE B O E K H A N D E L
BUISMAN<br />
Rozen<br />
Vaste planten<br />
H E E R DE<br />
(Veluwe)<br />
Plant in Uw tuin de Struikroos<br />
„Nederland" Per stuk 40 cent ;<br />
K3»7