Full text - Igitur - Universiteit Utrecht
Full text - Igitur - Universiteit Utrecht
Full text - Igitur - Universiteit Utrecht
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
wijzen erop dat de gedichten bedoeld waren voor ruime verspreiding (De Kruif e.a. 2006:<br />
10).<br />
Alle schrijvers in het convoluut zijn bijzonder oranjegezind. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het<br />
pseudoniem dat een schrijver gebruikt: ‘Philauriacus Trajectinus’, een Latijnse naam die<br />
‘<strong>Utrecht</strong>se Oranjeliefhebber’ betekent. Ook de inhoud van de werken in het convoluut is<br />
sterk orangistisch gekleurd. Door alle schrijvers wordt Willem IV bezongen als een<br />
bijzonder deugdzaam mens: ‘Wat Vorst klom meer beleefd, en goedig, / Tot den<br />
geringsten Burger af!’ (J. Duncan). Hij wordt geroemd als de ‘Oranje Wonderboom, die<br />
Neêrland kwam verkwikken’ (Philauriacus Trajectinus), als ‘Vreede-Brenger, vol van<br />
Godsvrugt, Deugd en Moedt’ (Jacob-Carel de Huyser). Alle werken hebben een religieus<br />
karakter; de achterblijvende weduwe en kinderen van de stadhouder worden opgeroepen<br />
troost te zoeken bij God, want de prins is bevrijd van ‘’t aards gewemel’ en ‘leeft in der<br />
Heemlen hemel’ waar hij triomfeert, als ‘loon zyns nooit volpreezen deugden / Die steeds<br />
zyn’ Opperheer verheugden’ (J. Houtman).<br />
Onder de auteurs van het werk dat gebundeld is in het convoluut zijn zes vrouwen. Dat is<br />
niet zo verwonderlijk, het aantal vrouwelijke auteurs in de Noordelijke Nederlanden was<br />
immers groot in de achttiende eeuw. Een van de bekendste van deze schrijfsters was<br />
wellicht Lucretia Wilhelmina van Merken (1721-1789). Ook zij schreef een gedicht dat is<br />
opgenomen in het convoluut, als troostzang gericht aan het achterblijvende<br />
stadhoudersgezin. De onbekende Friese Anna Maria de Jong en haar nicht Anna Hemrica<br />
schreven beiden een treurzang, waarin de vrouw en kinderen van de overleden prins veel<br />
aandacht krijgen. De achtergebleven familie krijgt bij de vrouwelijke auteurs<br />
aanmerkelijk meer aandacht dan in gedichten van mannelijke auteurs.<br />
In deze scriptie concentreer ik me op de dichteressen Lucretia Christina van Bochoven en<br />
de zussen Petronella en Maria van Irhoven. Hun namen zijn niet opgenomen in<br />
literatuurgeschiedenissen of in overzichten van schrijvende vrouwen; ze lijken onbekend<br />
en vergeten. Door middel van dit scriptieonderzoek wil ik te weten komen wie zij waren.<br />
Ik onderzoek hun leven en werk aan de hand van diverse, steeds algemener wordende,<br />
vragen: uit wat voor milieu kwamen de schrijfsters? Wat publiceerden ze, wat waren<br />
thema’s in hun werk en hoe werd hun werk gewaardeerd? Waarom kozen ze voor een<br />
bepaalde drukker? Wat was hun positie in het literaire veld van de achttiende eeuw? En<br />
waarom zijn dit relevante vragen?<br />
Met de antwoorden op deze vragen wordt de vroegmoderne vrouwenliteratuur, een groot<br />
terrein dat de afgelopen decennia al een voor een groot deel ontgonnen is, een klein<br />
stukje verder ontsloten.<br />
6