PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in
PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in
100 zie kleurafbeelding op p.138 Jan Luiken gaf de afbeelding van De kas de heel wat minder lovende zinspreuk ‘Verrot en mot Schat’ mee en waarschuwde: Daar is wat in, ô ja! maar och! Verkeerde zin, wat is het doch! Een prondel hoek van veele zaaken, Die meestendeele vrucht’loos zyn, Al is het wollig, zacht en fyn, En glinst’rig om uw hert te raaken. Het zy dan ook wat dat het zy, ’t Is lap, en leur en voddery, Daar ’t edel hert aan leid gebonden, Als in een huis der duisternis, Zo dat het ook een winkel is, Daar prondeling in werd gevonden. 54 Op de begeleidende prent zijn drie vrouwen te zien die bezig zijn het linnengoed in de kast te bergen. Op de tafel op de achtergrond liggen de keurig opgestapelde schone lakens klaar. Niets wijst erop dat het linnengoed ook daadwerkelijk gebruikt is; misschien is het alleen maar uit de kast gehaald om het te luchten en vochtplekken te voorkomen. 55 Een heel ander beeld geeft het schilderij van Pieter de Hooch uit 1663. Op dit schilderij is te zien hoe de vrouw des huizes aan haar dochter (of is het een dienstbode?) een stapeltje schoon linnengoed overhandigt, terwijl op de achtergrond een mand te zien is met daarin het vuile linnengoed. De bedden moeten kennelijk opnieuw worden opgemaakt: het linnengoed uit de linnenkast wordt gebruikt. Uit de opsomming van de verschillende soorten textiel wordt duidelijk dat het linnengoed zeer zorgvuldig werd opgeborgen; ieder stapeltje werd afgedekt met een kastdoekje. In huishoudens waar twee grote (linnen)kasten aanwezig waren, lagen in beide kasten doorgaans vergelijkbare aantallen hemden, lakens, mouwen, mutsen en ander goed. Onder de kasten moeten veel erfstukken zijn geweest; als kostbaar meubelstuk werd de linnenkast vaak als legaat aan een dierbare vermaakt, soms met inhoud. Zo legateerde winkelierster Annetje Boudewijn Verheij in 1717 aan haar zoon niet alleen een deel van haar onroerend goed, maar ook ‘de swarte ebbenhoute cas, staande in de benedenkamer’. Jannetje Ariense Soetingh legateerde in 1728 aan haar zoon haar kast ‘met de Porceleijne commen daar op’ tegen een som van zeventig gulden (‘of meer, als het meer waard is bij haar overlijden’). 56 Tot ver in de achttiende eeuw behield naast de linnenkast ook haar voorganger, de kleerkist (in de Middeleeuwen dikwijls het enige echte bergmeubel) een belangrijke plaats in het huishouden. Van de 25 per vertrek opgemaakte boedels met kisten in laat-zeventiende-eeuws Maassluis stond in negentien gevallen de kist in een van de representatieve vertrekken. Pas in het
derde kwart van de achttiende eeuw lijkt haar rol voorgoed uitgespeeld en stond slechts nog bij drie van de dertig inventarisnalaters van wie de bezittingen per vertrek werden geïnventariseerd een kist in een representatieve ruimte of, in Goffmans terminologie, het façadegebied. De kist had een andere connotatie gekregen, zoals ook blijkt uit het woordgebruik van sommige inventarisopstellers. Ze verwees naar een vroegere levensstijl, of naar andere, achtergestelde sociale groepen. In 1780 spreekt men in Doesburg dan ook van een ‘ouderwetse kleerkist’ en in 1798 is in dezelfde plaats sprake van een ‘boerenkist’. 57 De kast had het definitief gewonnen van de kist. Alleen bij mobiele groepen zoals soldaten, zeelieden en dienstboden bleef de kist natuurlijk tot het basisbezit behoren. Zo bewaarde kamerbewoner luitenant Engelhart Muller (1760) nagenoeg al zijn bezittingen in een grote en een kleine koffer, een grote kist en twee kleine kisten. In de boedels van (oud-)legerofficieren voor wie Doesburg als vaste woonplaats fungeerde, komen zowel in de zeventiende als achttiende eeuw relatief veel kisten en koffers voor, als verwijzing naar een ambulante levensstijl. Maar zij hadden daarnaast ook een of meer linnenkasten, net als hun stadsgenoten. Jan Luiken, De kas. Afbeelding uit: Jan Luiken, Het Leerzaam Huisraad. Amsterdam 1711. ub Amsterdam praktische innovaties: de kleerkast en de latafel Voor het bewaren van textiel zouden in de tweede helft van de achttiende eeuw twee nieuwe soorten kasten verschijnen: de latafel en de hangkast. Zowel de latafel als haar negentiende-eeuwse opvolger de commode zijn betrekkelijk lage bergmeubels. Zowel in Maassluis als in Doesburg zien we aan het eind van de achttiende eeuw een brede verspreiding van de latafel. In de periode 1750-1775 was in Maassluis reeds in ongeveer de helft van de ‘grote’ boedels een latafel aanwezig, in het laatste kwart van de achttiende eeuw in drie op de vier. Ook minder vermogende Maassluizers hadden er een in huis: in het der- 54. Luiken, Het Leerzaam Huisraad, 1711, p. 23. 55. Zie ook Vickery, ‘Women and the world of goods’, 1993, p. 282. 56. ora Maassluis, inv. nr. 187, Boedelbeschrijving Caatje Ariense Soetingh, weduwe van Willem Tijse Denik. 57. ora Doesburg, inv. nr. 1939, Boedelbeschrijving Hendrik Jan Thomassen, 1780, en Boedelbeschrijving Maria Evers, weduwe van Jan Broekman, 1798. Zie ook Dibbits, ‘The presentation of self in early modern Doesburg’, 1993.
- Page 47 and 48: van de rector van de Latijnse schoo
- Page 49 and 50: ten stonden juist ook hier veel gro
- Page 51 and 52: geweest. Heel duidelijk is dit te z
- Page 53 and 54: vloot Maassluis in een ‘vrouwendo
- Page 55 and 56: Doesburg vermoedelijk een kleinere
- Page 57 and 58: substituut waarnemen, bijgestaan do
- Page 59 and 60: werd vaak wat bijverdiend met een w
- Page 61 and 62: Jannetje Tijsdr. van Heenvliet leve
- Page 63 and 64: met hun dieven mee. Toch was het vo
- Page 65 and 66: de loterij Nieuwe goederen vormden
- Page 67 and 68: Veere (1662) en Terschelling (1666)
- Page 69 and 70: 3. Wonen Op 20 maart 1663 werden in
- Page 71 and 72: voorwerpen als attributen bestemd v
- Page 73 and 74: van het onderzoek van Wijsenbeek-Ol
- Page 75 and 76: verschillende soorten zetels, waarv
- Page 77 and 78: onderzoek naar de verspreiding van
- Page 79 and 80: ‘De Arm-stoel is de voornaamste;
- Page 81 and 82: van de achttiende eeuw zou men in h
- Page 83 and 84: waar het zaken als comfort, behaagl
- Page 85 and 86: weerhuisje (een verwijzing naar de
- Page 87 and 88: schragen gelegd en kon er een groot
- Page 89 and 90: een duidelijke keuze in het gebruik
- Page 91 and 92: was het in elk geval tot ver in de
- Page 93 and 94: ed. Wat teleurgesteld deelde Baerke
- Page 95 and 96: In sommige inventarissen blijkt het
- Page 97: Ook bij Christoffels oom en tante,
- Page 101 and 102: de kwart dertig procent en in het v
- Page 103 and 104: ezit van een kabinet; bij de bovenl
- Page 105 and 106: zes in de jaren tachtig. De eerste
- Page 107 and 108: Chinees porselein. Op de ene kast s
- Page 109 and 110: 1789. Met in totaal slechts vijf ti
- Page 111 and 112: meester en andere notabelen) werd i
- Page 113 and 114: De indruk die de Maassluise boedels
- Page 115 and 116: niet was; behang zit vast op de muu
- Page 117 and 118: ting aan iedereen een voorbeeld; de
- Page 119 and 120: medaillon op de pilaar moet de afbe
- Page 121 and 122: 4. Eten en drinken ‘Ten half drie
- Page 123 and 124: waarbij het gebruik van eet- en dri
- Page 125 and 126: Kookpot, aardewerk, Nederland, hoog
- Page 127 and 128: tingoed was hier het aardewerk, met
- Page 129 and 130: G. de Bergh (?), College van de Wet
- Page 131 and 132: steunen: in Lichtenvoorde komen we
- Page 133 and 134: Dirk Langendijk, De geboorte, sepia
- Page 135 and 136: estekgoed uit de linnenkast te gebr
- Page 137 and 138: a. Zes kommetjes, Chinees porselein
- Page 139 and 140: het gelegenheidsgoed werd gebruikt,
- Page 141 and 142: Jacob Hoppesteyn, Pot (mogelijk als
- Page 143 and 144: toestemming te worden gevraagd voor
- Page 145 and 146: Het schrale water uyt een koperen v
- Page 147 and 148: en met een ‘jagersglas’. De Doe
derde kwart van de achttiende eeuw lijkt haar rol voorgoed uitgespeeld en<br />
stond slechts nog bij drie van de dertig <strong>in</strong>ventarisnalaters van wie de <strong>bezit</strong>t<strong>in</strong>gen<br />
per vertrek werden geïnventariseerd een kist <strong>in</strong> een representatieve<br />
ruimte of, <strong>in</strong> Goffmans term<strong>in</strong>ologie, het façadegebied. De kist had een andere<br />
connotatie gekregen, zoals ook blijkt uit het woordgebruik van sommige<br />
<strong>in</strong>ventarisopstellers. Ze verwees naar een vroegere levensstijl, of naar andere,<br />
achtergestelde sociale groepen. In<br />
1780 spreekt men <strong>in</strong> Doesburg dan ook<br />
van een ‘ouderwetse kleerkist’ en <strong>in</strong> 1798<br />
is <strong>in</strong> dezelfde plaats sprake van een ‘boerenkist’.<br />
57 De kast had het def<strong>in</strong>itief gewonnen<br />
van de kist.<br />
Alleen bij mobiele groepen zoals soldaten,<br />
zeelieden en dienstboden bleef de<br />
kist natuurlijk tot het basis<strong>bezit</strong> behoren.<br />
Zo bewaarde kamerbewoner luitenant<br />
Engelhart Muller (1760) nagenoeg al zijn<br />
<strong>bezit</strong>t<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> een grote en een kle<strong>in</strong>e<br />
koffer, een grote kist en twee kle<strong>in</strong>e kisten.<br />
In de boedels van (oud-)legerofficieren<br />
voor wie Doesburg als vaste woonplaats<br />
fungeerde, komen zowel <strong>in</strong> de zeventiende<br />
als achttiende eeuw relatief<br />
veel kisten en koffers voor, als verwijz<strong>in</strong>g<br />
naar een ambulante levensstijl. Maar zij<br />
hadden daarnaast ook een of meer l<strong>in</strong>nenkasten,<br />
net als hun stadsgenoten.<br />
Jan Luiken, De kas. Afbeeld<strong>in</strong>g uit: Jan Luiken,<br />
Het Leerzaam Huisraad. Amsterdam 1711. ub<br />
Amsterdam<br />
praktische <strong>in</strong>novaties: de kleerkast en de latafel<br />
Voor het bewaren van textiel zouden <strong>in</strong> de tweede helft van de achttiende<br />
eeuw twee nieuwe soorten kasten verschijnen: de latafel en de hangkast.<br />
Zowel de latafel als haar negentiende-eeuwse opvolger de commode zijn<br />
betrekkelijk lage bergmeubels. Zowel <strong>in</strong> Maassluis als <strong>in</strong> Doesburg zien we<br />
aan het e<strong>in</strong>d van de achttiende eeuw een brede verspreid<strong>in</strong>g van de latafel. In<br />
de periode 1750-1775 was <strong>in</strong> Maassluis reeds <strong>in</strong> ongeveer de helft van de<br />
‘grote’ boedels een latafel aanwezig, <strong>in</strong> het laatste kwart van de achttiende<br />
eeuw <strong>in</strong> drie op de vier.<br />
Ook m<strong>in</strong>der vermogende Maassluizers hadden er een <strong>in</strong> huis: <strong>in</strong> het der-<br />
54. Luiken, Het Leerzaam Huisraad, 1711, p. 23. 55. Zie ook Vickery, ‘Women and the<br />
world of goods’, 1993, p. 282. 56. ora Maassluis, <strong>in</strong>v. nr. 187, Boedelbeschrijv<strong>in</strong>g Caatje<br />
Ariense Soet<strong>in</strong>gh, weduwe van Willem Tijse Denik. 57. ora Doesburg, <strong>in</strong>v. nr. 1939,<br />
Boedelbeschrijv<strong>in</strong>g Hendrik Jan Thomassen, 1780, en Boedelbeschrijv<strong>in</strong>g Maria Evers,<br />
weduwe van Jan Broekman, 1798. Zie ook <strong>Dibbits</strong>, ‘The presentation of self <strong>in</strong> early<br />
modern Doesburg’, 1993.