07.08.2013 Views

1972 BRABANTS HEEM JAARGANG 24 (XXIV) - Hops

1972 BRABANTS HEEM JAARGANG 24 (XXIV) - Hops

1972 BRABANTS HEEM JAARGANG 24 (XXIV) - Hops

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

STOLPEN IV (slot)<br />

In de voorafgaande artikelen hebben we getracht de oorsprong te achterhalen<br />

van de verschillende elementen, die tesamen tot het stolpbeeld hebben<br />

geleid. De sierstolp blijkt een typisch i9de-eeuws verschijnsel, terwijl<br />

de kastjes met heiligenbeelden zeker reeds in de i8de eeuw bekend waren;<br />

diverse grote kasten, vaak met aangeklede Madonna's, sieren nog de straten<br />

en straathoeken te Antwerpen, Brussel, Lier en in andere plaatsen<br />

(Alb. Marinus, Le Folklore Beige, III, Brussel 2.j., fig. 764, 902-904).<br />

Het aankleden van beelden, reeds in de i4de eeuw begonnen, is een gebruik,<br />

dat zich in geheel Europa en daarbuiten tot heden heeft weten te u<br />

handhaven; het is begrijpelijk, dat men van de rijk versierde beelden,<br />

die men in bedevaartsplaatsen had gezien en bewonderd, graag verkleinde<br />

kopieën wilde hebben voor de eigen huiskamer. Een vierde element<br />

vormen de bloemversieringen. De rozenhaag en paradij stuin komen op<br />

schilderijen reeds voor in de 15de eeuw en in de besloten hofjes uit de eerste<br />

helft van de i6de eeuw; tot dit genre behoort ook het bekende wandtapijt<br />

(1500), waarop de Dame met de eenhoorn, symbool van maagdelijkheid,<br />

staat afgebeeld in een tuin met bomen en bloemen, omgeven door<br />

een haag (Folklore Beige III, p. 234-257 Les jardins clos, en fig. 936-963).<br />

De ronde en ovale bloemkransen komen vooral in de i7de eeuw vaak op<br />

Madonnaschilderijen voor, maar het genre was ook later nog geliefd.<br />

Zo schilderde Gerardus van Spaendonck, in 1746 te Tilburg geboren,<br />

nog in 1804 een Madonna met Kind, omgeven door een grote gevlochten<br />

krans van rozetakken, papavers en andere bloemen (Veilingcatalogus<br />

Fa. A. Mak, Dordrecht mei 1936, nr. 22 met afb.). Jeanne Hebbelynck en<br />

Liesje Thomassen tekenden diverse Madonna's in ovale bloemkransen,<br />

al of niet in stolpvaasjes, voor het boekje van A. Welters, De Lieve Vrouwkes<br />

van Limburg (Maastricht-Vroenhoven 1941).<br />

Al deze componenten hebben o.i. b gedragen tot de opbouw van de<br />

mooiste stolpbeelden. Intussen verscheen in het blad „Eindhoven dichterbij"<br />

(december 1971, p. 16) een overzichtfoto van de 22 fraaie stolpen met<br />

bloemen, vruchten, een aangeklede Madonna en verscheidene porseleinen<br />

beeldjes, die in het Museum Kempenland tentoongesteld zijn. Enige<br />

aangeklede stolp-Madonna's staan ook afgebeeld in A. van Oirschot,<br />

Antiek uit de Nederlandse provincies (Helmond, p. 117, 137; cf. p. 145 en<br />

omslag).<br />

Een eikehouten Madonnabeeldje uit Amersfoort, daterend uit het begin<br />

van de i6de eeuw en door de eeuwen deels vergaan, werd rond 1939<br />

„volgens de oude, in zuidelijker streken meer dan in Noord-Nederland<br />

bewaarde gewoonte, gehuld in een rijk geborduurde zijden kleedij met<br />

onderkleed, mantel en kanten sluier, terwijl de hoofden gekroond werden<br />

23


met zilveren kroontjes"; de zijden gewaden werden geborduurd door<br />

Hildegard Brom-Fischer (Aartsbissch. Musea, Utrecht, Verslag i938-'39,<br />

p. 9-10 met afb.).<br />

Zoals de perkamenten en papieren devotieprentjes, die vanaf het einde<br />

van de i6de eeuw vanuit Antwerpen heel West-Europa overstroomden,<br />

allerlei devotievormen onder het volk propageerden, de rozenkrans, de<br />

verering van de pestheiligen, de veertien noodheiligen, later het H. Hart,<br />

Lourdes, e.d., zo vormen ook de stolpbeelden een zekere weerspiegeling<br />

van de populariteit van bepaalde volksdevoties. Dit aspekt kwam tot uiting<br />

op een tentoonstelling, die Mevr. M. van der Vijver-Mommersteeg<br />

te Hilvarenbeek tijdens de Kerst- en Nieuw j aars week lyji-'jz in haar<br />

zalen heeft gehouden. Behalve haar eigen uitgebreide collectie kastjes en<br />

aangeklede beelden waren hier tevens bijeengebracht diverse kastjes en<br />

stolpen uit de verzameling van Mevr. A. van Dort-van Deursen uit Teteringen,<br />

Mevr. Peeters uit Nijmegen, Mevr. Frankenfort, Dr. Ruhe en<br />

mezelf; uit het heemkunde-museum 't Smiske te Goirle stond er een<br />

fraaie sierstolp met diverse vruchten en bloemen, waarvan een groot deel<br />

was vervaardigd van schelpen. Deze korte tentoonstelling trok ca. duizend<br />

bezoekers (cf. Nieuwsblad van het Zuiden <strong>24</strong> dec. 1971; Eindhovens<br />

Dagblad 29 dec. 1971).<br />

Op deze tentoonstelling waren uiteraard diverse aangeklede Madonnabeelden<br />

te bewonderen. Tot de jongere devotievormen behoorde een<br />

stolpgroep van de H. Familie, drie wassen aangeklede beeldjes (Mevr. Fr.)<br />

en een porseleinen beeldje van O. L. Vrouw van Lourdes, dat in een kartonnen<br />

doosje achter glas was gemonteerd • temidden van kunstbloemen<br />

en vogeltjes en vlinders van papier (Mevr. P.). De devotie tot de H. Jozef<br />

en de H. Antonius van Padua is ook van jongere datum; een met witte<br />

albe en kazuifel aangekleed stolpbeeldje van de H. Antonius (BM 468)<br />

lijkt een kopie naar het levensgrote en op dezelfde wijze aangeklede beeld<br />

in de kerk te Poperinge in België.<br />

Tot de oudere devoties behoort o.a. de verering van het Kindje Jezus<br />

(W.K. in Brabantia 1962, p. 3-13 en Brab. Heem 1971, p. 72). Het aangeklede<br />

beeld van het Kindje Jezus van Praag, dat in 1628 vanuit Spanje<br />

aan Praag werd geschonken, is in vele kopieën in verscheidene landen<br />

van Europa, Azië en Amerika vereerd, o.a. in de kapel van de Zusters<br />

te Steyl en in de kapel van de Zusters van het Kind Jezus te Roermond<br />

(1892); het komt heel vaak op allerlei devotieprentjes voor, zodat het niet<br />

moeilijk was dit Kindje plastisch na te maken en aan te kleden. Op de<br />

tentoonstelling te Hilvarenbeek bevond zich ook een kastje met een houten<br />

beeld van Christus aan de geselkolom (coll. N. N.); het is een kopie naar<br />

de beroemde voorstelling van Christus in de bedevaartskerk Die Wies


van het Beierse Norbertijnenklooster te Steingaden. Van dit beeld bestaan<br />

moderne devotieprentjes, maar het komt ook op oude prentjes voor<br />

(afb. in Brab. Heem 1961, p. 8).<br />

Een stolpbeeldje van Christus op de Koude Steen (coll. Mevr. v. D.)<br />

wijst eveneens op een oude thans bijna onbekende devotie (J. van Haver<br />

in Volkskunde 64, 1963, p. 49-56; W. K. in Brabantia 1961, p. 35-45;<br />

Cataloog Leuven 1971, p. 296-298, 379, 410-412, 535). De Haarlemse<br />

schrijver Jac van Looy (1855-1930) noemt in een van zijn boeken „den<br />

dooden Jezus, gebeeld in was, uitgestald onder een glazen stolp"; ook<br />

deze verering van Christus in het graf behoort tot de oude devotievormen,<br />

die hun neerslag vonden in de beeldende kunst en in bepaalde kringen<br />

heel lang in ere zijn gebleven (Cataloog Leuven 1971, p. 409, 615, 627;<br />

W. K. in Brab. Heem 1956, p. 108-109). Het Carmelietessenklooster Elsendael<br />

te Boxmeer bezit een eikehouten beeldgroepje van de graflegging<br />

van Christus, volkskunst uit de i7de eeuw; een houten beeldje van Christus<br />

in het graf, uit dezelfde tijd (BM 458), is afkomstig uit het klooster van<br />

de Norbertinessen te Oosterhout. Op de tentoonstelling te 's-Hertogenbosch<br />

„Beelden uit Brabant 1400-1520" bleek, hoeveel beelden, die bij vaak<br />

vergeten devotievormen behoren, juist in vrouwenkloosters bewaard<br />

gebleven zijn, o.a. een prachtig beeld van Christus in het graf uit het begin<br />

van de i6de eeuw in de Birgitinessenabdij te Uden (Cataloog 1971, nr. 56).<br />

Een heel bijzondere glazen kast op de tentoonstelling te Hilvarenbeek<br />

bevatte een houten kruis met al de lijdenswerktuigen, terwijl op de voorgrond<br />

een aangeklede Christus in het open graf werd bezocht door twee<br />

aangeklede vrouwen, die de Maria's zullen moeten voorstellen (coll.<br />

Mevr. v.d. V.-M.).<br />

Een van de verrassingen op de tentoonstelling te Hilvarenbeek en zeker een<br />

zeldzaam stuk was de aangeklede groep wassen beelden van Sint-Anna-te-<br />

Drieën, geplaatst in een eenvoudig met papier beplakt kastje (coll. W. K.).<br />

Zowel op de tentoonstelling te Heeze, „Oude kerkelijke kunst uit de zuidelijke<br />

Nederlanden" als op de grote tentoonstellingen te 's-Hertogenbosch<br />

en Leuven waren in 1971 talrijke beelden te bewonderen, die aan deze<br />

devotie zijn gewijd (Cataloog Heeze, nr. 12-14; Cataloog 's-Hertogenbosch<br />

nr. 20, 26, 58, 64, 68, 94-96; Cataloog Leuven nr. BB 25-26, LB n, 36-37,<br />

MB 15-17, enz.).<br />

Uit dit alles moge blijken, hoe nauwgezet de huiskamerbeeldjes in kastjes<br />

en stolpen de lijn van de grote beeldende kunsten hebben gevolgd.<br />

Aangeklede kerstgroepen komen uiteraard ook voor, maar zelden als<br />

stolpbeelden. De oude zgn. Bethlehems, bekend o.a. uit Verviers, bestonden<br />

uit hele reeksen poppen en het marionettenspel hiermee mag beschouwd<br />

worden als een late herinnering aan de middeleeuwse mysteriespelen,<br />

25


die door „aangeklede" mensen tijdens de plechtige ommegangen en in de<br />

kerken werden opgevoerd (Folklore Beige III, p. 207-233). Een kastje met<br />

een aangeklede kerstgroep van wassen beelden, Maria, Jozef, het Kind en<br />

engelen, wordt bewaard in het Museum van Volkskunde te Antwerpen<br />

(Folklore Beige II, fig. 670).<br />

Een laatste merkwaardig stolpbeeld is afgebeeld bij het artikel van rector<br />

J. J. M. Sicking, „De norbertuskwezels" (Historische Bijdragen v.d.<br />

Heemkundekring Tilborgh, jrg. 3, nr. i, febr. <strong>1972</strong>, p. 8-n). De heer H. W.<br />

Vereijken, secretaris van de kring Tilborgh, was zo vriendelijk me enige<br />

gegevens op te sturen over dit aangeklede beeldje van de H. Norbertus,<br />

met mijter, staf en bloemkransje, dat door de tussenkomst van de heer<br />

Lamb. de Wijs in 1931 aan het Tilburgse gemeentearchief werd geschonken.<br />

Het i8de-eeuws houten beeldje behoorde het laatst toe aan de enige jaren<br />

voor 1931 overleden kwezel Cornelia de Jongh, lid van de wereldlijke<br />

orde van de H. Norbertus. Tevoren was het beeld in het bezit van de<br />

familie Vermeer, evenals de familie de Jongh wonend in de Hoefstraat.<br />

Bij het beeld behoort tevens een schrift, waarin de orderegels, de aannemingsformule<br />

enz., zijn opgeschreven door de kwezel Adriana Mallens<br />

in 1859; deze orde was reeds in de i7de eeuw door een Tilburgse geestelijke,<br />

norbertijn van Tongerlo, opgericht (Nieuwe Tilburgse Courant,<br />

2i-9-193i).<br />

De herkomst van de porseleinen beeldjes en vaasjes blijft voorlopig nog<br />

onduidelijk; op een Madonnabeeldje en vier stolp vaasjes uit mijn verzameling<br />

staat „Made in Belgium" en „Teco". Stolpvaasjes zijn zelden rond en<br />

bolvormig; de meeste waaieren in de breedte uit. De naam „cornet" komt<br />

toe aan soortgelijke vaasjes, die aan de achterzijde zijn afgeplat en waarvan<br />

de naar beneden toelopende punt als een hoorn (cornu = hoorn) naar<br />

links of rechts is omgebogen; bijbehorende porseleinen kandelaars zijn<br />

gemerkt „OK & Co. Germany". Dergelijke hangvaasjes in de vorm van<br />

een koehoorn met vooruitgestoken punt behoren nog tot het bonte volksaardewerk<br />

in Bretagne.<br />

Stolpbeelden behoorden tot de gebruikelijke inboedel en werden diarom<br />

vaak bij het sluiten van een huwelijk ten geschenke gegeven. De familie<br />

van Seggelen te Budïl-Schoot bewaart een porseleinen beeldje van Maria,<br />

twee harten met een zwaard doorboord, en een staand Kind met kruis;<br />

dit beeld werd ca. 1885 bij een huwelijk geschonken door de vrouw van de<br />

burgemeester van Hamont (med. A. A. Maas te Eindhoven). .<br />

In een brochuurtje, „Oudersboekje, Voor Vader en Moeder, door de<br />

Limburgsche Onderwijzersclub gratis aangeboden in 60.000 exemplaren"<br />

in 1908-1909, vond ik nog enige adressen voor „Religieuse Beelden,<br />

STOLPEN, etc.", nl. Felix Janssens Jr. te Roermond en Th. Derkx-Boermans<br />

te Venlo; te Utrecht waren „Hangende en staande Kruizen, Beelden,<br />

26


STOLPEN in alle modellen en afmetingen met en zonder voet, rode en groene<br />

Chenille" te koop bij Gezusters Huinck, Vreeburg 44 (Het Centrum<br />

9-9-1911).<br />

Een laatste detail, zeer typerend voor de stolpbeelden, zijn de vruchten<br />

en kunstbloemen, die als een ereboog het beeld insluiten ofwel onder<br />

afzonderlijke stolpen aan weerszijden van het beeld staan. Er zijn enige<br />

voorbeelden bekend van zulke bloemkransen, die in metaal zijn uitgevoerd.<br />

Voor het aangeklede wonderbeeld van Maria te Scherpenheuvel staat een<br />

geheel vergulde boog van rozetakken met vergulde bloemen en bladeren.<br />

Het Bisschoppelijk Museum te 's-Hertogenbosch bezit een palmhouten<br />

Madonnabeeldje, 17 cm hoog, uit de eerste helft van de i8de eeuw en<br />

gemonteerd op een verbreed voetstuk, waaruit aan weerszijden van het<br />

beeldje een zilveren bloemkrans opbloeit uit een hoorn van overvloed<br />

(BM 177). Naast enige stukken, waarin de bloemen gemaakt zijn van porselein,<br />

schelpen of veertjes, zijn de meeste bloemen en bladeren toch wel<br />

vervaardigd van textiel. De vraag, of ze hier in onze streken werden gemaakt<br />

of van elders werden ingevoerd, is reeds eerder gesteld maar een<br />

afdoend antwoord is hierop nog niet te geven. Omdat zulke kunstbloemen<br />

zeker in het begin van onze eeuw ook voorkwamen in poffers en boeremutsen<br />

en, zij het in groter formaat en in andere vormen, de dameshoeden<br />

van die tijd eveneens opsierden, is getracht langs die weg iets over<br />

de vervaardigers te achterhalen. Een hoede-naaister te 's-Hertogenbosch<br />

betrok in 1923 haar materiaal van de „Firma J. W. Többens, 's-Hertogenbosch,<br />

Magazijn van kunstbloemen, veeren, hoeden, linten, zijden stoffen"<br />

en „Firma P. Wüstefeld, Zutphen, Hoeden, bloemen, veeren, linten, enz.";<br />

aan Duitse import mag zeker gedacht worden.<br />

In de literatuur over de poffers (zie nota) is over de herkomst van de<br />

kunstbloemen weinig te vinden; overigens dateert volgens Mej. E. van<br />

Hasselt de Oostbrabantse poffer eerst vanaf ca. 1880 evenals de Westbrabantse<br />

kroon, een brede dikke rol van talrijke witte kunstbloempjes,<br />

vergeet-mij-nietjes, e.d., waartussen tulen en kleine zilverige of witte glazen<br />

kraaltjes, „dauwdruppeltjes", voorkomen. Mevr. T. Dorenbosch-Meyer<br />

schreef, dat ongeveer niets van de benodigde materialen in ons land werd<br />

vervaardigd, maar dat de mutsenmaaksters geregeld werden bezocht<br />

door handelsreizigers, die alles leverden. „Neteldoek kwam uit Zwitserland,<br />

kant uit België, DE KLEINE BLOEMPJES UIT FRANKFORT AAN DE<br />

MAIN, de zijden linten uit Engeland en Frankrijk". Saskia, die in 1962 de<br />

oude mutsenplooister Lena Vereijken te Beek en Donk opzocht, vernam<br />

van haar, dat zij wel zelf de bloemen maakte voor de rouwpoffers, die<br />

meestal op heel korte termijn klaar moesten zijn. „Zij draaide allerlei<br />

figuurtjes van witte gepijpte tule en bevestigde die op een vorm van gaas.<br />

27


Voor de gewone poffer werd- ook eerst een vorm van gaas gemaakt en<br />

daarop werden kleurige BLOEMTAKJES genaaid, DIE ZE KANT EN KLAAR<br />

KOCHT". Ook Aug. van Breugel deelt mee, dat juist voor de rouwpoffers de<br />

bloemtakken en de roosjes door de mutsenmaaksters zelf werden gemaakt<br />

(A. v. B. 1964, p. 29). Groot is de bijdrage van de mutsenmaaksters op<br />

de stolpbloempjes dus zeker niet geweest, hoogstens een incidentele bijdrage.<br />

Hoe men vroeger de stolpbloempjes maakte, is reeds eerder beschreven<br />

door Mevr. A. van Dort-van Deursen; thans zou men gebruik kunnen<br />

maken van het prachtig geïllustreerde handboek van Miyuki en Tomoka<br />

lida, „Zelf bloemen maken van textiel" (Amsterdam 1971).<br />

Sommige aangeklede stolpbeeldjes zijn versierd met gouden sieraden.<br />

Zulke sieraden werden door ouders aan hun dochters voor het leven geschonken<br />

op de dag van haar Eerste H. Communie, dus op 14-jarige leeftijd.<br />

Het goud werd op de feestdagen gedragen en na het overlijden weer<br />

door de kinderen bewaard. Wanneer de vrouw echter geen dochters had,<br />

aan wie de schat kon worden overgedragen, werden de gouden kettingen<br />

of andere sieraden soms in het „Lieve Vrouwe kastje" gehangen (T.<br />

Dorenbosch-Meyer, p. 39-40; A. v. B., 1964, p. 21; E. v. H., p. 28).<br />

Mej. E. van Hasselt dateert de opkomst van deze sieraden in Brabants<br />

boerengoud, broche, halssieraden en oorhangers, eerst ca. 1895-1900<br />

(E. v. H., p. 23). Gouden en zilveren rozenkransen werden na het overlijden<br />

van de eigenaressen vaak geschonken aan een beeld in een bedevaartsplaats<br />

of op het Madonnabeeldje in de stolp gehangen.<br />

W. H. TH. KNIPPENBERG<br />

Literatuur over Brabantse poffers en mutsen<br />

Cruys Voorbergh, Erfenis van eeuwen, Amsterdam 1941, afb. bij p. 7 Elshout, p. 165<br />

Vlijmense muts, p. 138-140 muts van 's-Gravenmoer.<br />

J. Duyvetter, Streekdrachten in Nederland, Ars Folklorica Belgica z, Antwerpen-<br />

Amsterdam 1956, p. 181-209, vooral 206 vv.<br />

Elsa M. Valeton, Niederlandische Trachten, Amsterdam z.j., afb. 2 en 3, p. 36-37,<br />

58 en 79-80.<br />

Aug. van Breugel, Gids voor de tentoonstelling „Van Steentijd en Brabantse muts",<br />

Sint-Oedenrode 1964, p. 20-35.<br />

dezelfde, Het Bosch' mutske, dat uit Tilburg kwam, Heemkronyk 5, 1966, p. 6-8.<br />

dezelfde, De verscheidenheid van de Brabantse muts in het begin van de 2oste eeuw,<br />

Brab. Heem 1967, p. 110-1<strong>24</strong>.<br />

Gerard Mulder, August van Breugel zoekt een museum voor zijn poffers, Eindhovens<br />

Dagblad 31-12-1971 en Brab. Dagblad 4-1-<strong>1972</strong>.<br />

T. Dorenbosch-Meyer, De Brabantse boerenmuts, Brab. Heem 5, 1953, p. 30-42.<br />

E. van Hasselt, Onze Westbrabahtse mutsen, De Ghulden Roos 2, 1942, p. 21-34.<br />

B. van Dam, Boerenkleding, Sint-Jansklokken 28-9-1956.<br />

Wouter Govaerts, De Brabantse poffer, SJKL. 9-1-1959<br />

28

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!