07.08.2013 Views

1996 BRABANTS HEEM JAARGANG 48 - Hops

1996 BRABANTS HEEM JAARGANG 48 - Hops

1996 BRABANTS HEEM JAARGANG 48 - Hops

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

BOEKENNIEUWS<br />

i Stadsrecht 's-Hertogenbosch<br />

De éminence grise van het diplomatisch<br />

onderzoek in Noord-Brabanc,<br />

dr. H.P.H. Camps, die in 1979 hec<br />

monumencale deel i van het Oorkondenboek<br />

van Noord-Brabant uitgaf,<br />

heeft zich met een nieuw boekje<br />

wederom geworpen in een oud<br />

strijdperk: dat van het stadsrecht van<br />

's-Hertogenbosch. In een tegendraads,<br />

speculatief en tendentieus<br />

exposé vol innerlijke tegenspraken<br />

zet Camps nogmaals zijn visie uiteen<br />

op het ontstaan van 's-Hertogenbosch<br />

en het Bossche stadsrecht, dac<br />

(volgens Camps althans) uit 1184<br />

zou stammen. Zijns inziens ontstond<br />

de stad 's-Hercogenbosch in<br />

de tweede helft van de twaalfde<br />

eeuw in korte tijd op gronden die<br />

weliswaar behoorden tot het hertogelijk<br />

domein Orthen maar tegelijkertijd<br />

erbuiten lagen. Hij schetst<br />

een snelle ontwikkeling van Den<br />

Bosch, geheel buiten coedoen en<br />

aanvankelijk zelfs buicen medeweten<br />

van de hertog, 'uit het niets', 'geïsoleerd,<br />

en als vreemd element in de<br />

omgeving' door vrije kooplieden<br />

'die van elders afkomstig waren'.<br />

Desondanks had de nederzetting<br />

vanaf het begin een duidelijk stedelijk<br />

en een 'uitgesproken handelskarakter'.<br />

Het stadsrecht, of beter het<br />

handvest van 1184, dat 'slechts het<br />

werk (kan) zijn van één persoon'<br />

met een grondige rechtskennis, zou<br />

als één afgerond en goed doordacht<br />

geheel tot stand zijn gekomen, en<br />

niet als de codificatie van al langer<br />

geldend gewoonterecht, en bovendien<br />

los van iedere invloed vanuit<br />

het centrum van het hertogdom<br />

want Leuven stelde volgens Camps<br />

tot in de dertiende eeuw niets voor.<br />

Omtrent de agrarische en economische<br />

situatie rondom Den Bosch<br />

lezen we dat het domein Orthen<br />

voor zijn bezitters 'waardeloos' was<br />

en dat 'de bewoners al blij (waren)<br />

als zij zelf konden overleven.' Goed<br />

akkerland zou er in de naaste omgeving<br />

van de stad ook niet zijn<br />

geweest. Kortom: 's-Hertogenbosch<br />

en de kooplieden die deze stad<br />

bevolkten kwamen uit de lucht vallen.<br />

Van de recente historiografie,<br />

die juist de nadruk legt op de regionale<br />

inbedding van de nieuwe stad,<br />

trekt Camps (die zichzelf omschrijft<br />

als 'filoloog en een beetje historicus')<br />

zich niets aan. Maar het kan toch<br />

geen toeval zijn dat 's-Hertogenbosch<br />

gesticht werd vlakbij Orthen,<br />

het enige hertogelijke bezit in deze<br />

streken, en niet ver van het reeds in<br />

de elfde eeuw als tolplaats vermelde<br />

Vught? Slechts en passant gaat<br />

Camps in op afwijkende opvattingen<br />

omtrent het Bossche stadsrecht,<br />

ook indien die na zijn eerdere studie<br />

uit 1987 ce berde zijn gebracht, zoals<br />

door Piet Avonds in 1991 en door<br />

Willy Steurs in 1992 en 1993. Dit<br />

slordig geredigeerde boekje voegt in<br />

feite niets toe, met uitzondering van<br />

een zinvolle opmerking over de<br />

bestudering van de Brabantse<br />

geschiedenis vóór 1200 en een tweetal<br />

edities. De eerste betreft de overeenkomst<br />

aangaande het huwelijk<br />

BSAOANTS : 73 i <strong>HEEM</strong><br />

>ni> Ü)u cuïc imwdfi ttutf fokn<br />

l mttttn<br />

jmvttu \txutt «H otte tat tnuöcn boflïi<br />

hut een \KÖ? ctrtcccttdot w<br />

Fragment van de tekst van het 'Privilegium<br />

Trinitatis' uit 1380, zoals opgenomen<br />

in het zestiende-eeuws 'Rood Privilegeboek'<br />

(foto: Stadsarchief's-Hertogenbosch).<br />

tussen Hendrik, zoon van hertog<br />

Godfried in van Brabant, en<br />

Mathilde van Boulogne uit 1179<br />

(waarin Orthen wordt vermeld).<br />

De tweede uitgave betreft het zogenoemde<br />

Privilegium Trinitatis, het<br />

belangrijke privilege voor de stad<br />

's-Hertogenbosch van hertog Jan in<br />

uit 1330.<br />

H.P.H. Camps, Het stadsrecht van Den<br />

Bosch van het begin (1184) tot het Privilegium<br />

Trinitatis (1330). Een exposé met<br />

enkele nabeschouwingen. Middeleeuwse<br />

Studies en Bronnen 46 (Hilversum:<br />

Uitgeverij Verloren, 1995) 75 blz.;<br />

ISBN 90-6550-272-6; prijs ƒ 25,00.<br />

Arnoud-Jan Bijsterveld ( J


L J Van klooster tot Prinsenhof<br />

Een van de middeleeuwse stadskernen<br />

in Noord-Brabant is Geertruidenberg.<br />

Oorspronkelijk was dit een<br />

Hollandse stad, een heel oude zelfs,<br />

want de stadsrechtverlening stamt<br />

reeds uit 1213. In het najaar van 1989<br />

deed zich daar de mogelijkheid voor<br />

midden in de oude stad langs de<br />

Koestraat een opgraving uit te voeren.<br />

Daar was echter slechts korte<br />

tijd voor gegund, want er moest<br />

nieuwbouw verrijzen. Ondanks de<br />

beperkte tijd kon door enkele amateur-archeologen<br />

een onderzoek<br />

worden gedaan naar de overblijfselen<br />

van het pand Sint-Catharinadaal<br />

en een later op die plaats gebouwd<br />

huis van de prinsen van Oranje-<br />

Nassau, die daar volgens archivalische<br />

bronnen gestaan hebben. Sint-<br />

Catharinadaal wordt weliswaar als<br />

klooster aangeduid, maar het was<br />

eigenlijk een begijnhof.<br />

Zoals op een dergelijke plaats te verwachten<br />

is, zijn tijdens het onderzoek<br />

allerlei grondsporen, bakstenen<br />

fundamenten, waterputten en ook<br />

veel vondsten tevoorschijn gekomen.<br />

Alvorens de archeologische<br />

resultaten te bespreken, leiden de<br />

auteurs het boek uitvoerig in met<br />

een historische beschouwing over de<br />

ligging van de opgravingsplaats binnen<br />

de stad. Daarbij wordt gebruik<br />

gemaakt van enkele fraaie prenten<br />

die een goed beeld geven van de<br />

topografie van de stad in de zestiende<br />

en zeventiende eeuw.<br />

In dit keurig uitgevoerde boek worden<br />

de opgravingsresultaten op<br />

voorbeeldige wijze weergegeven.<br />

Wel is lastig dat de opgravingsplattegronden<br />

niet op een gangbare<br />

schaal zijn afgebeeld. Verder zijn<br />

de foto's wat te licht afgedrukt,<br />

maar dat zijn geen onoverkomelijke<br />

bezwaren. De oudste vondsten<br />

stammen uit de twaalfde eeuw,<br />

de jongste uit de negentiende eeuw.<br />

Zeer vele daarvan worden aan de<br />

hand van tekeningen in een catalogus<br />

afgebeeld, die bijna de helft van<br />

het hele boek beslaat. Zoals gebruikelijk<br />

bestaan die vondsten voor een<br />

groot deel uit keramiek, maar ook<br />

vondstcategorieën zoals glas, natuursteen<br />

(gebeeldhouwde bouwfragmenten)<br />

en benen werktuigen zijn<br />

in de catalogus opgenomen. Wat<br />

jammer genoeg geheel ontbreekt, is<br />

een behandeling van het dierlijke en<br />

plantaardige afvalmateriaal, zoals<br />

met name het slachtafval.<br />

Dit rijk geïllustreerd boek is niet<br />

alleen belangrijk voor de geschiedenis<br />

van Geertruidenberg, maar - met<br />

name door de uitvoerige catalogus -<br />

eveneens relevant voor de kennis<br />

van de materiële cultuur van laat- en<br />

na-middeleeuws Nederland.<br />

Bas Zijlmans en Len G. Kooiman, Van<br />

klooster tot Prinsenbof. Een archeologisch<br />

bodemonderzoek in Hollands oudste<br />

stad. In de Hollantsche Tuyn in<br />

(Geertruidenberg: Oudheidkundige<br />

Kring Geertruydenberghe, 1995) 173<br />

blz.; ISBN 90-800051-3-4; prijs ƒ 45,-.<br />

Nico Arts U<br />

<strong>BRABANTS</strong> \ 74 <strong>HEEM</strong><br />

Gezicht' op het vestingstadje Geertruidenberg.<br />

Tekening uit 1897 door CJ. Mollenbern<br />

(foto: Streekarchivariaat in de<br />

kring Oosterhout, Geertruidenberg).<br />

D Papen, geuzen en smousen<br />

In tien jaar tijd publiceerde het<br />

Lommelse museum Kempenland<br />

maar liefst vijftien uitgaven over tal<br />

van aspecten uit de historie van dit<br />

nu Belgische, maar tot het begin van<br />

de vorige eeuw tot de Meierij van<br />

's-Hertogenbosch behorende dorp.<br />

Na delen over onder andere de<br />

molen, het landschap, de bevrijding,<br />

de Eerste Wereldoorlog en de teuten,<br />

behandelt de recentste uitgave<br />

de drie belangrijkste geloofsgemeenschappen<br />

in het zeventiende- en<br />

achttiende-eeuwse Lommei.<br />

De bundel opent met een artikel<br />

waarin Gerard Rooij akkers het<br />

grensdorp Lommei plaatst binnen ,<br />

de religieuze cultuur in de Kempen<br />

tussen 1600 en 1800. Vervolgens<br />

komen de katholieken ('Papen') aan<br />

bod in een artikel van de Eindhovense<br />

archiefbibliothecaris Jan<br />

Hagen. In zijn goed gedocumenteerde<br />

bijdrage kunnen we lezen<br />

over de lotgevallen van de Lommelse<br />

katholieke gemeenschap die haar<br />

geloof na 16<strong>48</strong> niet langer in de<br />

openbaarheid kon belijden, over<br />

haar refugie- en schuurkerken en


over haar bedienaren. Dominee Jean<br />

Vanhees beschrijft de kleine groep<br />

gereformeerden ('Geuzen') en haar<br />

bevoorrechte positie in Lommei in<br />

de periode 16<strong>48</strong>-1808. Hij geeft een<br />

overzicht van de geschiedenis van<br />

deze geloofsgemeenschap, hun<br />

gebouwen en instellingen, en biedt<br />

korte biografieën van alle Lommelse<br />

predikanten, schoolmeesters, secretarissen,<br />

notarissen, vorsters, douanebeambten<br />

en anderen die tot de<br />

protestanten in het dorp behoorden.<br />

Hoewel de joden ('Smousen') in<br />

Lommei maar heel weinig sporen<br />

nalieten, wisten notaris/museumvoorzitter<br />

Bruno Indekeu en de<br />

Amsterdamse Juan Goudsmit toch<br />

heel wat gegevens boven water te<br />

halen over de vanaf 1772 in het dorp<br />

aanwezige joden. Daarnaast wordt<br />

de geschiedenis van de joodse familie<br />

Goudsmit, die een tijdlang te<br />

Lommei woonde en waarvan nakomelingen<br />

de Nederlandse winkelketen<br />

De Bijenkorf oprichtten, uitgebreid<br />

uit de doeken gedaan.<br />

Dit mooi vormgegeven boek geeft in<br />

korte, maar heldere en goed geïllustreerde<br />

bijdragen een boeiende en<br />

weloverwogen kijk op het godsdienstig<br />

leven van de Lommelaars gedurende<br />

het Ancien Régime, of het nu<br />

'Papen', 'Geuzen' of'Smousen'<br />

betrof.<br />

Bruno Indekeu (red.), Over Papen,<br />

Geuzen en Smousen. Historiek van de<br />

katholieke, protestantse en joodse<br />

gemeenschappen te Lommei in de i?de<br />

en i8de eeuw. Publikaties van de v.z.w.<br />

Museum Kempenland te Lommei, 15<br />

(Lommei: v.z.w. Museum Kempenland,<br />

1995) 95 blz.; geïll.; Depotnr.:<br />

0/1995/411/12; te bestellen bij v.z.w.<br />

Museum Kempenland, Dorp 16,<br />

8-39x0 Lommei (B), tel. (0032) n 54 13<br />

35; prijs ƒ 25,oo/BF 500.<br />

Jac. Biemans H<br />

'. J Vervalsingen, heidenen<br />

en de Romeinse grens<br />

De uitgeverij Stichting Matrijs te<br />

Utrecht heeft in 1995 de literatuur<br />

verrijkt met een drietal archeologische<br />

boeken die alledrie voor het<br />

grote publiek zijn geschreven. Een<br />

andere overeenkomst is dat in alle<br />

drie de boeken de provincie Noord-<br />

Brabant aan bod komt.<br />

De twaalf hoofdstukken van het<br />

boek List & Bedrog van Leo Verhart<br />

verschenen eerder als wekelijkse afleveringen<br />

in de zaterdagse wetenschapsbijlage<br />

van de Volkskrant.<br />

Eén hoofdstuk heeft betrekking op<br />

Noord-Brabant. Daarin wordt verhaald<br />

over de in 1962 te Geldrop<br />

gevonden steen, waarin met dunne<br />

lijntjes een vrouw staat gegraveerd.<br />

Mede door het unieke karakter van<br />

deze primitieve tekening zou het<br />

volgens sommigen een vervalsing<br />

zijn. In 1988 is echter te Venray een<br />

vergelijkbare steen met gravering<br />

ontdekt; hierbij ging het om een<br />

voorstelling van een man. Uniciteit<br />

is daardoor geen argument meer om<br />

de gravering van Geldrop als een<br />

vervalsing te bestempelen. De andere<br />

hoofdstukken gaan meestal over<br />

échte vervalsingen, waarvan de<br />

naïviteit een aardig beeld geeft van<br />

sommige argeloze archeologen die<br />

daar zijn ingetrapt, en waardoor we<br />

ook nu nog kunnen genieten van de<br />

vervalsingen, die soms wel als grap<br />

bedoeld waren.<br />

In Heidens Nederland wordt op een<br />

systematische manier een kostelijke<br />

verzameling vindplaatsen geïnventariseerd,<br />

waarvan de wortels in de tijd<br />

van vóór het christendom liggen.<br />

Deze vindplaatsen, of liever nog de<br />

daaromheen geweven rituelen, zijn<br />

ook van archeologisch belang. De<br />

schrijfster geeft een reeks voorbeelden<br />

van onder andere duivelsbergen,<br />

heilige bomen, offerplaatsen, spij-<br />

<strong>BRABANTS</strong> i 75 ; <strong>HEEM</strong><br />

kerbomen, genezende bomen,<br />

moordkruisen, witte wijven, klokputten<br />

en heilige putjes. Veel van<br />

dat soort plaatsen kennen we ook in<br />

Noord-Brabant. Terecht worden<br />

daarom talrijke voorbeelden aangehaald<br />

uit onze provincie. Het spijkeroffer<br />

van Gemert en de heilige<br />

eik van Meerveldhoven krijgen zelfs<br />

speciale vermeldingen. Het is een<br />

gedetailleerd, overzichtelijk en goed<br />

geïllustreerd boek dat ook relevant is<br />

voor heemkundige onderzoekers.<br />

Zij kunnen immers onderzoeken in<br />

hoeverre er lokaal nog aanvullingen<br />

bestaan.<br />

Het boek De Romeinse rijksgrens tussen<br />

Moezel en Noordzeekust heeft als<br />

onderwerp de Nedergermaanse<br />

De Romeinse ruiterhelm die in 1010 bij<br />

Deurne gevonden werd (foto: Rijksmuseum<br />

voor Oudheden, Leiden).


limes, de Romeinse riviergrens langs<br />

de Rijn. Een groot deel van deze<br />

grens in het noorden van het<br />

Romeinse rijk lag in Nederland.<br />

Langs die grens liep een weg die een<br />

verbinding vormde tussen legerplaatsen<br />

en grensforten. In het boek<br />

wordt een overzicht gegeven van<br />

vooral recent archeologisch onderzoek<br />

naar de overblijfselen van deze<br />

oude rijksgrens. Ofschoon het huidige<br />

Noord-Brabant niet direct<br />

langs die grens lag, komt in dit boek<br />

ook een reeks Brabantse archeologische<br />

vindplaatsen aan de orde, zoals<br />

de in 1976 ontdekte tufstenen muurresten<br />

van Lith-Kessel, de in 1992-<br />

1993 onderzochte brug van Cuijk, en<br />

de Romeinse ruiterhelm uit de Peel<br />

bij Deurne, daterend uit omstreeks<br />

320. Elk hoofdstuk wordt afgesloten<br />

door een per plaats geordend literatuuroverzicht.<br />

Leo Verhart, List ó- bedrog. Vervalsingen<br />

in de Nederlandse archeologie<br />

(Utrecht, 1995) 64 blz.; ISBN 90-5345-<br />

077-7; P"j s / I 9>955 Jucüth Schuyf,<br />

Heidens Nederland. Zichtbare overblijfselen<br />

van een niet-christelijk verleden<br />

(Utrecht, 1995) 131 blz.; ISBN 90-5345-<br />

063-7; P r ij s / a 9!95; Tilmann Bechert<br />

en Willem J.H. Willems (red.), De<br />

Romeinse rijksgrens tussen Moezel en<br />

Noordzeekust (Utrecht, 1995) 12.0 blz.;<br />

ISBN 90-5345-073-4; prijs ƒ 45,00.<br />

Nico Arts D<br />

U Geloof in Goirle<br />

De heemkundige kring 'De Vyer<br />

Heertganghen' te Goirle is gestart<br />

met een jaarboek en heeft daarbij<br />

gekozen voor een aanpak die afwijkt<br />

van het patroon van de meeste vergelijkbare<br />

jaarboeken. Men heeft<br />

namelijk besloten een bundel historische<br />

studies samen te stellen rond<br />

één bepaald thema. Het is een<br />

In 1920 vierde de Goirlese afdeling van<br />

de Aartsbroederschap van de H. Familie<br />

haar vijftigjarig jubileum.<br />

gelukkige start geworden. Het thema<br />

dat in de eerste jaargang centraal<br />

staat, is dat van het geloof. In zes<br />

langere bijdragen worden aspecten<br />

uit de religieuze en kerkelijke<br />

geschiedenis van Goirle behandeld.<br />

Deze artikelen worden afgewisseld<br />

door zeven korte biografische schetsen<br />

van Goirlenaren die van de<br />

godsdienst hun levensvervulling<br />

hebben gemaakt, religieuze 'professionals'<br />

of, zoals de samenstellers<br />

hen noemen, 'makelaars in (religieuze)<br />

waarden en normen'; pastoors,<br />

paters en zusters. Een van die biografische<br />

portretten heeft betrekking<br />

op een nog levende getuige van een<br />

halve eeuw missiegeschiedenis,<br />

namelijk zuster Bernadette Brekelmans;<br />

de tekst berust grotendeels op<br />

een gesprek dat de auteur met haar<br />

kon hebben. De bundel zou door<br />

deze keuze een wat eenzijdig klericaal<br />

en kloosterlijk karakter kunnen<br />

krijgen; de biografie van een koster,<br />

kerkmeester of vrome huismoeder<br />

zou in deze opzet niet misstaan hebben.<br />

De langere artikelen trekken<br />

dit beeld echter weer recht. Behalve<br />

een bijdrage van Jef van Gils over<br />

priester- en kloosterroepingen te<br />

Goirle bevat de bundel namelijk ook<br />

opstellen over instrumenten, media<br />

of uitingsvormen van de geleefde<br />

RRARANTS 76<br />

religiositeit van de 'gewone' Goirlenaren:<br />

heiligenverering, bedevaarten,<br />

processies, broederschappen en<br />

volksmissies. Het artikel van Ad<br />

Houtepen over de broederschappen<br />

en congregaties beperkt zich helaas<br />

nogal tot de institutionele buitenkant<br />

van deze verenigingen. Van de<br />

dertien broederschappen en congregaties<br />

die in Goirle bestaan hebben,<br />

worden alleen de twee grootste<br />

behandeld: de Aartsbroederschap<br />

van de Heilige Familie en de Mariacongregatie.<br />

De beleving van de<br />

gelovige Goirlenaren komt veel uitdrukkelijker<br />

aan de orde in de goed<br />

gedocumenteerde artikelen van Piet<br />

Wiercx over heiligen, bedevaarten<br />

en processies, en van Wim Krijbolder<br />

over de volksmissies. Een eenzijdig<br />

katholiek beeld wordt voorkomen<br />

door een uitstekend artikel over<br />

het protestantisme in Goirle van de<br />

hand van Peter Dillingh, die<br />

onlangs ook de geschiedenis van de<br />

Gereformeerde Kerk te Tilburg te<br />

boek stelde. De recente geschiedenis<br />

krijgt aandacht in de slotbijdrage<br />

van Ben Loonen. Hij beschrijft de<br />

processen van secularisatie en deconfessionalisering,<br />

zich uitend in de<br />

leegloop en deels ook opheffing van<br />

de kloosters in Goirle, de voorzichtige<br />

groei naar samenvoeging van de<br />

drie parochies en de veranderingen<br />

in het verenigingsleven. Zijn artikel<br />

loopt uit op nogal weidse persoonlijke<br />

beschouwingen. Al met al doet<br />

deze eersteling in de reeks jaarboeken<br />

van 'De Vyer Heertganghen'<br />

uitzien naa.r het vervolg.<br />

Thijs Kemrneren en Norbert de Vries<br />

(red.), Goirlenaren en hun geloof<br />

(Goirle: Heemkundige Kring 'De Vyer<br />

Heertganghen', 1995) 160 blz.;<br />

ISBN 90-75179-01-7; prijs ƒ 15,00.<br />

Peter Nissen D


i Archeologie in het Maasdal<br />

Al meer dan vijfentwintig jaar zoeken<br />

enkele amateur-archeologen<br />

met veel enthousiasme (en mede - of<br />

met name? - daardoor met veel succes)<br />

in de baggergaten langs de Maas<br />

ten noorden en oosten van 's-Hertogenbosch<br />

naar archeologische en<br />

paleontologische overblijfselen.<br />

Daarbij worden veel, vaak uitermate<br />

curieuze vondsten verzameld. Wat<br />

de archeologie betreft mag men zich<br />

inderdaad verwonderen over de rijkdom<br />

en overvloed aan vondsten,<br />

zoals Ad Wouters in het voorwoord<br />

van dit boek schrijft. Ook de brede<br />

variatie van vondstmateriaal is<br />

opvallend: vuurstenen, benen en<br />

metalen voorwerpen en aardewerk,<br />

daterend van de oude steentijd tot<br />

in de middeleeuwen. Op grond<br />

daarvan kan worden afgeleid dat het<br />

Maasdal een bijzondere rol speelt in<br />

de archeologie van Noord-Brabant,<br />

of zelfs van Nederland. Helaas<br />

bestaat de archeologische informatie<br />

grotendeels uit vondsten, die zo hun<br />

eigen verhaal kunnen vertellen, zoals<br />

uit dit boek blijkt. Die vondsten zijn<br />

spijtig genoeg vrijwel alle gevonden<br />

in secundair verband, dus niet in<br />

situ. Daardoor kan gespeculeerd<br />

worden over de betekenis van die<br />

vondsten, zoals ook in dit boek herhaaldelijk<br />

gebeurt. Veel van die<br />

vondsten zijn zonder meer van<br />

nationaal belang. Ze verdienen daarom<br />

eigenlijk een ereplaats in bijvoorbeeld<br />

het Rijksmuseum van<br />

Oudheden te Leiden of in het<br />

Noordbrabants Museum te 's-Hertogenbosch.<br />

De meeste staan echter<br />

elders, namelijk in een klein maar<br />

interessant museum in een oud<br />

gemaal in de polders bij Empel<br />

(gemeente 's-Hertogenbosch).<br />

In het boek wordt een chronologisch<br />

overzicht gegeven van de door<br />

baggerwerkzaamheden vrijgekomen<br />

vondsten, waarbij een fiks aantal<br />

fraai uitgevoerde lijntekeningen en<br />

foto's (waarvan sommige in fullcolour)<br />

is afgedrukt. In de tekst<br />

wordt een beschrijving gegeven van<br />

de vondstomstandigheden, waarbij<br />

door middel van excursies in de<br />

archeologische literatuur parallellen<br />

worden gelegd met vondsten elders<br />

in Europa. Onder de vondsten zijn<br />

niet alleen die uit de steentijd opvallend,<br />

ook die uit de late ijzertijd en<br />

Romeinse tijd zijn topstukken.<br />

Daaronder bevinden er zich enkele<br />

die afkomstig zijn van de in de jaren<br />

1989-1991 opgegraven 'Tempel van<br />

Empel', maar de vondstomstandigheden<br />

worden daarbij niet bij vermeld.<br />

Vermoedelijk betreft het<br />

voorwerpen die met metaaldetectoren<br />

zijn gevonden vóór of na die<br />

opgravingen. Andere museale voorwerpen<br />

zijn een aantal fraaie bronzen<br />

ketels en wijnzeven uit Lith,<br />

waaronder enkele met curieuze<br />

inscripties of anderszins aangebrachte<br />

teksten.<br />

Op blz. 122 en 123 van hun boek<br />

pleiten de auteurs voor een meer<br />

multi-disciplinair onderzoek van<br />

archeologische vondsten en vindplaatsen,<br />

waarbij onder andere ook<br />

biologische en antropologische<br />

inzichten dienen te worden betrokken.<br />

Dit pleidooi wijst op een<br />

gebrekkige kennis van de archeologische<br />

literatuur. De laatste decennia<br />

zijn toch talrijke publicaties versche-<br />

<strong>BRABANTS</strong> ' "J~J l <strong>HEEM</strong><br />

Reconstructietekening van de Tempel<br />

van Empel.<br />

nen waarin juist die aspecten uitvoerig<br />

zijn geïntegreerd, ook in Nederland.<br />

Een andere wat vreemde<br />

opmerking (blz. 125) is dat archeologische<br />

interpretaties niet beperkt<br />

mogen blijven tot persoonlijke theorieën<br />

van enkele wetenschappers, en<br />

dat daarom een onafhankelijke<br />

begeleidingscommissie zou moeten<br />

worden samengesteld die al te persoonlijke<br />

theoriën zoveel mogelijk<br />

'elimineert'. Deze opmerking heeft<br />

zonder meer betrekking op de<br />

inhoud van het hier besproken<br />

boek, want daarin staan treffende<br />

voorbeelden van persoonlijke theorieën<br />

die de toets van een begeleidingscommissie<br />

misschien niet allemaal<br />

doorstaan zouden hebben.<br />

Maar het zijn vaak juist zulke theorieën<br />

die vooruitgang geven aan de<br />

archeologie, of aan wat voor andere<br />

wetenschap dan ook.<br />

Anton Verhagen en Arnold Chambon,<br />

Speuren naar het onverklaarbare.<br />

Archeologie in het Maasdal<br />

(Empel/Gewande: Stichting Archeologisch<br />

en Paleontologisch museum<br />

Hertogsgemaal, 1995) 134 blz.;<br />

ISBN 90-9008635-8; prijs ƒ 32,-.<br />

Nico Arts f ]


[J Humanisme in Noord-Brabant<br />

De drie uiteenlopende uitgaven die<br />

hieronder besproken worden hebben<br />

één ding gemeen: ze bieden een even<br />

verrassende als fascinerende kijk op<br />

de kracht en reikwijdte van het zestiende-eeuwse<br />

humanisme in het huidige<br />

Noord-Brabant, met de Latijnse<br />

school van 's-Hertogenbosch als<br />

focus. Dat de invloed van het Brabantse<br />

humanistische klimaat tot ver<br />

over onze landsgrenzen reikte, blijkt<br />

uit de boeken van Slits en Winkler.<br />

De laatste verzorgde een editie met<br />

vertaling en geleerd commentaar van<br />

de allereerste Latijnse, berijmde versie<br />

van de avonturen van Tijl Uilenspiegel<br />

onder de titel Triumphus humanae<br />

stultitiae, 'De overwinning van de<br />

menselijke zotheid'. Dit gedicht werd<br />

in 1558 gepubliceerd door de humanist<br />

loannes Nemius, welke naam de<br />

gelatiniseerde versie is van 'van Den<br />

Bosch': uit die stad was de schrijver,<br />

leraar en priester Jan Goverts of<br />

Johannes Godefridi afkomstig. Hij<br />

werd omstreeks 1520 geboren, studeerde<br />

in de jaren 1537-1541 in Keulen<br />

en was daarna als leraar werkzaam in<br />

Antwerpen, Luik, Nijmegen,<br />

Amsterdam en 's-Hertogenbosch,<br />

waar hij ten slotte rector van de<br />

Latijnse school werd. Hij publiceerde<br />

talrijke humanistische en pedagogische<br />

werken, stond in contact met<br />

vooraanstaande humanisten en overleed<br />

tussen 1580 en 1600. Tijdens zijn<br />

verblijf in Amsterdam schreef hij een<br />

Apologia waarin hij niet alleen verantwoording<br />

aflegde van 'zijn didactische<br />

inzichten maar ook zijn heimwee<br />

naar 's-Hertogenbosch niet<br />

onder stoelen of banken stak: hij<br />

noemt Amsterdam achtereenvolgens<br />

een exilium en culus mundi, een 'ballingsoord'<br />

en 'het achterwerk van de<br />

wereld'! Dit gevoel voor (vaak schuine)<br />

humor kwam de schalkse Nemius<br />

uiteraard goed van pas bij de ver-<br />

taling van de streken van Tijl Uilenspiegel.<br />

Volgens Winkler neemt<br />

Nemius' Triumphus een belangrijke<br />

plaats in in de omvangrijke receptiegeschiedenis<br />

van de Uilenspiegeltekst<br />

en in de ontwikkeling en verbreiding<br />

van de vroeg-moderne<br />

volksliteratuur. Nemius' Latijnse<br />

berijming getuigt van de in de zestiende<br />

eeuw herlevende aandacht<br />

voor de klassieke oudheid en van de<br />

invloed van het Noordeuropese<br />

humanisme in de geest van Erasmus.<br />

Bovendien is de tekst een geslaagde<br />

synthese van 'hoge' renaissancecultuur<br />

en de traditie van populaire<br />

volksverhalen. Winklers inleiding is<br />

een interessante aanvulling op hetgeen<br />

door de studies van G.C.M, van<br />

Dijck, M.A. Nauwelaerts, C.J.A. van<br />

den Oord, G. Tournoy en M. Verweij<br />

reeds bekend is omtrent het<br />

humanisme in 's-Hertogenbosch. In<br />

zijn commentaar en slothoofdstukken<br />

vervult Winkler de in 1990 door<br />

Tournoy geuite wens tot 'een grondige<br />

vergelijkende studie' naar de plaats<br />

van Nemius' Triumphus in de Uilenspiegel-traditie.<br />

De Latijnse school van Den Bosch,<br />

die in beide andere boeken een rol<br />

speelt, staat samen met de Bossche<br />

Sint-Jan centraal in het leuke en goed<br />

verzorgde boekje Lang leve de Sint-<br />

Jan van Wilton Desmense. Tussen<br />

1544 en 1552 schreef een anonieme<br />

schrijver de Laus Phanl Busciducensis,<br />

de 'Lof der Bossche Kerk', waarvan<br />

het eerste deel ingaat op de geschiedenis<br />

van de stad en veel aandacht<br />

besteedt aan het onderwijs. Het tweede<br />

deel geeft een beschrijving van<br />

vooral het interieur van de Sint-Jan.<br />

De schrijftrant en de schimpscheuten<br />

richting de Latijnse scholen van<br />

onder meer Nijmegen doen vermoeden<br />

dat de (jonge) auteur stamt uit<br />

het humanistische klimaat van de<br />

Bossche Latijnse school en bovendien<br />

bekend was met de schoolsituatie in<br />

<strong>BRABANTS</strong> \ 78 \ <strong>HEEM</strong><br />

Nijmegen. Desmense suggereert vier<br />

kandidaten, onder wie de bovengenoemde<br />

Nemius. Deze was van 1550<br />

tot 155:2 rector te Nijmegen en<br />

doceerde volgens Winkler tussen 1552<br />

en 1555 in Den Bosch (Desmense stelt<br />

nog dat hec onbekend is wat hij tussen<br />

1552 en 1556 gedaan heeft). Het is<br />

dus niet onmogelijk is dat deze Bosschenaar<br />

met de nodige zelfspot en<br />

zijn bekende geestigheid de Laus<br />

heeft geschreven. Na een informatieve<br />

inleiding geeft Desmense een vertaling<br />

en editie van de tekst waarin de<br />

schrijver zijn kennis van de klassieken<br />

etaleert. Na zijn uitweidingen over de<br />

hertogelijke stichting van de stad en<br />

de school komt hij aan zijn eigenlijke<br />

onderwerp toe: de Sint-Jan. De rondwandeling<br />

door de kerk geeft een<br />

uniek beeld van het interieur vóór de<br />

beeldenstorm. Met name het overzicht<br />

van de aanwezige altaren, beelden<br />

en retabels is waardevol. Het lofdicht<br />

eindigt met de boude constatering<br />

dat het niet nodig is de kerken<br />

van Rome, Keulen, Londen of Luik<br />

te bezoeken, want dichtbij staat<br />

immers de veel mooiere Sint-Jan!<br />

Met het schitterend uitgegeven boek<br />

van Frans Slits - kosten noch moeiten<br />

zijn gespaard om met de nieuwste<br />

grafische technieken afbeeldingen en<br />

tekst volledig tot hun recht te laten<br />

komen - brengen heemkundekring<br />

'De Kommanderij Gemert' en de<br />

jubilerende Gemertse drukkerij Vos<br />

een eerbetoon aan de Gemertenaar<br />

Laurens van den Bleeck (circa<br />

1498/1501-1563). Als Laurentius Torrentinus<br />

belandde hij na een goede<br />

opleiding en na een lange tocht langs<br />

verscheidene Europese drukkersateliers<br />

in Florence, waar hij het, dank<br />

zij zijn naam als hoog gekwalificeerde<br />

drukker, bracht tot hertogelijk drukker<br />

aan het hof van Cosimo de Medici.<br />

Vermoedelijk bezocht ook hij de<br />

Latijnse school van 's-Hertogenbosch,<br />

waar hij mogelijk ook in het


oekenvak belandde. In 1532 trok<br />

Laurens de wijde wereld in: vanaf<br />

1533 was hij, samen met compagnon<br />

Arnoldus Arlenius alias Arndt van<br />

Eyndhouts uit Aarle, boekhandelaar<br />

in Bologna en wordt hij Lorenzo<br />

Torrentino. In 1543 huwde hij daar<br />

met een schatrijke Italiaanse, met wie<br />

hij minstens vijf kinderen kreeg. In<br />

1547 volgde zijn benoeming in Florence,<br />

waardoor hij, naast boekhandelaar<br />

in Bologna en Florence,<br />

'manager-directeur' werd van een uitgeverij<br />

en drukkerij die internationaal<br />

prestige zouden verwerven. Ondertussen<br />

rees ook de ster van de geleerde<br />

Arlenius: hij werd een door zijn<br />

nauwkeurigheid zeer gewaardeerde<br />

corrector in Torrentinus' hofdrukkerij.<br />

Torrentinus gaf gemiddeld zeventien<br />

boeken per jaar uit, waaronder<br />

de klassieke auteurs, maar bijvoorbeeld<br />

ook de eerste druk van Vasari's<br />

beroemde werk over de kunstenaars<br />

van de zestiende eeuw. Slits vertelt op<br />

imponerende wijze de geschiedenis<br />

van twee mannen uit Peelland die het<br />

maakten in het Mekka van wetenschap,<br />

kunst en cultuur, dank zij hun<br />

gedegen opleiding in het Latijn en<br />

Grieks, hun geleerde connecties, hun<br />

zakelijke kennis van de internationale<br />

boekenmarkt én hun uitmuntende<br />

drukletters. Slits' boek documenteert<br />

voorbeeldig: door de talrijke in vertaling<br />

en reproductie weergegeven<br />

brieven en archiefstukken komen<br />

Torrentinus en Arlenius, hun verzendboekhandel<br />

en uitgeverij, en de<br />

Europese geleerden- en boekenwereld<br />

van de zestiende eeuw tot leven.<br />

Moge de roem van dit boek, net als<br />

die van Torrentinus, niet tot Gemert<br />

beperkt blijven!<br />

Martin M. Winkler, Der lateinische<br />

Butenspiegel des loannes Nemius. Text<br />

und Übersetzung, Kommentar und<br />

Untersuchungen. Frühe Neuzeit Band 24<br />

(Tübingen: Max Niemeyer Verlag, 1995)<br />

346 blz.; ISBN 3-<strong>48</strong>4-36524-2; prijs<br />

DlGESTORVM<br />

SEV PANDECTARVM<br />

LIBRl aviNaVAGINTA<br />

EX FLOR.ENTINIS<br />

PA NDBCTIS RB<br />

FLORENTIAE<br />

In offleina Uurtnn, Torrentlni B v c A L l i Typojnphi.<br />

M D L I l l<br />

Titelpagina van de gedrukte uitgave<br />

van de 'Pandecten' of 'Digesten' (verzameling<br />

Romeinse wetteksten) dat in<br />

1553 door Laurentius Torrentinus in<br />

Florence werd uitgegeven.<br />

DM 164,-; Wilton Desmense, Lang leve<br />

de Sint-Jan. Een Bossche ode uit de i6e<br />

eeuw aan hertog, staden kerk<br />

('s-Hertogenbosch: Stadsarchief<br />

's-Hertogenbosch en Kring Vrienden<br />

van 's-Hertogenbosch, 1995) 36 blz.;<br />

geïll.; ISBN 90-74028-05-5; prijs ƒ 12,50;<br />

Frans Slits, Laurentius Torrentinus.<br />

Drukker van Cosimo hertog van Florence,<br />

1500-1563. Bijdragen tot de geschiedenis<br />

van Gemert 19 (Gemert: Heemkundekring<br />

'De Kommanderij Gemert' in<br />

samenwerking met Drukkerij Vos, 1995)<br />

145 blz.; geïll.; ISBN 90-73621-08-9;<br />

Arnoud-Jan Bijsterveld '<br />

i i Romeinse ruiters<br />

Gedurende de eerste eeuw van onze<br />

jaartelling rekruteerde het Romeinse<br />

leger in onze streken ook inheemse<br />

mannen. Velen van hen werden ruiter.<br />

Museum Kam in Nijmegen hield<br />

in 1995 en begin <strong>1996</strong> een tentoonstelling<br />

over dit thema, waarin het<br />

leven van de inheemse ruiters tijdens<br />

en na hun militaire loopbaan werd<br />

uitgebeeld. In dit begeleidende twee-<br />

<strong>BRABANTS</strong> ! 79 H/.'EM<br />

talige (Nederlands en Duits) boek<br />

wordt aan de hand van de overleveringen<br />

van antieke schrijvers en van<br />

archeologische vondsten een beeld<br />

geschetst van de destijds bij de<br />

Romeinsen zo bewonderde inheemse<br />

ruiterij. Deze speelde een belangrijke<br />

rol tijdens de oorlogsvoering, al was<br />

het op kleine en lelijke zelf gefokte<br />

paarden, zoals Julius Caesar het zelf<br />

beschreef. Deze veldheer voorzag zich<br />

zelfs van een lijfwacht van inheemse<br />

ruiters, de Bataafse of Germaanse<br />

garde genaamd.<br />

In het boek wordt een reeks citaten<br />

van antieke schrijvers gegeven die<br />

betrekking heeft op de inheemse ruiterij.<br />

Archeologica, zoals uitrustingsstukken<br />

voor man en paard, worden<br />

daarbij geïntegreerd. Vele van die<br />

vondsten zijn pas recent ontdekt tijdens<br />

opgravingen. Lezenswaardig is<br />

ook het relaas over de mogelijkheden<br />

van die ruiters na hun diensttijd, die<br />

vaak 30 tot 40 jaar duurde. Een van<br />

de verdiensten was het Romeinse<br />

burgerrecht, maar de inheemse ruiters<br />

kregen - in tegenstelling tot de<br />

Romeinen zelf - geen pensioen. Zij<br />

moesten het doen met hun spaargeld,<br />

dat na investering in grond of handel<br />

wel voor inkomsten voor de oude<br />

dag kon zorgen.<br />

Ook Noord-Brabant komt in dit<br />

boekje aan bod, al is het slechts in de<br />

marge. De villa van Hoogeloon<br />

wordt vermeld, waar een fragment<br />

van een bronzen diploma is gevonden<br />

van de (vermoedelijk inheemse)<br />

soldaat Ahucco van het 'Eerste<br />

Cohort Pannoniërs en Delmatiërs'.<br />

Deze soldaat liet zijn ouderlijk (?) slopen<br />

en het verving het door een heuse<br />

Romeinse villa.<br />

L.J.F. Swinkels (red.), Een leven te<br />

paard. Ruiters uit de Lage Landen in<br />

het Romeinse leger (Nijmegen, 1995) <strong>48</strong><br />

blz., ISBN 90-71923-19-3; prijs ƒ 19,50.<br />

1 :<br />

Nico Arts


IN MEMORIAM<br />

Li Miep Mandos-van de Pol<br />

il december 1915 - 30 januari <strong>1996</strong><br />

Op 30 januari <strong>1996</strong> overleed in haar<br />

woonhuis aan de Willibrorduslaan<br />

te Waalre Miep Mandos-van de Pol,<br />

houdster van de bronzen legpenning<br />

van de stichting Brabants Heem.<br />

Hoewel afkomstig uit het land van<br />

Maas en Waal was zij geaard in het<br />

Brabantse. Aanvankelijk haar man<br />

Hein Mandos steunend in diens<br />

werk als neerlandicus en in zijn hobby's<br />

rond de heemkunde verzorgde<br />

ze jarenlang met Nettie Frankenvan<br />

der Sterren de technische kanten<br />

van het tijdschrift Brabants<br />

Heem, een gastvrij huis biedend te<br />

Eindhoven en later te Waalre. Hier<br />

was ze haar man ook behulpzaam<br />

met de groeiende collecties spreekwoorden<br />

en volkskunde. Toen Hein<br />

Mandos na het afscheid van Brabants<br />

Heem in 1975 de tijd niet<br />

gegeven werd die immense verzamelingen<br />

uit te werken, nam Miep - na<br />

eerst haar man tijdens zijn lange<br />

ziekte verpleegd te hebben - na diens<br />

dood in 1978 de draad daarvan<br />

opnieuw op. Met niet aflatende volhoudendheid<br />

klampte ze ieder aan<br />

die haar dienstbaar zou kunnen zijn<br />

dit nieuwe levensdoel te verwezenlijken.<br />

Hooggeleerden, vooral uit het<br />

Nijmeegse, vormden een redactieraad<br />

en zetten haar koers mee uit.<br />

Een Hein Mandos-stichting werd in<br />

het leven geroepen voor de voortgang:<br />

de secretaris van het Noordbrabants<br />

Genootschap, enkelen vanuit<br />

de stichting Brabants Heem, een<br />

nagenoeg afgestudeerde op spreekwoorden<br />

en een computerdeskundige,<br />

die mevrouw Mandos de weg op<br />

het nieuwe medium leerde, maakten<br />

deel uit van deze stichting. Zo ontstond<br />

in 1988 De Brabantse Spreekwoorden.<br />

Na drie drukken verscheen<br />

in 1992 een aanzienlijk aangevulde<br />

vierde druk. Door toedoen van de<br />

rubriek 'Bij wijze van spreke gesproken'<br />

op Omroep Brabant was namelijk<br />

het materiaal overvloedig blijven<br />

binnenstromen. De spreekwoorden<br />

waren echter slechts een klein deel<br />

van de geweldige documentatie die<br />

in huize Mandos te Waalre verzameld<br />

was en in het spreekwoordenboek<br />

'aan de Brabanders werd teruggegeven',<br />

zoals Miep dat uitdrukte.<br />

Ook het volkskundige deel van de<br />

collectie wachtte op bewerking. Er<br />

werd gestart met de voorbereiding<br />

van een tweede boek met als thema<br />

de in Brabant levende en geleefd<br />

hebbende tradities rond de jaarfeesten.<br />

De bewerking van het materiaal<br />

van Sint Maarten tot Sinterklaas was<br />

net aan de computer toevertrouwd,<br />

toen op 5 december, vlak voor haar<br />

tachtigste verjaardag, de dokters<br />

Miep Mandos velden met de mededeling<br />

van een onomkeerbaar ziekteproces<br />

dat haar vanaf dat moment<br />

alles uit de handen sloeg. De collecties<br />

van Hein en Miep Mandos TM\len<br />

een plaats krijgen in het Rijksarchief<br />

in Noord-Brabant te 's-Hertogenbosch<br />

en hopelijk kan zo het<br />

laatst aangevangen werk nog eens<br />

door andere even volhoudenden voltooid<br />

worden.<br />

Wim de Bakker C<br />

L! Wiro Heesters<br />

24 september 1914 - 13 maart <strong>1996</strong><br />

Op 13 maart <strong>1996</strong> overleed pater<br />

Wiro Heesters, een nijver onderzoeker<br />

van het Brabantse verleden.<br />

Pater Wiro werd in 1914 geboren te<br />

Haaren. Sinds zijn priesterwijding in<br />

1941 woonde en werkte hij als leraar<br />

te Sint-Oedenrode, de plaats waar<br />

hij zich zo mee identificeerde. Hij<br />

stond daar bekend om zijn buitengewone<br />

kennis van de natuur, als<br />

bekwaam fotograaf en als musicus.<br />

<strong>BRABANTS</strong> gO ; <strong>HEEM</strong><br />

Zijn grootste bekendheid genoot hij<br />

echter als archeoloog. Hij begon<br />

met zijn archeologische belangstelling<br />

in september 1961 als ontdekker<br />

van steentijd-nederzettingen op<br />

bouwrijp gemaakte terreinen te<br />

Nijnsel. Sindsdien verrichtte hij daar<br />

en elders te Sint-Oedenrode tot in<br />

1975 allerlei noodopgravingen op<br />

nieuwbouwlokaties, niet alleen van<br />

terreinen uit de steentijd, maar ook<br />

uit de brons- en ijzertijd en uit de<br />

middeleeuwen. Vele van zijn vondsten<br />

zijn tentoongesteld in het in<br />

1976 geopende museum in het<br />

St.-Paulus Gasthuis te Sint-Oedenrode.<br />

Ook leidde hij in 1968 een<br />

opgraving te Milheeze. In 1976 verrichtte<br />

hij bovendien een opgraving<br />

in de bouwput van het 'plan Gertru'<br />

te 's-Hertogenbosch, waarmee in feite<br />

de basis werd gelegd voor het huidige<br />

archeologische onderzoek in die<br />

stad. Hij publiceerde veel over zijn<br />

onderzoekingen, vooral in Heemschild,<br />

het periodiek van de heemkundekririg<br />

van Sint-Oedenrode,<br />

maar in de jaren 1964-1983 ook in<br />

Brabants Heem. Ook was hij gedurende<br />

negen jaargangen (1975-1983)<br />

redacteur van Brabants Heem.<br />

Hij schreef bovendien boeken over<br />

de archeologie en geschiedenis van<br />

Sint-Oedenrode (1972,1981),<br />

Schijndel (1984) en Liempde (1987).<br />

Pater Wiro was een bescheiden persoonlijkheid,<br />

maar door al zijn activiteiten<br />

heeft hij zichzelf onvergetelijk<br />

gemaakt.<br />

Nico Arts U

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!