07.08.2013 Views

1972 BRABANTS HEEM JAARGANG 24 (XXIV) - Hops

1972 BRABANTS HEEM JAARGANG 24 (XXIV) - Hops

1972 BRABANTS HEEM JAARGANG 24 (XXIV) - Hops

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Voor de gewone poffer werd- ook eerst een vorm van gaas gemaakt en<br />

daarop werden kleurige BLOEMTAKJES genaaid, DIE ZE KANT EN KLAAR<br />

KOCHT". Ook Aug. van Breugel deelt mee, dat juist voor de rouwpoffers de<br />

bloemtakken en de roosjes door de mutsenmaaksters zelf werden gemaakt<br />

(A. v. B. 1964, p. 29). Groot is de bijdrage van de mutsenmaaksters op<br />

de stolpbloempjes dus zeker niet geweest, hoogstens een incidentele bijdrage.<br />

Hoe men vroeger de stolpbloempjes maakte, is reeds eerder beschreven<br />

door Mevr. A. van Dort-van Deursen; thans zou men gebruik kunnen<br />

maken van het prachtig geïllustreerde handboek van Miyuki en Tomoka<br />

lida, „Zelf bloemen maken van textiel" (Amsterdam 1971).<br />

Sommige aangeklede stolpbeeldjes zijn versierd met gouden sieraden.<br />

Zulke sieraden werden door ouders aan hun dochters voor het leven geschonken<br />

op de dag van haar Eerste H. Communie, dus op 14-jarige leeftijd.<br />

Het goud werd op de feestdagen gedragen en na het overlijden weer<br />

door de kinderen bewaard. Wanneer de vrouw echter geen dochters had,<br />

aan wie de schat kon worden overgedragen, werden de gouden kettingen<br />

of andere sieraden soms in het „Lieve Vrouwe kastje" gehangen (T.<br />

Dorenbosch-Meyer, p. 39-40; A. v. B., 1964, p. 21; E. v. H., p. 28).<br />

Mej. E. van Hasselt dateert de opkomst van deze sieraden in Brabants<br />

boerengoud, broche, halssieraden en oorhangers, eerst ca. 1895-1900<br />

(E. v. H., p. 23). Gouden en zilveren rozenkransen werden na het overlijden<br />

van de eigenaressen vaak geschonken aan een beeld in een bedevaartsplaats<br />

of op het Madonnabeeldje in de stolp gehangen.<br />

W. H. TH. KNIPPENBERG<br />

Literatuur over Brabantse poffers en mutsen<br />

Cruys Voorbergh, Erfenis van eeuwen, Amsterdam 1941, afb. bij p. 7 Elshout, p. 165<br />

Vlijmense muts, p. 138-140 muts van 's-Gravenmoer.<br />

J. Duyvetter, Streekdrachten in Nederland, Ars Folklorica Belgica z, Antwerpen-<br />

Amsterdam 1956, p. 181-209, vooral 206 vv.<br />

Elsa M. Valeton, Niederlandische Trachten, Amsterdam z.j., afb. 2 en 3, p. 36-37,<br />

58 en 79-80.<br />

Aug. van Breugel, Gids voor de tentoonstelling „Van Steentijd en Brabantse muts",<br />

Sint-Oedenrode 1964, p. 20-35.<br />

dezelfde, Het Bosch' mutske, dat uit Tilburg kwam, Heemkronyk 5, 1966, p. 6-8.<br />

dezelfde, De verscheidenheid van de Brabantse muts in het begin van de 2oste eeuw,<br />

Brab. Heem 1967, p. 110-1<strong>24</strong>.<br />

Gerard Mulder, August van Breugel zoekt een museum voor zijn poffers, Eindhovens<br />

Dagblad 31-12-1971 en Brab. Dagblad 4-1-<strong>1972</strong>.<br />

T. Dorenbosch-Meyer, De Brabantse boerenmuts, Brab. Heem 5, 1953, p. 30-42.<br />

E. van Hasselt, Onze Westbrabahtse mutsen, De Ghulden Roos 2, 1942, p. 21-34.<br />

B. van Dam, Boerenkleding, Sint-Jansklokken 28-9-1956.<br />

Wouter Govaerts, De Brabantse poffer, SJKL. 9-1-1959<br />

28

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!